A. TITEL

Luchtvaartovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica, met Bijlage;

San José, 21 december 1994

B. TEKST

Luchtvaartovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Republiek Costa Rica;

Geleid door de wens de ontwikkeling van het luchtverkeer tussen hun onderscheiden landen te bevorderen en de internationale samenwerking op dit gebied in zo ruim mogelijke mate voort te zetten;

Voorts geleid door de wens op dit vervoer de beginselen en bepalingen toe te passen van het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart;

Geleid door de wens op grondslagen van billijkheid, gelijkheid en wederkerigheid geregelde luchtdiensten tussen de twee landen tot stand te brengen teneinde een grotere samenwerking op het gebied van de internationale luchtvaart te verkrijgen;

Zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de uitlegging en de uitvoering van deze Overeenkomst en de Bijlage daarbij, hebben de onderstaande termen de volgende betekenis:

  • a. onder „Verdrag van Chicago" wordt verstaan: het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, met inbegrip van alle overeenkomstig de artikelen 90 en 94 daarvan aangenomen Bijlagen en goedgekeurde wijzigingen die door beide Overeenkomstsluitende Partijen zijn bekrachtigd;

  • b. onder „Overeenkomst" wordt verstaan: deze Overeenkomst, de ter toepassing daarvan opgestelde Bijlage en alle wijzigingen van de Overeenkomst en de Bijlage;

  • c. onder „luchtvaartautoriteiten" wordt verstaan: wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, de Minister van Verkeer en Waterstaat en wat de Republiek Costa Rica betreft, het Ministerie van Openbare Werken en Vervoer of ieder die bevoegd is de functies te vervullen die thans door bedoelde autoriteiten worden uitgeoefend;

  • d. onder „aangewezen luchtvaartmaatschappij" wordt verstaan: een luchtvaartmaatschappij die overeenkomstig het in artikel 3 van deze Overeenkomst bepaalde door een Overeenkomstsluitende Partij is aangewezen voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage bij deze Overeenkomst omschreven routes;

  • e. onder „luchtdienst" wordt verstaan: elke door voor het openbaar vervoer van passagiers, vracht en post bestemde luchtvaartuigen tegen betaling verrichte geregelde dienst;

  • f. onder „internationale luchtdienst" wordt verstaan: de luchtdienst die het luchtruim boven het grondgebied van meer dan één Staat doorkruist;

  • g. onder „tussenlanding anders dan voor commerciële doeleinden" wordt verstaan: de landing tijdens de luchtdienst voor andere doeleinden dan het opnemen of afzetten van passagiers, bagage, vracht en post;

  • h. onder „tarief" wordt verstaan: de voor het vervoer van passagiers en vracht betaalde prijs en de daarvoor geldende voorwaarden, met inbegrip van de op agentschappen of aanvullende diensten betrekking hebbende bedragen en commissies, met uitzondering van de betaling en andere voorwaarden betreffende het vervoer van post;

  • i. onder „frequentie" wordt verstaan: het aantal retourvluchten dat een luchtvaartmaatschappij gedurende een bepaalde periode op een omschreven route uitvoert;

  • j. onder „overeengekomen diensten" wordt verstaan: de internationale luchtdiensten die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst op de omschreven routes kunnen worden ingesteld;

  • k. onder „omschreven routes" wordt verstaan: de in de Bijlage bij deze Overeenkomst vastgestelde routes;

  • l. de term „grondgebied" heeft de daaraan in artikel 2 van het Verdrag van Chicago toegekende betekenis.

Artikel 2 Verlening van rechten

1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de in deze Overeenkomst omschreven rechten voor het instellen van geregelde internationale luchtdiensten op de in de Bijlage bij deze Overeenkomst omschreven routes.

2. Tenzij in deze Overeenkomst anders overeengekomen, geniet de door elke Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij tijdens de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten op de omschreven routes de volgende rechten:

  • a. het zonder te landen over het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij vliegen;

  • b. het op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij maken van tussenlandingen voor andere dan commerciële doeleinden;

  • c. het maken van tussenlandingen op de in de Bijlage omschreven punten van de andere Overeenkomstsluitende Partij met het doel passagiers, vracht, bagage en post op internationale luchtdiensten, afkomstig uit of bestemd voor de andere Overeenkomstsluitende Partij, of in voorkomend geval afkomstig uit of bestemd voor een andere Staat af te zetten en op te nemen, zulks overeenkomstig het in de Bijlage bepaalde.

3. Geen van de bepalingen van het tweede lid van dit artikel wordt geacht de luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij het recht te geven tot deelneming aan het luchtvervoer tussen punten gelegen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 3 Aanwijzing, vervanging en verlening van vergunningen

1. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht schriftelijk langs diplomatieke weg aan de andere Overeenkomstsluitende Partij een luchtvaartmaatschappij aan te wijzen voor de exploitatie van de overeengekomen diensten op de in de Bijlage omschreven routes en het recht een dergelijke aanwijzing in te trekken of te wijzigen.

2. Na ontvangst van bedoelde aanwijzing is elke Overeenkomstsluitende Partij verplicht onverwijld aan de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij de desbetreffende exploitatievergunningen te verlenen, zulks met inachtneming van het bepaalde in het derde lid van dit artikel.

3. De luchtvaartautoriteiten van een der Overeenkomstsluitende Partijen kunnen van de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij verlangen dat deze aantoont in staat te zijn de door wetten en voorschriften opgelegde verplichtingen na te komen bij normale en redelijke toepassing van die wetten en voorschriften door bedoelde autoriteiten op de exploitatie van de internationale luchtdiensten, zulks in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van Chicago.

4. Wanneer een luchtvaartmaatschappij aldus is aangewezen en haar vergunning is verleend, kan zij te allen tijde een aanvang maken met de exploitatie van de overeengekomen diensten, mits voor bedoelde diensten een overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst vastgesteld tarief geldt.

5. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht de in het tweede lid van dit artikel bedoelde exploitatievergunning te weigeren of deze vergunning te verlenen onder door haar noodzakelijk geachte voorwaarden terzake van de uitoefening van de in artikel 2 van deze Overeenkomst omschreven rechten door de aangewezen luchtvaartmaatschappij, indien zij er niet van overtuigd is dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van en het daadwerkelijk toezicht op die luchtvaartmaatschappij berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen en/of bij haar onderdanen.

Artikel 4 Opschorting of intrekking van exploitatievergunningen

1. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht voor de aan een door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij verleende exploitatievergunning in te trekken of de uitoefening door bedoelde maatschappij van de in artikel 2 van deze Overeenkomst omschreven rechten op te schorten of voorwaarden te stellen die zij noodzakelijk acht voor de uitoefening van bedoelde rechten:

  • a. wanneer zij er niet van overtuigd is dat een aanmerkelijk deel van de eigendom en het daadwerkelijk toezicht op die maatschappij in handen is van de Overeenkomstsluitende Partij die de maatschappij heeft aangewezen en/of haar onderdanen;

  • b. wanneer deze maatschappij in gebreke blijft de wetten en voorschriften van de Overeenkomstsluitende Partij die deze exclusieve rechten verleent na te komen;

  • c. ingeval een zodanige luchtvaartmaatschappij niet ten overstaan van de luchtvaartautoriteiten van die Overeenkomstsluitende Partij aantoont te voldoen aan de wetten en voorschriften die gewoonlijk en redelijkerwijs door die autoriteiten, in overeenstemming met het Verdrag van Chicago worden toegepast;

  • d. wanneer de luchtvaartmaatschappij in gebreke blijft de overeengekomen diensten te exploiteren in overeenstemming met de in deze Overeenkomst gestelde voorwaarden.

2. Tenzij de in het eerste lid van dit artikel voorziene intrekking, opschorting of het met onmiddellijke ingang stellen van voorwaarden van wezenlijk belang is om nieuwe inbreuken op de wetten en voorschriften te voorkomen, wordt dit recht slechts uitgeoefend na overleg met de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 5 Toepassing van wetten, voorschriften en procedures

1. De wetten, voorschriften en procedures van een Overeenkomstsluitende Partij betreffende de binnenkomst in en het vertrek uit haar grondgebied van in internationale luchtdiensten geëxploiteerde luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen met bedoelde luchtvaartuigen gedurende hun verblijf binnen de grenzen van haar grondgebied, zijn van toepassing op de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

2. De wetten, voorschriften en procedures van een Overeenkomstsluitende Partij betreffende de binnenkomst in, het verblijf op en het vertrek uit haar grondgebied van passagiers, bemanningen, bagage, vracht en post, alsmede betreffende de afwikkeling van de formaliteiten van binnenkomst in en vertrek uit het land, immigratie- en douaneformaliteiten en formaliteiten op sanitair gebied, zijn op bedoeld grondgebied eveneens van toepassing op de vluchten van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

3. Passagiers, bagage en vracht die op doorreis zijn via het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij en die de daarvoor gereserveerde zone van de luchthaven niet verlaten, worden, behalve wat veiligheidsmaatregelen tegen geweld en luchtpiraterij betreft, slechts aan een vereenvoudigde controle onderworpen. Bagage en vracht op doorreis zijn vrijgesteld van douanerechten en andere soortgelijke belastingen.

4. Geen der Overeenkomstsluitende Partijen begunstigt een andere luchtvaartmaatschappij ten opzichte van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij bij de toepassing van haar voorschriften inzake douane, immigratie en quarantaine en van andere soortgelijke voorschriften of bij het gebruik van luchthavens, luchtwegen, luchtverkeersdiensten en aanverwante voorzieningen waarover zij zeggenschap heeft.

Artikel 6 Erkenning van bewijzen van luchtwaardigheid en vergunningen

1. Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen of titels van bevoegdheid en vergunningen die door de ene Overeenkomstsluitende Partij zijn uitgereikt of geldig verklaard en die nog niet zijn verlopen, worden door de andere Overeenkomstsluitende Partij als geldig erkend voor de exploitatie van de in de Bijlage omschreven routes, mits de vereisten waaraan voor de uitreiking of geldigverklaring van die bewijzen en vergunningen moet worden voldaan, in overeenstemming zijn met de bij het Verdrag van Chicago vastgestelde normen.

2. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor om voor vluchten boven haar eigen grondgebied de erkenning te weigeren van bewijzen of titels van bevoegdheid en vergunningen die aan haar eigen onderdanen zijn verstrekt door de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 7 Beveiliging van het luchtverkeer

1. De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen elkaar de nodige bijstand te verlenen teneinde het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen of andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van luchtvaartuigen, luchthavens en voorzieningen voor de luchtvaart, alsmede elke andere bedreiging voor de veiligheid van de luchtvaart, te voorkomen.

2. Elke Overeenkomstsluitende Partij stemt ermede in zich te houden aan de door de andere Overeenkomstsluitende Partij voor binnenkomst in haar grondgebied voorgeschreven niet-discriminatoire en algemeen toepasselijke beveiligingsmaatregelen en zelf passende maatregelen te nemen ter controle van passagiers en hun handbagage. Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt ook elk verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij om bijzondere beveiligingsmaatregelen voor haar luchtvaartuigen of passagiers, teneinde het hoofd te bieden aan een specifieke bedreiging, welwillend in overweging.

3. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. Mocht een Overeenkomstsluitende Partij van zodanige bepalingen afwijken, dan kan de andere Overeenkomstsluitende Partij om overleg met die Overeenkomstsluitende Partij verzoeken. Tenzij anders door de Overeenkomstsluitende Partijen wordt overeengekomen, vangt zodanig overleg aan binnen een termijn van zestig (60) dagen na de datum van ontvangst van een zodanig verzoek.

4. De Overeenkomstsluitende Partijen handelen in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te 's-Gravenhage op 16 december 1970 en het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971, voorzover de Overeenkomstsluitende Partijen beide Partij bij deze verdragen zijn.

5. Wanneer zich het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen of andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van luchtvaartuigen, luchthavens of luchtvaartvoorzieningen voordoen of wanneer zich een dreiging op dit gebied voordoet, zijn de Overeenkomstsluitende Partijen gehouden elkaar bijstand te verlenen door middel van het verschaffen van communicatiefaciliteiten die bedoeld zijn om op snelle en veilige wijze aan zulk voorval of de dreiging daarvan een einde te maken.

Artikel 8 Dienstregelingen

1. De door een Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij is verplicht 30 dagen tevoren de dienstregeling van haar voorgenomen diensten ter goedkeuring voor te leggen aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij onder vermelding van de frequentie, het type luchtvaartuig, de indeling en het aantal zitplaatsen dat beschikbaar zal zijn voor het publiek.

2. Verzoeken om toestemming voor het uitvoeren van extra vluchten kunnen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij rechtstreeks aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij worden voorgelegd.

Artikel 9 Heffingen voor het gebruik van luchthavens en voor andere voorzieningen

Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan voor het gebruik van luchthavens en voor andere voorzieningen billijke en redelijke heffingen opleggen of toestaan dat deze worden opgelegd. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen stemt er evenwel mede in dat bedoelde heffingen niet hoger mogen zijn dan die welke worden toegepast voor het gebruik van bedoelde luchthavens en voorzieningen door andere luchtvaartmaatschappijen die soortgelijke internationale luchtdiensten uitvoeren.

Artikel 10 Douanerechten, heffingen en belastingen

1. Luchtvaartuigen die door de door een der Overeenkomstsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappij op internationale luchtdiensten worden gebruikt, alsmede de zich aan boord van zodanige luchtvaartuigen bevindende normale uitrustingsstukken, brandstof, reservedelen, smeermiddelen, voorraden (met inbegrip van etenswaren, tabaksartikelen en dranken) en promotiemateriaal, zijn bij binnenkomst in het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrijgesteld van alle douanerechten, inspectiekosten en overige nationale rechten en heffingen, mits genoemde uitrustingsstukken en voorraden aan boord van het luchtvaartuig blijven totdat zij weer worden uitgevoerd, zelfs wanneer bedoelde goederen aan boord van bedoelde luchtvaartuigen worden gebruikt of genuttigd gedurende vluchten boven vermeld grondgebied.

2. Eveneens zijn van genoemde rechten en heffingen vrijgesteld:

  • a. smeeroliën, technische verbruiksmaterialen, reservedelen, gereedschappen en speciale uitrustingsstukken voor onderhoudswerk, alsmede voorraden (met inbegrip van etenswaren, tabaksartikelen en dranken) uitsluitend met het oog op de door haar te ontwikkelen activiteiten door de luchtvaartmaatschappij van de ene Overeenkomstsluitende Partij verzonden naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;

  • b. brandstoffen, smeeroliën, andere technische verbruiksmaterialen, reservedelen, normale uitrustingsstukken en voorraden die aan boord worden genomen van de luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij en worden gebruikt op internationale luchtdiensten.

3. Normale boorduitrustingsstukken, alsmede andere materialen en proviand aan boord van luchtvaartuigen van een der Overeenkomstsluitende Partijen, kunnen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij slechts worden uitgeladen na voorafgaande toestemming van de douaneautoriteiten van het grondgebied in kwestie. In dergelijke gevallen kunnen deze goederen onder het toezicht van bedoelde autoriteiten worden geplaatst totdat zij weer worden uitgevoerd of in overeenstemming met de douanevoorschriften worden gebruikt.

Artikel 11 Eerlijke concurrentie

1. Beide Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen dat de door hen aangewezen luchtvaartmaatschappijen een eerlijke en gelijke behandeling genieten bij de exploitatie van de overeengekomen diensten op de omschreven routes tussen hun onderscheiden grondgebieden en wel op grond van het beginsel van gelijke kansen.

2. Elke Partij neemt binnen haar rechtsgebied passende maatregelen ter bestrijding van alle vormen van discriminatie en van oneerlijke concurrentiepraktijken die de concurrentiepositie van de luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij nadelig beïnvloeden.

3. Er wordt van uitgegaan dat de door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen in overeenstemming met deze Overeenkomst verleende diensten onder andere tot doel hebben een in de verkeersbehoeften voorziend luchtvervoer te verschaffen.

4. De Overeenkomstsluitende Partijen komen met betrekking tot de omschreven routes en de exploitatievoorwaarden daarvan overeen dat deze door de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen in onderling overleg worden vastgesteld.

Artikel 12 Tarieven

1. De door de Overeenkomstsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen toe te passen tarieven voor het vervoer naar of van het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij worden op een redelijk niveau vastgesteld, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met alle in aanmerking komende factoren, in het bijzonder met de exploitatiekosten, een redelijke winst en de door andere luchtvaartmaatschappijen op enig deel van de omschreven routes toegepaste tarieven.

2. De in het eerste lid van dit artikel vermelde tarieven worden, indien mogelijk, door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen vastgesteld.

3. De aldus vastgestelde tarieven worden ten minste vijftien (15) dagen vóór de voorziene datum van ingang aan de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen ter goedkeuring voorgelegd. In bijzondere gevallen kan deze termijn met instemming van bedoelde autoriteiten worden bekort.

Voor de inwerkingtreding van een tarief is de uitdrukkelijke voorafgaande goedkeuring van de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen vereist.

4. Indien een tarief niet kan worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van dit artikel of indien een luchtvaartautoriteit binnen de in het derde lid van dit artikel vermelde termijn aan de andere luchtvaartautoriteit te kennen geeft dat zij een overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van dit artikel vastgesteld tarief niet goedkeurt, trachten de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Partijen het tarief in onderling overleg vast te stellen.

5. Een overeenkomstig de bepalingen van dit artikel vastgesteld tarief blijft van kracht totdat een nieuw tarief is vastgesteld.

6. Voor de vaststelling van de tarieven wordt, indien mogelijk, gebruik gemaakt van de desbetreffende procedures van de Internationale Luchtvervoersvereniging (International Air Transport Association).

7. De door de Overeenkomstsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen mogen op generlei wijze verandering aanbrengen in de bedragen van en de voorschriften inzake toepassing van de geldende tarieven.

Artikel 13 Overmaking van winsten

1. De door de Overeenkomstsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen hebben het recht het batig saldo van de inkomsten en uitgaven op het gebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij van hun activiteit als luchtvervoerders om te wisselen en over te maken. In de over te maken bedragen zijn begrepen de inkomsten in ongeacht welke valuta uit verkopen van luchtvervoersdiensten en aanvullende diensten en de door deze inkomsten opgebrachte commerciële rente over de tijd dat deze in deposito waren gegeven in afwachting van overmaking.

2. Een dergelijke overmaking vindt plaats overeenkomstig de geldende nationale wetgeving van het betrokken land.

Artikel 14 Commerciële activiteiten

1. Aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen moet het worden toegestaan om:

  • a. op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij kantoren te vestigen voor de bevordering van het luchtvervoer en de verkoop van vliegbiljetten, alsmede andere voorzieningen tot stand te brengen die nodig zijn voor het verzorgen van luchtvervoer;

  • b. op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, rechtstreeks of via een agent, luchtvervoersdiensten te verkopen.

2. Aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij moet het worden toegestaan om het voor het verzorgen van luchtvervoer benodigde leidinggevend, commercieel, operationeel en technisch personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

3. In deze behoefte aan personeel kan naar goeddunken van de aangewezen luchtvaartmaatschappij worden voorzien door haar eigen personeel of door gebruikmaking van diensten van een andere organisatie, onderneming of luchtvaartmaatschappij die werkzaam is op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij en die gerechtigd is dergelijke diensten te verlenen op het grondgebied van laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij.

4. De bovengenoemde activiteiten en vergunningen moeten worden verricht resp. verleend in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

5. Het gehele personeel is onderworpen aan de wetten, voorschriften en administratieve procedures die van toepassing zijn op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 15 Overleg

1. De luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen plegen in een geest van nauwe samenwerking overleg met elkaar zo vaak als dit noodzakelijk geacht wordt teneinde te verzekeren dat de bepalingen van deze Overeenkomst op bevredigende wijze worden toegepast.

2. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan desgewenst te allen tijde verzoeken om overleg tussen de luchtvaartautoriteiten van de twee Overeenkomstsluitende Partijen met het doel de uitlegging, toepassing of wijziging van deze Overeenkomst aan een onderzoek te onderwerpen. Bedoeld overleg vangt aan binnen een termijn van zestig (60) dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het verzoek door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden of het Ministerie van Buitenlandse Betrekkingen van de Republiek Costa Rica, al naar gelang het geval zich voordoet. Indien overeenstemming wordt bereikt omtrent de wijziging van de Overeenkomst, wordt bedoelde overeenstemming formeel vastgelegd door middel van een diplomatieke-notawisseling.

3. Elke wijziging van deze Overeenkomst treedt in werking op een door beide Overeenkomstsluitende Partijen door middel van een diplomatieke-notawisseling overeen te komen datum, nadat de goedkeuring verkregen is die elk van hen nodig heeft, zulks in overeenstemming met hun onderscheiden constitutionele procedures.

4. Elke wijziging van de Bijlage bij deze Overeenkomst wordt schriftelijk tussen de luchtvaartautoriteiten overeengekomen en treedt in werking op de door bedoelde autoriteiten vast te stellen datum.

Artikel 16 Regeling van geschillen

Elk geschil dat naar aanleiding van deze Overeenkomst ontstaat, wordt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 15, tweede lid van deze Overeenkomst eerst voorwerp van rechtstreeks overleg tussen de luchtvaartautoriteiten en indien deze geen overeenstemming bereiken, langs diplomatieke weg beslecht.

Artikel 17 Multilaterale overeenkomst

1. Indien een door beide Overeenkomstsluitende Partijen aanvaarde multinationale overeenkomst terzake van een door die multilaterale overeenkomst bestreken aangelegenheid in werking treedt, omdat voldaan is aan de constitutionele vereisten, worden door de relevante bepalingen van die multilaterale overeenkomst de relevante bepalingen van de onderhavige Overeenkomst buiten werking gesteld. In dat geval wordt de onderhavige Overeenkomst gewijzigd teneinde haar aan te passen aan de bepalingen van bedoelde multilaterale overeenkomst.

2. Indien de bepalingen van deze Overeenkomst strijdig zijn met die van de multilaterale overeenkomst, hebben, hangende de inwerkingtreding van de multilaterale overeenkomst, de bepalingen van de onderhavige Overeenkomst voorrang.

Artikel 18 Registratie bij de ICAO

Deze Overeenkomst en alle daarin aangebrachte wijzigingen worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel 19

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst slechts van toepassing op het Rijk in Europa.

Artikel 20 Beëindiging

Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Overeenkomstsluitende Partij mededeling doen van haar besluit deze Overeenkomst op te zeggen.

Deze mededeling wordt tegelijkertijd gezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. Indien een dergelijke mededeling wordt gedaan, eindigt deze Overeenkomst negen (9) maanden na de datum van ontvangst van de mededeling door de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij bedoelde mededeling in onderling overleg wordt ingetrokken vóór het verstrijken van bedoelde termijn. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat de ontvangst te bevestigen, wordt de mededeling geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen na ontvangst van de mededeling door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar door middel van een diplomatieke-notawisseling hebben medegedeeld dat aan hun constitutionele formaliteiten is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te San José in de Nederlandse en de Spaanse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, op 21 december 1994.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) FRANS B. A. M. VAN HAREN

Voor de Regering van de Republiek Costa Rica,


Bijlage

A. Routetabel

1. Aangezien het onmiskenbare doel van deze Overeenkomst is het bevorderen, op de grondslagen van billijkheid, gelijkheid en wederkerigheid, van geregelde luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica, verlenen beide landen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen volledige wederkerige rechten voor het vervoer van passagiers, bagage, vracht en post tussen punten in hun onderscheiden landen.

2. In het streven de fundamentele derde- en vierde-vrijheidsrechten aan te vullen, verlenen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica elkaar transatlantische of intercontinentale vijfde-vrijheidsrechten, zulks ter specifieke beoordeling van de luchtvaartautoriteit van elke Partij.

3. a.

  • Punten in beide richtingen aan te doen door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Republiek Costa Rica:

  • punten in Costa Rica – Caracas, Panama City, Nederlandse Antillen, Aruba, Santo Domingo, Cancún – punten in Nederland, zonder verkeersrechten tussen punten in Nederland en Caracas, Panama City, Nederlandse Antillen, Aruba, Santo Domingo en Cancún.

  • b.

  • Punten in beide richtingen aan te doen door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van het Koninkrijk der Nederlanden:

  • punten in Nederland – Nederlandse Antillen, Aruba, Santo Domingo, Caracas, Bogotá, Panama City, Guatemala – punten in Costa Rica.

  • zonder verkeersrechten tussen punten in Costa Rica en Santo Domingo, Caracas, Bogotá, Panama City, Guatemala.

  • c.

  • Noten:

  • Een punt of punten op de omschreven routes kunnen op één of alle vluchten worden overgeslagen, mits elke dienst aanvangt op het nationale grondgebied van de desbetreffende luchtvaartmaatschappij.

  • Punten op de omschreven routes mogen in elke volgorde worden aangedaan, mits elke dienst aanvangt op het nationale grondgebied van de desbetreffende luchtvaartmaatschappij.

  • De tussenliggende punten kunnen ook als verder gelegen punten worden aangedaan.

B. Capaciteit

De luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht elk type luchtvaartuig van welke indeling dan ook op de omschreven routes te exploiteren, met een maximum van 7 maal per week.


Convenio sobre transporte aereo entre el Reino de los Países Bajos y la Republica de Costa Rica

El Reino de los Países Bajos

y

la República de Costa Rica.

Deseosos de favorecer el desarrollo del transporte aéreo entre sus respectivas naciones y de proseguir en la medida más amplia posible la cooperación internacional en este terreno;

Deseosos igualmente de aplicar a este transporte los principios y las disposiciones del Convenio de Aviación Civil Internacional, firmado en Chicago el 7 de diciembre de 1944;

Deseosos de organizar sobre bases equitativas de igualdad y reciprocidad los servicios aéreos regulares entre los dos países a fin de lograr una mayor cooperación en el campo del transporte aéreo internacional;

Han convenido lo siguiente:

Artículo 1 Definiciones

Para la interpretación y a los efectos del presente Convenio y su Anexo, los términos abajo expuestos tienen la siguiente significación:

  • a) El término “Convenio de Chicago" significa el Convenio de Aviación Civil Internacional firmado en Chicago el 7 de diciembre de 1944, e incluye cualquier Anexo y modificación adoptados de conformidad con los Artículos 90 y 94 del mismo, que hayan sido ratificados por ambas Partes Contratantes.

  • b) El término “Convenio" significa este Convenio, el Anexo redactado para su aplicación y cualquier reforma al Convenio o Anexo.

  • c) El término “Autoridades Aeronáuticas" significa en el caso de la República de Costa Rica, el Ministerio de Obras Públicas y Transportes y en el caso del Reino de los Países Bajos, el Ministro de Transporte, Obras Públicas y Administración de Aguas o cualquiera que tenga jurisdicción para desempeñar las funciones que en la actualidad ejercen dichas Autoridades.

  • d) El término “empresa áerea designada" se refiere a la empresa de transporte aéreo que cada una de las Partes Contratantes designe para explotar los servicios convenidos en las rutas especificadas en el Anexo del presente Convenio de acuerdo con lo establecido en el Artículo 3 del mismo.

  • e) El término “servicio aéreo" significa cualquier operación regular realizada por aeronaves para el transporte público de pasajeros, carga y correo, por remuneración.

  • f) El término “servicio aéreo internacional" significa el servicio aéreo que pasa por el espacio aéreo situado sobre el territorio de mas de un Estado.

  • g) El término “escala para fines no comerciales" significa el aterrizaje para fines ajenos al embarque o desembarque de pasajeros, equipaje, carga y correo, en el servicio aéreo.

  • h) El término “tarifa" significa el precio pagado por el transporte de pasajeros y carga y las condiciones bajo las cuales se aplica dicha cantidad, incluyendo cantidades y comisiones correspondientes a agencias o a otros servicios complementarios, excluyéndose la remuneración y otras condiciones relativas al transporte de correo.

  • i) El término “frecuencia" significa el número de vuelos redondos que una empresa aérea efectúa en una ruta especificada en un período dado.

  • j) El término “servicios convenidos" significa los servicios aéreos internacionales que, con arreglo a las estipulaciones del presente Convenio, pueden establecerse en las rutas especificadas.

  • k) El término “rutas especificadas" significa las rutas establecidas en el Anexo adjunto al presente Convenio.

  • l) El término “territorio" tendrá, para los propósitos del presente Convenio, la significación que se le atribuye en el Artículo 2 del Convenio de Chicago.

Artículo 2 Otorgamiento de Derechos

1. Cada Parte Contratante concede a la otra Parte Contratante los derechos especificados en el presente Convenio con el fin de establecer servicios aéreos internacionales regulares en las rutas especificadas en el Anexo adjunto al presente Convenio.

2. Salvo lo estipulado en el presente Convenio, la empresa aérea designada por cada Parte Contratante, gozará durante la explotación de los servicios aéreos convenidos en las rutas especificadas, de los siguientes derechos:

  • a) Sobrevolar el territorio de la otra Parte Contratante sin aterrizar en el mismo.

  • b) Hacer escalas para fines no comerciales en el territorio de la otra Parte Contratante.

  • c) Hacer escalas en los puntos de la otra Parte Contratante que se especifiquen en el Anexo con el propósito de desembarcar y embarcar pasajeros, carga, equipaje y correo en servicio aéreo internacional procedente o con destino a la otra Parte Contratante, o en su caso procedente o con destino a otro Estado, de acuerdo con lo establecido en el Anexo.

3. Nada en el párrafo 2 de este Artículo deberá ser considerado como el otorgamiento del derecho a la aerolínea de une Parte Contratante a participar en el transporte aéreo entre puntos en el territorio de la otra Parte Contratante.

Artículo 3 Designación, Sustitución y Autorización

1. Cada Parte Contratante tendrá derecho a designar por escrito a través de los canales diplomáticos a la otra Parte Contratante, una empresa de transporte aéreo para que explote los servicios convenidos en las rutas especificadas en el Anexo y el derecho de retirar o de cambiar tal designación.

2. Al recibir dicha designación la otra Parte Contratante deberá, con arreglo a las disposiciones del párrafo 3 del presente Artículo, conceder sin demora, a la empresa de transporte aéreo designada de la otra Parte Contratante las correspondientes autorizaciones de explotación.

3. Las Autoridades Aeronáuticas de una de las Partes Contratantes podrá exigir que la empresa de transporte aéreo designada de la otra Parte Contratante, demuestre que está en condiciones de cumplir con las obligaciones prescritas en las Leyes y Reglamentos normal y razonablemente aplicados por dichas Autoridades a la explotación de los servicios aéreos internacionales, de conformidad con las disposiciones del Convenio de Chicago.

4. Cuando una empresa de transporte aéreo haya sido de este modo designada y autorizada, podrá comenzar, en cualquier momento a explotar los servicios convenidos, siempre que esté en vigor en dichos servicios, una tarifa establecida de conformidad con las disposiciones del presente Convenio.

5. Cada Parte Contratante tendrá el derecho a rehusar el otorgamiento de la autorización para operar a que hace referencia el párrafo 2 de este Artículo, o a otorgar esta autorización bajo las condiciones que considere necesarias para el ejercicio por parte de la aerolínea designada de los derechos especificados en el Artículo 2 de este Convenio, si no está convencida de que la propiedad sustancial y el control efectivo de la aerolínea los tiene la Parte Contratante que la designa o sus nacionales o ambos.

Artículo 4 Suspensión o Revocación de la Autorización de Operaciones

1. Cada Parte Contratante se reserva el derecho a revocar la autorización de explotación concedida a una empresa de transporte aéreo designada por la otra Parte Contratante, o de suspender el ejercicio por dicha empresa de los derechos especificados en el Artículo 2 del presente Convenio, o de imponer las condiciones que estime necesarias para el ejercicio de dichos derechos:

  • a) Cuando no esté convencida de que la propiedad sustancial y el control efectivo de la empresa se halla en manos de la Parte Contratante que designe a le empresa o de sus nacionales o ambos.

  • b) Cuando esta empresa no cumpla con las Leyes y Reglamentos de la Parte Contratante que otorga estos privilegios.

  • c) En el caso de que tal aerolínea no califique ante las Autoridades Aeronáuticas de esa Parte Contratante conforme a las leyes y reglamentos que aplican normalmente en forma razonable estas Autoridades de conformidad con el Convenio de Chicago.

  • d) Cuando la empresa de transporte aéreo deje de explotar los servicios convenidos con arreglo a las condiciones prescritas en el presente Convenio.

2. A menos que la revocación, suspensión o imposición inmediata de las condiciones previstas en el párrafo 1 de este Artículo sean esenciales para impedir nuevas infracciones de las Leyes y Reglamentos, tal derecho se ejercerá solamente después de consultar a la otra Parte Contratante.

Artículo 5 Aplicación de Leyes, Reglamentos y Procedimientos

1. Las Leyes, Reglamentos y Procedimientos de cada Parte Contratante que regulen en sus territorios la entrada y salida de las aeronaves dedicadas a la prestación del servicio aéreo internacional o relativas a la operación y navegación de dichas aeronaves durante su permancencia dentro de los límites de su territorio, se aplicarán a las aeronaves de la empresa designada de la otra Parte Contratante.

2. Las Leyes, Reglamentos y Procedimientos que regulen sobre el territorio de cada Parte Contratante la entrada, permanencia y salida de pasajeros, tripulaciones, equipajes, carga y correo, así como los trámites relativos a las formalidades de entrada y salida del país, a la inmigración, a las aduanas y a las medidas sanitarias, se aplicarán también en dicho territorio a las operaciones de la empresa aérea designada de la otra Parte Contratante.

3. Los pasajeros, el equipaje y la carga en tránsito directo sobre el territorio de cualquiera de las Partes Contratantes y que no dejen el área del aeropuerto reservada al efecto, excepto en lo que se refiere a las medidas de seguridad contra violencia y piratería áerea, no se verán sometidos más que a un control simplificado. El equipaje y la carga en tránsito directo serán exonerados de derechos aduaneros y demás impuestos similares.

4. Ninguna de las Partes Contratantes deberá dar preferencia a cualquier otra aerolínea designada de la otra Parte Contratante en cuanto a la aplicación de los reglamentos de aduana, inmigración, cuarentena y otros reglamentos similares: o el uso de aeropuertos, pistas aéreas y servicios de tráfico aéreo e instalaciones conexas bajo su control.

Artículo 6 Reconocimiento de los Certificados de Aeronavegabilidad y Licencias

1. Los certificados de aeronavegabilidad, los certificados o títulos de aptitud y las licencias expedidas o convalidadas por una de las Partes Contratantes y vigentes, serán reconocidas como válidas por la otra Parte Contratante para la explotación de las rutas definidas en el Anexo, con tal que los requisitos bajo los que tales certificados o licencias fueran expedidos o convalidados sean conforme a las normas establecidas en el Convenio de Chicago.

2. Cada Parte Contratante se reserva, no obstante, el derecho de no reconocer la validez, para los vuelos sobre su propio territorio, de los títulos o certificados de aptitud y las licencias expedidos a sus propios nacionales por la otra Parte Contratante.

Artículo 7 Seguridad Aérea

1. Las Partes Contratantes acuerdan proporcionar ayuda la una a la otra cuando sea necesario a fin de evitar el secuestro ilegal de una aeronave u otros actos ilegales contra la seguridad de la aeronave, los aeropuertos y las instalaciones para navegación aérea, o cualquier otra amenaza a la seguridad de la aviación.

2. Cada una de las Partes Contratantes convienen en observar las disposiciones de seguridad no discriminatorias y generalmente aplicables exigidas por la otra Parte Contratante para la entrada al territorio de la otra Parte Contratante y tomar medidas adecuadas para inspeccionar a los pasajeros y a su equipaje de mano. Cada una de las Partes Contratantes deberá también prestar benévola consideración a cualquier solicitud de la otra Parte Contratante pidiendo medidas de seguridad especiales para su aeronave o pasajeros debido a una amenaza específica.

3. Las Partes Contratantes deberán actuar consistentemente con las disposiciones de seguridad de aviación correspondientes establecidas por la Organización de Aviación Civil Internacional (OACI). Si una de las Partes Contratantes se desviase de tales disposiciones, la otra Parte Contratante puede solicitar consultas con esa Parte Contratante. A menos que lo contrario sea acordado por las Partes Contratantes, tales consultas se iniciarán dentro de un período de sesenta (60) días a partir de la fecha de recibido de tal solicitud.

4. Las Partes Contratantes actuarán de conformidad con las disposiciones de la Convención sobre Delitos y ciertos otros Actos cometidos a Bordo de Aeronaves, suscrita en Tokio el 14 de setiembre de 1963, la Convención para la Supresión de Secuestro Ilegal de Aeronaves, suscrita en La Haya el 16 de diciembre de 1970 y la Convención para la Supresión de Actos Ilegales contra la Seguridad de la Aviación Civil, firmada en Montreal el 23 de setiembre de 1971, siempre y cuando las Partes Contratantes sean ambas parte de estas Convenciones.

5. Cuando se da el secuestro ilegal de una aeronave u otros actos ilegales contra la seguridad de la aeronave, los aeropuertos y las instalaciones para navegación aérea o se da una amenaza en ese sentido, las Partes Contratantes deberán ayudarse la una a la otra facilitando las comunicaciones que intenten terminar con rapidez y seguridad tal incidente o su amenaza.

Artículo 8 Horarios

1. La aerolína designada por cada Parte Contratante deberá presentar a las autoridades aeronaúticas de la otra Parte Contratante para su aprobación con 30 días de anticipación el horario de los servicios que intenta prestar, especificando la frecuencia, el tipo de aeronave, la configuración y el número de asientos que se pondrán a disposición del público.

2. Las solicitudes de permiso para operar vuelos adicionales pueden ser presentadas por la aerolínea designada para su aprobación directamente a las autoridades aeronaúticas de la otra Parte Contratante.

Artículo 9 Derechos por el Uso de Aeropuertos y otros Servicios

Cada una de las Partes Contratantes podrá imponer o permitir que se impongan a las aeronaves de la otra Parte, unas tasas justas y razonables por el uso de los aeropuertos y otros servicios. Sin embargo, cada una de las Partes Contratantes conviene en que dichas tasas no serán mayores que las aplicadas por el uso de dichos aeropuertos y servicios a cualquier otra aerolínea dedicada a servicios aéreos internacionales similares.

Artículo 10 Derechos Aduaneros, Tributos e Impuestos

1. Las aeronaves utilizadas en los servicios aéreos internacionales por la empresa de transporte aéreo designada por cualquiera de las Partes Contratantes y su equipo habitual, combustible, repuestos, lubricantes, provisiones (incluso alimentos, tabacos y bebidas), materiales de promoción a bordo de tales aeronaves, estarán exentos de todos los derechos de aduanas, de inspección u otros derechos y tributos nacionales al entrar en el territorio de la otra Parte Contratante, siempre que éste equipo y provisiones permanezcan a bordo de la aeronave hasta el momento de su reexportación, aún cuando dichos artículos sean usados o consumidos por dichas aeronaves en vuelos dentro del referido territorio.

2. Estarán igualmente exentos de los mismos derechos y tributos, a saber:

  • a) Los aceites lubricantes, los materiales técnicos de consumo, piezas de repuesto, herramientas y los equipos especiales para el trabajo de mantienimiento, así como las provisiones (incluso alimentos, tabacos y bebidas) y en exclusiva para el desarrollo de las actividades de la empresa aérea, remitido por la empresa aérea de una Parte Contratante al territorio de la otra Parte Contratante.

  • b) El combustible, los aceites lubricantes, otros materiales técnicos de consumo, piezas de repuesto, equipo corriente y provisiones que se pongan a bordo de las aeronaves de la empresa aérea de una de las Partes Contratantes en el territorio de la otra Parte Contratante y usados en servicios internacionales.

3. El equipo normalmente conducido a bordo de las aeronaves, así como aquellos otros materiales y aprovisionamientos que permanecen a bordo de las aeronaves de cualquiera de las Partes Contratantes, podrán ser descargados en el territorio de la otra Parte Contratante, solamente previa autorización de las autoridades aduaneras del territorio de que se trate. En tales casos, podrán ser almacendaos bajo la supervisión de dichas autoridades hasta en tanto sean exportados o bien sean utilizados de acuerdo con los reglamentos aduaneros.

Artículo 11 Competencia Leal

1. Ambas Partes Contratantes convienen en que las empresas aéreas designadas por ellas gozarán de un trato justo y equitativo en la explotación de los servicios convenidos en las rutas especificadas entre sus respectivos territorios en base al principio de igualdad de oportunidades.

2. Cada Parte tomará las acciones pertinentes dentro de su jurisdicción, para eliminar toda forma de discriminación o prácticas de competencia desleal que afecten adversamente la posición competitiva de la empresa aérea de la otra Parte.

3. Queda entendido que los servicios que prestan las empresas aéreas designadas conforme al presente Convenio, tendrán, entre otros, el objetivo de proporcionar transporte áereo acorde con las necesidades del tráfico.

4. Las Partes Contratantes acuerdan en lo relativo a las Rutas especificadas y sus términos de operación que los mismos serán definidos por las Autoridades Aeronáuticas de ambas Partes Contratantes de mutuo acuerdo.

Artículo 12 Tarifas

1. Las tarifas aplicables por las empresas aéreas designadas por las Partes Contratantes para el transporte con destino al territorio de la otra Parte o proveniente de él, se establecerán a niveles razonables, teniendo debidamente en cuenta todos los elementos de valoración, especialmente el costo de explotación, un beneficio razonable y las tarifas aplicadas por otras aerolíneas en cualquier parte de las rutas especificadas.

2. Las tarifas mencionadas en el párrafo 1 de este Artículo se acordarán, si es posible, por las empresas aéreas designadas de ambas Partes Contratantes.

3. Las tarifas así acordadas se someterán a la aprobación de las Autoridades Aeronáuticas de ambas Partes Contratantes, al menos quince (15) días antes de la fecha prevista para su entrada en vigor. En casos especiales este plazo podrá reducirse con el consentimiento de dichas Autoridades.

Para la entrada en vigencia de una tarifa será necesaria la previa autorización expresa de las Autoridades Aeronáuticas de ambas Partes Contratantes.

4. Cuando no se haya podido acordar una tarifa conforme a las disposiciones del párrafo 2 del presente Artículo o cuando una Autoridad Aeronáutica en los plazos mencionados en el párrafo 3 de este Artículo, manifieste a la otra Autoridad Aeronáutica su disconformidad respecto a cualquier tarifa acordada conforme a las disposiciones del párrafo 2, las Autoridades Aeronáuticas de ambas Partes Contratantes tratarán de determinar la tarifa de mutuo acuerdo.

5. Una tarifa establecida conforme a las disposiciones del presente Artículo, continuará en vigor hasta el establecimiento de una nueva tarifa.

6. Para el establecimiento de las tarifas, se utillizará, si es posible, el proceso de fijación de tarifas del organismo Asociación Internacional de Transporte Aéreo (IATA).

7. Las empresas aéreas designadas por las Partes Contratantes de ninguna manera modificarán el precio o las reglas de aplicación de las tarifas vigentes.

Artículo 13 Transferencia de Utilidades

1. La Empresa Aérea designada por cada Parte Contratante tendrá el derecho de convertir y transferir, la cantidad que exceda de los ingresos recibidos en el territorio de la otra Parte Contratante sobre sus gastos en el mismo, en relación con su actividad, como transportista aéreo. Los montos sujetos a transferencias incluirán los ingresos, en cada moneda, por concepto de las ventas de servicios de transporte aéreo, de servicios suplementarios e intereses comerciales devengados sobre tales ingresos por el tiempo en que se encuentran en depósito hasta la correspondiente transferencia.

2. Tal transferencia se efectuará conforme a la legislación interna vigente de cada país.

Artículo 14 Actividades Comerciales

1. A las aerolíneas designades de ambas Partes Contratantes se les deberá permitir

  • a) establecer en el territorio de la otra Parte Contratante oficinas para la promoción del transporte aéreo y la venta de tiquetes aéreos así como las demás instalaciones necesarias para el suministro del transporte aéreo.

  • b) vender servicios de transporte aéreo en el territorio de la otra Parte Contratante, sea directamente o a través de un agente.

2. A la aerolínea designada de una de las Partes Contratantes se le deberá permitir traer y mantener en el territorio de la otra Parte Contratante el personal gerencial, comercial, operativo y técnico que pueda requerir, en relación al suministro de transporte aéreo.

3. Estos requerimientos de personal, a opción de la aerolínea designada, pueden ser satisfechos por su propio personal o usando los servicios de cualquier otra organización, compañia o aerolínea operando en el territorio de la otra Parte Contratante, y que esté autorizada para prestar tales servicios en el territorio de esa Parte Contratante.

4. Las actividades y permisos anteriores deberán ser realizadas de conformidad con las leyes y reglamentos de la otra Parte Contratante.

5. Todo el personal estará sujeto a las Leyes, Reglamentos y Procedimientos Administrativos aplicables en el territorio de la otra Parte Contratante.

Artículo 15 Consultas

1. Las Autoridades Aeronáuticas de las Partes Contratantes realizarán consultas con la frecuencia que se considere necesaria y con espíritu de estrecha colaboración, a fin de asegurar la aplicación satisfactoria de las disposiciones del presente Convenio.

2. Cualquiera de las Partes Contratantes podrá en cualquier momento solicitar la celebración de consultas, si fuera conveniente entre las Autoridades Aeronáuticas de las dos Partes Contratantes, con el propósito de analizar la interpretación, aplicación o modificación de este Convenio. Dichas consultas comenzarán dentro de un período de sesenta (60) días, contados a partir de la fecha en que se reciba la petición hecha por el Ministerio de Asuntos Exteriores del Reino de los Países Bajos o por el Ministerio de Relaciones Exteriores de la República de Costa Rica según fuere el caso. Si se llegara a un acuerdo sobre la modificación del Convenio, dicho acuerdo será formalizado mediante un Canje de Notas Diplomáticas.

3. Cualquier enmienda al presente Convenio entrará en vigencia en la fecha en que ambas Partes Contratantes convengan, una vez que hayan obtenido la aprobación que cada uno de ellas requiera, de acuerdo con sus respectivos procedimientos constitucionales, en un Canje de Notas Diplomáticas.

4. Cualquier reforma del Anexo del presente Convenio deberá ser acordada por escrito entre las Autoridades Aeronáuticas y entrará en vigencia en la fecha determinada por dichas Autoridades.

Artículo 16 Arreglo de Controversias

1. Cualquier controversia que se origine por motivo de este Convenio, será objeto ante todo de consultas directas entre las Autoridades Aeronáuticas de acuerdo al término establecido en el párrafo 2 del Artículo 15 de este Convenio y de no haber acuerdo, será dirimido a través de los canales diplomáticos.

Artículo 17 Convenio Multilateral

1. Si un convenio multilateral aceptado por ambas Partes Contratantes sobre cualquier materia cubierta por ese Convenio Multilateral entrara en vigencia por haberse cumplido con los requisitos constitucionales, las disposiciones relevantes de ese convenio multilateral derogarán las disposiciones relevantes del presente Convenio. En ese caso el presente Convenio será modificado a fin de adaptarse a las disposiciones de dicho convenio multilateral.

2. Pendiente la entrada en vigencia del convenio multilateral, si existiere cualquier conflicto entre las disposiciones del presente Convenio y las del convenio multilateral, prevalecerán las disposiciones del presente Convenio.

Artículo 18 Registro ante la O.A.C.I.

Este Convenio y todas sus enmiendas serán registrados en la Organización de Aviación Civil Internacional (O.A.C.I.).

Artículo 19

En lo que se refiere al Reino de los Países Bajos, este Convenio se aplicará al Reino en Europe unicamente.

Artículo 20 Terminación

Cualquiera de las Partes Contratantes podrá en cualquier momento, notificar a la otra Parte Contratante su decisión de denunciar el presente Convenio. Esta notificación se comunicará simultáneamente a la Organización de Aviación Civil Internacional. Si se hiciere tal notificación, el Convenio terminará nueve (9) meses después de la fecha en que reciba la notificación la otra Parte Contratante, a menos que dicha notificación se retire por acuerdo mutuo antes de la expiración de dicho plazo. Si la otra Parte Contratante no acusase recibo de dicha notificación, ésta se consideraría recibida catorce (14) días después de que la Organización de Aviación Civil Internacional (O.A.C.I.) haya recibido la notificación.

Artículo 21 Entrada en vigencia

El presente Conventio entrará en vigencia en la fecha en que por Canje de Notas Diplomáticas la Partes Contratantes se notifiquen el cumplimiento de sus formalidades constitucionales.

EN FE DE LO CUAL, los suscritos, debidamente autorizados por sus Gobiernos respectivos, firman el presente Convenio.

DADO por duplicado en idioma español y holandés, cada versión igualmente auténtica, en San José el día 21 de diciembre de 1994.

Por el Reino de los Países Bajos

(fdo.) FRANS B. A. M. VAN HAREN

Frans B. A. M. van Haren

Ambajador

Por el Gobierno de la República de Costa Rica

(fdo.) FERNANDO E. NARANJO V.

Fernando E. Naranjo V.

Ministro de Relaciones Exteriores y Culto


Anexo

A. Cuadro de Rutas

1. Siendo el propósito manifiesto del presente acuerdo fomentar, sobre bases equitativas de igualdad y reciprocidad, los servicios aéreos regulares entre la República de Costa Rica y el Reino de los Países Bejos, ambos países conceden plenos derechos recíprocos a las líneas aéreas designadas para el transporte de pasajeros, equipaje, carga y correo entre cualesquiera puntos dentro de sus respectivos países.

2. En el afán de complementar los derechos básicos de terceras y cuartas libertades, la República de Costa Rica y el Reino de los Países Bajos se concederán recíprocamente derechos de tráfico de quinta libertad transatlánticas o intercontinentales a juicio específico de la Autoridad Aeronáutica de cada parte.

3. a)

  • Puntos a servir en ambas direcciones por la lónea aérea designada de la República de Costa Rica:

  • puntos en Costa Rica-Caracas, Panamá City, Antillas Neerlandesas, Aruba, Santo Domingo, Cancún – puntos en los Países Bajos, sin derechos de tráfico entre puntos en los Países Bajos y Caracas, Panamá City, Antillas Neerlandesas, Santo Domingo y Cancún.

  • b)

  • Puntos a servir en ambas direcciones por la línea aérea designada del Reino de los Países Bajos:

  • puntos en los Países Bajos-Antillas Neerlandesas, Aruba, Santo Domingo, Caracas, Bogotá, Panamá City, Guatemala – puntos en Costa Rica,

  • sin derechos de tráfico entre puntos en Costa Rica y Santo Domingo, Caracas, Bogotá, Panamá City, Guatemala.

  • c)

  • Notas:

  • Cualquier punto o puntos en las rutas especificadas podrán ser omitidos en uno o en todos los vuelos, siempre y cuando que cada servicio se origine en el territorio nacional de la respectiva línea aérea.

  • Puntos en las rutas especificadas podrán ser servidos en cualquier orden, siempre y cuando que cada servicio se origine en el territorio nacional de la respectiva línea sérea.

  • Puntos intermedios podrán ser servidos también como puntos más allá.

B. Capacidad

La línea aérea de una Parte Contratante tendrá el derecho de operar cualquier tipo de aeronave en cualquier configuración en servicio de las rutas especificadas hasta un máximo de 7 frecuencias por semana.


D. PARLEMENT

De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge artikel 21 in werking treden op de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar door middel van een diplomatieke-notawisseling hebben medegedeeld dat aan hun constitutionele formaliteiten is voldaan.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de Overeenkomst ingevolge artikel 19 alleen voor Nederland gelden.

J. GEGEVENS

Van het op 7 december 1994 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, naar welk Verdrag wordt verwezen onder meer in artikel 1, onder a, van de onderhavige Overeenkomst, zijn de Engelse tekst en de vertaling in het Nederlands bekendgemaakt inStb. H 165. Zie ook, laatstelijk, Trb. 1985, 45.

Van het op 14 september 1963 te Tokio tot stand gekomen Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, naar welk Verdrag wordt verwezen in artikel 7, vierde lid, van de onderhavige Overeenkomst, is de tekst, geplaatst in Trb. 1964, 115 en de vertaling in het Nederlands in Trb. 1964, 186; zie ook, laatstelijk, Trb. 1981, 113.

Van het op 16 december 1970 te 's-Gravenhage, tot stand gekomen Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, naar welk Verdrag wordt verwezen in artikel 7, vierde lid, van de onderhavige Overeenkomst, zijn de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling in het Nederlands, geplaatst in Trb. 1971, 50; zie ook, laatstelijk, Trb. 1981, 114.

Van het op 23 september 1971 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen, gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, naar welk Verdrag wordt verwezen in artikel 7, vierde lid, van de onderhavige Overeenkomst, zijn de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling in het Nederlands, geplaatst in Trb. 1971, 218; zie ook, laatstelijk, Trb. 1981, 115.

Uitgegeven de eenentwintigste februari 1995

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven