Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2025, 5659 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2025, 5659 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 71 van de Wet op de expertisecentra, en artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES;
Besluit:
De Subsidieregeling Ontwikkelkracht 2024/2025 wordt als volgt gewijzigd:
A
Voor artikel 1 wordt een hoofdstukaanduiding ingevoegd, die luidt:
B
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepalingen ‘aspirant-expertscholen’, ‘aspirant-traject expertscholen’, ‘expertschool’, ‘ontwikkelschool’ en ‘leertraject expertschool’ vervallen.
2. In de alfabetische volgorde worden acht begripsbepalingen ingevoegd, die luiden:
a. voor de uitvoering van het onderzoeks- en verbetercultuurtraject: Groeikracht of Transformatieve School;
b. voor de uitvoering van het leertraject: de desbetreffende expertiseschool;
c. voor de uitvoering van het aspirant-traject expertisescholen: programmabureau Ontwikkelkracht;
d. voor de uitvoering van de co-creatielabs: Education Lab Netherlands;
vestigingen die deelnemen aan het aspirant-traject expertisescholen, en zo worden opgeleid tot expertiseschool;
opleidingsprogramma voor aspirant-expertisescholen waarin de vestiging wordt opgeleid tot expertiseschool, waarbinnen expertise van de vestiging wordt vastgesteld en een leertraject wordt ontwikkeld waarmee de school andere scholen kan begeleiden;
vestiging die deelneemt aan het programma Ontwikkelkracht en die een evidence-informed interventie hanteert, evidence-informed werkt, een sterke onderzoeks- en verbetercultuur heeft en vanuit deze expertise andere vestigingen helpt om deze interventie in de context van de eigen vestiging te implementeren;
gesprek voorafgaand aan de subsidieaanvraag met de aanbieder van het onderzoeks- en verbetercultuurtraject, het aspirant-traject expertisescholen, het leertraject of het co-creatielab waar de subsidieaanvraag op zou zijn gericht, waarin de ontwikkelvraag van de vestiging wordt besproken en bekeken wordt in hoeverre het aanbod van de aanbieder hierbij aansluit;
opleidingsprogramma van een expertiseschool waarin deelnemende onderwijsprofessionals begeleid of opgeleid worden in het toepassen en implementeren van een evidence-informed interventie;
vestiging die deelneemt aan het programma Ontwikkelkracht en van een expertiseschool een evidence-informed interventie leert;
gesprek met het programmabureau, met als doel de ontwikkelvraag van een vestiging te concretiseren en te verkennen of en zo ja bij welk onderdeel van het programma Ontwikkelkracht deze ontwikkelvraag aansluit;.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede en derde lid wordt ‘expertschool’ telkens vervangen door ‘expertiseschool’, wordt ‘expertscholen’ telkens vervangen door ‘expertisescholen’ en wordt ‘ontwikkelscholen’ telkens vervangen door ‘lerende scholen’.
2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ‘ontwikkelschool’ vervangen door ‘lerende school’.
D
Voor artikel 4 wordt een hoofdstukaanduiding ingevoegd, die luidt:
E
Voor artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
F
In artikel 4, vijfde lid, wordt ‘expertschool’ vervangen door ‘expertiseschool’.
G
Artikel 5, eerste lid, onderdelen f en g, wordt ‘expertschool’ telkens vervangen door ‘expertiseschool’, wordt ‘expertscholen’ telkens vervangen door ‘expertisescholen’ en wordt ‘ontwikkelscholen’ telkens vervangen door ‘lerende scholen’.
H
In artikel 7, eerste lid, wordt ‘op grond van deze regeling’ vervangen door ‘op grond van dit hoofdstuk’.
I
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt ‘ontwikkelschool’ vervangen door ‘lerende school’.
2. In het tweede lid, onderdeel f, wordt ‘ontwikkelschool’ vervangen door ‘lerende school’.
J
Artikel 9, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b, onder 1°, wordt ‘expertscholen’ vervangen door ‘expertisescholen’.
2. In onderdeel b, onder 3° en 6°, wordt ‘expertschool’ telkens vervangen door ‘expertiseschool’.
K
Voor artikel 10 wordt een hoofdstuk ingevoegd, dat luidt:
Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op de verstrekking van subsidie voor de uitvoering van activiteiten als bedoeld in artikel 3 voor het schooljaar 2025/2026.
1. Een bevoegd gezag dat subsidie wil aanvragen, voert voorafgaand aan de aanvraag een verkennend gesprek met het programmabureau, met als doel de ontwikkelvraag van een vestiging of meerdere vestigingen te concretiseren en te verkennen of en zo ja bij welk onderdeel van het programma Ontwikkelkracht deze ontwikkelvraag aansluit.
2. In afwijking van het eerste lid:
a. voert een bevoegd gezag dat subsidie wil aanvragen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, voorafgaand aan de aanvraag een evaluatiegesprek met Education Lab Netherlands, indien de subsidie wordt aangevraagd voor een vestiging die voor het schooljaar 2024/2025 heeft deelgenomen als een co-creërende vestiging in een co-creatielab, waarbij een verslag van dit gesprek wordt opgenomen bij de subsidieaanvraag;
b. voert een bevoegd gezag dat subsidie wil aanvragen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel f, voorafgaand aan de aanvraag een evaluatiegesprek met het programmabureau, waarbij een verslag van dit gesprek wordt opgenomen bij de subsidieaanvraag;
3. In aanvulling op het eerste lid:
a. voert een bevoegd gezag dat subsidie wil aanvragen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, een intakegesprek met het programmabureau;
b. voert een bevoegd gezag dat subsidie wil aanvragen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, het intakegesprek met de aanbieder van het onderzoeks- en verbetercultuurtraject;
c. voert een bevoegd gezag dat subsidie wil aanvragen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c, het intakegesprek met de expertiseschool die een leertraject aanbiedt;
d. voert een bevoegd gezag dat subsidie wil aanvragen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen d of e, het intakegesprek met Education Lab Netherlands.
4. Een bevoegd gezag kan op basis van deze regeling voor vestigingen van eigen scholen per activiteit als bedoeld in artikel 3, tweede lid, een aanvraag indienen.
5. Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, kan ook door een samenwerking subsidie worden aangevraagd. Een samenwerking bestaat uit maximaal vijf vestigingen. De aanvraag voor een samenwerking geschiedt door een penvoerder.
6. Een aanvraag voor subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a, b, d of e, kan worden ingediend van 10 maart 2025, 9.00 uur, tot en met 27 juni 2025, 16.00 uur.
7. Een aanvraag voor subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen c en f, kan worden ingediend van 10 maart 2025, 9.00 uur, tot en met 27 juni 2025, 16.00 uur en van 1 oktober 2025, 9.00 uur, tot en met 28 november 2025, 16.00 uur.
1. De aanvraag bestaat uit een activiteitenplan, waarin onverminderd artikel 3.4 van de Kaderregeling ten minste wordt opgenomen:
a. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a:
1°. een verslag van het gesprek, bedoeld in artikel 9b, eerste lid, met het programmabureau;
2°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging expertise heeft op een bepaald terrein binnen het gebied van het programma Ontwikkelkracht en dat de aangeboden aanpak of werkwijze kansrijk is en gebaseerd is op relevante en recente inzichten uit de onderwijswetenschap;
3°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject en dat er in de school voldoende draagvlak is;
4°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging een goede onderzoeks- en verbetercultuur heeft; en
5°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging in een bepaald leergebied een evidence-informed werkwijze of aanpak hanteert;
b. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b:
1°. een omschrijving van de vraag of doelstelling die de vestiging heeft op het gebied van het versterken van haar onderzoeks- en verbetercultuur;
2°. een ontwikkeldoel gericht op leerwinst;
3°. een uiteenzetting die inzicht geeft in de manier waarop het onderwijspersoneel betrokken is, de manier waarop de schoolleiding en het schoolbestuur betrokken zijn en welke rol eenieder heeft;
4°. een onderbouwing waaruit blijkt dat sprake is van voldoende draagvlak op de vestiging voor deelname aan het traject, en dat de onderwijsprofessionals, de schoolleiding en het schoolbestuur zich committeren aan het traject;
5°. een onderbouwing waaruit blijkt dat voldoende tijd zal worden vrijgemaakt voor de leraren en schoolleiding op de vestiging voor deelname aan het traject; en
6°. een uiteenzetting die inzicht geeft in de wijze waarop het traject op de desbetreffende vestiging organisatorisch wordt vormgegeven;
c. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c:
1°. een verslag van het gesprek, bedoeld in artikel 9b, zesde lid, met de expertiseschool die het te volgen leertraject aanbiedt;
2°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging bereid en in staat is om actief deel te nemen aan het leertraject;
3°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject; en
4°. een onderbouwing waaruit blijkt dat er in het team voldoende draagvlak is om de lessen uit het leertraject duurzaam in de school te borgen;
d. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d:
1°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging of samenwerking beschikt over expertise op het thema van het co-creatielab;
2°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging of samenwerking reeds succesvol werkt met evidence-informed aanpakken op het thema van het co-creatielab;
3°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging of samenwerking in staat is de pilotversie van een aanpak uit het co-creatielab te implementeren en mee te werken aan monitoring en evaluatie;
4°. een uiteenzetting die inzicht geeft in de manier waarop het onderwijspersoneel betrokken is, welke rol eenieder heeft en de manier waarop de schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject;
5°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging of samenwerking bereid is om samen te werken met andere vestigingen en onderzoekers in het desbetreffende co-creatielab; en
6°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging of samenwerking aantoonbare ervaring heeft met samenwerking met wetenschappelijke onderzoekers;
e. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel e:
1°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging bereid is om samen te werken met andere vestigingen en onderzoekers in het desbetreffende co-creatielab;
2°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging bereid en in staat is om deel te nemen aan het project en de activiteiten van het co-creatielab; en
3°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject;
f. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel f, en voor zover de vestiging waarvoor de subsidie wordt aangevraagd aan het aspirant-traject expertisescholen heeft deelgenomen;
1°. een verslag van het gesprek, bedoeld in artikel 9b, derde lid, met het programmabureau;
2°. een onderbouwing waaruit blijkt dat sprake is van voldoende draagvlak op de vestiging voor het aanbieden van een of meer leertrajecten als expertiseschool en dat de onderwijsprofessionals, de schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan de inzet hiervoor;
3°. een uiteenzetting die inzicht geeft in welke manier het onderwijspersoneel op de vestiging betrokken is, op welke manier de schoolleiding en het schoolbestuur betrokken zijn, welke rol eenieder heeft, hoeveel tijd voor de verschillende deelnemers wordt vrijgemaakt en hoe de op de vestiging aan te bieden leertrajecten organisatorisch worden vormgegeven;
4°. een beschrijving van het leertraject van de vestiging als expertiseschool en de vereisten voor deelname van de vestigingen die deelnemen als lerende scholen; en
5°. een onderbouwing van het aantal beschikbare plaatsen, ten minste vier en ten hoogste zes plaatsen, voor vestigingen die deelnemen als lerende scholen per aangeboden leertraject voor schooljaar 2025/2026.
De weigeringsgronden, bedoeld in artikel 6, zijn van overeenkomstige toepassing voor de subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk, met dien verstande dat bij artikel 6, onderdeel a, voor ‘de gesprekken’ wordt gelezen de gesprekken als bedoeld in artikel 9b, eerste, tweede of derde lid en bij artikel 6, onderdeel d, voor ‘peildatum 1 januari 2024’ wordt gelezen ‘peildatum 1 januari 2025’.
1. Voor verstrekking van de subsidie op grond van dit hoofdstuk is in totaal een bedrag beschikbaar van € 19.378.831,– voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs.
2. Per activiteit waarvoor subsidie kan worden aangevraagd zijn ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar:
a. € 1.601.689,– voor deelname aan de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, waarbij in het schooljaar 2025/2026 ten hoogste tien vestigingen in het primair onderwijs en zeven vestigingen in het voortgezet onderwijs kunnen deelnemen;
b. € 13.111.480,– voor deelname aan de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, waarbij in het schooljaar 2025/2026 ten hoogste zesentachtig vestigingen in het primair onderwijs en zesentachtig vestigingen in het voortgezet onderwijs deelnemen;
c. € 1.814.400,– voor deelname aan de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c, waarbij in het schooljaar 2025/2026 voor ten hoogste achtenveertig vestigingen in het primair onderwijs, ten hoogste vierentwintig vestigingen in het voortgezet onderwijs en in totaal voor ten hoogste tweeënzeventig vestigingen subsidie kan worden verstrekt;
d. € 446.179,– voor deelname aan de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, waarbij in het schooljaar 2025/2026 voor ten hoogste vijf vestigingen per co-creatielab en in totaal voor ten hoogste tien vestigingen subsidie kan worden verstrekt;
e. € 991.615,– voor deelname aan de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel e, waarbij in het schooljaar 2025/2026 in totaal voor ten hoogste negentig vestigingen subsidie kan worden verstrekt; en
f. € 1.413.468,– voor deelname aan de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel f, waarbij in het schooljaar 2025/2026 voor ten hoogste twaalf vestigingen subsidie kan worden verstrekt.
3. In aanvulling op het tweede lid, onderdeel b, geldt voor het primair onderwijs dat het maximaal aantal beschikbare onderzoeks- en verbetercultuurtrajecten vanuit de aanbieder Groeikracht en de aanbieder Transformatieve school respectievelijk eenenzestig en vijfentwintig bedraagt. Het maximaal aantal beschikbare onderzoeks- en verbetercultuurtrajecten voor het voortgezet onderwijs bedraagt zesentwintig vanuit Groeikracht en zestig vanuit de Transformatieve School.
4. De minister verdeelt de beschikbare bedragen in volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het plafond zou worden overschreden.
1. Het subsidiebedrag per vestiging in het primair onderwijs voor het schooljaar 2025/2026 bedraagt:
a. € 94.217,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a;
b. € 41.580,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b;
c. € 25.200,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c.
d. € 99.162,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d;
e. € 4.958,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel e; en
f. € 47.116,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel f, vermeerderd met een aanvullend bedrag per aangeboden leertraject per lerende school van € 11.779,–.
2. Het subsidiebedrag per vestiging in het voortgezet onderwijs voor het schooljaar 2025/2026 bedraagt:
a. € 94.217,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a;
b. € 110.880,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b;
c. € 25.200,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c.
d. € 99.162,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d;
e. € 4.958,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel e; en
f. € 47.116,– voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel f, vermeerderd met een aanvullend bedrag per aangeboden leertraject per lerende school van € 11.779,–.
3. Voor subsidieontvangers in Caribisch Nederland wordt het in het eerste en tweede lid bedoelde subsidiebedrag omgerekend in US-dollars tegen de vastgestelde wisselkoers.
De subsidieverplichtingen, bedoeld in artikel 9, zijn van overeenkomstige toepassing voor de subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk, met dien verstande dat bij artikel 9, derde lid, voor ‘kalenderjaar 2025’ wordt gelezen ‘kalenderjaar 2026’.
L
Na Hoofdstuk 3 (nieuw) wordt een hoofdstukaanduiding ingevoegd, die luidt:
M
In artikel 14 wordt ‘Subsidieregeling Ontwikkelkracht 2024/2025’ vervangen door ‘Subsidieregeling Ontwikkelkracht 2024/2025 en 2025/2026’.
In artikel 1.15, vijfde lid, van de Subsidieregeling Techkwadraat 2025–2028 wordt ‘1 oktober 2024’ vervangen door ‘1 oktober 2023’.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
Deze regeling tot wijziging van de Subsidieregeling Ontwikkelkracht 2024/2025 geeft scholen de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor het schooljaar 2025–2026.
Met deze wijzigingsregeling wordt een aantal aanpassingen doorgevoerd in de Subsidieregeling Ontwikkelkracht 2024/2025. In de eerste plaats zijn een aantal begripsbepalingen opnieuw gedefinieerd. In de tweede plaats is een nieuw aanvraagtijdvak met een nieuw subsidieplafond vastgesteld voor het schooljaar 2025–2026. Daarnaast zijn de subsidiebedragen voor de nieuwe aanvraagronde vastgesteld.
Daarnaast is van de mogelijkheid gebruik gemaakt om een technische wijziging aan te brengen in de Subsidieregeling Techkwadraat 2025–2028, aangezien deze subsidieregeling eveneens een uitwerking is van een Nationaal groeifondsprogramma.
De regeling is uitvoerbaar en zal net zoals in de eerdere aanvraagrondes worden uitgevoerd door Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I).
De nieuwe subsidieronde, die door deze wijzigingsregeling aan de subsidieregeling wordt toegevoegd, brengt regeldruk met zich. Bij deelname is er sprake van regeldruk. Deze regeldruk is min of meer gelijk aan de regeldruk bij de eerdere subsidierondes. ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
De begripsbepalingen van ‘aspirant-expertscholen’, ‘aspirant-traject expertscholen’, ‘expertschool’, ‘ontwikkelschool’ en ‘leertraject expertschool’ zijn opnieuw vastgesteld. Dit naar aanleiding van het advies van Oberon en het Kohnstamm Instituut om andere begripsbepalingen te hanteren voor expert- en ontwikkelscholen. Een school is niet op alle vlakken en voor altijd expert.
Daarnaast zijn de begripsbepaling ‘aanbieder’, ‘intakegesprek’ en ‘verkennend gesprek’ toegevoegd. In artikel 1 is een begripsomschrijving voor ‘aanbieder’ opgenomen. Het betreft onder meer de aanbieder van een onderzoeks- en verbetercultuurtraject als bedoeld in artikel 9e, derde lid. De aanbieders ontvangen op grond van een andere regeling een projectsubsidie voor het uitvoeren van deze activiteiten. Daarnaast is de begripsbepaling ‘intakegesprek’ toegevoegd, die duidelijkheid schept over de verhouding met het verkennend gesprek met het programmabureau, de inhoud van het intakegesprek en het overgaan tot aanvraag van de subsidie. Het ‘verkennend gesprek’ is tevens als nieuw begrip in artikel 1 opgenomen.
In artikelen 3, 4, 5, 8 en 9 zijn de wijzigingen in de begripsbepalingen ook verwerkt (Artikel I, onderdelen C, F, G, I en J).
Dit nieuwe hoofdstuk bevat de nieuwe artikelen 9a tot en met 9g, die betrekking hebben op de uitbreiding van de regeling met een nieuwe aanvraagronde in 2025.
Er wordt een nieuwe aanvraagronde toegevoegd. De subsidieaanvragen voor de nieuwe aanvraagronde voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a, b, d of e, kunnen worden ingediend in de periode van 10 maart 2025 tot en met 27 juni 2025. De subsidieaanvragen voor de nieuwe aanvraagronde voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen c en f, kunnen worden ingediend in de periode van 10 maart 2025 tot en met 27 juni 2025 en van 1 oktober 2025, 9.00 uur, tot en met 28 november 2025, 16.00 uur. Gesprekken die op verzoek van een bevoegd gezag en voorafgaand aan de subsidieaanvraag worden gevoerd vinden plaats op volgorde van aanmelding.
In afwijking van de vorige aanvraagronde voert een bevoegd gezag dat subsidie wil aanvragen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen d en e, een intakegesprek met Education Lab Netherlands. Daartoe is besloten om een inhoudelijk afstemmingsmoment te hebben. Dit intakegesprek was al onderdeel van de procedure bij de aanbieders van andere activiteiten.
Voor de aanvraagperiode 2025 is in artikel 9c, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, de verwarring die ontstond door de term ‘traject van vraagarticulatie’ weggenomen. In de praktijk wordt deze term niet gebezigd, en gedoeld op activiteiten van het co-creatielab. Om die reden wordt niet meer gesproken van vraagcirculatie. De desbetreffende vestiging dient te onderbouwen dat zij bereid en in staat is deel te nemen aan het project en de activiteiten van het co-creatielab.
In artikel 9c, eerste lid, onderdeel f, onder 5°, is duidelijkheid gegeven over het aantal vestigingen dat deelneemt als lerende school per aangeboden leertraject. Voor aanvraagronde 2024 was geen beperking opgenomen ten aanzien van het aantal beschikbare plaatsen voor vestigingen die wilde deelnemen als ontwikkelschool (thans: lerende school).
Voor de nieuwe aanvraagronde is een totaalbedrag van € 19.378.831,– beschikbaar. Dit subsidieplafond is hoger dan in de vorige aanvraagronde en heeft te maken met indexatie en de vooraf bepaalde opschaling van het programma. Daarnaast is het aantal deelnemende vestigingen aan de activiteiten verhoogd. Daartoe is eveneens besloten vanwege de vooraf bepaalde opschaling van het programma.
De subsidiebedragen voor de aanvraagperiode 2025 zijn geïndexeerd ten opzichte van de subsidiebedragen voor 2024. Dit leidt tot hogere bedragen. Ook is de berekening van de uren in de subsidiebedragen met betrekking op de expertisescholenlijn, namelijk de expertisescholen, aspirant-expertisescholen en de lerende scholen, aangepast. In de praktijk is gebleken dat zij meer uren investeren dan in eerste instantie werd verwacht.
Van de mogelijkheid is gebruik gemaakt om een technische wijziging aan te brengen in de Subsidieregeling Techkwadraat 2025–2028. Aan deze wijziging is terugwerkende kracht verleend tot en met de datum waarop voornoemde regeling in werking is getreden. Het betreft een correctie van een foutief opgenomen jaartal. Abusievelijk is bij de vaststelling van de regeling uitgegaan van een subsidiehoogte voor vestigingen van vo-scholen op basis van leerlingaantallen op peildatum 1 oktober 2024. Dat had 1 oktober 2023 moeten zijn, omdat gedurende het tijdvak waarin aanvragen konden worden gedaan de beschikbare gegevens op peildatum 1 oktober 2024 nog niet waren gevalideerd. In de elektronische module waarmee aanvragen konden worden ingediend was voor vestigingen van vo-scholen overigens al uitgegaan van de gegevens op de juiste peildatum (1 oktober 2023). Er zijn dus geen gevolgen voor de reeds ingediende subsidieaanvragen.
Artikel I treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 27 november 2024. Dit is niet bezwaarlijk, omdat het een herstel van technische misslag betreft.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-5659.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.