A. TITEL

Verdrag inzake de politieke rechten van de vrouw;

New York, 31 maart 1953

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van het Verdrag zijn geplaatst in Trb. 1968, 92.

In overeenstemming met artikel IV, eerste lid, is het Verdrag behalve voor de in Trb. 1968, 92, Trb. 1971, 170 en Trb. 1986, 16 genoemde Staten voorts nog ondertekend voor de volgende Staat:

Zuid-Afrika29 januari 1993

C. VERTALING

Zie Trb. 1968, 92.

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1971, 170 en Trb. 1986, 16.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1968, 921, Trb. 1971, 1702 en Trb. 1986, 16.

Behalve de aldaar genoemde Staten heeft nog de volgende Staat in overeenstemming met artikel IV, tweede lid, van het Verdrag een akte van bekrachtiging bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties nedergelegd:

Paraguay22 februari 1990

F. TOETREDING

Zie Trb. 1968, 921, Trb. 1971, 170 en Trb. 1986, 16.

Behalve de aldaar genoemde hebben nog de volgende Staten in overeenstemming met artikel V, tweede lid, van het Verdrag een akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties nedergelegd:

Colombia 5 augustus 1986
Angola17 september 1986
Jemen(Zuid-)2 9 februari 1987
Burkina Faso23 maart 1987
Libië16 mei 1989
Letland14 april 1992
Jordanië 1 juli 1992
Moldavië26 januari 1993
Burundi18 februari 1993
Zimbabwe 5 juni 1995
Uganda21 juni 1995

Verklaring van voortgezette gebondenheid

De volgende Staten hebben aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties medegedeeld zich gebonden te achten aan het Verdrag:

Antigua en Barbuda325 oktober 1988
Slovenië 1 juli 1992
Kroatië12 oktober 1992
de Tsjechische Republiek422 februari 1993
Slowakije428 mei 1993
Bosnië-Herzegowina 1 september 1993
De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië18 januari 1994

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1968, 92, Trb. 1971, 170 en Trb. 1986, 16.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1968, 92, Trb. 1971, 170 en Trb. 1986, 16.

Voor het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Handvest der Verenigde Naties zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 277.

Voor het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Statuut van het Internationale Gerechtshof zie ook Trb. 1987, 114.

Uitgegeven de zeventiende oktober 1995

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO


XNoot
1

De Regering van de Sowjet-Unie heeft op 8 maart 1989 het volgende bij de bekrachtiging van het Verdrag op 3 mei 1954 gemaakte voorbehoud ingetrokken:

“As regards article IX: The Government of the Union of Soviet Socialist Republics does not consider itself bound by the provisions of article IX which provides that disputes between Contracting Parties concerning the interpretation or application of this Convention shall at the request of any one of the parties to the dispute be referred to the International Court of Justice for decision, and declares that for any dispute to be referred to the International Court of Justice for decision the agreement of all the parties to the dispute shall be necessary in each individual case."(vertaling)

De Regering van Wit-Rusland heeft op 19 april 1989 het bij de bekrachtiging van het Verdrag op 11 augustus 1954 gemaakte voorbehoud met betrekking tot artikel IX ingetrokken.

De Regering van de Oekraïne heeft op 20 april 1989 het bij de bekrachtiging van het Verdrag op 15 november 1954 gemaakte voorbehoud met betrekking tot artikel IX ingetrokken.

De Regering van Hongarije heeft op 8 december 1989 het bij de bekrachtiging van het Verdrag op 20 januari 1955 gemaakte voorbehoud met betrekking tot artikel IX ingetrokken.

De Regering van Tsjechoslowakije heeft op 29 april 1991 het bij de bekrachtiging van het Verdrag op 6 april 1955 gemaakte voorbehoud met betrekking tot artikel IX ingetrokken.

XNoot
2

Het Koninkrijk der Nederlanden heeft op 17 december 1985 het bij de bekrachtiging tot het Verdrag op 30 juli 1971 gemaakte voorbehoud ingetrokken.

XNoot
1

De Regering van Mongolië heeft op 19 juli 1990 de bij de toetreding tot het Verdrag op 18 augustus 1965 gemaakte voorbehouden met betrekking tot artikel VII en artikel IX ingetrokken.

De Regering van Bulgarije heeft op 24 juni 1992 het bij de bekrachtiging van het Verdrag op 17 maart 1954 gemaakte voorbehoud met betrekking tot artikel IX ingetrokken.

De Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft op 4 januari 1995 de volgende voorbehouden, gemaakt bij de toetreding tot het Verdrag met betrekking tot artikel III, ingetrokken:

“1..

e) Jury service on the Isle of Man and Montserrat;

g) Remuneration for women in the Civil Service of Gibraltar; and

h) The post of Bailiff in Guernsey."

XNoot
2

Onder de volgende voorbehouden:

“a) The People's Democratic Republic of Yemen declares that it does not accept the last sentence of article VII and considers that the juridical effect of a reservation is to make the Convention operative as between the State making the reservation and all other States parties to the Convention with the exception only of that part thereof to which the reservation relates.

b) The People's Democratic Republic of Yemen does not consider itself bound by the text of article IX, which provides that disputes between Contracting Parties concerning the interpretation or application of this Convention may, at the request of any one of the parties to the dispute, be referred to the International Court of Justice. It declares that the competence of the International Court of Justice with respect to disputes concerning the interpretation or application of the Convention shall in each case be subject to the express consent of all parties to the dispute." (vertaling)

XNoot
3

Onder het volgende voorbehoud:

“The Government of Antigua and Barbuda reserves from the application of this Convention all matters relating to the recruitment to, and conditions of service in, the armed forces of Antigua and Barbuda."

XNoot
4

Onder de verklaring zich gebonden te achten aan het door Tsjechoslowakije bij de ondertekening gemaakte en bij de bekrachtiging bevestigde voorbehoud met betrekking tot artikel VII van het Verdrag (zie Trb. 1968, 92 blz. 9).

Naar boven