A. TITEL

Raamovereenkomst inzake technische samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica;

's-Gravenhage, 22 april 1993

B. TEKST

De tekst van de Overeenkomst is geplaatst in Trb. 1993, 83.

D. PARLEMENT

Bij brieven van 20 augustus 1993 (Kamerstukken II 1992/93, 23 267, nr. 1) is de Overeenkomst in overeenstemming met artikel 91, juncto additioneel artikel XXI, eerste lid, onderdeel a, van de Grondwet op de voet van artikel 61, derde lid, van de Grondwet naar de tekst van 1972 overgelegd aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De toelichtende nota die de brieven vergezelde, is ondertekend door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking J. P. PRONK en de Minister van Buitenlandse Zaken P. H. KOOIJMANS.

De goedkeuring door de Staten-Generaal is verleend op 24 september 1993.

Het in rubriek J hieronder afgedrukte administratief akkoord behoeft ingevolge artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring der Staten-Generaal.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1993, 83.

De Overeenkomst is nog niet in werking getreden.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1993, 38.

Ter uitvoering van artikel 1 van de onderhavige Overeenkomst is op 19 augustus 1994 te San José tussen de bevoegde Nederlandse en Costaricaanse autoriteiten een administratief akkoord tot stand gekomen inzake het „Tweede fase DRIP-project". De tekst van het akkoord luidt als volgt:

Administratief akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Costa Rica betreffende het project „Tweede fase DRIP-project"

De Nederlandse Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, zijnde de bevoegde Nederlandse autoriteit voor de uitvoering van dit Administratief Akkoord, hierna te noemen de Nederlandse Partij,

en

De Costaricaanse Minister van Buitenlandse Betrekkingen, zijnde de bevoegde Costaricaanse autoriteit voor de uitvoering van dit Administratief Akkoord, hierna te noemen de Costaricaanse Partij.

Gelet op de bepalingen van artikel I van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Costa Rica inzake technische samenwerking, ondertekend te San José op 22 april 1993, hierna te noemen de Overeenkomst;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I het Project

1. De twee partijen zullen uitvoering geven aan een Project, geheten „Tweede fase DRIP-project", hierna te noemen „het Project".

2. De doelstelling van het Project is de bevordering van een integraal duurzaam regionaal ontwikkelingsproces op het schiereiland Nicoya.

3. Deze doelstelling dient bereikt te worden door het ontwikkelen van de volgende activiteiten:

– landbouw, bosbouw, veeteelt, visserij en milieubescherming en regeneratie;

– handel en kleinbedrijf, huis en erfproduktie;

– organisatie, verstrekking van sociaal-cultureel identiteit, preventieve gezondheidszorg;

– ondersteunende activiteiten en diensten.

4. De samenwerking tussen Partijen zal worden aangegaan voor een periode van 4 jaar.

Artikel II De Nederlandse bijdrage

De Nederlandse bijdrage zal ongeveer 14.712.000,– gulden bedragen.

Artikel III De Costaricaanse Bijdrage

De Costaricaanse bijdrage zal ongeveer Col. 1.202.523.000,– (tegenwaarde Dfl. 15.045.000,–) bedragen.

Artikel IV De uitvoerende Autoriteiten

1. De Nederlandse Partij wijst het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan als de Nederlandse Uitvoerende Autoriteit belast met het project.

2. De Costaricaanse Partij zal het Ministerie van Landbouw aanwijzen als de Costaricaanse Uitvoerende Autoriteit belast met het Project.

3. Ieder der Uitvoerende Autoriteiten heeft het recht haar verplichtingen met betrekking tot het Project geheel of gedeeltelijk te delegeren aan andere personen of instellingen. In dat geval brengen de Uitvoerende Autoriteiten elkaar schriftelijk op de hoogte van de namen van deze personen of instellingen. Tevens zal worden medegedeeld hoever deze delegatie zich uitstrekt.

Artikel V Organisatie en directie van het Project

1. De Costaricaanse Autoriteit belast het Ministerie van Landbouw met de ontwikkeling van het project.

2. De Nederlandse Uitvoerende Autoriteit belast de Nederlandse Teamleider met de realisering van de Nederlandse bijdrage aan het Project.

Artikel VI Het Werkplan

1. Het Ministerie van Landbouw stelt in overleg met de Nederlandse teamleider een Werkplan op, waarin zal worden opgenomen:

– de bijdrage van elke Partij;

– het aantal door de Nederlandse en Costaricaanse Partij in te zetten deskundigen, alsmede hun taakomschrijving;

– een tijdschema voor de activiteiten;

– een omschrijving van in te zetten materialen en uitrusting voor het Project;

– een schema voor het toezicht op en de evaluatie van de werkzaamheden.

2. Het Werkplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Uitvoerende Autoriteiten.

3. Het goedgekeurde Werkplan zal integraal deel uitmaken van dit Administratief Akkoord.

4. Het Werkplan kan gewijzigd worden na schriftelijke toestemming van de Uitvoerende Autoriteiten.

Artikel VII Status van het Nederlandse personeel

De door de Nederlandse Partij in te zetten deskundigen zullen de privileges en immuniteiten genieten zoals vermeld in de Artikelen II en III van de Overeenkomst.

Artikel VIII Status van de Nederlandse apparatuur, voertuigen, materialen

1. De bepalingen van Artikel VII van de Overeenkomst zijn van toepassing op de invoer van de Nederlandse apparatuur, voertuigen en materialen voor dit Project.

2. De door de Nederlandse Partij geleverde apparatuur, voertuigen en materialen zullen onvoorwaardelijk ter beschikking staan aan het bij het Project betrokken personeel voor de stipte uitvoering van de Projectwerkzaamheden.

De eigendom van alle apparatuur, voertuigen en materialen, verstrekt door de Nederlandse Partij, zal aan het Ministerie van Landbouw worden overgedragen, bij beëindiging van de samenwerking tussen Partijen in dit Project, tenzij Partijen in gezamenlijk overleg daaraan een andere bestemming geven, in welk geval de overdracht onderworpen zal zijn aan de geldende legaliseringsnormen in Costa Rica.

Artikel IX Rapportage

1. Het Ministerie van Landbouw en de Nederlandse Teamleider zullen tenminste elke zes maanden een in het Spaans gesteld rapport over de voortgang in de uitvoering van het Project uitbrengen aan beide Uitvoerende Autoriteiten.

2. Bij de beëindiging van het Project zal het Ministerie van Landbouw in overleg met de Nederlandse Teamleider, via de Costaricaanse Uitvoerende Autoriteit een in het Spaans gesteld eindverslag uitbrengen aan beide Partijen met daarin de resultaten van de samenwerking.

Artikel X Toezicht

De Nederlandse Partij behoudt zich het recht voor toezicht uit te oefenen op de uitvoering van het Project. De Costaricaanse Uitvoerende Autoriteit zal alle mogelijke hulp geven aan de door de Nederlandse Partij aangewezen functionarissen, met name wat betreft de toegang tot documenten en locaties van het project.

Artikel XI Beslechting van Geschillen

Elk geschil betreffende de interpretatie of uitvoering van dit Administratief Akkoord, dat niet door beide Partijen kan worden opgelost, dient aan de onderscheiden regeringen te worden voorgelegd teneinde op de door hen vast te stellen wijze te worden beslecht.

Artikel XII Inwerkingtreding en duur

Dit Administratief Akkoord treedt in werking op de datum van de inwerkingtreding van de raamovereenkomst inzake technische samenwerking, ondertekend te San José op 22 april 1993. Dit Administratief Akkoord eindigt, hetzij aan het eind van de periode, genoemd in artikel I, vierde lid, van dit Akkoord, hetzij op de datum waarop het Project is beëindigd in overeenstemming met dit Akkoord en het Werkplan, welke van beide data de laatste is.

ONDERTEKEND te San José op 19 DE AGOSTO DE 1994, in twee originelen, in de Spaanse en in de Nederlandse taal, zijnde de beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Nederlandse Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

(w.g.) F. B. A. M. VAN HAREN

Frans B. A. M. van Haren

Ambassadeur

De Minister van Buitenlandse Betrekkingen van de Republiek Costa Rica

(w.g.) F. NARANJO

Dr. Fernando Naranjo

Minister


Het akkoord zal ingevolge zijn artikel XII in werking treden op de datum van de inwerkingtreding van de Raamovereenkomst.

Uitgegeven de negenentwintigste november 1995

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven