Regeling van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 22 december 2025, nr. 2025-0000042840, tot wijziging van de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen in verband met het aanpassen van de overgangsbepaling

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Gelet op de artikelen 3, eerste en tweede lid, en 4, eerste en tweede lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 6, vijfde lid, onderdeel b, en zevende lid, en 8, eerste en tweede lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 21 van de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen wordt voor ‘verstrekt’ ingevoegd ‘aangevraagd of’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

De Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (hierna: SAH) heeft als doel het aardgasvrij maken van huurwoningen en het aansluiten op warmtenetten van die aardgasvrije huurwoningen, en het volledig aardgasvrij maken van huurwoningen die reeds zijn aangesloten op een warmtenet. Met de SAH krijgen verhuurders en gemengde Verenigingen van Eigenaars (VvE’s) subsidie voor bestaande woningen die binnen maximaal zes jaar volledig van het aardgas af gaan (eventueel te verlengen met twaalf maanden). Per 1 mei 2025 waren er geen aanvragen meer mogelijk vanwege het bereiken van het subsidieplafond. In november is de regeling echter heropend voor aanvragen met een nieuw subsidieplafond voor het jaar 2025. Dat plafond is diezelfde dag nog bereikt waarna de regeling is gesloten. Deze wijziging strekt ertoe om de overgangsbepaling van de SAH aan te passen. Voorafgaand aan deze aanpassing zou de SAH alleen gelden voor subsidies die voor 1 januari 2026 zijn verstrekt. Met deze wijzigingsregeling is geregeld dat de SAH ook van toepassing blijft op aanvragen die voor 1 januari 2026 zijn ingediend.

Dit is noodzakelijk om een zorgvuldige behandeling van de in 2025 ingediende aanvragen mogelijk te maken. Bij nader inzien kost het meer tijd om de in 2025 ingediende aanvragen op een zorgvuldige wijze te beoordelen. Het niet aanpassen van de overgangsbepaling zou tot gevolg hebben dat het grootste deel van de in 2025 ingediende aanvragen zou moeten worden afgewezen, aangezien de meeste beoordelingen omtrent verstrekking pas afgerond kunnen worden na 1 januari 2026. Door de overgangsbepaling aan te passen, kan de behandeling van de in 2025 ingediende aanvragen ook in 2026 plaatsvinden.

In de inwerkingtredingsbepaling wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimale invoeringstermijn, omdat het van belang is dat deze regeling zo snel mogelijk in werking treedt om de hier bovengenoemde redenen en omdat dit geen nadelige effecten heeft voor belanghebbenden.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer

Naar boven