Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2025, 44300 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2025, 44300 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 3.8 en 3.11 van de Telecommunicatiewet en de artikelen 11 en 12 van het Frequentiebesluit 2013;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
degene die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend;
gebied dat gelegen is binnen de contouren zoals gevisualiseerd in de bijlage van de vergunning, inclusief het daar genoemde frequentieblok;
Minister van Economische Zaken;
Rijksinspectie Digitale Infrastructuur van het Ministerie van Economische Zaken;
vergunning voor het gebruik van 1/18e deel van de capaciteit van de frequentieruimte in het allotment waar de vergunning op ziet.
Deze regeling is van toepassing op aanvragen tot verlening van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte als bedoeld in nationale voetnoot HOL007 van het Nationaal Frequentieplan 2014, door middel van de procedure, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de wet.
1. Een aanvraag tot verlening van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte geschiedt door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel.
2. De aanvraag tot verlening van een vergunning voor frequentieruimte alsmede de aanvraag tot wijziging of intrekking van een vergunning wordt ingediend bij de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, langs elektronische weg via info@rdi.nl of per post.
3. De aanvraag per post geschiedt onder vermelding van het onderwerp ‘aanvraag vergunning lokale digitale radio’, met de volgende adressering:
Rijksinspectie Digitale Infrastructuur
Postbus 450
9700 AL Groningen
1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.
2. De aanvrager voldoet aan de volgende eisen:
a. hij verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, en door de aanvrager is geen faillissement aangevraagd;
b. hem is geen surséance van betaling verleend, noch is ten aanzien van de aanvrager surséance van betaling aangevraagd;
c. hij heeft geen akkoord buiten faillissement in de zin van artikel 370 van de Faillissementswet aangeboden, en aan de aanvrager is geen herstructureringsdeskundige in de zin van artikel 371 van de Faillissementswet aangewezen;
d. er is geen beslag gelegd op een of meer bedrijfsmiddelen van de aanvrager; en
e. hij kan naar het oordeel van de minister, op grond van de in de aanvraag vermelde gegevens, naar verwachting voldoen aan het met betrekking tot de vergunning bepaalde.
3. Een vergunning wordt slechts verleend als de aanvrager beschikt over de toestemming als bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008.
4. Met de eisen, bedoeld in het tweede lid, worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
1. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf een door de minister te bepalen tijdstip.
2. Voor aanvragen die worden ingediend binnen 4 weken vanaf het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, wordt per allotment ten hoogste één vergunning verleend per rechtspersoon.
Voor de bepaling van de volgorde van binnenkomst geldt de datum waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Indien twee of meer aanvragen op dezelfde datum voldoen aan de wettelijke voorschriften, terwijl de hoeveelheid beschikbare frequentieruimte onvoldoende is om voor deze aanvragen vergunningen te verlenen, wordt de onderlinge volgorde bepaald door loting.
Paragraaf 3a van hoofdstuk 3 van de Regeling aanvraagprocedure bij verlening op volgorde van binnenkomst vervalt.
Artikel 3a van de Regeling extra vergunningen publieke mediadienst wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na ‘bedoelde capaciteit vormt’ ingevoegd ‘ten minste’.
2. In het vierde lid wordt ‘wordt ten hoogste één vergunning’ vervangen door ‘worden ten hoogste twee vergunningen’ en wordt ‘voor’ vervangen door ‘die ieder zien op’.
In artikel 5, tweede lid, van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, wordt ‘bijlage 14’ vervangen door ‘bijlage 1’.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 15 december 2025
De Minister van Economische Zaken, V.P.G. Karremans
Deze regeling voorziet in een aanvraagprocedure voor de verdeling van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte in de zogenoemde laag 6 van band III ten behoeve van commerciële digitale radio-omroep.
Sinds 2009 stimuleert de overheid digitalisering van de (ether)radio met het oog op doelmatig gebruik van schaars spectrum. Hiertoe zijn de vergunningen voor analoge commerciële radio (zowel landelijk als niet-landelijk) meerdere malen verlengd onder de voorwaarde dat partijen investeren in digitale etherradio. Door middel van de zogenaamde koppeling kregen partijen ook de beschikking over een vergunning voor digitale radio (DAB+). Met de verlengde vergunningen werden vergunninghouders onder andere verplicht het programma dat men analoog verspreidt óók digitaal aan te bieden (de zogenoemde simulcastverplichting).
De digitale DAB-standaard biedt de luisteraar verschillende voordelen ten opzichte van de analoge FM: de luisteraar kan een hogere geluidskwaliteit en additionele diensten (zoals informatie over de muziek) worden geboden. Digitalisering strekt er tevens toe dat de beschikbare frequentieruimte intensiever gebruikt kan worden. Hierdoor kan het beschikbare spectrum efficiënter worden ingericht. Er passen meer zenders in minder spectrum, waardoor er ook meer aanbod kan komen. Daarnaast zullen de investeringen in digitalisering voor de vergunninghouders op termijn leiden tot lagere exploitatiekosten doordat de kosten voor het uitzenden gedeeld kunnen worden met andere partijen. Al met al biedt digitalisering verschillende voordelen ten opzichte van analoge radio: een betere kwaliteit, een groter bereik en de mogelijkheid tot het genereren van meer aanbod.
In de afgelopen jaren is het aanbod van digitale etherradio gestaag gegroeid. Er zijn op dit moment in Nederland meerdere frequentielagen beschikbaar voor digitale radio. Laag 6 is bedoeld voor lokale publieke en commerciële partijen die digitaal willen uitzenden.
Laag 6 bestaat uit 57 lokale allotments en is bedoeld voor zowel lokale publieke als lokale commerciële omroepen. Met de nieuwe indeling van laag 6 per 1 september 2024 en de rechten die internationaal zijn verkregen, is het mogelijk om gebruik te maken van hogere zendvermogens en hogere opstelpunten dan bij het gebruik van de 22 tijdelijke allotments in deze laag het geval was. De definitieve laag 6 is bedoeld om een vergelijkbare kwaliteit te realiseren als in de overige lagen voor digitale radio.
Voor commerciële radio-omroep is de hoofdregel dat de frequentieruimte in de frequentieband 174 – 230 MHz wordt verdeeld door middel van een vergelijkende toets of een veiling, omdat deze schaars is. Bij de verdeling van schaarse vergunningen is het – onder andere op grond van Europese richtlijnen – noodzakelijk dat partijen in een open en transparant proces gelijke kansen krijgen op toegang tot het spectrum. In laag 6 was de verwachting dat de vraag het aanbod zou overtreffen en er dus sprake was van schaarste.1
In 2024 is een deel van de ruimte op laag 6 op aanvraag aan lokale publieke omroepen vergund. Voor de resterende ruimte heeft een veilingprocedure plaatsgevonden voor commerciële omroepen. Tijdens deze veilingprocedure is gebleken dat er in geen enkel van de 57 allotments schaarste was. Gelet hierop is de verwachting dat de kans op schaarste in laag 6 gedurende de huidige vergunningsperiode, die loopt tot en met 31 augustus 2030, eveneens klein zal zijn. Daarom wordt in dit bijzondere geval gekozen om de resterende frequentieruimte gedurende de lopende vergunningsperiode, op volgorde van binnenkomst te verlenen.
In de regeling aanvraagprocedure bij verlening op volgorde van binnenkomst zijn algemene voorschriften gesteld voor de verdeling van vergunningen voor frequentieruimte op volgorde van binnenkomst. Voor de verdeling van de frequentieruimte in laag 6 is er voor gekozen om een aparte regeling op te stellen. Er worden specifieke eisen gesteld, zodat er kan worden aangesloten op de eisen die eerder waren gesteld voor de bieders in de veilingprocedure. Het algemene karakter van de regeling aanvraagprocedure bij verlening op volgorde van binnenkomst was hiervoor niet toereikend. De regeling aanvraagprocedure bij verlening op volgorde van binnenkomst is daarom niet van toepassing of de verlening op volgorde van binnenkomst voor laag 6. De regeling die nu wordt vastgesteld is uitsluitend van toepassing op deze verdeling.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om paragraaf 3a van hoofdstuk 3 van de Regeling aanvraagprocedure bij verlening op volgorde van binnenkomst te laten vervallen, deze bepaling waren inmiddels materieel uitgewerkt.
Om een vergunning te kunnen verkrijgen, dient allereerst een aanvraag te worden ingediend. Ter uitvoering van artikel 12 van het Frequentiebesluit 2013 (hierna ook: het Frequentiebesluit) geeft deze regeling aan op welke wijze een aanvraag voor een vergunning moet worden ingediend en welke gegevens daarbij moeten worden overgelegd. In hoofdstuk 3 van de regeling is opgenomen aan welke eisen de aanvraag moet voldoen. Zo is bepaald dat gebruik moet worden gemaakt van het aanvraagformulier dat gepubliceerd zal worden op de website van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (hierna: de RDI) (www.rdi.nl).
Een aanvraag kan vanaf een door de minister te bepalen tijdstip worden ingediend. De aanvraag wordt ingediend langs elektronische weg of per post. Voor aanvraag per e-mailbericht geldt de datum van ontvangst door de e-mailserver van de RDI en voor een aanvraag per post geldt de dag waarop de RDI de post ontvangt.
In de aanvraag wordt door de commerciële aanvrager per allotment vermeld op hoeveel vergunningen de aanvraag betrekking heeft. Gedurende de eerste vier weken na openstelling van deze regeling geldt in het belang van een evenwichtige verdeling dat per allotment ten hoogste één vergunning wordt verleend. Na de hiervoor bedoelde periode kan de commerciële aanvrager, indien hij over meerdere vergunningen in een bepaald allotment wil beschikken, een nieuwe aanvraag voor dat allotment indienen. Met deze regel wordt bewerkstelligd dat alle aanvragers een gelijke kans maken bij de verdeling op volgorde van binnenkomst. Hiernaast wordt voorkomen dat één of enkele aanvragers meteen een grote hoeveelheid frequentieruimte aanvragen, waardoor andere partijen vervolgens een minder grote kans hebben om voor een vergunning in aanmerking te komen.
De vergunningen zullen ook gepubliceerd worden op de website van de RDI De vergunningsvoorwaarden die van toepassing zijn, zijn grotendeels gelijk aan de reeds uitgegeven vergunningen in laag 6 zoals opgenomen in het Besluit bekendmaking veiling vergunningen aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6. Dit betekent dat die vergunningsvoorwaarden ook worden opgenomen in de vergunningen die zullen worden verstrekt onder deze regeling. De minister merkt daarbij wellicht ten overvloede op dat de huidige vergunningsvoorwaarde dat een programmakanaal met dezelfde naam maximaal in drie aansluitende allotments mag worden uitgezonden dus gehandhaafd blijft. De vergunningen worden wel aangepast zodat het mogelijk wordt voor nieuwe partijen om toe te treden tot een allotment. Bij alle vergunningen, de nieuw uit te geven en de reeds bestaande vergunningen, zullen de uitrolverplichtingen iets worden versoepeld. De minister acht het niet wenselijk dat door het toetreden van nieuwe partijen de uitrolverplichting wordt verzwaard. Door de uitrolverplichting iets naar beneden bij te stellen wordt dit voorkomen en worden bestaande partijen niet geconfronteerd met zwaardere verplichtingen.
Zoals hierboven reeds is opgemerkt heeft voor een deel van de frequentieruimte van laag 6 een veilingprocedure plaatsgevonden voor commerciële omroepen. Aan partijen die mee hebben gedaan aan deze veilingprocedure is een aantal toelatingscriteria gesteld.
De vergunningen die eerder zijn verleend via de veilingprocedure verplichten de partijen in een allotment om samen te werken door middel van een zogenoemde samenwerkingsovereenkomst. Deze samenwerkingsovereenkomst verplicht de partijen om gezamenlijk een netwerk uit te rollen en te exploiteren. De kosten hiervan worden gedeeld door de aanwezige partijen in een netwerk. Dit betekent dat de partijen, die op basis van deze nieuwe regeling een vergunning verkrijgen zullen moeten toetreden tot deze samenwerkingsovereenkomsten. De aard van de vergunning vereist dat de nieuwe partijen samenwerken met de bestaande partijen. Er zal daarom worden geëist dat de nieuwe partijen, onder andere, niet in staat van faillissement of liquidatie verkeren en de aanvrager geen surséance van betaling is verleend. Dit zou immers betekenen dat de volledige kosten van de exploitatie van het netwerk alsnog volledig gedragen moeten worden door de zittende partijen. Daarnaast zal het beheer van het netwerk een zekere professionaliteit vereisen, daarom zal er aanvullend worden geëist dat de partijen een rechtspersoon zijn. Deze eisen zijn nodig om ervoor te zorgen dat deze partijen gezamenlijk kunnen voorzien in een goed werkend lokaal digitaal radionetwerk en zijn daarom in het maatschappelijk belang. Op basis van artikel 11, derde lid, van het Frequentiebesluit 2013 is de minister in staat om deze eisen te stellen.
Om te toetsen of een aanvrager voldoet aan de toetsingscriteria uit deze regeling zal in het aanvraagformulier gevraagd worden naar een aantal verklaringen en zal een aantal documenten aangeleverd moeten worden, bijvoorbeeld een kopie van een geldige toestemming van het Commissariaat voor de Media als bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008. Door de RDI zal ook getoetst worden of een aanvrager, of een daarmee verbonden rechtspersoon, niet beschikt over een vergunning voor landelijke commerciële radio-omroep of een vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep. Op grond van artikel 3a en bijlage 1 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep is het namelijk niet toegestaan om frequentieruimte uit meerdere categorieën te verwerven of gebruiken. Om dit te beoordelen zal in het aanvraagformulier gevraagd worden om met betrekking tot de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen een aantal vragen te beantwoorden en, als dit nodig is, eventuele onderliggende documentatie aan te leveren.
Zoals hierboven reeds wordt aangegeven is bij de uitgifte van de lokale DAB-vergunningen voor commerciële partijen in 2024 gebleken dat er in geen van de allotments schaarste is, en de verwachting is dat gedurende de huidige vergunningsperiode die loopt tot en met 31 augustus 2030 in de meeste allotments deze vergunningen evenmin schaars zullen worden. De minister wil het daarom mogelijk maken dat lokale publieke omroepen gedurende de looptijd van de huidige lokale publieke vergunningen (tot en met 31 augustus 2030) een tweede DAB-vergunning binnen hun ‘eigen’ allotment kunnen aanvragen.
Om dit mogelijk te maken, is een wijziging van de Regeling extra vergunningen publieke mediadienst noodzakelijk. Deze regeling ziet, onder meer, op het verlenen van vergunningen voor digitale radio DAB+. Op dit moment beschikken iets meer dan 200 lokale publieke omroepen over een vergunning voor het gebruik van 1/18de deel van één van de 57 lokale DAB+-allotments waarvan het dekkingsgebied geheel of gedeeltelijk overlapt met de gemeente of gemeenten waar de lokale publieke omroep media-aanbod verzorgt. Het toewijzen van een extra DAB vergunning aan lokale publieke omroepen maakt programmatische differentiatie mogelijk. Extra vergunningen kunnen alleen worden verleend in het geval daar ruimte voor is, er wordt geen extra capaciteit geserveerd binnen de allotments voor de lokale publieke omroep. Lokale publieke omroepen mogen één extra vergunning (indien beschikbaar) aanvragen in het ‘eigen’ allotment. Aanvragen buiten het eigen verzorgingsgebied zijn niet gewenst/toegestaan omdat dit afbreuk doet aan de taak en functie van een lokale publieke omroep, namelijk het bedienen van het eigen (geografische) verzorgingsgebied. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf een door de minister te bepalen tijdstip en gedurende een door de minister vast te stellen termijn. Een besluit hiertoe zal de minister nemen (circa vier tot zes maanden) na het openstellen van de aanvraagperiode voor de commerciële lokale partijen. Door deze handelwijze worden de commerciële partijen als eerste in de gelegenheid gesteld om extra frequentieruimte aan te vragen.
Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om een foutieve verwijzing te herstellen in artikel 5, tweede lid, van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep (hierna: Tijdelijke regeling). In artikel 5, tweede lid, van de Tijdelijke regeling, werd abusievelijk verwezen naar ‘bijlage 14’ in plaats van naar ‘bijlage 1’. ‘Bijlage 1’ was en is overigens ook de enige bijlage van de Tijdelijke regeling.
Een ontwerp van deze regeling is 22 oktober 2025 tot en met 20 november 2025 geconsulteerd op www.internetconsultatie.nl. Hieronder wordt op de gegeven reacties ingegaan voor zover zij betrekking hadden op de onderhavige regeling en de daarbij behorende bijlagen.
De onderhavige regeling heeft betrekking op de wijziging van het verdeelmechanisme ten behoeve van de uitgifte aan lokale commerciële omroepen. Dit betekent dat opmerkingen over bestaand beleid ten aanzien van de voorwaarden waaronder de lokale commerciële vergunningen worden uitgegeven in dit kader niet nogmaals worden meegewogen. De belangenafweging ten aanzien van dit beleid heeft immers in een eerder stadium plaatsgevonden.
Een aantal respondenten heeft vragen gesteld over het beleid ten aanzien van de verlening van digitale vergunningen aan lokale publieke omroepen. Deze beleidsvragen zullen op een later tijdstip worden geadresseerd, bij de daadwerkelijke verlening aan de lokale publieke omroepen.
Een aantal respondenten geeft aan zich te kunnen vinden in de wijziging van het verdeelmechanisme voor de resterende vergunningen in laag 6 van een veiling naar verlening op volgorde van binnenkomst.
De minister ziet hierin een erkenning van partijen dat de vergunningen voor lokale publieke en commerciële omroep op dit moment niet schaars zijn mede door het groot aantal vergunningen dat in laag 6 beschikbaar is.
Eén respondent geeft echter aan dat het bepalen van de volgorde van deze procedure kan leiden tot ongewenste uitkomsten. Dat geldt volgens deze respondent zowel voor aanvragen die langs elektronische weg worden ingediend alsmede voor aanvragen die per post worden ingediend. De respondent merkt op dat ook in het verleden de gehanteerde methode tot ongelijkheden heeft geleid.
De minister merkt daarover het volgende op. Het is niet gebleken dat er in het verleden onregelmatigheden hebben voorgedaan ten nadele van aanvragende partijen bij het hanteren van de voorgestelde verdeelmechaniek. Daarnaast is in artikel 7 van de regeling aangeven dat in het geval dat de beschikbare frequentieruimte onvoldoende is om voor alle aanvragen vergunningen te verlenen, er een loting zal plaatsvinden voor het bepalen van de volgorde van behandeling van de aanvragen die op dezelfde dag binnen zijn gekomen. Het tijdstip van ontvangst van de aanvragen op die dag is daarbij niet relevant. Aanvragen, die voldoen aan de wettelijke voorschriften, die per post of per email op dezelfde datum zijn ontvangen, worden zo op gelijke wijze behandeld. In die zin wordt in de regeling al voorzien in de wens van deze respondent om niet het tijdstip als criterium voor ontvangst te hanteren.
Eén respondent geeft aan zich niet te kunnen vinden in het hanteren van het verdeelmechanisme op volgorde van binnenkomst. De respondent voert daartoe aan dat het niet mogelijk is om binnen de looptijd van de vergunningen die zijn verleend tot 1 september 2030 het verdeelmechanisme te wijzigen. Bovendien is deze respondent tegen het uitgeven van de beschikbare restcapaciteit aangezien de huidige vergunninghouders dan geconfronteerd worden met nieuwe concurrenten. De respondent is van mening dat de huidige vergunninghouders die restcapaciteit moeten kunnen gebruiken naar eigen goeddunken, zoals het zelf verhuren van die restruimte. Hiermee is het aan de huidige vergunninghouder zelf om een concurrent al dan niet toe te laten tot het aan hun vergunde spectrum.
De minister reageert hierop als volgt. In artikel 3.10, derde lid, van de Telecommunicatiewet is bepaald dat de procedures, bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met f, niet worden toegepast indien het redelijkerwijs te verwachten is dat de voor verdeling beschikbare frequentieruimte voldoende is om aan de vraag te voldoen. Onder deze procedures is ook de veilingprocedure begrepen.
In 2024 is een deel van de ruimte op laag 6 op aanvraag aan lokale publieke omroepen vergund. Voor de resterende ruimte heeft een veilingprocedure plaatsgevonden voor commerciële omroepen. Tijdens deze veilingprocedure is gebleken dat er in geen enkel van de van de 57 allotments schaarste was. Gelet hierop is de verwachting dat de kans op schaarste in laag 6 gedurende de huidige vergunningsperiode, die loopt tot en met 31 augustus 2030, eveneens klein zal zijn.
Onder deze omstandigheden kan de veilingprocedure niet opnieuw worden gehanteerd om de resterende frequentieruimte te verdelen. De minister kan de respondent dan ook niet volgen in zijn stelling dat de rechtszekerheid er aan in de weg staat om deze restcapaciteit middels een nader verdeelmethode uit te geven. Er zijn de minister ook geen andere bepalingen dan wel beginselen bekend die daaraan in de weg zouden staan.
Om de allotments voldoende rendabel te maken is het wenselijk dat de restcapaciteit in laag 6 zoveel mogelijk verdeeld gaat worden. Het toetreden van vergunninghouders leidt tot lagere exploitatiekosten doordat de kosten voor het uitzenden gedeeld kunnen worden met andere partijen. Dit is een belangrijk uitgangspunt bij het aanleggen van digitale netwerken. Er zijn geen redenen aanwezig om hiervan af te wijken. Temeer nu er in laag 6 veel restcapaciteit over is. Mocht er desalniettemin frequentieruimte overblijven dan zijn partijen uiteraard vrij om in overleg met de andere vergunninghouders in dat allotment de overgebleven frequentieruimte te verhuren.
Een aantal respondenten vraagt nadrukkelijk aandacht voor de geluidskwaliteit. Deze respondenten geven aan dat een bitrate van 64 kb/s onvoldoende is voor een volwaardig radiogeluid en stellen voor om deze te verhogen naar 96 of 128 kb/s, eventueel door de mogelijkheid te bieden twee vergunningen te combineren voor één programma. Eén respondent geeft daarbij uitdrukkelijk aan dat de restcapaciteit allereerst aangewend zou moeten worden om de geluidskwaliteit van de huidige vergunninghouders te verbeteren alvorens over te gaan tot de uitgifte hiervan. Een andere respondent geeft echter aan van mening te zijn dat de volledige restcapaciteit volledig ten behoeve van kwaliteitsverbetering van de lokale publieke (themakanalen) moet worden ingezet.
De minister merkt hierover het volgende op. Al eerder is overwogen om in de transitiefase van lokale publiek omroepen naar streekomroepen uit te gaan van een bitrate van 64 kb/s in laag 6.
Dit maakt dat er in elk beschikbaar allotment plaats is voor 18 vergunninghouders. Aangezien de lokale publieke omroepen als eerste vergunningen in laag 6 toebedeeld kregen in combinatie met het soms grote aantal publieke omroepen per allotment, is gekozen voor een iets lagere bitrate dan in de andere digitale banden. Alleen op deze wijze kon verzekerd worden dat er na de toewijzing aan de lokale publieke omroep voldoende frequentieruimte overbleef voor commerciële partijen. In deze transitiefase is er op deze wijze voldoende audiokwaliteit beschikbaar voor alle partijen.
Het is dan ook niet mogelijk om gedurende de looptijd van de bestaande vergunning de indeling van de allotments te wijzigen ten gunste van commerciële dan wel publieke omroepen door de bitrate te verhogen. Dit zou afbreuk doen aan het gekozen uitgangspunt dat er zowel voldoende frequentieruimte voor commerciële als publiek omroepen in deze band beschikbaar is. De beschikbare restruimte kan dan ook niet aangewend worden om eerst de geluidskwaliteit van de bestaande (commerciële) vergunninghouders te verbeteren of volledig worden aangewend ten behoeve van de lokale publieke omroepen. De minister merkt wellicht ten overvloede op dat indien en zo lang er in een allotment frequentieruimte niet is uitgegeven het partijen in dat allotment vrij staat, conform de afspraken in hun samenwerkingsovereenkomst, om de bitrate te verhogen en zodoende de geluidkwaliteit te verbeteren.
Om de allotments voldoende rendabel te maken is het wenselijk dat de restcapaciteit in laag 6 zoveel mogelijk verdeeld gaat worden. Het toetreden van vergunninghouders leidt tot lagere exploitatiekosten doordat de kosten voor het uitzenden gedeeld kunnen worden met andere partijen.Dit geldt temeer nu er veel frequentieruimte nog niet is vergeven. Een betere exploitatie van de allotments komt op termijn de digitalisering ten goede.
Omdat zich naar verwachting geen schaarste voor zal doen, wordt er ook de mogelijkheid geboden aan lokale publieke omroepen gedurende de looptijd van hun huidige lokale publieke vergunningen een tweede DAB-vergunning aan te vragen. De mogelijkheid hiertoe zal pas enkele maanden na de openstelling aan lokale commerciële omroepen worden geopend. Dit om eerst commerciële omroepen in de gelegenheid te stellen om (meer) digitaal frequentiespectrum te verwerven. De voorwaarden die gaan gelden voor het tweede programmakanaal van de lokale publiek omroepen worden op een later tijdstip in overeenstemming met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Onderwijs bekend gemaakt.
Een ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur ter toetsing op uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en fraudebestendigheid. De RDI was van oordeel dat de regeling uitvoerbaar, handhaafbaar en fraudebestendig is.
De aanvraagprocedure voor verlening van een commerciële vergunning voor lokale digitale radio-omroep begint met het indienen van een aanvraag. Voor de kwantificering van de totale administratieve lasten van de regeling is uitgegaan van de kosten van een gemiddelde aanvraag voor één vergunning.
Voor het indienen van een aanvraag is het volgende benodigd:
1. een volledig ingevuld aanvraagformulier; en
2. zo nodig aanvullende documentatie over eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen ten behoeve van de verbondenheidstoets.
Deze lasten zijn als volgt uit te splitsen:
Het lezen van deze regeling en het invullen/indienen van de aanvraag: dit zal maximaal twee uur in beslag nemen.
Het verzamelen, kopiëren en aanleveren van gegevens ten behoeve van de verbondenheidstoets. De verwachting is dat leidinggevenden/managers hier een uur aan besteden en administratief personeel twee uren.
Bij de tarieven wordt uitgegaan van een uurtarief van € 77,– voor leidinggevenden/managers en een uurtarief van € 39,– voor administratief personeel.
Ook moet rekening worden gehouden met kopieerkosten van circa € 10,–. Voor het verzenden van de aanvraag wordt rekening gehouden met een kostenpost van circa € 19,50.
In totaal levert dit per aanvrager het volgende beeld op:
|
Activiteit |
Wie |
Tijd of aantal |
Totaal |
|---|---|---|---|
|
Lezen regeling en invullen aanvraag |
Leidinggevende |
2 uur |
2 x € 77,– = € 154,– |
|
Aanleveren gegevens ten behoeve van de verbondenheidstoets |
Leidinggevende |
1 uur |
1 x € 77,– = € 77,– |
|
Verzamelde stukken kopiëren |
Administratief medewerker |
2 uur |
2 x € 39,– = € 78,– |
|
Kosten kopieën (10 cent per kopie) |
100 kopieën |
100 x € 0,10 = € 10,– |
|
|
Verzenden aanvraag |
Administratief medewerker |
Half uur |
0,5 x € 39,– = € 19,50 |
Totale gemiddelde kosten per aanvrager € 338,50
Uitgaande van 120 aanvragers, een vergunningstermijn van maximaal vijf jaar en gemiddeld € 338,50 per aanvraag komen de totale administratieve lasten van de regeling uit op (€ 338,50 x 120) = € 40.620,– in totaal. Dit betekent een bedrag van € 8.124,– per jaar. Het betreffen hier eenmalige kosten.
In dit scenario is geen rekening gehouden met aanvragers die twee of meer vergunningen aanvragen. Vraagt een aanvrager twee vergunningen aan, dan blijven de totale administratieve lasten zoals opgenomen in de tabel gelijk. De administratieve lasten per vergunning halveren dan en komen uit op € 169,25.
Deze regeling en de toelichting zijn voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het Adviescollege heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen noemenswaardige gevolgen voor de regeldruk heeft.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee is afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten op grond waarvan ministeriële regelingen in beginsel in werking treden op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, en minimaal twee maanden vóór inwerkingtreding worden bekendgemaakt. Dit is gedaan in het belang van de toekomstige aanvragers en de reeds zittende partijen die er baat bij hebben dat potentiële nieuwe partijen zo snel mogelijk toetreden om met hen de lasten te delen.
De Minister van Economische Zaken, V.P.G. Karremans
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-44300.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.