Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 11 december 2025, kenmerk ACM/UIT/651643 tot wijziging van de tariefstructuren en voorwaarden als bedoeld in de artikelen 27 en 31 van de Elektriciteitswet 1998 betreffende de groepstransportovereenkomst

Ons kenmerk: ACM/UIT/651643

Zaaknummer: ACM/23/184255

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit

ARTIKEL I

De Begrippencode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

In artikel 1.1 wordt op alfabetische volgorde ingevoegd:

Groepstransportovereenkomst:

Op grond van artikel 7.1e, eerste lid, van de Netcode elektriciteit afgesloten transportovereenkomst met twee of meer aangeslotenen gezamenlijk;

ARTIKEL II

De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1.3 komt te luiden:

Artikel 1.3

  • 1. Indien een aansluiting deel uitmaakt van een groepstransportovereenkomst, dient voor de toepasselijkheid van deze code in plaats van “aansluit- en transportovereenkomst” gelezen te worden “aansluitovereenkomst”, tenzij anders vermeld.

  • 2. Voor een groepstransportovereenkomst geldt in paragraaf 7.1 en paragraaf 7.4 dat:

    • a. voor “gecontracteerd transportvermogen” en voor “het op de aansluiting gecontracteerde transportvermogen” gelezen dient te worden “het door aangeslotenen die deel uitmaken van een groepstransportovereenkomst gezamenlijk gecontracteerde transportvermogen”;

    • b. voor “de aansluit- en transportovereenkomst” gelezen dient te worden “de groepstransportovereenkomst”;

    • c. voor “aangeslotene” gelezen dient te worden “groep van aangeslotenen die deel uitmaken van een groepstransportovereenkomst"; en

    • d. voor “grootverbruiker” gelezen dient te worden “groep van grootverbruikers die deel uitmaken van een groepstransportovereenkomst”.

B.

Artikel 7.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Transport vindt plaats:

    • a. op grond van een tussen de netbeheerder en de aangeslotene te sluiten aansluit- en transportovereenkomst of op grond van tussen de netbeheerder en een groep van twee of meer aangeslotenen af te sluiten individuele aansluitovereenkomsten in combinatie met een groepstransportovereenkomst;

    • b. indien de aangeslotene, of de van een groep van aangeslotenen deel uitmakende aangeslotenen elk individueel, op grond van de in onderdeel a bedoelde overeenkomst(en) recht heeft op een aansluiting; en

    • c. indien voor elke in onderdeel b bedoelde aansluiting bij de netbeheerder bekend is welke partijen ten behoeve van de desbetreffende aansluiting, of, indien het een aansluiting betreft waaraan secundaire allocatiepunten zijn toegekend, voor alle allocatiepunten van de desbetreffende aansluiting, optreden als leverancier, BRP en, indien het een grootverbruikaansluiting betreft, meetverantwoordelijke. De respectievelijke identificaties van genoemde partijen legt de netbeheerder op grond van de artikelen 2.1.3 tot en met 2.1.5a van de Informatiecode elektriciteit en gas vast in zijn aansluitingenregister.

2. Onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid naar het vijfde tot en met het achtste lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Op een groepstransportovereenkomst zijn artikel 7.15, eerste lid, en artikel 7.16, eerste lid, niet van toepassing.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt tussen ‘dezelfde aansluiting’ en ‘in combinatie worden gecontracteerd’ ingevoegd ‘of door een groep van aangeslotenen die deel uitmaken van een groepstransportovereenkomst’.

C

In artikel 7.1a, derde lid, wordt ‘de artikelen 3.7.5 tot en met 3.7.14 van de Tarievencode elektriciteit’ vervangen door ‘de artikelen 3.7.5 tot en met 3.7.14, 3.7.18 en 3.7.19 van de Tarievencode elektriciteit’.

D

In artikel 7.1b, derde lid, wordt ‘dat: de tariefstructuur als bedoeld in artikel 3.7.15, van de Tarievencode elektriciteit van toepassing is’ vervangen door ‘dat de tariefstructuren als bedoeld in de artikelen 3.7.15, 3.7.18 en 3.7.19 van de Tarievencode elektriciteit van toepassing zijn’.

E

Artikel 7.1c, derde lid, onderdeel d komt te luiden ‘de tariefstructuren als bedoeld in de artikelen 3.7.16 en 3.7.18 van de Tarievencode elektriciteit van toepassing zijn’.

F

Artikel 7.1d, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt tussen ‘grootverbruiker’ en ‘op een regionaal net’ ingevoegd ‘aangesloten’.

2. Onderdeel b komt te luiden: ‘de tariefstructuren als bedoeld in de artikelen 3.7.17 tot en met 3.7.19 van de Tarievencode elektriciteit van toepassing zijn’.

G

Na artikel 7.1d worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7.1e

  • 1. Een groep van twee of meer aangeslotenen kan op grond van artikel 24 van de Elektriciteitswet 1998, en indien de netbeheerder daartoe de mogelijkheid biedt, met de netbeheerder een groepstransportovereenkomst afsluiten indien:

    • a. elke aangeslotene voor de afzonderlijke aansluiting(en) waarmee hij deelneemt aan de groep een aansluitovereenkomst met de netbeheerder heeft afgesloten;

    • b. elke aangeslotene voor de aansluiting(en) waarmee hij deelneemt aan de groep geen andere transportovereenkomst heeft afgesloten;

    • c. alle aangeslotenen die deel uitmaken van de groep gezamenlijk een gemachtigde in de zin van artikel 3:60 van het Burgerlijk Wetboek hebben aangewezen om namens hen met de netbeheerder te handelen en de groepstransportovereenkomst met de netbeheerder af te sluiten;

    • d. elke aansluiting voorzien is van een telemetriegrootverbruikmeetinrichting;

    • e. de dimensionering van elke meetinrichting van de aansluitingen is afgestemd op de aansluitcapaciteit van de desbetreffende aansluiting;

    • f. in geval van aansluitingen op een net met een spanningsniveau lager dan 110 kV, alle aansluitingen waarmee wordt deelgenomen aan de groep:

      • 1°. grootverbruikaansluitingen zijn;

      • 2°. behoren tot de aansluitcapaciteitscategorieën als bedoeld in de bijlage A van de Tarievencode elektriciteit, onderdelen A.3 tot en met A.7, waarbij geldt dat:

        • i) aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 tot en met A.5 gezamenlijk één groep kunnen vormen;

        • ii) indien de netbeheerder daartoe de mogelijkheid biedt, aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 tot en met A.5 en A.6, voor zover de A.6 aansluitingen alleen gebruikt worden om elektriciteit in te voeden, gezamenlijk één groep kunnen vormen;

        • iii) aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorie A.6 gezamenlijk één groep kunnen vormen;

        • iv) aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorie A.7 gezamenlijk één groep kunnen vormen;

        • v) Indien de netbeheerder daartoe de mogelijkheid biedt, aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorieën A.6 en A.7 gezamenlijk één groep kunnen vormen;

      • 3°. in de normale bedrijfsvoering zijn aangesloten op:

        • i) een middenspanningsrail of middenspanningsrails die galvanisch met elkaar verbonden zijn, of middenspanningsring(en), of MS/LS-transformatorstations, of een combinatie van deze aansluitwijzen voor aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 tot en met A.5 en aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorie A.6 en die alleen gebruikt worden om elektriciteit in te voeden; of

        • ii) een middenspanningsrail of middenspanningsrails die galvanisch met elkaar verbonden zijn voor aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorieën A.6 en/of A.7; of

        • iii) een hoogspanningsrail of hoogspanningsrails die galvanisch met elkaar verbonden zijn voor aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorieën A.6 en/of A.7.

      • 4°. de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven, waarbij de netbeheerder voor de beoordeling hiervan de volgende criteria in acht neemt:

        • i) de mate waarin de spanningshuishouding door het benutten van het met de groepstransportovereenkomst gecontracteerde transportvermogen wordt beïnvloed;

        • ii) de belastbaarheid van netelementen die benodigd zijn voor het benutten van het met de groepstransportovereenkomst gecontracteerde transportvermogen;

        • iii) de mate waarin het benutten van het met de groepstransportovereenkomst gecontracteerde transportvermogen aanleiding geeft tot directe netinvesteringen; en

        • iv) de mate waarin het benutten van het met de groepstransportovereenkomst gecontracteerde transportvermogen invloed heeft op de vermogensstromen in het betreffende netdeel;

    • g. in geval van aansluitingen op een net met een spanningsniveau van 110 kV of hoger:

      • 1°. aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorie A.7 gezamenlijk één groep kunnen vormen;

      • 2°. alle afzonderlijke aansluitingen waarmee wordt deelgenomen aan de groep zijn aangesloten op hetzelfde station; en

      • 3°. de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven, waarbij de netbeheerder voor de beoordeling hiervan de criteria genoemd in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4º, punt i tot en met iv, in acht neemt.

  • 2. De netbeheerder informeert de gemachtigde van een groep over het beoordelingsproces zoals bedoeld in het eerste lid en de uitkomst daarvan, waarbij tenminste geldt dat:

    • a. de netbeheerder de gemachtigde van een groep van aangeslotenen binnen een redelijke termijn schriftelijk informeert of het mogelijk is om op grond van het eerste lid een groep te vormen; en

    • b. de netbeheerder de gemachtigde van een groep van aangeslotenen binnen een redelijke termijn schriftelijk informeert indien de netbeheerder het op grond van het eerste lid niet mogelijk acht dat een groep gevormd wordt, waarbij de weigering van de netbeheerder is voorzien van een deugdelijke motivering en de relevante informatie op basis waarvan de netbeheerder tot de weigering is gekomen.

  • 3. De gemachtigde van een groep van aangeslotenen die gezamenlijk een groepstransportovereenkomst wil afsluiten of wijzigen doet daartoe een verzoek bij de netbeheerder.

  • 4. De netbeheerder zet bij het aangaan van een groepstransportovereenkomst of bij een wijziging van de groepssamenstelling de individuele aansluit- en transportovereenkomsten om in een gezamenlijke groepstransportovereenkomst voor de groep en een individuele aansluitovereenkomst voor elk van de afzonderlijke aangeslotenen.

  • 5. In afstemming met de gemachtigde van een groep van aangeslotenen bepaalt de netbeheerder bij het aangaan van de groepstransportovereenkomst, en bij een wijziging van de groepssamenstelling, behoudens de in het achtste lid omschreven situatie, binnen een redelijke termijn het gecontracteerd transportvermogen voor invoeding en voor afname dat aan de groep aangeboden wordt, waarbij door de netbeheerder ten minste de volgende gegevens worden betrokken:

    • a. het gewenste netgebruik van de groep;

    • b. indien aanwezig, de historische jaarprofielen van de afgelopen 24 maanden van aangeslotenen die individueel gecontracteerd transportvermogen hebben;

    • c. de geprognosticeerde gebruiksprofielen van aangeslotenen die individueel gecontracteerd transportvermogen hebben, maar waarvan geen historisch jaarprofiel beschikbaar is;

    • d. de gelijktijdigheid van het netgebruik van de aangeslotenen die deelnemen aan de groep, waaronder de gelijktijdigheid van invoeding en afname van elektriciteit; en

    • e. de verwachte toekomstige transportbehoefte van de aangeslotenen die deelnemen aan de groep en de concrete toekomstplannen waaruit blijkt dat zij dit vermogen binnen een redelijke termijn nodig hebben.

  • 6. Indien de netbeheerder een aangeslotene die voor een aansluiting waarmee hij deelneemt aan een groepstransportovereenkomst overeenkomstig artikel 24, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 een aanbod voor het uitvoeren van transport doet, dan deelt de aangeslotene de netbeheerder mee of hij het aangeboden transportvermogen op grond van het vijfde lid inbrengt in de groep of dat hij een individuele aansluit- en transportovereenkomst aangaat voor de desbetreffende aansluiting en met de desbetreffende aansluiting uittreedt uit de groep.

  • 7.

    • a. Een groep kan eenmalig bij het aangaan van een groepstransportovereenkomst bepalen of de individuele leden van de groep gedurende een transitieperiode van maximaal drie jaar vanaf het aangaan van de groepstransportovereenkomst bij het verlaten van de groep kunnen terugvallen op het gecontracteerde transportvermogen waar de desbetreffende aangeslotene voorafgaand aan deelname aan de groepstransportovereenkomst over beschikte, eventueel vermeerderd met aanvullend vermogen zoals bedoeld in het zesde lid, waarover de gemachtigde de netbeheerder informeert.

    • b. Indien de groep gedurende de transitieperiode de duur hiervan wenst in te korten ten opzichte van de duur die de groep bij het aangaan van de groepstransportovereenkomst in overeenstemming met onderdeel a heeft bepaald, informeert de gemachtigde de netbeheerder hierover.

  • 8. Bij uittreden uit een groepstransportovereenkomst na afloop van de transitieperiode kan een aangeslotene die de groep verlaat een deel van het groepstransportvermogen meenemen indien:

    • a. de groep onderling afspraken heeft gemaakt en deze heeft vastgelegd over een verdeling tussen de aangeslotene die de groep verlaat en de groep; en

    • b. de netbeheerder getoetst heeft of bij toepassing van de verdeling als bedoeld in onderdeel a de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven, waarbij de netbeheerder voor de beoordeling hiervan de criteria genoemd in het eerste lid, onderdeel f, onder 4°, punt i tot en met iv, in acht neemt.

  • 9. Bij uittreding uit de groep past de netbeheerder de groepstransportovereenkomst aan en zet de netbeheerder de groepstransportovereenkomst voor de uittredende aangeslotene binnen een redelijke termijn om in een individuele aansluit- en transportovereenkomst.

Artikel 7.1f

  • 1. Indien op grond van artikel 7.1e, eerste lid, onderdelen d en e, aanpassingen aan de meetinrichting nodig zijn, zijn de voor onderdeel d benodigde aanpassingen gereed op moment van afsluiten van de groepstransportovereenkomst en zijn de voor onderdeel e benodigde aanpassingen gereed uiterlijk 6 maanden na het afsluiten van de groepstransportovereenkomst.

  • 2. De netbeheerder kan, indien hij dit nodig acht om de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer te borgen, bij het aangaan of wijzigen van een groepstransportovereenkomst aan één of meer aansluitingen die deelnemen aan een groep, in aanvulling op het door de groep gecontracteerde transportvermogen voor invoeding of voor afname en de aansluitcapaciteit van de individuele aansluitingen:

    • a. een beperking opleggen voor de maximale te benutten transportcapaciteit; en

    • b. verplicht stellen dat de aangeslotenen die deel uitmaken van de groep op de deelnemende aansluiting(en) op eigen kosten een technische voorziening installeren teneinde de opgelegde beperking te borgen.

  • 3. Indien de netbeheerder het op grond van het tweede lid noodzakelijk acht om een beperking op te leggen en/of een voorziening te verplichten, informeert de netbeheerder de gemachtigde van de groep van aangeslotenen hierover schriftelijk binnen een redelijke termijn, waarbij het standpunt van de netbeheerder is voorzien van een deugdelijke motivering aan de hand van de criteria genoemd in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4°, punt i tot en met iv, over de noodzaak van deze beperking en/of de voorziening, inclusief de relevante informatie die de netbeheerder bij zijn standpunt heeft betrokken.

  • 4. De netbeheerder houdt rekening met de belangen van de groep van aangeslotenen die deelneemt aan een groepstransportovereenkomst en informeert de gemachtigde van de groep vooraf indien aanpassing van het net nodig is vanuit het oogpunt van veiligheid, betrouwbaarheid of doelmatig netbeheer voor zover die netaanpassing van invloed is op de groep.

  • 5. De netbeheerder informeert de op de aansluitingen die deelnemen aan de groep gecontracteerde marktpartijen binnen een week na afsluiten of wijzigen van een groepstransportovereenkomst over het toetreden tot en uittreden uit de groepstransportovereenkomst.

Artikel 7.1g

  • 1. Alvorens een groepstransportovereenkomst in werking treedt en voorts bij elke wijziging van de groepstransportovereenkomst vergewist de netbeheerder zich ervan dat de groep in staat is te borgen dat het gecontracteerd transportvermogen en, indien van toepassing, de in artikel 7.1f, tweede lid, bedoelde beperking, niet worden overschreden.

  • 2. Voor de toetsing zoals bedoeld in het eerste lid stellen de gezamenlijke netbeheerders in samenspraak met relevante organisaties transparante toetsingsprotocollen op, welke uiterlijk 1 juli 2026 gepubliceerd worden op een door of namens de gezamenlijke netbeheerders beheerde website.

  • 3. Bij toetsing zoals bedoeld in het eerste lid maakt de netbeheerder gebruik van de volgens het tweede lid door de gezamenlijke netbeheerders opgestelde toetsingsprotocollen, of van eigen transparante en vooraf bekend gemaakte toetsingsprotocollen indien de door de gezamenlijke netbeheerders opgestelde toetsingsprotocollen nog niet beschikbaar zijn.

  • 4. De netbeheerder rondt de toetsing zoals bedoeld in het eerste lid af binnen een redelijke termijn en informeert de gemachtigde van een groep schriftelijk en op basis van een deugdelijke motivering over de uitkomst van de toetsing, waarbij de netbeheerder de relevante informatie die is betrokken bij de toetsing deelt met de gemachtigde van een groep van aangeslotenen.

  • 5. De netbeheerder stelt een groep van aangeslotenen in de gelegenheid om eventuele tekortkomingen die de netbeheerder heeft geconstateerd in de toetsing, zoals bedoeld in het eerste lid, binnen een redelijke termijn te herstellen, alvorens een groep af te wijzen indien niet is voldaan aan het eerste lid.

Artikel 7.1h

  • 1. De netbeheerder informeert de gemachtigde van een groep van aangeslotenen die deelneemt aan een groepstransportovereenkomst schriftelijk over elke overtreding van de voorwaarden van artikel 7.1e of artikel 7.1f.

  • 2. In aanvulling op artikel 7.1, zesde lid, geldt dat de netbeheerder bij een groepstransportovereenkomst het recht op transport als bedoeld in artikel 7.1, derde lid, onderdeel a, kan opschorten wanneer vast komt te staan dat de groep van aangeslotenen twee keer of meer de voorwaarden van artikel 7.1e of artikel 7.1f heeft overtreden en de netbeheerder de in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel c, bedoelde gemachtigde hierover schriftelijk heeft geïnformeerd. Bij de beslissing om het transportrecht op te schorten houdt de netbeheerder rekening met de mate en frequentie van de schending van de voorwaarden van artikel 7.1e of artikel 7.1f. De netbeheerder beëindigt de opschorting uit de vorige volzin wanneer de gemachtigde aan de netbeheerder aantoont dat de groep van aangeslotenen maatregelen heeft getroffen die voorkomen dat de groep nogmaals de voorwaarden van artikel 7.1e of artikel 7.1f overtreedt.

  • 3. Indien een groep na beëindiging van de opschorting ondanks de getroffen maatregelen nogmaals de voorwaarden van artikel 7.1e of artikel 7.1f overtreedt, kan de netbeheerder het transportrecht waarvan de voorwaarden geschonden zijn, laten vervallen. Bij de beslissing om het transportrecht te laten vervallen houdt de netbeheerder rekening met de mate en frequentie van de schending van de voorwaarden van artikel 7.1e of artikel 7.1f.

Artikel 7.1i

De netbeheerder rapporteert vanaf 2027 jaarlijks uiterlijk op 31 maart over het afgelopen kalenderjaar aan de Autoriteit Consument en Markt de volgende gegevens over de groepstransportovereenkomst:

  • a. het aantal aanvragen voor het vormen van een groepstransportovereenkomst dat de netbeheerder ontvangen heeft;

  • b. het aantal aanvragen voor het vormen van een groepstransportovereenkomst dat de netbeheerder toegewezen heeft;

  • c. het aantal aanvragen voor het vormen van een groepstransportovereenkomst dat de netbeheerder afgewezen heeft;

  • d. het aantal aanvragen voor het vormen van een groepstransportovereenkomst waarvan de beoordeling nog niet is afgerond, en;

  • e. de doorlooptijden van de behandeling van de aanvragen voor het vormen van een groepstransportovereenkomst.

H

Artikel 8.4, onderdeel e2, wordt gewijzigd als volgt:

1. In subonderdeel 1° vervalt ‘of’

2. In subonderdeel 2° wordt na de afsluitende ‘;’ toegevoegd ‘of’.

3. Na subonderdeel 2° wordt een subonderdeel ingevoegd luidende:

  • 3°. in geval van een aanvraag voor een groepstransportovereenkomst, binnen een redelijke termijn;

I

Artikel 8.8, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt na ‘aan aangeslotenen op zijn net’, ingevoegd ‘of aan een groep van aangeslotenen die deel uitmaakt van een groepstransportovereenkomst’.

