Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2025, 4737 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2025, 4737 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 4 en 5 Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS:
Besluit:
Het Besluit vaststelling subsidie intensivering verbreding regionale samenwerking kansengelijkheid in het onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
1. Op grond van dit besluit worden de volgende beleidskaders vastgesteld:
a. Het beleidskader subsidie intensivering en verbreding regionale samenwerking kansengelijkheid in het onderwijs 2021–2022, opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit; en
b. Het beleidskader subsidie intensivering en verbreding regionale samenwerking kansengelijkheid in het onderwijs 2025–2026, opgenomen als bijlage 2 bij dit besluit.
2. Ten aanzien van subsidieverstrekking in 2021 of 2022 is uitsluitend het beleidskader opgenomen in bijlage 1 van toepassing. Ten aanzien van subsidieverstrekking in 2025 of 2026 is uitsluitend het beleidskader opgenomen in bijlage 2 van toepassing.
B
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In dit besluit wordt verstaan onder:
overeenkomst waarin een landelijke coalitie, bestaande uit ten minste tien vestigingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, verspreid over minimaal drie provincies, zich verenigen rondom een gedeeld vraagstuk van kansengelijkheid in het onderwijs en zich committeren aan kennisopbouw en -uitwisseling;
overeenkomst waarin een lokale coalitie, bestaande uit ten minste één gemeente, één vestiging en optioneel één of meerdere lokale partijen zich voor meerdere jaren committeren aan het bevorderen van kansengelijkheid, door het uitvoeren van de in de agenda opgenomen interventies;
organisaties die opereren binnen het domein van de coalitie, zoals zorginstellingen, bibliotheken, instellingen op het gebied van sociaal werk, welzijnsorganisaties, sportverenigingen, cultuurinstellingen of kinderopvang;
bevoegd gezag van een school in een coalitie, dat voor de coalitie als penvoerder optreedt bij de aanvraag en verantwoording van subsidie op grond van dit beleidskader;
aanpak op basis van kennis uit de wetenschap en praktijk over wat onder welke voorwaarden werkt in het onderwijs.
hoofdvestiging of nevenvestiging als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, hoofdvestiging of nevenvestiging als bedoeld in artikel 76a van de Wet op de expertisecentra, hoofdvestiging als bedoeld artikel 4.13 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
C
Het opschrift van artikel 3 komt te luiden: Artikel 3. Subsidieplafond en verdeling subsidie 2021–2022.
D
Na artikel 3 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Voor de subsidieverstrekking in 2025 is op grond van dit besluit voor activiteiten in de kalenderjaren 2025 en 2026 in totaal een bedrag beschikbaar van € 13.516.000. Van dit bedrag is:
a. een bedrag van € 10.100.000,– beschikbaar voor de doorontwikkeling van bestaande lokale GKA-agenda’s;
b. een bedrag van € 650.000,– beschikbaar voor de doorontwikkeling van bestaande landelijke thema-agenda’s;
c. een bedrag van € 100.000,– beschikbaar voor het starten van nieuwe lokale GKA-agenda’s; en
d. een bedrag van € 2.666.000,– beschikbaar voor het starten van nieuwe landelijke thema-agenda’s.
2. Indien het beschikbare bedrag voor de doorontwikkeling van bestaande lokale thema-agenda’s, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet volledig wordt uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor het starten van nieuwe lokale GKA-agenda’s, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
3. Indien het beschikbare bedrag voor de doorontwikkeling van landelijke thema-agenda’s, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, niet volledig wordt uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor het starten van nieuwe landelijke thema-agenda’s, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.
4. Indien, in voorkomend geval na toepassing van het tweede lid, het beschikbare bedrag voor het starten van nieuwe landelijke thema-agenda’s niet volledig wordt uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het subsidieplafond voor het starten van nieuwe lokale GKA-agenda’s, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
1. De minister behandelt alle aanvragen aan de hand van het beoordelingskader, opgenomen in paragraaf 9 van bijlage 2 bij dit besluit.
2. Indien de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, ontoereikend zijn om alle aanvragen die op grond van het beoordelingskader als voldoende zijn beoordeeld toe te wijzen, wordt door middel van loting bepaald welke subsidieaanvragen gehonoreerd worden.
E
Het opschrift van de bijlage komt te luiden: Bijlage 1. Beleidskader subsidie intensivering en verbreding regionale samenwerking kansengelijkheid in het 2021–2022.
F
Er wordt een bijlage toegevoegd, die luidt:
Het Beleidskader subsidie intensivering en verbreding regionale samenwerking kansengelijkheid in het onderwijs 2025–2026 (hierna: het beleidskader) heeft uitsluitend betrekking op subsidieverstrekking in de kalenderjaren 2025 en 2026, in het kader van de doorontwikkeling van bestaande lokale GKA-agenda’s en landelijke thema-agenda’s of het starten van nieuwe lokale GKA-agenda’s en landelijke thema-agenda’s. Op subsidies die voor 2025 zijn verstrekt, blijft het beleidskader, opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit ongewijzigd van toepassing.
In het Nederlandse onderwijssysteem blijkt herhaaldelijk dat leerlingen met verschillende achtergronden verschillende kansen hebben in het onderwijs. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) ontwikkelt beleidsmaatregelen om kansengelijkheid te bevorderen, omdat het onderwijs een belangrijke rol heeft in het vergroten van gelijke kansen. Echter kan het onderwijs dit niet alleen: het vergroten van gelijke kansen is een brede maatschappelijke opdracht. Daarom heeft OCW het initiatief genomen tot het opzetten van de Gelijke Kansen Alliantie (hierna: GKA), waarin scholen, gemeenten en maatschappelijk partners zich samen met OCW verenigen om kansengelijkheid te bevorderen.
De inzet van de GKA is veelal lokaal en passend bij de lokale context en uitdagingen. Kansenongelijkheid speelt namelijk overal, maar niet in gelijke mate of op dezelfde manier. Geografische of demografische verschillen doen ertoe. Daarom is het belangrijk dat gemeenten, scholen en maatschappelijke organisaties een gedeeld beeld hebben van wat er (lokaal) speelt en van de interventies die bij kunnen dragen aan het vergroten van kansengelijkheid. Om dit te realiseren werken coalities van gemeenten, scholen en lokale partijen een gezamenlijk plan van aanpak uit: de GKA-agenda. Met de GKA-agenda committeren de coalitiepartners zich voor meerdere jaren aan de interventies die zij gezamenlijk gaan uitvoeren om kansengelijkheid te vergroten. Hierin omschrijft elke coalitie (1) wat de lokale opgaven rondom kansengelijkheid zijn en (2) welke interventies de coalitie uitvoert om kansengelijkheid te bevorderen.
In 2025 kan op grond van dit beleidskader subsidie worden verstrekt voor (1) de doorontwikkeling of het starten van een bestaande lokale GKA-agenda; of (2) de doorontwikkeling of het starten van een landelijke thema-agenda. Hierbij wordt onder lokale GKA-agenda en landelijke thema-agenda verstaan:
lokale GKA-agenda: een overeenkomst waarin een lokale coalitie – bestaande uit ten minste één gemeente, één vestiging in het funderend onderwijs (primair onderwijs, voortgezet onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs) en optioneel één of meerdere lokale partijen – zich voor meerdere jaren committeert aan het bevorderen van kansengelijkheid, door het uitvoeren van de in de agenda opgenomen interventies.
landelijke thema-agenda: overeenkomst waarin een landelijke coalitie, bestaande uit ten minste tien vestigingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, verspreid over minimaal drie provincies, zich verenigen rondom een gedeeld vraagstuk van kansengelijkheid in het onderwijs en zich committeren aan kennisopbouw en -uitwisseling;
In het kader van de landelijke thema-agenda’s komen (onderwijs)professionals uit het hele land bij elkaar. De landelijke thema-agenda’s zijn gericht op kennisdeling tussen de aangesloten scholen en het opbouwen van kennis voor scholen waar vergelijkbare vraagstukken spelen.
Voor de subsidieverstrekking in 2025 is op grond van dit besluit is voor de kalenderjaren 2025 en 2026 in totaal een bedrag beschikbaar van € 13.516.000 (€ 6.758.000 in 2025 en € 6.758.000 in 2026).
Voor de doorontwikkeling van lokale GKA-agenda’s is voor subsidieverstrekking in 2025 in totaal € 10.100.000 beschikbaar. Voor de doorontwikkeling van bestaande landelijke thema-agenda’s is € 650.000 beschikbaar.
Voor het starten van nieuwe landelijke thema-agenda’s is voor subsidieverstrekking in 2025 in totaal € 2.666.000 beschikbaar. Voor het starten van nieuwe lokale agenda’s is in totaal € 100.000 beschikbaar, maar dit bedrag wordt in voorkomend geval aangevuld met de middelen die resteren als de plafonds voor de doorontwikkeling van de bestaande agenda’s en nieuwe landelijke thema-agenda’s niet worden uitgeput.
De minister behandelt alle aanvragen aan de hand van het beoordelingskader, opgenomen in paragraaf 9 van bijlage 2 bij dit besluit. Aanvragen die als voldoende worden beoordeeld, komen in aanmerking voor subsidie.
Voor het starten van nieuwe landelijke thema-agenda’s en nieuwe lokale GKA-agenda’s wordt het beschikbare subsidieplafond eveneens verdeeld na beoordeling van de aanvragen. De kwaliteit van de aanvragen dient ten minste voldoende te zijn om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van dit beleidskader. Indien het subsidieplafond, bedoeld in artikel 3a, derde lid, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, wordt de rangschikking van aanvragen die als voldoende zijn beoordeeld bepaald door loting.
Indien het beschikbaar gestelde bedrag voor de doorontwikkeling van landelijke thema-agenda’s niet of niet volledig worden benut, worden de resterende middelen toegevoegd aan het beschikbare budget voor het starten van nieuwe landelijke thema-agenda’s.
Indien de beschikbaar gestelde bedragen voor de doorontwikkeling van lokale GKA-agenda’s
of het starten van nieuwe landelijke thema-agenda’s niet of niet volledig worden benut,
worden de resterende middelen toegevoegd aan het beschikbare budget voor het starten
van nieuwe lokale GKA-agenda’s.
Een subsidieaanvraag kan worden ingediend door het bevoegd gezag van een uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1.1. van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra. Het bevoegd gezag van een school treedt op als penvoerder namens een landelijke of lokale coalitie. Indien aan een lokale coalitie meerdere gemeenten of scholen deelnemen, geldt dat slechts één bevoegd gezag als penvoerder de subsidie aanvraagt.
Voor de lokale GKA-agenda geldt dat een bevoegd gezag in 2025 alleen in aanmerking komt voor subsidie indien:
In het geval van een doorontwikkeling van de lokale GKA-agenda:
• de desbetreffende vestiging ten minste samen met de gemeente waar de vestiging is gevestigd een coalitie vormt, die is bekrachtigd in een doorontwikkelde GKA-agenda (zie paragraaf 6);
• in de GKA-agenda de te subsidiëren interventies zijn opgenomen, waarbij het gaat om een doorontwikkeling van een eerdere lokale GKA-agenda, waarvoor in 2021 of 2022 op grond van het beleidskader, opgenomen in bijlage 1 subsidie is verstrekt;
In het geval van de start van een nieuwe lokale GKA-agenda:
• de desbetreffende vestiging ten minste samen met de gemeente waar de vestiging is gevestigd een coalitie vormt, die is bekrachtigd in een nieuwe GKA-agenda (zie paragraaf 6);
• in de agenda de te subsidiëren interventies zijn opgenomen.
Voor de landelijke thema-agenda geldt dat een bevoegd gezag van een school in 2025 alleen in aanmerking komt voor subsidie, indien:
• de landelijke thema-agenda gevormd wordt door een landelijke coalitie, bestaande uit ten minste tien vestigingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, verspreid over minimaal drie provincies, die zich verenigen rondom een gedeeld vraagstuk van kansengelijkheid in het onderwijs door het uitvoeren van een gezamenlijke interventie en zich committeren aan kennisopbouw en -uitwisseling;
• Voor de doorontwikkeling van landelijke thema-agenda’s is het subsidiebedrag maximaal € 650.000 per subsidieaanvraag, ongeacht het aantal deelnemende scholen.
• Voor nieuwe landelijke thema-agenda’s is het subsidiebedrag maximaal € 2.000.000 per subsidieaanvraag, ongeacht het aantal deelnemende scholen.
De activiteiten die plaatsvinden binnen de Gelijke Kansen Alliantie zijn gericht op het vormen van een netwerk in Europees Nederland van gemeenten en lokale partijen, die vanwege hun uitdagingen en interventies van elkaar leren. Het beleidskader is niet van toepassing op Caribisch Nederland. De samenwerking via lokale agenda’s lijkt in Caribisch Nederland niet passend, onder andere met het oog op de kleinschaligheid van Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Recent zijn op Bonaire en Saba onderwijsagenda’s opgesteld met afspraken tussen de Minister van OCW, de schoolbesturen, de Expertisecentra Onderwijszorg en de gedeputeerden van de openbare lichamen. De agenda’s beschrijven onze gezamenlijke doelen en prioriteiten om samen te werken aan een hogere kwaliteit van het onderwijs in Caribisch Nederland, met onder andere aandacht voor meertaligheid en voor doorstroom naar vervolgonderwijs. Vanwege verschillen tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland, is ervoor gekozen om Caribisch Nederland niet te betrekken bij de landelijke agenda’s. Specifiek voor Caribisch Nederland is onder andere het programma BES(t4)Kids.1 Ook ontvangen de openbare lichamen van Bonaire, Saba en Sint Eustatius bijvoorbeeld middelen voor de inrichting van een brugfunctie op school.
Op grond van dit beleidskader kan uitsluitend subsidie worden verstrekt voor interventies die zijn opgenomen in een lokale GKA-agenda of landelijke thema-agenda als bedoeld in paragraaf 3.
Subsidieronde 2025–2026
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) kan voor de kalenderjaren 2025 tot en met 2027 subsidie verstrekken aan een penvoerder van een landelijke thema-agenda of lokale GKA-agenda om in coalitieverband vorm te geven aan het bevorderen van kansengelijkheid in het funderend onderwijs.
Voor de doorontwikkeling van een bestaande of de start van een nieuwe lokale GKA-agenda kan op grond van dit beleidskader subsidie worden verstrekt voor het opstarten, intensiveren of doorontwikkelen van evidence informed interventies. Deze interventies moeten een bijdrage leveren aan gelijke kansen op de verwezenlijking van het leerpotentieel van leerlingen in het funderend onderwijs, door zich te richten op ten minste één van onderstaande doelstellingen:
• het versterken van de leefwerelden van een kind of jongere in de driehoek school, thuis en omgeving;
• het starten of versterken van lokale structuren en netwerken ten behoeve van de (door)ontwikkeling van een lokale visie, strategie en aanpak op kansengelijkheid.
Voor de doorontwikkeling of het starten van een nieuwe landelijke thema-agenda kan op grond van dit beleidskader subsidie worden verstrekt voor een overeenkomst waarin een landelijke coalitie, bestaande uit ten minste tien vestigingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, verspreid over minimaal drie provincies, zich verenigen rondom een gedeeld vraagstuk van kansengelijkheid in het onderwijs door het uitvoeren van een gezamenlijke interventie en zich committeren aan kennisopbouw en -uitwisseling.
Voorbeelden van mogelijke interventies kan men vinden op de website van de GKA.2
Op grond van dit beleidskader wordt geen subsidie verstrekt voor activiteiten waarvoor de aanvrager:
– ook subsidie of een andere financiële bijdrage van een ander bestuursorgaan ontvangt of heeft aangevraagd. De aanvrager doet daarvan mededeling in de subsidieaanvraag.
– reeds uit anderen hoofde subsidie ontvangt. Er kan bijvoorbeeld geen subsidie verstrekt worden voor het inzetten van extra personeel zoals onderwijsassistenten om te investeren in het inhalen van achterstanden op basisvaardigheden, waarvoor de minister reeds subsidie heeft verstrekt op grond van de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor prioriteitsscholen 2023 of een andere ministeriële regeling.
Voor subsidieverstrekking op grond van dit beleidskader zijn in 2025 de onderstaande subsidiebedragen beschikbaar:
1. Lokale agenda’s
a) Voor de doorontwikkeling van reeds bestaande lokale GKA-agenda’s is het subsidiebedrag maximaal € 100.000,– per subsidieaanvraag. Het is mogelijk dat meerdere gemeenten met een bestaande lokale GKA-agenda deelnemen aan één coalitie. In dit geval is het maximale subsidiebedrag waarvoor aangevraagd kan worden € 100.000,–, vermenigvuldigd met het aantal deelnemende gemeenten. Per gemeente moet minimaal één vestiging in die gemeente deelnemen in de coalitie.
b) Voor de nieuwe lokale GKA-agenda’s is het subsidiebedrag maximaal € 100.000,– per subsidieaanvraag. Het is mogelijk dat meerdere gemeenten – die eerder nog géén GKA-agenda hadden – deelnemen als één coalitie. In dit geval is het maximale subsidiebedrag waarvoor aangevraagd kan worden € 100.000,–, vermenigvuldigd met het aantal deelnemende gemeenten. Indien een nieuwe gemeente zich wil aansluiten bij een bestaande GKA-agenda, is dat mogelijk, maar wordt deze aanvraag behandeld als zijnde een nieuwe lokale GKA-agenda. Per gemeente moet minimaal één vestiging in die gemeente deelnemen aan de coalitie.
2. Landelijke thema-agenda’s
a) Voor de doorontwikkeling van landelijke thema-agenda’s is het subsidiebedrag maximaal € 650.000 per subsidieaanvraag, ongeacht het aantal deelnemende vestigingen.
b) Voor nieuwe landelijke thema-agenda’s is het subsidiebedrag maximaal € 2.000.000 per subsidieaanvraag, ongeacht het aantal deelnemende vestigingen.
De subsidieaanvraag kan worden ingediend door de penvoerder. Deze penvoerder dient de subsidieaanvraag in en op hem rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden. De penvoerder ontvangt het gehele subsidiebedrag en is verantwoordelijk voor de verdeling van het subsidiebedrag binnen de coalitie.
Een subsidieaanvraag kan in 2025 ingediend worden tijdens de volgende aanvraagperiode van 17 februari 2025 tot en met 21 maart 2025. Aanvragen die buiten deze periode worden ingediend, worden afgewezen. Per doorontwikkelde of nieuwe lokale GKA-agenda en doorontwikkelde of nieuwe landelijke thema-agenda kan ten hoogste eenmaal op grond van dit besluit subsidie worden aangevraagd in 2025.
Voor zover de penvoerder, of andere deelnemers binnen de coalitie, ook subsidie of een andere financiële bijdrage van een ander bestuursorgaan hebben aangevraagd of ontvangen voor interventies uit de lokale GKA-agenda of landelijke thema-agenda, doet de penvoerder daarvan mededeling bij de subsidieaanvraag. Er wordt op grond van dit beleidskader geen subsidie verstrekt voor activiteiten waarvoor de penvoerder reeds uit anderen hoofde subsidie ontvangt.
Het is mogelijk dat vestigingen en gemeenten gezamenlijk optrekken binnen de coalitie en dat hierbij meerdere scholen en gemeenten deelnemen aan één lokale GKA-agenda. Een gemeente mag slechts deelnemen aan één lokale GKA-agenda.
In afwijking van artikel 3.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wordt de subsidie aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat is bekendgemaakt op de website Externe link: www.DUS-I.nl.
1. Aanvraagformulier lokale GKA-agenda’s
In het kader van de doorontwikkeling of start van de lokale GKA-agenda verstrekt de minister een aanvraagformulier via de website van DUS-I. Het aanvraagformulier dient volledig aangeleverd te worden bij het indienen van de subsidieaanvraag. Het aanvraagformulier voor de doorontwikkeling of start van de lokale GKA-agenda bevat:
• een beknopte beschrijving van de startsituatie en de uitdagingen in de gemeentelijke context op het thema kansengelijkheid;
• een beschrijving van de beoogde inzet en interventies, de doelgroep waar deze interventies op gericht worden, het beoogde effect op korte termijn en de beoogde impact op lange termijn;
• een begroting, waarbij wordt aangegeven of en voor welk bedrag er sprake is van cofinanciering. In het geval van cofinanciering dienen de co-financier, het bijbehorende bedrag en de specifieke activiteiten die gefinancierd worden, expliciet vermeld te worden.
Bij een lokale coalitie bestaande uit meerdere vestigingen en /of gemeenten wordt aangegeven hoe en onder welke vestigingen of schoolbesturen de middelen worden verdeeld;
• een beschrijving van de wijze waarop de effecten van de te subsidiëren interventies worden gemonitord en geëvalueerd gedurende de looptijd van de subsidie en geborgd achteraf;
• een handtekening van de verantwoordelijke wethouder en een handtekening van het bevoegd gezag dat optreedt als de penvoerder van de aanvraag,
• een samenwerkingsovereenkomst, die is opgesteld en ondertekend door degene die daartoe bevoegd is, met gebruikmaking van het model dat daartoe bekend is bekendgemaakt op de website:Externe link: www.dus-i.nl.
De samenwerkingsovereenkomst bevat een ondertekende verklaring van alle partijen die deelnemen aan de coalitie dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat zij de gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder zullen verstrekken.
2. Aanvraagformulier landelijke thema-agenda’s
In het kader van de doorontwikkeling of start van een nieuwe landelijke thema-agenda verstrekt de minister een aanvraagformulier via de website van DUS-I. Het aanvraagformulier dient volledig aangeleverd te worden bij het indienen van de subsidieaanvraag. Dit aanvraagformulier bevat:
• een beschrijving van welke school het bevoegd gezag is aangewezen als penvoerder. Het bevoegd gezag ondertekent ter bevestiging hiervan de doorontwikkelde of nieuwe landelijke thema-agenda;
• een beschrijving van de uitdaging of het thema waar de beoogde landelijke thema-agenda zich op richt;
• een begroting. Bij een landelijke coalitie tussen meerdere vestigingen wordt aangegeven hoe de middelen worden verdeeld; ook wordt aangegeven of en voor welk bedrag er sprake is van cofinanciering. In het geval van cofinanciering dienen de co-financier, het bijbehorende bedrag en de specifieke activiteiten die gefinancierd worden, expliciet vermeld te worden.
• een beschrijving van welke interventie door de deelnemende scholen gezamenlijk wordt opgestart, geïntensiveerd of doorontwikkeld, het beoogde effect op korte termijn en de beoogde impact op lange termijn;
• het beoogde effect op korte termijn en de beoogde impact op lange termijn;
• een beschrijving van de wijze waarop kennisopbouw en -deling als gevolg van de interventie vorm krijgt;
• een beschrijving van de wijze waarop de impact van de te subsidiëren interventies worden onderzocht gedurende de looptijd van de subsidie;
• een handtekening van het bevoegd gezag dat optreedt als de penvoerder van de aanvraag;
• een samenwerkingsovereenkomst, die is opgesteld en ondertekend door degene die daartoe bevoegd is, met gebruikmaking van het model dat daartoe bekend is bekendgemaakt op de website:Externe link: www.dus-i.nl. De samenwerkingsovereenkomst bevat een ondertekende verklaring van alle partijen die deelnemen aan de coalitie dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat zij de gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording van de besteding van de subsidie op verzoek aan de penvoerder zullen verstrekken.
Voor beide aanvraagformulieren geldt dat een samenwerkingsovereenkomst medeondertekend dient te worden door alle deelnemers in de coalitie die tekenbevoegd zijn. Een tekenbevoegde kan namens het bevoegd gezag gemachtigd zijn om te mogen tekenen.
In de ontvangstbevestiging die u krijgt staat een link naar het online ondertekenformulier. Stuur deze link naar alle tekenbevoegde personen binnen de coalitie. Na ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst ontvangen u en de medeondertekenaars per e-mail een bevestiging. De penvoerder ontvangt een link waarmee informatie verschaft wordt over welke personen en organisaties hebben getekend.
Zorg ervoor dat alle tekenbevoegde binnen de coalitie de aanvraag hebben ondertekend uiterlijk 21 maart 2025. Dit geldt alleen voor de ondertekening en niet het indienen van de subsidieaanvraag. Een subsidieaanvraag kan in 2025 alleen ingediend worden tijdens de volgende aanvraagperiode van 17 februari 2025 tot en met 21 maart 2025.
In aanvulling op hoofdstuk 5 van de Kaderregeling worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
• De activiteiten met betrekking tot een lokale GKA-agenda waarvoor in 2025 subsidie is aangevraagd, worden vóór 31 juli 2027 afgerond.
• De activiteiten met betrekking tot een landelijke thema-agenda waarvoor in 2025 subsidie is aangevraagd, worden vóór 31 december 2027 afgerond.
• De subsidieontvanger is verplicht de voortgang en resultaten van de gesubsidieerde activiteiten te monitoren. Denk bij de voortgang aan de bereikte belanghebbenden (zoals onderwijspersoneel, ouders, gemeenten of verenigingen), het aantal scholieren of leerlingen betrokken bij de interventie en de tussentijdse resultaten. DUS-I verstrekt hiervoor een jaar na de start van de activiteitenperiode een aantal te beantwoorden vragen. Minimaal twee keer per jaar vindt overleg plaats met de regiocoördinator van de Gelijke Kansen Alliantie.
• De subsidieontvanger en de medeondertekenaars zijn verplicht om mee te werken en deel te nemen aan kennisdelingsactiviteiten die worden georganiseerd door de Gelijke Kansen Alliantie, in het kader van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.
• In het kader van kennisdeling levert de subsidieontvanger een actieve bijdrage aan kennisdeling tussen gemeenten onderling, bijvoorbeeld door het delen van best practices.
• De subsidieontvanger is verplicht om mee te werken aan de beantwoording van vragen en het aanleveren van gegevens in het kader van de monitoring en evaluatie van het beleidskader door de minister op diens verzoek.
1. Subsidie op grond van dit beleidskader wordt verleend binnen 13 weken na sluiting van de in artikel 6, bedoelde aanvraagperiode.
2. De minister verstrekt bij verlening een voorschot van 100%. Het voorschot wordt in twee gelijke delen uitbetaald in augustus 2025 en augustus 2026.
3. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving
4. De penvoerder toont aan de hand van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
De subsidieontvanger dient dit activiteitenverslag, als bedoeld in artikel 1.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, uiterlijk dertien weken na het einde van de activiteitenperiode in bij DUS-I. In het geval van de lokale GKA-agenda’s is de uiterste datum 30 oktober 2027, in het geval van de landelijke GKA-agenda’s is de uiterste datum 2 april 2028. Een format daartoe wordt door DUS-I beschikbaar gesteld.
5. Indien de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor aan de penvoerder bekostiging wordt verstrekt.
6. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan de subsidieverplichtingen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, is voldaan, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan op de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.
7. De subsidie wordt uiterlijk 22 weken na indiening van het activiteitenverslag, bedoeld in het vierde lid, én de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode vastgesteld.
De beoordelingscriteria aan de hand waarvan een subsidieaanvraag voor een landelijke thema-agenda of lokale GKA-agenda beoordeeld wordt, behorende bij artikel 3b, eerste lid jo. paragraaf 2 van het beleidskader zijn bijgevoegd.
Beoordelingskader behorende bij het beleidskader subsidie intensivering en verbreding regionale samenwerking kansengelijkheid in het onderwijs 2025–2026
Hieronder worden de beoordelingscriteria weergegeven, op basis waarvan subsidieaanvragen (zie artikel 3b, eerste lid van het beleidskader jo. paragraaf 9, bij dit besluit) door OCW beoordeeld zullen worden. Aanvragen die volledig zijn, worden inhoudelijk beoordeeld. Bij elk criterium wordt aangegeven wat er minimaal in de aanvraag moet worden opgenomen. DUS-I zal de aanvragen beoordelen op basis van de vragen in de laatste kolom van dit kader. Indien deze vragen op basis van de aanvraag met ‘ja’ beantwoord worden, wordt een aanvraag als voldoende beoordeeld en komt deze in aanmerking voor subsidie. Geregistreerd wordt of de aanvraag een nieuwe agenda of een doorontwikkeling van een bestaande agenda betreft en of het een landelijke of een lokale agenda betreft. Indien de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, ontoereikend zijn om alle aanvragen die op grond van het beoordelingskader als voldoende zijn beoordeeld te honoreren dan wordt er tussen deze aanvragen binnen dezelfde categorie geloot door een notaris, via DUS-I (zie artikel 3b, tweede lid).
Beoordelingscriteria |
Minimale vereiste |
Scoring |
---|---|---|
De aanvraag moet dit aspect bevatten, om te worden meegenomen voor inhoudelijke beoordeling door DUS-I. |
De vragen hieronder moeten door DUS-I met ‘ja’ worden beantwoord om een aanvraag als voldoende te beoordelen. |
|
1. Ondertekening |
||
De aanvraag is ondertekend door een tekenbevoegde namens de penvoerder. |
Er is een ondertekening aanwezig door of namens het bevoegd gezag dat optreedt als penvoerder, door degene die daartoe bevoegd is. |
a. Is de ondertekening gedaan door degene die daartoe volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel bevoegd is, of is een rechtsgeldige machtiging conform KvK meegestuurd of is anderszins aangetoond dat de betreffende persoon daadwerkelijk bevoegd is tot het doen van de aanvraag voor de penvoerder? |
2. Financiën en randvoorwaarden |
||
Er is een begroting opgenomen die voldoet aan de voorwaarden. |
Er is een sluitende begroting opgenomen bij de aanvraag. Indien sprake is van cofinanciering, is dit opgenomen als onderdeel van de begroting. |
a. Is helder wat de bestedingsdoelen zijn voor de aangevraagde subsidie? b. Is het project kostenefficiënt (cf. HOT), staan de (subsidiabele) kosten van het project in redelijke verhouding tot de beoogde resultaten en risico’s? c. Indien van toepassing, is helder welke onderdelen van de GKA-agenda met andere middelen worden bekostigd, welke financiële bijdragen er zijn van welke partijen, en welk deel van de activiteiten wordt bekostigd met de aangevraagde subsidie? |
De aanvrager vormt een coalitie of samenwerking die voldoet aan de criteria om in aanmerking te komen voor subsidie. |
Voor een landelijke agenda: De aanvraag voldoet aan de spreidingscriteria. Voor een lokale agenda: De penvoerder vormt een coalitie zoals vereist om een aanvraag te kunnen doen. |
d. Maken ten minste tien vestigingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs deel uit van de aanvraag? e. Zijn de vestigingen verspreid over ten minste drie provincies? f. Zit er per deelnemende gemeente een vestiging in de coalitie uit elke gemeente? |
3. Samenwerking en organisatie |
||
De aanvraag geeft een overzicht van de betrokken partners en samenwerking. |
Duidelijk beschreven is wie de betrokken partners zijn en hoe de samenwerking georganiseerd is. |
a. Is duidelijk wat het gezamenlijk belang is en welke rol, taak en verantwoordelijkheden de partijen hebben? b. Is voldoende helder wie het project leidt, wat de rollen zijn van de samenwerkingspartners etc.) en volgt deze logisch uit het gezamenlijke belang? |
4. Doelstelling, activiteiten en impact en effecten |
||
Er is een heldere doelstelling ten aanzien van het verbeteren van kansengelijkheid. |
De doelstelling is beschreven, er wordt ingegaan op de huidige en gewenste situatie. |
a. Is beschreven hoe de activiteiten (de geplande te subsidiëren interventies) bijdragen aan kansengelijkheid? |
De doelgroep voor de activiteiten is bepaald en er is omschreven wat de verwachte impact en effecten van de activiteiten zijn. |
De aanvraag bevat een omschrijving van de doelgroep en van de te subsidiëren interventie(s). Beschreven is hoe de beoogde interventie(s) aansluiten bij de behoeften van de doelgroep, gegeven de huidige situatie en uitdaging. |
b. Is beschreven welke effecten op korte termijn (tijdens de interventie) worden beoogd? c. Is beschreven welke impact op de lange termijn (na afloop van de interventie) wordt beoogd? |
Voor een landelijke agenda: Scholen verenigen zich rondom een gedeeld vraagstuk van kansengelijkheid met een interventie gericht op kennisdeling en kennisopbouw tussen scholen en onderwijspersoneel |
Omschreven is welke interventie door de deelnemende scholen gezamenlijk wordt opgestart, geïntensiveerd of doorontwikkeld. |
d. Is beschreven welke interventie scholen gezamenlijk opstarten, intensiveren of doorontwikkelen? e. Is de interventie waarvoor subsidie wordt aangevraagd gericht op kennisdeling en onderwijspersoneel? |
Voor een landelijke agenda: Er is een heldere beschrijving toegevoegd van de wijze waarop kennisdeling en -opbouw vorm krijgt. |
De aanvraag bevat een omschrijving van activiteiten voor kennisdeling en kennisopbouw voor scholen waar vergelijkbare vraagstukken spelen. |
f. Is beschreven op welke wijze kennisopbouw en -deling als gevolg van de interventie vorm krijgt? |
5. Evaluatie en monitoring |
||
Er is sprake van monitoring en evaluatie van de voortgang van de interventie(s). |
Uit de aanvraag blijkt dat de interventie wordt gemonitord en/of geëvalueerd. |
a. Blijkt uit de aanvraag hoe en door wie de interventie wordt gemonitord en geëvalueerd? b. Wordt duidelijk hoe aandacht wordt besteedt aan duurzame borging van de interventies |
Voor een aanvraag voor een landelijke agenda: Beschrijving van onderzoek naar de activiteiten van de landelijke GKA-Agenda. |
Uit de aanvraag blijkt dat er onderzoek uitgevoerd wordt naar de impact van de activiteiten in deze landelijke GKA-Agenda. |
c. Bevat de aanvraag een beschrijving van de wijze waarop de aanvrager onderzoek wil (laten) doen naar de impact van de activiteiten in deze landelijke GKA-Agenda? |
Zie informatie hierover van de Rijksdienst Caribisch Nederland op Externe link: https://www.best4kids.nu/.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-4737.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.