Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 7 maart 2025 tot vaststelling van forfaitaire rendementspercentages voor 2024 in box 3

7 maart 2025

Nr. 2025-0000062971

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 10.6ter van de Wet inkomstenbelasting 2001,

Besluit:

ARTIKEL I

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, ‘0,92%’ vervangen door ‘1,44%’ en wordt ‘2,46%’ vervangen door ‘2,61%’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, T. van Oostenbruggen

TOELICHTING

Op grond van artikel 10.6ter van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) worden de forfaitaire rendementspercentages in box 3 voor de categorieën banktegoeden en schulden na afloop van het kalenderjaar met terugwerkende kracht tot en met het begin van het kalenderjaar vervangen door een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage. Door middel van deze regeling worden die forfaitaire rendementspercentages voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld.

In artikel 10.6ter, tweede lid, Wet IB 2001 is geregeld op welke wijze het forfaitaire rendementspercentage voor banktegoeden wordt vastgesteld. Dit rendementspercentage wordt gesteld op de door twaalf te delen som van het gemiddelde maandelijkse rendement in procenten op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB), uit een periode van elf maanden, beginnend op 1 januari en eindigend op 30 november van het kalenderjaar, onder dubbeltelling van het percentage over de maand november. Voor het kalenderjaar 2024 bedraagt dit percentage 1,44%. Het nu nog in de wet opgenomen percentage van 0,92% wordt daarom met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2024 vervangen door 1,44%.

In artikel 10.6ter, vierde lid, Wet IB 2001 is geregeld op welke wijze het forfaitaire rendementspercentage voor schulden wordt vastgesteld. Dit rendementspercentage wordt gesteld op de door twaalf te delen som van het gemiddelde maandelijkse rentepercentage over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens, zoals gepubliceerd door DNB, uit een periode van elf maanden, beginnend op 1 januari en eindigend op 30 november van het kalenderjaar, onder dubbeltelling van het percentage over de maand november. Voor het kalenderjaar 2024 bedraagt dit percentage 2,61%. Het nu nog in de wet opgenomen percentage van 2,46% wordt daarom met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2024 vervangen door 2,61%.

Uitvoeringsgevolgen

De onderhavige regeling is door de Belastingdienst beoordeeld met de uitvoeringstoets. De uitvoeringsgevolgen zijn beschreven in bijgaande uitvoeringstoets. De voorgestelde aanpassingen zijn uitvoerbaar.

De Staatssecretaris van Financiën, T. van Oostenbruggen

MINISTERIËLE REGELING TOT VASTSTELLING VAN FORFAITAIRE RENDEMENTSPERCENTAGES VOOR 2024 IN BOX 3

Beschrijving voorstel/regeling

In deze ministeriële regeling worden de forfaitaire rendementspercentages in box 3 voor de categorieën banktegoeden en schulden met terugwerkende kracht tot en met het begin van het kalenderjaar vervangen door een vastgesteld percentage. Door middel van deze regeling worden de forfaitaire rendementspercentages voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld.

Interactie burgers/bedrijven

De communicatie vindt plaats via de reguliere kanalen.

Maakbaarheid systemen

De noodzakelijke systeemaanpassingen kunnen tijdig worden gerealiseerd.

Handhaafbaarheid

Als belastingplichtigen rechtsmiddelen aanwenden tegen de vaststelling van aanslagen inkomstenbelasting op basis van het gehanteerde forfaitaire rendementspercentage voor 2024 in box 3 dan worden deze rechtsmiddelen op reguliere wijze afgehandeld.

Fraudebestendigheid

Niet van toepassing.

Complexiteitsgevolgen

Niet van toepassing.

Risico procesverstoringen

Het risico op procesverstoringen is klein.

Uitvoeringskosten

De kosten voor de benodigde aanpassingen vallen binnen de jaaraanpassingen. De benodigde (handhavings-)inzet wordt bij de herijking van de uitvoeringstoets 2024-1021 over het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 bepaald. De (eerste) herijking van de laatstgenoemde toets staat gepland in het najaar van 2025.

Personele gevolgen

De wijziging heeft mogelijk personele gevolgen door ingediende bezwaren tegen de vaststelling van het forfait met terugwerkende kracht. Deze personele gevolgen worden bij de herijking van de uitvoeringstoets over het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 bepaald en in laatstgenoemde toets verwerkt.

Invoeringsmoment

Invoering is met terugwerkende kracht mogelijk per: 1 januari 2024.

Eindoordeel

Het voorstel is uitvoerbaar.

Naar boven