2. In onderdeel c, subonderdeel 5°, wordt na ‘per aansluiting’ ingevoegd ‘of, indien sprake is van een groepstransportovereenkomst, per groep van aansluitingen’.

J

Artikel 9.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid wordt na ‘niet zijnde netbeheerders,’ ingevoegd ‘en groepen van aangeslotenen die een groepstransportovereenkomst hebben afgesloten,’

2. In het derde lid wordt na ‘en wijzen hiertoe een CSP aan’ ingevoegd ‘, of, in het geval van groepen van aangeslotenen die een groepstransportovereenkomst hebben afgesloten, een of meerdere CSP’s.’

3 In het vierde lid wordt na ‘niet zijnde netbeheerders,’ ingevoegd ‘en groepen van aangeslotenen die een groepstransportovereenkomst hebben afgesloten,’.

4. In het vierde lid wordt ‘Aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding’ vervangen door ‘Aangeslotenen en groepen van aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding’.

5. In het vierde lid wordt ‘Aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor afname’ vervangen door ‘Aangeslotenen en groepen van aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor afname’.

6. In het vierde lid wordt ‘Deze aangeslotenen wijzen hiertoe een CSP aan.’ vervangen door ‘Deze aangeslotenen wijzen hiertoe een CSP aan, of, in het geval van groepen van aangeslotenen die een groepstransportovereenkomst hebben afgesloten, één of meerdere CSP’s.’

K

Artikel 9.19 wordt gewijzigd als volgt:

1. ‘niet zijnde netbeheerders,’ wordt vervangen door ‘niet zijnde netbeheerders en groepen van aangeslotenen die een groepstransportovereenkomst hebben afgesloten,’

2. Na ‘een BSP’ wordt ingevoegd ‘, of, in het geval van groepen van aangeslotenen die een groepstransportovereenkomst hebben afgesloten, één of meerdere BSP’s,’.

L

Artikel 11.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt na ‘grootste’ ingevoegd ‘individuele, of indien de aansluiting deel uitmaakt van een groepstransportovereenkomst, de grootste van de door middel van de groepstransportovereenkomst gecontracteerde’.

2. In het vijfde lid wordt na ‘grootverbruikaansluitingen met een’ ingevoegd ‘individueel, of, indien de aansluiting deel uitmaakt van een groepstransportovereenkomst, met een door middel van de groepstransportovereenkomst’.

ARTIKEL III

De tarievencode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 3.1.3 wordt een artikel ingevoegd, luidend:

3.1.3a

In afwijking van artikel 3.1.3 geldt dat, indien sprake is van een groepstransportovereenkomst het transportonafhankelijk transporttarief en het transportafhankelijk transporttarief in rekening worden gebracht per groep, waarbij het transportonafhankelijk transporttarief bestaat uit de som van de transportonafhankelijke transporttarieven behorende bij de tariefcategorieën die overeenkomen met de netvlakken waarmee de individuele aan de groep deelnemende aansluitingen zijn verbonden.

B

Na artikel 3.7.2 wordt een artikel ingevoegd, luidend:

3.7.2a

Indien sprake is van een groepstransportovereenkomst geldt, in afwijking van artikel 3.7.2, dat de groep wordt ingedeeld in de tariefcategorie die overeenkomt met het hoogste netvlak waarmee de aan de groep deelnemende individuele aansluitingen zijn verbonden die elektriciteit mogen afnemen.

C

Na artikel 3.7.17 worden twee artikelen ingevoegd, luidend:

3.7.18

Indien sprake is van een groepstransportovereenkomst, wordt in de artikelen 3.7.5, 3.7.5a, 3.7.9, 3.7.10, artikel 3.7.15, artikel 3.7.16, en artikel 3.7.17, voor het bepalen van het TAVT:

  • a. voor zover van toepassing de component kWgecontracteerd toegepast op het transport over de aansluitingen van de groepsdeelnemers gezamenlijk waarbij voor groepen met gelijktijdige invoeding en afname wordt gerekend met het netto vermogensprofiel van de groep gebaseerd op een onbalansperiode van 15 minuten;

  • b. voor zover van toepassing de component kWmax of de component kWmaxgewogen toegepast op het transport over de aansluitingen van de groepsdeelnemers gezamenlijk waarbij voor groepen met gelijktijdige invoeding en afname wordt gerekend met het netto vermogensprofiel van de groep gebaseerd op een onbalansperiode van 15 minuten;

  • c. voor zover van toepassing de component kWh toegepast op het totaal van het transport over elk van de afzonderlijke aansluitingen van de groepsdeelnemers.

Artikel 3.7.19

In aanvulling op artikel 3.7.18, is, indien sprake is van een groepstransportovereenkomst waar aansluitingen behorend tot aansluitcapaciteitscategorie als bedoeld in bijlage A, onderdeel A.3 en onderdelen A.4 of A.5 deel van uitmaken, per maand 1/12 deel van de in artikel 3.7.10, onderdeel a, bedoelde verhoging van toepassing, vermenigvuldigd met de som van de kWmax waarden van alle aan de groep deelnemende aansluitingen behorend tot de aansluitcapaciteitscategorie als bedoeld in bijlage A, onderdeel A.3.

