A. TITEL

Aanvullend Protocol bij het op 8 april 1960 ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding (Eems-Dollardverdrag), tot regeling van de samenwerking met betrekking tot het waterbeheer en het natuurbeheer in de Eemsmonding (Eems-Dollardmilieuprotocol); aan boord van „MS Warsteiner Admiral" in de Eemsmonding ter hoogte van

Delfzijl, 22 augustus 1996

B. TEKST

Aanvullend Protocol bij het op 8 april 1960 ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding (Eems-Dollardverdrag) tot regeling van de samenwerking met betrekking tot het waterbeheer en het natuurbeheer in de Eemsmonding (Eems-Dollardmilieuprotocol)

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Bondsrepubliek Duitsland

In aanmerking nemende dat er een nauwe samenwerking tussen beide landen bestaat op grond van het op 8 april 1960 ondertekende Grensverdrag, van het op dezelfde dag ondertekende Eems-Dollardverdrag, van de Aanvullende Overeenkomst van 14 mei 1962 alsmede van de Overeenkomst van 17 november 1975 tot wijziging van het Eems-Dollardverdrag;

Voorts in aanmerking nemende de samenwerking tussen beide landen in de Nederlands-Duitse Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en tussen de provincie Groningen en het Land Nedersaksen met betrekking tot het milieu- en natuurbeheer in het kader van de Overeenkomst Nieuwe Hanze-Interregio van 20 maart 1991;

Gelet op de besluiten tot samenwerking inzake de Noordzee en de Waddenzee;

Met referte aan de richtlijnen van de Europese Economische Gemeenschap inzake milieu-effectrapportage en inzake water- en natuurbeheer;

Onder verwijzing naar het in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties opgestelde en door beide landen op 18 maart 1992 in Helsinki ondertekende Verdrag inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren;

Met het oog op het waterbeheer in de Eemsmonding en het behoud van de natuur;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

1. De Verdragsluitende Partijen werken in de Eemsmonding samen op het terrein van water- en natuurbeheer.

2. De Verdragsluitende Partijen laten zich daarbij leiden door de volgende beginselen:

– het principe van goed nabuurschap

– het principe van voorzorg

– het principe van preventie

– het principe „de vervuiler betaalt"

– het „standstill"-principe

– de zorg voor duurzame ontwikkeling

– het toepassen van beste bestaande technieken en van de beste milieupraktijk binnen het kader van het alsdan geldende recht van de Europese Unie

– het principe van het niet verschuiven van milieubelasting naar andere milieucompartimenten.

Artikel 2

De samenwerking vindt plaats in het kader van de krachtens artikel 64 van het Nederlands-Duitse Grensverdrag van 8 april 1960 ingestelde Permanente Nederlands-Duitse Grenswaterencommissie, hierna te noemen „de Commissie", onverminderd het bepaalde in artikel 56, tweede lid, van het Grensverdrag.

Artikel 3

De bepalingen van het Eems-Dollardverdrag en van de Aanvullende Overeenkomst van 1962 blijven onverlet, voor zover dit Protocol niet uitdrukkelijk iets anders bepaalt.

Artikel 4

De Verdragsluitende Partijen zullen er, met het oog op een duurzame ontwikkeling, in het bijzonder naar streven

  • a. de waterkwaliteit en de natuur in de Eemsmonding te behouden en te verbeteren;

  • b. de kwaliteit van de sedimenten zodanig te verbeteren dat het ecosysteem geen schade ondervindt, en de dynamiek van het waterlichaam en de hiermee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen te behouden;

  • c. de ecologische functies in de Eemsmonding, in het bijzonder als werp-, rust- en zooggebied voor zeezoogdieren, met name robben, en als kinderkamer voor vis, broedgebied, alsmede rust- en overwinteringsgebied voor trekvogels, met het oog op de ecologische eenheid van watersysteem en buitendijkse gebieden te behouden, te herstellen en te verbeteren;

  • d. in het kustgebied de natuurlijke of min of meer natuurlijke vegetatie zoals kwelders en brakke rietlanden, alsmede in het grensgebied overeenkomstig de Aanvullende Overeenkomst van 1962 bij het Eems-Dollardverdrag van 1960 de droogvallende platen inclusief de zeegrasvelden te beschermen en te onderhouden.

Artikel 5

1. Ter ondersteuning van de bovengenoemde doelstellingen dient met alle internationale instellingen in de Eemsmonding, in het bijzonder met de Eemscommissie, de Nederlands-Duitse Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, het trilaterale Waddenzee-secretariaat en de Nieuwe Hanze-Interregio een nauw contact tot stand te worden gebracht en te worden onderhouden. Over de samenwerking met andere internationale en nationale organisaties kan de Commissie beslissen.

2. De Commissie geeft de Verdragsluitende Partijen adviezen of aanbevelingen over de in het Protocol genoemde samenwerking.

3. De Commissie zorgt voor de openbaarmaking van de resultaten van de werkzaamheden.

4. De samenwerking op het gebied van het waterbeheer omvat in het bijzonder

  • a. beoordeling van de waterkwaliteit,

  • b. meetprogramma's en meetmethoden (afstemming van de wederzijdse metingen, gemeenschappelijke evaluatie van de resultaten, uitwisseling van gegevens),

  • c. uitwisseling van informatie over vrachten van de geloosde stoffen en van gegevens inzake de waterkwaliteit, bijvoorbeeld door netwerkverbindingen tussen bestaande voorzieningen,

  • d. waterhuishoudkundige modellen die een beoordeling van de bestaande en toekomstige omstandigheden en gebruik mogelijk maken, het volgen van de ontwikkelingen door middel van deze modellen en het geven van aanbevelingen dienaangaande,

  • e. de ontwikkeling van gemeenschappelijke doelstellingen voor het waterbeheer in de Eemsmonding,

  • f. gemeenschappelijke kwaliteitsdoelen; daartoe worden lijsten met stoffen, stofgroepen en parameters opgesteld die beantwoorden aan de speciale situatie van het in artikel 1 bedoelde gebied,

  • g. inventarisatie van de rechtstreekse lozingen,

  • h. aanbevelingen voor in de praktijk toepasbare maatstaven voor het meten van de belasting van de Eemsmonding door puntlozingen, waartoe ook de Eems en de Westerwoldse Aa worden gerekend, en voorstellen om deze belasting te beperken,

  • i. informatie-uitwisseling over verleende vergunningen in de Eemsmonding,

  • j. maatregelen ter verbetering van de waterhuishoudkundige situatie, onder andere door toepassing van beste bestaande technieken en de beste milieupraktijk binnen het kader van het alsdan geldende recht van de Europese Unie,

  • k. gemeenschappelijke planning van de preventiemaatregelen bij storingen en van de ongevallenbestrijding, voor zover niet in specifieke overeenkomsten geregeld,

  • l. afstemming van geplande regelingen en maatregelen ter voorkoming van vervuiling van het water door schepen, in het bijzonder met het oog op scheepsafval, afvalwater van schepen en de hiervoor vereiste plaatsen van afgifte in de havens, met inachtneming van onder andere het MARPOL-Verdrag,

  • m. evaluatie van de stortingen van baggerspecie, voor zover deze niet in het Eems-Dollardverdrag is geregeld,

  • n. maatregelen ter bescherming van de kust in de kwelders; opstelling van gemeenschappelijke werkwijzen en aanbevelingen,

  • o. beoordeling van bouwaktiviteiten met inbegrip van de aanleg van dijken en havens voor de vestiging van industrie, voor zover deze nadelige effecten kunnen hebben voor het water- en natuurbeheer in de Eemsmonding, onverminderd de samenwerkingsprocedures voor grensoverschrijdende milieu-effectrapportage.

