A. TITEL

Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met Protocollen en Bijlagen, en Slotakte;

Oporto, 2 mei 1992

B. TEKST

De Nederlandse tekst van de Overeenkomst met Protocollen en Bijlagen, en Slotakte, is geplaatst in Trb. 1992, 132. Zie ook Trb. 1993, 156.

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1993, 156.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1993, 156 en Trb. 1993, 203.

Behalve door de aldaar genoemde Staten is nog in overeenstemming met artikel 129, tweede lid, van de Overeenkomst een akte van bekrachtiging of goedkeuring bij het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen nedergelegd door:

Liechtenstein25 april 1995

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1993, 203.

De bepalingen van de Overeenkomst, zoals gewijzigd door het in rubriek J hieronder genoemde Protocol van 17 maart 1993, zijn ingevolge artikel 7 van het in rubriek J hieronder afgedrukte besluit van de Raad van de Europese Economische Ruimte op 1 mei 1995 in werking getreden voor het Vorstendom Liechtenstein.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1992, 132 en Trb. 1993, 156 en 203.

Voor het op 18 april 1951 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 77.

Voor het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese (Economische) Gemeenschap zie ook Trb. 1995, 76.

Voor de op 30 oktober 1947 te Genève tot stand gekomen Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, zoals gewijzigd bij de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT), zie ook Trb. 1994, 235 (blz. 16 e.v.) en Trb. 1995, 130.

Voor de op 14 december 1960 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling zie ook Trb. 1994, 193.

De Raad van de Europese Economische Ruimte heeft op 10 maart 1995 te Brussel een besluit, met bijlagen en verklaringen, genomen over de inwerkingtreding van de onderhavige Overeenkomst voor het Vorstendom Liechtenstein. De Nederlandse tekst van het besluit luidt als volgt:

Besluit van de EER-Raad

Nr. 1/95 van 10.III.1995 over de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte voor het Vorstendom Liechtenstein

De EER-Raad,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) als aangepast bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 10/95 van het Gemengd Comité van de EER hierna de Overeenkomst te noemen, inzonderheid artikel 1, lid 2, van het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst,

overwegende dat het Douaneverdrag van 29 maart 1923 tussen het Vorstendom Liechtenstein en de Zwitserse Bondsstaat op 2 november 1994 is gewijzigd ten einde de deelneming van Liechtenstein aan de EER mogelijk te maken;

overwegende dat, wat de inwerkingtreding van de Overeenkomst voor Liechtenstein betreft, de EER-Raad op 20 december 1994 heeft geconcludeerd dat de in artikel 121, onder b), van de Overeenkomst vastgestelde voorwaarde, namelijk dat de regionale unie tussen Zwitserland en Liechtenstein de goede werking van de Overeenkomst niet schaadt, is vervuld;

overwegende dat er een aantal aanpassingen van de Overeenkomst noodzakelijk zijn als gevolg van de inwerkingtreding ervan voor Liechtenstein;

overwegende dat de aan dit besluit gehechte Verklaringen dienen te worden aangenomen;

overwegende dat er een datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst voor Liechtenstein dient te worden vastgesteld;

overwegende dat, overeenkomstig artikel 1, lid 3, van het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst, Liechtenstein is gemachtigd deel te nemen aan het Besluit van de EER-Raad over de inwerkingtreding van de Overeenkomst voor Liechtenstein,

Besluit:

Artikel 1

De goede werking van de Overeenkomst wordt niet geschaad door de regionale unie tussen Zwitserland en Liechtenstein.

Artikel 2

In Protocol 3 betreffende de produkten bedoeld in artikel 8, lid 3, onder b), van de Overeenkomst, wordt artikel 13 inzake bijzondere regelingen per land als volgt gewijzigd:

  • a. de bestaande alinea wordt lid 1;

  • b. onderstaand nieuw lid wordt toegevoegd:

„2. Met betrekking tot Liechtenstein zijn de bepalingen van dit Protocol vanaf 1 januari 2000 van toepassing.".

Artikel 3

In Protocol 4 betreffende de oorsprongsregel wordt onderstaand lid aan artikel 2 toegevoegd:

„4. Niettegenstaande lid 1 wordt het grondgebied van het Vorstendom Liechtenstein tot 1 januari 2000 niet tot het grondgebied van de EER gerekend voor het bepalen van de oorsprong van de in de tabellen I en II van Protocol 3 bedoelde produkten. Deze produkten worden slechts als van oorsprong uit de EER beschouwd indien zij geheel op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partijen zijn verkregen of aldaar een voldoende bewerking of verwerking hebben ondergaan.".

Artikel 4

In Protocol 47 inzake de opheffing van de technische belemmeringen voor het handelsverkeer in wijn wordt onderstaande als zesde alinea toegevoegd:

„Voor de produkten die vallen onder de in dit Protocol vermelde besluiten kan Liechtenstein de uit zijn regionale unie met Zwitserland voortvloeiende Zwitserse wetgeving parallel aan de wetgeving ter uitvoering van de in dit Protocol vermelde besluiten op de markt van Liechtenstein toepassen. De bepalingen over het vrij verkeer van goederen die zijn opgenomen in deze Overeenkomst of in de besluiten waarnaar wordt verwezen zijn, voor wat de uitvoer van Liechtenstein naar de andere overeenkomstsluitende partijen betreft, slechts van toepassing op produkten die in overeenstemming zijn met de in dit Protocol vermelde besluiten.".

Artikel 5

De bijlagen I, II, IV, VI, VII, IX, XII, XIII, XVI tot en met XVIII, XX en XXI bij de Overeenkomst worden gewijzigd als aangegeven in de bijlagen 1 tot en met 13 van dit besluit.

Artikel 6

De Overeenkomst, zoals bij dit besluit gewijzigd, wordt wat Liechtenstein betreft van kracht op de datum waarop dit besluit in werking treedt.

Artikel 7

1. Dit besluit treedt op 1 mei 1995 in werking, mits:

– het Verdrag van 2 november 1994 tussen Liechtenstein en Zwitserland tot wijziging van het Verdrag van 29 maart 1923 betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot het Zwitserse douanegebied, op die dag in werking is getreden, en

– Liechtenstein zijn akten van bekrachtiging van de Overeenkomst en het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst overeenkomstig artikel 129, lid 2, derde alinea, van de Overeenkomst en artikel 22, lid 4, van het Protocol tot aanpassing vóór die datum heeft nedergelegd, en

– alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan de EER-Raad hebben plaatsgevonden.

2. Indien de in lid 1 genoemde voorwaarden niet op de daarin bepaalde datum zijn vervuld, treedt dit besluit in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin die voorwaarden vervuld zijn. Mochten de voorwaarden echter minder dan 15 dagen vóór het begin van de volgende maand zijn vervuld, dan treedt dit besluit eerst in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat die voorwaarden vervuld zijn.

3. Indien de voorwaarden op 30 juni 1995 niet vervuld zijn, bezien de EER-Raad en Liechtenstein de situatie.

Artikel 8

Dit besluit en de daaraan gehechte verklaringen worden bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

GEDAAN te Brussel op 10-3-1995

Voor de EER-Raad

(w.g.) A. Juppe

De Secretarissen

(w.g.) E. Stein

P. K. Mannes


Bijlage 1 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

Bijlage I (veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) bij de EER-Overeenkomst, zoals gewijzigd bij de Besluiten van het Gemengd Comité van de EER nr. 7/941 van 21 maart 1994 en nr. 12/942 van 28 september 1994, alsmede de Besluiten nr. 2/95, nr. 3/95 en nr. 4/95, wordt als volgt gewijzigd.

A. De volgende nieuwe titel en alinea's worden na de inleiding ingevoegd:

„SECTORIËLE AANPASSINGEN

Liechtenstein legt de bepalingen van hoofdstuk I, Veterinaire aangelegenheden, op 1 januari 2000 ten uitvoer. Het Gemengd Comité van de EER stelt in de loop van het jaar 1999 een nieuw onderzoek naar de situatie in.

Voor produkten die vallen onder hoofdstuk II, Diervoeders, en hoofdstuk III, Fytosanitaire aangelegenheden, kan Liechtenstein de uit zijn regionale unie met Zwitserland voortvloeiende Zwitserse wetgeving parallel aan de wetgeving ter uitvoering van de in deze hoofdstukken bedoelde besluiten op de markt van Liechtenstein toepassen.".

B. Hoofdstuk II. DIERVOEDERS

Lid 1 van de inleiding bij hoofdstuk II, Diervoeders, wordt geschrapt.


Bijlage 2 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

Bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-Overeenkomst, zoals gewijzigd bij de Besluiten van het Gemengd Comité van de EER nr. 7/941 van 21 maart 1994, nrs. 12/94 t/m 16/942 van 28 september 1994 en nr. 30/94 t/m nr. 44/943 van 15 december 1994, alsmede de Besluiten nr. 5/95, nr. 6/95, nr. 7/95, nr. 8/95 en nr. 9/95, wordt als volgt gewijzigd.

A. In het hoofdstuk SECTORIËLE AANPASSINGEN wordt de onderstaande alinea na de enige alinea ingevoegd:

„Voor produkten die vallen onder de in deze bijlage vermelde besluiten kan Liechtenstein de uit zijn regionale unie met Zwitserland voortvloeiende Zwitserse technische voorschriften en normen parallel aan de wetgeving ter uitvoering van de in deze bijlage vermelde besluiten op de markt van Liechtstein toepassen. De bepalingen inzake het vrije verkeer van goederen, welke zijn vervat in deze Overeenkomst of in de daarin vermelde besluiten, zijn slechts van toepassing op de uitvoer van Liechtenstein naar de andere overeenkomstsluitende partijen voor wat betreft produkten die in overeenstemming zijn met de in deze bijlage vermelde besluiten.".

VERMELDE BESLUITEN

B. Hoofdstuk I. MOTORVOERTUIGEN

1. In punt 1 (Richtlijn 70/156/EEG van de Raad) worden de woorden „FL voor Liechtenstein" in aanpassing b) ingevoegd voor de woorden „16 voor Noorwegen".

2. In punt 1 (Richtlijn 70/156/EEG van de Raad) wordt het woord „Liechtenstein: ..." in aanpassing c) ingevoegd vóór het woord „Noorwegen: ...".

3. In punt 45a) (Richtlijn 91/226/EEG van de Raad) worden de woorden „FL voor Liechtenstein" in de aanpassing ingevoegd voor de woorden „16 voor Noorwegen".

4. In punt 45c) (Richtlijn 92/22/EEG van de Raad) worden de woorden „FL voor Liechtenstein" in de aanpassing ingevoegd voor de woorden „16 voor Noorwegen".

5. In punt 45d) (Richtlijn 92/23/EEG van de Raad) worden de woorden „FL voor Liechtenstein" in de aanpassing ingevoegd voor de woorden „16 voor Noorwegen".

6. In punt 45f) (Richtlijn 92/61/EEG van de Raad) worden de woorden „-FL voor Liechtenstein," in de aanpassing ingevoegd voor de woorden „-16 voor Noorwegen".

C. Hoofdstuk XII. LEVENSMIDDELEN

1. Onder het punt „Hoofdstuk XII. Levensmiddelen" wordt de volgende aanpassing ingevoegd:

„Liechtenstein voldoet uiterlijk op 1 januari 2000 aan de bepalingen van de in dit hoofdstuk vermelde besluiten. Lichtenstein zal echter alles in het werk stellen om uiterlijk op 1 januari 1997 te voldoen aan de bepalingen van de in dit hoofdstuk vermelde besluiten. Lukt dit niet, dan zal het Gemengd Comité van de EER een nieuw onderzoek naar de situatie instellen.".

D. Hoofdstuk XIX. ALGEMENE BEPALINGEN OP HET GEBIED VAN TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN

1. In aanpassing g) van punt 1 (Richtlijn 83/189/EEG van de Raad) wordt de vermelding „SNV (Liechtenstein)", met inbegrip van het adres, vervangen door:

„TPMN (Liechtenstein)

Liechtensteinische Technische Prüf-, Mess- und Normenstelle

Kirchstr. 7

FL-9490 Vaduz"


Bijlage 3 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

BIJLAGE IV (ENERGIE) bij de EER-Overeenkomst, zoals gewijzigd bij Besluit nr. 7/941 5 van het Gemengd Comité van de EER van 21 maart 1994, wordt als volgt gewijzigd.

In punt 3a) (Besluit 77/190/EEG van de Commissie) wordt aanhangsel 3 bij het besluit aangevuld met onderstaande tabellen 4, 5 en 6:

„Tabel 4 bij aanhangsel A

BENAMINGEN VAN AARDOLIE-PRODUKTEN

 
 Liechtenstein
  
I. Motorbrandstof
1Superbenzin
2 Bleifrei 95
3 
4 Dieseltreibstoff
  
II. Brandstof voor huisverwarming
5 
6Heizöl extra leicht
7 
  
III. Brandstof voor industrieel gebruik
8*
9 *

* Niet van toepassing.

Tabel 5 bij aanhangsel B

KENMERKEN VAN MOTORBRANDSTOFFEN

Liechtenstein
a)Superbenzine   
 Dichtheid (15°C)0,725–0,780
 Octaangetal: RONmin. 98,0
 Octaangetal: MONmin. 88,0
 Cal. waarde (kcal/kg)
 Loodgehalte (g/l)max. 0,15
b)Eurosuper 95   
 Dichtheid (15°C)0,725–0,780
 Octaangetal: RONmin. 95,0
 Octaangetal: MONmin. 85,0
 Cal. waarde (kcal/kg)
 Loodgehalte (g/l)max. 0,013
c)Normale benzine   
 Ongelood  
 Dichtheid (15° C)   
 Octaangetal: RON   
 Octaangetal: MON   
 Cal. waarde (kcal/kg)   
 Loodgehalte (g/l) 
d)DieselbrandstofZomerkwaliteitWinterkwaliteit
 Dichtheid (15° C)0,820–0,8600,800–0,845
 Cetaangetal:min 49min. 47
 Cal. waarde (kcal/kg)
 Zwavelgehalte (%)max. 0,05max. 0,05

Tabel 6 bij aanhangsel C

KENMERKEN VAN BRANDSTOFFEN

 Liechtenstein
a)Brandstof voor huisverwarming  
   
 Gasolie 
 Dichtheid (15°C)
 Cal. waarde (kcal/kg)
 Zwavelgehalte (%)
 Vloeipunt (°C)
   
 Lichte stookolie 
 Dichtheid (15°C)max. 0,815–0,860
 Cal. waarde (kcal/kg)min. 10.000
 Zwavelgehalte (%)max. 0,20
 Vloeipunt (°C)–9,0
   
 Lampolie 
 Dichtheid (15°C)
 Cal. waarde (kcal/kg)
   
b)Brandstof voor industrieel gebruik  
   
 Met hoog zwavelgehalte 
 Dichtheid (15°C)
 Cal. waarde (kcal/kg)
 Zwavelgehalte (%)
   
 Met laag zwavelgehalte 
 Dichtheid (15°C)
 Cal. waarde (kcal/kg)
 Zwavelgehalte (%)

".