ARTIKEL IV

De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

De aanhef van artikel 7.1e, eerste lid, komt te luiden ‘Een groep van twee of meer aangeslotenen is op grond van artikel 24 van de Elektriciteitswet 1998 gerechtigd met de netbeheerder een groepstransportovereenkomst af te sluiten indien:’

ARTIKEL V

A

Artikelen I, II en III treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

B

Artikel IV treedt in werking met ingang van 1 januari 2027.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 december 2025

Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid

Als u belanghebbende bent, dan kunt u tegen dit besluit beroep instellen. Stuur uw gemotiveerde beroepschrift naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Dit moet u doen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt. Meer informatie over de beroepsprocedure vindt u op www.rechtspraak.nl

TOELICHTING

1 Samenvatting

  • 1. Met dit besluit maakt de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) de groepstransportovereenkomst mogelijk.

  • 2. De groepstransportovereenkomst is een contractvorm die het mogelijk maakt dat bedrijven kunnen samenwerken in een energiehub, zowel binnen als buiten congestiegebieden. Bij een groepstransportovereenkomst sluiten meerdere grootverbruikers samen één transportovereenkomst af met de netbeheerder en krijgen zij als groep gecontracteerd transportvermogen (hierna: GTV) aangeboden. De wijze waarop de aangeslotenen dit vermogen gebruiken, kunnen zij onderling bepalen. De aangeslotenen behouden hun eigen aansluitovereenkomst.

  • 3. Nadat de groep gevormd is, kunnen nieuwe partijen met en zonder inbreng van eigen transportcapaciteit toetreden. Ook uittreding is mogelijk. De groep kan daarbij een transitieperiode van maximaal drie jaar afspreken waarbinnen de deelnemers bij uittreding op hun individuele GTV van voor de groepsvorming kunnen terugvallen.

  • 4. De groepstransportovereenkomst is van groot belang voor het realiseren van energiehubs. De ACM ziet meerdere voordelen in de groepstransportovereenkomst. In de eerste plaats biedt het groeiperspectief aan bedrijven, met name in congestiegebieden. Ten tweede is er door gezamenlijke afrekening van de transporttarieven een financiële prikkel om energieverbruik lokaal op elkaar af te stemmen. De groepstransportovereenkomst is daarmee ook buiten congestiegebieden interessant.

  • 5. De groepstransportovereenkomst maakt het ten derde aantrekkelijker om samen te investeren in bijvoorbeeld duurzame opwek en opslag en laadfaciliteiten voor elektrisch vervoer en maakt het aantrekkelijker om afname, opwek en opslag van elektriciteit slim op elkaar af te stemmen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de energietransitie.

  • 6. Ten slotte geeft de groepstransportovereenkomst netbeheerders meer contractuele zekerheid over het netgebruik van de groep en dus over de belasting van zijn net. Door lokale afstemming binnen een groep ontstaat het voordeel dat het lokale net beter wordt benut en dat hogere netvlakken niet zwaarder belast worden en mogelijk juist ontlast worden. Transportcapaciteit die hierdoor vrijkomt kan vervolgens opnieuw worden uitgegeven aan partijen in de wachtrij. De groepstransportovereenkomst draagt daardoor bij aan het beperken van netcongestie en aan een betere benutting van het bestaande net.

  • 7. De ACM is in het besluit op verschillende punten afgeweken van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders en heeft bepaalde onderdelen aangescherpt. Deze aanpassingen zagen onder andere op (1) de doelgroep van de groepstransportovereenkomst, (2) duidelijkheid over het proces dat netbeheerders hanteren om het groepstransportvermogen te bepalen en de gegevens die zij hierbij betrekken, (3) betrokkenheid en inspraak van groepsleden bij dit proces en (4) het schrappen van de door de netbeheerders voorgestelde correctiefactor van 1,21 voor groepen op de tariefdragers kWgecontracteerd en kWmax(gewogen).

  • 8. De ACM heeft naar aanleiding van de reacties op het ontwerpbesluit het besluit op onderdelen aangepast. Deze aanpassingen zien onder andere op (1) de doelgroep van de groepstransportovereenkomst, (2) de toetsingscriteria voor het vormen van groepen op het landelijk hoogspanningsnet, (3) de bepaling van het groepstransportvermogen, (4) de criteria voor het opleggen van een deellimiet en een technische voorziening, (5) de randvoorwaarden voor toe- en uittreding en (6) evaluatie en monitoring.

  • 9. De ACM vindt het belangrijk dat de groepstransportovereenkomst voor een zo breed mogelijke doelgroep beschikbaar is. De ACM heeft echter besloten dat eerst nader onderzoek nodig is om te kunnen bepalen of groepen met aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3–A.5 met A.6-invoeders en groepen met aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.6 en A.7 samen een groep kunnen vormen. Om dit in de praktijk te kunnen onderzoeken neemt de ACM voor deze combinaties een ‘kan-bepaling’ op in het besluit. Gecombineerde groepen van A.3 tot en met A.5 aansluitingen met A.6 en A.7 aansluitingen op het net van een regionale netbeheerder, voor zover het gaat om afnemers, zijn niet mogelijk zonder ingrijpende aangepaste tarifering. De gezamenlijke netbeheerders zullen de resultaten van het onderzoek naar een mogelijke verbreding van de doelgroep van de groepstransportovereenkomst in 2026 bekendmaken.

  • 10. Partijen die een groep willen vormen geven hun individuele GTV op in ruil voor het groeps-GTV. De ACM heeft aanpassingen doorgevoerd in de wijze waarop het historisch verbruiksprofiel en de concrete toekomstplannen van de groepsleden worden meegenomen bij de bepaling van het groeps-GTV. Daarnaast heeft de ACM verduidelijkt op welke wijze inspraak van de groep geborgd is. Ten slotte heeft de ACM verduidelijkt dat een groep het groeps-GTV voor afname kan overschrijden als er op datzelfde moment binnen de groep invoeding plaatsvindt.

  • 11. De ACM heeft naar aanleiding van de zienswijzen op het ontwerpbesluit geen verdere aanpassingen doorgevoerd in de tarieven. Om lokale afstemming te stimuleren worden de tariefdragers kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) beide gezamenlijk en netto in rekening gebracht bij de groep. De ACM acht een extra prikkel op de tariefdrager kWh op dit moment onverstandig, zolang meer inzicht ontbreekt in onder andere de kostenreflectiviteit. Hier is eerst nader onderzoek naar nodig door de netbeheerders.

  • 12. Voor de netbeheerders geldt een implementatietermijn van één jaar na inwerkingtreding van het besluit. Tijdens de implementatietermijn is de groepstransportovereenkomst nog geen verplichting voor de netbeheerder. De ACM zal toezien op de implementatie van de groepstransportovereenkomst en het afsluiten van deze groepscontracten door de netbeheerders monitoren.

2 Aanleiding en gevolgde procedure

  • 13. De ACM stelt op grond van artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: de E-wet) regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders, zoals bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de E-wet. Met het voorstel willen de gezamenlijke netbeheerders de groepstransportovereenkomst mogelijk maken.

  • 14. Op 6 oktober 2022 is de ACM een consultatie over alternatieve transportrechten en het beperken van onnodig gecontracteerd transportvermogen (hierna: GOTORK) gestart.1 Op 28 juni 2023 heeft de ACM een eindnotitie gepubliceerd met daarin resultaten van haar consultatie over alternatieve transportrechten en GOTORK, waaronder de eerste uitgangspunten voor de groepstransportovereenkomst.2

  • 15. Op 21 december 2022 is het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) gepubliceerd. Onderdeel van het LAN is de actie voor de gezamenlijke netbeheerders om het delen van transportvermogen tussen partijen (groepstransportovereenkomst) in zogenoemde energiehubs mogelijk te maken.3

  • 16. De gezamenlijke netbeheerders hebben op 29 oktober 2024 het codewijzigingsvoorstel ingediend bij de ACM (hierna: het voorstel).4 Op 9 december 2024 heeft de ACM een eerste informatieverzoek aan de gezamenlijke netbeheerders gestuurd over het voorstel.5 De gezamenlijke netbeheerders hebben deze vragen op 20 december 2024 beantwoord (hierna: de reactie van 20 december 2024).6 Op 10 februari 2025 heeft de ACM een tweede informatieverzoek aan de gezamenlijke netbeheerders gestuurd over het voorstel.7 De gezamenlijke netbeheerders hebben deze vragen op 27 februari 2025 beantwoord (hierna: de reactie van 27 februari 2025).8

  • 17. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken op 24 april 2025 ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar website. De terinzagelegging is gemeld in de Staatscourant van 24 april 2025. De ACM heeft eenieder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na publicatie in de Staatscourant een zienswijze op het ontwerpbesluit te geven. Door de zienswijzeprocedure breed open te stellen heeft de ACM beoogd de belangen van alle betrokkenen zo goed mogelijk mee te kunnen nemen in het definitieve besluit.

  • 18. De ACM heeft op 23 juli 2025 een derde informatieverzoek aan de gezamenlijke netbeheerders gestuurd.9 Op 8 september 2025 heeft de ACM een reactie ontvangen (hierna: de reactie van 8 september 2025).10 De ACM heeft op 7 oktober 2025 een vierde informatieverzoek aan de gezamenlijke netbeheerders gestuurd.11 Op 23 oktober 2025 heeft de ACM hierop een reactie ontvangen (hierna: de reactie van 23 oktober 2025).12

  • 19. De in de vorige drie randnummers genoemde stukken worden tegelijkertijd met dit besluit gepubliceerd op de website van de ACM.

  • 20. De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat zoals bedoeld in Richtlijn 2015/1535. Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet in ontwerp ter notificatie aan de Europese Commissie aangeboden.

3 Beoordeling

3.1 Procedureel

  • 21. De ACM constateert dat het voorstel op 12 september 2024 in een overleg met representatieve organisaties is besproken. In het voorstel is een verslag opgenomen van dit overleg en de indieners hebben in het voorstel aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die organisaties naar voren hebben gebracht (hierna: het GEN-verslag). Het voorstel voldoet daarmee aan de vereisten uit artikel 33, eerste en tweede lid, van de E-wet.

