Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Financiën | Staatscourant 2025, 43771 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Financiën | Staatscourant 2025, 43771 | ander besluit van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Financiën,
Gelet op de Invorderingswet 1990 en paragraaf 3 van hoofdstuk 2 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
Besluit:
Het besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 juni 2025, nr. 2025-070007, wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1.5 vervalt de tekst vanaf de tweede zin van de vijfde alinea.
B
Na artikel 1.1.5a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Als de belastingschuldige in zijn verzoek aan de Belastingdienst aannemelijk maakt dat er gegronde twijfels bestaan over de verschuldigdheid van een onherroepelijk geworden belastingaanslag, toetst de ontvanger de belastingaanslag marginaal. Onder een onherroepelijk vaststaande belastingaanslag wordt in dit verband verstaan een belastingaanslag waartegen geen bezwaar of beroep meer openstaat en waarbij evenmin een ambtshalve beoordeling mogelijk is in verband met termijnoverschrijding. Als bij de marginale toetsing blijkt dat een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk in materiële zin niet verschuldigd kan worden geacht, neemt de ontvanger in zoverre geen invorderingsmaatregelen. Onder invorderingsmaatregelen worden niet alleen dwangmaatregelen begrepen zoals de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, maar ook de verrekening van een belastingaanslag met belastingteruggaven.
Als de ontvanger invorderingsmaatregelen heeft genomen na indiening van het verzoek tot marginale toetsing, corrigeert hij de afboekingen op de belastingaanslag voor zover deze belastingaanslag niet materieel verschuldigd kan worden geacht. Wanneer het afboekingen betreffen die zien op de periode van vóór de ontvangst van het verzoek dan wel betalingen betreffen die de belastingschuldige uit eigen beweging heeft gedaan, corrigeert de ontvanger dit voor zover dat in redelijkheid nog mogelijk is.
De ontvanger wijst het verzoek van belastingschuldige af als de inspecteur een tijdig verzoek voor ambtshalve beoordeling ook zou hebben afgewezen.
C
Na artikel 1.1.5b (nieuw) wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De ontvanger houdt de invordering aan als er een verzoekschrift is ingediend bij Zijne Majesteit de Koning, de Commissie voor de Verzoekschriften en Burgerinitiatieven uit de Tweede Kamer of de Commissie voor de Verzoekschriften uit de Eerste Kamer der Staten-Generaal, de Nationale ombudsman of het Ministerie van Financiën tot op dat verzoekschrift is beslist. De ontvanger houdt de invordering ook aan als de Belangenbehartiger een casus in behandeling heeft genomen. De ontvanger doet dit tot het moment waarop behandeling van de casus door de Belangenbehartiger definitief is afgerond. Als naar het oordeel van de ontvanger aanwijzingen bestaan dat door het niet direct aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de Staat worden geschaad, kan de ontvanger na voorafgaande toestemming van het ministerie toch invorderingsmaatregelen treffen.
D
Artikel 25.1.15 vervalt.
E
Artikel 26.1.11 vervalt.
F
In artikel 26.2.7, tweede alinea wordt ‘de overblijvende partner/erfgenaam’ vervangen door ‘de langstlevende echtgenoot’.
G
In artikel 26.2.12 wordt ‘€ 77’ vervangen door ‘€ 80’ en wordt ‘€ 68’ vervangen door ‘€ 70’.
H
In artikel 26.2.19 wordt ‘€ 45’ vervangen door ‘€ 47’ en wordt ‘€ 101’ vervangen door ‘€ 106’.
I
Artikel 35.12.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na ‘de betrokken onderaannemer’ wordt ‘in de afgelopen vijf jaar’ ingevoegd.
2. Het woord ‘pas’ komt te vervallen.
3. De volgende zin wordt aan het einde toegevoegd:
‘Als door de opgaaf een naheffingsaanslag wordt opgelegd, geeft de ontvanger de verklaring af als is voldaan aan de eisen voor het afgeven van een verklaring zoals vermeld in artikel 35.12.2 van de Leidraad.’
J
In artikel 67 wordt na het eerste gedachtestreepje een gedachtestreepje ingevoegd, luidende:
– bekendmaking aan derden in het belang van de invordering;
K
In artikel 77.1 komt de tweede alinea als volgt te luiden:
Voor toepassing van het verplichtingensignaal tellen echter de volgende aanslagen motorrijtuigenbelasting niet mee:
a. aanslagen motorrijtuigenbelasting die niet meer worden ingevorderd, omdat invordering een onverdedigbare hardheid zou zijn;
b. aanslagen motorrijtuigenbelasting die niet meer worden ingevorderd omdat voor die aanslagen (1) kwijtschelding is verleend, (2) de belastingschuldige de toezegging heeft gekregen dat de ontvanger geen verdere invorderingsmaatregelen zal treffen, of (3) in het kader van beëindiging van de WSNP een schone lei is verleend;
c. aanslagen motorrijtuigenbelasting die niet meer worden ingevorderd omdat sprake is van een gering restbedrag;
d. aanslagen motorrijtuigenbelasting die als natuurlijke verbintenis worden aangemerkt, bijvoorbeeld na verjaring;
e. aanslagen motorrijtuigenbelasting waarvoor een verzoek om uitstel van betaling bij de ontvanger in behandeling is dan wel waarvoor uitstel van betaling door de ontvanger is verleend.
f. aanslagen motorrijtuigenbelasting waarvoor een verzoek om kwijtschelding bij de ontvanger in behandeling is.
L
Artikel 77.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste alinea wordt ‘onderdelen a tot en met d’ vervangen door ‘onderdelen a tot en met f’.
2. Na de laatste zin van de eerste alinea wordt een zin toegevoegd, luidende:
Voor de aanslagen motorrijtuigenbelasting waarvoor het verplichtingensignaal is aangebracht en nadien een verzoek om uitstel van betaling is gedaan, blijft het verplichtingensignaal in beginsel gehandhaafd. Dit geldt ook voor een nadien gedaan verzoek om kwijtschelding dat afgewezen wordt.
3. De derde alinea komt te luiden:
Naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek kan de ontvanger besluiten een verplichtingensignaal op te heffen. De belastingschuldige moet aantonen dat het verplichtingensignaal leidt tot een onoverkomelijke ernstige vorm van hinder. Daarnaast geldt als voorwaarde dat de belastingschuldige alle nieuwe fiscale verplichtingen met betrekking tot het motorrijtuig volledig en tijdig nakomt.
M
In artikel 77.5 komt de eerste zin van de tweede alinea te vervallen.
N
In artikel 79.1 vervalt de tweede alinea.
O
Artikel 79.7 komt te luiden:
Uitgangspunt is dat de belanghebbende die te veel ontvangen toeslag moet terugbetalen in de gelegenheid wordt gesteld om het bedrag van de toeslagschuld te voldoen met een standaardbetalingsregeling.
De standaardbetalingsregeling gaat uit van een af te lossen bedrag van € 20 per maand voor iedere terugvordering afzonderlijk. Als een terugvordering meer bedraagt dan € 480, wordt het maandelijks af te lossen bedrag zodanig verhoogd dat aflossing binnen 24 maandelijkse termijnen mogelijk is. De belanghebbende lost de toeslagschuld af door maandelijks het termijnbedrag over te maken naar de rekening van de Dienst Toeslagen.
De standaardbetalingsregeling wordt zonder nader onderzoek in te stellen door de Dienst Toeslagen in de terugvorderingsbeschikking aangeboden. Wanneer een belanghebbende instemt met een door de Dienst Toeslagen aangeboden betalingsregeling moet de eerste termijn zijn voldaan op de vervaldag van de terugvorderingsbeschikking, zodat de regeling start. Na het verstrijken van de vervaldag van de terugvorderingsbeschikking wordt een standaardbetalingsregeling op aanvraag van de belanghebbende verleend.
De periode waarover de regeling zich uitstrekt is maximaal 24 maanden te rekenen vanaf de vervaldag van de terugvorderingsbeschikking of de datum van de beschikking waarbij de Dienst Toeslagen de betalingsregeling toestaat. De situatie kan zich voordoen dat de belanghebbende tijdens de looptijd van een standaardbetalingsregeling te maken krijgt met een nieuwe terugvordering. Er wordt dan een afzonderlijke standaardbetalingsregeling aangeboden voor de nieuwe terugvordering. Op verzoek van de belanghebbende kunnen deze afzonderlijke standaardbetalingsregelingen worden gebundeld tot een gezamenlijke standaardbetalingsregeling. Voor het totaalbedrag geldt dan weer de aflossingssystematiek van ten minste € 20 per maand per terugvordering gedurende maximaal 24 maanden gerekend vanaf de datum van het besluit waarbij de gebundelde betalingsregeling wordt toegekend.
De Dienst Toeslagen wijst een verzoek om een betalingsregeling af wanneer het belang van de invordering zich verzet tegen het verlenen van de betalingsregeling.
Wanneer een belanghebbende niet aan zijn aflossingsverplichtingen voldoet wordt de betalingsregeling beëindigd.
P
Artikel 79.8 komt te luiden:
De Dienst Toeslagen kan een andere betalingsregeling toestaan dan de standaardbetalingsregeling. Dit kan alleen als de belanghebbende schriftelijk kenbaar maakt dat hij niet in staat is de toeslagschuld te voldoen onder de condities die gelden voor de standaardbetalingsregeling. De belanghebbende moet dan op het daartoe bestemde formulier de benodigde informatie verstrekken aan de Dienst Toeslagen zodat beoordeeld kan worden of er sprake is van onvoldoende betalingscapaciteit om een maandelijkse aflossing overeenkomstig de standaardbetalingsregeling te voldoen.
De artikelen 11 tot en met 16 van de regeling en de artikelen 25.5.5 tot en met 25.5.9 zijn hierbij van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:
– naast het netto besteedbaar inkomen van de belanghebbende ook rekening wordt gehouden met het netto besteedbaar inkomen van een eventuele partner als bedoeld in artikel 3 van de Awir, met dien verstande dat met het netto besteedbaar inkomen van de partner alleen rekening wordt gehouden als die partner ook de partner van de belanghebbende was gedurende de periode waarop de toeslagschuld van de belanghebbende betrekking heeft;
– bevoorrechte schulden (zoals belastingschulden) op het vermogen in mindering mogen worden gebracht.
Als een verzoek van een belanghebbende als bedoeld in artikel 3a van de Awir is toegewezen, dan wordt de eventuele partner als bedoeld in artikel 3 van de Awir niet als partner aangemerkt voor de toepassing van dit artikel. Dit geldt voor zover de belanghebbende ten tijde van het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling nog steeds verblijft in een instelling als bedoeld in artikel 3a van de Awir.
Als uit de verstrekte gegevens blijkt dat de betalingscapaciteit voldoende is om de toeslagschuld af te lossen volgens de standaardbetalingsregeling, zal de Dienst Toeslagen een betalingsregeling toestaan waarbij de openstaande toeslagschuld in maximaal 24 maanden wordt voldaan.
Als blijkt dat de betalingscapaciteit lager is dan € 20 per maand, maar voldoende om het bedrag van de toeslagschuld in maximaal 24 maanden te voldoen – zij het met een lager bedrag dan € 20 – dan zal de Dienst Toeslagen een betalingsregeling toestaan die is gebaseerd op die betalingscapaciteit.
Als de belanghebbende wel over betalingscapaciteit beschikt, maar deze is niet voldoende om de toeslagschuld af te lossen in 24 maanden, dan zal de Dienst Toeslagen een regeling voor 24 maanden treffen, gebaseerd op die betalingscapaciteit. In de uitstelbeschikking zal worden opgenomen dat de regeling opnieuw wordt bezien na verloop van twaalf maanden.
Na twaalf maanden kan de Dienst Toeslagen de belanghebbende opnieuw een vragenformulier toesturen. Als na ontvangst van het formulier een inkomensverbetering wordt geconstateerd, dan wordt het lopende uitstel ingetrokken en een nieuwe betalingsregeling getroffen op basis van het hogere bedrag van de betalingscapaciteit, gedurende de resterende twaalf maanden. Als een inkomensvermindering wordt geconstateerd, dan wordt een nieuwe betalingsregeling getroffen op basis van het lagere bedrag voor de resterende periode van twaalf maanden.
Een persoonlijke betalingsregeling wordt afgewezen als de belanghebbende of de in artikel 3 van de Awir bedoelde partner over voldoende vermogen in de zin van artikel 12 van de regeling beschikt voor de voldoening van de toeslagschuld, met dien verstande dat bevoorrechte schulden op het vermogen in mindering worden gebracht.
De Dienst Toeslagen wijst een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling eveneens af wanneer het belang van de invordering zich verzet tegen het verlenen van de betalingsregeling.
Wanneer een belanghebbende niet aan zijn aflossingsverplichtingen voldoet, wordt de betalingsregeling beëindigd.
Den Haag, 16 december 2025
De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, C.H.L.M. van de Louw Directeur-Generaal Toeslagen
H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken
Artikel I, onderdelen A en B zijn wijzigingen van redactionele aard en betreffen de wijziging van artikel 1.1.5 en de invoering van een nieuw artikel, te weten artikel 1.1.5b.
De marginale toetsing van belastingaanslagen wordt uit artikel 1.1.5 gehaald en opgenomen in een apart artikel. Hierdoor wordt de marginale toetsing beter zichtbaar in de Leidraad wat de vindbaarheid ten goede komt. Er is geen beleidswijziging beoogd.
Artikel I, onderdelen C, D en E zijn wijzigingen van redactionele en technische aard en betreffen de invoering van een nieuw artikel, te weten artikel 1.1.5c, en de intrekking van de artikelen 25.1.15 en 26.1.11.
In de artikelen 25.1.15 en 26.1.11 stond nagenoeg dezelfde tekst en de plaatsing was onlogisch. De artikelen 25 en 26 geven beleidsregels ten aanzien van – respectievelijk – uitstel van betaling en kwijtschelding. De in de artikelen 25.1.15 en 26.1.11 genoemde verzoeken kunnen echter ook op andere onderwerpen betrekking hebben. Om die reden vervallen de artikelen 25.1.15 en 26.1.11 en wordt de tekst opgenomen in het nieuwe artikel 1.1.5c.
Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruikgemaakt om de huidige tekst aan te passen. De zinsnede ‘ten laste van een belastingschuldige’ komt te vervallen. In de tekst van artikel 25.1.15 stond dat de ontvanger de invordering ten laste van een belastingschuldige aanhoudt als de Belangenbehartiger zijn casus in behandeling heeft genomen. Bij de overige verzoekschriften gold deze beperking tot de belastingschuldige niet. Daar stond slechts dat de ontvanger de invordering aanhoudt indien een verzoekschrift is ingediend. In de tekst van het nieuwe artikel 1.1.5c wordt dit verschil weggenomen.
Artikel I, onderdeel F betreft een redactionele wijziging van artikel 26.2.7. Door het gebruik van de schuine streep in het eerdere ‘de overblijvende partner/erfgenaam’ kon onduidelijkheid bestaan over wie er werd bedoeld. Door dit te vervangen door ‘de langstlevende echtgenoot’ is beoogd te verduidelijken dat het moet gaan om de erfgenaam die tevens echtgenoot was van de erflater. Gelet op de definitie van ‘echtgenoot’ in artikel 1.1.2 van de Leidraad geldt deze bepaling ook voor de erfgenaam die tevens geregistreerd partner was van de erflater. Er is geen beleidswijziging beoogd.
Artikel I, onderdeel G, indexeert de in artikel 26.2.12 opgenomen forfaitaire bedragen voor boeken en leermiddelen naar de per 1 januari 2026 geldende bedragen.
Artikel I, onderdeel H, indexeert de in artikel 26.2.19 genoemde bedragen die zien op de normpremies zorgverzekering voor een alleenstaande en alleenstaande ouder, en de normpremie ziektekostenverzekering voor echtgenoten, naar de per 1 januari 2026 geldende bedragen.
Artikel I, onderdeel I betreft een wijziging van artikel 35.12.3, waarmee is beoogd de bepaling te verduidelijken wanneer een WKA-verklaring wordt afgegeven in het geval de onderaannemer heeft verzuimd om aangifte te doen maar de daaropvolgende naheffingsaanslagen wel heeft betaald.
In de eerste zin wordt de zinsnede ‘in de afgelopen vijf jaar’ toegevoegd. De WKA-verklaring wordt in beginsel niet afgegeven als duidelijk is dat de onderaannemer in de afgelopen vijf jaar verzuimd heeft om aangifte te doen en niet alsnog opgaaf heeft gedaan van de volgens hem verschuldigde belasting. Het laten vervallen van het woord ‘pas’ betreft een wijziging van redactionele aard. Er is hiermee geen inhoudelijke wijziging beoogd.
Voorts is een zin toegevoegd aan het artikel waarmee wordt verduidelijkt dat het doen van voornoemde opgaaf niet voldoende is voor het krijgen van de WKA-verklaring. De WKA-verklaring wordt pas afgegeven wanneer voldaan is aan de eisen voor het afgeven van een verklaring zoals vermeld in artikel 35.12.2 van de Leidraad. Als niet aan de voorwaarden van artikel 35.12.3 is voldaan, wordt het verzoek om een WKA-verklaring afgewezen.
Artikel I, onderdeel J betreft een redactionele wijziging van artikel 67. Bij de wijziging van de Leidraad per 1 juli 20121 is overeenkomstige aanpassing van artikel 67 abusievelijk achterwege gelaten. Bij deze wordt dit alsnog gedaan.
Artikel I, onderdelen K, L en M wijzigen de artikelen 77.1, 77.4 en 77.5 die zien op het verplichtingensignaal motorrijtuigenbelasting. Artikel 77.1 wordt uitgebreid zodat aanslagen motorrijtuigenbelasting waarvoor een verzoek om kwijtschelding in behandeling is dan wel reeds kwijtschelding is verleend of een verzoek om uitstel van betaling in behandeling is dan wel reeds uitstel van betaling is verleend niet meetellen voor de toepassing van het verplichtingsignaal. Het beleid van het verplichtingensignaal motorrijtuigenbelasting wordt op deze wijze in overeenstemming gebracht met de eerdere verruiming van het uitstel- en kwijtscheldingsbeleid voor de naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting.2
Tot heden stond in artikel 77.5 dat aanslagen waarvoor de schone lei is verleend niet meetellen voor de vraag of een verplichtingensignaal moet worden aangebracht. Redactioneel bezien past dit beter onder artikel 77.1, onderdeel b. Nu dit in onderdeel b is ondergebracht, is ook onderdeel d aangepast. Er is hier geen inhoudelijke wijziging beoogd.
Gelet op de uitbreiding van de aanslagen motorrijtuigenbelasting die niet meetellen voor de toepassing van het verplichtingensignaal in artikel 77.1 is ook artikel 77.4 gewijzigd in die zin dat het verplichtingensignaal zal worden verwijderd als alle aanslagen motorrijtuigenbelasting zijn voldaan behoudens de aanslagen zoals genoemd in artikel 77.1, onderdelen a tot en met f.
Voor wat betreft de aanslagen motorrijtuigenbelasting genoemd in artikel 77.1, onderdelen e en f, is verduidelijkt dat het verplichtingensignaal in beginsel gehandhaafd blijft als het verplichtingensignaal is aangebracht voordat een verzoek om uitstel van betaling is gedaan. Dit geldt ook voor een nadien gedaan verzoek om kwijtschelding dat afgewezen wordt. Dit is nodig, want anders zou men eenvoudig onder het verplichtingensignaal uit kunnen komen.
Voorts is de derde alinea van artikel 77.4 gewijzigd zodat de ontvanger op gemotiveerd verzoek het verplichtingensignaal kan opheffen. Voorheen werd in deze alinea expliciet ingegaan op de situatie dat een bewindvoerder namens de saniet hiertoe een gemotiveerd verzoek kon doen. Het wordt echter wenselijk geacht om aan belastingschuldigen, bij wie een verplichtingensignaal is aangebracht voor aanslagen motorrijtuigenbelasting waarvoor nadien uitstel van betaling is verleend, ook de mogelijkheid te geven het verzoek te doen om het verplichtingensignaal te laten verwijderen. Om die reden is ervoor gekozen om hier een algemene regel van te maken, waarvan zij opgemerkt dat aan een dergelijk verzoek slechts in zeer uitzonderlijke gevallen tegemoet zal worden gekomen. Stipt nakomen van de fiscale verplichtingen ten aanzien van het motorrijtuig blijft een voorwaarde.
Artikel I, onderdeel N betreft een wijziging van artikel 79.1. De wijziging van dit artikel houdt in dat het betalingsgedrag van een belanghebbende of zijn gedrag met betrekking tot het verstrekken van informatie niet langer reden is om geen betalingsherinnering te sturen wanneer de toeslagschuld niet of niet volledig binnen de betalingstermijn wordt voldaan. Dit is in overeenstemming met de huidige werkwijze in de praktijk. Deze werkwijze is dat altijd een betalingsherinnering wordt verstuurd voor een niet op tijd betaalde toeslagschuld. De gedachte hierachter is dat men eerder tot betalen overgaat of contact op zal nemen met de Dienst Toeslagen, als per toeslagschuld een betalingsherinnering wordt ontvangen. Hiermee kan een (verdere) schuldenoploop worden voorkomen. Deze werkwijze sluit hiermee aan bij twee uitgangspunten van de Invorderingsstrategie Toeslagen, namelijk dat burgers worden gestimuleerd uit zichzelf te betalen en dat probleemschulden worden voorkomen.3 Met de wijziging van artikel 79.1 wordt dit artikel in overeenstemming gebracht met het eerder gewijzigde artikel 11.54 dat geldt voor de Belastingdienst. De wijziging van artikel 11.5 ziet op het in veel gevallen standaard versturen van een betalingsherinnering wanneer een belastingschuld niet tijdig is betaald.
Artikel I, onderdeel O, wijzigt artikel 79.7. Dit artikel is in de eerste plaats gewijzigd in verband met de toevoeging van lid 4 (nieuw) en lid 8 (nieuw) aan artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Uitvoeringsregeling Awir) per 1 januari 2026. Lid 4 (nieuw) houdt in dat de Dienst Toeslagen op verzoek van een belanghebbende ook na het verstrijken van de voor de terugvordering of bestuurlijke boete geldende betalingstermijn, een betalingsregeling kan vaststellen voor 24 maanden. Lid 8 (nieuw) houdt in dat het verzoek van een belanghebbende om een betalingsregeling als bedoeld in de leden 4 en 5 wordt afgewezen wanneer het belang van de invordering zich tegen verlening verzet. De wijzigingen van artikel 79.7 brengen dit artikel in overeenstemming met het gewijzigde artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Awir. Onder meer is overgenomen dat een betalingsregeling wordt afgewezen wanneer het belang van de invordering zich tegen het verlenen van de betalingsregeling verzet. Voor de toepassing van deze afwijzingsgrond is de toelichting bij lid 8 (nieuw) van belang. Hierin is opgemerkt dat bij situaties waarin het belang van de invordering zich tegen het verlenen van de betalingsregeling verzet, gedacht kan worden aan het herhaald verzoeken om een betalingsregeling door de belanghebbende nadat eerder toegekende betalingsregelingen zijn stopgezet, waardoor de invordering wordt gefrustreerd.
Daarnaast ziet de wijziging op de situatie dat de belanghebbende tijdens de looptijd van een standaardbetalingsregeling te maken krijgt met een nieuwe terugvordering. Met de wijziging van artikel 79.7 is bepaald dat op verzoek van de belanghebbende de voor deze terugvordering aangeboden standaardbetalingsregeling kan worden gebundeld met de eerder vastgestelde betalingsregeling. Voor deze wijziging van de leidraad was in artikel 79.7 bepaald dat in geval de belanghebbende tijdens de looptijd van een standaardbetalingsregeling te maken kreeg met een nieuwe terugvordering, het bedrag van de nieuwe terugvordering werd opgeteld bij het nog resterende bedrag van de terugvordering waarvoor de standaardbetalingsregeling al liep. In de praktijk gebeurde dit echter niet, omdat het automatisch optellen van terugvorderingen systeemtechnisch niet mogelijk is. Het bundelen van betalingsregelingen op verzoek is wel mogelijk. Daarom is deze mogelijkheid nu expliciet in de leidraad opgenomen.
Ook is voor de volledigheid toegevoegd dat een betalingsregeling wordt beëindigd wanneer een toeslagschuldige niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. Deze beëindigingsgrond wordt al opgenomen in de besluiten tot vaststelling van een betalingsregeling.
Tot slot is van belang dat in artikel 79.9b regels zijn opgenomen voor de vaststelling van een betalingsregeling voor een bestuurlijke boete. Daarbij is het bepaalde in artikel 79.7 van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betekent dat de wijziging van artikel 79.7 ook van toepassing is op de vaststelling van een standaardbetalingsregeling voor een bestuurlijke boete.
Artikel I, onderdeel P, wijzigt artikel 79.8. Artikel 79.8 is inhoudelijk en redactioneel gewijzigd. De inhoudelijke wijziging houdt onder meer verband met de toevoeging van lid 8 (nieuw) aan artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Awir per 1 januari 2026. Overeenkomstig dit nieuwe lid is in artikel 79.8 opgenomen dat het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling wordt afgewezen wanneer het belang van de invordering zich verzet tegen verlening van de betalingsregeling. Zoals hiervoor is opgemerkt in de toelichting bij artikel I, onderdeel O, staat in de toelichting bij lid 8 (nieuw), dat hierbij gedacht kan worden aan het herhaald verzoeken om een betalingsregeling door de belanghebbende nadat eerder toegekende betalingsregelingen zijn stopgezet, waardoor de invordering wordt gefrustreerd. Ook is voor de volledigheid toegevoegd dat een betalingsregeling wordt beëindigd wanneer een toeslagschuldige niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. Deze beëindigingsgrond wordt al opgenomen in de besluiten tot vaststelling van een betalingsregeling.
De overige wijzigingen zijn redactioneel van aard ter verbetering of verduidelijking van de tekst zoals deze reeds luidde voor de wijziging van dit artikel. Onder meer wordt nu in artikel 79.8 ook vermeld dat de artikelen 14 tot en met 16 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 van toepassing zijn bij de vaststelling van de betalingscapaciteit. Deze artikelen waren al van toepassing doordat de artikelen 11 tot en met 13 van deze regeling van toepassing waren verklaard op de vaststelling van de betalingscapaciteit. Om verwarring te voorkomen worden deze artikelen nu ook expliciet genoemd in artikel 79.8. Ook is de indeling van de alinea’s gewijzigd om de leesbaarheid van het artikel te verbeteren. Voorts is het woord ‘toeslagenschuld’ in overeenstemming met de hiervoor opgenomen definitie in artikel 1.1.2 gewijzigd in ‘toeslagschuld’.
De in artikel 79.8 opgenomen regels sloten ook voor wijziging van dit artikel de vaststelling van een betalingsregeling voor een termijn van 24 maanden na de vervaldag van de terugvorderingsbeschikking niet uit. In zoverre is er daarom geen aanleiding om dit artikel overeenkomstig het bij dit besluit gewijzigde artikel 79.7 wat betreft het moment waarop een betalingsregeling kan worden vastgesteld, te wijzigen.
Tot slot is van belang dat in artikel 79.9b regels zijn opgenomen voor de vaststelling van een betalingsregeling voor een bestuurlijke boete. Daarbij is het bepaalde in artikel 79.8 van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betekent dat de wijziging van artikel 79.8 ook van toepassing is op de vaststelling van een persoonlijke betalingsregeling voor een bestuurlijke boete.
Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijziging(en). Deze datum is gesteld op 1 januari 2026. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling. 5
De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, C.H.L.M. van de Louw Directeur-Generaal Toeslagen
H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken
Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 15 december 2023 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregeling op het gebied van belastingen en toeslagen (Eindejaarsregeling 2023), Stcrt. 2023, 34571, p. 48 en 49.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-43771.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.