5. De samenwerking op het gebied van het natuurbeheer omvat in het bijzonder

  • a. de ontwikkeling van gemeenschappelijke doelstellingen voor het natuurbeheer in de Eemsmonding, met het oog op de trilaterale Waddenzeesamenwerking,

  • b. voorstellen om het gebruik in overeenstemming te brengen met de doelstellingen van het natuurbeheer,

  • c. voorbereiding en coördinatie van de beheer- en ontwikkelingsplanning,

  • d. het voorstellen van beschermde gebieden in het grensgebied voor de droogvallende platen, met inachtneming van artikel 4,

  • e. voorbereiding en coördinatie van het beheer en het toezicht,

  • f. nader onderzoek ten behoeve van speciale kwesties, specifiek voor het gebied,

  • g. informatie-uitwisseling over verleende vergunningen in de Eemsmonding.

6. De Commissie zal gemeenschappelijke actieprogramma's op het gebied van het waterbeheer en het natuurbeheer, inclusief tijdplanning en kostenraming, opstellen alsmede verdere actieprogramma's op elkaar afstemmen.

7. Indien zulks ter verwezenlijking van doelstellingen van dit Protocol noodzakelijk blijkt te zijn, is de Commissie bevoegd ook andere dan de hierboven genoemde zaken te behandelen, voor zover deze niet in afzonderlijke overeenkomsten zijn geregeld.

Artikel 6

1. De Verdragsluitende Partijen kunnen overeenkomstig artikel 5, vijfde lid, onder d, in onderling overleg beschermde gebieden voor de droogvallende platen in het grensgebied aanwijzen.

2. In onderling overleg worden handelingen vastgesteld die schadelijk zijn voor de natuurwetenschappelijke betekenis van beschermde gebieden als bedoeld in het eerste lid. Voor deze handelingen is een toestemming vereist. Voor Nederlanders en zich in Nederland bevindende personen wordt die toestemming krachtens Nederlands recht door een Nederlandse, voor Duitsers en zich in Duitsland bevindende personen krachtens Duits recht door een Duitse autoriteit verleend. De controle en handhaving van de naleving van het vergunningensysteem geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 32 en 33 van het Eems-Dollardverdrag van 1960.

3. In de Eemsmonding geldt een jachtverbod voor robben. Met het oog daarop vervalt artikel 42 van het Eems-Dollardverdrag van 1960.

Artikel 7

Dit Aanvullend Protocol vormt een bestanddeel van het Eems-Dollardverdrag. Het treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de dag waarop het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland elkaar medegedeeld hebben dat aan de binnenlandse vereisten voor inwerkingtreding is voldaan.

GEDAAN aan boord van „MS Warsteiner Admiral" in de Eemsmonding ter hoogte van Delfzijl, op 22 augustus 1996, in tweevoud, in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) M. PATIJN

Voor de Bondsrepubliek Duitsland

(w.g.) K. J. DRÖGE

(w.g.) E. JAUCK


Ergänzendes Protokoll zu dem am 8. April 1960 unterzeichneten Vertrag zwischen dem Königreich der Niederlande und der Bundesrepublik Deutschland über die Regelung der Zusammenarbeit in der Emsmündung (Ems-Dollart-Vertrag) zur regelung der Zusammenarbeit zum Gewässer- und Naturschutz in der Emsmündung (Ems-Dollart-Umweltprotokoll)

Das Königreich der Niederlande

und

die Bundesrepublik Deutschland

im Hinblick darauf, daß eine enge Zusammenarbeit zwischen beiden Ländern aufgrund des am 8. April 1960 unterzeichneten Grenzvertrags, des am selben Tage unterzeichneten Ems-Dollart-Vertrags, des Zusatzabkommens vom 14. Mai 1962 sowie des Abkommens vom 17. November 1975 zur Änderung des Ems-Dollart-Vertrags besteht,

ferner im Hinblick auf die Zusammenarbeit zwischen beiden Ländern in der niederländisch-deutschen Raumordnungskommission sowie zwischen der Provinz Groningen und dem Land Niedersachsen zum Umwelt- und Naturschutz im Rahmen der Vereinbarung Neue Hanse Interregio vom 20. März 1991,

mit Rücksicht auf die Beschlüsse der Nordsee- und Wattenmeerkooperation,

unter Bezugnahme auf die Richtlinien der Europäischen Wirtschaftsgemeinschaft zur Umweltverträglichkeitsprüfung sowie zum Gewässer- und Naturschutz,

unter Hinweis auf das im Rahmen der Wirtschaftskommission der Vereinten Nationen für Europa erarbeitete und von beiden Ländern am 18. März 1992 in Helsinki unterzeichnete Übereinkommen zum Schutz und zur Nutzung grenzüberschreitender Wasserläufe und internationaler Seen,

im Bemühen um den Gewässerschutz in der Emsmündung und die Erhaltung der Natur

haben folgendes vereinbart:

Artikel 1

1 Die Vertragsstaaten arbeiten im Bereich des Gewässer- und Naturschutzes in der Emsmündung zusammen.

2. Die Vertragsstaaten lassen sich dabei von folgenden Grundsätzen leiten:

– Prinzip der guten Nachbarschaft,

– Prinzip der Vorsorge,

– Prinzip der Vorbeugung,

– Verursacherprinzip,

– Prinzip der Nichterhöhung von Beeinträchtigungen,

– Sorge um eine nachhaltige Entwicklung,

– Anwendung des Standes der Technik sowie der besten Umweltpraxis im Rahmen des jeweils geltenden Rechts der Europäischen Union,

– Prinzip der Nichtverlagerung von Umweltbelastungen in andere Umweltmedien.

Artikel 2

Die Zusammenarbeit findet statt im Rahmen der nach Artikel 64 des niederländisch-deutschen Grenzvertrags vom 8. April 1960 eingesetzten Ständigen Niederländisch-Deutschen Grenzgewässerkommission, im folgenden als »Kommission« bezeichnet, unbeschadet der Bestimmungen im Artikel 56 Absatz 2 des Grenzvertrags.

Artikel 3

Die Bestimmungen des Ems-Dollart-Vertrags und des Zusatzabkommens von 1962 bleiben unberührt, soweit dieses Protokoll nicht ausdrücklich etwas anderes bestimmt.

Artikel 4

Die Vertragsstaaten werden im Hinblick auf eine nachhaltige Entwicklung insbesondere anstreben,

  • a) die Wassergüte und die Natur in der Emsmündung zu bewahren und zu verbessern;

  • b) die Qualität der Sedimente so zu verbessern, daß sie dem Ökosystem nicht schaden, und die Dynamik des Wasserkörpers und die damit zusammenhängenden geomorphologischen und pedologischen Prozesse zu bewahren;

  • c) die ökologischen Funktionen in der Emsmündung, insbesondere als Wurf-, Ruhe- und Säugestätte für Seesäugetiere, namentlich Robben, und als Jungfischhabitat, Brutgebiet, Rast- und Überwinterungsstätte für Zugvögel, im Hinblick auf die ökologische Einheit von Gewässerstruktur und Uferrandregion zu bewahren, wiederherzustellen und zu verbessern;

  • d) im litoralen Bereich die natürliche oder naturnahe Vegetation wie Salzwiesen und Salzröhricht sowie im Grenzbereich gemäß dem Zusatzabkommen von 1962 zum Ems-Dollart-Vertrag von 1960 die trockenfallenden Platen einschließlich der Seegraswiesen zu schützen und zu pflegen.

Artikel 5

1. Zur Unterstützung der vorgenannten Ziele soll zu allen internationalen Institutionen in der Emsmündung, insbesondere zur Ems-Kommission, zur niederländisch-deutschen Raumordnungskommission, zum trilateralen Wattenmeersekretariat und zur Neuen Hanse Interregio ein enger Kontakt hergestellt und gepflegt werden. Über die Zusammenarbeit mit weiteren internationalen und nationalen Organisationen kann die Kommission beschließen.

