Beleidsregel van het Commissariaat voor de Media over de procedure tot aanwijzing van lokale publieke media-instellingen (Beleidsregel aanwijzingsprocedure lokale publieke media-instellingen 2025)

Het Commissariaat voor de Media,

Gelet op de artikelen 2.61 tot en met 2.69 van de Mediawet 2008, de artikelen 5 tot en met 9 van de Mediaregeling 2008 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

Gelet op het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de versterking van de uitvoering van de publieke mediaopdracht op lokaal niveau,

Besluit:

I. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. wet:

de Mediawet 2008;

b. besluit:

het Mediabesluit 2008;

c. regeling:

de Mediaregeling 2008;

d. het Commissariaat:

het Commissariaat voor de Media;

e. aanvraag:

de aanvraag voor een aanwijzing als bedoeld in artikel 2.65 van de wet;

f. aanwijzingsperiode:

een periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 2.65 van de wet;

g. aanwijzingsprocedure:

de gehele procedure van aanwijzing van een lokale publieke media-instelling voor de verzorging van de publieke mediadiensten op lokaal niveau als bedoeld in artikel 2.61, eerste lid, van de wet;

h. gebiedsuitbreiding:

aanwijzing van een lokale publieke media-instelling in meer gemeenten dan waarvoor de lokale publieke media-instelling reeds was aangewezen;

i. fusie:

het samengaan van lokale publieke media-instellingen, die voorheen zelfstandig waren, tot één media-instelling;

j. pbo:

het programmabeleid bepalend orgaan als bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, onder c, van de wet;

k. wijziging van de gemeentelijke indeling:

instelling en opheffing van gemeenten alsmede wijziging van gemeentegrenzen die naar verwachting het inwonertal van ten minste één van de betrokken gemeenten met 10% of meer zal doen toe- of afnemen;

l. lichte samenvoeging:

samenvoeging van gemeenten, waarbij één of meerdere gemeenten opgaan in een gemeente die niet wordt opgeheven;

m. grenscorrectie:

een wijziging van een gemeentegrens die naar verwachting het inwonertal van geen van de betrokken gemeenten met 10% of meer zal doen toe- of afnemen;

n. hernieuwde aanwijzing:

aanwijzing van een lokale publieke media-instelling voor een aanwijzingsperiode aansluitend op de voorgaande aanwijzingsperiode in de gemeente(n), waarvoor de lokale publieke media-instelling reeds is aangewezen.

II. AANVRAGEN ALGEMEEN

Artikel 2 Mogelijkheden tot indienen aanvraag

  • 1. Het Commissariaat maakt op zijn website en in de Staatscourant bekend dat een aanwijzingsprocedure voor één of meer gemeenten is opengesteld en wat het tijdvak is waarbinnen eventuele gegadigden een aanvraag voor de desbetreffende gemeente(n) bij het Commissariaat kunnen indienen (het aanvraagtijdvak).

  • 2. Uitsluitend aanvragen die worden ingediend binnen het in het eerste lid genoemde aanvraagtijdvak kunnen, met inachtneming van de bepalingen van deze beleidsregel, in behandeling worden genomen.

III. VOORGENOMEN FUSIE

Artikel 3 Voorgenomen fusie

  • 1. Indien een lokale publieke media-instelling voornemens is om te fuseren en/of op te houden te bestaan, dient de betreffende lokale publieke media-instelling het Commissariaat daarover zo spoedig mogelijk na het ontstaan van dat voornemen te informeren.

  • 2. Een aanwijzing als lokale publieke media-instelling is niet overdraagbaar en naar haar aard niet vatbaar voor overgang onder algemene titel.

  • 3. Indien een lokale publieke media-instelling, bijvoorbeeld naar aanleiding van een fusie, ophoudt te bestaan, kan het Commissariaat de lopende aanwijzing van die instelling intrekken. Het Commissariaat kan vervolgens, overeenkomstig artikel 2 van deze beleidsregel, bepalen of voor de betreffende gemeente(n) een nieuwe aanwijzingsprocedure wordt opengesteld.

IV. WIJZIGING VAN GEMEENTELIJKE INDELING

Artikel 4 Wijziging van gemeentelijke indeling

  • 1. Wanneer een wetsvoorstel is ingediend tot wijziging van de gemeentelijke indeling, waarbij één of meerdere gemeenten ophouden te bestaan, kan het Commissariaat een reeds opengestelde aanwijzingsprocedure voor deze gemeente(n) opschorten.

  • 2. Wanneer een wetsvoorstel tot wijziging van de gemeentelijke indeling door de Eerste Kamer is aangenomen, brengt het Commissariaat de betrokken gemeente(n) en daarvoor aangewezen lokale publieke media-instelling(en) zo spoedig mogelijk op de hoogte van de gevolgen die de wijziging voor de lopende aanwijzing(en) heeft.

  • 3. Als een gemeente door een wijziging van de gemeentelijke indeling ophoudt te bestaan, vervalt de aanwijzing van de lokale publieke media-instelling voor deze gemeente van rechtswege per datum van de wijziging van de gemeentelijke indeling. Het Commissariaat bepaalt vervolgens of voor de overgebleven of nieuwe gemeente(n) een (hernieuwde) aanwijzingsprocedure wordt opengesteld.

Artikel 5 Lichte samenvoeging en grenscorrectie

  • 1. Ingeval sprake is van een lichte samenvoeging van gemeenten blijft de aanwijzing van de lokale publieke media-instelling die is aangewezen voor de gemeente die blijft bestaan van kracht. Het Commissariaat verzoekt vervolgens de betreffende gemeenteraad om een tussentijds advies uit te brengen over de representativiteit van het pbo van de aangewezen lokale publieke media-instelling.

  • 2. Grenscorrecties van gemeenten hebben geen gevolgen voor de aanwijzing van de lokale publieke media-instellingen die voor de betrokken gemeenten zijn aangewezen.

  • 3. Van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel kan worden afgeweken, indien het verzorgingsgebied van de betrokken lokale publieke media-instellingen niet of slechts in geringe mate wijzigt en/of sprake is van onevenredige benadeling van één of meer belanghebbenden.

V. VEREISTEN AANVRAAG

Artikel 6 Vereisten aan de aanvraag

  • 1. Voor het indienen van een aanvraag om aangewezen te worden als lokale publieke media-instelling dient gebruik te worden gemaakt van het (digitale) aanvraagformulier zoals dat op de website van het Commissariaat ter beschikking is gesteld.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend en ondertekend door een daartoe bevoegd persoon en dient ten minste te bevatten:

    • a. de naam en het (e-mail)adres van de aanvragende rechtspersoon en de indiener;

    • b. de dagtekening;

    • c. de naam/namen van de gemeente(n) waarvoor een aanwijzing als lokale publieke media-instelling wordt gevraagd;

    • d. een exemplaar van de notarieel vastgelegde statuten;

    • e. de pbo-ledenlijst, waaruit blijkt wat de belangrijkste in de gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen zijn en door welke leden van het pbo deze stromingen worden vertegenwoordigd, inclusief een verklaring dat geen van de pbo-leden een onverenigbare nevenfunctie heeft.

  • 3. In het geval dat een aanvraag niet voldoet aan de in het tweede lid genoemde vereisten, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om de aanvraag binnen een termijn van twee weken aan te vullen. Indien de aanvrager geen gebruik maakt van die gelegenheid of de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kan het Commissariaat de aanvraag buiten behandeling stellen.

Artikel 7 Aanvullende stukken

Stukken die in aanvulling of ter wijziging van de initiële aanvraag buiten het aanvraagtijdvak, zoals bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregel, zijn ingediend, worden door het Commissariaat doorgestuurd naar de gemeenteraad, indien deze stukken gelet op de stand van het adviestraject redelijkerwijs nog meegenomen kunnen worden door de gemeenteraad.

VI. ADVISERING GEMEENTERAAD

Artikel 8 Termijn doorsturen aanvragen voor advies naar gemeenteraad

  • 1. Indien een aanvraag voldoet aan de indieningsvereisten als bedoeld in artikel 6 van deze beleidsregel, stuurt het Commissariaat de aanvraag uiterlijk twee weken na het verstrijken van de geldende indieningstermijn voor advies door naar de gemeenteraad van de betrokken gemeente(n).

  • 2. In het geval een aanvraag bij ontvangst door het Commissariaat niet voldoet aan de indieningsvereisten als bedoeld in artikel 6 van deze beleidsregel en een hersteltermijn van twee weken is geboden, stuurt het Commissariaat de gecompleteerde aanvraag uiterlijk twee weken na het verstrijken van de hersteltermijn door naar de gemeenteraad van de betrokken gemeente(n). Het Commissariaat stelt de gemeenteraad van de betrokken gemeente(n) in kennis van de ingediende aanvraag en de geboden hersteltermijn.

Artikel 9 Advies gemeenteraad

  • 1. In het advies dat de gemeenteraad op grond van artikel 2.61, derde lid, van de wet aan het Commissariaat uitbrengt, dient de gemeenteraad uitsluitend vast te stellen:

    • a. of de aanvrager een rechtspersoon naar Nederlands recht is met volledige rechtsbevoegdheid;

    • b. of de aanvrager zich blijkens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stelt op lokaal niveau de publieke mediaopdracht uit te voeren door media-aanbod te verzorgen dat is gericht op de bevrediging van maatschappelijke behoeften die in de gemeente leven; en

    • c. of de aanvrager statutair over een orgaan beschikt dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen en het beleid voor het media-aanbod bepaalt.

  • 2. Bij de beoordeling van het criterium genoemd in het eerste lid, sub c, dient de gemeenteraad in ieder geval te beoordelen of:

    • de belangrijkste maatschappelijke, culturele, geestelijke en godsdienstige stromingen binnen de desbetreffende gemeente vertegenwoordigd zijn binnen het pbo;

    • de pbo-leden afgevaardigden zijn van instellingen of organisaties die actief zijn binnen de stroming die het desbetreffende pbo-lid vertegenwoordigt;

    • ieder lid maximaal één van die stromingen vertegenwoordigt.

  • 3. Bij het uitbrengen van het advies aan het Commissariaat, dient de gemeenteraad mee te sturen:

    • a. een ondertekend en deugdelijk gemotiveerd raadsbesluit;

    • b. het bijbehorende collegevoorstel inclusief alle stukken die aan het voorstel ten grondslag zijn gelegd;

    • c. een internetlink naar de openbare opname van de raadsvergadering waarin het besluit is genomen; en

    • d. de pbo-ledenlijst op basis waarvan de gemeenteraad het besluit tot vaststelling van het advies heeft genomen.

Aanvraag voor meerdere gemeenten

Artikel 10 Gezamenlijk advies gemeenteraden
  • 1. Indien een aanvraag betrekking heeft op meerdere gemeenten, dienen de betrokken gemeenteraden op grond van artikel 2.64, eerste lid, van de wet het in artikel 9 van deze beleidsregel bedoelde advies gezamenlijk aan het Commissariaat uit te brengen.

  • 2. Aan het vereiste van het uitbrengen van gezamenlijk advies wordt geacht te zijn voldaan indien:

    • a. de betrokken gemeenteraden hun advisering met elkaar afstemmen in die zin dat elke betrokken gemeenteraad in zijn advies opneemt er kennis van te hebben en er rekening mee te houden dat het een aanwijzingsaanvraag betreft voor het verzorgen van lokaal media-aanbod dat bestemd is voor twee of meer gemeenten; en

    • b. de desbetreffende adviezen betrekking hebben op een identiek samengesteld pbo.

Meerdere aanvragen voor één gemeente

Artikel 11 Bevordering samengaan lokale publieke media-instellingen
  • 1. Indien sprake is van meerdere aanvragen die betrekking hebben op dezelfde gemeente(n) bevordert het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 2.63, eerste lid, van de wet, het samengaan van die instellingen voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is.

  • 2. In het advies aan het Commissariaat maakt de gemeenteraad inzichtelijk op welke wijze het college van burgemeester en wethouders zich heeft ingespannen om het samengaan van die instellingen te bevorderen en tot welke uitkomst dit heeft geleid.

Artikel 12 Voorkeursadvies gemeenteraad bij meerdere aanvragen
  • 1. In het geval dat meerdere aanvragen voldoen aan de wettelijke criteria als bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, van de wet en het samengaan van die instellingen niet haalbaar is gebleken, verzoekt het Commissariaat de gemeenteraad van de desbetreffende gemeente in aanvulling op het advies als bedoeld in artikel 9 van deze beleidsregel een voorkeur uit te spreken voor één van de aanvragers.

  • 2. De gemeenteraad dient ten behoeve van het uitbrengen van een voorkeursadvies criteria vast te stellen op grond waarvan hij de aanvragen met elkaar vergelijkt en beoordeelt welke aanvrager het beste in staat wordt geacht om de functie van lokale publieke media-instelling voor de gemeente te vervullen. Deze criteria kunnen bijvoorbeeld inhouden:

    • a. de vraag in hoeverre het media-aanbod zich zal richten op de geografische leefomgeving en de sociaal-culturele en economische identiteit van de inwoners van de gemeente;

    • b. de vraag via welk mediakanaal of mediakanalen het media-aanbod zal worden verspreid;

    • c. de vraag of zal worden samengewerkt met voor de gemeente relevante lokale partners en organisaties;

    • d. de vraag of er sprake is van een professioneel geborgde organisatie;

    • e. de vraag of aannemelijk is dat sprake zal zijn van een stabiele financiële situatie.

  • 3. De gemeenteraad wordt verzocht de criteria als bedoeld in het tweede lid uiterlijk elf maanden voorafgaand aan het aflopen van de huidige aanwijzingsperiode, aan het Commissariaat en op zijn eigen website kenbaar te maken. Tenzij sprake is van zwaarwegende redenen, wijkt de gemeenteraad in zijn beoordeling niet af van de eerder door haar vastgestelde en kenbaar gemaakte criteria.

  • 4. Bij het uitbrengen van het voorkeursadvies aan het Commissariaat dient de gemeenteraad mee te sturen:

    • a. een ondertekend en deugdelijk gemotiveerd raadsbesluit ter vaststelling van het voorkeursadvies;

    • b. het bijbehorende collegevoorstel inclusief alle stukken die aan het voorstel ten grondslag zijn gelegd; en

    • c. een internetlink naar de openbare opname van de raadsvergadering waarin het besluit tot vaststelling van het voorkeursadvies is genomen.

Artikel 13 Termijn uitbrengen (voorkeurs)advies door gemeenteraad
  • 1. De gemeenteraad brengt uiterlijk achttien weken na ontvangst van de door het Commissariaat doorgestuurde aanvraag of aanvragen advies uit aan het Commissariaat.

  • 2. De gemeenteraad kan eenmalig en gemotiveerd het Commissariaat verzoeken om uitstel van de termijn van achttien weken voor het uitbrengen van advies. De termijn voor het uitbrengen van advies kan met maximaal vier weken worden verlengd.

  • 3. Van het tweede lid kan worden afgeweken als ten genoegen van het Commissariaat kan worden aangetoond dat sprake is van bijzondere omstandigheden, waardoor het niet redelijk wordt geacht dat de gemeenteraad binnen de verlenging van vier weken advies uitbrengt.

VII. BESLUITVORMING

Artikel 14 Toetsing advies van de gemeenteraad

  • 1. Het Commissariaat beoordeelt de aanvraag in samenhang met het advies van de gemeenteraad. Bij deze beoordeling toetst het Commissariaat of:

    • a. het advies van de gemeenteraad op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen; en

    • b. het advies deugdelijk is gemotiveerd.

  • 2. Indien het advies voldoet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden, legt het Commissariaat dit advies in beginsel ten grondslag aan het besluit op de aanvraag, tenzij in de omstandigheden van het geval zwaarwegende gronden bestaan om van het advies af te wijken. Indien het Commissariaat voornemens is om af te wijken van het advies, stelt het de gemeenteraad eerst in de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. Indien wordt afgeweken van het advies, wordt dit in het besluit op de aanvraag gemotiveerd.

  • 3. Indien het Commissariaat van mening is dat het advies niet voldoet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden, kan het Commissariaat de gemeenteraad verzoeken een aanvullend advies uit te brengen. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn het aanvullende advies dient te worden uitgebracht.

Artikel 15 Zienswijze bij voornemen tot (gedeeltelijke) afwijzing

  • 1. Indien het Commissariaat voornemens is een aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen, maakt het Commissariaat dit voornemen kenbaar aan alle betrokken partijen en stelt het Commissariaat de betreffende aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken na ontvangst van het voornemen een zienswijze naar voren te brengen bij het Commissariaat.

  • 2. De betreffende aanvrager kan eenmalig en gemotiveerd het Commissariaat verzoeken om uitstel van de termijn van twee weken voor het indienen van een zienswijze.

  • 3. De inhoud van een zienswijze zal worden meegenomen bij het nemen van het besluit op de aanvraag.

  • 4. Indien het Commissariaat vanwege een uitgebrachte zienswijze aanleiding ziet om nadere informatie op te vragen, worden partijen daarvan in kennis gesteld.

Artikel 16 Onverenigbare nevenfuncties

  • 1. Indien gedurende de aanwijzingsprocedure blijkt dat in het pbo van de aanvragende media-instelling leden zitting hebben die een nevenfunctie uitoefenen die de onafhankelijkheid van het media-aanbod kunnen beïnvloeden, kan het Commissariaat de aanvraag afwijzen.

  • 2. Met inachtneming van de status van de aanwijzingsprocedure wordt, alvorens het Commissariaat een besluit tot afwijzing neemt, de desbetreffende media-instelling een mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze geboden.

Artikel 17 Geen voorkeursadvies van de gemeenteraad

Indien sprake is van meerdere aanvragen die voldoen aan de eisen die worden gesteld op grond van artikel 2.61, tweede lid, van de wet en de betrokken gemeenteraad geen voorkeursadvies uitbrengt, als bedoeld in artikel 12 van deze beleidsregel, wijst het Commissariaat één van de aanvragers aan als lokale publieke media-instelling, op basis van loting door een notaris.

Artikel 18 Termijn besluitvorming

  • 1. Het Commissariaat neemt in beginsel binnen vier weken na ontvangst van het advies van de gemeenteraad een besluit op de aanvraag.

  • 2. Wanneer een der partijen ingevolge het bepaalde in artikel 15 van deze beleidsregel in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze in te dienen, neemt het Commissariaat in beginsel een besluit binnen vier weken na het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste lid van artikel 15 van deze beleidsregel.

  • 3. Van het bepaalde in dit artikel kan worden afgeweken indien de omstandigheden van het geval een langere beslistermijn vergen.

Artikel 19 Ingangsdatum besluiten

  • 1. In beginsel treedt de nieuwe aanwijzing in werking en vangt de aanwijzingsperiode aan op de datum dat het besluit door het Commissariaat is genomen.

  • 2. In geval van een hernieuwde aanwijzing, vangt de aanwijzingsperiode aan op de datum waarop de voorgaande aanwijzingsperiode van rechtswege is geëindigd.

  • 3. Indien sprake is van een geval waarbij de aanwijzing van een lokale publieke media-instelling van rechtswege eindigt en de aanwijzing van een andere lokale publieke media-instelling zal aanvangen, kan een overgangsperiode tussen de voorgaande aanwijzingsperiode en de nog aan te vangen aanwijzingsperiode worden bepaald.

VIII. SLOTBEPALING

Artikel 20 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel aanwijzingsprocedure lokale publieke media-instellingen 2025.

  • 2. De Beleidsregel aanwijzingsprocedure lokale publieke media-instellingen 2023 wordt ingetrokken.

  • 3. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant.

TOELICHTING

Algemeen

Het Commissariaat kan één lokale publieke media-instelling per gemeente aanwijzen voor een periode van vijf jaar (artikel 2.65, eerste lid, van de Mediawet 2008 (hierna: de wet)). Deze beleidsregel is opgesteld vanuit de behoefte om de aanwijzingsprocedure voor gemeenten en (potentiële) lokale publieke media-instellingen te actualiseren en te verduidelijken. In deze beleidsregel zijn daarom bepalingen opgenomen over onder andere de in acht te nemen termijnen, indieningsvereisten en beoordelingscriteria.

In deze beleidsregel houdt het Commissariaat rekening met de voorgenomen herziening van het lokale publieke mediabestel.1 Met het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de versterking van de uitvoering van de publieke mediaopdracht op lokaal niveau (hierna: het wetsvoorstel) worden verschillende maatregelen voorgesteld, waarmee beoogd wordt de uitvoering van de publieke mediaopdracht op lokaal niveau te versterken.

De regering streeft naar inwerkingtreding van het wetsvoorstel op 1 juli 2026. Het wetsvoorstel voorziet daarbij op verschillende punten in overgangsrecht voor de periode tussen de inwerkingtreding van het wetsvoorstel en de start van de eerste concessie van de NLPO en de eerste aanwijzingen van lokale publieke media-instellingen op grond van de nieuwe wet, voorzien per 1 januari 2028. Eén van deze voorzieningen betreft het van rechtswege verlengen van de aanwijzingen als lokale publieke media-instelling die gelden op het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel.2 Deze beleidsregel sluit daarbij aan en houdt rekening met deze overgangsperiode.

Artikelsgewijze toelichting

I. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 (begripsbepalingen)

De in deze beleidsregel gebruikte begrippen uit de wet hebben dezelfde betekenis als in artikel 1 van de wet is omschreven. Voor zover begrippen worden gebruikt die niet zijn omschreven in artikel 1 van de wet, zijn deze begrippen gedefinieerd in deze beleidsregel.

Ten aanzien van de definiëring van de begrippen ‘wijziging van de gemeentelijke herindeling’ (k), ‘lichte samenvoeging’ (l) en ‘grenscorrectie’ (m), is aangesloten bij de definiëring in de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) respectievelijk het Beleidskader gemeentelijke herindeling.

II. AANVRAGEN ALGEMEEN

Artikel 2 (Mogelijkheden tot indienen aanvraag)

In artikel 2 van deze beleidsregel is bepaald dat een aanvraag tot aanwijzing als lokale publieke media-instelling uitsluitend kan worden ingediend nadat het Commissariaat op zijn website en in de Staatscourant bekend heeft gemaakt dat een aanwijzingsprocedure is geopend en binnen welk tijdvak (het aanvraagtijdvak) een aanvraag kan worden ingediend. Op de website van het Commissariaat is een actueel overzicht beschikbaar van alle gemeenten waarvoor het aanvraagtijdvak is geopend.

Een aanvraag die buiten het aanvraagtijdvak wordt ingediend, wordt door het Commissariaat in beginsel niet in behandeling genomen. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan het Commissariaat hiervan afwijken, bijvoorbeeld wanneer een aanvraag door onvoorziene omstandigheden kort na het aanvraagtijdvak wordt ingediend.

De openstelling van een aanwijzingsprocedure vindt in de regel plaats vanwege het van rechtswege verlopen van de aanwijzingsperiode. In bijzondere gevallen kan een aanwijzingsprocedure ook om andere redenen door het Commissariaat worden opengesteld, bijvoorbeeld wanneer een aanwijzing van een lokale publieke media-instelling door het Commissariaat, al dan niet op verzoek van de lokale publieke media-instelling, wordt ingetrokken. Tot aan de start van de voorgenomen herziening van het lokale publieke mediabestel, zoals bedoeld in de inleiding van de toelichting op deze beleidsregel, zal het Commissariaat bij intrekking van een aanwijzing in beginsel geen nieuwe aanwijzingsprocedure starten voor het betreffende verzorgingsgebied.

III. VOORGENOMEN FUSIE

Artikel 3 (voorgenomen fusie)

In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat een lokale publieke media-instelling, wanneer zij voornemens is te fuseren en/of op te houden te bestaan, zij het Commissariaat daarover zo spoedig mogelijk na het ontstaan van dat voornemen dient te informeren. In de regel betekent dit dat de instelling onverwijld het Commissariaat informeert. Daarbij dient de instelling inzicht te verschaffen in de aard en gevolgen van de fusie en/of het ophouden te bestaan. Het Commissariaat betrekt alle relevante belangen, feiten en omstandigheden en adviseert de instelling, en waar nodig ook andere betrokken partijen, over de meest geschikte afwikkeling voor het betreffende verzorgingsgebied.

In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat een aanwijzing als lokale publieke media-instelling niet overdraagbaar is. Uit jurisprudentie volgt dat een vergunning (in dit geval aanwijzing) alleen overdraagbaar is indien dit wettelijk is vastgelegd. Dat is bij een aanwijzing als lokale publieke media-instelling niet het geval. Dat betekent dat een aangewezen lokale publieke media-instelling haar aanwijzing niet kan overdragen aan een andere media-instelling (dus ook niet aan de beoogde fusiepartij). Een aanwijzing is naar haar aard niet vatbaar voor overgang onder algemene titel, omdat de aanwijzing een aan de specifieke lokale publieke media-instelling verbonden vergunning is. De aanwijzing is immers gegeven voor een specifiek verzorgingsgebied, nadat een beoordeling heeft plaatsgevonden of de media-instelling aan de wettelijke vereisten voor aanwijzing voldoet en of zij – in geval van meerdere aanvragen voor aanwijzing van hetzelfde verzorgingsgebied – het beste in staat wordt geacht om de functie van lokale publieke media-instelling te vervullen. Door fusie verandert die feitelijke situatie.

In het derde lid van dit artikel is bepaald dat het Commissariaat een aanwijzing kan intrekken, wanneer de rechtspersoon die de aanwijzing heeft, haar volledige rechtsbevoegdheid verliest. Wanneer een lokale publieke media-instelling haar volledige rechtsbevoegdheid om welke reden dan ook verliest, kan de lokale publieke media-instelling immers niet meer voldoen aan de vereisten die voortvloeien uit de wet. Het Commissariaat kan in dat geval de aanwijzing van de betreffende rechtspersoon intrekken op grond van artikel 2.67, eerste lid, van de wet, wat betekent dat voor de betrokken gemeente(n) tijdelijk geen lokale publieke media-instelling aangewezen is. Het Commissariaat vindt dat een onwenselijke situatie en acht het daarom van belang dat een lokale publieke media-instelling die voornemens is op te houden te bestaan, het Commissariaat zo spoedig mogelijk na het ontstaan van dat voornemen daarvan in kennis stelt. In de regel betekent dit dat de instelling onverwijld het Commissariaat informeert. Vervolgens kan worden bezien wat er eventueel mogelijk is om een (tijdelijk) gebrek aan lokale publieke media-instelling te voorkomen.

IV. WIJZIGING VAN GEMEENTELIJKE INDELING

Artikel 4 (wijziging van de gemeentelijke indeling)

Dit artikel regelt de procedure indien sprake is van een wijziging van de gemeentelijke indeling voor (een) gemeente(n) waar een lokale publieke media-instelling is aangewezen.

Indien een wetsvoorstel is ingediend tot wijziging van de gemeentelijke indeling waarbij één of meerdere gemeenten ophouden te bestaan, kan het Commissariaat besluiten om de aanwijzingsprocedure(s) van een lokale publieke media-instelling voor deze gemeente(n) tijdelijk op te schorten. Dit is wenselijk in bijvoorbeeld die gevallen waarbij de aanwijzing van een lokale publieke media-instelling voor een gemeente op korte termijn van rechtswege verloopt, terwijl nog onduidelijk is of de gemeente als zodanig zal blijven bestaan. Het starten dan wel voortzetten van een aanwijzingsprocedure wordt in dat geval opgeschort. Wanneer een wetsvoorstel tot wijziging van de gemeentelijke indeling door de Eerste Kamer is aangenomen, brengt het Commissariaat de betrokken gemeente(n) en lokale publieke media-instellingen zo spoedig mogelijk op de hoogte van de gevolgen die de wijziging voor de lopende aanwijzing(en) heeft (tweede lid).

Indien een gemeente door een wijziging van de gemeentelijke indeling ophoudt te bestaan, vervalt de aanwijzing van de voor deze gemeente aangewezen lokale publieke media-instelling van rechtswege per datum van de wijziging van de gemeentelijke indeling (derde lid). Het Commissariaat brengt de lokale publieke media-instelling en de betrokken gemeente(n) hiervan op de hoogte.

Artikel 5 (Lichte samenvoeging en grenscorrectie)

Een wijziging van gemeentelijke indeling kan ook plaatsvinden door een zogeheten lichte samenvoeging, waarbij ten minste één gemeente niet wordt opgeheven. Deze variant wordt toegepast in situaties waarin het verschil in inwoneraantal tussen de betrokken gemeenten zodanig groot is dat het inwoneraantal van de niet op te heffen gemeente slechts in geringe mate toeneemt. In die gevallen wordt het opheffen van de grotere gemeente vaak achterwege gelaten. Een lichte samenvoeging betreft dus de situatie waarbij één van de betrokken gemeenten niet wordt opgeheven, en de andere betrokken gemeente wel wordt opgeheven en opgaat in de niet op te heffen gemeente. Hierdoor blijven de rechtsgevolgen die zijn verbonden aan opheffing voor de niet op te heffen gemeente achterwege. Omdat het rechtsgevolg van een lichte samenvoeging is dat ten minste één gemeente ophoudt te bestaan, betekent dit automatisch dat een aanwijzing van een lokale publieke media-instelling voor die gemeente ook van rechtswege vervalt. De aanwijzing van de lokale publieke media-instelling voor de gemeente die na samenvoeging blijft bestaan, blijft in stand.

Aangezien een lichte samenvoeging van gemeenten invloed kan hebben op de belangrijkste maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen in de gemeente die blijft bestaan, kan de lichte samenvoeging ook gevolgen hebben voor de representativiteit van het pbo van de lokale publieke media-instelling die voor die gemeente is aangewezen. Daarom vraagt het Commissariaat aan de gemeenteraad van de gemeente die na samenvoeging blijft bestaan, een tussentijds advies ten aanzien van de representativiteit van het pbo van de aangewezen lokale publieke media-instelling.

Grenscorrecties betreffen een wijziging van een gemeentegrens die naar verwachting het inwonertal van geen van de betrokken gemeenten met 10% of meer zal doen toe- of afnemen. In het tweede lid van deze bepaling is opgenomen dat grenscorrecties geen gevolgen hebben voor de aanwijzing van de lokale publieke media-instellingen die voor de betrokken gemeenten zijn aangewezen.

Het Commissariaat kan op grond van het derde lid van dit artikel besluiten geen tussentijds advies op te vragen indien dit gelet op de omstandigheden van het geval onevenredig is. Daarvan zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn als het verzorgingsgebied van de lokale publieke media-instelling na samenvoeging minimaal is uitgebreid en het opvragen van een tussentijds advies qua procedurele werklast daarmee niet in verhouding staat.

V. VEREISTEN AANVRAAG

Artikel 6 (vereisten aan de aanvraag)

Op grond van artikel 2.61, tweede lid, van de wet kunnen uitsluitend rechtspersonen een aanvraag indienen voor een aanwijzing. Degene(n) die namens de rechtspersoon een aanvraag indient, dient daartoe op grond van de statuten bevoegd te zijn. Naast de in deze bepaling genoemde stukken acht het Commissariaat het wenselijk om de volgende stukken bij de aanvraag te ontvangen: een uittreksel van de Kamer van Koophandel (vergezeld van het KVK uittreksel UBO-register), het beleidsplan, het redactiestatuut, (concept)samenwerkingsovereenkomsten en/of een overzicht van de namen en functies van de bestuursleden. Wanneer meerdere aanvragen worden ingediend voor dezelfde gemeente, zijn voornoemde documenten relevant voor de gemeenteraad om advies uit te brengen over de vraag welke partij het beste in staat wordt geacht de functie van lokale publieke media-instelling te kunnen uitvoeren.

In het eerste lid is bepaald dat voor het indienen van de aanvraag gebruik dient te worden gemaakt van een (digitaal) formulier dat op de website van het Commissariaat beschikbaar wordt gesteld. In dit aanvraagformulier zijn de in het tweede lid genoemde indieningsvereisten verwerkt.

De in het tweede lid opgesomde aspecten zijn ontleend aan artikel 4:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (a t/m b) en aan artikel 5 van de regeling (c t/m e). In het overzicht van de samenstelling van het pbo (e) moeten de belangrijkste maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen worden opgenomen die voorkomen in de gemeente(n) waarvoor een aanvraag wordt ingediend. Daarbij moeten de namen van de leden van het pbo worden opgenomen, evenals de organisaties die de pbo-leden vertegenwoordigen. Deze informatie is relevant voor het door de betrokken gemeente(n) uit te brengen advies over de vereiste representativiteit van het pbo, als verwoord in artikel 2.61, tweede lid, onder c van de wet.

In het derde lid is bepaald dat het Commissariaat een aanvraag buiten behandeling kan laten als niet wordt voldaan aan de vereisten in het tweede lid van dit artikel. De aanvrager krijgt in beginsel twee weken de tijd om een incomplete aanvraag aan te vullen. In de brief van het Commissariaat waarin wordt verzocht de aanvraag aan te vullen, maakt het Commissariaat inzichtelijk welke gegevens nog ontbreken voor het in behandeling kunnen nemen van de aanvraag.

Artikel 7 (aanvullende stukken)

Het Commissariaat stuurt stukken die door een aanvrager buiten het aanvraagtijdvak, zoals bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregel, worden ingediend ter aanvulling of wijziging van de initiële aanvraag, ter advisering door naar de gemeenteraad. Ook wanneer zich gedurende de aanwijzingsprocedure wijzigingen voordoen in het (post)adres, de statuten, de samenstelling van het pbo of het bestuur, dient de aanvrager het Commissariaat hiervan direct op de hoogte te stellen.

Voordat het Commissariaat de ingediende stukken doorstuurt naar de gemeenteraad, beoordeelt het Commissariaat of de aanvullende stukken redelijkerwijs nog kunnen worden meegenomen in het adviestraject. Dat zal in het geval van louter administratieve wijzigingen het geval zijn. Indien het college van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad reeds een collegevoorstel heeft uitgebracht, hanteert het Commissariaat in beginsel het uitgangspunt dat grote wijzigingen in of aanvullingen op de initiële aanvraag niet meer kunnen worden meegenomen. In dat geval stuurt het Commissariaat de stukken dus niet door naar de gemeente. Dit geldt ook voor wijzigingen in de samenstelling van het pbo van aanvragers, die zich voordoen nadat een collegevoorstel is uitgebracht. Het Commissariaat wil met deze bepaling het belang van het doen van een tijdige, volledige en actuele aanvraag benadrukken en vertraging in de procedure voorkomen.

VI. ADVISERING GEMEENTERAAD

Artikel 8 (termijn doorsturen aanvragen voor advies naar gemeenteraad)

In artikel 6 van de regeling is bepaald dat het Commissariaat aanvragen voor een aanwijzing binnen vier weken na ontvangst daarvan ter advisering voorlegt aan de gemeenteraad. Uit de praktijk blijkt dat aanvragen soms op willekeurige momenten worden ingediend, waarbij het voorkomt dat een gemeenteraad zich al in een vergevorderd stadium van de adviesprocedure bevindt op het moment dat nog een aanvraag wordt ingediend. Het komt voor dat een gemeenteraad daardoor de termijn voor het uitbrengen van een advies niet haalt, met als gevolg dat pas geruime tijd na het eindigen van de huidige aanwijzing een lokale publieke media-instelling kan worden aangewezen voor de opvolgende aanwijzingsperiode. Het Commissariaat acht dat onwenselijk en vindt het daarom van belang dat de gemeenteraad alle aanvragen gelijktijdig ontvangt, zodat de adviesprocedure efficiënt wordt gevoerd. Het Commissariaat stuurt daarom alle ingediende aanvragen op hetzelfde moment ter advisering door naar de gemeenteraad, uiterlijk twee weken na het verstrijken van de indieningstermijn. Dit kan betekenen dat het Commissariaat ingediende aanvragen tot die datum aanhoudt.

Om te voorkomen dat gemeenteraden werk gaan steken in incomplete aanvragen die na het bieden van een hersteltermijn niet zijn aangevuld en buiten behandeling kunnen worden gesteld, is in het tweede lid bepaald dat het Commissariaat aanvragen pas doorstuurt als deze voldoen aan alle vereisten om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen. Voldoet een aanvraag niet aan de indieningsvereisten, dan wordt in beginsel een termijn van twee weken geboden om de aanvraag aan te vullen. Het Commissariaat maakt inzichtelijk op welk(e) punt(en) de aanvraag dient te worden aangevuld en stelt de gemeenteraad ervan in kennis dat er nog een of meerdere aanvragen zijn ingediend waarvoor een hersteltermijn is geboden, zodat de gemeenteraad daarop kan anticiperen in de adviesprocedure. Maakt de aanvrager geen of niet volledig gebruik van de geboden herstelmogelijkheid, dan kan het Commissariaat de aanvraag om die reden buiten behandeling stellen.

Artikel 9 (advies gemeenteraad)

In artikel 2.61, derde lid, van de wet is bepaald dat de gemeenteraad advies dient uit te brengen over de eisen die zijn genoemd in het tweede lid van artikel 2.61 van de wet. De gemeenteraad is in dit stadium van de aanwijzingsprocedure dus bij wet aangewezen als adviseur als bedoeld in afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Het wettelijk advies ziet enkel op de eisen om aangewezen te worden als lokale publieke media-instelling, zoals opgenomen in artikel 2.61, tweede lid, van de wet. Overige criteria, zoals bijvoorbeeld de mate waarin de aanvrager volgens de gemeente lokaal toereikend media-aanbod kan verzorgen, dienen in het wettelijk advies van de gemeente niet te worden meegenomen.

In het eerste lid zijn de eisen als genoemd in het tweede lid van artikel 2.61 van de wet uitgeschreven. De onder a en b genoemde eisen betreffen formele eisen. Ten aanzien van de onder c genoemde eis, dient de gemeenteraad een beoordeling uit te voeren die is toegespitst op de specifieke situatie in zijn gemeente. De achtergrond van het verplichte advies dat in een aanwijzingsprocedure door de gemeenteraad moet worden uitgebracht, is dat de gemeenteraad als geen ander op de hoogte is van de in de gemeente levende maatschappelijke behoeften, alsmede inzicht heeft in de representativiteit van een instelling voor de belangrijkste in de betrokken gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen. Dit is inmiddels ook al geruime tijd als vaste overweging in de beschikkingenpraktijk van het Commissariaat verwoord. In aanvulling op de wettelijk omschreven toetsing onder c, heeft het Commissariaat nader bepaald welke aspecten de gemeenteraad daarbij in ieder geval dient te betrekken. Dat een positief advies van de gemeenteraad een bekostigingsplicht voor de gemeente(n) in het leven roept, mag bij het uitbrengen van het advies door de gemeenteraad geen rol spelen.

In de Algemene wet bestuursrecht is opgenomen dat het Commissariaat zich bij besluitvorming pas op het advies mag baseren indien hij zich ervan heeft vergewist dat het onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht) en het advies een deugdelijke motivering bevat (artikel 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht). Daarom is in het tweede lid opgenomen dat de gemeenteraad bij het uitbrengen van zijn advies aan het Commissariaat de volgende documenten dient toe te sturen; een ondertekend en gemotiveerd raadsbesluit, het bijbehorende collegevoorstel inclusief alle stukken die aan het voorstel ten grondslag zijn gelegd, een internetlink naar de openbare opname van de raadsvergadering waarin het besluit is genomen en de pbo-ledenlijst op basis waarvan de gemeenteraad het besluit tot vaststelling van het advies heeft genomen. In de praktijk wordt door het college van burgemeester en wethouders veelal een collegevoorstel opgesteld waarin een voorstel is uitgeschreven voor het uit te brengen advies. De gemeenteraad dient bij het nemen van het raadsbesluit uitdrukkelijk op te nemen dat wordt ingestemd met het collegevoorstel en de motivering in dat voorstel. In het geval de gemeenteraad afwijkt van het collegevoorstel dient dit in het raadsbesluit tot vaststelling van het advies te worden gemotiveerd. De gemeenteraad dient zich in zijn rol als adviseur ervan te vergewissen dat de motivering in het collegevoorstel het raadsbesluit kan dragen. Alleen bij een gedegen gemotiveerd advies kan het Commissariaat zich daarop immers baseren bij het nemen van het besluit. In het geval dat de (inhoud van) het advies nadere vragen oproept, kan het Commissariaat de gemeenteraad verzoeken om een nadere toelichting op het uitgebrachte advies. Het Commissariaat geeft in dat geval concreet aan op welk punt het advies een nadere onderbouwing of toelichting behoeft.

Als sprake is van een zorgvuldig tot stand gekomen en deugdelijk gemotiveerd advies, legt het Commissariaat het advies in beginsel ten grondslag aan het besluit op de aanvra(a)g(en). Indien het Commissariaat een van het advies afwijkend besluit neemt, worden de redenen daarvoor in de motivering van het besluit vermeld (artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht) en wordt op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht eerst een zienswijze opgevraagd bij de gemeente.

Een pbo-samenstelling kan aan verandering onderhevig zijn. Zoals eerder uiteen is gezet in de toelichting bij artikel 7 van deze beleidsregel, dient de aanvrager het Commissariaat direct op de hoogte te stellen van eventuele wijzigingen in de pbo-samenstelling. Daarenboven dient de gemeenteraad in het advies aan het Commissariaat, aan de hand van een overzicht van de pbo-leden, aan te geven welke pbo-samenstelling door de gemeenteraad is beoordeeld.

Artikel 10 (gezamenlijk advies gemeenteraden)

Indien een aanvraag betrekking heeft op meerdere gemeenten, dienen de desbetreffende gemeenteraden gezamenlijk een advies uit te brengen. In tegenstelling tot wat de bewoording ‘gezamenlijk’ suggereert, betreft dit niet één advies, maar dienen de gemeenteraden wel degelijk afzonderlijk een advies uit te brengen. De gemeenteraad dient daarin de eigen situatie te beoordelen, met inachtneming van het feit dat de aanvraag betrekking heeft op meerdere gemeenten. Het is daarbij niet nodig dat de betrokken gemeenteraden in een gezamenlijke vergadering een advies uitbrengen over de aanwijzingsaanvragen. Het is ook niet nodig dat de adviezen op eenzelfde manier geformuleerd worden. Om de aanvraag voor meerdere gemeenten te kunnen verlenen, dienen de adviezen van de desbetreffende gemeenteraden wel eensluidend positief te zijn. In de situatie dat één gemeente positief adviseert en de andere gemeente negatief, dan wordt de aanvraag door het Commissariaat in beginsel gedeeltelijk toegewezen (voor de positief adviserende gemeente) en gedeeltelijk afgewezen (voor de negatief adviserende gemeente). Dit is in het belang van de continuïteit van het media-aanbod. De aangewezen lokale publieke media-instelling(en) dienen de samenstelling van het pbo in overeenstemming te brengen met het verzorgingsgebied waarvoor zij de aanwijzing uiteindelijk heeft verkregen. Het Commissariaat verricht bij een gedeeltelijke aanwijzing na één jaar een tussentijdse toets op de representativiteit van het pbo.

Een gezamenlijk advies dient ook te worden uitgebracht bij een aanvraag tot gebiedsuitbreiding, aangezien een dergelijke aanvraag wordt aangemerkt als een aanvraag voor meerdere gemeenten.

Artikel 11 (bevordering samengaan lokale publieke media-instellingen)

In artikel 2.63, tweede lid, van de wet is bepaald dat als sprake is van meerdere aanvragen die voldoen aan de eisen in artikel 2.61, tweede lid, van de wet, het college van burgemeester en wethouders het samengaan van deze instellingen bevordert, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is.

Het college van burgemeester en wethouders komt vrijheid toe in de wijze waarop het invulling geeft aan deze inspanningsverplichting. In het advies dat de gemeenteraad uitbrengt aan het Commissariaat, dient de wijze waarop het college van burgemeester en wethouders invulling heeft gegeven aan deze inspanningsverplichting inzichtelijk te worden gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld door het verslag of een samenvatting van de gesprekken die zijn gevoerd met aanvragers bij de stukken te voegen. Het is van belang om in het uiteindelijke raadsvoorstel op te nemen welke stappen zijn ondernomen ter bevordering van het samengaan van de aanvragers en tot welk resultaat dit heeft geleid.

Artikel 12 (voorkeursadvies gemeenteraad bij meerdere aanvragen)

In het kader van een zorgvuldige voorbereiding bij het nemen van een besluit op meerdere aanvragen (artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht), verzoekt het Commissariaat de gemeenteraad in aanvulling op het advies over de eisen in artikel 2.61, tweede lid, van de wet om een voorkeur uit te spreken voor één van de aanvragers. Het Commissariaat geeft hiermee invulling aan de toetsing van relevante factoren zoals bedoeld in artikel 2.63 van de wet. De achterliggende gedachte van deze adviesvraag is dat de gemeenteraad als geen ander op de hoogte is van de in de gemeente levende maatschappelijke behoeften, alsmede inzicht heeft in de representativiteit van een instelling voor de belangrijkste in de betrokken gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen. Bovendien is de gemeenteraad een democratisch gelegitimeerd orgaan, verkozen door de inwoners op wie het media-aanbod gericht moet zijn. Het zogeheten voorkeursadvies dient ook vanuit dit oogpunt te worden vormgegeven.

In het tweede lid is de adviesvraag aan de gemeenteraad nader uitgewerkt. Onder a tot en met e zijn voorbeelden gegeven van criteria die de gemeenteraad bij het uitbrengen van een voorkeursadvies kan betrekken. De criteria, maar ook eventueel andere door de gemeenteraad gekozen criteria, houden verband met de in de gemeente levende maatschappelijke behoeften en de vraag of de desbetreffende instelling representatief is voor het vertegenwoordigen van de in de gemeente voorkomende stromingen, maar kunnen ook zien op een vergelijking tussen partijen op het gebied van governance of de mate van professionaliteit. Aanknopingspunten voor het vaststellen van deze (objectief meetbare) criteria kunnen gevonden worden in hoofdstuk 6 van het ‘Vernieuwingsconvenant gemeenten-lokale omroepen’ en de publicatie Beleidsinstrumenten gemeentelijke bekostiging lokale media. In deze publicaties hebben de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO) een aantal indicatoren geformuleerd voor het verzorgen van lokaal toereikend media-aanbod. Ook (eventueel) bestaand mediabeleid binnen een gemeente kan als leidraad dienen bij het vaststellen van criteria. Het is aan de gemeenteraad om te bepalen welke criteria in het voorkeursadvies worden betrokken, maar de gemeenteraad mag bij het uitbrengen van een voorkeursadvies geen aspecten betrekken die zien op de programma-inhoud. Dit houdt verband met artikel 2.1, tweede lid, onder d, van de wet waarin is bepaald dat publieke mediadiensten media-aanbod verzorgen dat onafhankelijk is van overheidsinvloeden. Bij besluitvorming dient het Commissariaat zich ervan te vergewissen of bij het nemen van het besluit geen aspecten (uit het voorkeursadvies) zijn betrokken die raken aan de inhoud van het media-aanbod.

Om in de aanwijzingsprocedure een gelijk speelveld te creëren tussen de aanvragers is in het derde lid bepaald dat de gemeenteraad de criteria waarop hij zijn voorkeursadvies baseert vooraf kenbaar maakt. Op die manier is voor alle aanvragers duidelijk wat de gemeenteraad van belang acht voor het verzorgen van het lokale media-aanbod en kunnen zij daarop anticiperen in hun aanvraag. Van de gemeente wordt verlangd dat zij tijdig op haar eigen website de indieningstermijn, de vastgestelde criteria voor het uitbrengen van een voorkeursadvies en de belangrijkste voorkomende stromingen in de gemeente publiceren. Indien de criteria eerst na de indieningstermijn kenbaar worden gemaakt dan moet de gemeente waarborgen dat aanvragers hun aanvraag zo nodig nog nader kunnen onderbouwen. Daarnaast is in het derde lid bepaald dat de gemeenteraad in zijn rol als adviseur bij het opstellen van het voorkeursadvies uitsluitend deze criteria beoordeelt en geen criteria schrapt dan wel nieuwe criteria toevoegt, tenzij sprake is van zwaarwegende redenen. In dat geval motiveert de gemeenteraad in het advies waarom hij is afgeweken van de eerder vastgestelde en kenbaar gemaakte criteria en stelt hij de aanvragers in kennis van deze wijziging. Aanvragers dienen door de gemeenteraad vervolgens in de gelegenheid te worden gesteld de aanvraag zo nodig nader te onderbouwen, bijvoorbeeld middels een schriftelijke of mondelinge presentatie aan de gemeenteraad.

Het vierde lid betreft een opsomming van stukken die de gemeenteraad dient mee te sturen bij het uitbrengen van het voorkeursadvies, zodat het Commissariaat de onderbouwing van het voorkeursadvies kan beoordelen.

Artikel 13 (termijn uitbrengen (voorkeurs)advies door gemeenteraad)

In artikel 6, tweede lid, van de regeling is bepaald dat de gemeenteraad binnen achttien weken na ontvangst van de aanvraag advies uitbrengt aan het Commissariaat. Deze termijn geldt ook voor het uitbrengen van het voorkeursadvies. Omdat in artikel 2.65, eerste lid, van de wet is bepaald dat een aanwijzing na vijf jaar van rechtswege vervalt, is het van belang dat voor afloop van die periode het Commissariaat een aanwijzingsbesluit heeft genomen. Om die reden is in het eerste lid bepaald dat de termijn voor het uitbrengen van advies met maximaal vier weken kan worden verlengd. De gemeenteraad dient daartoe tijdig een schriftelijk gemotiveerd verzoek aan het Commissariaat te doen. Bij dit verzoek om uitstel dient de gemeenteraad ook aan te geven wat het alternatieve tijdspad is waarbinnen het advies wordt uitgebracht.

In het tweede lid is bepaald dat kan worden afgeweken van het eerste lid, als sprake is van bijzondere omstandigheden. Bijvoorbeeld in het geval dat de inspanningen ten behoeve van het bevorderen van samengaan van partijen meer tijd in beslag nemen, vanwege een recesperiode of een tussentijdse wisseling van de gemeenteraad waardoor het advies door de nieuwe raadsleden dient te worden uitgebracht. Dat betekent dat indien de gemeenteraad na verlenging van de adviestermijn met vier weken vanwege bijzondere omstandigheden niet in staat is om advies uit te brengen, deze termijn kan worden verlengd. Omdat een aanwijzing na ommekomst van vijf jaar van rechtswege vervalt, gaat het Commissariaat terughoudend om met deze mogelijkheid. De gemeenteraad dient ook hier een schriftelijk gemotiveerd verzoek aan het Commissariaat te richten. Het Commissariaat zal in afstemming met de gemeenteraad een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen het advies wordt uitgebracht.

VII. BESLUITVORMING

Artikel 14 (toetsing advies van de gemeenteraad)

Het Commissariaat beoordeelt de aanvraag in samenhang met het advies van de gemeenteraad. Hierbij is van belang dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en deugdelijk is gemotiveerd. In de toelichting bij artikel 10 is reeds uiteengezet dat het Commissariaat, ten aanzien van de wettelijke toets volgend uit artikel 2.61 van de wet, op grond van de Algemene wet bestuursrecht zich ervan dient te vergewissen dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en deugdelijk is gemotiveerd. Op grond van artikel 3:50 Algemene wet bestuursrecht gaat het Commissariaat niet lichtvaardig aan dit wettelijk advies voorbij.

Ten aanzien van het voorkeursadvies beoordeelt het Commissariaat tevens of het advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd. Daarbij is van belang dat de gemeenteraad voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op basis van welke criteria en via welke weging de voorkeur is uitgegaan naar een van de aanvragende partijen. Gelet op de wetsgeschiedenis bij artikel 2.61, derde lid van de wet, de jurisprudentie en de democratische legitimatie van de gemeenteraad, past het Commissariaat wel enige terughoudendheid bij de beantwoording van de vraag welke media-instelling de voorkeur dient te krijgen.3 Evenals bij zijn advisering over de representativiteit van het pbo van een lokale publieke media-instelling, hecht het Commissariaat grote waarde aan het voorkeursadvies van de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft immers goed zicht op de beantwoording van de vraag welke media-instelling naar verwachting de functie van lokale publieke media-instelling in de desbetreffende gemeente het beste kan uitoefenen, om vervolgens daarvoor zijn voorkeur uit te spreken. Het Commissariaat toetst niet zelfstandig aan de criteria die door de gemeente(n) zijn vastgesteld, maar beziet of sprake is van een zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd advies.

Als sprake is van een zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd advies, dan legt het Commissariaat het advies in beginsel ten grondslag aan het besluit. Indien het Commissariaat een van het advies afwijkend besluit neemt, worden de redenen daarvoor in de motivering van het besluit vermeld. In dat geval krijgt de gemeenteraad eerst nog de gelegenheid om een zienswijze in te dienen tegen het voornemen van het Commissariaat om bij besluitvorming van het advies af te wijken.

Indien het Commissariaat van mening is dat een uitgebracht advies niet voldoet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden, kan het Commissariaat de gemeenteraad verzoeken om een aanvullend advies.

Artikel 15 (zienswijze bij voornemen tot (gedeeltelijke) afwijzing)

Indien het Commissariaat voornemens is om een aanvraag (gedeeltelijk) af te wijzen, wordt de desbetreffende aanvrager eerst in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen, welke zal worden betrokken in de besluitvorming. Dit is bijvoorbeeld aan de orde indien de gemeenteraad negatief heeft geadviseerd ten aanzien van (één van de) eisen als bedoeld in artikel 2.61, tweede lid van de wet en het Commissariaat derhalve voornemens is de aanvraag af te wijzen. Indien sprake is van meerdere aanvragen is het vaste procedure dat het Commissariaat de aanvrager, waarvoor het voornemen tot (gedeeltelijke) afwijzing bestaat, in de gelegenheid stelt om binnen twee weken bij het Commissariaat een zienswijze in te dienen. Als de zienswijze niet binnen de gestelde termijn is ingediend en ook geen uitstel van de termijn is verzocht, wordt het besluit genomen zonder inachtneming van een zienswijze.

Artikel 16 (onverenigbare nevenfuncties)

De onafhankelijkheid van het media-aanbod staat hoog in het vaandel. Dat betekent dat in een representatief pbo geen leden zitting hebben die een nevenfunctie uitoefenen die mogelijk de onafhankelijkheid van het media-aanbod kunnen beïnvloeden. Het is in beginsel de verantwoordelijkheid van een aanvragende media-instelling om na te gaan of eventuele nevenfuncties bij de leden aanwezig zijn en of deze al dan niet verenigbaar zijn met hun functie als pbo-lid bij een potentiële lokale publieke media-instelling.

De aanvragende media-instelling moet in ieder geval alert zijn op nevenfuncties zoals bijvoorbeeld het lidmaatschap van de gemeenteraad van de betrokken gemeente, de functie van burgemeester of wethouder van de betrokken gemeente, een commissielidmaatschap (zoals bedoeld in hoofdstuk 5 van de Gemeentewet), de functie van behandelend ambtenaar bij het door de gemeenteraad uit te brengen advies en/of betrokkenheid bij een commerciële media-instelling of bij een productiebedrijf. Per geval dient te worden bekeken of sprake is van onverenigbaarheid. Dit hoeft niet in alle gevallen zo te zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een bestuurscommissie voor Openbaar Onderwijs (commissie als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Gemeentewet). Deze Commissie heeft in principe geen raakvlak met lokale media. Een lidmaatschap of betrekking bij een commerciële media-instelling hoeft niet per definitie invloed te hebben op de lokale publieke media-instelling. Om onverenigbaarheid te voorkomen en de onafhankelijkheid van het media-aanbod te bewaken, kunnen waarborgen worden opgenomen om de schijn van commerciële beïnvloeding te voorkomen. Een (potentiële) lokale publieke media-instelling dient hier zorg voor te dragen en dit soort omstandigheden dienen te worden uitgevraagd, zodat gewaarborgd is dat het pbo onafhankelijk van commerciële en politieke invloeden kan functioneren. Het Commissariaat raadt aan het voorgaande ook te laten gelden voor de bestuursleden van de potentiële lokale publieke media-instelling.

Indien gedurende de aanwijzingsprocedure blijkt dat mogelijk sprake is van een onverenigbare nevenfunctie in het pbo van een aanvragende media-instelling, kan het Commissariaat de aanvraag afwijzen. Afhankelijk van de status van de aanvraag wordt de desbetreffende media-instelling een termijn voor het indienen van een zienswijze geboden.

Artikel 17 (geen voorkeursadvies van de gemeenteraad)

Zoals reeds volgt uit artikel 12 van deze beleidsregel vraagt het Commissariaat bij meerdere aanvragen aan de desbetreffende gemeenteraad om een voorkeursadvies uit te brengen voor één van de aanvragende media-instellingen. Indien de gemeenteraad besluit geen voorkeursadvies uit te brengen, maar op basis van het wettelijk advies (zie ook artikel 9 van deze beleidsregel) wel kan worden geconcludeerd dat de aanvragen voldoen aan de eisen die zijn genoemd in het tweede lid van artikel 2.61 van de wet, dan gaat het Commissariaat uit van de situatie dat alle aanvragende media-instellingen evenredig in staat zijn om de functie van lokale publieke media-instelling in de desbetreffende gemeente uit te oefenen. In dat geval hanteert het Commissariaat, om willekeur te voorkomen, een loting door een notaris op basis waarvan één van de aanvragers zal worden aangewezen. In de toelichting van artikel 12 is reeds toegelicht dat het Commissariaat groot belang hecht aan een voorkeursadvies van de gemeenteraad. Het toepassen van aanwijzing door middel van loting ziet het Commissariaat derhalve als een ultimum remedium.

Artikel 18 (termijn besluitvorming)

Het Commissariaat neemt in beginsel binnen vier weken na ontvangst van het advies van de gemeenteraad een besluit op de aanvraag. Van deze termijn kan worden afgeweken, bijvoorbeeld indien sprake is van het opvragen van een zienswijze of indien het Commissariaat het voor zorgvuldige besluitvorming noodzakelijk acht om nadere informatie/toelichting op te vragen. Indien sprake is van een aanvraag voor meerdere gemeenten vindt de besluitvorming voor alle betrokken gemeenten in beginsel gelijktijdig plaats nadat alle adviezen van de betreffende gemeenteraden zijn ontvangen. Dit kan er tevens toe leiden dat een langere termijn wordt genomen dan de normaliter geldende vier weken. Het Commissariaat stelt de aanvragende partijen in dat geval in kennis van de nieuwe beslistermijn.

Artikel 19 (ingangsdatum besluiten)

Het Commissariaat hanteert in beginsel de datum van het besluit als ingangsdatum van een nieuwe aanwijzingsperiode. Dit is aan de orde als de media-instelling die wordt aangewezen niet dezelfde partij is die in de voorafgaande aanwijzingsperiode is/was aangewezen als lokale publieke media-instelling voor de betreffende gemeente(n). In geval van een hernieuwde aanwijzing, vangt de aanwijzingsperiode aan op de datum waarop de voorafgaande aanwijzingsperiode van rechtswege is geëindigd.

Indien sprake is van aanwijzing van een nieuwe media-instelling als lokale publieke media-instelling, kan een overgangsperiode tussen de voorgaande aanwijzingsperiode en de nog aan te vangen aanwijzingsperiode worden bepaald. Hoewel in de wet is bepaald dat een aanwijzingsperiode na vijf jaar van rechtswege eindigt, ziet het Commissariaat in de praktijk dat voor de aangewezen lokale publieke media-instelling soms pas op een laat moment duidelijk wordt dat de media-instelling niet voor een opvolgende periode wordt aangewezen. Het per direct stoppen met het verzorgen van het lokale media-aanbod zonder te voorzien in een afbouwperiode kan onder omstandigheden onevenredig en niet haalbaar zijn. Tegelijkertijd heeft de nieuw aangewezen lokale publieke media-instelling tijd nodig om op te starten. Er moet een locatie worden gezocht, contracten worden gesloten, de programmering moet worden opgezet et cetera. Met het oog hierop kan het Commissariaat voorzien in een overgangsperiode, zodat de overgang van de huidige lokale publieke media-instelling op de nieuw aangewezen lokale publieke media-instelling in praktische zin goed kan verlopen. Van de gemeente en de media-instelling wordt verwacht dat zij hier onderling afspraken over maken en dat zij zich inspannen om deze overgangsperiode niet onredelijk lang te laten zijn. Het Commissariaat zal hierover in overleg treden met de media-instellingen en de desbetreffende gemeente(n). In beginsel gaat het Commissariaat uit van een maximale overgangsperiode van twee maanden.

VIII. SLOTBEPALING

Artikel 20 (citeertitel en inwerkingtreding)

Met de inwerkingtreding van de Beleidsregel aanwijzingsprocedure lokale publieke media-instellingen 2025, wordt de Beleidsregel aanwijzingsprocedure lokale publieke media-instellingen 2023 ingetrokken.


X Noot
1

‘Wetsvoorstel lokale publieke media-instellingen’, wetgevingskalender.overheid.nl.

X Noot
2

Voorgesteld artikel 9.14k, tweede lid, van de Mediawet 2008.

X Noot
3

ABRvS 26 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1049; Rb. Noord Holland 13 maart 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1796. Vgl.: ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:650.

Naar boven