Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 februari 2025, nr. 50178858 houdende regels voor de subsidieverstrekking voor het bieden van ondersteuning aan jeugdigen die thuiszitten of daar risico op lopen (Subsidieregeling ondersteuning en preventie thuiszittende jeugdigen)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 71 van de Wet op de expertisecentra, artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

Kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

penvoerder:

bevoegd gezag van een samenwerkingsverband dat als penvoerder optreedt op grond van deze regeling indien wordt samengewerkt door meerdere samenwerkingsverbanden;

samenwerkingsverband:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede of vijftiende lid, van de WPO, of artikel 2.47, tweede of achttiende lid, van de WVO 2020;

thuiszittende jeugdige:

jeugdige in de leeftijd van vijf tot en met achttien jaar die niet is ingeschreven op een school als bedoeld in artikel 1 van de Leerplichtwet 1969, of die school niet geregeld bezoekt;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

WPO:

Wet op het primair onderwijs; en

WVO 2020:

Wet voortgezet onderwijs 2020I

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling.

Artikel 3. Doelstelling en te subsidiëren activiteiten

  • 1. Deze regeling is gericht op het terugdringen van verzuim.

  • 2. De minister kan subsidie verstrekken aan coalities van samenwerkingsverbanden voor het uitvoeren van een plan van aanpak dat is gericht op het verbreden van de ondersteuningsvoorzieningen voor thuiszittende jeugdigen.

Artikel 4. Aanvrager

  • 1. Subsidie wordt aangevraagd door, verleend aan en verantwoord door een coalitie van ten minste vier geografisch aaneengesloten samenwerkingsverbanden. De landelijke samenwerkingsverbanden, bedoeld in artikel 18a, vijftiende lid, van de WPO, of artikel 2.47, achttiende lid, van de WVO 2020, kunnen zich bij iedere coalitie aansluiten.

  • 2. De samenwerkingsverbanden die in het kader van deze subsidieregeling gezamenlijk een aanvraag doen wijzen een penvoerder aan. De subsidie wordt aangevraagd door, verleend aan en verantwoord door de penvoerder namens de coalitie.

  • 3. Op de penvoerder rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

  • 4. Een samenwerkingsverband kan slechts aan één coalitie deelnemen in het kader van deze regeling.

Artikel 5. Subsidieplafond, maximale hoogte subsidie en verdeling beschikbare middelen

  • 1. Voor het verstrekken van subsidie op grond van deze regeling is een bedrag van € 24.000.000,– beschikbaar.

  • 2. Het beschikbare bedrag per samenwerkingsverband is opgenomen in de bijlage.

  • 3. In het geval van een gezamenlijke aanvraag, worden de bedragen die beschikbaar zijn voor de deelnemende samenwerkingsverbanden bij elkaar opgeteld.

Artikel 6. Aanvraag subsidie

  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend van 17 februari 2025 9.00 uur tot en met 1 april 2025 17:00 uur. Aanvragen die buiten dat tijdvak worden ingediend, worden afgewezen.

  • 2. De subsidie wordt aangevraagd met het aanvraagformulier dat is bekendgemaakt op de website wwww.dus-i.nl.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. de namen van de betrokken samenwerkingsverbanden;

    • b. de contactgegevens van de penvoerder;

    • c. het plan van aanpak, bedoeld in artikel 7.

Artikel 7. Inhoud plan van aanpak

  • 1. Het plan van aanpak bestaat uit een activiteitenplan. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het format dat is bekendgemaakt op www.dus-i.nl.

  • 2. In afwijking van artikel 3.4 van de Kaderregeling bevat het activiteitenplan:

    • a. een analyse van de oorzaken die in de regio’s waar de aanvraag op ziet leiden tot thuiszittende jeugdigen; en

    • b. een beschrijving van de activiteiten, gebaseerd op de analyse, bedoeld in onderdeel a, waarmee de ondersteuningsvoorzieningen voor thuiszittende jeugdigen worden verbreed.

  • 3. De betrokken samenwerkingsverbanden nemen in het plan van aanpak een afspraak op over de manier waarop zij de resterende middelen onderling verdelen, indien daarvan sprake is.

  • 4. Het plan van aanpak wordt door alle bij de aanvraag betrokken samenwerkingsverbanden ondertekend.

Artikel 8. Beoordeling en weigeringsgronden

  • 1. De subsidieverstrekking kan worden geweigerd indien onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de activiteiten, bedoeld in artikel 7, tweede lid onder b, zijn gericht op het realiseren van het doel van de regeling, bedoeld in artikel 3.

  • 2. Indien een aanvraag onvolledig is ingediend kan deze binnen 10 werkdagen worden aangevuld. Deze termijn gaat in op de eerste werkdag na verzending van het verzoek om aanvulling door DUS-I.

Artikel 9. Subsidieverplichtingen

  • 1. De activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, worden uitgevoerd in de periode van kalenderjaar 2025 tot en met 2028.

  • 2. De penvoerder beantwoordt uiterlijk voor 1 juli 2028 een digitale vragenlijst van DUS-I, met een beschrijving van de uitvoering van de activiteiten en in hoeverre de beoogde doelen behaald zijn. Hierop vindt in ieder geval een controle door de minister plaats.

Artikel 10. Verlening, besteding, en betaling subsidie

  • 1. Subsidie op grond van deze regeling wordt uiterlijk binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt ambtshalve een voorschot van 100%. Het voorschot wordt in gelijke delen uitbetaald over de jaren 2025, 2026 en 2027.

  • 2. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging is verstrekt.

Artikel 11. Verantwoording en vaststelling

  • 1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, met model G, onderdeel 1.

  • 2. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 3. De subsidie wordt binnen een jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het kalenderjaar 2028 vastgesteld.

Artikel 12. Hardheidsclausule

De minister kan één of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2031.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ondersteuning en preventie thuiszittende jeugdigen.

De regeling zal met de bijlage en toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul

BIJLAGE

SWV

Naam SWV

Bedrag

PO0001

Reformatorisch Samenwerkingsverband PO

€ 353.167

PO2001

Stichting Samenwerkingsverband PO 20-01

€ 401.754

PO2101

Stg. Samenwerkingsverband Passend Onderwijs PO Friesland 2101

€ 471.957

PO2201

Samenwerkingsverband PO Noord-Drenthe.

€ 136.530

PO2202

Stichting samenwerkingsverband 22-02

€ 109.896

PO2203

SWV PO Hoogeveen, Meppel, Steenwijk e.o.

€ 155.748

PO2301

Samenwerkingsverband Twente Noord PO

€ 180.550

PO2302

Stichting Samenwerkingsverband Twente Oost PO

€ 291.094

PO2303

Sine Limite, Cooperatie Passend Ond. Deventer

€ 95.449

PO2304

Samenwerkingsverband PO Veld Vaart & Vecht

€ 131.454

PO2305

Stichting Passend Onderwijs 23-05

€ 260.912

PO2401

Stichting Leerlingzorg Primair Onderwijs Almere

€ 207.201

PO2402

Samenwerkingsverband PO Noordoostpolder-Urk

€ 81.709

PO2403

Stichting Samenwerkingsverband 24-03

€ 118.199

PO2501

Samenwerkingsverband IJssel/Berkel

€ 136.439

PO2502

SWV Oost Achterhoek

€ 80.420

PO2503

SWV Primair Passend Onderwijs Doetinchem

€ 118.470

PO2504

Samenwerkingsverband De Liemers PO

€ 90.973

PO2505

St. Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Apeldoorn

€ 131.660

PO2506

Samenwerkingsverband 25-06 PO

€ 251.295

PO2507

SWV Stromenland PO 2507

€ 290.577

PO2508

Vereniging Betuws Primair Passend Onderwijs

€ 122.675

PO2509

SWV 25-09 PO

€ 203.571

PO2510

Vereniging van samenwerkingsverband Passend onderwijs Rijn & Gelderse Vallei PO

€ 243.994

PO2601

Samenwerkingsverband Utrecht PO

€ 288.647

PO2602

Samenwerkingsverband PO De Eem

€ 245.464

PO2603

Samenwerkingsverband PO Zuidoost Utrecht

€ 177.167

PO2604

Stichting Passenderwijs

€ 157.029

PO2605

Profi Pendi

€ 158.441

PO2701

Stichting Samenwerkingsverband Kop van Noord-Holland Passend PO

€ 129.450

PO2702

Samenwerkingsverband De Westfriese Knoop

€ 176.312

PO2703

Stichting Samenwerkingsverband Noord-Kennemerland PO

€ 199.111

PO2704

Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Zuid-Kennemerland

€ 210.051

PO2705

Samenwerkingsverband PO 27-05 Zaanstreek

€ 156.306

PO2706

Stg. Samenwerkingsverband Waterland Primair Onderwijs

€ 132.645

PO2707

Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Amsterdam/Diemen

€ 562.626

PO2708

Amstelronde passend onderwijs

€ 143.560

PO2709

Unita

€ 241.128

PO2710

SWV Passend Onderwijs Haarlemmermeer

€ 134.608

PO2711

Stichting SWV Passend Onderwijs IJmond

€ 158.901

PO2801

Samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs regio Leiden

€ 196.614

PO2802

Stichting Passend Primair Onderwijs Delft e.o.

€ 200.318

PO2803

Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Westland

€ 126.986

PO2804

Samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs Hoeksche Waard

€ 78.892

PO2805

RiBA

€ 115.374

PO2806

Samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs Rotterdam

€ 462.857

PO2807

Stg. SWV Schiedam, Vlaardingen, Maassluis onderwijs dat past

€ 162.622

PO2808

Stg. Onderwijscollectief Primair Onderwijs Voorne-Putten, Rozenburg

€ 144.677

PO2809

Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Drechtsteden

€ 128.621

PO2810

Stichting Samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs Dordrecht

€ 107.834

PO2811

Stichting SWV Passend Primair Onderwijs Goeree-Overflakkee

€ 61.383

PO2812

Stichting Samenwerkingsverband PO Duin- en Bollenstreek

€ 157.875

PO2813

Stichting SWV Passend Onderwijs Rijnstreek

€ 117.033

PO2814

Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Midden-Holland

€ 181.363

PO2815

Stg. Passend Primair Onderwijs Haaglanden (SPPOH)

€ 514.047

PO2816

Samenwerkingsverband Driegang

€ 158.261

PO2817

Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs 28-17 Zoetermeer

€ 121.500

PO2818

Samenwerkingsverband passend primair onderwijs Aan den IJssel

€ 102.939

PO2902

Samenwerkingsverband Kind op 1

€ 178.604

PO2903

Stichting Samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs Zeeuws-Vlaanderen

€ 80.206

PO3001

Stichting Passend Onderwijs Brabantse Wal

€ 97.831

PO3002

Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Roosendaal-Moerdijk e.o.

€ 137.868

PO3003

SWV RSV Breda e.o. PO 30-03

€ 306.970

PO3004

Passend Onderwijs PO 30-04

€ 217.754

PO3005

Samenwerkingsverband Primair Onderwijs De Meierij

€ 257.652

PO3006

Samenwerkingsverband PO 3006

€ 190.627

PO3007

Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Eindhoven e.o.

€ 215.208

PO3008

Samenwerkingsverband Passend onderwijs PO Helmond-Peelland

€ 233.170

PO3009

Stichting samenwerkingsverband Passend Onderwijs De Kempen

€ 164.387

PO3010

Samenwerkingsverband PO Langstraat Heusden Altena

€ 111.587

PO3101

Stichting SWV Primair Onderwijs Noord-Limburg

€ 200.072

PO3102

SWV PO 31-02 Midden Limburg

€ 125.344

PO3103

Stichting Samenwerkingsverband PO Weert-Nederweert

€ 67.247

PO3104

Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs PO Westelijke Mijnstreek

€ 107.161

PO3105

Sg. Passend Onderwijs Maastricht en Heuvelland PO

€ 131.027

PO3106

Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Heerlen e.o.

€ 165.159

VO0001

Vereniging Reformatorisch Passend Onderwijs voor Voortgezet Onderwijs

€ 206.478

VO2001

Vereniging Samenwerkingsverband VO Groningen Stad

€ 164.539

VO2002

Samenwerkingsverband Groningen Ommelanden V(S)O

€ 150.680

VO2101

Stichting VO Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Fryslan-Noard

€ 145.317

VO2102

Stichting Samenwerkingsverband Zuidoost-Friesland VO

€ 159.579

VO2103

Stichting Samenwerkingsverband Zuidwest Friesland Fultura VO

€ 75.295

VO2201

Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO22.01 Noord-en Midden Drenthe

€ 85.126

VO2202

Coöperatie VO-22-02 U.A.

€ 101.576

VO2203

Stichting SWV-VO 22.03

€ 103.272

VO2301

Stichting Samenwerkingsverband Regio Almelo VO/VSO

€ 136.144

VO2302

Stichting SWV VO Twente Oost

€ 193.465

VO2303

Stichting Samenwerkingsverband VO Deventer

€ 69.423

VO2305

Stichting VO2305

€ 222.748

VO2307

Stichting Regionaal Samenwerkingsverband VO Noord Oost Overijssel

€ 72.224

VO2401

Stichting Leerlingzorg Voortgezet Onderwijs Almere

€ 136.756

VO2402

Stichting Aandacht+

€ 63.584

VO2403

Stichting Samenwerkingsverband VO Lelystad

€ 66.721

VO2501

Stichting Samenwerkingsverband VO Regio Zutphen

€ 87.799

VO2502

SWV Slinge-Berkel

€ 100.841

VO2503

Samenwerkingsverband VO Doetinchem e.o.

€ 90.990

VO2505

Stichting SWV 2505

€ 126.358

VO2506

Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs V(S)O2506

€ 207.488

VO2507

Stichting Samenwerkingsverband V(S)O 2507 Nijmegen e.o.

€ 240.561

VO2508

Stichting Samenwerkingsverband Rivierenland

€ 94.874

VO2509

Stichting Leerlingenzorg NW-Veluwe

€ 132.957

VO2510

Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO Ede, Wageningen en Rhenen

€ 89.372

VO2511

Stichting Samenwerkingsverband Passend Voortgezet Onderwijs Barneveld-Veenendaal

€ 108.397

VO2601

Stichting SWV Utrecht/ Stichtse Vecht VO

€ 214.095

VO2602

Stichting Samenwerkingsverband V(S)O Eemland

€ 175.873

VO2603

Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Zuidoost Utrecht

€ 134.489

VO2604

Samenwerkingsverband VO Regio Utrecht West

€ 87.717

VO2605

Samenwerkingsverband VO Zuid-Utrecht

€ 102.812

VO2701

Stichting Samenwerkingsverband VO Kop van Noord Holland

€ 89.832

VO2702

Samenwerkingsverband VO West-Friesland

€ 125.032

VO2703

Samenwerkingsverband VO Noord-Kennemerland

€ 147.773

VO2704

SWV Voortgezet Onderwijs Midden Kennemerland 2704

€ 88.267

VO2705

Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs/speciaal VO Zuid-Kennemerland

€ 192.446

VO2706

Stichting Samenwerkingsverband VO Zaanstreek

€ 101.108

VO2707

Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Waterland

€ 82.621

VO2708

Vereniging Samenwerkingsverband VO Amsterdam

€ 408.225

VO2709

Stichting VO Samenwerkingsverband Amstelland en de Meerlanden

€ 169.508

VO2710

Qinas, vereniging samenwerkende schoolbesturen in Het Gooi

€ 181.721

VO2801

Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs regio Leiden

€ 158.384

VO2802

Vereniging Samenwerkingsverband V(S)O Midden-Holland & Rijnstreek

€ 169.861

VO2803

Samenwerkingsverband V(S)O Duin- en Bollenstreek

€ 105.317

VO2804

Samenwerkingsverband Passend Voortgezet Onderwijs Dordrecht

€ 81.791

VO2805

Stichting SWV Passend Voortgezet Onderwijs Goeree-Overflakkee

€ 52.928

VO2806

SWV V(S)O Zuid Holland West

€ 338.819

VO2807

Stichting Regionaal Samenwerkingsverband Passend Voortgezet Onderwijs Zoetermeer

€ 90.936

VO2808

Samenwerkingsverband VO Westland

€ 78.001

VO2809

Stichting Samenwerkingsverband VO Delflanden

€ 103.079

VO2810

Samenwerkingsverband Koers VO

€ 468.392

VO2811

Stichting Samenwerkingsverband Nieuwe Waterweg Noord V(S)0

€ 108.274

VO2812

Samenwerkingsverband VO Voorne-Putten-Rozenburg

€ 101.071

VO2813

Vereniging SWV VO Noordelijke Drechtsteden

€ 83.512

VO2814

Stichting Munio

€ 101.285

VO2815

Stichting Samenwerkingsverband Passen Voortgezet Onderwijs Hoeksche Waard

€ 53.806

VO2901

Stichting Passend voortgezet Onderwijs Walcheren

€ 70.092

VO2902

Coöperatie Samenwerkingsverband Passend Voortgezet Onderwijs Oosterschelderegio

€ 69.727

VO2903

Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Zeeuws-Vlaanderen

€ 61.567

VO3001

Stichting Samenwerkingsverband Brabantse Wal Voortgezet Onderwijs

€ 81.426

VO3002

Stichting Samenwerkingsverband VO Roosendaal e.o.

€ 86.288

VO3003

St. Regionaal Samenwerkingsverband Breda en omgeving

€ 213.381

VO3004

Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO Tilburg e.o.

€ 175.446

VO3005

SWV Voortgezet Onderwijs de Meierij

€ 179.478

VO3006

Stichting samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs 30-06

€ 127.492

VO3007

Stichting Regionaal samenwerkingsverband v PO Eindhoven en Kempenland

€ 259.566

VO3008

Swv passend onderwijs VO-VSO Helmond-Peelland

€ 138.488

VO3009

Stichting Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs De Langstraat 30-09

€ 81.492

VO3101

Stichting Samenwerkingsverband VOVSO Noord-Limburg

€ 116.564

VO3102

Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO/VSO 31.02

€ 94.115

VO3103

Stichting Samenwerkingsverband VO Weert Nederweert Cranendonck

€ 58.089

VO3104

Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO 31-04

€ 79.229

VO3105

St. SWV Passend Onderwijs VO Maastricht e.o.

€ 99.424

VO3106

Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO Parkstad e.o. 3106

€ 114.384

TOELICHTING

Algemeen

De leerplichttellingen van de gemeenten tonen aan dat het aantal jeugdigen dat langdurig verzuimt of geen schoolinschrijving heeft nog steeds hoog is. Daarnaast stijgt het aantal vrijstellingen van de leer- en kwalificatieplicht op grond van lichamelijke of psychische gronden.1 De redenen dat jeugdigen niet naar school gaan zijn verschillend en behelzen veelal multi-problematiek.2 De verhalen van deze jeugdigen beginnen vaak met een gebrek aan passende ondersteuning en niet gezien worden. Op school wordt de problematiek van deze jeugdigen niet of niet tijdig herkend, met als gevolg verzuim en in sommige gevallen langdurige uitval. De uiteenlopende problematiek van deze jeugdigen maakt dat het onderwerp weerbarstig en niet simpel op te lossen is.

Een dekkend aanbod van ondersteuningsvoorzieningen in de regio staat centraal in elke jeugdige onderwijs kunnen bieden. Dit dekkend aanbod is nog niet overal gerealiseerd. Zo is er een beperkt aanbod voor jeugdigen met ernstige meervoudige beperkingen of een combinatie van een lichte verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen, voor hoogbegaafde jeugdigen met gedrags- en/of communicatieproblemen en/of autismespectrumstoornis, voor jeugdigen met psychiatrische problematiek en ondersteuning van de jeugd-ggz, en voor jeugdigen in crisisvoorzieningen.3

In het debat passend onderwijs van 5 april 2023 is aan de Tweede Kamer toegezegd om te onderzoeken hoe niet-bekostigde initiatieven voor (dreigend) thuiszittende jeugdigen ondersteund kunnen worden, zodat zij geholpen kunnen worden bij hun ontwikkeling en bij het oppakken van een schoolloopbaan.

De afgelopen periode is deze wens van de Tweede Kamer verder uitgewerkt in een subsidieregeling. Op grond van deze subsidieregeling kunnen samenwerkingsverbanden in een coalitie subsidie aanvragen voor het uitvoeren van activiteiten die zijn gericht op het terugdringen van het aantal thuiszittende jeugdigen of het voorkomen van schooluitval. Dat heeft voordelen omdat op die manier grootschaliger ondersteuning kan worden ingekocht en zo het maken van afspraken kan worden versimpeld. Met deze middelen kunnen samenwerkingsverbanden hun ondersteuningsaanbod verbreden. De subsidiemiddelen mogen ook worden aangewend om zaken in te kopen.

Het verstrekken van middelen aan samenwerkingsverbanden die bedoeld zijn voor verbreding van het ondersteuningsaanbod past binnen het systeem van passend onderwijs, waar de verantwoordelijkheid voor het verzorgen van onderwijs voor elke leerling ligt bij de scholen en samenwerkingsverbanden. De samenwerkingsverbanden dienen een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen te realiseren. Deze regeling biedt samenwerkingsverbanden de ruimte om meer te doen teneinde thuiszittende jeugdigenproblematiek tegen te gaan en draagt naar verwachting zo bij aan het terugdringen van het verzuim.

Doelgroep

De minister verstrekt uitsluitend subsidie voor het uitvoeren van een plan van aanpak dat is gericht op jeugdigen die thuiszitter zijn of dat dreigen te worden. Het gaat om leerplichtige jeugdigen van vijf tot achttien jaar. Waar in deze toelichting over ‘thuiszitter’ wordt gesproken, wordt steeds gedoeld op de volgende categorieën jeugdigen tot en met 18:

  • jeugdigen die niet zijn ingeschreven op een school (absoluut verzuim);

  • jeugdigen die de school waar ze zijn ingeschreven niet geregeld bezoeken (relatief verzuim of preventief) en

  • jeugdigen met een zogenoemde vrijstelling op grond van artikel 5, onderdeel a, van de Leerplichtwet.4

Doel van de subsidieregeling

Het doel van de regeling is het uitbreiden van het ondersteuningsaanbod van de samenwerkingsverbanden primair onderwijs en voortgezet onderwijs voor thuiszittende jeugdigen. De coalities van samenwerkingsverbanden ontvangen geld voor de uitvoering van een plan van aanpak dat daarop is gericht.

Ze kunnen de subsidie daartoe bijvoorbeeld aanwenden voor:

  • de inzet van gespecialiseerde medewerkers of docenten met kennis over ondersteuning aan thuiszittende jeugdigen;

  • het inkopen van expertise, materiaal en onderwijsprogramma’s ten behoeve van (de preventie van) thuiszitten.

  • het bieden van begeleiding bij het onderwijs- en ontwikkelproces van de jeugdige, met als doel dat de school en samenwerkingsverband waar de jeugdige op dat moment onderwijs krijgt betrokken blijft bij de ontwikkeling van de jeugdige;

  • de afstemming tussen scholen en andere betrokken partijen bij de individuele begeleiding van een jeugdige in de overstap naar een passende plek in het onderwijs in de omgeving;

  • de ondersteuning bij de individuele casuïstiek van jeugdigen, of de begeleiding van jeugdigen naar beschikbare onderwijsvoorzieningen; of

  • kennisopbouw en deskundigheidsbevordering bij consulenten van de samenwerkingsverbanden over de ontwikkeling van jeugdigen die thuiszitter zijn of dat dreigen te worden.

Samenwerkingsverbanden mogen andere partijen inzetten voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor zij op grond van deze regeling middelen ontvangen. Zij mogen daarvoor ook marktpartijen benaderen. In dat geval dient echter wel rekening gehouden te worden met de aanbestedingsplicht.

Een coalitie dient in het plan van aanpak te beschrijven welke activiteiten zij gaat uitvoeren. Dit kan gaan om inkoop, individueel maatwerk of voor het aantrekken van nieuwe ondersteuning in het samenwerkingsverband, of combinaties van deze.

Via deze subsidieregeling zijn incidenteel (voor de schooljaren 2025–2026, 2026–2027 en 2027–2028) middelen beschikbaar gesteld aan samenwerkingsverbanden, bedoeld als impuls om de huidige activiteiten en organisatiestructuren in de regio’s te versterken. De bedoeling is dat zij hun verbeterde werkwijze en aanpak daarna zelfstandig voortzetten.

De regeling is niet opengesteld voor Caribisch Nederland. De zorgstructuur op Caribisch Nederland is anders dan de zorgstructuur zoals die in Europees Nederland is vormgegeven. Er zijn geen samenwerkingsverbanden passend onderwijs in Caribisch Nederland. Ondersteuning aan leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte wordt in Caribisch Nederland verzorgd door de expertisecentra onderwijszorg (EOZ), dat daarvoor al subsidie ontvangt.

Subsidiebedrag per coalitie van samenwerkingsverbanden

Samenwerkingsverbanden dienen in een coalitie van ten minste vier samenwerkingsverbanden een aanvraag in te dienen. Zij wijzen onderling één van de deelnemende samenwerkingsverbanden aan als penvoerder. De penvoerder is verantwoordelijk voor de aanvraag, voor het verdelen van de middelen en voor de verantwoording.

Sommige maatregelen kunnen effectief zijn om thuiszitten tegen te gaan, maar zijn gericht op een kleine groep leerlingen. Door te werken met een coalitie van samenwerkingsverbanden, kunnen zij gezamenlijk afspraken maken voor een grotere regio. Als de jeugdigen uit veel verschillende regio’s komen kan op deze manier worden voorkomen dat voor elke jeugdige een aparte afspraak moet worden gemaakt. Ook kan op deze manier makkelijker afspraken worden gemaakt met bepaalde niet door de Rijksoverheid bekostigde initiatieven over de inkoop van aanbod. Tegelijkertijd doet deze aanpak ook recht aan het systeem van passend onderwijs, waar de verantwoordelijkheid voor het verzorgen van onderwijs voor elke leerling ligt bij de scholen en de samenwerkingsverbanden gezamenlijk zorg dragen voor de ondersteuningsvoorzieningen in hun regio. Samenwerkingsverbanden kunnen er ook gezamenlijk voor kiezen om zelf meer ondersteuning te realiseren voor deze lastig te bereiken groepen jeugdigen in plaats van deze in te kopen.

De regeling sluit geen initiatieven uit, mits de coalitie in het plan van aanpak beschrijft dat een initiatief een aanvulling vormt op het reeds beschikbare ondersteuningsaanbod.

Verantwoording

De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving met model G, onderdeel 1. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Instellingen mogen eventuele resterende middelen vrij besteden aan activiteiten waarvoor bekostiging wordt verleend, mits de gesubsidieerde activiteiten volledig zijn verricht en aan alle subsidieverplichtingen is voldaan.

Regeldruk

Op meerdere manieren is ervoor gezorgd dat deze regeling werkbaar is voor samenwerkingsverbanden. Voor hen is het van belang dat de middelen uit deze regeling tijdig ingezet kunnen worden om de doelgroep te kunnen ondersteunen. Ook is het van belang dat in het bepalen van de aanvraag-, uitvoerings- en verantwoordingslast rekening wordt gehouden met de regeldruk en uitvoerbaarheid.

Om de aanvraag- en uitvoeringslast te beperken is ervoor gekozen om samenwerkingsverbanden veel ruimte te geven in het vormgeven van hun activiteiten. Zij dienen in een coalitie gezamenlijk hun ondersteuningsaanbod te analyseren om vervolgens aan te geven wat zij daarin missen. Hierbij wordt volledigheidshalve opgemerkt dat het niet de bedoeling is dat er in het kader van deze regeling persoonsgegevens worden verstrekt.

De aanvraagperiode is langer zodat samenwerkingsverbanden de tijd krijgen om een coalitie te vormen en om een gedegen analyse uit te voeren. Doordat samenwerkingsverbanden in een coalitie een aanvraag doen middels een penvoerder, hoeft alleen de penvoerder de middelen te verantwoorden. Dit verlicht de regeldruk voor de samenwerkingsverbanden in de coalitie.

Daarnaast wordt de verantwoordingslast beperkt door het feit dat samenwerkingsverbanden eventuele resterende middelen vrij mogen besteden aan activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt, mits de gesubsidieerde activiteiten volledig zijn verricht en aan alle subsidieverplichtingen is voldaan.

Uitvoeringstoets

De regeling is ter toetsing voorgelegd aan DUS-I en is als uitvoerbaar beoordeeld.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 worden enkele begrippen gedefinieerd die worden gehanteerd in deze regeling. Voor het merendeel wordt aangesloten bij de gangbare betekenis die volgt uit de sectorwetten voor het funderend onderwijs waarnaar wordt verwezen.

Waar in deze regeling over ‘thuiszittende jeugdigen’ wordt gesproken, wordt steeds gedoeld op de volgende categorieën jeugdigen tot en met 18:

  • jeugdigen die niet zijn ingeschreven op een school (absoluut verzuim);

  • jeugdigen die de school waar ze zijn ingeschreven niet geregeld bezoeken (relatief verzuim) en

  • jeugdigen met een zogenoemde vrijstelling 5 onder a.5

Het betreft dus zowel jeugdigen die al thuiszitten als jeugdigen die daar een risico op lopen.

Artikel 3

Via deze subsidieregeling worden middelen beschikbaar gesteld aan coalities van samenwerkingsverbanden. Zij kunnen hiermee zelf, of door zaken in te kopen, hun ondersteuningsaanbod versterken dat is gericht op leerlingen die thuiszitten of daar risico op lopen. Met ‘ondersteuningsaanbod’ wordt gedoeld op de ondersteuning in brede zin van jeugdigen met verschillende zorg- en onderwijsbehoeften.

De regeling is gericht op jeugdigen die nog naar school gaan maar groot risico lopen op uitval, maar ook op een groep jeugdigen waar samenwerkingsverbanden normaliter geen bekostiging aan mogen aanwenden, omdat ze niet zijn ingeschreven bij een school en daarmee buiten het publieke stelsel vallen. Deze regeling biedt samenwerkingsverbanden de vrijheid om ook middelen aan te wenden ten behoeve van de inzet om deze groep jeugdigen weer terug te geleiden naar school. De inschatting van de manieren die daarvoor al dan niet effectief zijn wordt in principe aan samenwerkingsverbanden gelaten. De enige situatie waarin dat anders ligt, is als de middelen aantoonbaar niet worden aangewend in overeenstemming met het doel van de regeling.

Artikel 4

Als samenwerkingsverbanden subsidie willen aanvragen op grond van deze regeling, moeten ze zich aansluiten bij een coalitie. Die coalitie moet een aaneengesloten gebied beslaan. De landelijke samenwerkingsverbanden mogen zelf kiezen bij welke coalitie ze zich willen aansluiten. Eén van de samenwerkingsverbanden fungeert als penvoerder. De penvoerder is verantwoordelijk voor het gehele proces en vertegenwoordigt alle samenwerkingsverbanden die samenwerken in het kader van deze regeling. Alle deelnemende samenwerkingsverbanden moeten het gezamenlijk opgestelde plan van aanpak ondertekenen. Voor alle samenwerkingsverbanden geldt dat ze eenmalig subsidie mogen aanvragen op grond van deze regeling.

Artikel 5

In de bijlage staat per samenwerkingsverband welk bedrag op grond van deze regeling kan worden verstrekt. Omdat het totaal aan de bedragen per samenwerkingsverband in de bijlage niet boven het subsidieplafond van € 24,– miljoen uitkomt, kan de regeling niet overvraagd worden. Het bedrag per samenwerkingsverband is als volgt berekend:

Per samenwerkingsverband is een vast bedrag van € 25.000,– beschikbaar. Daar is per leerling € 8,20 bij opgeteld. Bij het bepalen van de hoogte van het bedrag per samenwerkingsverband in het primair onderwijs is uitgegaan van het aantal leerlingen op 1 februari 2023 op de vestigingen van de scholen die op 1 januari 2024 waren aangesloten bij een samenwerkingsverband. Bij het bepalen van de hoogte het bedrag per samenwerkingsverband in het voortgezet onderwijs is uitgegaan van het aantal leerlingen op 1 oktober 2023 op de vestigingen van de scholen die op 1 januari 2024 waren aangesloten bij een samenwerkingsverband voor voortgezet onderwijs. Omdat in de regeling zelf al is bepaald welk bedrag per samenwerkingsverband beschikbaar is, is het indienen van een begroting niet nodig. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 3.3, tweede lid, van de Kaderregeling; voor de berekening van het subsidiebedrag is een begroting in het kader van deze regeling niet van belang.

Op deze manier is er ook voor kleine samenwerkingsverbanden een voldoende substantieel bedrag beschikbaar, waardoor het ondanks beperkte leerlingenaantallen toch loont om hen ook bij een coalitie te betrekken.

Artikelen 7, 8 en 9

Omdat de problematiek die deze regeling beoogt tegen te gaan per regio verschilt, wordt samenwerkingsverbanden veel vrijheid gelaten in het aanwenden van de middelen die ze op grond van deze regeling ontvangen. Wel is het van belang dat kan worden aangetoond op welke manier de subsidie per regio wordt ingezet. Daarom moeten de coalities bij de aanvraag een plan van aanpak voegen, waar een activiteitenplan onderdeel van uitmaakt. Omdat het niet de bedoeling is dat dit tot grote administratieve lasten leidt, is hiervoor een format beschikbaar gesteld. De coalities kunnen aan de hand van een afgebakende set vragen laten zien op welke manier ze de subsidie willen aanwenden.

Als het activiteitenplan onvoldoende aansluit op het doel van de regeling kan de subsidieverstrekking worden geweigerd. De aanvraag wordt dan afgewezen. Het kan ook voorkomen dat een aanvraag onvolledig is ingediend. DUS-I doet in dat geval een verzoek om aanvulling. Als de aanvraag niet tijdig wordt aangevuld kan hij buiten behandeling worden gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Het kan voorkomen dat middelen resteren nadat de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend zijn uitgevoerd. Die middelen mogen dan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor samenwerkingsverbanden worden bekostigd. Bij een gezamenlijke aanvraag is dan echter niet bij voorbaat duidelijk hoe de betrokken samenwerkingsverbanden de middelen onderling verdelen. Daarom is het van belang dat zij daarover onderlinge afspraken maken.

Scholen die subsidie ontvangen, worden gedurende de looptijd van de subsidie benaderd om mee te doen aan een digitale vragenlijst. DUS-I zal subsidieontvangers hier nader over informeren.

Artikel 11

Samenwerkingsverbanden zijn wettelijk verplicht om jaarlijks een jaarverslag over het voorafgaande kalenderjaar vast te stellen. De verantwoording van de subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend loopt mee in het jaarverslag.

In aanvulling op deze verantwoording kan DUS-I een steekproef uitvoeren zoals genoemd in artikel 9. Daarin kan de uitvoering van de activiteiten uit het activiteitenplan en het voldoen aan de subsidieverplichtingen verdiepend worden gecontroleerd. Om dit aan te kunnen tonen dienen deelnemers desgevraagd onderbouwende stukken en documenten aan te leveren, zodat met deze stukken aannemelijk gemaakt kan worden dat er daadwerkelijk aan de subsidieverplichtingen is voldaan.

Artikel 12

In deze regeling is een hardheidsclausule opgenomen. Op basis van deze clausule kan, in uitzonderlijke gevallen, worden afgeweken van de inhoud van deze regeling. De hardheidsclausule betreft een discretionaire bevoegdheid: het is aan de minister om te beoordelen of een voorkomend geval een uitzondering op de voorschriften al dan niet rechtvaardigt.

Artikel 13

Deze regeling treedt de dag nadat hij is gepubliceerd in de Staatscourant in werking. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Hiervoor is gekozen om aanvragers zoveel mogelijk helderheid en zekerheid te bieden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul


X Noot
1

Kamerstukken II, 2023–2024, 31 497, nr. 475.

X Noot
2

Onder jeugdigen wordt verstaan: jeugdigen in de leeftijd van 5–18 jaar.

X Noot
3

Ledoux, G., & Waslander, S., m.m.v. Eimers, T. (2020). Evaluatie passend onderwijs, eindrapport. Amsterdam/Tilburg: Kohnstamm Instituut/TIAS Tilburg University.

X Noot
4

Artikel 5, onderdeel a, van de Leerplichtwet 1969: het betreft de jeugdige die ‘op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten’.

X Noot
5

Artikel 5, onderdeel a, van de Leerplichtwet 1969: het betreft de jeugdige die ‘op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten’.

Naar boven