Bijlage 4 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

BIJLAGE VI (SOCIALE ZEKERHEID) van de EER-Overeenkomst, als gewijzigd bij de Besluiten van het Gemengd Comité van de EER nr. 7/941 van 21 maart 1994 en nr. 24/942 van 2 december 1994, wordt als volgt gewijzigd.

VERMELDE BESLUITEN

1. In punt 1 (Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad) wordt het volgende toegevoegd:

  • a) in aanpassing ja):

„P. LIECHTENSTEIN

Geen.";

  • b. in aanpassing jb):

„P. LIECHTENSTEIN

  • a. Weduwnaarspensioenen (wet op de toekenning van uitkeringen voor weduwnaars van 25 november 1981).

  • b. Pensioenen voor blinden (wet op de toekenning van uitkeringen voor blinden van 17 december 1970).

  • c. Moederschapsuitkeringen (wet op de toekenning van moederschapsuitkeringen van 25 november 1981).

  • d. Aanvullende uitkeringen bij de ouderdoms-, overlijdens- en invaliditeitsverzekering (wet op aanvullende uitkeringen bij de ouderdoms-, overlijdens- en invaliditeitsverzekering van 10 december 1965, als herzien op 12 november 1992).

  • e. Bijstandsuitkering (wet op aanvullende uitkeringen bij de ouderdoms-, overlijdens- en invaliditeitsverzekering van 10 december 1965, als herzien op 12 november 1992).";

  • c. in aanpassing m):

„P. LIECHTENSTEIN

Geen.";

  • d. in aanpassing ma):

„P. LIECHTENSTEIN

Geen.";

  • e. in aanpassing mb):

„P. LIECHTENSTEIN

Alle aanvragen voor gewone pensioenen in het kader van de ouderdoms-, overlijdens- en invaliditeitsverzekeringen alsmede voor ouderdoms-, overlijdens- en invaliditeitspensioenen krachtens de Beroepsregeling, voor zover de voorschriften van het respectieve pensioenfonds geen bepalingen inzake vermindering bevatten.";

  • f. in aanpassing n) onder het hoofd P. LIECHTENSTEIN:

    • i) de huidige tekst van de aanpassing wordt punt 1;

    • ii) onderstaand punt 2 wordt toegevoegd:

„2. Niettegenstaande het bepaalde in artikel 10, lid 2, van de verordening wordt de vaste uitkering krachtens de Wet op de beroepsregeling van 20 oktober 1987 (Freizügigkeitsleistung) in contanten verstrekt aan een werknemer in loondienst of aan een zelfstandige die niet langer onder de wetgeving van Liechtenstein valt overeenkomstig het bepaalde in titel II van de verordening, indien deze persoon het Liechtensteins en Zwitsers economisch gebied vóór 1 januari 1998 definitief verlaat en vóór 1 januari 1998 aanspraak maakt op deze uitkering in contanten.".

2. Onderstaande tekst wordt in punt 2 (Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad) ingevoegd:

  • a. in aanpassing da):

„81. OOSTENRIJK–LIECHTENSTEIN

Geen.

97. FINLAND–LIECHTENSTEIN

Niet van toepassing.

112. IJSLAND–LIECHTENSTEIN

Niet van toepassing.

115. LIECHTENSTEIN–BELGIË

Niet van toepassing.

116. LIECHTENSTEIN–DENEMARKEN

Niet van toepassing.

117. LIECHTENSTEIN–DUITSLAND

Geen.

118. LIECHTENSTEIN–SPANJE

Niet van toepassing.

119. LIECHTENSTEIN–FRANKRIJK

Niet van toepassing.

120. LIECHTENSTEIN–GRIEKENLAND

Niet van toepassing.

121. LIECHTENSTEIN–IERLAND

Niet van toepassing.

122. LIECHTENSTEIN–ITALIË

Geen.

123. LIECHTENSTEIN–LUXEMBURG

Niet van toepassing.

124. LIECHTENSTEIN–NEDERLAND

Niet van toepassing.

125. LIECHTENSTEIN–PORTUGAL

Niet van toepassing.

126. LIECHTENSTEIN–VERENIGD KONINKRIJK

Niet van toepassing.

127. LIECHTENSTEIN–NOORWEGEN

Niet van toepassing.

128. LIECHTENSTEIN–ZWEDEN

Niet van toepassing.";

  • b. in aanpassing fa):

„Oostenrijk en Liechtenstein

Finland en Liechtenstein

IJsland en Liechtenstein

Liechtenstein en België

Liechtenstein en Duitsland

Liechtenstein en Spanje

Liechtenstein en Frankrijk

Liechtenstein en Ierland

Liechtenstein en Luxemburg

Liechtenstein en Nederland

Liechtenstein en het Verenigd Koninkrijk

Liechtenstein en Noorwegen

Liechtenstein en Zweden".

BESLUITEN WAARMEE DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN NAAR BEHOREN REKENING DIENEN TE HOUDEN

3. Het volgende wordt in punt 42c) (Besluit nr. 150) ingevoegd:

„P. LIECHTENSTEIN

1. Gezinsbijlagen: Liechtensteinische Familienausgleichskasse (Gezinsvereveningsfonds van Liechtenstein)

2. Wezenpensioenen: Liechtensteinische Alters- und Hinterlassenenversicherung (Ouderdoms- en overlijdensverzekering van Liechtenstein).".

Bijlage 5 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

BIJLAGE VII (ONDERLINGE ERKENNING VAN BEROEPSKWALIFICATIES) bij de EER-Overeenkomst, zoals gewijzigd bij de Besluiten van het Gemengd Comité van de EER nr. 5/941 van 8 februari 1994, nr. 7/942 van 21 maart 1994 en nr. 25/943 van 2 december 1994, wordt als volgt gewijzigd.

VERMELDE BESLUITEN

A. Hoofdstuk A – ALGEMEEN STELSEL

1. In de eerste twee alinea's van de aanpassing van punt 1 (Richtlijn 89/48/EEG van de Raad) wordt tussen de woorden „IJsland" en „Noorwegen" het woord „Liechtenstein" ingevoegd.

2. In punt 1 a) (Richtlijn 92/51/EEG van de Raad) wordt onder aanpassing b) in punt d) dat betrekking heeft op de rubriek „4. Technische sector" het volgende toegevoegd:

„In Liechtenstein

de opleiding voor

– trustee (Treuhänder)

Duur, niveau en eisen:

De opleiding is gebaseerd op negen jaar verplicht onderwijs en – tenzij een einddiploma wordt behaald – een periode als leerling in een bedrijf gedurende drie jaar gericht op het verwerven van praktische vaardigheden terwijl de noodzakelijke theoretische kennis en het algemeen onderwijs worden verstrekt door een beroepsschool, waarbij de combinatie voorbereidt op een nationaal examen (Nationaal diploma voor commerciële medewerkers).

Na drie jaar praktijkervaring in een onderneming gecombineerd met verder theoretisch onderwijs gedurende vier jaar, welke tegelijkertijd kunnen plaatsvinden, kan men het nationale diploma behalen dat bovenstaande beroepstitel geeft.

In het algemeen beslaat de gehele duur van deze opleiding tussen 16 en 19 jaar.

Reglementering:

Het beroep is gereglementeerd bij de nationale wetgeving. De kandidaten mogen zelf bepalen hoe zij zich op het examen willen voorbereiden (beroepsscholen, particuliere scholen, afstandsonderwijs).

– registeraccountant („Wirschaftsprüfer)

Duur, niveau en eisen:

De opleiding is gebaseerd op negen jaar verplicht onderwijs, gevolgd door een periode als leerling in een bedrijf gedurende drie jaar gericht op het verwerven van praktische vaardigheden, terwijl de noodzakelijke theoretische kennis en het algemene onderwijs verstrekt worden door een beroepsschool.

Na nogmaals drie jaar praktische ervaring in een onderneming en een verdere theoretische opleiding van vijf jaar, die tegelijkertijd in de vorm van afstandsonderwijs kan worden gevolgd, kan het nationale examen worden afgelegd dat recht geeft op bovenstaande beroepstitel.

De gehele duur van deze opleiding is tussen 17 en 18 jaar. Kandidaten die hun praktische ervaring in het buitenland hebben opgedaan moeten nog slechts één extra jaar beroepservaring in Liechtenstein aantonen.

Reglementering:

Het beroep is gereglementeerd bij de nationale wetgeving.".

B. HOOFDSTUK D – ARCHITECTUUR

1. In punt 18 (Richtlijn 85/384/EEG van de Raad) wordt in aanpassing o) betreffende Liechtenstein, het streepje vervangen door:

„– de diploma's van de vakhogeschool (Fachhochschule) (Dipl.– Arch. (FH));".


Bijlage 6 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

BIJLAGE IX (FINANCIËLE DIENSTEN) bij de EER-Overeenkomst zoals gewijzigd bij Besluiten van het Gemengd Comité van de EER, nr. 7/941 van 21 maart 1994 en nrs. 17/94 t/m 19/942 van 28 oktober 1994 wordt als volgt gewijzigd.

VERMELDE BESLUITEN

A. Hoofdstuk I – VERZEKERINGEN

1. De volgende nieuwe aanpassing wordt toegevoegd in punt 7a) (Richtlijn 92/49/EEG van de Raad):

„c. Liechtenstein mag de toepassing van deze richtlijn op de verplichte ongevallenverzekering uitstellen tot 1 januari 1996. De situatie zal in de loop van 1995 opnieuw bezien worden door het Gemengd Comité van de EER.".

2. De volgende nieuwe aanpassing wordt toegevoegd in punt 12b) (Richtlijn 91/674/EEG van de Raad):

„d. Liechtenstein neemt de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen aan om vóór 1 januari 1997 aan deze richtlijn te voldoen.".

B. Hoofdstuk II – BANKEN EN ANDERE KREDIETINSTELLINGEN

1. In punt 20 (Richtlijn 92/30/EEG van de Raad) wordt in aanpassing b) vóór het woord „Noorwegen" het woord „Liechtenstein" ingevoegd.

2. In punt 21 (Richtlijn 86/635/EEG van de Raad) wordt de datum „1 januari 1996" in de aanpassing voor wat betreft Liechtenstein vervangen door „1 januari 1997".

C. Hoofdstuk III – EFFECTENBEURZEN EN EFFECTEN

1. In de punten 27 (Richtlijn 88/627/EEG van de Raad), 28 (Richtlijn 89/298/EEG van de Raad) en 29 (Richtlijn 89/592/EEG van de Raad), wordt in de aanpassingen betreffende de overgangsperioden de vermelding „Liechtenstein" geschrapt en wordt de volgende zin toegevoegd:

„Liechtenstein geeft uiterlijk op 1 januari 1996 uitvoering aan de bepalingen van de richtlijn.".


Bijlage 7 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

BIJLAGE XII (VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL) bij de EER-Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd.

VERMELDE BESLUITEN

1. In aanpassing d) van punt 1 (Richtlijn 88/361/EEG van de Raad) wordt:

  • a. het derde streepje vervangen door:

„– voor Noorwegen en Zweden uiterlijk tot 1 januari 1995, voor Finland en IJsland uiterlijk tot 1 januari 1996 en voor Liechtenstein uiterlijk tot 1 januari 1997 met betrekking tot directe investeringen in het binnenland. Het Gemengd Comité van de EER zal de situatie voor Liechtenstein aan het einde van de overgangsperiode opnieuw bezien.";

  • b. in het vierde streepje de datum „1 januari 1998" voor Liechtenstein vervangen door „1 januari 1999". Voorts wordt aan het einde van het streepje de volgende zin toegevoegd:

„Het Gemengd Comité van de EER zal de situatie voor Liechtenstein aan het einde van de overgangsperiode opnieuw bezien.".


Bijlage 8 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

BIJLAGE XIII (VERVOER) bij de EER-Overeenkomst, zoals gewijzigd bij de Besluiten van het Gemengd Comité van de EER nr. 7/941 van 21 maart 1994, nr. 20/942 en nr. 21/943 van 28 oktober 1994 wordt als volgt gewijzigd.

VERMELDE BESLUITEN

A. Hoofdstuk I. INLAND TRANSPORT

1. In punt 13 (Richtlijn 92/106/EEG van de Raad) wordt in de aanpassing tussen de streepjes voor IJsland en Noorwegen het volgende nieuwe streepje ingevoegd.

„– Liechtenstein: Motorfahrzeugsteuer,".

B. Hoofdstuk II. WEGVERVOER

1. In punt 18a) (Richtlijn 93/89/EEG van de Raad) wordt in aanpassing b), tussen de streepjes voor IJsland en Noorwegen het volgende streepje ingevoegd:

„– Liechtenstein: Motorfahrzeugsteuer.".

2. In punt 24a) (Richtlijn 91/439/EEG van de Raad), worden in aanpassing b) tussen de woorden „IS (IJsland)" en „N (Noorwegen)" de woorden „FL (Liechtenstein)," ingevoegd.

3. In punt 26a) (Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • a. in de opsomming van landen in de aanpassingen e), f) en g) wordt tussen „IJsland" en „Noorwegen" telkens het woord „Liechtenstein" ingevoegd;

  • b. het model van de vergunning, overeenkomend met bijlage I van de verordening, waarnaar in aanpassing g) wordt verwezen, wordt als volgt gewijzigd:

„in de tekst van de vergunning waarin landennamen worden opgesomd, wordt tussen de woorden „IJsland" en „Noorwegen" het woord „Liechtenstein" ingevoegd;

    • ii) in voetnoot (1) wordt tussen de woorden „IS (IJsland)," en „N (Noorwegen)" „FL (Liechtenstein)," ingevoegd.

4. In punt 26c) (Verordening (EEG) nr. 3118/93 van de Raad) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • a. waar in de eerste en tweede alinea van aanpassing b), in aanpassing c), in het tweede streepje van de eerste alinea van aanpassing f) alsmede in de aanpassingen h), i) en j) landen worden opgesomd, wordt tussen de woorden „IJsland" en „Noorwegen" het woord „Liechtenstein," ingevoegd;

  • b. in de eerste tabel van aanpassing b):

– wordt tussen de regels voor IJsland en Noorwegen de volgende regel toegevoegd:

„Liechtenstein – 33 43 56 37";

– wordt aan de alinea volgend op de tabel de volgende zin toegevoegd:

„Voor Liechtenstein bedraagt het contingent voor 1995 1/12 van het totaal jaarlijks contingent voor 1995 vermenigvuldigd met het aantal kalendermaanden dat in 1995 nog resteert na de inwerkingtreding van de EER-overeenkomst voor dat land.";

  • c. de modeldocumenten in de bijlagen I tot en met IV van de verordening, waarnaar verwezen wordt in aanpassing j), worden als volgt gewijzigd:

    • i) op de eerste bladzijde van bijlage I:

– wordt in de titel van de vergunning tussen de woorden „IJsland" en „Noorwegen" het woord „Liechtenstein," ingevoegd;

– wordt in voetnoot (1) tussen de woorden „IJsland (IS)" en „Noorwegen (N)" het woord „Liechtenstein (FL)," ingevoegd;

    • ii) op de eerste bladzijde van bijlage II:

– wordt in de titel van de vergunning tussen de woorden „IJsland" en „Noorwegen" het woord „Liechtenstein" ingevoegd;

– wordt in voetnoot (1) tussen de woorden „IJsland (IS)" en „Noorwegen (N)" het woord „Liechtenstein (FL)," ingevoegd;

    • iii) op de eerste bladzijde van bijlage III:

– wordt in voetnoot (1) tussen de woorden „IJsland (IS)' en „Noorwegen (N)" het woord „Liechtenstein (FL)," ingevoegd;

    • iv) in kolom 6 van de toelichting van bijlage III wordt tussen de regels betreffende IJsland en Noorwegen het volgende ingevoegd:

„Liechtenstein:FL";

    • v) in bijlage IV wordt:

– in de titel tussen de woorden „IJSLANDS" en „NOORS" het woordje „LIECHTENSTEINS," ingevoegd;

– in de tabel tussen „IS" en „N", „FL" toegevoegd.

5. In punt 33 (Verordening (EEG) nr. 1839/92 van de Commissie) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • a. waar in de aanpassingen a), b) en c) landen worden opgesomd, wordt tussen de woorden „IJsland" en „Noorwegen" het woord „Liechtenstein" ingevoegd;

  • b. de modeldocumenten die overeenkomen met de bijlage IA, III, IV en V van de Verordening, waarnaar in het tweede streepje van aanpassing c) wordt verwezen, worden als volgt gewijzigd:

    • i) op de eerste bladzijde van respectievelijk bijlage IA, IV en V:

– wordt in voetnoot (1) tussen de woorden „IJsland (IS)" en „Noorwegen (N)" het woord „Liechtenstein (FL)" ingevoegd;

– in voetnoot (*) wordt tussen de woorden „IJsland" en „Noorwegen" het woord „Liechtenstein" ingevoegd;

    • ii) op de eerste bladzijde van bijlage III:

– wordt in voetnoot (**) tussen de woorden „IJsland" en „Noorwegen" het woord „Liechtenstein" ingevoegd.

6. In punt 33a) (Verordening (EEG), nr. 2454/92 van de Raad) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • a. waar in aanpassingen c), d) en e) landen worden opgesomd, wordt tussen de woorden „IJsland" en „Noorwegen" het woord „Liechtenstein" ingevoegd;

  • b. de modeldocumenten van de bijlagen I, II en III van de verordening, waarnaar verwezen wordt in de tweede zin van aanpassing c), worden als volgt gewijzigd:

    • i) op de eerste bladzijde van, respectievelijk, bijlage I en bijlage II:

– wordt in voetnoot (1) van de bijlagen I en II en voetnoot (3) van bijlage I, tussen de woorden „IJsland (IS)" en „Noorwegen (N)" het woord „Liechtenstein (FL)" ingevoegd;

– in voetnoot (*) wordt tussen de woorden „IJsland" en „Noorwegen" het woord „Liechtenstein," ingevoegd;

    • ii) in bijlage III:

– in de tabel wordt tussen „IS" en „N" „FL," ingevoegd.

D. Hoofdstuk VI. BURGERLUCHTVAART

1. Tussen de hoofdstuktitel „VI. BURGERLUCHTVAART" en ondertitel „i) Mededingingsregels" wordt het volgende ingevoegd:

„Liechtenstein legt de bepalingen van de in de ondertitels ii) tot en met vi) bedoelde besluiten ten uitvoer vanaf 1 januari 2000 onder voorbehoud van een herziening door het Gemengd Comité van de EER in de loop van 1999."


Bijlage 9 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

BIJLAGE XVI (AANBESTEDINGEN) bij de EER-Overeenkomst zoals gewijzigd bij Besluit nr. 7/941 van het Gemengd Comité van de EER van 21 maart 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A. VERMELDE BESLUITEN

1. In aanpassing b) in punt 1 (Richtlijn 71/304/EEG van de Raad) wordt de datum 1 januari 1995 vervangen door 1 januari 1996.

2. In punt 2 (Richtlijn 93/37/EEG van de Raad) wordt:

  • a) in aanpassing d) na het derde streepje het volgende nieuwe streepje toegevoegd:

„– voor Liechtenstein, Handelsregister, Gewerberegister,"

  • b) de volgende nieuwe aanpassing toegevoegd:

„g) Met betrekking tot Liechtenstein treden de maatregelen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen in werking op 1 januari 1996. Gedurende deze overgangsperiode is de toepassing van de richtlijn wederzijds opgeschort tussen Liechtenstein en de andere overeenkomstsluitende partijen.".

3. In punt 3 (Richtlijn 93/36/EEG van de Raad) wordt:

  • a. in aanpassing e) na het derde streepje het volgende nieuwe streepje toegevoegd:

„– voor Liechtenstein, Handelsregister, Gewerberegister,"

  • b. de volgende nieuwe aanpassing toegevoegd.

„h) Met betrekking tot Liechtenstein treden de maatregelen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen in werking op 1 januari 1996. Gedurende deze overgangsperiode is de toepassing van de richtlijn wederzijds opgeschort tussen Liechtenstein en de andere overeenkomstsluitende partijen.".

4. In punt 4 (Richtlijn 93/38/EEG van de Raad) wordt:

  • a. aan het begin van aanpassing a) de volgende nieuwe alinea toegevoegd:

„met betrekking tot Liechtenstein treden de maatregelen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen in werking op 1 januari 1996;";

  • b. de laatste alinea van aanpassing a) vervangen door:

„Gedurende deze overgangsperioden wordt de toepassing van de richtlijn tussen deze Staten en de andere overeenkomstsluitende partijen wederzijds opgeschort.".

5. Aan het eind van punt 4a) (Beschikking 93/327/EEG van de Commissie) wordt het volgende toegevoegd:

„De bepalingen van de beschikking worden voor de doeleinden van deze Overeenkomst met de volgende aanpassing gelezen:

Met betrekking tot Liechtenstein treden de maatregelen die nodig zijn om aan deze beschikking te voldoen in werking op 1 januari 1996. Gedurende deze overgangsperiode wordt de toepassing van deze beschikking tussen Liechtenstein en de andere overeenkomstsluitende partijen wederzijds opgeschort.".

6. In aanpassing a) in punt 5 (Richtlijn 89/665/EEG van de Raad) wordt de datum 1 januari 1995 vervangen door 1 januari 1996.

7. Aanpassing a) in punt 5a) (Richtlijn 92/13/EEG van de Raad) wordt vervangen door:

  • „a. Met betrekking tot Liechtenstein en Noorwegen treden de maatregelen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen in werking op hetzelfde tijdstip als Richtlijn 93/38/EEG van de Raad, overeenkomstig bijlage XVI bij de EER-Overeenkomst. Gedurende deze overgangsperioden wordt de toepassing van de richtlijn tussen deze Staten en de andere overeenkomstsluitende partijen wederzijds opgeschort.".

8. In punt 5b) (Richtlijn 92/50/EEG van de Raad) wordt:

  • a. in aanpassing b) na het derde streepje het volgende nieuwe streepje toegevoegd:

„– voor Liechtenstein, Handelsregister, Gewerberegister;".

  • b. de volgende nieuwe aanpassing toegevoegd:

„c. met betrekking tot Liechtenstein treden de maatregelen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen in werking op 1 januari 1996. Gedurende deze overgangsperiode wordt de toepassing van de richtlijn tussen Liechtenstein en de andere overeenkomstsluitende partijen wederzijds opgeschort.".

9. In aanpassing a) (Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71) wordt de datum 1 januari 1995 vervangen door 1 januari 1996.

B. AANHANGSEL 14: NATIONALE AUTORITEITEN WAARBIJ VERZOEKEN OM TOEPASSING VAN DE BEMIDDELINGSPROCEDURE BEDOELD IN ARTIKEL 9 VAN RICHTLIJN 92/13/EEG VAN DE RAAD KUNNEN WORDEN INGEDIEND

1. In aanhangsel 14 worden voor „NOORWEGEN" de volgende twee nieuwe regels toegevoegd:

„LIECHTENSTEIN

Amt für Volkswirtschaft (Bureau voor Nationale Economie)".


Bijlage 10 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

BIJLAGE XVII (INTELLECTUELE EIGENDOM) bij de EER-Overeenkomst, zoals gewijzigd bij Besluit nr. 7/941 van het Gemengd Comité van de EER van 21 maart 1994 en bij Besluit nr. 10/95, wordt als volgt gewijzigd.

1. De volgende nieuwe aanpassing dient te worden toegevoegd in punt 6 (Verordening (EEG) nr. 1768/92) van de Raad:

„d. Voorts is het volgende van toepassing:

Gezien de Octrooi-Unie tussen Liechtenstein en Zwitserland, zal Liechtenstein geen aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen afgeven als bedoeld in deze verordening.".


Bijlage 11 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

BIJLAGE XVIII (GEZONDHEID EN VEILIGHEID OP HET WERK, ARBEIDSRECHT EN GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN) bij de EER-Overeenkomst zoals gewijzigd bij Besluit nr. 7/942 van het Gemengd Comité van de EER van 21 maart 1994, wordt als volgt gewijzigd.

VERMELDE BESLUITEN

Gelijke behandeling van mannen en vrouwen

1. In punt 18 (Richtlijn 76/207/EEG van de Raad) wordt de tekst van de aanpassing vervangen door de volgende tekst:

„Liechtenstein doet de nodige maatregelen in werking treden om vanaf 1 januari 1996 aan deze richtlijn te voldoen.".


Bijlage 12 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

BIJLAGE XX (MILIEU) bij de EER-Overeenkomst, zoals gewijzigd bij de Besluiten van het Gemengd Comité van de EER nr. 7/941 van 21 maart 1994, nr. 22/942 en nr. 23/943 van 28 oktober 1994, wordt als volgt gewijzigd.

VERMELDE BESLUITEN

A. Hoofdstuk I. ALGEMEEN

1. In punt 2a) (Richtlijn 91/692/EEG van de Raad) wordt de volgende zin aan de aanpassing toegevoegd:

„Liechtenstein treft de nodige maatregelen om vanaf 1 januari 1996 aan deze richtlijn te voldoen.".

B. Hoofdstuk IV. CHEMICALIËN, INDUSTRIEEL RISICO EN BIOTECHNOLOGIE

1. In punt 24 (Richtlijn 90/219/EEG van de Raad) wordt het woord „Liechtenstein" uit de aanpassing geschrapt en wordt de volgende zin toegevoegd:

„Liechtenstein doet de nodige maatregelen in werking treden om vanaf 1 juli 1996 aan deze richtlijn te voldoen.".

2. In punt 24a) (Beschikking 91/448/EEG van de Commissie) wordt in de aanpassing de volgende zin toegevoegd:

„Liechtenstein doet de nodige maatregelen in werking treden om vanaf 1 juli 1996 aan deze beschikking te voldoen.".

3. In punt 25 (Richtlijn 90/220/EEG van de Raad) wordt het woord „Liechtenstein" uit aanpassing a) geschrapt en wordt de volgende zin toegevoegd:

„Liechtenstein doet de nodige maatregelen in werking treden om vanaf 1 juli 1996 aan deze richtlijn te voldoen.".

4. In punt 25a) (Beschikking 91/596/EEG van de Raad) wordt aan aanpassing b) de volgende zin toegevoegd:

„Liechtenstein doet de nodige maatregelen in werking treden om vanaf 1 juli 1996 aan deze beschikking te voldoen.".

5. In punt 25b) (Beschikking 92/146/EEG van de Commissie) wordt in de aanpassing de volgende zin toegevoegd:

„Liechtenstein doet de nodige maatregelen in werking treden om vanaf 1 juli 1996 aan deze beschikking te voldoen.".

C. Hoofdstuk V. AFVALSTOFFEN

1. In punt 32c) (Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad) wordt aan de aanpassing de volgende nieuwe alinea toegevoegd:

„Liechtenstein doet de nodige maatregelen in werking treden om vanaf 1 januari 1996 aan de bepalingen van de artikelen 2, 40, 41 en 42 van de verordening te voldoen.".


Bijlage 13 bij Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad

BIJLAGE XXI (STATISTIEK) bij de EER-Overeenkomst, zoals gewijzigd bij Besluit nr. 7/941 van het Gemengd Comité van de EER van 21 maart 1994, wordt als volgt gewijzigd.

A. Ondernemingsstatistieken

1. In punt 1 (Richtlijn 64/475/EEG van de Raad) wordt:

  • a. de volgende nieuwe aanpassing ingevoegd:

  • „b) deze richtlijn is niet van toepassing op Liechtenstein;";

  • b. in aanpassing d), het woord „Liechtenstein" geschrapt.

2. In punt 3 (Richtlijn 72/221/EEG van de Raad) wordt:

  • a. de volgende nieuwe aanpassing ingevoegd:

  • „b) deze richtlijn is niet van toepassing op Liechtenstein";

  • b. in aanpassing d), het woord „Liechtenstein" geschrapt;";

  • c. aanpassing e) geschrapt.

3. In punt 4b) (Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad) wordt de volgende nieuwe aanpassing toegevoegd:

„c. Liechtenstein treft de nodige maatregelen om vanaf 1 januari 1997 aan deze verordening te voldoen. Aan het einde van deze overgangsperiode wordt de situatie opnieuw door het Gemengd Comité van de EER bezien, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van Liechtenstein met betrekking tot zijn stelsel van statistieken.".

B. Vervoerstatistieken

1. In punt 5 (Richtlijn 78/546/EEG van de Raad) wordt de volgende nieuwe aanpassing ingevoegd:

„a. Liechtenstein treft de nodige maatregelen om vanaf 1 januari 1999 aan deze richtlijn te voldoen. Aan het eind van deze overgangsperiode wordt de situatie opnieuw door het Gemengd Comité van de EER bezien, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van Liechtenstein met betrekking tot zijn stelsel van statistieken;".

2. In punt 7a) (Beschikking 93/704/EG van de Raad) wordt de volgende nieuwe aanpassing toegevoegd:

„c) voor Liechtenstein worden de in artikel 2, lid 1, bedoelde gegevens voor de eerste maal meegedeeld vóór 1 april 1996 voor het jaar 1995.".

C. Statistieken van de buitenlandse handel en van de handel tussen de Lid-Staten

1. Tussen de hoofdstuktitel „Statistieken van de buitenlandse handel en van de handel tussen de Lid-Staten" en punt 8 (Verordening (EEG) nr. 1736/75 van de Raad) wordt de volgende alinea ingevoegd:

„Liechtenstein treft de nodige maatregelen om vanaf 1 januari 1999 aan de bepalingen van de in dit hoofdstuk vermelde besluiten te voldoen. Aan het eind van deze overgangsperiode wordt de situatie opnieuw bezien door het Gemengd Comité van de EER, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van Liechtenstein met betrekking tot zijn stelsel van statistieken.".

D. Bevolkings- en sociale statistieken

1. In punt 18a) (Verordening (EEG) nr. 3711/91 van de Raad) wordt de volgende nieuwe aanpassing toegevoegd:

„f) deze verordening is niet van toepassing op Liechtenstein.".

E. Nomenclaturen

1. In punt 20 (Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad) wordt aan het eind van de aanpassing de volgende zin toegevoegd:

„Liechtenstein treft de nodige maatregelen om vanaf 1 januari 1996 aan deze verordening te voldoen.".

2. In punt 20a) (Verordening (EEG), nr. 696/93 van de Raad) wordt:

  • a. in aanpassing c) na het woord „IJsland" het volgende ingevoegd:

„„Gemeinde" in Liechtenstein,";

  • b. de volgende nieuwe aanpassing toegevoegd:

  • „d) voor Liechtenstein eindigt de in artikel 4, lid 2, bedoelde overgangsperiode op 31 december 1997.".

F. Landbouwstatistieken

1. In punt 23 (Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad) wordt de volgende nieuwe aanpassing ingevoegd:

„f) Liechtenstein treft de nodige maatregelen om vanaf 1 januari 1997 aan deze verordening te voldoen. Aan het einde van deze overgangsperiode wordt de situatie opnieuw bezien door het Gemengd Comité van de EER, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van Liechtenstein met betrekking tot zijn stelsel van statistieken.".


Verklaring van de EER-Raad betreffende de toepassing van Protocol 4 ingevolge de inwerkingtreding van de EER-Overeenkomst voor Liechtenstein

1. De Zwitserse douaneautoriteiten kunnen conform de bepalingen van Protocol 4 bij de EER-Overeenkomst certificaten inzake goederenverkeer EUR 1 afgeven met betrekking tot goederen van oorsprong uit de EER in de zin van genoemd Protocol die zijn uitgevoerd van Liechtenstein naar Zwitserland en opnieuw worden uitgevoerd naar een andere overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst dan Liechtenstein.

2. Onder de in Protocol 4 bij de EER-Overeenkomst gebruikte term „exporteur" kunnen ook worden verstaan exporteurs in Zwitserland van goederen van oorsprong uit de EER in de zin van genoemd Protocol die zijn uitgevoerd uit Liechtenstein naar Zwitserland en opnieuw worden uitgevoerd naar een andere overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst dan Liechtenstein. Overeenkomstig artikel 21 van het Protocol kan door de Zwitserse exporteurs een faktuurverklaring worden opgesteld indien de betrokken produkten kunnen worden beschouwd als produkten van oorsprong uit de EER en voldoen aan de andere voorschriften van het Protocol.

3. De leden 1 en 2 zijn alleen van toepassing op voorwaarde dat de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR 1, de vergunning van toegelaten exporteurs, de controle van de bewijzen van oorsprong en van de toepassing van de bepalingen betreffende sancties ten uitvoer worden gelegd door de bevoegde autoriteiten conform de bepalingen van Protocol 4. Wanneer bij een geschil de Zwitserse autoriteiten zijn betrokken en geen oplossing kan worden gevonden, kunnen deze autoriteiten schriftelijke opmerkingen ter overweging door het Gemengd Comité van de EER indienen. In dergelijke zaken wordt het aan het oordeel van het Comité overgelaten om deze autoriteiten te verzoeken aanwezig te zijn met het oog op mondelinge opmerkingen.


Verklaring van de EER-Raad betreffende de regeling inzake douanevervoer door Zwitserland

De EER-Raad neemt nota van de specifieke toepassingsbepalingen van de EER-Overeenkomst met betrekking tot de rechten die aan de Zwitserse grens worden geheven voor goederen die onder de EER-Overeenkomst vallen doch zijn uitgesloten van de Vrijhandelsovereenkomst Zwitserland-EEG van 1972 (FTA).

Indien de invoer van deze goederen wordt behandeld door de Zwitserse douaneautoriteiten die niet specifiek zijn gemandateerd voor een EER-inklaring voor Liechtenstein, kan de importeur kiezen voor ofwel:

    • i) de betaling van de rechten die worden geheven overeenkomstig de FTA Zwitserland-EEG en door het Liechtensteinse douanekantoor zullen worden terugbetaald; ofwel

    • ii) de toepassing van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer (artikel 20, lid 2).

Deze mogelijkheden voor de Liechtensteinse importeur zijn door de Zwitserse douaneautoriteiten in een brief d.d. 25 november 1994 bevestigd.


Verklaring van de EER-Raad betreffende het vrije verkeer van personen

De Raad van de EER herinnert eraan dat de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst hebben toegezegd dat zij aan het eind van de in Protocol 15 bij de EER-Overeenkomst bedoelde overgangsperiode, de in genoemd Protocol vervatte overgangsmaatregelen zullen herzien, waarbij zij naar behoren rekening zullen houden met de specifieke geografische situatie van Liechtenstein.

De EER-Raad erkent dat Liechtenstein een zeer klein bewoonbaar gebied heeft met een plattelands karakter en een ongebruikelijk hoog percentage inwoners en werknemers met een andere nationaliteit. Bovendien erkent het het vitale belang van Liechtenstein om zijn eigen nationale identiteit te behouden.

De Raad van de EER stemt ermee in dat in het kader van de herziening van de in de Overeenkomst opgenomen overgangsmaatregelen rekening moet worden gehouden met de factoren die volgens de verklaring van de Regering van Liechtenstein inzake de specifieke situatie van het land, wellicht rechtvaardigen dat door Liechtenstein vrijwaringsmaatregelen worden genomen zoals bedoeld in artikel 112 van de EER-Overeenkomst, zoals een buitengewone toename van het aantal onderdanen uit de Lid-Staten van de EG of uit de overige EVA-Staten of het totale aantal arbeidsplaatsen in de economie, beide in vergelijking met de omvang van de plaatselijke bevolking. Bovendien zal worden rekening gehouden met de mogelijke implicaties van de vertraagde inwerkingtreding van de EER-Overeenkomst voor Liechtenstein. Voorts zullen de overeenkomstsluitende partijen in het geval van moeilijkheden alles in het werk stellen om een zodanige oplossing te zoeken dat het voor Liechtenstein niet nodig zal zijn vrijwaringsmaatregelen toe te passen. Uiteraard moet de gelijke behandeling voor de onderdanen van de Staten die overeenkomstsluitende partij zijn bij de EER-Overeenkomst worden gegarandeerd en mag alleen de toename van het aantal onderdanen van bovengenoemde Staten bij de herziening in aanmerking worden genomen.

Tot slot herinnert de EER-Raad eraan dat Liechtenstein een vraagstuk dat zij van belang acht te allen tijde aan de orde kan stellen op het niveau van het Gemengd Comité van de EER of de EER-Raad, overeenkomstig artikel 5 van de EER-Overeenkomst.


Verklaring van de EER-Raad betreffende Protocol 18

De EER-Raad neemt er nota van dat Liechtenstein aan zijn verplichtingen uit hoofde van de bepalingen van Protocol 18 zal voldoen in het kader van zijn monetaire unie met Zwitserland.

In geval de verantwoordelijke monetaire autoriteit voor Liechtenstein overeenkomstig artikel 43 van de Overeenkomst maatregelen treft, geeft Liechtenstein uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van de maatregelen hiervan kennis aan de andere EVA-Staten en aan het Permanent Comité van de EVA-Staten.

Liechtenstein zal trachten de overige EVA-Staten en het Permanent Comité van de EVA-Staten zoveel mogelijk van te voren in kennis te stellen van deze maatregelen.


Verklaring van de EER-Raad betreffende de deelneming van Liechtenstein aan de begroting van de samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

De EER-Raad neemt nota van het voornemen van Liechtenstein om deel te nemen aan kaderprogramma's, projecten of andere acties van de EU op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden zodra de EER-Overeenkomst voor Liechtenstein in werking is getreden. Bijgevolg zal Liechtenstein conform de bepalingen van de EER-Overeenkomst bijdragen aan de relevante begrotingen van deze programma's, projecten of acties en wel met ingang van 1 januari 1995. De bijdragen van Liechtenstein voor 1995 zullen worden betaald nadat de EER-Overeenkomst voor Liechtenstein in werking is getreden. Van 1 januari 1995 tot de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst voor Liechtenstein, kan Liechtenstein als waarnemer deelnemen aan de in Protocol 31 vermelde programma's, projecten en acties.


Verklaring van de EER-Raad betreffende de handel op niet-geharmoniseerde gebieden

De EER-Raad bevestigt dat ten aanzien van produkten die binnen de EER voor het eerst op de markt worden gebracht op het grondgebied van Liechtenstein, het „Cassis de Dijon"-beginsel geldt voor de handel tussen Liechtenstein en de overige overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst, voor zover het produkten van oorsprong uit de EER betreft.

Het Gemengd Comité van de EER zal de situatie één jaar na de inwerkingtreding van de EER-Overeenkomst voor Liechtenstein opnieuw bezien.


Verklaring van de EER-Raad betreffende de onderdanen van het Vorstendom Liechtenstein die houder zijn van een in een derde land afgegeven hoger-onderwijsdiploma waarmee een beroepsopleiding van ten minste drie jaar wordt afgesloten

Er nota van nemend dat het acquis communautaire in bijlage VII bij de EER-Overeenkomst, zoals aangepast met het oog op de EER, slechts melding maakt van diploma's, certificaten en andere bewijzen van een formele kwalificatie die hoofdzakelijk in de overeenkomstsluitende partijen zijn afgegeven;

Verlangend evenwel om rekening te houden met de bijzondere positie van de onderdanen van het Vorstendom Liechtenstein die als gevolg van het beperkte aantal mogelijkheden voor postsecundair onderwijs in Liechtenstein zelf, hun studies in een derde land hebben volbracht;

Er voorts nota van nemend dat Liechtenstein met een aantal uiteenlopende onderwijsinstellingen in derde landen overeenkomsten heeft gesloten, met inbegrip van de verplichting financieel bij te dragen aan deze instellingen;

Bevelen de overeenkomstsluitende partijen hierbij aan dat de betrokken Regeringen de onderdanen van het Vorstendom Liechtenstein die houder zijn van een onder het acquis vallend studiediploma dat in een derde land is uitgereikt en door de bevoegde autoriteiten van Liechtenstein is erkend, toestaan de activiteiten in kwestie binnen de Europese Economische Ruimte aan te vatten en uit te oefenen, door deze diploma's op hun grondgebied te erkennen, met name wanneer het gaat om diploma's die zijn behaald in instellingen waaraan Liechtenstein financieel bijdraagt.

Op verzoek zal het Gemengd Comité van de EER de situatie opnieuw bezien.


Verklaring van de EER-Raad betreffende de verstrekking van bepaalde gegevens over het vrije verkeer van goederen door Liechtenstein aan het Gemengd Comité van de EER

De EER-Raad neemt nota van het voornemen van Liechtenstein om halfjaarlijks gegevens betreffende zijn handelsverkeer met de overige overeenkomstsluitende partijen aan het Gemengd Comité van de EER te verstrekken.

Het Gemengd Comité van de EER zal het vertrouwelijke karakter van deze statistische gegevens, die door Liechtenstein worden toegezonden opdat het Gemengd Comité van de EER kan toezien op de goede werking van de Overeenkomst, respecteren.


Van het op 17 maart 1993 te Brussel tot stand gekomen Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarnaar onder meer wordt verwezen in de preambule tot het onderhavige besluit, is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1993, 69; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 151.

Van de op 22 juli 1972 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, waarnaar wordt verwezen in de Verklaring van de EER-Raad betreffende de regeling inzake douanevervoer door Zwitserland, is de tekst geplaatst in Pb EG L 300, 1972.

Uitgegeven de zestiende juni 1995

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

H. F. DIJKSTAL


XNoot
1

PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 13.

XNoot
2

PB nr. L 292 van 12.11.1994, blz. 39.

XNoot
1

PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 34.

XNoot
2

PB nr. L 292 van 12.11.1994, blz. 39 en nr. L 325 van 17.12.1994, blz. 64 t/m 67.

XNoot
3

PB nr. L 372 van 31.12.1994, blz. 1 t/m 20.

XNoot
1

5 PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 50.

XNoot
1

PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 55.

XNoot
2

PB nr. L 339 van 29.12.1994, blz. 83.

XNoot
1

PB nr. L 85 van 30.03.1994, blz. 71.

XNoot
2

PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 67.

XNoot
3

PB nr. L 339 van 29.12.1994, blz. 84.

XNoot
1

PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 72.

XNoot
2

PB nr. L 325 van 17.12.1994, blz. 69 t/m 71.

XNoot
1

PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 78.

XNoot
2

PB nr. L 325 van 17.12.1994, blz. 72.

XNoot
3

PB nr. L 325 van 17.12.1994, blz. 73.

XNoot
1

PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 134.

XNoot
1

PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 138.PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 140.

XNoot
1

PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 143.

XNoot
2

PB nr. L 325 van 17.12.1994, blz. 74.

XNoot
3

PB nr. L 325 van 17.12.1994, blz. 76.

XNoot
1

PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 146.

XNoot
2

PB nr. L 160 van 28.06.1994, blz. 140.

Naar boven