A. TITEL

Internationale Koffieovereenkomst;

Londen, 30 maart 1994

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van de Overeenkomst zijn geplaatst in Trb. 1994, 196.

De Overeenkomst is voorts nog ondertekend voor:

België19 september 1994
Cyprus19 september 1994
Denemarken19 september 1994
Duitsland19 september 1994
de Europese Gemeenschap19 september 1994
Finland19 september 1994
Frankrijk19 september 1994
Luxemburg19 september 1994
Noorwegen19 september 1994
Portugal19 september 1994
Spanje19 september 1994
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland19 september 1994
Zweden19 september 1994
Dominicaanse Republiek20 september 1994
Bolivia23 september 1994
Ierland23 september 1994
Indonesië23 september 1994
Ivoorkust23 september 1994
Paraguay23 september 1994
Togo23 september 1994
Trinidad en Tobago23 september 1994
Costa Rica26 september 1994
Ethiopië26 september 1994
Griekenland26 september 1994
Guatemala26 september 1994
Guinea26 september 1994
Jamaica26 september 1994
Tanzania26 september 1994
Venezuela26 september 1994
Zwitserland26 september 1994

C. VERTALING

Internationale Koffieovereenkomst, 1994

Preambule

De Regeringen die Partij zijn bij deze Overeenkomst,

Zich bewust van de bijzondere betekenis van koffie voor de economie van vele landen die grotendeels van dit produkt afhankelijk zijn voor hun inkomsten uit export en, in verband daarmede, voor de voortgang van hun ontwikkelingsprogramma's op sociaal en economisch gebied;

Zich bewust van de noodzaak van het aanmoedigen van de ontwikkeling van het produktievermogen en het bevorderen en in stand houden van de werkgelegenheid en de inkomsten in de koffie-industrie in de lid-landen, en daardoor rechtvaardige lonen, een hogere levensstandaard en betere arbeidsomstandigheden en -voorwaarden te bewerkstelligen;

Overwegend dat nauwe internationale samenwerking bij de handel in koffie de verbreding van de economische basis, alsmede de ontwikkeling van de koffie-producerende landen bevordert, bijdraagt tot verbetering van de politieke en economische betrekkingen tussen koffie-exporterende en -importerende landen, en voor een toeneming van het verbruik van koffie zorgt;

Erkennend dat het wenselijk is een verstoring van het evenwicht tussen produktie en verbruik te vermijden, welke kan leiden tot sterke prijsschommelingen, die voor zowel de producenten als de verbruikers schadelijk zijn;

Gezien het verband tussen de stabiliteit van de handel in koffie en de stabiliteit van markten voor industrieprodukten;

Gelet op de voordelen die zijn voortgekomen uit de internationale samenwerking op grond van de toepassing van de Internationale Koffieovereenkomsten van 1962, 1968, 1976 en 1983;

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I

DOELEINDEN

Artikel 1 Doeleinden

De doeleinden van deze Overeenkomst zijn:

1. intensievere internationale samenwerking te verzekeren met betrekking tot mondiale koffieaangelegenheden;

2. een forum te bieden voor intergouvernementeel overleg, en wanneer wenselijk voor onderhandelingen, inzake koffieaangelegenheden en inzake methoden om een redelijk evenwicht tussen vraag en aanbod in de wereld te verkrijgen op een basis die de verbruikers een voldoende aanvoer van koffie tegen redelijke prijzen en de producenten afzetmarkten voor koffie tegen lonende prijzen verzekert en die bevorderlijk is voor een langdurig evenwicht tussen produktie en verbruik;

3. de uitbreiding van de internationale handel in koffie te vergemakkelijken door het verzamelen, analyseren en verspreiden van statistieken en het publiceren van richtprijzen en andere marktprijzen en daardoor de doorzichtigheid van de mondiale koffie-economie te vergroten;

4. op te treden als centrum voor het verzamelen, uitwisselen en publiceren van economische en technische informatie over koffie;

5. studies en onderzoeken op het gebied van koffie te bevorderen; en

6. het koffieverbruik te stimuleren en op te voeren.

HOOFDSTUK II

DEFINITIES

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

1. „Koffie": de bonen en bessen van de koffieboom, hetzij in de hoornschil, ongebrand of gebrand, en tevens gemalen, cafeïnevrije, vloeibare en oplosbare koffie. Onder deze aanduidingen wordt verstaan:

  • a. „ongebrande koffie": alle koffie in boonvorm vóór het branden;

  • b. „gedroogde koffiebessen": de gedroogde vrucht van de koffieboom; om het equivalent van gedroogde koffiebessen ten opzichte van ongebrande koffie te bepalen, dient het nettogewicht van de gedroogde koffiebessen met 0,50 te worden vermenigvuldigd;

  • c. „koffie in de hoornschil": de ongebrande koffieboon in de hoornschil; om het equivalent van koffie in de hoornschil ten opzichte van ongebrande koffie te bepalen, dient het nettogewicht van de koffie in de hoornschil met 0,80 te worden vermenigvuldigd;

  • d. „gebrande koffie": alle koffie in boonvorm die gebrand is, onverschillig tot welke graad, met inbegrip van gemalen koffie; om het equivalent van gebrande koffie ten opzichte van ongebrande koffie te bepalen, dient het nettogewicht van gebrande koffie met 1,19 te worden vermenigvuldigd;

  • e. „cafeïnevrije koffie": ongebrande, gebrande of oplosbare koffie waaraan cafeïne is onttrokken; om het equivalent van cafeïnevrije koffie ten opzichte van ongebrande koffie te bepalen, dient het nettogewicht van de cafeïnevrije koffie in ongebrande, gebrande of oplosbare vorm met respectievelijk 1,00, 1,19 en 2,6 te worden vermenigvuldigd;

  • f. „vloeibare koffie": de in water oplosbare vaste bestanddelen, afkomstig van gebrande koffie en in vloeibare vorm gebracht; om het equivalent van vloeibare koffie ten opzichte van ongebrande koffie te bepalen, dient het nettogewicht van de gedroogde vaste koffiebestanddelen in de vloeibare koffie met 2,6 te worden vermenigvuldigd; en

  • g. „oplosbare koffie": de gedroogde, in water oplosbare, vaste bestanddelen, afkomstig van gebrande koffie; om het equivalent van oplosbare koffie ten opzichte van ongebrande koffie te bepalen, dient het nettogewicht van de oplosbare koffie met 2,6 te worden vermenigvuldigd.

2. „Baal": 60 kilogram of 132,276 pounds ongebrande koffie; onder „ton": een massa van 1000 kilogram of 2204,6 pounds; en onder „pound": 453,597 gram.

3. „Koffiejaar": de periode van één jaar, van 1 oktober tot en met 30 september.

4. „Organisatie" en „Raad": respectievelijk de Internationale Koffieorganisatie en de Internationale Koffieraad.

5. „Overeenkomstsluitende Partij": een Regering of een intergouvernementele organisatie zoals bedoeld in artikel 4, derde lid, die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of voorlopige toepassing van deze Overeenkomst heeft nedergelegd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 39 en 40 of die daartoe is toegetreden overeenkomstig de bepalingen van artikel 41.

6. „Lid": een Overeenkomstsluitende Partij; een met name genoemd gebied dat, of met name genoemde gebieden die, ingevolge het bepaalde in artikel 5 als afzonderlijk lid, of als afzonderlijke leden, moet(en) worden aangemerkt; of twee of meer Overeenkomstsluitende Partijen of met name genoemde gebieden, of beide, die aan de Organisatie deelnemen als een ledengroep ingevolge het bepaalde in artikel 6.

7. „Exporterend lid" of „exporterend land": een lid of een land dat een netto-exporteur van koffie is, d.w.z. een lid of een land waarvan de uitvoer de invoer overtreft.

8. „Importerend lid" of „importerend land": een lid of een land dat een netto-importeur van koffie is, d.w.z. een lid of een land waarvan de invoer de uitvoer overtreft.

9. „Verdeelde gewone meerderheid van stemmen": een stemming waarbij meer dan de helft van de stemmen die door de aanwezige en hun stem uitbrengende exporterende leden zijn uitgebracht, vereist is, en meer dan de helft van de stemmen die door de aanwezige en hun stem uitbrengende importerende leden zijn uitgebracht, afzonderlijk geteld.

10. „Verdeelde tweederde meerderheid van stemmen": een stemming waarbij meer dan tweederde van de stemmen die door de aanwezige en hun stem uitbrengende exporterende leden zijn uitgebracht, vereist is, en meer dan tweederde van de stemmen die door de aanwezige en hun stem uitbrengende importerende leden zijn uitgebracht, afzonderlijk geteld.

11. „Inwerkingtreding": tenzij anders bepaald, de datum waarop deze Overeenkomst, hetzij voorlopig, hetzij definitief, in werking treedt.

12. „Voor export beschikbare produktie": de totale koffieproduktie van een exporterend land in een bepaald koffie- of oogstjaar, verminderd met de in hetzelfde jaar voor binnenlands verbruik bestemde hoeveelheid.

13. „Beschikbaarheid voor export": de voor export beschikbare produktie van een exporterend land in een bepaald koffiejaar, vermeerderd met de gezamenlijke voorraden uit voorgaande jaren.

HOOFDSTUK III

ALGEMENE VERBINTENISSEN VAN DE LEDEN

Artikel 3 Algemene verbintenissen van de leden

1. De leden verbinden zich ertoe de maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om hen in staat te stellen hun verplichtingen krachtens deze Overeenkomst te vervullen en volledig met elkaar samen te werken ten einde de doelstellingen van deze Overeenkomst te verwezenlijken; in het bijzonder verbinden de leden zich ertoe alle informatie te verstrekken die nodig is om de werking van deze Overeenkomst te vergemakkelijken.

2. De leden erkennen dat Certificaten van Oorsprong belangrijke bronnen van inlichtingen omtrent de koffiehandel zijn. Derhalve nemen de exporterende leden de verantwoordelijkheid op zich om de juiste afgifte en het juiste gebruik van Certificaten van Oorsprong volgens de door de Raad vastgestelde regels te verzekeren.

3. De leden erkennen voorts dat informatie over wederuitvoer ook van belang is voor een correcte analyse van de mondiale koffie-economie. Derhalve verbinden de importerende leden zich ertoe geregeld nauwkeurige informatie over wederuitvoer te verstrekken, in de vorm en op de wijze die de Raad vaststelt.

HOOFDSTUK IV

LIDMAATSCHAP

Artikel 4 Lidmaatschap van de Organisatie

1. Lid van de Organisatie zijn alle Overeenkomstsluitende Partijen, alsmede de gebieden waartoe de Overeenkomst zich ingevolge artikel 43, eerste lid, uitstrekt, tenzij ingevolge de artikelen 5 en 6 anders wordt bepaald.

2. Op door de Raad vast te stellen voorwaarden kan een lid zijn categorie van lidmaatschap wijzigen.

3. Elke verwijzing in deze Overeenkomst naar een Regering dient mede te worden begrepen als een verwijzing naar de Europese Gemeenschap of naar een intergouvernementele organisatie die vergelijkbare verantwoordelijkheden heeft met betrekking tot het onderhandelen over, het sluiten en toepassen van internationale verdragen, in het bijzonder grondstoffenverdragen.

4. Een zodanige intergouvernementele organisatie heeft zelf geen stemmen, maar ingeval er gestemd wordt over aangelegenheden die binnen haar bevoegdheid vallen, is zij gerechtigd de stemmen van haar lidstaten collectief uit te brengen. In zulke gevallen zijn de lidstaten van deze intergouvernementele organisatie niet gerechtigd hun individuele stemrecht uit te oefenen.

5. Een zodanige intergouvernementele organisatie komt niet in aanmerking voor verkiezing in de Uitvoerende Raad krachtens de bepalingen van artikel 17, eerste lid, maar kan wel deelnemen aan de besprekingen van de Uitvoerende Raad inzake aangelegenheden die binnen haar bevoegdheid vallen. In geval van stemming over aangelegenheden die binnen haar bevoegdheid vallen, en niettegenstaande het bepaalde in artikel 20, eerste lid, kunnen de stemmen die haar lidstaten gerechtigd zijn uit te brengen in de Uitvoerende Raad, collectief worden uitgebracht door één van die lidstaten.

Artikel 5 Afzonderlijk lidmaatschap met betrekking tot met name genoemde gebieden

Elke Overeenkomstsluitende Partij die een netto-importeur van koffie is, kan te allen tijde, door middel van een daartoe strekkende kennisgeving ingevolge het bepaalde in artikel 43, tweede lid, verklaren dat zij aan de Organisatie deelneemt onafhankelijk van gebieden waarvan zij de internationale betrekkingen behartigt, die netto-exporteurs van koffie zijn en door haar met name worden genoemd. In dat geval worden het moederland en zijn niet genoemde gebieden als één enkel lid beschouwd en worden de met name genoemde gebieden, hetzij afzonderlijk hetzij gezamenlijk, al naar gelang de kennisgeving vermeldt, als afzonderlijke leden beschouwd.

Artikel 6 Groepslidmaatschap

1. Twee of meer Overeenkomstsluitende Partijen die netto-exporteurs van koffie zijn, kunnen door middel van een daartoe strekkende kennisgeving aan de Raad en de Secretaris-Generaal der Verenigde Naties bij de nederlegging van hun akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring, voorlopige toepassing of toetreding verklaren dat zij als ledengroep aan de Organisatie deelnemen. Een gebied waartoe deze Overeenkomst zich ingevolge het bepaalde in artikel 43, eerste lid, uitstrekt, kan deel van deze ledengroep uitmaken, indien de Regering van de Staat die de internationale betrekkingen van dat gebied behartigt, daarvan ingevolge het bepaalde in artikel 43, tweede lid, een daartoe strekkende kennisgeving heeft gedaan. Deze Overeenkomstsluitende Partijen en met name genoemde gebieden moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • a. zij moeten verklaren bereid te zijn verantwoordelijkheid te aanvaarden voor groepsverplichtingen, afzonderlijk en als lid van een groep; en

  • b. zij moeten vervolgens ten genoegen van de Raad aantonen dat:

    • i. de groep over de organisatie beschikt die nodig is voor de uitvoering van een gemeenschappelijk koffiebeleid, en dat zij over de middelen beschikken om, te zamen met de andere leden van de groep, hun verplichtingen ingevolge deze Overeenkomst na te komen; en

    • ii. zij met betrekking tot koffie een gemeenschappelijk of gecoördineerd commercieel en economisch beleid en een gecoördineerd monetair en financieel beleid voeren, alsmede over de organen beschikken, nodig voor de uitvoering ervan, zodat de Raad ervan overtuigd is dat de ledengroep in staat is de desbetreffende voor de groep geldende verplichtingen na te komen.

2. Elke krachtens de Internationale Koffieovereenkomst 1983 erkende ledengroep wordt ook in de toekomst als groep erkend, tenzij zij de Raad ervan in kennis stelt dat zij niet langer als zodanig wenst te worden erkend.

3. De ledengroep vormt één enkel lid van de Organisatie, met dien verstande dat elk lid van de groep wordt behandeld als een afzonderlijk lid met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met de volgende bepalingen:

  • a. de artikelen 11 en 12; en

  • b. artikel 46.

4. De Overeenkomstsluitende Partijen en met name genoemde gebieden die als ledengroep toetreden, bepalen welke Regering of organisatie hen in de Raad vertegenwoordigt met betrekking tot de met deze Overeenkomst verband houdende aangelegenheden, met uitzondering van die welke zijn vermeld in het derde lid van dit artikel.

5. Het stemrecht van de ledengroep is als volgt geregeld:

  • a. de ledengroep heeft hetzelfde aantal vaste stemmen als een afzonderlijk lid-land dat als afzonderlijk lid tot de Organisatie toetreedt. Deze vaste stemmen worden toegewezen aan en uitgebracht door de Regering of de organisatie die de groep vertegenwoordigt; en

  • b. in geval van een stemming over aangelegenheden die verband houden met de in het derde lid van dit artikel genoemde bepalingen, kunnen de van de ledengroep deel uitmakende leden de hun ingevolge het bepaalde in artikel 13, derde lid, toegewezen stemmen afzonderlijk uitbrengen, alsof elk der leden afzonderlijk lid van de Organisatie was, met uitzondering van de vaste stemmen, die uitsluitend kunnen worden toegewezen aan de Regering of de organisatie die de groep vertegenwoordigt.

6. Elke Overeenkomstsluitende Partij die, of elk met name genoemd gebied dat, deel uitmaakt van een ledengroep, kan, door kennisgeving aan de Raad, uit die groep treden en afzonderlijk lid worden. Deze uittreding wordt van kracht na ontvangst van de kennisgeving door de Raad. Indien een lid van een ledengroep uit die groep treedt of ophoudt deel uit te maken van de Organisatie, kunnen de overblijvende leden van de groep de Raad verzoeken de groep in stand te houden; de groep blijft bestaan, tenzij de Raad het verzoek afwijst. Indien de ledengroep wordt ontbonden, wordt elk voormalig lid van de groep afzonderlijk lid. Een lid dat heeft opgehouden lid van een groep te zijn, mag, zolang deze Overeenkomst van kracht blijft, niet opnieuw lid van een groep worden.

7. Elke Overeenkomstsluitende Partij die deel wenst te gaan uitmaken van een ledengroep nadat deze Overeenkomst in werking is getreden, kan dit doen door middel van kennisgeving aan de Raad op voorwaarde dat:

  • a. de andere leden van de groep zich bereid verklaren het desbetreffende lid te aanvaarden als lid van de ledengroep; en

  • b. zij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties ervan in kennis stelt dat zij deel uitmaakt van de groep.

8. Twee of meer exporterende leden kunnen, op elk tijdstip nadat deze Overeenkomst in werking is getreden, de Raad verzoeken om toestemming voor het vormen van een ledengroep. De Raad willigt dit verzoek in als deze de zekerheid heeft dat de leden overeenkomstig het eerste lid van dit artikel een verklaring hebben afgelegd en op bevredigende wijze hebben aangetoond dat aan de voorwaarden is voldaan. Nadat zulk een verzoek is ingewilligd, zijn op de ledengroep de bepalingen van het derde, vierde, vijfde en zesde lid van dit artikel van toepassing.

HOOFDSTUK V

DE INTERNATIONALE KOFFIEORGANISATIE

Artikel 7 Zetel en structuur van de Internationale Koffieorganisatie

1. De Internationale Koffieorganisatie, ingesteld ingevolge de Overeenkomst van 1962, blijft voortbestaan ter uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst en ter uitoefening van het toezicht op de toepassing daarvan.

2. De Organisatie heeft haar zetel te Londen, tenzij de Raad, met een verdeelde tweederde meerderheid van stemmen, anders beslist.

3. De werkzaamheden van de Organisatie worden verricht door de Internationale Koffieraad, de Uitvoerende Raad, de Uitvoerend Directeur en het personeel.

Artikel 8 Voorrechten en immuniteiten

1. De Organisatie heeft rechtspersoonlijkheid. In het bijzonder heeft zij de bevoegdheid contracten te sluiten, roerende en onroerende zaken te verwerven en van de hand te doen en rechtsgedingen aan te spannen.

2. De status, de voorrechten en de immuniteiten van de Organisatie, van haar Uitvoerend Directeur, van haar personeel en haar deskundigen, alsmede van de vertegenwoordigers van leden wanneer zij zich op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland bevinden voor het uitoefenen van hun functies, blijven geregeld bij de Zetelovereenkomst die op 28 mei 1969 werd gesloten door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna te noemen de „Regering van het gastland") en de Organisatie.

3. De in het tweede lid van dit artikel bedoelde Zetelovereenkomst staat los van deze Overeenkomst. Zij wordt echter beëindigd:

  • a. in onderlinge overeenstemming tussen de Regering van het gastland en de Organisatie;

  • b. ingeval de Zetel van de Organisatie verhuist uit het grondgebied van de Regering van het gastland; of

  • c. ingeval de Organisatie ophoudt te bestaan.

4. De Organisatie kan met één of meer andere leden verdragen aangaan, die door de Raad moeten worden goedgekeurd, betreffende de voorrechten en immuniteiten die nodig kunnen zijn voor de goede werking van deze Overeenkomst.

5. De Regeringen van de leden-landen, uitgezonderd de Regering van het gastland, kennen de Organisatie dezelfde faciliteiten toe als die welke aan de gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties zijn verleend ten aanzien van valuta- of wisselkoersbeperkingen, het aanhouden van bankrekeningen en het overmaken van gelden

HOOFDSTUK VI

DE INTERNATIONALE KOFFIERAAD

Artikel 9 Samenstelling van de Internationale Koffieraad

1. De hoogste autoriteit van de Organisatie is de Internationale Koffieraad, die wordt gevormd door alle leden van de Organisatie.

2. Elk lid stelt een vertegenwoordiger aan in de Raad en, indien het dit wenst, één of meer plaatsvervangers. Een lid kan tevens één of meer adviseurs toevoegen aan zijn vertegenwoordiger of diens plaatsvervanger.

Artikel 10 Bevoegdheden en functies van de Raad

1. Alle door deze Overeenkomst verleende bevoegdheden berusten bij de Raad, die de bevoegdheid heeft en de functies uitoefent die nodig zijn om de bepalingen van deze Overeenkomst uit te voeren.

2. De Raad stelt een Commissie voor de Geloofsbrieven in, die zal worden belast met het onderzoek van de schriftelijke mededelingen die aan de Voorzitter worden gedaan met betrekking tot de bepalingen van artikel 9, tweede lid, artikel 12, derde lid, en artikel 14, tweede lid. De Commissie voor de Geloofsbrieven doet verslag van haar werkzaamheden aan de Raad.

3. De Raad kan naast de Commissie voor de Geloofsbrieven alle commissies of werkgroepen instellen die hij noodzakelijk acht.

4. De Raad stelt, met verdeelde tweederde meerderheid van stemmen, de voor de uitvoering van deze Overeenkomst nodige en daarmede in overeenstemming zijnde voorschriften vast, met inbegrip van zijn eigen reglement van orde, alsmede het financiële reglement en het personeelsstatuut van de Organisatie. In zijn reglement van orde kan de Raad een werkwijze vaststellen waardoor deze, zonder bijeen te komen, ten aanzien van bepaalde problemen een beslissing kan nemen.

5. De Raad houdt tevens de voor de uitoefening van zijn functies ingevolge deze Overeenkomst noodzakelijke registers bij, alsmede andere door hem wenselijk geachte registers.

Artikel 11 De Voorzitter en de Ondervoorzitters van de Raad

1. Voor ieder koffiejaar kiest de Raad een Voorzitter en een eerste, een tweede en een derde Ondervoorzitter, die niet door de Organisatie worden betaald.

2. In het algemeen worden zowel de Voorzitter als de eerste Ondervoorzitter gekozen hetzij uit de vertegenwoordigers van de exporterende leden, hetzij uit de vertegenwoordigers van de importerende leden, terwijl de tweede en de derde Ondervoorzitter worden gekozen uit de vertegenwoordigers van de andere categorie leden. Deze functies worden het ene koffiejaar door de ene categorie leden en het andere koffiejaar door de andere categorie leden vervuld.

3. Noch de Voorzitter, noch een der als Voorzitter optredende Ondervoorzitters heeft stemrecht. In zulk een geval zal zijn plaatsvervanger het stemrecht van het lid uitoefenen.

Artikel 12 Zittingen van de Raad

1. Als algemene regel houdt de Raad tweemaal per jaar een gewone zitting. De Raad kan, zo deze daartoe beslist, buitengewone zittingen houden. Buitengewone zittingen worden eveneens gehouden op verzoek van de Uitvoerende Raad, vijf van de leden of op verzoek van één of meer leden die ten minste 200 stemmen hebben. De zittingen moeten ten minste dertig dagen tevoren worden aangekondigd, behalve in dringende gevallen.

2. De zittingen worden gehouden ter plaatse waar de Organisatie haar zetel heeft, tenzij de Raad anders beslist bij een verdeelde tweederde meerderheid van stemmen. Indien een lid de Raad uitnodigt op zijn grondgebied bijeen te komen, en de Raad hiermee instemt, worden de bijkomende kosten, die liggen boven de kosten die worden gemaakt wanneer de zitting op de zetel wordt gehouden, door dat lid gedragen.

3. De Raad kan een land dat geen lid is of een organisatie zoals bedoeld in artikel 16 bij een of meer van zijn zittingen uitnodigen als waarnemer. Indien deze uitnodiging wordt aanvaard, stuurt het land of de organisatie in kwestie een schriftelijke mededeling met die strekking aan de Voorzitter. Desgewenst kan in die mededeling worden verzocht om toestemming voor het afleggen van verklaringen aan de Raad.

4. Het quorum dat vereist is voor een zitting van de Raad is de aanwezigheid van meer dan de helft van het aantal exporterende leden die ten minste twee derde van de stemmen van alle exporterende leden vertegenwoordigen en van meer dan de helft van het aantal importerende leden die ten minste tweederde van de stemmen van alle importerende leden vertegenwoordigen. Indien er bij de opening van een zitting van de Raad of van een plenaire vergadering geen quorum is, stelt de Voorzitter de opening van de zitting of de plenaire vergadering ten minste drie uur uit. Indien er op het nieuw vastgestelde tijdstip nog steeds geen quorum is, kan de Voorzitter de opening van de zitting of de plenaire vergadering opnieuw ten minste drie uur uitstellen. Indien er na het verstrijken van dit nieuwe uitstel nog steeds geen quorum is, geldt als quorum dat vereist is voor het openen of hervatten van de zitting of de plenaire vergadering de aanwezigheid van meer dan de helft van het aantal exporterende leden die ten minste de helft van de stemmen van alle exporterende leden vertegenwoordigen en van meer dan de helft van het aantal importerende leden die ten minste de helft van de stemmen van alle importerende leden vertegenwoordigen. Vertegenwoordiging overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, tweede lid, wordt als aanwezigheid beschouwd.

Artikel 13 Stemmen

1. De exporterende leden hebben te zamen 1000 stemmen en de importerende leden hebben te zamen 1000 stemmen, verdeeld binnen elke categorie leden – d.w.z. onderscheidenlijk de exporterende en importerende leden – overeenkomstig het bepaalde in de volgende leden van dit artikel.

2. Elk lid heeft vijf vaste stemmen.

3. De overige stemmen van exporterende leden worden onder de leden verdeeld naar evenredigheid van de gemiddelde omvang van hun onderscheiden koffie-exporten naar alle bestemmingen in de voorgaande periode van vier kalenderjaren.

4. De overige stemmen van importerende leden worden onder deze leden verdeeld naar evenredigheid van de gemiddelde omvang van hun onderscheiden koffie-importen in de voorgaande periode van vier kalenderjaren.

5. De verdeling van de stemmen wordt overeenkomstig het bepaalde in dit artikel aan het begin van elk koffiejaar door de Raad vastgesteld en blijft gedurende dat jaar van kracht, behoudens het in het zesde lid van dit artikel bepaalde.

6. De Raad regelt de herverdeling van de stemmen krachtens het bepaalde in dit artikel, indien er verandering komt in het aantal leden van de Organisatie of indien een lid in zijn stemrecht wordt geschorst of hersteld krachtens het bepaalde in artikel 23 of 37.

7. Geen enkel lid heeft meer dan 400 stemmen.

8. Er zijn geen gedeelde stemmen.

Artikel 14 Procedure bij het stemmen in de Raad

1. Elk lid heeft het recht het aantal stemmen uit te brengen dat het bezit, en is niet gerechtigd zijn stemmen te verdelen. Een lid kan echter de stemmen die het bezit krachtens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel verschillend uitbrengen.

2. Elk exporterend lid kan elk ander exporterend lid, en elk importerend lid kan elk ander importerend lid machtigen op elke vergadering van de Raad zijn belangen te vertegenwoordigen en zijn recht tot stemmen uit te oefenen. De beperking, omschreven in artikel 13, zevende lid, is in dat geval niet van toepassing.

Artikel 15 Beslissingen van de Raad

1. Alle beslissingen van de Raad worden genomen en alle aanbevelingen worden gedaan met een verdeelde gewone meerderheid van stemmen, tenzij in deze Overeenkomst anders wordt bepaald.

2. De hieronder beschreven procedure geldt ten aanzien van elke beslissing van de Raad die krachtens het bepaalde in deze Overeenkomst een verdeelde tweederde meerderheid van stemmen vereist:

  • a. indien geen verdeelde tweederde meerderheid van stemmen wordt verkregen als gevolg van het tegenstemmen door ten hoogste drie exporterende leden of ten hoogste drie importerende leden, wordt, indien de Raad daartoe besluit met een meerderheid van de aanwezige leden en met een verdeelde gewone meerderheid van stemmen, het voorstel binnen 48 uur opnieuw in stemming gebracht;

  • b. indien wederom geen verdeelde tweederde meerderheid van stemmen wordt verkregen als gevolg van het tegenstemmen door ten hoogste twee exporterende leden of ten hoogste twee importerende leden, wordt, indien de Raad daartoe besluit met een meerderheid van de aanwezige leden en met een verdeelde gewone meerderheid van stemmen, het voorstel binnen 24 uur opnieuw in stemming gebracht;

  • c. indien bij de derde stemming geen verdeelde tweederde meerderheid van stemmen wordt verkregen als gevolg van het tegenstemmen door één exporterend lid of één importerend lid, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen;

  • d. indien de Raad een voorstel niet opnieuw in stemming brengt, wordt het geacht te zijn verworpen.

3. De leden aanvaarden alle krachtens het bepaalde in deze Overeenkomst genomen beslissingen van de Raad als bindend.

Artikel 16 Samenwerking met andere organisaties

1. De Raad kan regelingen treffen voor de raadpleging van en de samenwerking met de Verenigde Naties en haar gespecialiseerde organisaties en andere daarvoor in aanmerking komende intergouvernementele organisaties. Hij maakt zoveel mogelijk gebruik van de faciliteiten van het Gemeenschappelijk Fonds voor grondstoffen. Deze regelingen kunnen tevens financiële regelingen omvatten die de Raad nuttig acht voor het verwezenlijken van de doeleinden van deze Overeenkomst. De Organisatie neemt echter met betrekking tot de uitvoering van projecten uit hoofde van die regelingen geen financiële verplichtingen op zich voor garanties die worden gegeven door afzonderlijke lidstaten of andere lichamen. Geen enkel lid is uit hoofde van zijn lidmaatschap van de Organisatie verantwoordelijk voor geldelijke verplichtingen die voortkomen uit leningen verstrekt door of aan een ander lid of lichaam in verband met dergelijke projecten.

2. Indien mogelijk kan de Organisatie onder leden, niet-leden, donororganisaties en andere organisaties, ook informatie vergaren over ontwikkelingsprojecten en -programma's gericht op de koffiesector. Indien passend, en met de instemming van de betrokken partijen, kan de Organisatie deze informatie ter beschikking stellen van die andere organisaties alsmede van leden.

HOOFDSTUK VII

DE UITVOERENDE RAAD

Artikel 17 Samenstelling en vergaderingen van de Uitvoerende Raad

1. De Uitvoerende Raad bestaat uit acht exporterende leden en acht importerende leden, die voor elk koffiejaar ingevolge het bepaalde in artikel 18 worden gekozen. Herverkiezing van in de Uitvoerende Raad vertegenwoordigde leden is mogelijk.

2. Elk lid dat in de Uitvoerende Raad is vertegenwoordigd, benoemt één vertegenwoordiger en, desgewenst, één of meer plaatsvervangers. Elk in de Uitvoerende Raad vertegenwoordigd lid kan tevens één of meer adviseurs toevoegen aan zijn vertegenwoordiger of diens plaatsvervangers.

3. De Uitvoerende Raad heeft een Voorzitter en een Ondervoorzitter, die voor elk koffiejaar door de Raad worden gekozen en herkiesbaar zijn. Deze functionarissen worden niet door de Organisatie betaald. Noch de Voorzitter, noch de als Voorzitter optredende Ondervoorzitter heeft stemrecht in de vergaderingen van de Uitvoerende Raad. Zijn of haar plaatsvervanger oefent in dat geval de stemrechten van het lid uit. Als algemene regel geldt dat de Voorzitter en de Ondervoorzitter voor elk koffiejaar worden gekozen uit de vertegenwoordigers van dezelfde categorie leden.

4. De Uitvoerende Raad vergadert gewoonlijk daar waar de Organisatie haar zetel heeft, doch kan ook elders bijeenkomen, indien de Raad daartoe besluit met een verdeelde tweederde meerderheid van stemmen. In geval de Raad de uitnodiging van een lid aanvaardt om als gastheer van de vergadering van de Uitvoerende Raad op te treden, zijn de bepalingen van artikel 12, tweede lid, betreffende zittingen van de Raad ook van toepassing.

5. Het quorum dat vereist is voor een vergadering van de Uitvoerende Raad is de aanwezigheid van meer dan de helft van het aantal exporterende leden die ten minste tweederde van de stemmen van alle in de Uitvoerende Raad gekozen exporterende leden vertegenwoordigen en van meer dan de helft van het aantal importerende leden die ten minste tweederde van de stemmen van alle in de Uitvoerende Raad gekozen importerende leden vertegenwoordigen. Indien er bij de opening van een vergadering van de Uitvoerende Raad geen quorum is, stelt de Voorzitter van de Uitvoerende Raad de opening van de vergadering ten minste drie uur uit. Indien er op het nieuw vastgestelde tijdstip nog steeds geen quorum is, kan de Voorzitter de opening van de vergadering opnieuw ten minste drie uur uitstellen. Indien er na het verstrijken van dit nieuwe uitstel nog steeds geen quorum is, geldt als quorum dat vereist is voor het openen van de vergadering de aanwezigheid van meer dan de helft van het aantal exporterende leden die ten minste de helft van de stemmen van alle in de Uitvoerende Raad gekozen exporterende leden vertegenwoordigen en van meer dan de helft van het aantal importerende leden die ten minste de helft van de stemmen van alle in de Uitvoerende Raad gekozen importerende leden vertegenwoordigen.

Artikel 18 Verkiezing van de Uitvoerende Raad

1. De exporterende en de importerende leden van de Uitvoerende Raad worden in de Raad onderscheidenlijk door de exporterende en de importerende leden van de Organisatie gekozen. De verkiezing binnen elke categorie geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de volgende leden van dit artikel.

2. Elk lid brengt op één kandidaat alle stemmen uit waarop het recht heeft ingevolge het bepaalde in artikel 13. Op een andere kandidaat kan een lid de stemmen uitbrengen die het ingevolge het bepaalde in artikel 14, tweede lid, gerechtigd is uit te brengen.

3. De acht kandidaten op wie het grootste aantal stemmen is uitgebracht, worden gekozen; bij de eerste stemming wordt evenwel geen kandidaat gekozen, tenzij op hem ten minste 75 stemmen zijn uitgebracht.

4. Indien ingevolge het bepaalde in het derde lid van dit artikel bij de eerste stemming minder dan acht kandidaten worden gekozen, worden opnieuw stemmingen gehouden, waarbij slechts de leden die op geen der gekozen kandidaten hun stem hebben uitgebracht, het recht hebben hun stem uit te brengen. Bij elke volgende stemming wordt het minimum-aantal stemmen dat vereist is om gekozen te worden, telkens met vijf verminderd, totdat acht kandidaten zijn gekozen.

5. Een lid dat zijn stemmen op geen der gekozen leden heeft uitgebracht, wijst, onder inachtneming van het bepaalde in het zesde en zevende lid van dit artikel, zijn stemmen toe aan één van hen.

6. Een lid wordt geacht het aantal stemmen op zich te hebben verenigd dat bij zijn verkiezing op hem is uitgebracht, en daarenboven het aantal aan hem toegewezen stemmen, met dien verstande dat het totale aantal stemmen dat op ieder gekozen lid is uitgebracht, niet meer mag bedragen dan 499.

7. Indien het aantal stemmen dat een gekozen lid op zich heeft verenigd meer is dan 499, regelen de leden die op een aldus gekozen lid hebben gestemd of dit lid hun stemmen hebben toegewezen, in onderling overleg dat één of meer van hen hun stemmen aan dat lid onttrekken en deze aan een ander gekozen lid toewijzen of opnieuw toewijzen, zodat het aantal op elk gekozen lid verenigde stemmen het maximum van 499 niet te boven gaat.

Artikel 19 Bevoegdheden van de Uitvoerende Raad

1. De Uitvoerende Raad is verantwoording verschuldigd aan en staat onder de algemene leiding van de Raad.

2. De Raad kan, bij een verdeelde tweederde meerderheid van stemmen, de uitoefening van één of meer of al zijn bevoegdheden overdragen aan de Uitvoerende Raad, met uitzondering van de hierna genoemde:

  • a. het goedkeuren van de administratieve begroting en het vaststellen van de bijdragen ingevolge het bepaalde in artikel 22;

  • b. het schorsen van een lid in zijn stemrecht ingevolge het bepaalde in artikel 37;

  • c. het nemen van beslissingen inzake geschillen ingevolge het bepaalde in artikel 37;

  • d. het vaststellen van voorwaarden voor toetreding ingevolge het bepaalde in artikel 41;

  • e. het nemen van een beslissing met betrekking tot de uitsluiting van een lid ingevolge het bepaalde in artikel 45;

  • f. het nemen van een beslissing met betrekking tot heronderhandeling over dan wel verlenging of beëindiging van deze Overeenkomst ingevolge het bepaalde in artikel 47; en

  • g. het doen van aanbevelingen aan de leden inzake wijzigingen ingevolge het bepaalde in artikel 48.

3. De Raad kan te allen tijde, met een verdeelde gewone meerderheid van stemmen, de bevoegdheden intrekken die aan de Uitvoerende Raad zijn overgedragen.

4. De Uitvoerende Raad stelt een Financiële Commissie in die, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 22, wordt belast met het toezicht op het opstellen van de administratieve begroting die ter goedkeuring aan de Raad moet worden voorgelegd, en met de verrichting van alle andere taken die de Uitvoerende Raad haar opdraagt, met inbegrip van het bijhouden van inkomsten en uitgaven. De Financiële Commissie doet verslag van haar werkzaamheden aan de Uitvoerende Raad.

5. De Uitvoerende Raad kan naast de Financiële Commissie alle commissies of werkgroepen instellen die hij noodzakelijk acht.

Artikel 20 Procedure bij het stemmen in de Uitvoerende Raad

1. Ieder lid van de Uitvoerende Raad heeft het recht het aantal stemmen uit te brengen dat het ontvangen heeft ingevolge het bepaalde in artikel 18, zesde en zevende lid. Stemmen bij volmacht is niet toegestaan. Een lid van de Uitvoerende Raad is niet gerechtigd zijn stemmen te verdelen.

2. Voor elke door de Uitvoerende Raad te nemen beslissing is dezelfde meerderheid vereist als vereist zou zijn, indien de Raad deze beslissing zou nemen.

HOOFDSTUK VIII

FINANCIËN

Artikel 21 Financiën

1. De uitgaven voor delegaties naar de Raad, vertegenwoordigers in de Uitvoerende Raad en vertegenwoordigers in een commissie van de Raad of de Uitvoerende Raad worden gedragen door de desbetreffende Regeringen.

2. De andere uitgaven die nodig zijn voor de uitvoering van deze Overeenkomst, worden betaald uit jaarlijkse bijdragen van de leden, waarvoor deze overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 worden aangeslagen, alsmede uit inkomsten uit de verkoop van bepaalde diensten en de verkoop van informatie en onderzoeken op grond van de artikelen 27 en 29.

3. Het boekjaar van de Organisatie valt samen met het koffiejaar.

Artikel 22 Het vaststellen van de administratieve begroting en de bijdragen

1. Gedurende de tweede helft van ieder boekjaar keurt de Raad de administratieve begroting van de Organisatie voor het volgende boekjaar goed en stelt de bijdrage van ieder lid aan de begroting vast. De administratieve begroting wordt opgesteld door de Uitvoerend Directeur, en staat onder toezicht van de Financiële Commissie overeenkomstig de bepalingen van artikel 19, vierde lid.

2. De bijdrage van ieder lid aan de administratieve begroting van ieder boekjaar wordt bepaald naar de verhouding waarin het aantal van zijn stemmen op de datum waarop de administratieve begroting voor dat boekjaar wordt goedgekeurd, staat tot het totale aantal stemmen van alle leden. Indien er echter aan het begin van het boekjaar waarvoor de bijdragen worden vastgesteld, wijziging optreedt in de verdeling van de stemmen onder de leden overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, vijfde lid, worden deze bijdragen voor dat jaar naar verhouding aangepast. Bij het vaststellen van de bijdragen worden de stemmen van ieder lid berekend zonder acht te slaan op een eventuele opschorting van het stemrecht van een lid of een daaruit voortvloeiende herverdeling van stemmen.

3. De eerste bijdrage van een lid dat tot de Organisatie toetreedt nadat deze Overeenkomst in werking is getreden, wordt door de Raad vastgesteld op basis van het aantal stemmen dat dit lid krijgt, en het overblijvende tijdvak in het lopende boekjaar, maar de bedragen die voor andere leden voor het lopende boekjaar zijn vastgesteld, worden niet gewijzigd.

Artikel 23 Betaling van bijdragen

1. De bijdragen aan de administratieve begroting voor ieder boekjaar worden betaald in vrij inwisselbare valuta; zij zijn verschuldigd op de eerste dag van dat boekjaar.

2. Indien een lid zijn volledige bijdrage aan de administratieve begroting niet betaalt binnen zes maanden na de datum waarop deze verschuldigd is, worden zowel zijn stemrecht in de Raad als zijn recht om stemmen in de Uitvoerende Raad te laten uitbrengen, opgeschort, tot deze bijdrage betaald is. Aan dit lid worden echter zijn andere rechten niet ontnomen, noch wordt hij van enige van zijn verplichtingen ingevolge deze Overeenkomst ontheven, tenzij de Raad zulks bij een verdeelde tweederde meerderheid van stemmen besluit.

3. Ieder lid wiens stemrecht is opgeschort, hetzij ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dit artikel of ingevolge het bepaalde in artikel 37 blijft evenwel verantwoordelijk voor de betaling van zijn bijdrage.

Artikel 24 Aansprakelijkheid

1. De Organisatie, die haar werkzaamheden verricht zoals omschreven in artikel 7, derde lid, is niet bevoegd verplichtingen aan te gaan die buiten de werkingssfeer van deze Overeenkomst vallen, en wordt niet geacht hiertoe door de leden te zijn gemachtigd; in het bijzonder heeft zij niet de bevoegdheid geld te lenen. Bij de uitoefening van haar bevoegdheid contracten te sluiten, neemt de Organisatie de voorwaarden van dit artikel op in haar contracten op zodanige wijze dat zij deze ter kennis brengt van de andere partijen die contracten met de Organisatie sluiten, maar indien men er niet in slaagt deze voorwaarden op te nemen, wordt een dergelijk contract hierdoor niet ongeldig ofultra vires.

2. De aansprakelijkheid van een lid is beperkt tot zijn verplichtingen ten aanzien van specifiek in deze Overeenkomst bepaalde bijdragen. Derden die handelen met de Organisatie worden geacht kennis te dragen van het bepaalde in deze Overeenkomst ten aanzien van de aansprakelijkheid van de leden.

Artikel 25 Accountantscontrole en publikatie

Zo spoedig mogelijk en ten hoogste zes maanden na het einde van ieder boekjaar moet een door derden afgegeven accountantsverklaring van de ontvangsten en uitgaven van de Organisatie gedurende het boekjaar voor goedkeuring en publikatie aan de Raad worden aangeboden.

HOOFDSTUK IX

DE UITVOEREND DIRECTEUR EN HET PERSONEEL

Artikel 26 De Uitvoerend Directeur en het Personeel

1. De Raad benoemt de Uitvoerend Directeur op aanbeveling van de Uitvoerende Raad. De voorwaarden voor de benoeming van de Uitvoerend Directeur worden vastgesteld door de Raad en moeten overeenstemmen met die welke gelden voor overeenkomstige ambtenaren van soortgelijke intergouvernementele organisaties.

2. De Uitvoerend Directeur is de voornaamste functionaris van de Organisatie en is verantwoordelijk voor de vervulling van alle met de uitvoering van de Overeenkomst verband houdende werkzaamheden.

3. De Uitvoerend Directeur benoemt het personeel overeenkomstig door de Raad vastgestelde voorschriften.

4. Noch de Uitvoerend Directeur, noch enig lid van het personeel mag enig financieel belang hebben bij de koffiecultuur, de koffiebewerking of -verwerking, de koffiehandel of het koffievervoer.

5. Bij de vervulling van hun werkzaamheden mogen de Uitvoerend Directeur en het personeel geen instructies vragen of ontvangen van enig lid of van enige andere autoriteit buiten de Organisatie. Zij dienen zich te onthouden van handelingen die schade zouden kunnen doen aan hun positie als internationale ambtenaren die alleen aan de Organisatie verantwoording verschuldigd zijn. Ieder lid verbindt zich ertoe het uitsluitend internationale karakter van de taak van de Uitvoerend Directeur en het personeel te eerbiedigen en niet te trachten hen te beïnvloeden bij de vervulling van deze taak.

HOOFDSTUK X

INFORMATIE, STUDIES EN ONDERZOEKEN

Artikel 27 Informatie

1. De Organisatie treedt op als centrum voor het verzamelen, uitwisselen en publiceren van:

  • a. statistische gegevens inzake de wereldproduktie, de prijzen, de uit- en invoer, de distributie en het verbruik van koffie; en

  • b. voor zover zulks wenselijk wordt geacht, technische gegevens inzake de verbouw, de be- en verwerking en het gebruik van koffie.

2. De Raad kan van de leden alle informatie verlangen die deze voor zijn werk nodig acht, zoals periodieke statistische verslagen over de koffieproduktie, de produktietendensen, de in- en uitvoer, de distributie, het verbruik, de voorraden, de prijzen en de belasting; er mag echter geen informatie worden gepubliceerd die zou kunnen leiden tot het bekend worden van de handelingen van personen of maatschappijen die koffie produceren, be- of verwerken of op de markt brengen. De leden verschaffen de gewenste informatie in zo uitgebreid en nauwkeurig mogelijke vorm.

3. De Raad stelt een stelsel van richtprijzen vast, dat voorziet in de publikatie van een dagelijkse samengestelde richtprijs.

4. Indien een lid nalaat de Raad binnen een redelijke termijn de statistische en andere informatie te verschaffen die deze nodig heeft voor het behoorlijk functioneren van de Organisatie, of daarbij moeilijkheden ondervindt, kan de Raad het betrokken lid verzoeken de redenen voor het niet-vervullen van zijn verplichtingen mede te delen. Indien blijkt dat er in dit geval technische bijstand nodig is, kan de Raad de nodige maatregelen nemen.

Artikel 28 Certificaten van Oorsprong

1. Ten einde het verzamelen van statistieken over de internationale koffiehandel te vergemakkelijken en de hoeveelheden koffie te kunnen vaststellen die door elk exporterend lid zijn uitgevoerd, stelt de Organisatie een systeem van Certificaten van Oorsprong in, waarop door de Raad goedgekeurde voorschriften van toepassing zijn.

2. Iedere uitvoer van koffie door een exporterend lid dient vergezeld te zijn van een geldig Certificaat van Oorsprong. Certificaten van Oorsprong worden, overeenkomstig door de Raad vastgestelde regels, afgegeven door een door dit lid aangewezen en door de Organisatie goedgekeurde bevoegde instelling.

3. Ieder exporterend lid deelt de Organisatie de naam mede van de gouvernementele of niet-gouvernementele instelling die de in het tweede lid van dit artikel omschreven taken moet vervullen. De Organisatie hecht uitdrukkelijk haar goedkeuring aan een niet-gouvernementele instelling overeenkomstig de door de Raad goedgekeurde voorschriften.

Artikel 29 Studies en onderzoeken

1. De Raad kan het verrichten van studies en onderzoeken bevorderen betreffende de economie van de koffieproduktie en -distributie, de invloed van regeringsmaatregelen op de produktie en het verbruik van koffie in producerende en consumerende landen, en de mogelijkheden voor verhoging van het koffieverbruik voor traditionele en eventuele nieuwe vormen van gebruik.

2. Ten behoeve van de uitvoering van de bepalingen van het eerste lid van dit artikel neemt de Raad tijdens zijn tweede gewone zitting van elk koffiejaar een ontwerp van een jaarlijks werkprogramma inzake studies en onderzoeken aan, met een raming van benodigde middelen, opgesteld door de Uitvoerend Directeur.

3. De Raad kan goedkeuring verlenen voor het verrichten van studies en onderzoeken door de Organisatie te zamen of in samenwerking met andere organisaties en instellingen. In dergelijke gevallen dient de Uitvoerend Directeur bij de Raad een gedetailleerd overzicht in van de middelen die nodig zijn van de kant van de Organisatie en van de kant van de bij het project betrokken partner(s).

4. De door de Organisatie ingevolge de bepalingen van dit artikel te bevorderen studies en onderzoek worden gefinancierd uit middelen opgenomen in de administratieve begroting, die wordt opgesteld in overeenstemming met de bepalingen van artikel 22, eerste lid, en worden, indien nodig, verricht door leden van het personeel van de Organisatie en door adviseurs.

HOOFDSTUK XI

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 30 Voorbereidingen voor een nieuwe Overeenkomst

De Raad kan de mogelijkheid bestuderen van het tot stand brengen van een nieuwe Internationale Koffieovereenkomst, met inbegrip van een verdrag dat maatregelen zou kunnen bevatten gericht op het in evenwicht brengen van het aanbod van en de vraag naar koffie, en kan door hem passend geachte maatregelen nemen.

Artikel 31 Wegnemen van belemmeringen voor het verbruik

1. De leden erkennen dat het van het grootste belang is zo spoedig mogelijk de grootst mogelijke toeneming van het koffieverbruik tot stand te brengen, in het bijzonder door alle belemmeringen die deze toeneming kunnen vertragen, geleidelijk weg te nemen.

2. De leden erkennen dat er thans maatregelen van kracht zijn die in meerdere of mindere mate de toeneming van het koffieverbruik kunnen belemmeren, in het bijzonder:

  • a. invoerregelingen die op koffie betrekking hebben, zoals preferentiële en andere tarieven, quota, de werking van regeringsmonopolies en van officiële aankoopbureaus, en andere administratieve regelingen en handelsgebruiken;

  • b. uitvoerregelingen betreffende directe en indirecte subsidies en andere administratieve regelingen en handelsgebruiken; en

  • c. de toestand van de binnenlandse handel en de binnenlandse wettelijke en administratieve bepalingen die het verbruik kunnen beïnvloeden.

3. Met inachtneming van de hierboven genoemde doeleinden en van het bepaalde in het vierde lid van dit artikel, trachten de leden een verlaging van de tarieven op koffie te bewerkstelligen, of langs andere weg belemmeringen voor een ruimer verbruik op te heffen.

4. Rekening houdend met hun gezamenlijke belangen, nemen de leden de verplichting op zich, methoden en middelen te zoeken waarmee de belemmeringen van een toeneming van de handel en het verbruik, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, geleidelijk kunnen worden verminderd en ten slotte, waar dit mogelijk is, kunnen worden weggenomen, of waarmee de gevolgen van deze belemmeringen aanzienlijk kunnen worden verkleind.

5. Rekening houdend met de verplichtingen die zij op zich hebben genomen ingevolge het bepaalde in het vierde lid van dit artikel, geven de leden de Raad jaarlijks kennis van alle maatregelen die zijn getroffen ter uitvoering van de bepalingen van dit artikel.

6. De Uitvoerend Directeur stelt periodiek een overzicht van de belemmeringen van het verbruik samen, ter bestudering door de Raad.

7. Ter bevordering van de verwezenlijking van de doeleinden van dit artikel kan de Raad aanbevelingen doen aan de leden, die zo spoedig mogelijk aan de Raad verslag uitbrengen over de maatregelen die zijn genomen ter uitvoering van deze aanbevelingen.

Artikel 32 Maatregelen betreffende koffie in bewerkte vorm

1. De leden erkennen dat het voor de ontwikkelingslanden noodzakelijk is de basis van hun economie te verbreden, onder andere door industrialisatie en uitvoer van eindprodukten, met inbegrip van het bewerken van koffie en de uitvoer van bewerkte koffie.

2. In dit verband vermijden de leden de aanvaarding van regeringsmaatregelen die de koffiesector van andere leden zouden kunnen ontwrichten.

3. Indien een lid van oordeel is dat het bepaalde in het tweede lid van dit artikel niet wordt nageleefd, dan dient het met de andere betrokken leden overleg te plegen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 36. De betrokken leden stellen alles in het werk om op bilaterale basis een minnelijke schikking te treffen. Indien het overleg niet leidt tot een wederzijds bevredigende oplossing, kan elk van beide partijen de zaak aan de Raad ter overweging voorleggen ingevolge het bepaalde in artikel 37.

4. Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst tast het recht van een lid aan maatregelen te nemen ter voorkoming of bestrijding van ontwrichting van zijn koffiesector door invoer van bewerkte koffie.

Artikel 33 Mengsels en vervangingsmiddelen

1. De leden houden geen voorschriften in stand krachtens welke andere produkten met koffie moeten worden vermengd, verwerkt of gebruikt om als koffie in de handel te worden gebracht. De leden streven ernaar de verkoop en de reclame voor produkten onder de naam koffie te verbieden, indien deze produkten minder dan het equivalent van 90% ongebrande koffie als grondstof bevatten.

2. De Raad kan een lid verzoeken de nodige stappen te nemen om de naleving van het bepaalde in dit artikel te verzekeren.

3. De Uitvoerend Directeur legt de Raad periodiek een verslag voor over de naleving van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 34 Overleg en samenwerking met de particuliere sector

1. De Organisatie onderhoudt nauwe banden met de niet-gouvernementele organisaties die betrokken zijn bij de internationale handel in koffie, en met koffiedeskundigen.

2. De leden houden bij het verrichten van handelingen binnen het kader van deze Overeenkomst rekening met de bestaande handelskanalen en onthouden zich van discriminerende verkooppraktijken. Hierbij trachten zij op passende wijze rekening te houden met de gewettigde belangen van de koffiehandel en -industrie.

Artikel 35 Milieu-aspecten

De leden schenken de nodige aandacht aan het duurzaam beheer van de koffieteelt en be-/verwerking, met inachtneming van de beginselen en doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling overeengekomen op de achtste zitting van de Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling en de Conferentie van de Verenigde Naties voor Milieu en Ontwikkeling.

HOOFDSTUK XII

OVERLEG, GESCHILLEN EN KLACHTEN

Artikel 36 Overleg

Elk lid besteedt welwillende aandacht aan en geeft voldoende gelegenheid tot overleg betreffende opmerkingen die een ander lid zou kunnen maken ten aanzien van aangelegenheden die verband houden met deze Overeenkomst. In de loop van dat overleg stelt de Uitvoerend Directeur, op verzoek van één der partijen en met instemming van de andere partij, een onafhankelijke commissie in, die haar goede diensten aanwendt om de partijen te verzoenen. De kosten van de commissie kunnen niet ten laste van de Organisatie worden gebracht. Indien een partij niet instemt met de instelling van een commissie door de Uitvoerend Directeur of indien het overleg niet tot een oplossing leidt, kan de aangelegenheid overeenkomstig artikel 37 worden verwezen naar de Raad. Indien het overleg wel tot een oplossing leidt, wordt hierover verslag uitgebracht aan de Uitvoerend Directeur, die het verslag aan alle leden toezendt.

Artikel 37 Geschillen en klachten

1. Geschillen betreffende de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst die niet door onderhandelingen worden geregeld, worden op verzoek van een lid dat partij is bij het geschil verwezen naar de Raad, die hierover beslist.

2. Indien een geschil krachtens het eerste lid van dit artikel naar de Raad is verwezen, kan een meerderheid van de leden, of kunnen leden die ten minste een derde van het totale aantal stemmen bezitten, nadat de zaak in de Raad is besproken, verlangen dat de Raad over de geschilpunten de mening vraagt van de commissie van advies, bedoeld in het derde lid van dit artikel, alvorens zijn besluit te nemen.

3. a. Tenzij de Raad eenparig anders overeenkomt, bestaat de commissie van advies uit:

    • i. twee personen, van wie de één veel ervaring bezit op het gebied waarover het geschil handelt, en van wie de ander groot aanzien geniet en ervaring bezit op juridisch gebied, en die benoemd worden door de exporterende leden;

    • ii. twee personen die aan dezelfde eisen voldoen en benoemd worden door de importerende leden; en

    • iii. een voorzitter, eenparig gekozen door de vier personen die ingevolge de bepalingen van i. en ii. benoemd zijn, of, indien zij geen overeenstemming kunnen bereiken, gekozen door de Voorzitter van de Raad.

  • b. Alleen personen uit landen waarvan de Regeringen Partij bij deze Overeenkomst zijn, komen in aanmerking voor lidmaatschap van de commissie van advies.

  • c. Personen die in de commissie van advies zijn benoemd, handelen in hun persoonlijke hoedanigheid en niet in opdracht van een Regering.

  • d. De uitgaven van de commissie van advies worden door de Organisatie betaald.

4. Het oordeel van de commissie van advies wordt, met redenen omkleed, ter kennis gebracht van de Raad die, na alle ter zake dienende gegevens bestudeerd te hebben, in het geschil beslist.

5. De Raad beslist binnen zes maanden in een geschil dat hem is voorgelegd.

6. Alle klachten omtrent het niet-nakomen door een lid van zijn verplichtingen krachtens deze Overeenkomst worden op verzoek van het lid dat de klacht indient, verwezen naar de Raad, die ter zake een beslissing neemt.

7. Geen lid wordt geacht zijn verplichtingen ingevolge deze Overeenkomst niet te zijn nagekomen, dan bij een verdeelde gewone meerderheid van stemmen. In iedere conclusie dat een lid zijn verplichtingen ingevolge deze Overeenkomst niet is nagekomen, wordt de aard van de overtreding nauwkeurig omschreven.

8. Indien de Raad concludeert dat een lid zijn verplichtingen ingevolge deze Overeenkomst niet is nagekomen, kan deze, onverminderd andere dwangmaatregelen voorzien in andere artikelen van deze Overeenkomst, bij een verdeelde tweederde meerderheid van stemmen het stemrecht van dat lid in de Raad en zijn recht om zijn stemmen in de Uitvoerende Raad te laten uitbrengen, opschorten tot het zijn verplichtingen nakomt, of kan de Raad ingevolge artikel 45 besluiten dit lid uit te sluiten van de Organisatie.

9. Alvorens de aangelegenheid door de Raad wordt besproken, kan een lid het oordeel van de Uitvoerende Raad vragen omtrent een geschil of een klacht.

HOOFDSTUK XIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 38 Ondertekening

Deze Overeenkomst is vanaf 18 april 1994 tot en met 26 september 1994 op de Zetel van de Verenigde Naties opengesteld voor ondertekening door de Partijen bij de Internationale Koffieovereenkomst 1983 of de Verlengde Internationale Koffieovereenkomst 1983, en door de Regeringen die waren uitgenodigd tot bijwoning van de zittingen van de Internationale Koffieraad, tijdens welke deze Overeenkomst tot stand werd gebracht.

Artikel 39 Bekrachtiging, aanvaarding en goedkeuring

1. Deze Overeenkomst wordt door de ondertekenende Regeringen bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd overeenkomstig hun onderscheiden constitutionele procedures.

2. Behalve in de gevallen voorzien in artikel 40 worden de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring uiterlijk 26 september 1994 bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties nedergelegd. De Raad kan echter uitstel verlenen aan ondertekenende Regeringen die niet in staat zijn hun akten voor die datum neder te leggen.

Artikel 40 Inwerkingtreding

1. Deze Overeenkomst treedt op 1 oktober 1994 definitief in werking, indien op die datum de Regeringen die ten minste twintig exporterende leden vertegenwoordigen met ten minste 80% van de stemmen der exporterende leden en ten minste tien importerende leden met ten minste 80% van de stemmen der importerende leden, berekend op 26 september 1994, hun akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring hebben nedergelegd. Anders treedt deze Overeenkomst definitief in werking op een tijdstip na 1 oktober 1994, indien zij voorlopig in werking is getreden overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, en indien aan deze procentuele voorwaarden is voldaan door de nederlegging van akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

2. Deze Overeenkomst kan voorlopig in werking treden op 1 oktober 1994. Daartoe wordt een kennisgeving door een ondertekenende Regering of door een Partij bij de Verlengde Internationale Koffieovereenkomst 1983, waarin deze de verplichting op zich neemt deze Overeenkomst voorlopig toe te passen in overeenstemming met haar wetten en voorschriften, en zo spoedig mogelijk overeenkomstig haar constitutionele procedures tot bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring over te gaan, en die uiterlijk 26 september 1994 door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties is ontvangen, gelijkgesteld met een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. Een Regering die de verplichting op zich neemt deze Overeenkomst voorlopig toe te passen, in overeenstemming met haar wetten en voorschriften, hangende de nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, wordt als voorlopige Partij daarbij beschouwd, totdat zij haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring heeft nedergelegd, of tot en met 31 december 1994, al naar gelang welke datum het eerst valt. De Raad kan de periode verlengen waarbinnen een Regering die deze Overeenkomst voorlopig toepast, haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring kan nederleggen.

3. Indien deze Overeenkomst op 1 oktober 1994 niet krachtens het bepaalde in het eerste of tweede lid van dit artikel definitief of voorlopig in werking is getreden, kunnen de Regeringen die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding hebben nedergelegd of kennisgeving hebben gedaan waarin zij de verplichting op zich nemen deze Overeenkomst voorlopig toe te passen in overeenstemming met hun wetten en voorschriften, en te trachten tot bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring over te gaan, met onderling goedvinden besluiten dat de Overeenkomst tussen hen in werking zal treden. Eveneens kunnen de Regeringen die akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding hebben nedergelegd of die de in het tweede lid van dit artikel bedoelde kennisgevingen hebben gedaan, indien deze Overeenkomst op 31 december 1994 voorlopig, maar niet definitief, in werking is getreden, met onderling goedvinden besluiten dat deze Overeenkomst voorlopig in werking zal blijven of tussen hen definitief in werking zal treden.

Artikel 41 Toetreding

1. De Regering van een Staat die lid is van de Verenigde Naties of van één van de gespecialiseerde organisaties daarvan, kan tot deze Overeenkomst toetreden op door de Raad vast te stellen voorwaarden.

2. Akten van toetreding worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De toetreding wordt van kracht op het tijdstip waarop de akte wordt nedergelegd.

Artikel 42 Voorbehouden

Ten aanzien van de bepalingen van deze Overeenkomst mogen geen voorbehouden worden gemaakt.

Artikel 43 Uitbreiding tot met name genoemde gebieden

1. Iedere Regering kan, bij de ondertekening of de nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring, voorlopige toepassing of toetreding of te eniger tijd daarna, ter kennis brengen van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, dat deze Overeenkomst van toepassing is op één of meer van de gebieden waarvan zij de internationale betrekkingen behartigt; met ingang van de datum van de kennisgeving is deze Overeenkomst op de daarin vermelde gebieden van toepassing.

2. Iedere Overeenkomstsluitende Partij die krachtens het bepaalde in artikel 5 haar rechten wenst uit te oefenen ten aanzien van één of meer van de gebieden waarvan zij de internationale betrekkingen behartigt, of die wenst dat één van deze gebieden zich zal aansluiten bij een krachtens het bepaalde in artikel 6 gevormde ledengroep, kan dit doen door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties hiervan in kennis te stellen bij de nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring, voorlopige toepassing of toetreding, of op een later tijdstip.

3. Een Overeenkomstsluitende Partij die een verklaring krachtens het bepaalde in het eerste lid van dit artikel heeft afgelegd, kan hierna te allen tijde, door hiervan kennis te geven aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, verklaren dat deze Overeenkomst niet langer van toepassing is op het in de kennisgeving genoemde gebied. Deze Overeenkomst is met ingang van de datum van deze kennisgeving niet langer van toepassing op dit gebied.

4. Indien een gebied waarop deze Overeenkomst krachtens het bepaalde in het eerste lid van dit artikel van toepassing is geworden, daarna onafhankelijk wordt, kan de Regering van de nieuwe Staat binnen 90 dagen na het verkrijgen van de onafhankelijkheid verklaren, door hiervan kennis te geven aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, dat zij de rechten en verplichtingen van een Partij bij deze Overeenkomst heeft aanvaard. Zij wordt met ingang van de datum van deze kennisgeving Partij bij deze Overeenkomst. De Raad kan de periode waarbinnen deze kennisgeving dient te worden gedaan, verlengen.

Artikel 44 Vrijwillige uittreding

Een Overeenkomstsluitende Partij kan te allen tijde uit deze Overeenkomst treden door hiervan schriftelijk kennis te geven aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De uittreding wordt van kracht 90 dagen na de dag waarop deze kennisgeving is ontvangen.

Artikel 45 Uitsluiting

Indien de Raad vaststelt dat een lid zijn verplichtingen ingevolge deze Overeenkomst niet is nagekomen, en voorts vaststelt dat zulks de werking van deze Overeenkomst aanzienlijk schaadt, kan deze, bij een verdeelde tweederde meerderheid van stemmen, dit lid uitsluiten van de Organisatie. De Raad stelt de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties onmiddellijk in kennis van een dergelijke beslissing. Negentig dagen na de datum van de beslissing van de Raad houdt dit lid op lid van de Organisatie te zijn, en indien dit lid een Overeenkomstsluitende Partij is, houdt het op Partij bij deze Overeenkomst te zijn.

Artikel 46 Vereffening met uittredende of uitgesloten leden

1. De Raad stelt de vereffening met een uittredend of uitgesloten lid vast. De Organisatie behoudt alle bedragen die reeds door een uittredend of uitgesloten lid zijn betaald, en dit lid behoudt de verplichting alle bedragen te betalen die het aan de Organisatie schuldig is op de datum waarop de uittreding of uitsluiting van kracht wordt; met dien verstande echter dat, indien een Overeenkomstsluitende Partij een wijziging niet kan aanvaarden en derhalve ophoudt deel te nemen aan deze Overeenkomst ingevolge het bepaalde in artikel 48, tweede lid, de Raad een door hem billijk geacht vereffeningsbedrag kan vaststellen.

2. Een lid dat heeft opgehouden deel te nemen aan deze Overeenkomst, heeft geen recht op enig deel van de opbrengst van een liquidatie of op andere activa van de Organisatie; ook is het niet aansprakelijk voor betaling van een deel van het eventuele tekort van de Organisatie bij beëindiging van deze Overeenkomst.

Artikel 47 Werkingsduur en beëindiging

1. Deze Overeenkomst blijft van kracht gedurende een periode van vijf jaar tot 30 september 1999, behalve indien zij wordt verlengd ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dit artikel of wordt beëindigd ingevolge het bepaalde in het derde lid van dit artikel.

2. De Raad kan, bij een meerderheid van 58% van de leden die ten minste een verdeelde meerderheid van 70% van het totale aantal stemmen bezitten, te allen tijde besluiten dat over deze Overeenkomst opnieuw wordt onderhandeld of dat zij wordt verlengd, al dan niet gewijzigd, voor een door de Raad vast te stellen termijn. Elke Overeenkomstsluitende Partij die op de datum waarop de Overeenkomst waarover opnieuw werd onderhandeld of die werd verlengd, in werking treedt, geen kennisgeving van aanvaarding van de Overeenkomst waarover opnieuw werd onderhandeld of die werd verlengd, heeft toegezonden aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, of elk gebied dat hetzij lid is, hetzij lid is van een ledengroep namens welke geen zodanige kennisgeving is gedaan, houdt met ingang van die datum op Partij te zijn bij de Overeenkomst.

3. De Raad kan te allen tijde, bij een meerderheid van stemmen van de leden die ten minste een verdeelde tweederde meerderheid van het totale aantal stemmen bezitten, besluiten deze Overeenkomst te beëindigen. Deze beëindiging wordt van kracht op een door de Raad vast te stellen datum.

4. Niettegenstaande de beëindiging van deze Overeenkomst blijft de Raad bestaan, zolang als nodig is voor de liquidatie van de Organisatie en de financiële afwikkeling, alsmede voor het geven van een bestemming aan haar activa; de Raad bezit gedurende deze tijd de bevoegdheden en verricht de functies die voor deze doeleinden nodig zijn.

Artikel 48 Wijzigingen

1. De Raad kan, bij een verdeelde tweederde meerderheid van stemmen, de Overeenkomstsluitende Partijen een wijziging van deze Overeenkomst aanbevelen. Deze wijziging wordt van kracht 100 dagen nadat de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties bericht van aanvaarding heeft ontvangen van de Overeenkomstsluitende Partijen die ten minste 75% vertegenwoordigen van de exporterende landen die ten minste 85% van de stemmen van de exporterende leden bezitten, alsmede van de Overeenkomstsluitende Partijen die ten minste 75% vertegenwoordigen van de importerende landen die ten minste 80% van de stemmen van de importerende leden bezitten. De Raad stelt een termijn vast waarbinnen de Overeenkomstsluitende Partijen de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties moeten berichten dat zij de wijziging hebben aanvaard. Indien, bij het verstrijken van de vastgestelde termijn, niet aan de vereiste percentages voor de inwerkingtreding van de wijziging is voldaan, wordt de wijziging geacht te zijn ingetrokken.

2. Een Overeenkomstsluitende Partij die geen kennisgeving van aanvaarding van een wijziging heeft gedaan binnen de door de Raad vastgestelde termijn of een gebied dat hetzij lid is, hetzij lid is van een ledengroep namens welke op die datum geen zodanige kennisgeving is gedaan, houdt met ingang van de datum waarop de wijziging in werking treedt, op Partij te zijn bij deze Overeenkomst.

Artikel 49 Aanvullende bepalingen en overgangsbepalingen

1. Deze Overeenkomst wordt beschouwd als een voortzetting van de Verlengde Internationale Koffieovereenkomst 1983.

2. Ten einde de ononderbroken voortzetting van de Verlengde Internationale Koffieovereenkomst 1983 te vergemakkelijken:

  • a. blijven alle handelingen van of namens de Organisatie of van één of meer van haar organen ingevolge de Verlengde Internationale Koffieovereenkomst 1983, die op 30 september 1994 van kracht waren en die krachtens het daarin bepaalde niet op deze datum aflopen, van kracht, tenzij deze ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst zijn gewijzigd; en

  • b. worden alle besluiten die de Raad tijdens het koffiejaar 1993/94 moet nemen voor toepassing in het koffiejaar 1994/95, genomen door de Raad in het koffiejaar 1993/94 en voorlopig toegepast, alsof deze Overeenkomst reeds in werking was getreden.

Artikel 50 Authentieke teksten van de Overeenkomst

De teksten van deze Overeenkomst in de Engelse, de Franse, de Portugese en de Spaanse taal zijn gelijkelijk authentiek. De originelen worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend op de naast hun handtekening vermelde datum.

(Voor de ondertekeningen zie Trb. 1994, 196 blz. 60 en blz. 1 e.v. van dit Tractatenblad)


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1994, 196.

E. BEKRACHTIGING

De volgende Staten hebben in overeenstemming met artikel 39, tweede lid, van de Overeenkomst een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties nedergelegd:

Kenia10 augustus 1994
Malawi13 september 1994
India16 september 1994
Denemarken119 september 1994
de Europese Gemeenschap19 september 1994
Zweden19 september 1994
Ivoorkust23 september 1994
het Verenigd Koninkrijk van Groot Brittannië en Noord-Ierland223 september 1994
Jamaica26 september 1994
Noorwegen26 september 1994
Trinidad en Tobago26 september 1994
Uganda26 september 1994
Ecuador 8 november 1994

Een kennisgeving inzake voorlopige toepassing als bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Overeenkomst is bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties door de volgende Staten nedergelegd:

Brazilië 7 juli 1994
Ecuador27 juli 1994
Colombia13 september 1994
België19 september 1994
Duitsland19 september 1994
Finland19 september 1994
Frankrijk19 september 1994
het Koninkrijk der Nederlanden19 september 1994
(voor Nederland)
Luxemburg19 september 1994
Spanje19 september 1994
Burundi20 september 1994
Zaïre23 september 1994
Paraguay26 september 1994
Costa Rica26 september 1994
Cuba26 september 1994
El Salvador26 september 1994
Griekenland26 september 1994
Guatemala26 september 1994
Madagascar26 september 1994
Zwitserland26 september 1994
Japan13 december 1994
Papua Nieuw-Guinea30 december 1994

F. TOETREDING

De volgende Staat heeft in overeenstemming met artikel 41, tweede lid, van de Overeenkomst een akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties nedergelegd:

Congo 1 oktober 1994

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1994, 196.

Ingevolge artikel 40, tweede lid, zijn de bepalingen van de Overeenkomst op 1 oktober 1994 voorlopig in werking getreden tussen de in rubriek E en rubriek F genoemde Staten die op die datum de Overeenkomst hebben bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd, tot de Overeenkomst zijn toegetreden danwel een verklaring van voorlopige toepassing hebben afgelegd.

Voor elke Staat die na 1 oktober 1994 een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nederlegt danwel een verklaring van voorlopige toepassing aflegt, treedt de Overeenkomst voorlopig in werking op de datum van nederlegging respectievelijk het afleggen van de verklaring.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt de Overeenkomst alleen voor Nederland.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1994, 196.

Op 15 april 1994 is te Marrakesh tot stand gekomen de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 (GATT 1994), welke mede bestaat uit de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1947, zoals verbeterd, aangevuld of gewijzigd. De Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 (GATT 1994) is als Bijlage 1 A opgenomen bij de op 15 april te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), waarvan de Engelse tekst is geplaatst in Trb. 1994, 238 en de vertaling in Trb. 1995, 130.

Voor het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Handvest van de Verenigde Naties zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 277.

De Internationale Koffieraad heeft op 30 september 1994 Resolutie No. 369 aangenomen. Volgens deze Resolutie kan elke Overeen-komstsluitende Partij bij de Internationale Koffieovereenkomst, 1983, zoals verlengd, voor welke onderhavige Overeenkomst niet is ondertekend, alsmede elke Staat die uitgenodigd was tot bijwoning van de zitting van de Internationale Koffieraad, tot de Overeenkomst toetreden tot en met 31 maart 1995.

Eveneens op 30 september 1994 heeft de Internationale Koffieraad Resolutie No. 368 aangenomen inzake de verlenging van de tijdslimiet tot en met 31 maart 1995 voor het neerleggen van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, alsmede de tijdslimiet waarbinnen Regeringen die de Overeenkomst voorlopig toepassen, de Overeenkomst kunnen bekrachtigen, aanvaarden of goedkeuren.

Voorts heeft de Internationale Koffieraad bij dezelfde Resolutie de tijdslimiet tot en met 31 december 1994 verlengd voor de kennisgeving van voorlopige toepassing door Regeringen die Overeenkomstsluitende Partij zijn bij de Internationale Koffieovereenkomst, 1983, zoals verlengd, maar voor welke de Internationale Koffieovereenkomst, 1994, niet is ondertekend.

Uitgegeven de eerste mei 1995

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO


XNoot
1

Onder de volgende verklaring: “This approval shall not apply to the Faroe Islands and Greenland.".

XNoot
2

Onder de verklaring dat de Overeenkomst mede van toepassing zal zijn op het baljuwschap Jersey en Sint Helena.

Naar boven