Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 februari 2025, nr. OPO/50466631, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor de aansluiting bij of de vorming van onderwijsregio’s en de stimulering van regionale samenwerking bij strategisch personeelsbeleid en de begeleiding van starters (Subsidieregeling aansluiting onderwijsregio’s en personeelsbeleid po en vo)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Algemene verordening gegevensbescherming:

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119));

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC, of artikel 1.1 van de WVO 2020;

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

Kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

leerling:

leerling als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022, artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022 of artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

onderwijsregio:

onderwijsregio die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 7 van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s;

onderwijssector:

primair onderwijs of voortgezet onderwijs;

penvoerder:

penvoerder als bedoeld in artikel 9;

primair onderwijs:

primair onderwijs als bedoeld in de WPO en de WEC;

Regeling PBSS:

Regeling bijzondere bekostiging professionalisering en begeleiding starters en schoolleiders;

Regeling SHRM:

Regeling aanvullende bekostiging strategisch personeelsbeleid, begeleiding en verzuim vo;

RIO:

Registratie Instellingen en Opleidingen;

teldatum:

1 februari 2023 met peildatum 16 januari 2024 voor het aantal leerlingen in het primair onderwijs of 1 oktober 2023, voorlopige telling voor het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs;

vestiging:

vestiging van een uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC of artikel 1 van de WVO 2020, zoals geïdentificeerd binnen de Basisregistratie instelling met het Basisregistratie instellingsnummer of volgnummer;

voortgezet onderwijs:

onderwijs als bedoeld in artikel 1.4 van de WVO 2020;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

WVO 2020:

Wet voortgezet onderwijs 2020;

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

  • 1. Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling.

  • 2. Artikel 3.2 en artikel 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling zijn niet van toepassing.

Artikel 3. Activiteiten subsidie

De minister kan voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025 subsidie verstrekken aan een penvoerder als tegemoetkoming in de kosten voor de uitvoering van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7, gericht op de aansluiting bij een onderwijsregio of de oprichting van een onderwijsregio met ingang van 1 januari 2026 en op stimulering van regionale samenwerking op het gebied van strategisch personeelsbeleid en de begeleiding van starters.

Artikel 4. Subsidieplafond en subsidiebedrag penvoerder

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in 2025 in totaal een bedrag beschikbaar van € 1.500.000,–.

  • 2. Het subsidiebedrag bestaat uit een bedrag van € 35,– per leerling vermenigvuldigd met het aantal leerlingen van de deelnemende vestigingen op de teldatum.

  • 3. Indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, wordt het subsidiebedrag, bedoeld in het tweede lid, per aanvraag evenredig naar beneden bijgesteld.

Artikel 5. Aanvraag subsidie

  • 1. Een aanvraag voor de subsidie wordt ingediend door de penvoerder.

  • 2. Een aanvraag voor de subsidie kan worden ingediend van 3 maart 2025 om 09.00 uur tot en met 31 maart 2025 om 16:00 uur.

  • 3. Aanvragen die buiten het in het tweede lid bedoelde aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.

  • 4. In afwijking artikel 3.3 van de Kaderregeling gaat een aanvraag voor de subsidie vergezeld van:

    • a. een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7; en

    • b. een lijst met partijen die deelnemen aan de uitvoering van het plan van aanpak, met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld, waarbij wordt vermeld:

      • 1°. per bevoegd gezag de naam zoals vastgelegd in de RIO en het bevoegd gezagnummer, en

      • 2°. per vestiging het in de RIO geïdentificeerde nummer van de vestiging waarvoor de aanvraag wordt ingediend;

  • 5. De aanvraag voor de subsidie wordt medeondertekend door alle bevoegde gezagsorganen die betrokken zijn bij de aanvraag en indien artikel 6, zesde lid, van toepassing is, de penvoerder van de onderwijsregio waaraan op grond van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s subsidie is verstrekt. Hiermee verklaren zij gezamenlijk het plan van aanpak uit te zullen voeren. Zij verklaren bovendien dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 6. Eisen aan de aanvraag

  • 1. De subsidie wordt aangevraagd door een penvoerder namens de bevoegde gezagsorganen van één of meerdere vestigingen in één of meerdere onderwijssectoren.

  • 2. Een vestiging die reeds is aangesloten bij een onderwijsregio en onderdeel is van een aanvraag voor een subsidie op grond van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s kan geen onderdeel zijn van een aanvraag voor deze regeling.

  • 3. Een aanvraag voor de sector primair onderwijs geschiedt voor minimaal drie bevoegde gezagsorganen en minimaal vijf deelnemende vestigingen.

  • 4. Een aanvraag voor de sector voortgezet onderwijs geschiedt voor minimaal drie bevoegde gezagsorganen en minimaal vijf deelnemende vestigingen.

  • 5. Indien een sectoroverstijgende aanvraag wordt ingediend voor de sector primair onderwijs en de sector voortgezet onderwijs, geschiedt een aanvraag in totaliteit voor minimaal drie bevoegde gezagsorganen en minimaal vijf deelnemende vestigingen.

  • 6. In afwijking van het derde tot en met vijfde lid kan een aanvraag ook worden ingediend door één of meerdere bevoegd gezagsorganen en één of meerdere vestigingen, samen met een onderwijsregio waaraan op grond van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s subsidie is verstrekt.

  • 7. Een bevoegd gezag kan deelnemen aan meerdere subsidieaanvragen.

  • 8. Een vestiging kan slechts aan één aanvraag deelnemen.

Artikel 7. Plan van aanpak

  • 1. Het plan van aanpak bevat in aanvulling op artikel 3.4 van de Kaderregeling, in ieder geval:

    • a. een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de onderwijsarbeidsmarktsituatie met daarin de kansen en risico’s voor de vestigingen van de aanvragende bevoegde gezagsorganen;

    • b. een beschrijving van de gezamenlijke activiteiten gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 3 van de Regeling PBSS, dan wel gezamenlijke activiteiten gericht op de begeleiding van startende leraren in regionaal of gezamenlijk verband, voor een aanvraag waar vestigingen uit het primair onderwijs aan deelnemen;

    • c. een beschrijving van de gezamenlijke activiteiten gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 2 van de Regeling SHRM, voor een aanvraag waar vestigingen uit het voortgezet onderwijs aan deelnemen;

    • d. een beschrijving van de individuele en gezamenlijke activiteiten die zijn ondernomen of worden ondernomen en die zijn gericht op het aansluiten bij, dan wel oprichten van een onderwijsregio per 1 januari 2026;

  • 2. Het plan van aanpak wordt door de minister na toekenning van de subsidie openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

  • 1. De activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, worden uitgevoerd in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025.

  • 2. Indien het aantal deelnemende vestigingen wijzigt, wordt dit onverwijld door de penvoerder gemeld.

  • 3. De penvoerder is ervoor verantwoordelijk dat de deelnemende partijen aan de aanvraag meewerken aan monitoring en evaluatie van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 4. De penvoerder levert uiterlijk op 17 februari 2026 een rapportage bij DUS-I aan, met een beschrijving van de uitvoering van de activiteiten en in hoeverre de beoogde resultaten behaald zijn en een verklaring dat een vestiging als bedoeld in artikel 6, derde, vierde, vijfde of zesde lid tot en met 31 december 2025 heeft deelgenomen.

  • 5. Voor de rapportage wordt door DUS-I een format beschikbaar gesteld. De rapportage wordt openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 9. Penvoerder

  • 1. Eén bevoegd gezag dat deelneemt aan de subsidieaanvraag treedt namens de andere bevoegde gezagsorganen op als penvoerder.

  • 2. De subsidie wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.

  • 3. De penvoerder is verantwoordelijk voor alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

Artikel 10. Verlening, vaststelling en verantwoording

  • 1. In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling, wordt de subsidie aan de penvoerder binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt een voorschot van 100%, dat in één keer wordt uitbetaald.

  • 2. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1.

  • 3. De subsidie wordt binnen één jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het kalenderjaar 2025 vastgesteld.

  • 4. Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 5. De penvoerder verdeelt de niet-bestede middelen naar rato van het aantal leerlingen waarvoor subsidie is verstrekt over de bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan de regio.

  • 6. De penvoerder toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 11. Hardheidsclausule

De minister kan één of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van de subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling aansluiting onderwijsregio’s en personeelsbeleid po en vo.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul

Algemeen

Onderwijsregio’s richten zich op de samenwerking tussen schoolbesturen en lerarenopleidingen met betrokkenheid van de beroepsgroep om te zorgen voor voldoende en (blijvend) goed opgeleid onderwijspersoneel. Binnen de onderwijsregio’s wordt gewerkt aan het beter werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel. De eerste onderwijsregio’s zijn gevormd en van start gegaan. In aanloop naar de vorming van onderwijsregio’s zijn er diverse gesprekken gevoerd met het veld en zijn er bijeenkomsten georganiseerd door het Ministerie van OCW en de Realisatie-Eenheid. Hieruit is naar voren gekomen dat er verschillende snelheden zijn in ontwikkeling van de onderwijsregio’s. Naar verwachting zijn in 2025 nog niet alle vestigingen in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs aangesloten bij een onderwijsregio.

Op basis van deze Subsidieregeling aansluiting onderwijsregio’s en personeelsbeleid po en vo (hierna: de regeling) kunnen de schoolbesturen en vestigingen die nog niet zijn aangesloten bij een onderwijsregio in een collectief van schoolbesturen of in samenwerking met de onderwijsregio middelen aanvragen voor activiteiten gericht op aansluiting bij of vorming van een onderwijsregio per 1 januari 2026 én voor gezamenlijke activiteiten in 2025 gericht op het begeleiden van startende leraren en schoolleiders in het primair onderwijs en strategisch personeelsbeleid in het voortgezet onderwijs. Laatstgenoemde doel dient voor het vergemakkelijken van de overstap naar de onderwijsregio’s. Per 2025 zal een deel van de oorspronkelijke PBSS/SHRM-middelen naar de onderwijsregio’s vloeien. Vestigingen die daar niet in deelnemen kunnen geen aanspraak doen op die middelen. Via deze regeling kunnen zij toch middelen ontvangen voor het uitvoeren van gezamenlijke activiteiten op het gebied van strategisch personeelsbeleid en de begeleiding van startende leraren en schoolleiders.

Voor sommige schoolbesturen en vestigingen in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs komt de vorming van onderwijsregio’s in 2025 te vroeg. Om deze groep van schoolbesturen en vestigingen tegemoet te komen is deze regeling vastgesteld. Deze regeling voorziet in een overbruggingsperiode van één jaar voor deze groep schoolbesturen en vestigingen, zodat zij voldoende tijd en ondersteuning krijgen om per 1 januari 2026 alsnog aan te sluiten bij een onderwijsregio of zelf een onderwijsregio op te richten. Tevens voorziet deze regeling in een impuls voor de professionalisering en begeleiding van startende leraren en schoolleiders in het primair onderwijs en strategisch personeelsbeleid in het voortgezet onderwijs. De regeling geldt eenmalig en subsidieert activiteiten voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025.

Deze regeling is reeds aangekondigd in de toelichting van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s.

Doel van deze subsidieregeling

Deze regeling heeft als doel besturen in het primair en voortgezet onderwijs die in 2025 nog niet deelnemen aan een onderwijsregio aan te laten sluiten bij een onderwijsregio per 1 januari 2026 of zelf een onderwijsregio op te richten per 1 januari 2026. Tevens wordt met deze regeling een impuls gegeven aan de professionalisering en begeleiding van startende leraren en schoolleiders in het primair onderwijs en strategisch personeelsbeleid in het voortgezet onderwijs.

Uitvoerbaarheid en Uitvoering

De regeling wordt door Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) uitgevoerd. De regeling is voorgelegd aan DUS-I. De regeling wordt door DUS-I uitvoerbaar geacht.

Administratieve lasten

Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving.

Uitgangspunt is dat het aanvraagproces zo wordt ingericht dat het zo min mogelijk administratieve lasten creëert. Er is gekozen voor een zo licht mogelijke verantwoording over de verstrekte subsidie. Daarom wordt in de regeling volstaan met verantwoording in de jaarrekening op grond van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1. Vanuit DUS-I wordt een format beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend. Daarbij wordt voor de aanvraag door DUS-I ook een rekentool beschikbaar gesteld, waarmee het aantal leerlingen inzichtelijk wordt van de deelnemende vestigingen. Met deze tool wordt het aantal leerlingen vastgesteld, waarop het aan te vragen subsidiebedrag is gebaseerd. Het aantal leerlingen die in de tool gehanteerd worden zijn afgeleid van de gegevens op genoemde teldatum op basis van door de besturen aan DUO geleverde aantallen leerlingen, toegankelijk via de website Externe link:www.duo.nl/open_onderwijsdata. ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

De administratieve lasten worden geschat op 40 uur per penvoerder, voor het kennisnemen van de regeling, afstemming, het opstellen van de aanvraag en het invullen van het format. Voor bevoegd gezagsorganen betreft dit in totaal 30 uur voor afstemming en administratie. Voor vestigingen wordt voor de verantwoording, monitoring en evaluatie 10 uur gerekend.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

In de begripsbepaling zijn de relevante begrippen uit de eerdere Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s, de Regeling bijzondere bekostiging professionalisering en begeleiding starters en schoolleiders en de Regeling aanvullende bekostiging strategisch personeelsbeleid, begeleiding en verzuim vo die relevant zijn voor deze subsidieregeling overgenomen. Op de gehanteerde teldatum en het prikmoment zijn geen correcties doorgevoerd.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

In afwijking van artikel 3.2 en artikel 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling wordt de (project)subsidie verleend voor activiteiten die al zijn aangevangen voordat de subsidie is verstrekt. Het gaat om activiteiten die al zijn aangevangen in de periode vanaf 1 januari 2025. De totale activiteitenperiode loopt daarmee van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025.

Artikel 4. Subsidieplafond en subsidiebedrag penvoerder

Het beschikbare subsidieplafond van € 1,5 miljoen is bedoeld voor de aanvragen van penvoerders.

Het is voor penvoerders mogelijk om subsidie aan te vragen voor het uitvoeren van activiteiten in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025.

Bij het bepalen van het aantal leerlingen van de vestigingen, respectievelijk onderwijslocaties, die aan een aanvraag deelnemen wordt voor het primair onderwijs uitgegaan van de stand op teldatum 1 februari 2023 met peildatum 16 januari 2024. Leerlingen uit het (voortgezet) speciaal onderwijs vallen onder de Wet op het primair onderwijs (WPO) en tellen dus mee voor het aantal leerlingen in het primair onderwijs. Voor het voortgezet onderwijs wordt uitgegaan van de stand van teldatum 1 oktober 2023, voorlopige telling. Hiermee wordt dezelfde teldatum voor het primair onderwijs en voortgezet onderwijs aangehouden als in de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s. Het aantal leerlingen van de deelnemende vestigingen bepaalt de hoogte van het subsidiebedrag.

Artikel 5. Aanvraag subsidie

Voor het indienen van een aanvraag stelt DUS-I een digitaal aanvraagformulier ter beschikking.

In artikel 5, vierde lid, onderdeel b, is opgenomen dat de aanvraag vergezeld gaat van een lijst van de bevoegd gezagsorganen en vestigingen die deelnemen aan de uitvoering van het plan van aanpak, waarbij per bevoegd gezag de naam wordt vermeld en per vestiging het in de RIO geïdentificeerde nummer.

Artikel 6. Eisen aan de aanvraag

Om dubbele financiering te voorkomen is het als vestiging niet mogelijk om aan meerdere aanvragen deel te nemen. Het bedrag per aanvraag wordt namelijk bepaald door het aantal leerlingen op de vestigingen.

Deze regeling is alleen bedoeld voor vestigingen die nog niet deelnemen aan een onderwijsregio. Om dubbele financiering te voorkomen is het als vestiging die reeds is aangesloten bij een onderwijsregio en onderdeel is van een aanvraag voor een subsidie van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s niet mogelijk om als partij te worden opgenomen in een aanvraag voor deze regeling.

Een aanvraag kan op twee manieren gedaan worden. Via een onderlinge samenwerking met andere schoolbesturen en vestigingen of via een samenwerking met een onderwijsregio waaraan op grond van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s subsidie is verstrekt. Een aanvraag via onderlinge samenwerking, het derde, vierde en vijfde lid, kan gedaan worden voor de sector primair onderwijs, voortgezet onderwijs of als sectoroverstijgende aanvraag voor beide sectoren. Per onderwijssector geldt een eis van minimaal drie deelnemende bevoegde gezagsorganen en vijf deelnemende vestigingen. Mocht een sectoroverstijgende aanvraag worden gedaan dan moet in totaliteit voldaan worden aan het minimum van drie bevoegde gezagsorganen en vijf vestigingen.

Een aanvraag in samenwerking met een onderwijsregio, waaraan op grond van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s subsidie is verstrekt, het zesde lid, vergt ook een handtekening van de penvoerder van deze onderwijsregio. Hierbij geldt dat de vestiging(en) die nog niet onderdeel zijn van deze onderwijsregio bij activiteiten kunnen aansluiten gericht op strategisch personeelsbeleid en/of de begeleiding van startende leraren en schoolleiders. Alle vestigingen die wensen samen te werken met dezelfde onderwijsregio, dienen samen een aanvraag in. De onderwijsregio zal de vestigingen die kenbaar hebben gemaakt met de onderwijsregio te willen samenwerken aan elkaar koppelen. Het initiatief voor de aanvraag en het aankloppen bij de desbetreffende onderwijsregio ligt echter bij de vestigingen en de bevoegde gezagsorganen.

Met gebruikmaking van de door DUS-I gemaakte rekentool kan het aantal leerlingen van de deelnemende vestigingen van de aanvraag worden vastgesteld. De vestigingen die al deelnemen aan een onderwijsregio, volgens de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s, komen niet voor in de rekentool.

Artikel 7. Inhoud plan van aanpak

De penvoerders nemen in het plan van aanpak een analyse van de onderwijsarbeidsmarktsituatie op en een beschrijving van de te ondernemen activiteiten.

Onderdeel van het plan van aanpak is een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de onderwijsarbeidsmarktsituatie van de deelnemende bevoegd gezagen en vestigingen. In de analyse kan gedacht worden aan de kansen en risico’s die de (regionale) onderwijsarbeidsmarkt biedt. De analyse mag beknopt zijn. Het dient te helpen bij het identificeren van potentiële risico’s op de regionale arbeidsmarkt en vergemakkelijkt hiermee de overstap naar een onderwijsregio. Met de analyse is het makkelijker aan te haken en input te leveren bij gemaakte plannen en initiatieven die lopen in de onderwijsregio. Ter ondersteuning kan het dashboard onderwijsarbeidsmarkt gebruikt worden.1 Naast de kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de onderwijsarbeidsmarktsituatie dient, indien van toepassing, een beschrijving te worden opgenomen van reeds uitgevoerde activiteiten met betrekking tot het oriënteren op de onderwijsregio. Daarin kan stil gestaan worden bij overwegingen om niet per 1 januari 2025 op te gaan in een onderwijsregio.

In het plan van aanpak worden activiteiten opgenomen en aanzien van de volgende thema’s.

  • 1. Inspannen tot aansluiting bij een onderwijsregio dan wel oprichten van een onderwijsregio.

    Ter invulling kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het voeren van (onderlinge) gesprekken met (deelnemers van) omliggende onderwijsregio’s, de sectorraden en de Realisatie-Eenheid of andere activiteiten die bijdragen aan de aansluiting bij dan wel oprichting van een onderwijsregio per 1 januari 2026. Het is aan de deelnemende partijen hier invulling aan te geven.

  • 2. Gezamenlijke activiteiten op de professionalisering en begeleiding van startende leraren en schoolleiders voor een aanvraag voor de sector primair onderwijs.

  • 3. Gezamenlijke activiteiten op strategisch personeelsbeleid voor een aanvraag voor de sector voortgezet onderwijs.

Ter invulling kan bijvoorbeeld gedacht worden aan vormen van kennisdeling, uitwisseling van aanpakken, gezamenlijke vormgeving van scholing of intervisie en meer. Het is aan de deelnemende partijen hier invulling aan te geven. Van belang is dat de activiteiten in samenwerking plaatsvinden.

In het plan van aanpak van een sectoroverstijgende aanvraag voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs dienen activiteiten op alle drie de thema’s te worden opgenomen.

In algemene zin is het bij het aansluiten bij een onderwijsregio dan wel oprichten van een onderwijsregio behulpzaam rekening te houden met de eisen aan onderwijsregio’s als bedoeld in artikel 7 in de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s. Reeds gevormde onderwijsregio’s zetten zich in 2025 in om alle besturen en vestigingen in de onderwijsregio aangesloten te krijgen. Het is dus raadzaam om tijdig het gesprek te voeren met onderwijsregio’s en de Realisatie-Eenheid over mogelijke aansluiting.

Er kan waar nodig en gewenst adequate ondersteuning worden geleverd door de PO-Raad, VO-Raad en de Realisatie-Eenheid.

Alle plannen van aanpak worden door het Ministerie van OCW openbaar gemaakt.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

Over de geboekte resultaten levert de penvoerder uiterlijk op 17 februari 2026 een rapportage aan bij DUS-I. De rapportage wordt openbaar gemaakt door het Ministerie van OCW.

Indien er wijzigingen optreden in vestigingen, doordat een vestiging wordt opgeheven, stopt of samengaat met een andere vestiging, dient dit onverwijld te worden gemeld door de penvoerder. Ook in de bovengenoemde rapportage zal een verklaring moeten worden opgenomen dat de bij de aanvraag opgegeven deelnemende vestigingen nog steeds deelnemen aan de onderwijsregio.

Artikel 9. Penvoerder

Een bevoegd gezag van een vestiging in het primair onderwijs of voortgezet onderwijs kan namens de deelnemende partijen als penvoerder een aanvraag indienen. De penvoerder draagt de verantwoordelijkheid voor de verdeling en de verantwoording van de middelen.

Artikel 10. Verlening, vaststelling en verantwoording

De subsidie wordt verstrekt voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025. De subsidieontvangers dienen de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt uiterlijk op 31 december 2025 te hebben afgerond.

Gekozen is voor het verantwoordingsmodel G1 om de administratieve lasten te beperken met een aangepaste systematiek wat betreft de wijze van geldverstrekking.

In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling wordt de subsidie niet direct vastgesteld, maar krijgen de subsidieontvangers de subsidie als voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag. De subsidie wordt vastgesteld binnen één jaar na indiening van de jaarverslaggeving over kalenderjaar 2025.

Op verzoek van de minister toont de penvoerder aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt ook zijn verricht, en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden. Indien blijkt dat de subsidiabele activiteiten niet of slechts deels zijn uitgevoerd, kan de subsidie met inachtneming van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht lager vastgesteld worden. Het teveel ontvangen bedrag kan in dat geval teruggevorderd worden.

DUS-I zal een 100% controle uitvoeren op de aan te leveren rapportages. Door DUS-I wordt gecontroleerd of de resultaten in de rapportage van de penvoerder overeenkomen met het plan van aanpak.

Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt, hetgeen bepaald is in artikel 10, vierde lid.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul

Naar boven