Beleidsbesluit van de Staatssecretaris van Financiën van 5 februari 2025, nr. 2024-16277, over de correctiegrenzen die de inspecteur hanteert bij het vaststellen van belastingaanslagen (Besluit correctiebeleid belastingaanslagen)

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikelen 11, 16 en 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

Aanslag:

de aanslag als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

AWR:

Algemene wet inzake rijksbelastingen;

Belastbare bedrag:

het belastbare bedrag bij binnenlandse belastingplichtigen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of het belastbare bedrag bij buitenlands belastingplichtigen als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

Bijdrage-inkomen:

het gezamenlijke bedrag van hetgeen door de verzekeringsplichtige is genoten als bedoeld in artikel 43, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet;

Correctie:

de afwijking van een ingediende aangifte bij het vaststellen van de aanslag of een naheffingsaanslag of de afwijking van een eerder vastgestelde aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag;

Inspecteur:

de functionaris die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen (artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de AWR);

Loonheffingen:

de loonbelasting, premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet;

Naheffingsaanslag:

aanslag die bij wijze van naheffing wordt opgelegd (artikel 20 van de AWR);

Premies:

premie volksverzekeringen of premies werknemersverzekeringen;

Verzamelinkomen:

het gezamenlijke bedrag van het inkomen uit werk en woning, het inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met daarin begrepen te conserveren inkomen (artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001);

Wet IB 2001:

Wet inkomstenbelasting 2001;

Zvw:

Zorgverzekeringswet.

HOOFDSTUK 2. CORRECTIEGRENZEN EN UITZONDERINGEN

Artikel 2.1. Correctiegrenzen

  • 1. Bij het vaststellen van de aanslag of een naheffingsaanslag brengt de inspecteur een correctie aan als de verschuldigde belasting of premies of inkomensafhankelijke bijdrage Zvw tezamen als gevolg van de correctie € 225 of meer bedraagt.

  • 2. Bij het vaststellen van een navorderingsaanslag brengt de inspecteur een correctie aan als de verschuldigde belasting of premies of inkomensafhankelijke bijdrage Zvw als gevolg van de correctie € 450 of meer bedraagt.

  • 3. Bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting of een verliesbeschikking brengt de inspecteur een correctie aan als het verzamelinkomen dan wel de belastbare winst daardoor ten minste € 500 hoger wordt.

  • 4. De inspecteur stelt een navorderingsaanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting of een herziening van de verliesbeschikking vast als het verzamelinkomen dan wel de belastbare winst daardoor ten minste € 1.000 hoger wordt.

Artikel 2.2. Uitzonderingen

  • 1. Als in één jaar een correctiegrens van artikel 2.1 overschreden wordt, kan in overleg met de vaktechnische lijn een correctie over een ander jaar ook worden aangebracht als voor dat andere jaar de correctiegrenzen van artikel 2.1 niet worden bereikt.

  • 2. Van de correctiegrenzen van artikel 2.1 kan worden afgeweken als de inspecteur vermoedt dat de belastingplichtige daarop inspeelt.

  • 3. Bij het vaststellen van een navorderingsaanslag kan de inspecteur van de correctiegrenzen van artikel 2.1 afwijken in geval van repeterende onjuistheden of kwade trouw.

  • 4. Een correctie die voor een belastingplichtige leidt tot een terug te ontvangen bedrag aan belasting of premies of inkomensafhankelijke bijdrage Zvw brengt de inspecteur altijd aan ongeacht de in artikel 2.1 genoemde bedragen.

  • 5. Als een belastingplichtige verzoekt een correctie aan te brengen, brengt de inspecteur deze correctie aan ongeacht de in artikel 2.1 genoemde bedragen, nadat hij het verzoek beoordeeld heeft of aan de hand van de wettelijke bepalingen.

  • 6. Als de correctie van de inspecteur in verhouding tot de (vast te stellen) aanslag van geringe omvang is, kan in afstemming met de vaktechnische lijn worden besloten om geen correctie aan te brengen bij het vaststellen van de aanslag of om geen navorderingsaanslag of naheffingsaanslag vast te stellen.

HOOFDSTUK 3. SPECIFIEKE BEPALING VOOR DE ZVW

Artikel 3.1. Geen nieuwe toetsing correctiegrens voor aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw

Als een correctie wordt aangebracht waardoor ook het bijdrage-inkomen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw wijzigt, wordt voor de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw niet opnieuw getoetst of de correctiegrens van artikel 2.1 wordt overschreden.

HOOFDSTUK 4. AFWIJKING BESLUIT IN SPECIFIEKE SITUATIES

Artikel 4.1. Mogelijkheid vaststellen afwijkend correctiebeleid

In overleg op landelijk niveau kan afwijkend correctiebeleid worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 5.2. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit correctiebeleid belastingaanslagen.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 februari 2025

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken

TOELICHTING

I. Algemene toelichting

Aanleiding en doel

De inspecteur van de Belastingdienst hanteert bij de heffing van rijksbelastingen correctiebeleid. Dit beleid schrijft voor wanneer een correctie wordt aangebracht door de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag. Bij de Kamerbrief over de stand van zaken Belastingdienst van 31 augustus 2023 heb ik het correctiebeleid van de Belastingdienst openbaar gemaakt. Ik heb toen de Tweede Kamer geïnformeerd over het uitvoeren van een beoordeling van het correctiebeleid, waarbij overwogen is of aanpassing van het correctiebeleid nodig is en er ook gekeken is naar de wijze van vastlegging van dit beleid. Besloten is het huidige correctiebeleid nagenoeg geheel voort te zetten en vast te leggen in dit besluit.

Met dit besluit is het correctiebeleid verduidelijkt en is de correctiegrens bij het vaststellen van een (navorderings)aanslag inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting aangepast. Deze aanpassing is doorgevoerd naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 26 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1109, en 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1671. In deze arresten oordeelde de Hoge Raad dat het correctiebeleid zo moet worden uitgelegd dat er een dubbele grens geldt voor het aanbrengen van een correctie bij het vaststellen van een (navorderings)aanslag inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Deze dubbele grens hield in dat een correctie enkel aangebracht werd als de verschuldigde belasting of premie volksverzekeringen of inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) meer bedraagt dan € 225 bij de aanslag dan wel meer dan € 450 bedraagt bij een navorderingsaanslag én het te corrigeren inkomen of de te corrigeren winst meer is dan € 500 bij de aanslag dan wel € 1.000 bij navordering. Deze dubbele grens is niet opgenomen in dit besluit. Voor de uitwerking van de aangepaste correctiegrens bij het vaststellen van een (navorderings)aanslag inkomensbelasting en vennootschapsbelasting verwijs ik naar de toelichting bij artikel 2.1.

Reikwijdte

Dit besluit is van toepassing bij het vaststellen van de aanslag, navorderingsaanslag en naheffingsaanslag van de rijksbelastingen die de inspecteur van de Belastingdienst heft. Volledigheidshalve merk ik op dat dit besluit niet geldt bij het vaststellen van de aanslag of navorderingsaanslag of naheffingsaanslag indien geen aangifte is gedaan of (in het geval van de aangiftebelastingen) niet, niet tijdig of niet volledig op aangifte betaald is.

Gevolgen voor Basisregistratie inkomen en inkomensafhankelijke regelingen

Dit besluit heeft tot gevolg dat de inspecteur in bepaalde gevallen het inkomen lager vaststelt dan feitelijk is geconstateerd. Dat kan gevolgen hebben voor de Basisregistratie inkomen en kan daardoor tot gevolg hebben dat het recht op inkomensafhankelijke regelingen, zoals de toeslagen, hoger wordt vastgesteld.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2.1

Artikel 2.1 bepaalt de correctiegrenzen, dat wil zeggen wanneer een correctie in het nadeel van een belastingplichtige wel of niet wordt aangebracht door de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag, een navorderingsaanslag of naheffingsaanslag.

De correctiegrenzen gelden per belastingaanslag, per belastingmiddel en per belastingplichtige. Hieruit volgt dat bij meerdere correcties in één belastingaanslag niet per correctie aan de correctiegrenzen getoetst wordt, maar dat de som van de aan te brengen positieve en negatieve correcties aan de correctiegrenzen getoetst wordt.

Wanneer de correctiegrens is bereikt, wordt de gehele correctie aangebracht bij het vaststellen van de aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag en niet enkel het deel dat boven de correctiegrens uitkomt.

Volledigheidshalve merk ik op dat de correctiegrenzen de verschuldigde belasting of premie volksverzekeringen of premies werknemersverzekeringen (hierna: premies) of inkomensafhankelijke bijdrage Zvw betreffen exclusief belastingrente, bestuurlijke boeten of andere kosten.

Ter verduidelijking merk ik op dat in het geval van een correctie van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen1 van partners2 ná verdeling van deze inkomensbestanddelen aan de correctiegrenzen wordt getoetst. De correctiegrenzen gelden immers per (navorderings)aanslag en per individuele belastingplichtige.

Als de aanslag, een navorderingsaanslag of naheffingsaanslag als gevolg van een bezwaar- of beroepsprocedure of een (verzoek om) ambtshalve vermindering onder de correctiegrens komt, wordt de gehele aanslag vernietigd.

Eerste lid

Het eerste lid van artikel 2.1 bepaalt dat als een correctie leidt tot een bedrag aan verschuldigde belasting of premies of inkomensafhankelijke bijdrage Zvw van € 225 of meer, de correctie aangebracht wordt bij het vaststellen van de aanslag dan wel door het vaststellen van een naheffingsaanslag.

Tweede lid

In afwijking van het eerste lid wordt op grond van het tweede lid van artikel 2.1 een navorderingsaanslag vastgesteld als de verschuldigde belasting of premies of inkomensafhankelijke bijdrage Zvw als gevolg van een correctie € 450 of meer bedraagt, mits aan de overige voorwaarden voor navordering voldaan is. Bedraagt de verschuldigde belasting of premies of inkomensafhankelijke bijdrage Zvw als gevolg van de correctie minder dan € 450 dan wordt geen navorderingsaanslag vastgesteld.

Derde lid en vierde lid

Vanwege de systematiek van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 kunnen (aanzienlijke) correcties op het inkomen of de winst niet leiden tot verschuldigde belasting of premie volksverzekeringen boven de correctiegrenzen van het eerste en het tweede lid. Zie hieronder twee voorbeelden ter illustratie.

Voorbeeld 1

Belastingplichtige A valt met zijn inkomen in het hoogste belastingtarief. Belastingplichtige B valt met zijn inkomen in het laagste belastingtarief. In het geval van een eventuele inkomenscorrectie van € 500 bij zowel belastingplichtige A en B zou wel een correctie bij belastingplichtige A aangebracht worden bij het vaststellen van de aanslag, omdat de verschuldigde belasting of premie volksverzekeringen voor belastingplichtige A in dat geval meer dan € 225 bedraagt. Bij belastingplichtige B zou geen correctie aangebracht worden bij het vaststellen van de aanslag, omdat de verschuldigde belasting of premie volksverzekeringen van belastingplichtige B minder dan € 225 bedraagt.

Voorbeeld 2

De eventuele winstcorrectie bij een vennootschap is € 1.000.000. In verband met een nog groter bedrag aan te verrekenen verliezen bedraagt de verschuldigde vennootschapsbelasting minder dan € 450. Er zou dan geen navorderingsaanslag vastgesteld worden.

In dergelijke situaties acht ik ongewenst dat niet gecorrigeerd zou kunnen worden. Daarom is voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting in het derde en vierde lid een alternatieve correctiegrens opgenomen. Deze grens houdt in dat als het verzamelinkomen of de belastbare winst als gevolg van een correctie ten minste € 500 hoger wordt, dan wel € 1.000 hoger wordt in het geval van navordering, de correctie toch aangebracht wordt, ongeacht de verschuldigde belasting of premies of inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Deze alternatieve inkomens- dan wel winstgrens en de € 225/€ 450-grens genoemd in artikel 2.1, eerste en tweede lid, zijn dus geen cumulatieve vereisten. Aan de grenzen opgenomen in artikel 2.1, derde en vierde lid, wordt pas getoetst op het moment dat de verschuldigde belasting of premies of inkomensafhankelijke bijdrage Zvw als gevolg van een correctie minder dan € 225 bedraagt dan wel minder dan € 450 bedraagt in het geval van navordering.

Artikel 2.2

Eerste lid

Het eerste lid van artikel 2.2 bepaalt dat in het geval de inspecteur een bepaalde correctie die in meerdere belastingjaren voorkomt in alle jaren kan aanbrengen, ook in die belastingjaren waarin de correctiegrenzen niet worden overschreden. Dit wordt afgestemd met de vaktechnische lijn.

Voorbeeld

In dit voorbeeld wordt uitgegaan van een onderneming in het midden- en kleinbedrijf zonder personeel en een meewerkende partner:

 

Verschuldigde belasting en/of premie volksverzekeringen

Jaar 1, aanslag inkomstenbelasting en/of premie volksverzekeringen al vastgesteld, navordering

€ 300

Jaar 2, aanslag inkomstenbelasting en/of premie volksverzekeringen al vastgesteld, navordering

€ 500

Jaar 3, openstaande aangifte inkomstenbelasting

€ 200

De jaren 1 en 3 blijven onder de correctiegrenzen, zodat een correctie in beginsel achterwege blijft. De correctie van jaar 2 is boven de correctiegrens en daarom wordt een correctie aangebracht. Het wordt nu aan het deskundige oordeel van de inspecteur in afstemming met de vaktechnische lijn overgelaten of de correcties van de jaren 1 en 3 ook worden aangebracht.

Tweede lid

Het tweede lid bepaalt dat de correctiegrenzen van artikel 2.1 niet gelden in het geval de belastingplichtige daarop inspeelt, bijvoorbeeld door zodanig aangifte te doen dat een aan te brengen correctie steeds net onder de correctiegrenzen blijft. Deze uitzondering geldt bij zowel het vaststellen van de aanslag als bij het vaststellen van een navorderingsaanslag en naheffingsaanslag.

Derde lid

Het derde lid bepaalt dat in het geval van navordering de correctiegrenzen van artikel 2.1 niet gelden als sprake is van repeterende onjuistheden of kwade trouw.

Voor repeterende onjuistheden is niet vereist dat sprake is van opzet of grove schuld.

Bij repeterende onjuistheden kan gedacht worden aan de volgende situaties (niet limitatief):

  • Een aantal jaren wordt een telkens op een ander punt onjuiste aangifte ingediend; of

  • Een aantal jaren wordt telkens een op hetzelfde punt onjuiste aangifte ingediend.

Vierde lid

Het vierde lid bepaalt dat een correctie die leidt tot een terug te ontvangen bedrag aan belasting of premies of inkomensafhankelijke bijdrage Zvw altijd aangebracht wordt. De correctiegrenzen van artikel 2.1 gelden in dat geval niet. Voor de volledigheid merk ik op dat het terug te ontvangen bedrag de som betreft van positieve en negatieve correcties.

Vijfde lid

Het vijfde lid bepaalt dat als een belastingplichtige verzoekt om het aanbrengen van een correctie, de correctiegrenzen van artikel 2.1 niet gelden. Dus als een belastingplichtige verzoekt om een navorderingsaanslag en de verschuldigde belasting of premies of inkomensafhankelijke bijdrage Zvw komt niet boven de correctiegrens, wordt in dit geval toch een navorderingsaanslag vastgesteld.

Zesde lid

Het zesde lid van artikel 2.1 geeft de inspecteur de ruimte om in overleg met de vaktechnische lijn geen correctie aan te brengen als sprake is van correctie van een relatief geringe omvang in verhouding tot de (vast te stellen) aanslag ook al gaat de desbetreffende correctie de correctiegrenzen van artikel 2.1 te boven.

Voorbeeld

Stel dat een onderneming op de aanslag een bedrag van € 1.000.000 verschuldigd is. De inspecteur constateert vervolgens dat dit bedrag € 500 te laag is. In dat geval beoordeelt de inspecteur op basis van zijn deskundige oordeel en in overleg met de vaktechnische lijn of de navorderingsaanslag achterwege kan blijven.

Artikel 3.1

Artikel 3.1 bepaalt dat in het geval een correctie wordt aangebracht waardoor ook het bijdrage-inkomen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw wijzigt, voor de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw niet opnieuw wordt getoetst of de correctiegrens van artikel 2.1 wordt overschreden. Als bij een correctie de correctiegrens van artikel 2.1 wordt overschreden en dit leidt tot een wijziging in het bijdrage inkomen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw dan wordt het bijdrage-inkomen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw ook gecorrigeerd middels het vaststellen van een (navorderings)aanslag.

Artikel 4.1

Artikel 4.1 bepaalt dat van dit beleidsbesluit afgeweken kan worden in overleg op landelijk niveau. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een actie die specifiek ziet op een bepaalde post in de aangifte inkomstenbelasting. Er wordt dan in een bepaald jaar extra gecontroleerd of belastingplichtigen die post juist ingevuld hebben in de aangifte. Er is dan ruimte om in het kader van deze actie af te wijken van dit besluit.

Artikel 5.1

Dit besluit heeft onmiddellijke werking. Dat betekent dat dit besluit van toepassing is op toekomstige situaties en op de nog niet onherroepelijk vaststaande aanslagen, navorderingsaanslagen en naheffingsaanslagen op het moment van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 5.2

Ingevolge artikel 5.2 kan dit besluit worden aangehaald als: Besluit correctiebeleid belastingaanslagen.

De Staatssecretaris van Financiën namens deze, H.G. Roodbeen Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken


X Noot
1

De belastbare inkomsten uit eigen woning, het inkomen uit aanmerkelijk belang vóór vermindering met de persoonsgebonden aftrek en de persoonsgebonden aftrek (artikel 2.17, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001).

X Noot
2

Partner: de echtgenoot of de ongehuwde meerderjarige persoon waarmee de ongehuwde meerderjarige belastingplichtige een notarieel samenlevingscontract is aangegaan en met wie hij staat ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland (artikel 5a, eerste lid, van de AWR) met inbegrip van hetgeen is bepaald in artikel 5a, tweede tot en met het zevende lid, van de AWR en de aanvulling van het partnerbegrip van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Naar boven