2. Die Kommission gibt den Vertragstaaten Gutachten oder Empfehlungen über die im Protokoll vorgesehene Zusammenarbeit.

3. Die Kommission unterrichtet die Öffentlichkeit über Arbeitsergebnisse.

4. Die Zusammenarbeit im Bereich des Gewässerschutzes umfaßt insbesondere

  • a) Beobachtung der Wassergüte,

  • b) Meßprogramme und Meßmethoden (Abstimmung der beiderseitigen Messungen, gemeinsame Bewertung der Ergebnisse, Datenaustausch),

  • c) Informationsaustausch über eingeleitete Schmutzfrachten und Gewässergütedaten, z.B. durch Vernetzung bestehender Einrichtungen,

  • d) wasserwirtschaftliche Modelle, die eine Beurteilung vorhandener und zukünftiger Zustände und Nutzungen ermöglichen, Verfolgung der Entwicklungen mittels dieser Modelle einschließlich entsprechender Empfehlungen,

  • e) Entwicklung gemeinsamer Ziele für den Gewässerschutz in der Emsmündung,

  • f) gemeinsame Qualitätsziele; dazu werden Listen von Stoffen, Stoffgruppen und Parametern aufgestellt, die die besonderen Verhältnisse des Gebiets nach Artikel 1 berücksichtigen,

  • g) Kataster der Direkteinleiter,

  • h) Empfehlungen für in der Praxis anwendbare Maßstäbe für die Messung der Belastung der Emsmündung aus punktuellen Einleitungen, zu denen auch die Ems und die Westerwoldse Aa gerechnet werden, und Vorschläge für Einschränkungen dieser Belastung,

  • i) Informationsaustausch über erteilte Genehmigungen in der Emsmündung,

  • j) Maßnahmen zur Verbesserung der wasserwirtschaftlichen Situation, unter anderem durch Anwendung des Standes der Technik und der besten Umweltpraxis im Rahmen des jeweils geltenden Rechts der Europäischen Union,

  • k) gemeinsame Planung der Störfallvorsorge und Unfallbekämpfung, soweit nicht durch besondere Vereinbarungen geregelt,

  • l) Abstimmung geplanter Regelungen und Maßnahmen zur Vermeidung der Wasserverschmutzung durch Schiffe, insbesondere hinsichtlich der Schiffsabfälle und des Schiffsabwassers, und der hierfür notwendigen Abgabestellen in den Häfen unter Berücksichtigung unter anderem des MARPOL-Übereinkommens,

  • m) Bewertung der Baggerguteinbringungen, soweit nicht im Ems-Dollart-Vertrag geregelt,

  • n) Maßnahmen des Küstenschutzes im Deichvorland; Erarbeitung gemeinsamer Vorgehensweisen und Empfehlungen,

  • o) Beurteilung von Baumaßnahmen einschließlich des Baus von Deichen und Häfen zwecks Ansiedlung von Industriebetrieben, soweit sie für den Gewässer- und Naturschutz in der Emsmündung nachteilige Auswirkungen haben können, unbeschadet der Verfahren der Zusammenarbeit zu grenzüberschreitenden Umweltverträglichkeitprüfungen.

5. Die Zusammenarbeit im Bereich des Naturschutzes umfaßt insbesondere

  • a) Entwicklung gemeinsamer Ziele für den Naturschutz in der Emsmündung im Hinblick auf die trilaterale Wattenmeerzusammenarbeit,

  • b) Vorschläge für die Harmonisierung der Nutzungen mit den Zielen des Naturschutzes,

  • c) Vorbereitung und Koordination der Pflege- und Entwicklungsplanung,

  • d) Unterbreitung von Vorschlägen für Schutzgebiete für die trockenfallenden Platen unter Beachtung des Artikels 4,

  • e) Vorbereitung und Koordination der Betreuung und Überwachung,

  • f) vertiefende Untersuchungen für gebietsspezifische spezielle Fragen,

  • g) Informationsaustausch über erteilte Genehmigungen in der Emsmündung.

6. Die Kommission wird gemeinsame Aktionsprogramme in den Bereichen Wasserwirtschaft und Naturschutz, einschließlich Zeitplanung und Kostenschätzung, erarbeiten sowie weitere Aktionsprogramme abstimmen.

7. Wenn es sich zur Verwirklichung von Zielen dieses Protokolls als erforderlich erweist, hat die Kommission die Befugnis, auch andere als die vorstehend aufgeführten Angelegenheiten zu behandeln, sofern diese nicht durch besondere Vereinbarungen geregelt sind.

Artikel 6

1. Die Vertragsstaaten können entsprechend Artikel 5 Absatz 5 Buchstabe d im gegenseitigen Einvernehmen Schutzgebiete für die trockenfallenden Platen im Grenzbereich ausweisen.

2. Im gegenseitigen Einvernehmen werden Handlungen festgelegt, die der naturwissenschaftlichen Bedeutung von Schutzgebieten im Sinne des Absatzes 1 abträglich sind. Diese Handlungen bedürfen der Zustimmung. Für Niederländer und sich in den Niederlanden aufhaltende Personen wird diese Zustimmung kraft niederländischen Rechts von einer niederländischen, für Deutsche und sich in Deutschland aufhaltende Personen kraft deutschen Rechts von einer deutschen Behörde erteilt. Die Kontrolle und Durchsetzung der Einhaltung des Genehmigungssystems erfolgen entsprechend den Bestimmungen in den Artikeln 32 und 33 des Ems-Dollart-Vertrags von 1960.

3. In der Emsmündung gilt ein Jagdverbot für Robben. Im Hinblick darauf entfällt Artikel 42 des Ems-Dollart-Vertrags von 1960.

Artikel 7

Dieses Ergänzende Protokoll ist Bestandteil des Ems-Dollart-Vertrags. Es tritt am ersten Tag des zweiten Monats nach dem Tag in Kraft, an dem das Königreich der Niederlande und die Bundesrepublik Deutschland einander mitgeteilt haben, daß die innerstaatlichen Voraussetzungen für das Inkrafttreten erfüllt sind.

GESCHEHEN an Bord der MS Warsteiner Admiral in der Emsmündung auf der Höhe von Delfzijl am 22. August 1996 in zwei Urschriften, jede in niederländischer and deutscher Sprache, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist.

Für das Königreich der Niederlande

(gez.) M. PATIJN

Für die Bundesrepublik Deutschland

(gez.) K. J. DRÖGE

(gez.) E. JAUCK


D. PARLEMENT

Het Protocol behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Protocol kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Protocol zullen ingevolge artikel 7 in werking treden op de eerste dag van de tweede maand na de dag waarop het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland elkaar hebben medegedeeld dat aan de binnenlandse vereisten voor inwerkingtreding is voldaan.

J. GEGEVENS

Van het op 8 april 1960 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Algemeen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van de met de grens verband houdende vraagstukken en andere tussen beide landen bestaande problemen, naar welk Verdrag in de preambule tot het onderhavige Verdrag wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1960, 67; zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 236.

De tekst van het eveneens op 8 april 1960 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding, tot aanvulling van welk Verdrag het onderhavige Protocol dient, is de tekst geplaatst in Trb. 1960, 69; zie ook Trb. 1963, 116.

Van de op 14 mei 1962 te Bennekom tot stand gekomen Aanvullende Overeenkomst bij het op 8 april 1960 voor het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland ondertekende Verdrag tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding (Eems-Dollardverdrag), naar welke Overeenkomst in de preambule tot het onderhavige Protocol wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1962, 54; zie ook Trb. 1963, 119.

Van de op 17 november 1975 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tot wijziging van het Verdrag van 8 april 1960 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding (Eems-Dollardverdrag), naar welke Overeenkomst in de preambule tot het onderhavige Protocol wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1975, 152; zie ook Trb. 1978, 83.

Van het op 18 maart 1992 te Helsinki tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren, naar welk Verdrag in de preambule tot het onderhavige Protocol wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1992, 199.

Van het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, naar welk Verdrag in artikel 5, vierde lid, onder letter l, wordt verwezen, is de tekst geplaatst in Trb. 1975, 147; zie ook, laatstelijk, Trb. 1992, 28. Dat Verdrag is gewijzigd bij het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij genoemd Verdrag. De tekst van dat Protocol is geplaatst in Trb. 1983, 127; zie ook, laatstelijk, Trb. 1996, 24.

Uitgegeven de eerste oktober 1996

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

W. KOK

Naar boven