A. TITEL
Verdrag nopens de vrijheid van de doorvoer, met bijbehorend statuut;
Barcelona, 20 april 1921
B. TEKST
De tekst van Verdrag en Statuut is bij Koninklijk besluit van 10 mei
1924 bekendgemaakt in Stb. 241.
Voor de ondertekeningen zie Trb. 1967, 98.
C. VERTALING
De vertaling van Verdrag en Statuut is bij Koninklijk besluit van 10
mei 1924 bekendgemaakt in Stb. 241.
D. PARLEMENT
Zie Trb. 1967, 98.
E. BEKRACHTIGING
Zie Trb. 1967, 981.
F. TOETREDING
Zie Trb. 1967, 98.
Behalve de aldaar genoemde hebben nog de volgende Staten in overeenstemming
met artikel 5, derde lid, van het Verdrag een kennisgeving van toetreding
bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties nedergelegd:
Nigeria | 3 november 1967 |
Swaziland | 24 november 1969 |
Verklaring van voortgezette gebondenheid
De volgende Staten hebben de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties
medegedeeld zich gebonden te achten aan het Verdrag:
Mauritius | 18 juli 1969 |
de Khmer Republiek | 12 april 1971 |
Fiji | 15 maart 1972 |
Lesotho | 23 oktober 1973 |
Antigua en Barbuda | 25 oktober 1988 |
Slovenië | 1 juli 1992 |
Kroatië | 3 augustus 1992 |
Slowakije | 28 mei 1993 |
Bosnië-Herzegowina | 1 september 1993 |
G. INWERKINGTREDING
Zie Trb. 1967, 98.
J. GEGEVENS
Zie Trb. 1967, 98.
Voor het op 20 april 1921 te Barcelona tot stand gekomen Verklaring betreffende
het recht op de vlag van Staten welke geen zeekust bezitten zie ook Trb. 1996,
107.
Voor het op 25 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Statuut voor
het Internationale Gerechtshof zie ook, laatstelijk, Trb. 1987, 114.
Voor het op 8 juli 1965 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de
doorvoerhandel van en naar Staten zonder zeekust zie ook, laatstelijk, Trb. 1995,
244.
Uitgegeven de negentiende april 1996
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. VAN MIERLO