Regeling van de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, nr. WJZ/97144949, houdende wijziging van de Regeling plantgezondheid in verband met gewijzigde kaarten

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op artikel 6 van het Besluit plantgezondheid;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage I bij de Regeling plantgezondheid wordt vervangen door de Bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 maart 2025

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie

BIJLAGE, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I

Bijlage 1. Verbodsgebieden gebruik oppervlaktewater als bedoeld in de artikelen 8 en 9

TOELICHTING

1. Inleiding

De onderhavige regeling wijzigt de Regeling plantgezondheid (hierna: regeling). De reden voor deze wijziging is het actualiseren van de begrenzingen van beregeningsverbodsgebieden, onder andere in verband met nieuwe vondsten van bepaalde bacteriën in oppervlaktewater.

2. Inhoud

Met artikel I worden de gebieden geactualiseerd waar het verboden is oppervlaktewater te gebruiken voor en bij de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen en andere waardplanten van het quarantaineorganisme R. solanacearumen R. pseudosolanacearum. Deze bacteriesoorten veroorzaken bruinrot in aardappel. Een besmetting met bruinrot heeft grote gevolgen voor aardappelteelten en -bedrijven en kan tot omvangrijke schade leiden. Voor de teelt van pootaardappelen geldt in heel Nederland een verbod op het gebruik van oppervlaktewater. Het oppervlaktewater in de aangewezen verbodsgebieden is besmet of vermoedelijk besmet met de bacteriën R. solanacearum en R. pseudosolanacearum. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) onderzoekt jaarlijks watermonsters van oppervlaktewateren in Nederland op aanwezigheid van deze bacteriën. De resultaten van dit onderzoek zijn bepalend voor het vaststellen van de beregeningsverbodsgebieden. Uitgangspunt voor het vaststellen van de omvang van deze verbodsgebieden is dat deze niet groter zijn dan noodzakelijk is, rekening houdend met fytosanitaire risico’s en waterstromen.

Naar aanleiding van een aantal vondsten van R. solanacearum en R. pseudosolanacearum buiten de beregeningsverbodsgebieden, moet een aantal beregeningsverbodsgebieden worden ingesteld en moeten bestaande gebieden worden aangepast. Het verbodsgebied onder Emmen kan worden verkleind omdat bij bemonstering over meerdere jaren geen besmetting is aangetroffen. In totaal gaat het om twee uitbreidingen, één verkleining en twee nieuwe gebieden.

Nieuwe beregeningsverbodsgebieden

Flevoland

Het Ketelmeer wordt een nieuw beregeningsverbodsgebied. Hierbij is afgebakend tot de A6 ten westen en tot de watergangen de Ramsgeul, het Kattendiep en het Vossenmeer ten oosten.

Gelderland

Nabij Almen wordt een nieuw beregeningsverbodsgebied ingesteld. Deze omvat een deel van het Twentekanaal en een deel van de Berkel.

Gewijzigde beregeningsverbodsgebieden

Overijssel

Een uitbreiding ten westen van Ommen, nabij Oudleusen.

Een uitbreiding van het Twentekanaal, nabij Goor.

Noord-Holland

Een uitbreiding nabij Vreeland, waarbij het gebied wordt uitgebreid richting Hilversum.

Een uitbreiding nabij Purmerend, waarbij het gebied wordt uitgebreid richting Oosthuizen. Een deel van de Beemsterringvaart rondom Oosthuizen wordt hierbij ook afgebakend.

Drenthe

Een beperking van het gebied ten zuiden van Emmen.

3. Regeldruk

De wijzigingen in artikel I leiden niet tot verandering in de regeldruk. De wijzigingen hebben betrekking op het actualiseren van begrenzingen van beregeningverbodsgebieden. Deze regelingswijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of nalevingskosten voor aardappeltelers. Zij hoeven immers geen administratieve of andere handelingen te verrichten om het verbod op gebruik van oppervlaktewater na te leven.

LVVN en ATR hebben afgesproken dat onder bepaalde voorwaarden ministeriële regelingen niet meer hoeven te worden voorgelegd aan de ATR. Geconcludeerd is dat ook deze wijziging van de Regeling plantgezondheid aan die voorwaarden voldoet en derhalve niet voor advies aan ATR hoefde te worden voorgelegd.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2025. Hiermee wordt voldaan aan de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden. Van de publicatietermijn, twee maanden voor inwerkingtreding, wordt afgeweken.

Inwerkingtreding per 1 april is in het belang van de bedrijven en de NVWA, hetgeen afwijking van deze termijn rechtvaardigt. De actualisering van de beregeningverbodsgebieden is in het belang van een goede preventie en ruim van tevoren afgestemd met de klankbordgroep en de betrokken telers. Gezien de jaarindeling die bij teelt gebruikelijk is, kan niet worden gewacht met deze maatregelen tot het volgende kwartaal.

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie

Naar boven