A. TITEL

Verdrag betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen (Verdrag Nr. 174) aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar tachtigste zitting;

Genève, 22 juni 1993

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 1993, 161.

C. VERTALING

Verdrag betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen

De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,

Door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève, en aldaar bijeengekomen op 2 juni 1993, in haar tachtigste zitting;

Gelet op de internationale arbeidsverdragen en -aanbevelingen op dit terrein, en in het bijzonder op het Verdrag en de Aanbeveling betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu, 1981, en het Verdrag en de Aanbeveling betreffende veiligheid bij het gebruik van chemische stoffen bij de arbeid, 1990, en de noodzaak van een wereldwijde en samenhangende aanpak onderstrepend, en

Tevens gelet op de Code van praktische richtlijnen betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen, gepubliceerd door de IAO in 1991, en

In aanmerking nemend de noodzaak te verzekeren dat alle passende maatregelen worden genomen:

  • a. om zware ongevallen te voorkomen;

  • b. om de risico's van zware ongevallen tot het minimum te beperken;

  • c. om de gevolgen van zware ongevallen tot het minimum te beperken, en

In overweging nemende de oorzaken van deze ongevallen, waaronder organisatorische fouten, menselijke factoren, storingen in onderdelen, afwijkingen met betrekking tot de normale operationele omstandigheden, inwerkingen van buitenaf en natuurverschijnselen, en

In aanmerking nemend de behoefte aan samenwerking in het kader van het Internationaal Programma inzake chemische veiligheid tussen de Internationale Arbeidsorganisatie, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en de Wereldgezondheidsorganisatie, alsmede met andere betrokken intergouvernementele organisaties, en

Besloten hebbend tot het aannemen van bepaalde voorstellen betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen, welk onderwerp als vierde punt op de agenda van de zitting staat, en

Vastgesteld hebbend dat deze voorstellen de vorm zullen aannemen van een internationaal verdrag;

neemt heden, de tweeëntwintigste juni van het jaar negentienhonderd drieënnegentig het volgende Verdrag aan, dat kan worden aangehaald als Verdrag betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen, 1993.

DEEL I

TOEPASSINGSGEBIED EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

1. De doelstelling van dit Verdrag is het voorkomen van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en het beperken van de gevolgen van dergelijke ongevallen.

2. Het Verdrag is van toepassing op installaties waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden.

3. Het Verdrag is niet van toepassing op:

  • a. installaties met kernenergie en fabrieken voor de behandeling van radioactieve stoffen, met uitzondering van onderdelen van deze installaties waar niet-radioactieve stoffen worden behandeld;

  • b. militaire installaties;

  • c. het vervoer buiten het terrein van een installatie anders dan per pijpleiding.

4. Een Lid dat dit Verdrag bekrachtigt kan, na raadpleging van de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties en andere betrokken partijen die er door kunnen worden getroffen, installaties of takken van economische bedrijvigheid waar is gezorgd voor een gelijkwaardige bescherming, uitsluiten van het toepassingsgebied van dit Verdrag.

Artikel 2

Wanneer zich speciale problemen van ernstige aard voordoen, zodat het niet mogelijk is onmiddellijk alle in dit Verdrag voorziene preventieve en beschermende maatregelen te treffen, stelt een Lid, in overleg met de meest betrokken representatieve organisaties van werkgevers en werknemers en andere eventueel betrokken partijen, plannen op voor de gefaseerde uitvoering van bedoelde maatregelen volgens een vast tijdschema.

Artikel 3

In dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. de term „gevaarlijke stof": een stof die, of een mengsel van stoffen dat ten gevolge van chemische, fysische of toxicologische eigenschappen alleen of in combinatie met andere stoffen een gevaar oplevert;

  • b. de term „drempelwaarde": voor elke gevaarlijke stof of groep stoffen de in de nationale wet- en regelgeving met betrekking tot specifieke omstandigheden omschreven hoeveelheid, die, in geval van overschrijding, een installatie identificeert als een installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden;

  • c. de term „installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden": een installatie die permanent of tijdelijk een of meer stoffen of groepen stoffen in grotere hoeveelheden dan de drempelwaarde produceert, verwerkt, behandelt, gebruikt, verwijdert of opslaat;

  • d. de term „zwaar ongeval": een plotselinge gebeurtenis, zoals een omvangrijke emissie, een grote brand of een zware explosie, in de loop van een activiteit in een installatie waaraan risico's van zware ongevallen verbonden zijn, waarbij een of meer gevaarlijke stoffen zijn betrokken en die een ernstig, onmiddellijk of later optredend, gevaar oplevert voor de werknemers, de bevolking of het milieu;

  • e. de term „veiligheidsrapport": een geschreven document met de technische, bestuurlijk-organisatorische en operationele informatie inzake de gevaren en risico's van een installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden en inzake de beheersing van die gevaren en risico's, en waarin de voor de veiligheid van de installatie getroffen maatregelen worden verantwoord;

  • f. de term „bijna-ongeval": elke plotselinge gebeurtenis waarbij een of meer gevaarlijke stoffen zijn betrokken die, wanneer de gevaren daarvan niet door tijdig ingrijpen of door bepaalde systemen zouden zijn verminderd, tot een zwaar ongeval zou hebben kunnen leiden.

DEEL II

ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 4

1. Rekening houdend met de nationale wet- en regelgeving, omstandigheden en praktijk en in overleg met de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers en met andere eventueel betrokken partijen, dient elk Lid een samenhangend nationaal beleid inzake de bescherming van de werknemers, de bevolking en het milieu tegen de risico's van zware ongevallen te formuleren, uit te voeren en regelmatig opnieuw te bezien.

2. Dit beleid dient te worden uitgevoerd door middel van preventieve en beschermende maatregelen inzake de installaties waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden en dient, voor zover mogelijk, het gebruik van de beste beschikbare veiligheidstechnologieën te bevorderen.

Artikel 5

1. De bevoegde autoriteit of een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde of erkende instantie dient, na overleg met de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers en andere eventueel betrokken partijen, een systeem op te zetten voor de identificatie van installaties waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden als bedoeld in artikel 3, letter c, op basis van een lijst van gevaarlijke stoffen of groepen stoffen of van beide, met hun respectievelijke drempelwaarden, overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving of internationale normen.

2. Het in het eerste lid bedoelde systeem moet regelmatig opnieuw worden bezien en worden bijgewerkt.

Artikel 6

Na overleg met de betrokken representatieve organisaties van werkgevers en werknemers dient de bevoegde autoriteit speciale voorzieningen te treffen ter bescherming van de haar overeenkomstig de artikelen 8, 12, 13 of 14, toegezonden of verstrekte vertrouwelijke informatie, waarvan het openbaar worden schade zou kunnen veroorzaken aan het bedrijf van een werkgever, voor zover deze voorzieningen niet tot ernstige risico's voor de werknemers, de bevolking of het milieu leiden.

DEEL III

VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE WERKGEVERS

Artikel 7 Identificatie

Werkgevers dienen elke installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden en waarover zij het beheer voeren te identificeren, op basis van het in artikel 5 bedoelde systeem.

Artikel 8 Kennisgeving

1. Werkgevers dienen de bevoegde autoriteit in kennis te stellen van elke installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden en die zij als zodanig hebben geïdentificeerd:

  • a. volgens een vast tijdschema wanneer het een bestaande installatie betreft;

  • b. voordat zij in werking wordt gesteld, wanneer het een nieuwe installatie betreft.

2. Werkgevers dienen tevens de bevoegde autoriteit vooraf in kennis te stellen van de definitieve sluiting van een installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden.

Artikel 9 Op het niveau van de installatie te treffen regelingen

Met betrekking tot elke installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden, dienen de werkgevers een gedocumenteerd systeem ter voorkoming van en bescherming tegen deze risico's op te zetten en te onderhouden, dat omvat:

  • a. de identificatie en analyse van de gevaren en de beoordeling van de risico's, waarbij tevens de mogelijke interacties tussen de stoffen in aanmerking worden genomen;

  • b. technische maatregelen, met name inzake het ontwerp, de veiligheidssystemen, de constructie, de keuze van de chemische stoffen, de werking, het onderhoud en de systematische inspectie van de installatie;

  • c. organisatorische maatregelen, met name inzake de scholing en instructie van het personeel, het verschaffen van de uitrusting ter verzekering van hun veiligheid, het niveau van het personeel, de werktijden, de toedeling van de verantwoordelijkheden en de controle op externe bedrijven en tijdelijke krachten die op het terrein van de installatie werken;

  • d. rampenbestrijdingsplannen en noodprocedures die met name omvatten:

    • i. de opstelling van doeltreffende bedrijfsnoodplannen en noodprocedures, met inbegrip van de medische nood-procedures, ter plaatse toe te passen in geval van een zwaar ongeval of de dreiging daarvan, de periodieke toetsing en evaluatie van de doeltreffendheid van deze plannen en procedures en de herziening daarvan, wanneer dit noodzakelijk is;

    • ii. het verstrekken van inlichtingen over mogelijke ongevallen op het terrein en bedrijfsnoodplannen daarvoor aan de autoriteiten en de instanties die belast zijn met het opstellen van rampenplannen en noodprocedures voor de bescherming van de bevolking en het milieu buiten het terrein van de installatie;

    • iii. het noodzakelijke overleg met die autoriteiten en instanties;

  • e. maatregelen met betrekking tot het beperken van de gevolgen van een zwaar ongeval;

  • f. het overleg met de werknemers en hun vertegenwoordigers;

  • g. middelen ter verbetering van het systeem, met inbegrip van maatregelen voor het vergaren van informatie en voor het analyseren van ongevallen en bijna-ongevallen. De daaruit getrokken lessen dienen met de werknemers en hun vertegenwoordigers te worden besproken en dienen overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk te worden vastgelegd.

Artikel 10 Veiligheidsrapport

1. De werkgevers dienen een veiligheidsrapport op te stellen op basis van het bepaalde in artikel 9.

2. Het rapport moet worden opgesteld:

  • a. voor bestaande installaties waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden: binnen een termijn na de kennisgeving die in de nationale wetgeving is voorgeschreven;

  • b. voor elke nieuwe installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden: voordat deze in werking wordt gesteld.

Artikel 11

Werkgevers dienen het veiligheidsrapport opnieuw te bezien, bij te werken en te wijzigen:

  • a. in het geval van een wijziging die van cruciale invloed is op het veiligheidsniveau in de installatie of in de procédés daarvan of in de aanwezige hoeveelheden gevaarlijke stoffen;

  • b. wanneer de ontwikkelingen op het gebied van de technische kennis of van de beoordeling van de gevaren dit rechtvaardigt;

  • c. met in de nationale wetgeving vastgelegde tussenpozen;

  • d. op verzoek van de bevoegde autoriteit.

Artikel 12

De werkgevers dienen de in artikel 10 en 11 bedoelde veiligheidsrapporten aan de bevoegde autoriteit te zenden of te verstrekken.

Artikel 13 Ongevallenrapport

Zodra zich een zwaar ongeval voordoet, stellen de werkgevers de bevoegde autoriteit en de andere hiertoe aangewezen instanties hiervan op de hoogte.

Artikel 14

1. Na een zwaar ongeval doen de werkgevers de bevoegde autoriteit binnen een vastgestelde termijn een gedetailleerd rapport toekomen dat een analyse van de oorzaken van dat ongeval bevat en waarin de onmiddellijke gevolgen ervan voor het terrein van de installatie worden aangegeven, alsmede alle getroffen maatregelen om de gevolgen van het ongeval te beperken.

2. Het rapport bevat gedetailleerde aanbevelingen inzake te treffen maatregelen om herhaling te voorkomen.

DEEL IV

VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN

Artikel 15 Rampenplannen buiten het terrein van de installatie

Rekening houdend met de door de werkgever verstrekte informatie zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat rampen- of noodplannen en noodprocedures worden opgesteld die voorzieningen bevatten ter bescherming van de bevolking en van het milieu buiten het terrein van elke installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden, welke plannen en procedures op gezette tijden worden bijgewerkt en gecoördineerd met de betrokken autoriteiten en instanties.

Artikel 16

De bevoegde autoriteit draagt er zorg voor dat:

  • a. informatie over de te nemen veiligheidsmaatregelen en over de wijze waarop men zich bij een zwaar ongeval dient te gedragen, wordt verstrekt aan het deel van de bevolking dat door een zwaar ongeval kan worden getroffen, zonder dat deze personen erom hoeven te vragen, en dat deze informatie wordt bijgewerkt en op gezette tijden opnieuw wordt verstrekt;

  • b. in geval van een zwaar ongeval zo spoedig mogelijk een waarschuwing wordt gegeven;

  • c. wanneer een zwaar ongeval grensoverschrijdende gevolgen zou kunnen hebben, de in a en b vereiste informatie aan de betrokken Staten wordt verstrekt om een bijdrage te leveren aan maatregelen inzake samenwerking en coördinatie.

Artikel 17 Vestiging van installaties waaraan risico's van zware ongevallen verbonden zijn

De bevoegde autoriteit werkt een integraal vestigingsbeleid uit dat voorziet in een passende scheiding tussen de geplande installaties waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden en woon- en werkgebieden en openbare voorzieningen en, in geval van bestaande installaties, in alle passende maatregelen. Dit beleid dient uit te gaan van de in deel II van het Verdrag genoemde algemene beginselen.

Artikel 18 Inspectie

1. De bevoegde autoriteit dient te beschikken over naar behoren gekwalificeerd, opgeleid en bekwaam personeel, en over voldoende technische en specialistische ondersteuning om te kunnen inspecteren, onderzoeken, evalueren en adviseren inzake de kwesties die in dit Verdrag worden behandeld en om te kunnen zorgen voor de naleving van de nationale wet- en regelgeving.

2. Vertegenwoordigers van de werkgever en van de werknemers van een installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden, moeten de mogelijkheid hebben de inspecteurs te vergezellen wanneer dezen de toepassing van de krachtens dit Verdrag voorgeschreven maatregelen controleren, tenzij de inspecteurs, in het licht van de algemene instructies van de bevoegde autoriteit, van mening zijn dat daardoor de doeltreffendheid van hun controle zou kunnen worden aangetast.

Artikel 19

De bevoegde autoriteit heeft het recht elke activiteit die een onmiddellijke dreiging van een zwaar ongeval vormt stil te leggen.

DEEL V

RECHTEN EN PLICHTEN VAN DE WERKNEMERS EN HUN VERTEGENWOORDIGERS

Artikel 20

In een installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden dienen de werknemers en hun vertegenwoordigers volgens daarvoor in aanmerking komende samenwerkingsprocedures te worden geraadpleegd om een veilig arbeidsproces te waarborgen. De werknemers en hun vertegenwoordigers dienen in het bijzonder:

  • a. adequaat en afdoende te worden geïnformeerd over de gevaren die aan deze installatie zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen daarvan;

  • b. te worden geïnformeerd over alle van de bevoegde autoriteit uitgaande voorschriften, instructies of aanbevelingen;

  • c. te worden geraadpleegd bij de voorbereiding van, en toegang te hebben tot de volgende documenten:

    • i. het veiligheidsrapport;

    • ii. rampenplannen en noodprocedures;

    • iii. ongevallenrapporten;

  • d. regelmatig te worden geïnstrueerd en te worden geschoold in werkwijzen en procedures ter voorkoming van zware ongevallen en tot beheersing van gebeurtenissen die tot dergelijke ongevallen kunnen leiden, alsmede in de noodprocedures die moeten worden gevolgd indien zich een zwaar ongeval voordoet;

  • e. binnen het kader van hun functie en zonder dat hun dit op enigerlei wijze kan benadelen, corrigerende maatregelen te nemen en, indien noodzakelijk, hun werk te onderbreken wanneer zij op basis van hun opleiding en ervaring redelijkerwijs kunnen aannemen dat er een dreigend gevaar van een zwaar ongeval bestaat, en voor of zo snel mogelijk na het treffen van deze maatregelen, hun chef hiervan op de hoogte te stellen of, naar gelang het geval, de alarminstallatie in werking te stellen;

  • f. met hun werkgever alle potentiële gevaren te bespreken die naar hun mening een zwaar ongeval kunnen veroorzaken, en het recht te hebben de bevoegde autoriteit in kennis te stellen van deze gevaren.

Artikel 21

De werknemers die in dienst zijn op het terrein van een installatie waaraan risico's van zware ongevallen zijn verbonden dienen:

  • a. alle methoden en procedures na te komen die betrekking hebben op het voorkomen van zware ongevallen en op het beheersen van gebeurtenissen die tot dergelijke ongevallen kunnen leiden;

  • b. alle noodprocedures te volgen wanneer zich een zwaar ongeval mocht voordoen.

DEEL VI

VERANTWOORDELIJKHEID VAN EXPORTERENDE STATEN

Artikel 22

Wanneer in een exporterende Lidstaat het gebruik van gevaarlijke stoffen, technologieën of procédés is verboden als zijnde een potentiële bron van een zwaar ongeval, dient die Staat de informatie met betrekking tot dat verbod en de gronden waarop het berust ter kennis te brengen van elk land waarnaar deze exporteert.

DEEL VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

De formele bekrachtigingen van dit Verdrag worden aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau medegedeeld en door hem geregistreerd.

Artikel 24

1. Dit Verdrag is alleen verbindend voor de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie waarvan de bekrachtiging door de Directeur-Generaal is geregistreerd.

2. Het treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de bekrachtigingen van twee Leden door de Directeur-Generaal zijn geregistreerd.

3. Vervolgens treedt dit Verdrag voor ieder Lid in werking twaalf maanden na de datum waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd.

Artikel 25

1. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na afloop van een termijn van tien jaar na de datum waarop het Verdrag voor het eerst in werking is getreden door middel van een aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau gerichte en door deze geregistreerde verklaring. De opzegging wordt eerst van kracht een jaar nadat zij is geregistreerd.

2. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en niet binnen een jaar na afloop van de termijn van tien jaar, bedoeld in het vorige lid, gebruik maakt van de bevoegdheid tot opzegging, voorzien in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaar gebonden en kan daarna dit Verdrag opzeggen na afloop van elke termijn van tien jaar, op de voorwaarden voorzien in dit artikel.

Artikel 26

1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau stelt alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis van de registratie van alle bekrachtigingen en opzeggingen die hem door de Leden van de Organisatie zijn medegedeeld.

2. Bij de kennisgeving aan de Leden der Organisatie van de tweede hem medegedeelde bekrachtiging vestigt de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt.

Artikel 27

De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties mededeling, ter registratie in overeenstemming met artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen die hij overeenkomstig de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.

Artikel 28

De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau brengt, telkens wanneer deze dit noodzakelijk acht, aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing van dit Verdrag en onderzoekt of het wenselijk is een gehele of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda van de Conferentie te plaatsen.

Artikel 29

1. Indien de Conferentie een nieuw verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke herziening van het onderhavige Verdrag, zal, tenzij het nieuwe verdrag anders bepaalt:

  • a. de bekrachtiging door een Lid van het nieuwe verdrag, houdende herziening, van rechtswege onmiddellijke opzegging van het onderhavige Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande het bepaalde in artikel 25, onder voorbehoud evenwel dat het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden;

  • b. met ingang van de datum waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden, dit Verdrag niet langer door de Leden bekrachtigd kunnen worden.

2. Het onderhavige Verdrag blijft in elk geval naar vorm en inhoud van kracht voor de Leden die het hebben bekrachtigd en die het nieuwe verdrag, houdende herziening, niet hebben bekrachtigd.

Artikel 30

De Engelse en Franse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.

De voorgaande tekst is de authentieke tekst van het Verdrag, naar behoren aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar tachtigste zitting, welke werd gehouden te Genève en voor gesloten werd verklaard op 22 juni 1993.

TEN BLIJKE WAARVAN wij onze handtekening hebben geplaatst op de drieëntwintigste dag van de maand juni 1993:

De Voorzitter van de Conferentie,

(wg.) ASEM ABDEL-HAK

De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau,

(wg.) MICHEL HANSENNE

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1993, 161.

E. BEKRACHTIGING

In overeenstemming met artikel 23 van het Verdrag hebben de volgende Staten een akte bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau nedergelegd:

Zweden21 december 1994
Armenië 2 januari 1996

G. INWERKINGTREDING

Het Verdrag zal ingevolge artikel 24, tweede lid, op 2 januari 1997 in werking treden voor Armenië en Zweden.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1993, 161.

Voor het op 22 juli 1946 te New York tot stand gekomen Statuut van de Wereldgezondheidsorganisatie zie ook Trb. 1994, 279.

Voor het op 22 juni 1981 te Genève tot stand gekomen Verdrag Nr. 155 betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu zie ook Trb. 1991, 165.

De vertaling van de op 22 juni 1993 te Genève tot stand gekomen Aanbeveling 181 betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen luidt als volgt:

Aanbeveling betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen

De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,

Door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève, en aldaar bijeengekomen op 2 juni 1993, in haar tachtigste zitting;

Besloten hebbend tot het aannemen van bepaalde voorstellen betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen, welk onderwerp als vierde punt op de agenda van de zitting staat, en

Vastgesteld hebbend dat deze voorstellen de vorm zullen aannemen van een Aanbeveling in aanvulling op het Verdrag betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen, 1993;

neemt heden, de tweeëntwintigste juni van het jaar negentienhonderd drieënnegentig de volgende Aanbeveling aan, die kan worden aangehaald als Aanbeveling betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen, 1993.

1. De bepalingen van deze Aanbeveling behoren te worden toegepast in samenhang met die van het Verdrag betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen, 1993 (hierna te noemen «het Verdrag»).

2. (1) De Internationale Arbeidsorganisatie draagt in samenwerking met andere betrokken internationale intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties zorg voor een internationale uitwisseling van informatie inzake:

  • a. een goede veiligheidspraktijk in installaties waaraan risico's van zware industriële ongevallen zijn verbonden, waaronder begrepen veiligheidsbeleid en veilige procédés;

  • b. zware ongevallen;

  • c. de getrokken lering uit bijna-ongevallen;

  • d. technologieën en procédés die om redenen van veiligheid en gezondheid zijn verboden;

  • e. de medische organisatie en technieken waarmee aan de gevolgen van een zwaar ongeval het hoofd wordt geboden;

  • f. de door de bevoegde autoriteiten gebruikte mechanismen en procedures om te zorgen voor de toepassing van het Verdrag en van deze Aanbeveling.

(2) De Leden dienen, voor zover mogelijk, informatie inzake de onder 1 genoemde onderwerpen aan het Internationaal Arbeidsbureau te verstrekken.

3. Het in het Verdrag voorziene nationale beleid en de nationale wet- en regelgeving of andere maatregelen ter uitvoering daarvan dienen, voor zover mogelijk, te zijn geënt op de Code van praktische richtlijnen betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen van de IAO, gepubliceerd in 1991.

4. De Leden dienen een beleid te ontwikkelen dat is gericht op de bestrijding van de risico's en gevaren van zware ongevallen en de gevolgen daarvan in de sectoren en activiteiten die vallen buiten de werkingssfeer van het Verdrag krachtens artikel 1, derde lid.

5. Gezien het feit dat een zwaar ongeval ernstige gevolgen zou kunnen hebben in verband met de effecten op mens en milieu, dienen de Leden de totstandbrenging aan te moedigen van stelsels voor schadeloosstelling van de werknemers zo snel mogelijk na de gebeurtenis en voor de adequate aanpak van de effecten ervan op de bevolking en het milieu.

6. In overeenstemming met de Tripartiete Beginselverklaring betreffende de Multinationale Ondernemingen en het Sociale Beleid, aangenomen door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau, dient een nationale of multinationale onderneming met meer dan een vestiging, zonder onderscheid te maken, veiligheidsmaatregelen te treffen ter voorkoming van zware ongevallen en tot beheersing van de gebeurtenissen die tot dergelijke ongevallen kunnen leiden en ter bescherming van de werknemers van al haar vestigingen, onafhankelijk van de plaats of het land waar zij zich bevinden.

De voorgaande tekst is de authentieke tekst van de Aanbeveling, naar behoren aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar tachtigste zitting, welke werd gehouden te Genève en voor gesloten werd verklaard op de tweeëntwintigste juni 1993.

TEN BLIJKE WAARVAN wij onze handtekening hebben geplaatst op de drieëntwintigste juni 1993.

De Voorzitter van de Conferentie,

(wg.) ASEM ABDEL-HAK

De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau,

(wg.) MICHEL HANSENNE


Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 1996

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven