A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Vlaams Gewest tot herziening van het Reglement ter uitvoering van Artikel IX van het Tractaat van 19 april 1839 en van hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2, van het Tractaat van 5 november 1842, zoals gewijzigd, voor wat betreft het loodswezen en het gemeenschappelijk toezicht daarop (Scheldereglement), met Bijlage;

Middelburg, 11 januari 1995

B. TEKST

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Vlaams Gewest tot herziening van het Reglement ter uitvoering van artikel IX van het Tractaat van 19 april 1839 en van hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2, van het Tractaat van 5 november 1842, zoals gewijzigd, voor wat betreft het loodswezen en het gemeenschappelijk toezicht daarop (Scheldereglement)

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds,

en

de Regering van het Koninkrijk België en de Vlaamse Regering, anderzijds;

Overwegende dat het, gezien de ontwikkeling van het scheepvaartverkeer op de Westerschelde en het kanaal van Gent naar Terneuzen, wenselijk is het Reglement van 20 mei 1843 ter uitvoering van artikel IX van het Tractaat van 19 april 1839 en van hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2, van het Tractaat van 5 november 1842, zoals gewijzigd, voor wat betreft het loodswezen en het gemeenschappelijk toezicht daarop, te herzien;

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

Het Reglement van 20 mei 1843 ter uitvoering van artikel IX van het Tractaat van 19 april 1839 en van hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2, van het Tractaat van 5 november 1842, zoals gewijzigd, wordt vervangen door het reglement, zoals in de bijlage bij dit Verdrag gevoegd, verder te noemen het Scheldereglement.

Artikel 2

Dit Verdrag, alsmede het in de bijlage opgenomen Scheldereglement, kunnen in overeenstemming tussen de Verdragsluitende Partijen worden gewijzigd.

Artikel 3

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin de Verdragsluitende Partijen elkaar hebben meegedeeld dat aan de voor hen terzake geldende constitutionele vereisten is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Middelburg, op 11 januari 1995, in drie originele exemplaren,

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) A. JORRITSMA-LEBBINK

Voor de Regering van het Koninkrijk België,

(w.g.) CHR. VERDONCK

Voor de Vlaamse Regering,

(w.g.) J. SAUWENS


Bijlage bij het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Vlaams Gewest tot herziening van het Reglement ter uitvoering van artikel IX van het Tractaat van 19 april 1839 en van hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2, van het Tractaat van 5 november 1842, zoals gewijzigd, voor wat betreft het loodswezen en het gemeenschappelijk toezicht daarop

SCHELDEREGLEMENT

HOOFDSTUK I

DEFINITIES

Artikel 1

Voor de toepassing van dit reglement en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder:

1. Scheldevaarder:

  • ieder schip dat de Schelde, haar mondingen of het kanaal van Gent naar Terneuzen bevaart, voor zover het geen haven dan wel anker- of ligplaats op het Nederlandse gedeelte van die wateren als bestemming of vertrekpunt heeft, en

  • ieder schip dat de Schelde, haar mondingen of het kanaal van Gent naar Terneuzen bevaart en een op het Nederlandse gedeelte van die wateren gelegen haven dan wel anker- of ligplaats aandoet:

  • a. voor het lichten onderscheidenlijk bijladen van een schip, indien dit uitsluitend in verband met de diepgang vereist is ter waarborging van een veilige vaart naar onderscheidenlijk vanuit België, of

  • b. zonder het doel aldaar een economische activiteit uit te voeren, met uitzondering van schepen die zowel hun vertrekpunt als hun bestemming op het Belgische gedeelte van de Schelde, haar mondingen of het kanaal van Gent naar Terneuzen hebben en tijdens de vaart de Belgisch/Nederlandse grens niet passeren;

2. bevoegde autoriteit:

  • de door de Vlaamse en Nederlandse ministers die de loodsdiensten in hun bevoegdheid hebben, in onderlinge overeenstemming aangewezen functionaris;

3. loodsgeld:

  • vergoeding voor de diensten van de loods en voor andere kosten van individuele dienstverlening aan de gezagvoerder;

4. loodsvergoedingen:

  • vergoedingen voor de onkosten samenhangende met de diensten van de loods;

5. loodsprestatie:

  • de diensten die een loods van de Vlaamse of Nederlandse loodsdienst verleent, van op een schip, vanaf de wal of van op een ander schip;

6. de commissarissen:

  • de met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen, bedoeld in artikel 31.

Artikel 2

Door de commissarissen zal nader worden bepaald wat wordt verstaan onder:

  • a. het lichten onderscheidenlijk bijladen als bedoeld in artikel 1, onderdeel 1, onder a;

  • b. een economische activiteit als bedoeld in artikel 1, onderdeel 1, onder b.

HOOFDSTUK II

LOODSDIENSTEN

Artikel 3

1. De Vlaamse en de Nederlandse loodsdienst zijn vrij zich langs de Schelde, haar mondingen en het kanaal van Gent naar Terneuzen te vestigen. Tot de inrichting van deze diensten zullen beide regeringen elkaar alle medewerking verlenen.

2. Door tussenkomst van de commissarissen stellen de Vlaamse en de Nederlandse regering elkaar in kennis van de vestigingen als bedoeld in het eerste lid.

3. De Vlaamse en de Nederlandse regering treffen zodanige voorzieningen dat de door de Vlaamse en de Nederlandse loodsdiensten te verzorgen loodsprestaties daadwerkelijk kunnen worden verricht en verlenen elkaar alle medewerking op dit gebied.

Artikel 4

1. Het loodsen van Scheldevaarders wordt op zodanige wijze tussen de Vlaamse en de Nederlandse loodsdiensten verdeeld, dat van het totaal der loodsprestaties 72,5 % door loodsen van de Vlaamse loodsdienst en 27,5 % door loodsen van de Nederlandse loodsdienst wordt verricht. Deze verdeling is niet van toepassing op de loodsprestaties die uitsluitend betrekking hebben op het loodsen vanaf de wal.

2. Voor de bepaling van de loodsprestaties en een doelmatige uitvoering van het bepaalde in het eerste lid stellen de commissarissen nadere regels vast.

3. Voor zover de door de loodsen van een der beide landen te verzorgen loodsprestaties als bedoeld in het eerste lid niet kunnen worden verricht, worden deze zo mogelijk door de loodsen van het andere land verricht. Deze loodsprestaties vallen niet onder de verdeling, bedoeld in het eerste lid.

4. In afwijking van de verdeling als voorzien in het eerste lid, wordt het loodsen van een Scheldevaarder, anders dan vanaf de wal, die van een Belgische haven dan wel een anker- of ligplaats aan het Belgische gedeelte van het kanaal van Gent naar Terneuzen, naar Antwerpen of een bovenwaarts gelegen haven, dan wel omgekeerd, vaart, uitsluitend door loodsen van de Vlaamse loodsdienst verricht.

5. Het loodsen, anders dan vanaf de wal, van een schip dat van een Belgische haven dan wel anker- of ligplaats aan het kanaal van Gent naar Terneuzen of aan de Schelde naar een Nederlandse haven aan de Schelde of het kanaal van Gent naar Terneuzen, dan wel omgekeerd, vaart, wordt uitsluitend door loodsen van de Nederlandse loodsdienst verricht.

Artikel 5

1. Van de opbrengst van de loodsgelden, welke van Scheldevaarders worden geheven, komt 72,5 % toe aan het Vlaamse Gewest en 27,5 % aan de Nederlandse staat, met uitzondering van de opbrengst van de loodsgelden uitsluitend geheven voor het loodsen vanaf de wal, waarvan 80 % toekomt aan het Vlaamse Gewest en 20 % aan de Nederlandse staat.

2. Uit de opbrengst van de verdeling als bedoeld in het eerste lid, worden de loodsprestaties als bedoeld in artikel 4, derde lid, door het land waartoe de loodsdienst behoort waarvoor de betreffende prestaties zijn verricht, vergoed aan het land waartoe de loodsdienst behoort die de betreffende prestaties feitelijk heeft verricht.

3. De uit de loodsprestaties als bedoeld in artikel 4, vierde en vijfde lid, voortvloeiende loodsgelden komen toe aan het land waartoe de loodsdienst behoort die de betreffende prestaties heeft verricht.

4. De loodsvergoedingen komen toe aan het land waartoe de loodsdienst behoort die de betreffende loodsprestaties feitelijk heeft verricht.

5. Het loodsgeld en de loodsvergoedingen zijn verschuldigd aan de autoriteit of organisatie die daartoe bij wettelijk voorschrift van het betreffende land is aangewezen. Bij een dergelijke aanwijzing kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende componenten van het loodsgeld.

6. Voor wat betreft de inning en de betaalwijze van de loodsgelden en de loodsvergoedingen, alsmede de wijze van de verrekening van de loodsgelden, worden door de commissarissen nadere regels vastgesteld.

Artikel 6

Onverminderd het bepaalde bij of krachtens dit reglement, gelden voor de toelating tot de functie van loods, zijn bevoegdheden en de verplichtingen met betrekking tot de beroepsuitoefening, de wettelijke voorschriften van het land waarin de hoofdzetel van de betrokken loodsdienst is gevestigd.

Artikel 7

1. De vaartuigen die worden gebruikt voor de uitoefening van de loodsdienst zijn vrij van alle havengelden en andere rechten, hoe ook genaamd, die van de scheepvaart in beide landen worden geheven.

2. Noch de Vlaamse, noch de Nederlandse regering zal een borgstelling verlangen in het geval van schadevaringen met deze vaartuigen.

3. Deze vaartuigen kunnen zonder enige beperkingen de wateren genoemd in artikel 1, onderdeel 1, op- of afvaren.

4. De vaartuigen van de onderscheiden loodsdiensten zijn als zodanig herkenbaar en voeren hun nationale vlag.

Artikel 8

1. De Vlaamse en de Nederlandse loodsdiensten zijn bevoegd om alle goederen voor het materieel van de loodsdienst in hun wederzijdse standplaatsen in te voeren. Deze invoer is vrij van alle douane- of andere rechten.

2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor goederen ten behoeve van de objecten als bedoeld in artikel 31, eerste lid.

HOOFDSTUK III

HET LOODSEN

Artikel 9

1. De gezagvoerder van een Scheldevaarder is verplicht gebruik te maken van de diensten van een tot de Vlaamse of de Nederlandse loodsdienst behorende loods.

2. Van de in het eerste lid bedoelde verplichting bestaat vrijstelling indien:

  • a. het schip behoort tot een der door de Vlaamse en Nederlandse ministers die de loodsdiensten in hun bevoegdheid hebben, in onderlinge overeenstemming aangewezen categorieën Scheldevaarders, of

  • b. de gezagvoerder of een bevoegd officier, die feitelijk de navigatie leidt, voldoet aan de door de Vlaamse en Nederlandse ministers die de loodsdiensten in hun bevoegdheid hebben, in onderlinge overeenstemming voor het traject waarvoor de vrijstelling is aangevraagd, te stellen eisen.

3. De commissarissen kunnen regels stellen met betrekking tot de autoriteit of organisatie die is belast met de examinering van de gezagvoerders en officieren, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, de voorwaarden waaronder en de vergoeding waartegen deze examinering plaatsvindt.

4. De commissarissen kunnen ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde verplichting. Aan een dergelijke ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. De commissarissen kunnen deze bevoegdheid ook toekennen aan de bevoegde autoriteit en kunnen daartoe regels stellen.

5. Bij de toepassing van het bepaalde in het tweede en vierde lid, wordt rekening gehouden met de in artikel 18, tweede lid, genoemde belangen.

Artikel 10

1. De loods adviseert aan boord de gezagvoerder over de te voeren navigatie en verricht in verband met deze navigatie alle door de gezagvoerder nuttig of nodig geachte en desgevallend zelfs stilzwijgend gedoogde intellectuele en materiële handelingen.

2. Indien weersomstandigheden, omstandigheden met betrekking tot de aard of de inrichting van het te loodsen schip of bijzondere omstandigheden als gevolg van oorzaken buiten de normale bedrijfsvoering met betrekking tot het loodsen, het de loods verhinderen aan boord te komen van een schip, verstrekt de loods, in afwijking van het eerste lid, adviezen van op een ander schip of vanaf de wal.

3. De commissarissen kunnen de omstandigheden waaronder en de gevallen waarin gebruik gemaakt moet worden van adviezen door een loods van op een ander schip of vanaf de wal, de wijze waarop en de plaatsen van waaruit dit geschiedt, nader bepalen.

4. De commissarissen kunnen tevens bij het aanwijzen van de plaatsen van waaruit adviezen vanaf de wal worden gegeven, bepalen tot welke loodsdienst of loodsdiensten de daar werkzame loodsen dienen te behoren. De commissarissen kunnen de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid verlenen in onderlinge overeenstemming van deze bepaalde verdeling af te wijken.

Artikel 11

1. In omstandigheden of gevallen en op een wijze als door de commissarissen nader bepaald, kan:

  • a. de gezagvoerder die krachtens artikel 9, tweede lid, is vrijgesteld van de loodsplicht, niettemin door de bevoegde autoriteit worden verplicht om gebruik te maken van de diensten van een loods;

  • b. de gezagvoerder worden verplicht ten behoeve van het loodsen aanwijzingen van de bevoegde autoriteit op te volgen met betrekking tot:

    • i. het gebruik van meer dan één loods;

    • ii. het gebruik maken van de diensten van een loods van op een ander schip of vanaf de wal.

2. Bij de toepassing van het bepaalde in het eerste lid, wordt rekening gehouden met de in artikel 18, tweede lid, genoemde belangen.

HOOFDSTUK IV

VERPLICHTINGEN VAN LOODSEN EN GEZAGVOERDERS

Artikel 12

1. De loodsen en het personeel van de loodsdiensten onthouden zich van ieder handelen dat de uitvoering van dit reglement of elkaars taakuitoefening zou kunnen belemmeren.

2. Waar redelijkerwijs noodzakelijk verlenen zij elkaar hulp en bijstand.

Artikel 13

1. De gezagvoerder van een Scheldevaarder, die een loods verlangt op een van de kruisposten voor de Scheldemond, moet het verwachte tijdstip van aankomst aldaar tijdig aankondigen, en wordt vervolgens voorzien van een loods, in een volgorde bepaald volgens door de commissarissen vast te stellen regels.

2. Onverminderd het bepaalde krachtens het eerste lid, maakt de gezagvoerder bij het naderen van de kruispost zijn verlangen om van een loods te worden voorzien, kenbaar door middel van een der seinen, die in het Internationaal Seinboek als loodsseinen zijn aangegeven.

3. Indien de loods aan boord is voert het schip de in het Internationaal Seinboek voorgeschreven vlag.

Artikel 14

De gezagvoerder van een Scheldevaarder, die een loods verlangt bij zijn vertrek uit een haven of van een anker- of ligplaats, moet het verwachte tijdstip van vertrek aankondigen op de door de commissarissen vast te stellen wijze.

Artikel 15

1. De loods is verplicht zich op de hoogte te stellen van alle gegevens, die voor het verlenen van zijn diensten aan het betreffende schip noodzakelijk zijn, om de navigatie volgens de beginselen van goed zeemanschap uit te voeren, alsmede van de gegevens die krachtens wettelijk voorschrift in beide landen vereist zijn.

2. De gezagvoerder is verplicht de loods de gegevens als bedoeld in het eerste lid ter beschikking te stellen.

3. Ten aanzien van de aard van de gegevens als bedoeld in het eerste lid, de vorm waarin deze door de gezagvoerder moeten worden verstrekt en de administratieve verwerking daarvan, kunnen de commissarissen voorschriften vaststellen.

4. De Vlaamse en de Nederlandse regering informeren de beide loodsdiensten over de inhoud van en eventuele wijzigingen van de in het eerste lid bedoelde wettelijke voorschriften.

Artikel 16

De loods heeft bij de uitoefening van zijn diensten de door de commissarissen voorgeschreven middelen voor communicatie en navigatie bij zich en volgt de door de commissarissen gegeven voorschriften voor het gebruik ervan op.

Artikel 17

1. De loods, die een schip loodst, dient bij het naderen van de plaats waar hij door een andere loods dient te worden vervangen, tijdig op de voorgeschreven wijze daarvan melding te doen, zodat de loods die het loodsen dient over te nemen zich gereed kan maken en het schip geen vertraging ondervindt.

2. De loods die aan boord is dient het overkomen van de loods die hem moet vervangen gemakkelijk te maken.

3. De loodswisseling vindt plaats op de brug van het schip.

Artikel 18

1. De loods dient ten aanzien van het schip dat hij loodst, alle tekortkomingen die de navigatieveiligheid kunnen schaden, onverwijld ter kennis te brengen van de bevoegde autoriteit, zo mogelijk met behulp van de marifoon.

2. Eveneens dient hij alle gebeurtenissen te melden die in strijd zijn met de wettelijke voorschriften voor het betreffende vaarwater, gegeven in het belang van:

  • a. het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;

  • b. het in stand houden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

  • c. het voorkomen of beperken van schade door het scheep-vaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen of werken gelegen in of over scheepvaartwegen;

  • d. de bescherming van het milieu.

3. Indien de loods vaststelt dat er tekortkomingen zijn met betrekking tot maritieme signaleringsobjecten dient hij dit onverwijld ter kennis te brengen van de bevoegde autoriteit, zo mogelijk met behulp van de marifoon.

4. De commissarissen kunnen regels stellen met betrekking tot het opmaken van een schriftelijk verslag door de loods over gebeurtenissen waarbij schade of vermoedelijk schade is ontstaan en het overhandigen van dit verslag aan de bevoegde autoriteit. Dit verslag mag uitsluitend dienen voor intern administratief gebruik.

Artikel 19

De loods zal het schip dat hij loodst niet verlaten voordat het de plaats heeft bereikt waar hij geacht wordt het te brengen.

Artikel 20

De gezagvoerder is verplicht om de loods, zolang deze aan boord is, kosteloos van voeding en logies te voorzien, en alles te doen om de loods zijn taak zo goed mogelijk te laten uitoefenen.

Artikel 21

De commissarissen kunnen regels stellen inzake:

1. de verplichting van de gezagvoerder een loodscertificaat in te vullen en te ondertekenen;

2. de op het loodscertificaat te vermelden gegevens;

3. het gebruik van het loodscertificaat met betrekking tot de diensten van de loods.

Artikel 22

De gezagvoerder en de loods zijn verplicht om de voor hen geldende regels met betrekking tot het voorkomen van besmettelijke ziekten na te leven.

HOOFDSTUK V

LOODSGELD EN LOODSVERGOEDINGEN

Artikel 23

1. De gezagvoerder van een Scheldevaarder die verplicht is gebruik te maken van de diensten van een loods, is gehouden loodsgeld te betalen.

2. Het bepaalde in het eerste lid is eveneens van toepassing op de gezagvoerder die is vrijgesteld krachtens het bepaalde in artikel 9, tweede lid, onder b.

3. De gezagvoerder dient tevens in voorkomende gevallen, genoemd in de krachtens artikel 24, eerste lid, vastgestelde regeling, loodsvergoedingen te betalen.

4. De gezagvoerder die gebruik maakt van de diensten van een loods zonder dat daartoe op hem een verplichting rust, is gehouden daarvoor loodsgeld en in voorkomende gevallen loodsvergoedingen te betalen.

5. De commissarissen kunnen, in door hen aan te geven bijzondere gevallen, aan de gezagvoerder geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen, of doen verlenen van een krachtens het eerste of tweede lid op deze rustende verplichting tot het betalen van loodsgeld en loodsvergoedingen.

Artikel 24

1. De Vlaamse en Nederlandse ministers die de loodsdiensten in hun bevoegdheid hebben, stellen in onderlinge overeenstemming de loodsgeldtarieven, de loodsvergoedingen en de maatstaven daarvoor vast, alsmede de regels voor de toepassing daarvan.

2. Bij of krachtens de besluiten als bedoeld in het eerste lid kan worden verplicht tot het stellen van zekerheid voor de betaling van loodsgeld en loodsvergoedingen.

Artikel 25

1. De loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen worden vastgesteld in Nederlandse munt.

2. De loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen in Belgische munt worden verkregen door omrekening van de krachtens artikel 24, eerste lid, vastgestelde loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen tegen de wisselkoers van de Nederlandse munt. Deze wisselkoers wordt vastgesteld door het gemiddelde te berekenen van de 15 opeenvolgende officiële noteringen van de Nederlandse munt te Brussel, in de periode voorafgaand aan de omrekening.

3. De aldus verkregen bedragen worden afgerond tot het tiental naar boven, indien het laatste gehele getal 5 of meer bedraagt en tot het tiental naar beneden, indien het laatste gehele getal minder dan 5 bedraagt.

4. Zodra de officiële notering van de wisselkoers van de Nederlandse munt te Brussel meer dan 1,5 % afwijkt van de toegepaste wisselkoers, dient aanpassing van de loodsgeld-tarieven en de loodsvergoedingen in Belgische munt plaats te vinden.

5. Het land dat een aanpassing als bedoeld in het vierde lid noodzakelijk acht, geeft hiervan kennis aan de betrokken minister van het andere land die de loodsdienst in zijn bevoegdheid heeft, met vermelding van de datum met ingang waarvan het 15 opeenvolgende officiële noteringen van de wisselkoers van de Nederlandse munt te Brussel wenst.

6. Door of namens de Vlaamse minister die de loodsdienst in zijn bevoegdheid heeft worden aan de Nederlandse minister die de loodsdienst in zijn bevoegdheid heeft de gevraagde 15 opeenvolgende officiële noteringen van de Nederlandse munt te Brussel meegedeeld. Daarbij wordt een voorstel gedaan inzake de te hanteren representatieve officieel genoteerde wisselkoers van de Nederlandse munt.

7. Na instemming door of namens de betrokken Nederlandse minister worden volgens de aldus overeengekomen nieuwe omrekenkoers de loodsgeldtarieven en de loodsvergoedingen in Belgische munt vastgesteld, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid.

8. De overeenkomstig het bepaalde in het zevende lid vastgestelde loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen in Belgische munt worden van kracht met ingang van de eerste dag van de eerste maand volgend op die waarin publikatie daarvan in het Belgisch Staatsblad is geschied.

9. De betrokken Vlaamse minister draagt er zorg voor dat deze publikatie zo spoedig mogelijk na uitvoering van het bepaalde in het zesde lid plaatsvindt.

Artikel 26

De gezagvoerder verkrijgt slechts afrekening bij de betreffende dienst der invoerrechten en accijnzen en het schip wordt slechts uitgeklaard, indien hij een bewijs van betaling van de verschuldigde sommen of van storting van een voldoende waarborg daarvoor overlegt dan wel een door de ontvanger van de loodsgelden ondertekende verklaring, waaruit blijkt dat geen loodsgeld of loodsvergoedingen verschuldigd zijn.

Artikel 27

Vorderingen betreffende niet betaalde of ten onrechte geïnde loodsgelden en loodsvergoedingen verjaren na verloop van drie jaren, te rekenen van de datum waarop deze gelden verschuldigd waren of geïnd werden. De verjaring wordt gestuit op het moment dat een vordering wordt ingesteld.

HOOFDSTUK VI

BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 28

1. Ten aanzien van het niet nakomen van de verplichting gebruik te maken van de diensten van een loods, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, gelden de strafmaatregelen, zoals die daartoe zijn of zullen worden vastgesteld bij wettelijk voorschrift in beide landen.

2. Uitsluitend de Belgische overheid is bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder van een Scheldevaarder, inzake de overtreding van een strafmaatregel als bedoeld in het eerste lid, indien de overtreding uitsluitend is gepleegd op Belgisch grondgebied.

3. Uitsluitend de Nederlandse overheid is bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder van een Scheldevaarder, inzake de overtreding van een strafmaatregel als bedoeld in het eerste lid, indien de overtreding uitsluitend is gepleegd op Nederlands grondgebied.

4. Indien een gezagvoerder van een Scheldevaarder de overtreding van een strafmaatregel als bedoeld in het eerste lid op zowel Belgisch als Nederlands grondgebied heeft gepleegd, is:

  • a. uitsluitend de Belgische overheid bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder, indien het een Scheldevaarder betreft onder Belgische vlag;

  • b. uitsluitend de Nederlandse overheid bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder, indien het een Scheldevaarder betreft onder Nederlandse vlag;

  • c. de Belgische overheid bij voorrang bevoegd tot vervolging en berechting van de gezagvoerder, indien het een Scheldevaarder betreft onder een andere vlag dan genoemd onder a en b. Indien binnen een termijn van 6 maanden in België de procedure tot vervolging niet werd ingezet, zal vervolging en berechting door de Nederlandse overheid kunnen plaatsvinden.

5. Een overtreding als bedoeld in het eerste lid wordt beoordeeld volgens de wettelijke voorschriften van het land waarvan de overheid ingevolge het tweede tot en met vierde lid bevoegd is tot vervolging en berechting.

6. Er is een wederzijdse plicht tot het ter beschikking stellen van opsporingsgegevens en informatie over niet-vervolging en vonnissen.

7. Opsporings- en vervolgingshandelingen dienen tot zo weinig mogelijk vertraging voor het betrokken schip te leiden.

Artikel 29

1. Indien men niet is toegelaten tot de functie van loods overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, en zich aanbiedt voor de uitoefening van deze functie of de uitvoering van deze taak, gelden de strafmaatregelen zoals vastgesteld bij wettelijk voorschrift in het betrokken land.

2. Een overtreding als bedoeld in het eerste lid wordt beoordeeld volgens de wetten van het land waar de overtreding heeft plaatsgevonden.

Artikel 30

In het geval schade wordt veroorzaakt bij de uitoefening van de loodsdienst op grond van dit reglement, gelden, ten aanzien van de aansprakelijkheid van de bij de uitoefening van de loodsdienst betrokken personen, de regels van het recht van het land waarin de hoofdzetel is gevestigd van de loodsdienst waartoe de betrokkene behoort.

HOOFDSTUK VII

GEMEENSCHAPPELIJK TOEZICHT

Artikel 31

1. Het gemeenschappelijk toezicht wordt door de daarmee belaste commissarissen gezamenlijk of afzonderlijk uitgeoefend volgens het bepaalde in dit hoofdstuk, en heeft betrekking op:

  • a. alle objecten die dienen voor de bevordering van de veiligheid en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer, het behoud van de vaargeulen, het functioneren van die objecten en op de loodsdiensten op de Schelde en haar mondingen;

  • b. de loodsdiensten op het kanaal van Gent naar Terneuzen.

2. De Vlaamse en de Nederlandse regering benoemen ieder twee met het gemeenschappelijk toezicht belaste commissarissen. Benoeming en ontslag vinden plaats op de wijze die de Vlaamse onderscheidenlijk de Nederlandse regering bepaalt.

Artikel 32

1. De commissarissen zullen ten minste één maal per drie maanden bijeenkomen, beurtelings in België en in Nederland. Deze bijeenkomsten zullen op in onderling overleg te bepalen dagen worden gehouden.

2. Deze bijeenkomsten hebben onder meer tot doel de algemene inspectie van hetgeen het gemeenschappelijk toezicht als bedoeld in artikel 31 betreft.

3. In deze bijeenkomsten zullen de commissarissen gezamenlijk de maatregelen vaststellen die krachtens dit reglement dan wel andere overeenkomsten tussen beide landen tot hun bevoegdheden behoren.

4. De commissarissen informeren de loodsdiensten over alle regelingen die zij ingevolge dit reglement vaststellen en over alle besluiten die zij ingevolge dit reglement of de krachtens dit reglement vastgestelde regelingen nemen, voor zover deze besluiten betrekking hebben op de loodsdiensten.

Artikel 33

1. De commissarissen zullen bij hun inspecties in het bijzonder nauwlettend toezien op de noodzaak of, als gevolg van veranderingen in de vaarwateren of de scheepvaart, wijzigingen moeten worden aangebracht in de voorzieningen, inrichtingen en diensten die in beide landen zijn getroffen op grond van de wederzijdse verplichtingen met betrekking tot de vaarwateren van de Schelde en haar mondingen. Mede ten behoeve hiervan zorgen de Vlaamse en de Nederlandse regering dat de vaarwateren van de Schelde en haar mondingen regelmatig worden gepeild, teneinde het verloop daarvan en optredende veranderingen steeds zoveel mogelijk bekend te houden.

2. Van de bijeenkomsten als bedoeld in artikel 32 wordt proces-verbaal opgemaakt. Daarin kunnen voorstellen met betrekking tot de hierboven genoemde wijzigingen worden opgenomen. De zienswijze van de commissarissen wordt desverlangd in het proces-verbaal opgenomen.

3. De commissarissen zullen de resultaten van hun afzonderlijke inspecties aan elkaar toezenden en, indien nodig, bijeenkomen om maatregelen te treffen of voorstellen te doen aan de Vlaamse onderscheidenlijk de Nederlandse regering.

Artikel 34

1. Het gemeenschappelijk toezicht op de loodsdiensten strekt zich niet verder uit dan tot de werkelijke dienst van de loodsen. Dit toezicht heeft tot doel zich ervan te verzekeren, dat de wederzijdse loodsdiensten hun verplichtingen vervullen, overeenkomstig de daarvoor gegeven voorschriften.

2. Indien de commissarissen afzonderlijk kennis nemen van het niet nakomen van de verplichtingen van een loods van het andere land zullen zij daarvan de commissarissen van dat andere land in kennis stellen en de eventuele gegevens verstrekken die op die overtreding betrekking hebben.

Artikel 35

1. In geval van een aanvaring, een schadevaring, een stranding of schipbreuk van een schip, dan wel van een daarmee vergelijkbare gebeurtenis op de Schelde en haar mondingen kunnen de commissarissen, zo mogelijk gezamenlijk, een onderzoek instellen of doen instellen naar de omstandigheden en oorzaken ter zake en daarvan proces-verbaal opmaken.

2. De loodsdiensten verstrekken alle voor het onderzoek benodigde inlichtingen en medewerking. Deze inlichtingen mogen uitsluitend dienen voor intern administratief gebruik.

Artikel 36

Het vaartuig waarop de commissarissen zich bevinden voert een onderscheidingsteken en is vrij van alle toezicht en controle.

Artikel 37

De commissarissen zullen elkaar alle medewerking verlenen om gezamenlijk of afzonderlijk hun taken zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren.

Gezien om te worden gevoegd bij het Verdrag,

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

A. JORRITSMA-LEBBINK

Voor de Regering van het Koninkrijk België,

CHR. VERDONCK

Voor de Vlaamse Regering,

J. SAUWENS


D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 3 in werking treden op de eerste dag van de derde maand na die waarin de Verdragsluitende Partijen elkaar hebben medegedeeld dat aan de voor hen terzake geldende constitutionele vereisten is voldaan.

J. GEGEVENS

Van het op 20 mei 1843 te Antwerpen tot stand gekomen Reglement tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België, ter uitvoering van artikel IX van het Tractaat van 19 april 1839 en van hoofdstuk II, eerste en tweede afdeling, van het Tractaat van 5 november 1842, zoals gewijzigd, betreffende het loodswezen en het gemeenschappelijk toezicht, welk Reglement door het onderhavige Verdrag wordt gewijzigd en naar welk Reglement wordt verwezen onder meer in de preambule tot het onderhavige Verdrag, zijn tekst en vertaling bekendgemaakt in Stb. 1843, 45.

Van het op 19 april 1839 te Londen tot stand gekomen Tractaat tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de scheiding der wederzijdse grondgebieden, ter uitvoering van welks artikel IX het bovengenoemde Reglement dient en naar welk Tractaat wordt verwezen ondermeer in de preambule tot het onderhavige Verdrag, zijn tekst en vertaling bekendgemaakt in Stb. 1839, 26. Zie voorts Trb. 1955, 157; zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 56.

Van het op 5 november 1842 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Tractaat tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de definitieve regeling der wederzijdse rechten en belangen, ter uitvoering van welks hoofdstuk II, eerste en tweede afdeling, het bovengenoemde Reglement dient en naar welk Tractaat wordt verwezen ondermeer in de preambule tot het onderhavige Verdrag, zijn tekst en vertaling bekendgemaakt in Stb. 1843, 3.

Uitgegeven de veertiende februari 1995

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven