A. TITEL

Protocol houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen;

Brussel, 28 maart 1995

B. TEKST

Protocol houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen

De Regering van het Koninkrijk België,

De Regering van het Groothertogdom Luxemburg,

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

Bezield door de wens hun wetgeving inzake tekeningen en modellen aan te passen wat betreft de bevoegdheden van de licentiehouder, die wetgeving aan te vullen met bepalingen betreffende de bestrijding van namaak van door rechten op een tekening of model beschermde produkten en in die wetgeving een termijn van respijt in te voeren.

Zijn de volgende bepalingen overeengekomen,

Artikel I

De eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen wordt als volgt gewijzigd:

  • A. Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

    • Artikel 4bis.

    • Artikel 4, onder 1, sub a. vindt geen toepassing, indien de feitelijke bekendheid van een voortbrengsel dat hetzelfde uiterlijk vertoont als het gedeponeerde model of de gedeponeerde tekening dan wel daarmee ondergeschikte verschillen vertoont, in de belanghebbende kring van nijverheid of handel van het Beneluxgebied, het gevolg is van openbaarmaking van dat voortbrengsel door de deposant dan wel door een derde die zijn kennis omtrent het voortbrengsel direct of indirect aan de deposant heeft ontleend, binnen twaalf maanden voorafgaande aan de datum van het depot of de datum van voorrang, welke voortvloeit uit het Verdrag van Parijs.

  • B. Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

    • Onderdeel 4 komt te luiden:

      • 4. De licentiehouder is bevoegd in een door de houder van het uitsluitend recht op een tekening of model ingestelde vordering als bedoeld in artikel 14, onder 2 en 3, tussen te komen om rechtstreeks de door hem geleden schade vergoed te krijgen of zich een evenredig deel van de door de gedaagde genoten winst te doen toewijzen. Een zelfstandige vordering als bedoeld in artikel 14, onder 2 en 3, kan de licentiehouder slechts instellen indien hij de bevoegdheid daartoe van de houder van het uitsluitend recht heeft bedongen.

    • 1. Onder vernummering van de onderdelen drie, vier en vijf tot onderscheidenlijk vijf, zes en zeven, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

      • 3 Naast of in plaats van een vordering tot schadevergoeding kan de houder van het uitsluitend recht een vordering instellen tot het afdragen van winst, welke is genoten als gevolg van handelingen bedoeld in dit artikel onder 1, onder de omstandigheden bedoeld in dit artikel onder 2, alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording dienaangaande. Indien de rechter van oordeel is dat de genoemde handelingen niet te kwader trouw zijn verricht of dat de omstandigheden van het geval geen aanleiding geven tot een veroordeling tot afdracht van onrechtmatig genoten winst, wijst hij de vordering af.

      • 4. De houder van het uitsluitend recht op een tekening of model kan de vordering tot schadevergoeding of het afdragen van winst namens de licentiehouder instellen, onverminderd de aan deze laatste in artikel 13, onder 4, toegekende bevoegdheid.

    • 2. In onderdeel 6 (nieuw) „De vordering kan" vervangen door: „De vorderingen kunnen".

  • C. Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:

    • 1. Onder vernummering van de onderdelen drie, vier en vijf tot onderscheidenlijk vijf, zes en zeven, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

      • 3 Naast of in plaats van een vordering tot schadevergoeding kan de houder van het uitsluitend recht een vordering instellen tot het afdragen van winst, welke is genoten als gevolg van handelingen bedoeld in dit artikel onder 1, onder de omstandigheden bedoeld in dit artikel onder 2, alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording dienaangaande. Indien de rechter van oordeel is dat de genoemde handelingen niet te kwader trouw zijn verricht of dat de omstandigheden van het geval geen aanleiding geven tot een veroordeling tot afdracht van onrechtmatig genoten winst, wijst hij de vordering af.

      • 4. De houder van het uitsluitend recht op een tekening of model kan de vordering tot schadevergoeding of het afdragen van winst namens de licentiehouder instellen, onverminderd de aan deze laatste in artikel 13, onder 4, toegekende bevoegdheid.

    • 2. In onderdeel 6 (nieuw) „De vordering kan" vervangen door: „De vorderingen kunnen".

  • D. Na artikel 14 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

    • Artikel 14bis

      • 1. De houder van een uitsluitend recht op een tekening of model heeft de bevoegdheid roerende zaken, waarmee inbreuk op zijn recht wordt gemaakt of zaken die gebruikt zijn bij de produktie van die zaken, als zijn eigendom op te vorderen dan wel daarvan de vernietiging of onbruikbaarmaking te vorderen. Gelijke bevoegdheid tot opvordering bestaat ten aanzien van gelden waarvan aannemelijk is dat zij zijn verkregen als gevolg van inbreuk op het uitsluitend recht op een tekening of model. De vordering wordt afgewezen indien de inbreuk niet te kwader trouw is gemaakt.

      • 2. De bepalingen van het nationale recht omtrent de middelen van bewaring van zijn recht en omtrent de rechterlijke tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten zijn van toepassing.

      • 3. De rechter kan gelasten dat de afgifte niet plaatsvindt dan tegen een door hem vast te stellen, door de eiser te betalen vergoeding.

      • 4. De licentiehouder heeft het recht de in dit artikel onder 1 bedoelde bevoegdheden uit te oefenen voor zover deze strekken tot bescherming van de rechten waarvan hem de uitoefening is toegestaan, indien hij daartoe toestemming van de houder van het uitsluitend recht op een tekening of model heeft verkregen.

      • 5. De rechter kan op vordering van de houder van het uitsluitend recht op een tekening of model, degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst van de zaken waarmee die inbreuk is gepleegd, aan de houder mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken.

Artikel II

Geen beroep kan worden gedaan op artikel 4bis van de eenvormige wet met betrekking tot voortbrengselen die vóór de inwerkingtreding van dit Protocol feitelijke bekendheid genoten in de belanghebbende kring van nijverheid of handel van het Beneluxgebied.

Artikel III

Ter uitvoering van artikel 1, lid 2, van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, worden de bepalingen van dit Protocol als gemeenschappelijke rechtsregel aangewezen voor de toepassing van de hoofdstukken III en IV van genoemd verdrag.

Artikel IV

Dit Protocol zal worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging zullen worden neergelegd bij de Regering van het Koninkrijk België.

Artikel V

Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgend op de maand van de nederlegging van de derde akte van bekrachtiging.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk volmachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 28-3-1995 in drie exemplaren, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) J. T. WARMENHOVEN

Voor de Regering van het Koninkrijk België,

(w.g.) F. VANDENBROUCKE

Voor de Regering van het Groothertogdom Luxemburg,

(w.g.) J. POOS


Protocole portant modification de la loi uniforme Benelux en matière de dessins ou modèles

Le Gouvernement du Royaume de Belgique,

Le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg,

Le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas,

Animés du désir d'adapter leur législation en matière de dessins et modèles en ce qui concerne les droits du licencié, de compléter leur législation par des dispositions relatives à la lutte contre la contrefaçon de produits protégés par des droits à un dessin ou modèle et d'introduire dans cette législation un délai de grâce,

Sont convenus des dispositions suivantes:

Article I

La loi uniforme Benelux en matière de dessins ou modèles est modifiée comme suit:

  • A) Est inséré à la suite de l'article 4, un nouvel article, libellé comme suit:

    • Article 4bis.

    • L'article 4, sous 1, sub a), ne s'applique pas lorsque la notoriété de fait d'un produit ayant un aspect identique au dessin ou modèle déposé ou ne présentant avec celui-ci que des différences secondaires dans le milieu industriel ou commercial intéressé du territoire Benelux résulte de la divulgation de ce produit par le déposant ou par un tiers qui a emprunté directement ou indirectement au déposant ses connaissances relatives au produit dans les douze mois précédant la date de dépôt ou la date de priorité, résultant de la Convention de Paris.

  • B) L'article 13 est modifié comme suit:

    • Le paragraphe 4 est libellé comme suit:

      • 4. Afin d'obtenir la réparation du préjudice qu'il a directement subi ou de se faire attribuer une part proportionnelle du bénéfice réalisé par le défendeur, le licencié a le droit d'intervenir dans une action visée à l'article 14, paragraphes 2 et 3, intentée par le titulaire du droit exclusif à un dessin ou modèle. Le licencié ne peut intenter une action autonome au sens de l'article 14, sous 2 et 3, qu'à condition d'avoir obtenu l'autorisation du titulaire du droit exclusif à cette fin.

    • 1. Sont insérés avant les paragraphes 3, 4 et 5 qui porteront respectivement les numéros 5, 6 et 7, deux nouveaux paragraphes, libellés comme suit:

      • 3. Outre l'action en réparation ou au lieu de celle-ci, le titulaire du droit exclusief peut intenter une action en cession du bénéfice réalisé à la suite des actes visés au présent article sous 1, dans les circonstances visées au présent article sous 2, ainsi qu'en reddition de compte à cet égard. Le tribunal rejettera la demande s'il estime que les actes considérés n'ont pas été accomplis de mauvaise foi ou que les circonstances de la cause ne donnent pas lieu à une condamnation à la cession du bénéfice réalisé illicitement.

      • 4. Le titulaire du droit exclusif à un dessin ou modèle peut intenter l'action en réparation ou en cession du bénéfice au nom du licencié, sans préjudice du droit accordé à ce dernier à l'article 13, sous 4.

    • 2. Au paragraphe 6 (nouveau), les mots «L'action ne peut pas» sont remplacés par: «Les actions ne peuvent pas».

  • C) L'article 14 est modifié comme suit:

    • 1. Sont insérés avant les paragraphes 3, 4 et 5 qui porteront respectivement les numéros 5, 6 et 7, deux nouveaux paragraphes, libellés comme suit:

      • 3. Outre l'action en réparation ou au lieu de celle-ci, le titulaire du droit exclusief peut intenter une action en cession du bénéfice réalisé à la suite des actes visés au présent article sous 1, dans les circonstances visées au présent article sous 2, ainsi qu'en reddition de compte à cet égard. Le tribunal rejettera la demande s'il estime que les actes considérés n'ont pas été accomplis de mauvaise foi ou que les circonstances de la cause ne donnent pas lieu à une condamnation à la cession du bénéfice réalisé illicitement.

      • 4. Le titulaire du droit exclusif à un dessin ou modèle peut intenter l'action en réparation ou en cession du bénéfice au nom du licencié, sans préjudice du droit accordé à ce dernier à l'article 13, sous 4.

    • 2. Au paragraphe 6 (nouveau), les mots «L'action ne peut pas» sont remplacés par: «Les actions ne peuvent pas».

  • D) Est inséré à la suite de l'article 14, un nouvel article, libellé comme suit:

    • Article 14bis

      • 1. Le titulaire du droit exclusif à un dessin ou modèle a la faculté de revendiquer la propriété des biens meubles qui ont porté atteinte à son droit ou des biens qui ont servi à la production de ces biens ou d'en requérir la destruction ou la mise hors d'usage. Pareille revendication peut s'exercer à l'égard des sommes d'argent présumées avoir été recueillies à la suite de l'atteinte portée au droit exclusif à un dessin ou modèle. La demande sera rejetée si l'atteinte n'a pas été portée de mauvaise foi.

      • 2. Les dispositions du droit national relatives aux mesures conservatoires et à l'exécution forcée des jugements et actes authentiques sont applicables.

      • 3. Le tribunal peut ordonner que la délivrance ne sera faite que contre paiement par le demandeur d'une indemnité qu'il fixe.

      • 4. Le licencié est habilité à exercer les facultés visées au présent article sous 1 pour autant que celles-ci tendent à protéger les droits dont l'exercice lui a été concédé et à condi- tion d'avoir obtenu à cet effet l'autorisation du titulaire du droit exclusif à un dessin ou modèle.

      • 5. A la demande du titulaire du droit exclusif à un dessin ou modèle, le tribunal peut ordonner à l'auteur de l'atteinte à son droit de fournir au titulaire toutes les informations dont il dispose concernant la provenance des biens qui ont porté atteinte au dessin ou modèle et de lui communiquer toutes les données s'y rapportant.

Article II

L'article 4bis de la loi uniforme ne peut être invoqué en ce qui concerne les produits qui ont joui d'une notoriété de fait dans le milieu industriel ou commercial intéressé du territoire Benelux avant l'entrée en vigueur du présent Protocole.

Article III

En exécution de l'article 1er, alinéa 2, du Traité relatif à l'institution et au statut d'une Cour de Justice Benelux, les dispositions du présent Protocole sont désignées comme règles juridiques communes pour l'application des chapitres III en IV dudit Traité.

Article IV

Le présent Protocole sera ratifié. Les instruments de ratification seront déposés auprès du Gouvernement du Royaume de Belgique.

Article V

Le présent protocole entrera en vigueur le premier jour du troisième mois suivant le mois du dépôt du troisième instrument de ratification.

EN FOI DE QUOI les soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont signé le présent Protocole.

FAIT à Bruxelles, le 28.3.1995 en trois exemplaires, en langue française et néerlandaise, les deux textes faisant également foi.

Pour le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas,

(s.) J. T. WARMENHOVEN

Pour le Gouvernement du Royaume de Belgique,

(s.) F. VANDENBROUCKE

Pour le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg,

(s.) J. POOS


D. PARLEMENT

Het Protocol behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Protocol kan worden gebonden.

E. BEKRACHTIGING

Bekrachtiging van het Protocol is voorzien in artikel IV.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Protocol zullen ingevolge artikel V in werking treden op de eerste dag van de derde maand volgend op de maand van de nederlegging van de derde akte van bekrachtiging.

J. GEGEVENS

Van het op 25 oktober 1966 te Brussel tot stand gekomen Benelux-Verdrag inzake Tekeningen of Modellen, bij welk Verdrag de eenvormige Benelux-wet als bijlage is gevoegd, is de tekst geplaatst in Trb. 1966, 292; zie ook, laatstelijk, Trb. 1989, 90.

Van het op 14 juli 1967 te Stockholm tot stand gekomen Herziene Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, waarnaar wordt verwezen in artikel I, letter A, van het onderhavige Protocol is de Franse tekst geplaatst in Trb. 1969, 144 en de vertaling in Trb. 1970, 187; zie ook, laatstelijk, Trb. 1988, 22.

Van het op 31 maart 1965 te Brussel tot stand gekomen Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, waarnaar wordt verwezen in artikel III van het onderhavige Protocol, is de tekst geplaatst in Trb. 1965, 71; zie ook, laatstelijk, Trb. 1986, 192.

Uitgegeven de drieëntwintigste mei 1995

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven