A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië houdende wijziging van het op 18 november 1981 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië inzake sociale zekerheid;

's-Gravenhage, 23 januari 1995

B. TEKST

De tekst is geplaatst in Trb. 1995, 55.

C. VERTALING

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië houdende wijziging van het op 18 november 1981 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië inzake sociale zekerheid

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Republiek Kaapverdië

Verlangende de betrekkingen op het gebied van de sociale zekerheid tussen de beide Staten verder te ontwikkelen,

Geleid door de wens enige bepalingen van het op 18 november 1981 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië inzake sociale zekerheid te wijzigen,

Overwegende dat bepaalde rechten voor werknemers, gepensioneerden en hun gezinsleden moeten worden geregeld,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I Wijzigingen

A. Het cijfer 1 voor het eerste lid van artikel 4 wordt geschrapt en het tweede lid vervalt.

B. In artikel 6 van Titel II „Bepalingen ter vaststelling van de toe te passen wetgeving" wordt voor de bestaande alinea de letter a ingevoegd en een nieuwe alinea b toegevoegd:

„b. Indien, krachtens het onder deze titel bepaalde, op een werknemer de wetgeving van een Verdragsluitende Partij van toepassing is op het grondgebied waarvan hij niet woont, is deze wetgeving op hem van toepassing alsof hij op het grondgebied van deze Partij woonde.".

C. In artikel 14 worden het derde en het vierde lid het vijfde en het zesde lid en worden een nieuw derde, vierde en zevende lid ingevoegd, luidend als volgt:

„3. Wanneer de pensioengerechtigde aan wie een pensioen is verschuldigd krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij of aan wie pensioenen zijn verschuldigd krachtens de wetgevingen van beide Verdragsluitende Partijen, recht heeft op verstrekkingen ingevolge de wetgeving van een der Verdragsluitende Partijen, of recht daarop zou hebben, indien hij op het grondgebied van deze Partij woonde, komen zijn gezinsleden die wonen op het grondgebied van de andere Verdrag-sluitende Partij, waar de pensioengerechtigde niet woont, in aanmerking voor verstrekkingen alsof de pensioengerechtigde op hetzelfde grondgebied woonde als zij.

Deze verstrekkingen worden verleend door het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden van de pensioengerechtigde, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.

4. Indien de in het vorige lid bedoelde gezinsleden hun woonplaats overbrengen naar het grondgebied van de Verdragsluitende Staat waar de pensioengerechtigde woont, komen zij in aanmerking voor verstrekkingen volgens de wetgeving van die Partij, zelfs indien zij vóór overbrenging van hun woonplaats reeds voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap verstrekkingen hebben ontvangen.

7. Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing op de gezinsleden die in het land waar zij wonen een beroep uitoefenen of een sociale uitkering ontvangen waardoor zij recht hebben op verstrekkingen.

D. In het eerste lid van artikel 15 worden de woorden „en artikel 14, tweede en derde lid" vervangen door: „en artikel 14, tweede, derde, vierde en vijfde lid."

E. Artikel 16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

„2. Indien in de wetgeving van een Verdragsluitende Partij die voor het verkrijgen en het vaststellen van het recht op uitkeringen geen eisen stelt omtrent de duur van de verzekering, de toekenning van uitkeringen afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat de werknemer op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich heeft voorgedaan, ingevolge deze wetgeving verzekerd was, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld, indien de werknemer op dat tijdstip aan de wetgeving van de andere Partij was onderworpen en indien hij recht heeft op een uitkering volgens de wetgeving van die Partij.".

F. Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

„1. De in artikel 13, eerste lid, van de AOW (Algemene Ouderdomswet) bedoelde korting is niet van toepassing op de vóór de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag gelegen tijdvakken gedurende welke de echtgenote of weduwe na het bereiken van de 15-jarige leeftijd en vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd niet verzekerd was ingevolge de voornoemde wetgeving terwijl zij, gedurende haar huwelijk, op het grondgebied van de Republiek Kaapverdië woonde, voor zover deze tijdvakken overeenkomen met de door haar echtgenoot krachtens deze wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering.

2. De in artikel 13, tweede lid, van de AOW (Algemene Ouderdomswet) bedoelde korting is niet van toepassing op de vóór de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag gelegen tijdvakken gedurende welke de echtgenote van de rechthebbende na het bereiken van de 15-jarige leeftijd en vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd niet verzekerd was ingevolge de voornoemde wetgeving terwijl zij, gedurende haar huwelijk, op het grondgebied van de Republiek Kaapverdië woonde, voor zover deze tijdvakken overeenkomen met de door haar echtgenoot krachtens deze wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering.

3. In afwijking van het bepaalde in artikel 45, eerste lid, van de AOW (Algemene Ouderdomswet) en in artikel 47, eerste lid, van de AWW (Algemene Weduwen- en Wezenwet), is de op het grondgebied van de Republiek Kaapverdië wonende echtgenoot van een werknemer die onderworpen is aan het stelsel van verplichte verzekering, uitsluitend bevoegd zich krachtens deze wetgevingen vrijwillig te verzekeren over tijdvakken gelegen na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag, gedurende welke de werknemer krachtens deze wetgevingen verplicht verzekerd is. Deze bevoegdheid eindigt op de dag waarop het tijdvak van verplichte verzekering van de werknemer eindigt. Deze bevoegdheid eindigt echter niet, wanneer de verplichte verzekering van de werknemer onderbroken is ten gevolge van het overlijden van de werknemer en wanneer de bovengenoemde echtgenoot slechts een pensioen ontvangt krachtens de AWW (Algemene Weduwen- en Wezenwet). In ieder geval eindigt de bevoegdheid zich vrijwillig te verzekeren op de dag waarop de vrijwillig verzekerde de leeftijd van 65 jaar bereikt.

De premie voor de bovengenoemde vrijwillige verzekering, verschuldigd door de echtgenoot van een werknemer die onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag volgens de AOW en de AWW verplicht verzekerd was, wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde met betrekking tot de vaststelling van de premie voor de vrijwillige verzekering, met dien verstande dat de inkomsten van de echtgenoot in dit geval geacht worden in Nederland te zijn ontvangen.

De premie voor de echtgenoot van een werknemer die op of na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag verplicht verzekerde is geworden, wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde met betrekking tot de vaststelling van de premie voor de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en de AWW.

4. De in het derde lid bedoelde bevoegdheid wordt slechts verleend:

– indien de echtgenoot van een werknemer die onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag verplicht verzekerd was, de Sociale Verzekeringsbank binnen een termijn van ten hoogste een jaar, te rekenen vanaf de datum van vankrachtwording van de genoemde wijziging, op de hoogte heeft gesteld van zijn voornemen vrijwillig premie te betalen;

in alle andere gevallen:

– indien de echtgenoot van de werknemer de Sociale Verzekeringsbank binnen een termijn van ten hoogste een jaar, te rekenen vanaf het begin van het tijdvak waarin laatstgenoemde verplicht verzekerd is geweest, op de hoogte heeft gesteld van zijn voornemen vrijwillig premie te betalen.

5. De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde bepalingen zijn niet van toepassing op de tijdvakken die samenvallen met tijdvakken die in aanmerking worden genomen voor de berekening van een pensioen dat is verschuldigd ingevolge de wetgeving inzake ouderdomsverzekering van een andere Staat dan Nederland en evenmin op tijdvakken gedurende welke de betrokkene een ouderdomspensioen heeft genoten ingevolge een dergelijke wetgeving.

6. Het eerste en het tweede lid zijn uitsluitend van toepassing op de echtgenoot die zich vrijwillig heeft verzekerd overeenkomstig het derde lid, en het eerste lid is uitsluitend van toepassing op de weduwe van een persoon die verzekeringstijdvakken heeft vervuld volgens de Nederlandse wetgeving.".

Artikel II Slotprotocol

De tekst van punt 1 tot en met 3 van het Slotprotocol wordt vervangen door de volgende tekst:

„1. Ten aanzien van het recht op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving dient onder rechthebbende op verstrekkingen voor de toepassing van Hoofdstuk 1 van titel III van het Verdrag te worden verstaan de persoon die verzekerd of medeverzekerd is ingevolge de verzekering als bedoeld in de Nederlandse Ziekenfondswet.

2. Het bepaalde in artikel 13 en in artikel 14, vijfde lid, is tevens van toepassing op werknemers en rechthebbenden op een pensioen ingevolge de wetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen, en hun gezinsleden, die onderdanen van een derde land zijn.

3. Voor de toepassing van artikel 14 van het Verdrag zijn gelijkgesteld met pensioenen krachtens de in artikel 2, eerste lid, alinea A, onder b en c van het Verdrag bedoelde wetgevingen betreffende de arbeidsongeschiktheidsverzekering b en de ouderdomsverzekering c:

– pensioenen ingevolge de wet van 6 januari 1966 (Staatsblad 6) houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet);

– pensioenen ingevolge de wet van 6 oktober 1966 (Staatsblad 445) houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de militairen en hun nabestaanden (Algemene militaire pensioenwet);

– pensioenen ingevolge de wet van 15 februari 1967 (Staatsblad 138) houdende nieuwe regeling van de pensioenen van het spoorwegpersoneel en hun nabestaanden (Spoorwegpensioenwet);

– pensioenen ingevolge het reglement betreffende de dienstvoorwaarden van de Nederlandse Spoorwegen (R.D.V. 1964 N.S.);

– een uitkering ter zake van pensionering vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar krachtens een pensioenregeling die tot doel heeft de verzorging van werknemers en oud-werknemers;

– een uitkering ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces krachtens een door de Staat uitgevaardigde regeling, dan wel krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst waarbij een regeling voor vervroegde uittreding is vastgesteld of krachtens een door de Ziekenfondsraad vast te stellen regeling.

4. De werknemer of zijn in artikel 11 van het Verdrag bedoelde gezinsleden en de rechthebbende op een of meer Kaapverdische pensioenen of zijn in artikel 14, tweede en derde lid, van het Verdrag bedoelde gezinsleden die recht hebben op verstrekkingen ten laste van Kaapverdië en die op Nederlands grondgebied wonen, zijn niet verzekerd krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) onverminderd het recht op verstrekkingen voorzien in de AWBZ.".

Artikel III Inwerkingtreding

De Regeringen van de Verdragsluitende Partijen zullen elkaar er schriftelijk van in kennis stellen dat de vereiste constitutionele procedures voor de inwerkingtreding van dit Verdrag in hun onderscheiden landen zijn voltooid.

Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van de laatste van deze kennisgevingen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage op 23 januari 1995, in tweevoud in de Franse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) R. L. O. LINSCHOTEN

Voor de Regering van de Republiek Kaapverdië,

(w.g.) TERÊNCIO G. ALVES


D. PARLEMENT

Bij brieven van 7 juni 1995 (Kamerstukken II 1994/95, 24 211, nr. 1) zijn het Verdrag en bijbehorend Akkoord in overeenstemming met artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen overgelegd aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De toelichtende nota die de brieven vergezelde, is ondertekend door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid R. L. O. LINSCHOTEN, de Minister van Buitenlandse Zaken H. A. F. M. O. VAN MIERLO en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport E. BORST-EILERS.

De goedkeuring door de Staten-Generaal is verleend op 9 juli 1995.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1995, 55.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1995, 55.

De vertaling van het aldaar afgedrukte Akkoord van 23 januari 1995 luidt als volgt:

Akkoord tussen de bevoegde Nederlandse en Kaapverdische Autoriteiten houdende wijziging van het Administratief Akkoord van 18 november 1981 met betrekking tot de wijze van toepassing van het op 18 november 1981 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië inzake sociale zekerheid

De bevoegde Nederlandse autoriteiten, te weten:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

en

de bevoegde Kaapverdische autoriteiten, te weten:

de Minister van Sociale Zaken,

Geleid door de wens aan het administratief akkoord van 18 november 1981 zowel naar de letter als naar de geest volledig uitvoering te geven,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I Wijzigingen

Het Administratief Akkoord wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2, eerste lid, letter b, wordt „Amsterdam" vervangen door „Amstelveen" en het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

„2. van Kaapverdische zijde: Instituto Nacional da Previdência Social (nationaal instituut voor sociale voorzieningen).".

B. In artikel 3, tweede lid, eerste streepje, wordt „'s-Gravenhage" vervangen door „Zoetermeer" en de tekst na het tweede streepje wordt als volgt gewijzigd:

„– in Kaapverdië: door de Direcçåo Geral do Trabalho e Emprego (Directoraat-Generaal Arbeid en Werkgelegenheid).".

C. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 5, onder a, eerste streepje, worden de woorden „Algemeen Nederlands Onderling Ziekenfonds (A.N.O.Z.)" vervangen door: „ANOZ Gooi Apeldoorn Groep".

2. De tekst van letter b wordt vervangen door:

„b. in Kaapverdië: Instituto Nacional da Previdência Social (nationaal instituut voor sociale voorzieningen).".

D. Artikel 6, tweede lid, onder b) wordt als volgt gewijzigd:

„b.wat de in Kaapverdië vervulde tijdvakken betreft door het Instituto Nacional da Previdência Social (nationaal instituut voor sociale voorzieningen).".

E. Aan artikel 11 wordt een nieuw lid, het zevende, toegevoegd, dat als volgt luidt:

„7. Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 14, derde lid, van het Verdrag bedoelde gezinsleden. In dat geval wordt de verklaring dat de gezinsleden van de pensioengerechtigde recht hebben op de verstrekkingen afgegeven door het bevoegde orgaan of door het orgaan van de woonplaats van de pensioengerechtigde, al naar gelang het geval.".

F. In artikel 12 worden de woorden „artikel 14, derde lid," vervangen door „artikel 14, vijfde lid".

G. „Artikel 14

1. Om in Kaapverdië in aanmerking te kunnen komen voor de uitkeringen krachtens de Nederlandse wetgeving, dient de werknemer die tijdens een tijdelijk verblijf in Kaapverdië arbeidsongeschikt wordt – onverminderd zijn verplichting om zijn werkgever onmiddellijk op de hoogte te stellen van zijn arbeidsongeschiktheid – persoonlijk een aanvraag in te dienen of – in geval van overmacht – deze door iemand anders te doen indienen bij het orgaan van de verblijfplaats, waarbij hij een door de behandelende arts afgegeven geneeskundige verklaring voegt. In zijn aanvraag vermeldt de werknemer de naam en het adres van zijn werkgever of voormalige werkgever, alsmede, indien mogelijk, de naam en het adres van de bevoegde bedrijfsvereniging.

2. Het orgaan van de verblijfplaats laat onverwijld door de eigen controlerend geneesheer een rapport opstellen over de gezondheidstoestand van de werknemer. Dit rapport en de in het eerste lid bedoelde aanvraag worden door dit orgaan aan de bevoegde bedrijfsvereniging toegezonden, of, indien deze vereniging niet bekend is, aan het Gemeenschappelijk Administratiekantoor (GAK) te Amsterdam. In een dergelijk geval zendt het GAK de ontvangen stukken onmiddellijk door naar de bedrijfsvereniging waarbij de bedoelde werknemer is aangesloten.

3. Het bevoegde Nederlandse orgaan is bevoegd een beslissing te nemen inzake de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid en het recht op verstrekkingen, behoudens de bevoegdheid van de bevoegde Nederlandse rechter in geval van geschillen.

Hiertoe kan de bedrijfsvereniging de werknemer oproepen om hem in Nederland een medisch onderzoek te doen ondergaan door de eigen verzekeringsarts. De werknemer dient onverwijld aan een dergelijke oproep gevolg te geven. De bedrijfsvereniging kan echter tevens de werknemer opdracht geven zich, binnen een door deze vereniging vast te stellen termijn, opnieuw bij het orgaan van de verblijfplaats te vervoegen, waar hij een medische verklaring dient over te leggen, afgegeven door de arts van de geneeskundige dienst. Met betrekking tot het overleggen van deze verklaring handelt het orgaan van de verblijfplaats overeenkomstig het in het tweede lid bepaalde.

Eventuele extra reiskosten die in verband met de gezondheidstoestand van de werknemer worden gemaakt om aan bovenbedoelde oproep gevolg te geven, komen ten laste van de bedrijfsvereniging en zullen, op vertoon van de bewijsstukken, worden vergoed.

4. Indien de werknemer zich niet in staat acht gevolg te geven aan de oproep van de bedrijfsvereniging om zich in Nederland bij de verzekeringsarts te vervoegen, dient hij zich onverwijld tot het orgaan van de verblijfplaats te wenden, waar hij een door de arts van de geneeskundige dienst afgegeven medische verklaring moet overleggen, alsmede de oproep van de bevoegde bedrijfsvereniging. Het orgaan van de verblijfplaats laat de werknemer onverwijld onderzoeken door de arts van de geneeskundige dienst.

5. De arts van de geneeskundige dienst bepaalt of de werknemer op medische gronden verhinderd is gevolg te geven aan de oproep van de bedrijfsvereniging. Indien de werknemer naar de mening van de arts niet in staat was naar Nederland te reizen, geeft de genoemde arts in het rapport de redenen van verhindering aan, alsmede de datum waarop deze verhindering een einde zal nemen en stelt hij de werknemer hiervan onmiddellijk op de hoogte. De werknemer dient op het door de arts aangegeven tijdstip naar Nederland te reizen en de door de bevoegde bedrijfsvereniging aangewezen verzekeringsarts te bezoeken zodra hij in Nederland is aangekomen.

Het orgaan van de verblijfplaats zendt het rapport van de arts van de geneeskundige dienst onverwijld door naar de bevoegde bedrijfsvereniging.

6. Indien de arbeidsongeschiktheid voortduurt, dient de werknemer aan wie de bevoegde bedrijfsvereniging de in het derde lid bedoelde oproep nog niet heeft toegezonden, zich tot het orgaan van de verblijfplaats te wenden, waar hij een nieuwe aanvraag moet indienen, tezamen met een geneeskundige verklaring van de arts van de geneeskundige dienst, zulks telkens vóór het einde van de in de voorafgaande geneeskundige verklaring van de arts van de geneeskundige dienst genoemde rustperiode.

In dergelijke gevallen handelt het orgaan van de verblijfplaats overeenkomstig het in het tweede lid bepaalde.

Artikel 15

1. De werknemer die krachtens de Nederlandse wetgeving uitkeringen ontvangt en die van de bevoegde bedrijfsvereniging toestemming heeft om tijdelijk in Kaapverdië te verblijven, blijft onderworpen aan controle door de bevoegde bedrijfsvereniging. Voor de uitoefening van deze controle roept de bedrijfsvereniging de werknemer op om in Nederland een medisch onderzoek te doen ondergaan door de eigen verzekeringsarts. De werknemer dient onverwijld aan een dergelijke oproep gevolg te geven. Eventuele extra reiskosten die in verband met de gezondheidstoestand van de werknemer worden gemaakt om aan bovenbedoelde oproep gevolg te geven, komen ten laste van de bedrijfsvereniging en zullen, op vertoon van de bewijsstukken, worden vergoed.

2. Indien de werknemer zich niet in staat acht aan een dergelijke oproep gevolg te geven, zijn artikel 14, vierde en vijfde lid, van toepassing.

Artikel 15a

1. De werknemer die krachtens de Nederlandse wetgeving uitkeringen ontvangt en van de bevoegde bedrijfsvereniging toestemming heeft om deze verstrekkingen te blijven ontvangen na overbrenging van zijn woonplaats naar Kaapverdisch grondgebied, dient zich vóór de door de bedrijfsvereniging aangegeven datum tot het orgaan van de verblijfplaats te wenden, waar hij de bevestiging van de toestemming van de bedrijfsvereniging moet overleggen, alsmede een door de arts van de geneeskundige dienst afgegeven geneeskundige verklaring.

2. Het orgaan van de woonplaats laat door de arts van de geneeskundige dienst een rapport opstellen over de gezondheidstoestand van de werknemer. Het orgaan van de woonplaats zendt dit rapport onverwijld door naar de bevoegde bedrijfsvereniging.

3. Met betrekking tot het vaststellen van de eventuele arbeidsongeschiktheid na de in het eerste lid bedoelde datum is het in artikel 14, derde en zesde lid, bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Eventuele reiskosten die worden gemaakt om gevolg te geven aan de in artikel 14, derde lid, genoemde oproep komen ten laste van de bedrijfsvereniging en zullen, op vertoon van bewijsstukken, worden vergoed.

Artikel 16

1. Om in Nederland de uitkeringen krachtens de Kaapverdische wetgeving te kunnen ontvangen, dient de werknemer die zich in dat land bevindt een aanvraag in te dienen bij de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging onder vermelding van de naam en het adres van zijn werkgever. Dit orgaan doet de aanvraag onverwijld aan het nationaal instituut voor sociale voorzieningen toekomen, waarbij een geneeskundig rapport van de arts van de geneeskundige dienst wordt gevoegd.

2. De Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging voert de medische en administratieve controle van de werknemer uit alsof deze een eigen verzekerde is en doet daartoe onverwijld aan het nationaal instituut voor sociale voorzieningen de hierover opgestelde rapporten toekomen. Dit orgaan behoudt echter de mogelijkheid om de werknemer door een arts van zijn keuze te laten keuren.

3. Het nationaal instituut voor sociale voorzieningen is als enige bevoegd te beslissen over aanspraken op verstrekkingen, behoudens de bevoegdheid van de bevoegde Kaapverdische rechter in geval van geschillen.

H. In artikel 18 worden de woorden „14, derde lid", vervangen door: „14, vijfde lid".

I. In artikel 19, eerste lid, worden na de woorden „krachtens artikel 11, tweede lid", de volgende woorden toegevoegd: „en krachtens artikel 14, derde lid".

J. Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

„2. a. Wanneer de bedrijfsvereniging waarbij een in Kaapverdië wonende werknemer aanspraak kan maken op een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Nederlandse wetgeving niet zelf de controle uitoefent, kan dit orgaan of de Gemeenschappelijke Medische Dienst het nationaal instituut voor sociale voorzieningen vragen een geneeskundig rapport op te maken met betrekking tot de gezondheidstoestand van de werknemer en de administratieve controle uit te oefenen. In dit verzoek van het Nederlands orgaan wordt de aard van het geneeskundig of medisch onderzoek vermeld.

  • b. Indien de bedrijfsvereniging of de Gemeenschappelijke Medische Dienst zelf de controle uitoefent, kan dit orgaan de werknemer oproepen om naar Nederland te komen om de vereiste medische onderzoeken te ondergaan. Eventuele kosten van de onderzoeken, van de reis en het verblijf komen ten laste van de bedrijfsvereniging en zullen, op vertoon van bewijsstukken, worden vergoed.

  • c. Indien de rechthebbende zich om medische redenen niet in staat acht naar Nederland te reizen stelt hij onmiddellijk het betrokken Nederlandse orgaan daarvan op de hoogte via het orgaan van de woonplaats. Hij dient dan een door een arts van de geneeskundige dienst gewaarmerkte verklaring over te leggen. Deze bevat met name de medische reden waarom betrokkene niet naar Nederland kan reizen en vermeldt na welk tijdvak de medische gronden niet meer van toepassing zijn.".

Het derde en vierde lid blijven ongewijzigd.

Artikel II Inwerkingtreding

Dit Akkoord treedt in werking op dezelfde datum als het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië houdende wijziging van het op 18 november 1981 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië. Het heeft dezelfde werkingsduur als het genoemde Verdrag.

GEDAAN te 's-Gravenhage op 23 januari 1995, in tweevoud in de Franse taal.

Voor de Nederlandse bevoegde autoriteiten

(w.g.) ROBIN L. O. LINSCHOTEN

Voor de Kaapverdische bevoegde autoriteiten

(w.g.) TERÊNCIO G. ALVES


Uitgegeven de tiende juli 1995

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven