A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea inzake scheepvaart;

Seoel, 3 februari 1995

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 1995, 68.

C. VERTALING

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea inzake scheepvaart

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea, hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Met het oog op de verdere ontwikkeling van de vriendschappelijke betrekkingen tussen de twee landen en de versterking van de samenwerking op het gebied van de scheepvaart,

Met inachtneming van het feit dat zij aanhangers zijn van het beginsel van vrije concurrentie op eerlijke en commerciële grondslag en overeenkomstig de beginselen van gelijkheid en wederzijds voordeel,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I

Voor de toepassing van dit Verdrag:

1. is de „bevoegde scheepvaartautoriteit" in het Koninkrijk der Nederlanden het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en in de Republiek Korea de Scheepvaart- en Havendienst van Korea.

2. wordt onder „schip van een Verdragsluitende Partij" verstaan: koopvaardijschepen die als zodanig zijn geregistreerd in het scheepsregister van een der Verdragsluitende Partijen en de vlag voeren van een Verdragsluitende Partij in overeenstemming met haar nationale wetten en voorschriften.

Deze uitdrukking omvat evenwel niet:

  • a. schepen die uitsluitend worden gebruikt door de strijdkrachten;

  • b. vissersschepen en fabrieksschepen.

3. wordt onder „bemanningslid" verstaan: de kapitein van het schip en elke persoon aan boord van een schip die daadwerkelijk is belast met werkzaamheden verband houdend met de exploitatie van of de dienstverlening op het schip, die is opgenomen op de monsterrol en die houder is van een identiteitsbewijs voor zeevarenden.

Artikel II

1. Elke Verdragsluitende Partij past dit Verdrag toe in overeenstemming met haar internationale verplichtingen; het Koninkrijk der Nederlanden past dit Verdrag met name toe in overeenstemming met de verplichtingen die het heeft ingevolge de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen.

2. Elke Verdragsluitende Partij onthoudt zich, onverminderd haar verplichtingen als Partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake een gedragscode voor lijnvaartconferenties, van discriminatoire maatregelen ten aanzien van de schepen van de andere Verdragsluitende Partij met betrekking tot de lijnvaart tussen de twee landen en kent de schepen van de andere Verdragsluitende Partij een niet minder gunstige behandeling toe dan die welke aan schepen van derde landen wordt toegekend met betrekking tot de lijnvaart en de bulkvaart tussen de twee landen en tussen een van de landen en derde landen.

Artikel III

De Verdragsluitende Partijen komen overeen:

  • a. de ontwikkeling van het vervoer over zee te bevorderen met inachtneming van hun wederzijdse belangen en eventuele moeilijkheden op dit terrein weg te nemen;

  • b. binnen de grenzen van de nationale wetten en voorschriften de overdracht van technologie en technische kennis alsook de totstandkoming van joint ventures op het terrein van de scheepvaart te vergemakkelijken.

Artikel IV

1. Elke Verdragsluitende Partij kent de schepen van de andere Verdragsluitende Partij dezelfde behandeling toe als haar eigen in internationaal vervoer over zee gebruikte schepen wat betreft officiële formaliteiten, vrije toegang tot havens, gebruik van zulke havens voor het laden en lossen van lading en het inschepen van passagiers, de betaling van kade- en/of overslaggelden en andere belastingen of heffingen, het gebruik van diensten en voorzieningen voor navigatie, scheepvaart en normale handelstransacties. Dit geldt ook voor door rederijen van de andere Verdragsluitende Partij geëxploiteerde schepen die de vlag van een derde land voeren, tenzij de bevoegde scheepvaartautoriteiten van die Verdragsluitende Partij daartegen bezwaar maken.

2. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op douaneformaliteiten, de inning van heffingen en havengelden, vrijheid van toegang tot en gebruik van de havens, alsmede op alle aan de scheepvaart en commerciële handelingen verleende faciliteiten met betrekking tot schepen, bemanningsleden, passagiers en lading. Met name heeft dit betrekking op de toewijzing van ligplaatsen aan kaden, laad- en losvoorzieningen en havendiensten, met inbegrip van voorzieningen voor het bunkeren.

Artikel V

De Verdragsluitende Partijen nemen binnen de grenzen van hun nationale wetten en voorschriften alle passende maatregelen om het verkeer over zee te vergemakkelijken en te bespoedigen, onnodig oponthoud van schepen te voorkomen, en de afwikkeling van douaneformaliteiten en andere toepasselijke formaliteiten in de havens zo veel mogelijk te bespoedigen en te vereenvoudigen.

Artikel VI

1. Winst uit de exploitatie van schepen in internationaal verkeer door een onderneming van een van de Verdragsluitende Partijen is slechts belastbaar op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij in overeenstemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen van 1978.

Artikel VII

Elke Verdragsluitende Partij verleent de rederij die haar plaats van daadwerkelijke leiding op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij heeft het recht van vrije overmaking in een inwisselbare munteenheid naar het door de rederij aangewezen land van het batig saldo van uitgaven en ontvangsten van die rederij op het grondgebied van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij. De procedure voor deze overmaking dient evenwel in overeenstemming te zijn met de deviezenbepalingen van de Verdragsluitende Partij op wier grondgebied de inkomsten zijn opgekomen. Zulke overmakingen worden regelmatig en zonder vertraging toegestaan en zijn gebaseerd op de officiële wisselkoersen voor lopende betalingen. Wat de overmaking van investeringen en de opbrengst daarvan betreft, is de Overeenkomst inzake de bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea van 1974 van toepassing.

Artikel VIII

1. De Verdragsluitende Partijen erkennen wederzijds de nationaliteit van schepen op basis van het registratiecertificaat afgegeven door de bevoegde autoriteiten van een der Partijen overeenkomstig de desbetreffende wetten en voorschriften.

2. De Verdragsluitende Partijen erkennen wederzijds, in overeenstemming met de desbetreffende internationale verdragen, de meetbrief en andere scheepsdocumenten die zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van een der Partijen of die welke door de ene Verdragsluitende Partij worden erkend en waartegen de andere Partij geen bezwaar heeft, zonder de betrokken schepen te meten. Alle havengelden en kosten worden geïnd op basis van deze documenten.

Artikel IX

De Verdragsluitende Partijen erkennen de door de bevoegde autoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij afgegeven identiteitsbewijzen voor zeevarenden.

Deze identiteitsbewijzen zijn:

  • a. voor bemanningsleden op Nederlandse schepen: het Nederlandse monsterboekje,

  • b. voor bemanningsleden op schepen van de Republiek Korea: het paspoort voor zeevarenden.

Artikel X

1. Elk bemanningslid van een schip van een Verdragsluitende Partij dat in het bezit is van het in artikel IX van dit Verdrag bedoelde identiteitsbewijs, kan tijdens het verblijf van zijn schip in een haven van de andere Verdragsluitende Partij zonder visum aan wal gaan en daar voor tijdelijk walverlof verblijven, mits de kapitein van het schip overeenkomstig de in die haven geldende voorschriften de bemanningslijst heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteiten.

2. Bij het aan wal gaan en bij de terugkeer naar het schip is de betrokkene onderworpen aan de in die haven geldende grenscontrole- en douaneformaliteiten.

Artikel XI

1. Bemanningsleden in het bezit van de desbetreffende in artikel IX bedoelde identiteitsbewijzen hebben het recht, ongeacht de wijze van vervoer, het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij binnen te komen of over dat grondgebied te reizen ten einde zich weer bij hun schip te voegen, te worden overgebracht naar een ander schip, naar hun land terug te keren of ten behoeve van enig ander doel te reizen met toestemming van de bevoegde autoriteiten van die andere Verdragsluitende Partij.

2. Wanneer een bemanningslid dat in het bezit is van het desbetreffende in artikel IX bedoelde identiteitsbewijs in een haven op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wordt ontscheept om gezondheidsredenen of om andere door de bevoegde autoriteiten erkende redenen, verlenen deze autoriteiten de nodige machtiging om het bemanningslid in staat te stellen op hun grondgebied te blijven om geneeskundige verzorging te ontvangen of in een ziekenhuis te worden opgenomen en om met ongeacht welk vervoermiddel naar zijn land terug te keren of naar een andere inschepingshaven te gaan.

Artikel XII

1. Onverminderd de algemene toepasselijkheid van de artikelen IX tot en met XI zijn de wetten en voorschriften van de Verdragsluitende Partijen betreffende de binnenkomst en het verblijf en de beëindiging van het verblijf van vreemdelingen van toepassing.

2. De in de artikelen X en XI vervatte machtigingen houden geen beperking in van het recht van een der Verdragsluitende Partijen om een bemanningslid de toegang tot haar grondgebied te weigeren.

Artikel XIII

1. Mochten schepen van een der Verdragsluitende Partijen betrokken zijn bij ongevallen op zee of stuiten op andere gevaren in de territoriale zee, de binnenwateren of havens van de andere Verdragsluitende Partij, dan verleent de laatstgenoemde Partij alle mogelijke hulp en aandacht aan de in gevaar verkerende schepen, bemanningsleden, lading en passagiers en stelt zij de desbetreffende autoriteiten van de betrokken Verdragsluitende Partijen onverwijld op de hoogte. Bij de inning van gemaakte kosten wordt de nationale behandeling toegepast.

2. Wanneer lading aan boord van een schip van een der Verdragsluitende Partijen dat is betrokken bij een ongeval op zee moet worden gelost en tijdelijk opgeslagen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij alvorens te worden teruggebracht naar het land van verzending of vervoerd naar derde landen, verschaft de andere Verdragsluitende Partij alle nodige faciliteiten en is deze lading vrijgesteld van alle douanerechten, heffingen en belastingen.

Artikel XIV

1. De schepen en bemanningsleden van beide Verdragsluitende Partijen houden zich aan de desbetreffende wetten en voorschriften van de andere Verdragsluitende Partij gedurende hun verblijf in de territoriale zee, de binnenwateren en havens van laatstgenoemde Partij.

De autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen oefenen geen rechtsmacht uit over, noch komen zij tussenbeide in de interne aangelegenheden van de schepen van de andere Verdragsluitende Partij in haar territoriale zee, binnenwateren en havens, behalve in de gevallen en voor zover uitdrukkelijk voorzien in algemeen aanvaarde internationale regels en voorschriften en in tussen de Verdragsluitende Partijen van kracht zijnde verdragen.

2. Wanneer een bemanningslid van een schip van een der Verdragsluitende Partijen aan boord van dat schip in de territoriale zee van de andere Verdragsluitende Partij een strafbaar feit heeft gepleegd, stellen de bevoegde autoriteiten van die Verdragsluitende Partij geen vervolging tegen hem in zonder de toestemming van de kapitein van het schip of van een diplomatieke of consulaire ambtenaar van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij, tenzij

  • a. de gevolgen van het strafbare feit zich tot hun grondgebied uitstrekken; of

  • b. het strafbare feit van een aard is waardoor de rust van hun land en de goede orde van de territoriale zee worden verstoord; of

  • c. overeenkomstig de wet van hun land het strafbare feit een ernstig misdrijf is; of

  • d. het strafbare feit is gepleegd tegen een vreemdeling aan boord van het schip; of

  • e. het strafbare feit de illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen betreft.

3. De bepalingen van het tweede lid laten onverlet het recht van een Verdragsluitende Partij om bij haar wetten toegestane stappen te ondernemen ten behoeve van de aanhouding of het onderzoek aan boord van een buitenlands schip dat door de territoriale zee vaart na het verlaten van de binnenwateren.

Artikel XV

1. Ten einde de volledige toepassing van dit Verdrag te waarborgen en het vervoer over zee tussen de twee Staten te vergemakkelijken, stellen de Verdragsluitende Partijen een Gemengde Commissie in, die zal bestaan uit vertegenwoordigers van de bevoegde regeringsautoriteiten van de twee Verdragsluitende Partijen. Elke Verdragsluitende Partij kan vertegenwoordigers uit scheepvaartkringen uitnodigen.

2. De Gemengde Commissie komt regelmatig bijeen op verzoek van een van de Verdragsluitende Partijen. De Gemengde Commissie stelt haar eigen regels en procedures vast. De Gemengde Commissie komt afwisselend in Nederland en Korea bijeen op de door beide Partijen langs diplomatieke weg overeengekomen datum.

3. De Gemengde Commissie:

  • a. beziet de situatie met betrekking tot het vervoer over zee van elk land;

  • b. bestudeert wegen om de samenwerking in de scheepvaartsector uit te breiden; en

  • c. bespreekt aangelegenheden die zouden kunnen voortvloeien uit de toepassing van het Verdrag en alle andere aangelegenheden betreffende de verbetering van de betrekkingen in het vervoer over zee en doet passende aanbevelingen.

Artikel XVI

1. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op het Koninkrijk in Europa en wat de Republiek Korea betreft is het van toepassing op het grondgebied van de Republiek Korea.

2. Het Verdrag kan worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen en Aruba.

Artikel XVII

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkander schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de in hun onderscheiden landen constitutioneel vereiste formaliteiten is voldaan. Indien een der Verdragsluitende Partijen dit Verdrag wenst op te zeggen, stelt zij de andere Verdragsluitende Partij daarvan schriftelijk in kennis en wordt de opzegging van kracht zes maanden na de datum van ontvangst van een zodanige kennisgeving door de andere Verdragsluitende Partij.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Seoul, op 3 februari 1995 in tweevoud in de Engelse taal, dit zijnde de authentieke tekst.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) P. LAGENDIJK

Voor de Regering van de Republiek Korea

(w.g.) GONG RO-MYUNG

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1995, 68.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1995, 68.

H. TOEPASSELIJKVERKLARING

Zie Trb. 1995, 68.

De vertaling van de op 3 februari 1995 te Seoel tot stand gekomen nota's inzake de uitbreiding van het Verdrag tot de Nederlandse Antillen luidt als volgt:

Nr. I

Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden

No. 030295

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Korea haar complimenten aan en heeft de eer te verwijzen naar het overleg dat op 14 en 15 juni 1993 werd gevoerd tussen de vertegenwoordigers van beide landen omtrent het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea inzake scheepvaart, hierna te noemen „het Verdrag".

In verband hiermee stelt de Ambassade namens de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden voor, in overeenstemming met artikel XVI, tweede lid, van het Verdrag, het Verdrag uit te breiden tot de Nederlandse Antillen. Met het oog op deze uitbreiding:

– is, wat artikel I, eerste lid, betreft, de bevoegde scheepvaartautoriteit van de Nederlandse Antillen de Scheepvaartinspectie van de Nederlandse Antillen;

– dient, wat de toepassing tussen de Nederlandse Antillen en Korea betreft, artikel VI van het Verdrag als volgt te worden gelezen:

winst uit de exploitatie van schepen in internationaal verkeer door een onderneming van hetzij de Nederlandse Antillen hetzij Korea, is slechts in dat land belastbaar. Deze bepaling is ook van toepassing op winst uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal opererend agentschap;

– is, wat artikel IX betreft, het identiteitsbewijs voor bemanningsleden op schepen van de Nederlandse Antillen het monsterboekje van de Nederlandse Antillen.

Indien dit voorstel voor de Regering van de Republiek Korea aanvaardbaar is, heeft de Ambassade voorts de eer voor te stellen dat deze Nota en het bevestigend antwoord daarop van het Ministerie een overeenkomst vormen waarbij het Verdrag in overeenstemming met artikel XVI, tweede lid, van het Verdrag wordt uitgebreid tot de Nederlandse Antillen, welke overeenkomst in werking treedt op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop beide Regeringen elkander schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de in hun onderscheiden landen constitutioneel vereiste formaliteiten is voldaan.

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden maakt van deze gelegenheid gebruik het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek de hernieuwde verzekering van haar zeer bijzondere hoogachting te geven.

Seoul, 3 februari 1995

Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Korea

Seoul


Nr. II

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Republiek Korea

OGT - 57

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken biedt de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden zijn complimenten aan en heeft de eer de ontvangst te bevestigen van Nota No.030295 van heden, die als volgt luidt:

(Zoals in Nr. I)

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft voorts de eer de Ambassade mede te delen, namens de Regering van de Republiek Korea, dat het bovenstaande voorstel van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden voor de Regering van de Republiek Korea aanvaardbaar is en te bevestigen dat de Nota van de Ambassade en deze antwoordnota worden geacht een overeenkomst ter zake tussen de twee Regeringen te vormen, die in werking treedt op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop beide Regeringen elkander schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld, dat aan de in hun onderscheiden landen vereiste constitutitionele formaliteiten is voldaan.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken maakt van deze gelegenheid gebruik om de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden de hernieuwde verzekering van haar zeer bijzondere hoogachting te geven.

Seoul, 3 februari 1995


J. GEGEVENS

Zie Trb. 1995, 68.

Uitgegeven de zesentwintigste juli 1995

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

J. J. C. VOORHOEVE

Naar boven