Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2025, 8521 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2025, 8521 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu,
Gelet op artikel 9.7.4.5, eerste lid, onderdeel b, en artikel 9.7.4.6, eerste lid, onderdeel b, sub 2, van de Wet milieubeheer;
BESLUIT:
De Regeling energie vervoer wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen met bijbehorende omschrijvingen ingevoegd:
bewijs dat de broeikasgasemissiereductie van een geleverde hoeveelheid hernieuwbare brandstof aantoont, afgegeven door een gecertificeerde schakel van een vrijwillig systeem op basis van zijn massabalans van hernieuwbare brandstoffen;
een onderneming die gecertificeerd is volgens een vrijwillig systeem;
2. Het begrip ‘gecertificeerde schakel van een duurzaamheidsysteem’ komt te luiden:
een onderneming of een partij die gecertificeerd is volgens een duurzaamheidssysteem;
B
In artikel 2, aanhef, wordt ‘de geleverde brandstof of de geleverde biobrandstof’ vervangen door ‘de geleverde brandstof, de geleverde biobrandstof of de geleverde hernieuwbare brandstof’.
C
In artikel 3, derde lid, wordt na ‘producenten van biobrandstoffen’ ingevoegd ‘of hernieuwbare brandstoffen’.
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘locatie’ vervangen door ‘opslaglocatie’.
2. In het tweede lid wordt ‘locatie’ vervangen door ‘opslaglocatie’.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Voor het aantonen dat een fysieke hoeveelheid ingeboekte vloeibare biobrandstof is geleverd aan de Nederlandse markt, voldoet de inboeker aan de in bijlage 1, deel B, genoemde eisen.
4. In het vijfde lid wordt na ‘een hoeveelheid’ ingevoegd ‘vloeibare’.
E
Artikel 8 komt te luiden:
1. De hoeveelheid vloeibare hernieuwbare brandstof die wordt ingeboekt is de fysieke hoeveelheid in liters bij een temperatuur van 15°C of kilogrammen zoals blijkt uit de bedrijfsadministratie van de opslaglocatie waar vanaf door de inboeker is geleverd aan de Nederlandse markt voor vervoer.
2. Voor een hoeveelheid vloeibare hernieuwbare brandstof die wordt ingeboekt stelt de inboeker op basis van de massabalans van hernieuwbare brandstoffen van de desbetreffende opslaglocatie en desbetreffende soort brandstof een bewijs van hernieuwbaarheid op ten behoeve van het bestuur van de emissieautoriteit.
3. Voor het aantonen dat een hoeveelheid ingeboekte vloeibare hernieuwbare brandstof als een onderdeel van een mengsel met een fossiele brandstof van een andere samenstelling is geleverd, voldoet de inboeker aan de in bijlage 2 genoemde eisen.
4. Voor zover een hoeveelheid vloeibare hernieuwbare brandstof in een brandstof of aan een bestemming is geleverd die niet in bijlage 1, deel A, is vermeld, is de inboeking niet toegestaan.
F
Artikel 8a komt te luiden:
1. De hoeveelheid gasvormige hernieuwbare brandstof die wordt ingeboekt door een onderneming, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van het besluit, is de hoeveelheid waterstof in kilogrammen die blijkt uit de meter van het bemeterde leverpunt.
2. De hoeveelheid gasvormige hernieuwbare brandstof die wordt ingeboekt door de onderneming, bedoeld in artikel 9a, tweede lid, van het besluit, is de hoeveelheid waterstof in kilogrammen die aantoonbaar aan een binnenschip of zeeschip is geleverd, zoals blijkt uit de bedrijfsadministratie van de inboeker.
3. Voor een hoeveelheid gasvormige hernieuwbare brandstof die wordt ingeboekt toont de inboeker, bedoeld in het eerste lid, de hernieuwbaarheid van de geleverde waterstof aan met behulp van het bewijs van hernieuwbaarheid dat hij van zijn toeleverancier van waterstof heeft ontvangen.
4. Voor een hoeveelheid gasvormige hernieuwbare brandstof die wordt ingeboekt stelt de inboeker, bedoeld in het tweede lid, op basis van de massabalans van hernieuwbare brandstoffen voor waterstof een bewijs van hernieuwbaarheid op ten behoeve van het bestuur van de emissieautoriteit.
G
In artikel 12 wordt na ‘een hoeveelheid vloeibare biobrandstof’ ingevoegd ‘of vloeibare hernieuwbare brandstof’.
H
Artikel 15 vervalt.
I
Artikel 20, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, sub 1, 2 en 3, wordt ‘locatie’ telkens vervangen door ‘opslaglocatie’ en in sub 1 wordt ‘locaties’ vervangen door ‘opslaglocaties’.
2. Onderdeel a, sub 4, komt te luiden:
4°. het nummer waaronder de accijnsgoederenplaats bij de rijksbelastingdienst geregistreerd is.
3. Onderdeel c komt te luiden:
c. indien de onderneming een geleverde hoeveelheid vloeibare hernieuwbare brandstof wil inboeken:
1°. de naam en het vestigingsadres van de beoogde opslaglocatie of opslaglocaties voor het leveren aan de Nederlandse markt;
2°. per opslaglocatie de naam van het voor die opslaglocatie gehanteerde vrijwillige systeem of de voor die opslaglocatie gehanteerde vrijwillige systemen;
3°. bewijs dat de opslaglocatie, bedoeld onder sub 2, gecertificeerd is door het vrijwillige systeem of de vrijwillige systemen en dat die certificering geldig is; en
4°. het nummer waaronder de accijnsgoederenplaats bij de rijksbelastingdienst geregistreerd is.
4. Onderdeel d komt te luiden:
d. indien de onderneming een geleverde hoeveelheid gasvormige hernieuwbare brandstof wil inboeken:
1°. de naam en het vestigingsadres van de locatie of locaties voor het leveren van waterstof aan vervoer in Nederland;
2°. afschrift van de vergunning, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van het besluit;
3°. in geval van het leveren van een gasvormige hernieuwbare brandstof met een waterstofcontainer: de naam en het adres van de locatie waar de waterstof wordt geproduceerd en waar vanaf met een waterstofcontainer aan binnenschepen en zeeschepen wordt geleverd;
4°. bewijs dat de locatie, bedoeld onder sub 3, gecertificeerd is door een vrijwillig systeem en dat die certificering geldig is.
5. In onderdeel e wordt, onder vervanging van een punt door een puntkomma aan het eind van sub 3, een nieuwe sub toegevoegd, luidende:
4°. bij leveringen met behulp van een accupakket of elektrolyt: de locatie waar het accupakket of de elektrolyt geladen wordt.
J
Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na ‘de vervaardiging van’ ingevoegd ‘duurzame’.
2. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. De producent van hernieuwbare brandstoffen voert een massabalans van hernieuwbare brandstoffen op zijn locatie per soort hernieuwbare brandstof.
4. De producent van hernieuwbare brandstoffen beschikt over een administratieve organisatie met maatregelen van interne beheersing en controle die in opzet en werking waarborgen dat hij een juiste verantwoording aflegt over:
a. de hoeveelheid gebruikte energie uit hernieuwbare bronnen voor de vervaardiging van de hernieuwbare brandstof;
b. de juiste verhouding tussen de hoeveelheid gebruikte energie uit hernieuwbare bronnen en de soort en hoeveelheid vervaardigde hernieuwbare brandstof; en
c. de hoeveelheid per afnemer geleverde hernieuwbare brandstof.
K
In artikel 25b, eerste lid, wordt ‘locatie’ telkens vervangen door ‘opslaglocatie’.
L
Bijlage 2 komt te luiden:
De inboeker die een vloeibare hernieuwbare brandstof als een onderdeel van een mengsel met een fossiele brandstof van een andere samenstelling levert, toont met behulp van een monstername en analyse de hoeveelheid van de desbetreffende vloeibare hernieuwbare brandstof in de geleverde brandstof aan.
M
Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, sub 3 en onderdeel b, sub 2, wordt ‘locatie’ telkens vervangen door ‘opslaglocatie’.
2. In het tweede lid, onderdeel a, sub 3 wordt ‘Rijksbelastingdienst’ vervangen door ‘rijksbelastingdienst’.
3. Het vierde lid komt te luiden:
Bij de levering van een hoeveelheid vloeibare hernieuwbare brandstof:
1°. de soort vloeibare hernieuwbare brandstof;
2°. de hoeveelheid in liters bij 15°C of kilogrammen per soort hernieuwbare brandstof;
3°. de opslaglocatie waar vanaf geleverd is, met inbegrip van identificerende naam, het nummer waaronder de locatie van de accijnsgoederenplaats, bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de accijns, bij de rijksbelastingdienst geregistreerd is en het adres, of de naam en het adres van het belastingentrepot;
4°. of de vloeibare hernieuwbare brandstof tot verbruik is uitgeslagen of onder schorsing van betaling van accijns aan een andere houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de accijns, is geleverd;
5°. het vrijwillige systeem waaronder de levering plaatsvindt;
6°. het nummer van het bewijs van hernieuwbaarheid;
7°. de broeikasgasemissie per grondstof in g CO2eq/MJ, berekend overeenkomstig de gedelegeerde verordening (EU) 2023/1185.
4. Het vijfde lid komt te luiden:
Bij de levering van een hoeveelheid gasvormige hernieuwbare brandstof:
1°. de geleverde hoeveelheid waterstof in kilogrammen;
2°. de identificerende naam en het adres van de locatie waar de gasvormige hernieuwbare brandstof wordt geleverd, dan wel het adres van de locatie, het Europees scheepsnummer (ENI) en de naam van het vaartuig;
3°. het vrijwillige systeem waaronder de levering plaatsvindt;
4°. het nummer van het bewijs van hernieuwbaarheid;
5°. de broeikasgasemissie per grondstof in g CO2eq/MJ, berekend overeenkomstig artikel 31, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.
5. In het zesde lid, onderdeel a, wordt na het derde gedachtestreepje een nieuw subonderdeel toegevoegd, luidende:
– bij leveringen met behulp van een accupakket of elektrolyt: de geleverde hoeveelheid elektriciteit in kilowattuur, met inbegrip van het Europees scheepsnummer (ENI) en de naam van het beleverde binnenvaartschip.
N
In bijlage 5 komt de omschrijving van de grondstof velasse te luiden: ‘Waterachtige stroom die vrijkomt bij het verwerken van soja. De stroom bevat maximaal 20% suiker.’
O
Bijlage 6 vervalt.
P
In bijlage 7, vierde lid, onderdeel f, wordt ‘Vertogas’ vervangen door ‘VertiCer’.
Q
Bijlage 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In deel A, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, wordt ‘locaties’ telkens vervangen door ‘opslaglocaties’.
2. In deel A, eerste lid, onderdeel i, wordt ‘uitslag tot verbruik’ vervangen door ‘levering aan de Nederlandse markt’.
3. In deel A, eerste lid, onderdeel j, wordt ‘de brandstof en bestemming-combinatie’ vervangen door ‘of de brandstof-bestemmingcombinatie’.
4. Deel C komt te luiden:
1. Met betrekking tot de totstandkoming van de inboekverificatieverklaring is de inboekverificateur bekend met de administratieve processen van de inboeker en de relevante omstandigheden op de opslaglocaties die onder het gehanteerde vrijwillige systeem van de inboeker zijn gecertificeerd.
Gelet op dit oogmerk:
a. bezoekt de inboekverificateur de (door de inboeker in dat kalenderjaar gebruikte) opslaglocaties, die onder het certificaat van het vrijwillige systeem van de inboeker vallen, ten minste eenmaal tijdens het initieel onderzoek;
b. bezoekt de inboekverificateur de (door de inboeker in dat kalenderjaar gebruikte) opslaglocaties, die onder het certificaat van het vrijwillige systeem van de inboeker vallen, wanneer op die opslaglocaties een substantiële verandering is doorgevoerd en wel op basis van een risicoanalyse;
c. bezoekt de inboekverificateur in elk geval de locatie waar de inboeker zijn boekhouding heeft;
d. controleert de inboekverificateur of de inboeker de levering aan de Nederlandse markt voor vervoer van een hoeveelheid vloeibare hernieuwbare brandstof kan aantonen overeenkomstig bijlage 1 van de regeling;
e. controleert de inboekverificateur of de brandstof en bestemming-combinatie van de geleverde vloeibare hernieuwbare brandstof voorkomt in bijlage 1 van de regeling;
f. controleert de inboekverificateur de wijze waarop de inboeker voorkomt dat hij de hoeveelheid ingeboekte vloeibare hernieuwbare brandstof als hernieuwbaar doorlevert;
g. beoordeelt de inboekverificateur de administratieve organisatie en de interne beheersing- en controleprocessen;
h. voert de inboekverificateur locatiegesprekken met de werknemers die bij de inboeking van de vloeibare hernieuwbare brandstof betrokken zijn.
2. De inboekverificatieverklaring vermeldt de energie-inhoud per soort vloeibare hernieuwbare brandstof overeenkomstig artikel 2 van de regeling.
3. De inboekverificatieverklaring bevat een risicoanalyse die gebaseerd is op een onderzoek dat ten minste de volgende onderdelen omvat:
a. controle of het certificaat van het vrijwillige systeem van de inboeker toereikend is voor alle locaties van de accijnsgoederenplaats, bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de accijns waar vanaf de inboeker levert aan de Nederlandse markt;
b. controle of de inboeker de levering aan de Nederlandse markt voor vervoer van een hoeveelheid vloeibare hernieuwbare brandstof kan aantonen overeenkomstig bijlage 1 van de regeling;
c. controle of de brandstof-bestemmingcombinatie van de geleverde vloeibare hernieuwbare brandstof voorkomt in bijlage 1 van de regeling;
d. in geval van een vloeibare hernieuwbare brandstof die als onderdeel van een mengsel met een fossiele brandstof van een andere samenstelling geleverd wordt: de aantoonbaarheid van de aanwezigheid van de desbetreffende vloeibare hernieuwbare brandstof ter grootte van de inboeking in de geleverde fossiele brandstof met een andere samenstelling volgens bijlage 2 van de regeling;
e. in geval van een vloeibare hernieuwbare brandstof die niet als onderdeel van een mengsel met een fossiele brandstof van een andere samenstelling geleverd wordt: de levering door de inboeker van de brandstof ter grootte van de inboeking;
f. de volledigheid van de administratieve organisatie en de interne beheersing- en controleprocessen;
g. vraaggesprekken met de werknemers die bij de inboeking van de vloeibare hernieuwbare brandstof zijn betrokken.
4. Een inboekverificatieverklaring vermeldt:
a. de gegevens van de inboeker met inbegrip van zijn rekeningnummer in het register;
b. een beschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden (met inbegrip van de bezochte opslaglocaties);
c. de hoeveelheid ingeboekte vloeibare hernieuwbare brandstof, opgedeeld per soort vloeibare hernieuwbare brandstof;
d. dat de inboekverificateur een redelijke mate van zekerheid heeft verkregen dat de hoeveelheid ingeboekte vloeibare hernieuwbare brandstof in het register geen materiële afwijkingen bevat;
e. dat de inboekverificateur een redelijke mate van zekerheid heeft verkregen dat de inboeker de kenmerken van het bewijs van hernieuwbaarheid juist heeft overgenomen;
f. een totaaloordeel waaruit blijkt dat de inboekverificateur, met een redelijke mate van zekerheid, de juistheid van de data en informatie over de soort en hoeveelheid ingeboekte vloeibare hernieuwbare brandstof kan vaststellen;
g. een verklaring van de verificateur dat hij voldoende en geschikte controle-informatie heeft gekregen om tot zijn oordeel te komen.
5. Deel D komt te luiden:
1. Met betrekking tot de totstandkoming van de inboekverificatieverklaring is de inboekverificateur bekend met de administratieve processen van de inboeker en de relevante fysieke situaties op de locaties waar vanaf de inboeker waterstof aan vervoer in Nederland levert, dan wel waterstof aan binnenschepen en zeeschepen met behulp van een waterstofcontainer levert. Gelet op dit oogmerk:
a. bezoekt de inboekverificateur de locaties, waar vanaf de inboeker de waterstof aan vervoer in Nederland met behulp van een bemeterd leverpunt levert, dan wel de locatie waar de inboeker de waterstof produceert die hij met behulp van een waterstofcontainer aan binnenschepen of zeeschepen levert, steekproefsgewijs tijdens het initieel onderzoek;
b. bezoekt de inboekverificateur de locaties, waar vanaf de inboeker de waterstof aan vervoer in Nederland met behulp van een bemeterd leverpunt levert, dan wel de locatie waar de inboeker de waterstof produceert die hij met behulp van een waterstofcontainer aan binnenschepen of zeeschepen levert, wanneer op die locaties een substantiële verandering is doorgevoerd en wel op basis van een risicoanalyse;
c. controleert de inboekverificateur bij een bezoek aan de locatie van de inboeker, die waterstof aan vervoer in Nederland met een bemeterd leverpunt levert, de meter van het bemeterd leverpunt op nauwkeurigheid en betrouwbaarheid;
d. bezoekt de inboekverificateur in elk geval de locatie waar de inboeker zijn boekhouding heeft;
e. beoordeelt de inboekverificateur de administratieve organisatie en de interne beheersing- en controleprocessen;
f. voert de inboekverificateur locatiegesprekken met de werknemers die bij de inboeking van de geleverde gasvormige hernieuwbare brandstof als waterstof betrokken zijn;
g. controleert de inboekverificateur of de inboeker ter grootte van de ingeboekte hoeveelheid gasvormige hernieuwbare brandstof in dat kalenderjaar ten minste een overeenkomstige hoeveelheid waterstof aan vervoer met een bemeterd leverpunt in Nederland heeft geleverd;
h. controleert de inboekverificateur de in- en verkoopboekhouding van waterstof, alsmede de financiële boekhouding.
2. Met betrekking tot de hoeveelheid ingeboekte gasvormige hernieuwbare brandstof, heeft de inboekverificatieverklaring betrekking op:
a. de hoeveelheid waterstof die de inboeker in het desbetreffende kalenderjaar aan vervoer in Nederland, dan wel met behulp van een waterstofcontainer aan binnenschepen en zeeschepen heeft geleverd;
b. de hoeveelheid gasvormige hernieuwbare brandstof die de inboeker op grond van artikel 9.7.4.1 van de wet in het register heeft ingeboekt.
3. De inboekverificatieverklaring bevat een risicoanalyse die gebaseerd is op een onderzoek dat ten minste de volgende onderdelen omvat:
a. controle of het certificaat van het vrijwillige systeem van de inboeker toereikend is voor de locatie waar de inboeker de waterstof produceert die hij met behulp van een waterstofcontainer aan binnenschepen of zeeschepen levert;
b. controle van het certificaat van de toeleverancier van de inboeker die waterstof aan vervoer in Nederland met behulp van een bemeterd leverpunt levert;
c. de volledigheid van de administratieve organisatie en de interne beheersing- en controleprocessen;
d. vraaggesprekken met de werknemers die bij de inboeking van de gasvormige hernieuwbare brandstof als waterstof zijn betrokken.
4. Een inboekverificatieverklaring vermeldt:
a. de gegevens van de inboeker met inbegrip van zijn rekeningnummer in het register;
b. een beschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden (met inbegrip van de bezochte locaties);
c. de hoeveelheid ingeboekte gasvormige hernieuwbare brandstof die als waterstof geleverd is (zoals bedoeld in bijlage III van de richtlijn hernieuwbare energie);
d. dat de inboekverificateur een redelijke mate van zekerheid heeft verkregen dat de hoeveelheid ingeboekte gasvormige hernieuwbare brandstof die als waterstof geleverd is in het register geen materiële afwijkingen bevat;
e. dat een redelijke mate van zekerheid is verkregen dat de inboeker de kenmerken van het bewijs van hernieuwbaarheid juist heeft overgenomen;
f. een totaaloordeel waaruit blijkt dat de inboekverificateur met en redelijke mate van zekerheid de juistheid van de data en informatie over de soort en hoeveelheid ingeboekte gasvormige hernieuwbare brandstof kan vaststellen;
g. een verklaring van de verificateur dat hij voldoende en geschikte controle-informatie heeft gekregen om tot zijn oordeel te komen.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen
Deze wijzigingsregeling betreft enkele wijzigingen van de Regeling energie vervoer. De Regeling energie vervoer bevat regels ter uitwerking van de titels 9.7 en 9.8 van de Wet milieubeheer en het Besluit energie vervoer, op het gebied van hernieuwbare energie voor vervoer en de rapportage- en reductieverplichting van vervoersemissies. Deze wijzigingsregeling ziet alleen op het deel van de Regeling energie vervoer dat betrekking heeft op de regels van hernieuwbare energie voor vervoer. De hoofdaanleiding voor de wijziging is de overgang bij hernieuwbare brandstoffen van een systematiek van boekhoudkundige vergroening met garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen, naar een certificeringsystematiek met (door de Europese Commissie) erkende vrijwillige systemen. Deze overgang als ook de benodigde aanscherping van het begrippenkader, heeft gevolgen voor de bewoording van enkele artikelen, leidt tot het schrappen van de bepalingen over de verificatie hernieuwbare brandstoffen (met inbegrip van bijlage 6) en een aanpassing van de gegevens die de inboeker moet aanleveren bij het verzoek om opening van een rekening met een inboekfaciliteit. De overgang naar een certificeringsystematiek vertaalt zich ook in een nieuwe bijlage 2 (inzake het aantonen van een vloeibare hernieuwbare brandstof die als een onderdeel van een mengsel met een fossiele brandstof van een andere samenstelling wordt geleverd) en een wijziging van bijlagen 3 (inzake de gegevens die de inboeker bij een inboeking moet vermelden) en 8 (inzake de inboekverificatie).
Vanaf kalenderjaar 2025 geldt voor de inboeking van een geleverde gasvormige en vloeibare hernieuwbare brandstof een andere systematiek. Voor gasvormige hernieuwbare brandstof – vooralsnog waterstof – heeft de overgang naar een certificeringsystematiek tot gevolg dat de inboeker, die waterstof met een bemeterd leverpunt levert, de hernieuwbaarheid moet aantonen. De inboeker toont de hernieuwbaarheid van de geleverde waterstof aan met het bewijs van hernieuwbaarheid dat hij van zijn toeleverancier van waterstof heeft ontvangen. Voor vloeibare hernieuwbare brandstoffen betekent de overgang naar een certificeringsystematiek dat de soorten brandstoffen, die onderwerp van een inboeking gemaakt kunnen worden, niet langer beperkt zijn tot methanol, kerosine en LNG. Bovendien geldt dat de opslaglocaties, die de inboeker gebruikt om de Nederlandse markt voor vervoer te beleveren, gecertificeerd moeten zijn door een (door de Europese Commissie erkend) vrijwillig systeem. Over die opslaglocatie of opslaglocaties voert de inboeker een massabalans van hernieuwbare brandstoffen. Anders dan de inboeker die een gasvormige hernieuwbare brandstof als waterstof met een bemeterd leverpunt levert, moet de inboeker van een vloeibare hernieuwbare brandstof dus zelf een schakel in een keten van hernieuwbare brandstoffen zijn. Hij toont als gecertificeerde schakel de hernieuwbaarheid van de geleverde vloeibare brandstof met een bewijs van hernieuwbaarheid aan dat hij opstelt op basis van zijn massabalans van hernieuwbare brandstoffen.
De wijziging van het Besluit energie vervoer voor kalenderjaar 2025 heeft ook betrekking op een nieuwe inboeker van gasvormige hernieuwbare brandstof, te weten de onderneming die de gasvormige hernieuwbare brandstof produceert en levert met behulp van een waterstofcontainer aan binnenschepen en zeeschepen. Als producent van een gasvormige hernieuwbare brandstof is deze inboeker een schakel in de keten van hernieuwbare brandstoffen en voert de inboeker een massabalans van hernieuwbare brandstoffen over de productielocatie. Evenals de inboeker van een geleverde vloeibare hernieuwbare brandstof en anders dan de inboeker die een gasvormige hernieuwbare brandstof als waterstof met een bemeterd leverpunt levert, moet de inboeker die een gasvormige hernieuwbare brandstof als waterstof met behulp van een waterstofcontainer aan binnenschepen en zeeschepen levert, de hernieuwbaarheid van de geleverde waterstof aantonen met een bewijs van hernieuwbaarheid dat hij op basis van zijn massabalans van hernieuwbare brandstoffen opstelt.
Het maximale suikergehalte van de grondstof velasse, omschreven in bijlage 5 als de waterachtige stroom die vrijkomt bij het verwerken van soja, wordt van 12% naar 20% verhoogd. Het suikergehalte wordt met behulp van monstername en analyse vastgesteld. De NEa adviseert om dit maximumpercentage in bijlage 5 naar 20% te verhogen, waardoor voor het suikergehalte in velasse een grotere marge wordt ingevoerd. Hoewel velasse in theorie een stroom is die als grondstof voor veevoer kan dienen, is ze door haar lage voedingswaarde onaantrekkelijk voor de veevoerindustrie. Omdat velasse geen andere toepassingen kent, is het gebruik als grondstof voor biobrandstof een goede aanwending voor deze afvalstroom.
Het belangrijkste effect voor de regeldruk met deze wijzigingsregeling betreft de overgang naar een certificeringsystematiek voor gasvormige en vloeibare hernieuwbare brandstoffen. Hierdoor krijgen ondernemingen die geleverde hoeveelheden van deze energiedrager willen inboeken te maken met jaarlijkse auditkosten van € 2.000 tot € 4.000. Voor 2025 zal dit een beperkt aantal bedrijven zijn (geschat op 5 op basis van het feit dat in 2023 slechts één bedrijf geleverde hernieuwbare brandstoffen heeft ingeboekt). Na 2025 zal met de implementatie van de wijzigingsrichtlijn hernieuwbare energie1 de regeldruk wijzigen. De overgang naar certificering is noodzakelijk om zeker te stellen dat de ingeboekte hernieuwbare brandstoffen aan de criteria uit de richtlijn hernieuwbare energie voldoen en mogen meetellen voor het behalen van het bindend algemeen streefcijfer voor de Unie in 2030.
Naar verwachting zal ook één bedrijf in 2025 in de systematiek een geleverde hoeveelheid hernieuwbare brandstoffen inboeken, gebruikmakend van de nieuwe mogelijkheid van het inboeken van leveringen van hernieuwbare brandstoffen per waterstofcontainer. Deze nieuwe inboeker zal een rekening moeten openen in het register. De totale eenmalige administratieve lasten zullen rond de € 6.000 liggen. Hierbij geldt dat dit een nieuwe inboekmogelijkheid in plaats van een plicht betreft en dat de inboeker zelf de afweging kan maken of de kosten zakelijk te rechtvaardigen zijn.
De structurele kosten bestaan met name uit het inboeken, handelen en optimaliseren van het gebruik van HBE’s en de kosten van de jaarlijkse inboekverificatie. Hierbij wordt uitgegaan van 0.05 fte, aangezien het hier enkel een inboeker betreft, die slechts beperkte handelingen in het register hoeft te vervullen, in tegenstelling tot een verplichtinghouder. Voor de geschatte kosten van een fte wordt € 40.000 tot € 80.000 per jaar gehanteerd (salaris en werkgeversbijdragen).
Activiteit |
Grootte bedrijf* |
Aantal bedrijven |
Aantal |
Eenheid |
Kosten per eenheid (€)** |
Totaal (x1.000 €) |
---|---|---|---|---|---|---|
Kennisneming regelgeving |
n.v.t |
1 |
12 |
Uur |
47 |
1 |
Implementatie regelgeving |
n.v.t |
1 |
100 |
Uur |
47 |
5 |
Openen rekening bij de NEa |
n.v.t |
1 |
2 |
Uur |
47 |
0 |
Totaal eenmalige kosten |
6 |
|||||
Inboeken, handelen en optimaliseren gebruik HBE’s |
middel |
1 |
0.05 |
FTE |
84.600 |
4 |
Controle / inspecties / audits voor gecertificeerde hernieuwbare brandstoffen |
n.v.t. |
5 |
2 |
auditkosten |
4.000 |
40 |
Totaal structurele kosten |
44 |
Activiteit |
Grootte bedrijf |
Totaal (x1.000 €) |
---|---|---|
Eenmalig |
n.v.t. |
6 |
Structureel |
middel |
24 |
De NEa uit haar zorgen over de tijdige erkenning door de Europese Commissie van vrijwillige systemen op 1 januari 2025. Het ministerie voert de wijziging alsnog door, aangezien vrijwillige systemen eind 2024 door de Europese Commissie erkend zijn. Dit was in de recente wijziging van het Besluit energie vervoer (Staatsblad 2024, 427) al aangekondigd.
De NEa geeft ook aan dat de gekozen uitwerking van de levering met waterstofcontainers geen volledige zekerheid verschaft dat de hernieuwbare waterstof daadwerkelijk aan een binnenschip of een zeeschip is geleverd. Gelet op de beperkte omvang van de markt, ziet de NEa hierin geen systeemrisico. De NEa vraagt niettemin om in de toekomstige regelgeving de levering met waterstofcontainers te verduidelijken. Deze verduidelijking kan tot gevolg hebben dat inboekers in toekomst moeten kunnen aantonen wat daadwerkelijk aan een vaartuig geleverd is en doet een oproep om de betrokken inboekers van dit voornemen op de hoogte te stellen. Het ministerie stemt met deze adviezen in.
De NEa roept tevens op om de wijzigingen te controleren ten opzichte van bepalingen in de erkende vrijwillige systemen om tegenstrijdigheden te voorkomen. Het ministerie zal dit laten doen.
In de internetconsultatie uiten enkele partijen hun zorg over de tijdige erkenning van vrijwillige systemen voor de certificering van hernieuwbare brandstoffen. Andere partijen bepleiten de instandhouding van de systematiek van boekhoudkundige vergroening met garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen bij het inboeken van hernieuwbare brandstoffen, enerzijds om dubbele verzilvering te voorkomen en anderzijds om het risico te ondervangen van niet-tijdige erkenning van vrijwillige systemen. Met de erkenning van de eerste drie vrijwillige systemen door de Europese Commissie eind 2024, is deze zorg over de tijdige beschikbaarheid van vrijwillige systemen weggenomen. Met betrekking tot de zorg over dubbele verzilvering onderzoekt het ministerie manieren om dit bij de implementatie van de wijzigingsrichtlijn hernieuwbare energie uit te sluiten. Hierbij volgt het ministerie de ontwikkelingen met betrekking tot de Uniedatabank nauwlettend, en onderzoekt het of aanvullende maatregelen genomen kunnen en moeten worden om de kans op fraude te verkleinen.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft de wijziging van de Regeling energie vervoer niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
De overgang naar een certificeringsystematiek voor geleverde (vloeibare en gasvormige) hernieuwbare brandstoffen gaat gepaard met nieuwe begrippen, waarvan sommige in de wijziging van het Besluit energie vervoer voor kalenderjaar 2025 verwerkt worden. Op die manier is mogelijk om een onderscheid te maken met de certificeringsystematiek die voor vloeibare biobrandstoffen geldt. Met een bewijs van duurzaamheid kan immers uitsluitend de duurzaamheid van een (grondstof voor) een biobrandstof bewezen worden, niet ook de hernieuwbaarheid van een hernieuwbare brandstof, terwijl een bewijs van hernieuwbaarheid niet de duurzaamheid van een biobrandstof bewijst.
De begrippen binnenschip en massabalans zijn onderdeel van de wijziging van het Besluit energie vervoer voor kalenderjaar 2025 en kunnen bijgevolg in de Regeling energie vervoer vervallen.
Voor zowel de berekening van de jaarverplichting als voor het aantal bij te schrijven hernieuwbare brandstofeenheden na een inboeking van een geleverde hoeveelheid hernieuwbare energie, is de energie-inhoud van belang. Met de overgang naar een certificeringsystematiek voor hernieuwbare brandstoffen, geldt artikel 2 ook voor de inboeking van een geleverde hernieuwbare brandstof wanneer bijlage III van de richtlijn hernieuwbare energie geen energiewaarde opgenomen heeft.
De wijziging van artikel 3, derde lid, bewerkstelligt dat de bestaande bevoegdheid van de Nederlandse Emissieautoriteit, om de verstrekking van informatie van de rijksbelastingdienst te verzoeken omwille van toezichts- of handhavingsonderzoeken van producenten van biobrandstoffen, uitgebreid wordt naar producenten van hernieuwbare brandstoffen.
Met de wijziging in het eerste en tweede lid wordt artikel 6 aangepast aan de nieuwe begrippen. De wijzigingen in het vierde en vijfde lid beogen de duidelijkheid van de bepaling te vergroten.
Het nieuwe artikel 8 is het gevolg van de overgang van een systematiek van boekhoudkundige vergroening van geleverde methanol, kerosine of LNG met garanties van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen, naar een certificeringsystematiek voor geleverde vloeibare hernieuwbare brandstoffen. In het eerste, tweede en vierde lid spiegelt het artikel de voorwaarden die voor de inboeking van een geleverde vloeibare biobrandstof gelden, met dien verstande dat de inboeker de hernieuwbaarheid van een geleverde vloeibare hernieuwbare brandstof met een bewijs van hernieuwbaarheid aantoont. Een bewijs van hernieuwbaarheid stelt hij op basis van de massabalans van hernieuwbare brandstoffen van de desbetreffende opslaglocatie en desbetreffende soort brandstof op.
Het derde lid verwijst naar bijlage 2 van de regeling en verlangt dat de inboeker, bij de levering van een vloeibare hernieuwbare brandstof die als onderdeel van een andere soort fossiele brandstof geleverd is, aantoont dat zich in dat mengsel de desbetreffende soort brandstof bevond. Dit is bijvoorbeeld aan de orde wanneer de inboeker een hoeveelheid hernieuwbare methanol ingeboekt heeft die hij als onderdeel van een geleverde benzine geleverd heeft. In dat geval gebiedt artikel 8, derde lid, dat de inboeker overeenkomstig bijlage 2 aantoont dat zich in de geleverde benzine een hoeveelheid methanol bevond ter grootte van de inboeking.
Met de overgang voor vloeibare hernieuwbare brandstoffen naar een certificeringsystematiek kan de verificatie hernieuwbare brandstof vervallen, verwoord in artikel 15 en uitgewerkt in bijlage 6.
Evenals artikel 8, is de wijziging van artikel 8a het gevolg van de overgang naar een certificeringsystematiek voor gasvormige hernieuwbare brandstoffen. Het artikel beschrijft de twee soorten inboekers van een gasvormige hernieuwbare brandstof die het Besluit energie vervoer kent, ten eerste de onderneming met een tanklocatie die bevoegd is om op die tanklocatie waterstof te ontvangen, op te slaan en te verkopen en ten tweede de onderneming die gasvormige hernieuwbare brandstof produceert en als waterstof aan binnenschepen en zeeschepen levert met behulp van een container. Voor de eerste soort inboeker bepaalt het eerste lid dat de hoeveelheid waterstof, die de inboeker onderwerp van een inboeking mag maken, de hoeveelheid geleverde waterstof in kilogrammen is die blijkt uit het bemeterde leverpunt. Het tweede lid bepaalt dat de hoeveelheid waterstof die de tweede soort inboeker mag inboeken, de hoeveelheid geleverde waterstof in kilogrammen is die uit zijn boekhouding volgt.
Het tweede en derde lid beschrijven een wezenlijk verschil tussen beide soorten inboekers: anders dan de productielocatie van de gasvormige hernieuwbare brandstof, kan een tanklocatie niet als schakel gecertificeerd worden. Dat betekent dat de inboeker met een productielocatie een massabalans van hernieuwbare brandstoffen over de locatie kan voeren en de inboeker met een tanklocatie niet. Dit onderscheid vertaalt zich in de wijze waarop de inboeker de hernieuwbaarheid van de geleverde waterstof aantoont. Terwijl de inboeker met een productielocatie de hernieuwbaarheid aantoont met een bewijs van hernieuwbaarheid dat hij op basis van zijn massabalans van hernieuwbare brandstoffen (ten behoeve van het bestuur van de Nederlandse Emissieautoriteit) opstelt, toont de inboeker met een tanklocatie de hernieuwbaarheid van de geleverde waterstof aan met het bewijs van hernieuwbaarheid dat hij van zijn toeleverancier van waterstof ontvangen heeft.
Op grond van deze wijziging moet ook de importeur die een hoeveelheid vloeibare biobrandstof heeft ingeboekt, aan het bestuur van de Nederlandse emissieautoriteit een bewijs van aangifte accijns voor die hoeveelheid overleggen. Deze wijziging breidt de bestaande verplichting voor de importeur, die een hoeveelheid vloeibare biobrandstof heeft ingeboekt, om aan het bestuur van de Nederlandse emissieautoriteit een bewijs van aangifte accijns voor die hoeveelheid te overleggen, uit naar vloeibare hernieuwbare brandstoffen.
De wijziging van artikel 20 actualiseert de gegevens die de onderneming (ook) aan het bestuur van de emissieautoriteit moet aanleveren bij een aanvraag van een rekening met inboekfaciliteit in het Register hernieuwbare energie.
In artikel 25a worden de bestaande bepalingen over de producent van biobrandstoffen aangepast aan de nieuwe begrippen. Als gevolg van de overgang naar een certificeringsystematiek voor hernieuwbare brandstoffen wordt het artikel bovendien uitgebreid met bepalingen die betrekking hebben op de producent van hernieuwbare brandstoffen.
De wijzigingen in artikel 25b, het artikel dat ziet op schakels in de keten in Nederland van een duurzaamheidsysteem, hebben betrekking op het gewijzigde begrippenkader.
Bijlage 2 is de uitwerking van artikel 8, derde lid. Het beschrijft de wijze waarop de inboeker, die een vloeibare hernieuwbare brandstof als een onderdeel van een mengsel met een fossiele brandstof van een andere samenstelling levert, aantoont wat de hoeveelheid van de desbetreffende vloeibare hernieuwbare brandstof in de geleverde brandstof was.
Bijlage 3 heeft betrekking op de gegevens die de inboeker bij een inboeking van geleverde hernieuwbare energie in het Register hernieuwbare energie moet vermelden. De bepalingen van de bijlage worden aangepast aan de nieuwe begrippen, alsook voor hernieuwbare brandstoffen aan de overgang naar een certificeringsystematiek. Ten slotte omvat de wijziging een verduidelijking voor de inboeking van geleverde elektriciteit aan een binnenschip met behulp van een accupakket of elektrolyt.
In bijlage 5, die de grondstoffen opsomt die in Nederland als biomassafractie van industrieel afval gelden, wordt de omschrijving van de grondstof velasse gewijzigd opdat het suikergehalte niet maximaal 12%, maar maximaal 20% mag zijn.
In bijlage 7 wordt Vertogas gewijzigd in zijn rechtsopvolger VertiCer.
In bijlage 8, die bepalingen stelt voor de inboekverificatie, worden de bestaande bepalingen aangepast aan de nieuwe begrippen alsook beter verwoord. De overgang naar een certificeringsystematiek voor hernieuwbare brandstoffen hebben de wijziging van onderdeel C (inzake de verificatie van een ingeboekte hoeveelheid vloeibare hernieuwbare brandstof) en onderdeel D (inzake verificatie van een ingeboekte hoeveelheid gasvormige hernieuwbare brandstof) tot gevolg.
Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2025. De terugwerkende kracht is noodzakelijk om aan te kunnen sluiten bij de jaarsystematiek van de RED-regelgeving van titel 9.7 van de Wet milieubeheer, geënt op hele kalenderjaren. Brandstofleveranciers met een jaarverplichting dienen uiterlijk 1 mei 2026 te beschikken over voldoende HBE’s ter voldoening van hun jaarverplichting over kalenderjaar 2025, zodat de terugwerkende kracht van dit wijzigingsbesluit niet onevenredig belastend is voor de betrokken brandstofleveranciers. Kalenderjaar 2025 betreft het laatste jaar onder de huidige systematiek hernieuwbare energie, waarbij gestuurd wordt op energie-inhoud; met ingang van 1 januari 2026 zal deze systematiek worden vervangen door sturing op CO2-reductie.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen
Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad (PbEU L 31.10.2023).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-8521.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.