3.2 Doel en leeswijzer

  • 22. Via het voorstel willen de gezamenlijke netbeheerders regels over de groepstransportovereenkomst opnemen in de Netcode elektriciteit (hierna: Netcode) en de Tarievencode elektriciteit (hierna: Tarievencode).

  • 23. De groepstransportovereenkomst maakt het mogelijk voor grootverbruikers om samen te werken in een energiehub, zowel binnen als buiten congestiegebieden. Bij een groepstransportovereenkomst sluiten meerdere grootverbruikers samen één transportovereenkomst af met de netbeheerder en krijgen zij als groep GTV aangeboden. De aangeslotenen behouden hun eigen aansluitovereenkomst.

  • 24. De groepstransportovereenkomst is van belang voor het realiseren van energiehubs. De ACM ziet meerdere voordelen in de groepstransportovereenkomst voor aangeslotenen.

  • 25. In de eerste plaats biedt het toekennen van groepstransportvermogen via groepstransportovereenkomsten groeiperspectief voor bedrijven, met name in congestiegebieden. Dit komt doordat het groepstransportvermogen in de regel hoger is dan het individuele transportvermogen en partijen binnen de groep zelf kunnen bepalen op welke wijze zij dit vermogen gebruiken. Hierdoor ontstaat er ondanks congestie groeiperspectief voor partijen binnen de groep omdat zij, op momenten dat het netgebruik van de overige groepsleden dit toestaat, meer vermogen kunnen gebruiken dan was toegestaan binnen het individuele GTV.

  • 26. In de tweede plaats geeft de groepstransportovereenkomst een kostenvoordeel doordat de groep uitkomt met een lager totaal aan GTV dan het geval zou zijn als iedere aangeslotene individueel GTV zou hebben gecontracteerd.

  • 27. In de derde plaats is er een financiële prikkel om energieverbruik (invoeding en afname) op elkaar af te stemmen doordat de tariefdragers kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) op basis van het gezamenlijke gedrag netto worden afgerekend.

  • 28. De groepstransportovereenkomst maakt het ten slotte aantrekkelijker om samen te investeren in technologieën zoals opwek, opslag en laadfaciliteiten voor elektrisch vervoer en maakt het aantrekkelijker om afname, opwek en opslag van elektriciteit slim op elkaar af te stemmen. Door de invoeding binnen de groep op hetzelfde moment af te nemen kan de groep meer vermogen afnemen zonder het groeps-GTV te overschrijden. Bij het nagaan of het groeps-GTV voor afname wordt overschreden wordt namelijk gekeken naar het ‘netto’ netgebruik van de groep, waarbij rekening gehouden wordt met het vermogen dat gelijktijdig afgenomen en ingevoed wordt. De groepstransportovereenkomst is om deze redenen ook buiten congestiegebieden interessant.

  • 29. Lokale afstemming van invoeding en afname binnen een groep draagt bij aan een betere benutting van het lokale net en zorgt mogelijk voor een minder zware belasting van de hoger gelegen netvlakken. Daarnaast geeft de groepstransportovereenkomst netbeheerders meer zekerheid over het huidige en toekomstige netgebruik van partijen binnen de groep. Hierdoor vrijgekomen capaciteit kan vervolgens weer beschikbaar gesteld worden aan partijen in de wachtrij.

  • 30. In dit besluit werkt de ACM mede op basis van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders en hun reacties van 20 december 2024, 27 februari 2025, 8 september 2025 en 23 oktober 2025 uit hoe zij meent dat deze punten geregeld kunnen worden. De ACM maakt hierin dus een eigen keuze en afweging.13 De ACM heeft hierbij de ontvangen zienswijzen op het ontwerpbesluit van 24 april 2025 betrokken.

  • 31. De ACM gaat hierna in op de verschillende voorwaarden die gelden voor het aangaan van een groepstransportovereenkomst. Achtereenvolgens gaat de ACM daarbij in op de volgende onderwerpen:

    • De doelgroep (paragraaf 3.3);

    • De randvoorwaarden voor het vormen van een groep (paragraaf 3.4);

    • Bepalen van het gecontracteerde transportvermogen van de groep (paragraaf 3.5);

    • Toe- en uittreding van partijen binnen de groep (paragraaf 3.6);

    • De transitieperiode (paragraaf 3.7);

    • Non-discriminatie (paragraaf 3.8);

    • Het waarborgen van de veiligheid en betrouwbaarheid van het net (paragraaf 3.9);

    • Opschorting of verval van transportrecht na overtreding voorwaarden (paragraaf 3.10);

    • Compensatie ten gevolge van een storing (paragraaf 3.11);

    • Netaanpassing en wijziging van de aansluiting (paragraaf 3.12);

    • Het delen van informatie (paragraaf 3.13);

    • De verhouding tot andere diensten en maatregelen (congestiemanagement, balancing, alternatieve transportrechten en GOTORK) (paragraaf 3.14);

    • Overige punten (paragraaf 3.15);

    • Begrippen (paragraaf 3.16);

    • Tarifering (paragraaf 3.17);

    • Monitoring en evaluatie (paragraaf 3.18); en

    • Implementatie en inwerkingtreding (paragraaf 3.19).

  • 32. De ACM sluit hoofdstuk drie af met een conclusie (paragraaf 3.20).

  • 33. In hoofdstuk vier bespreekt de ACM de ontvangen zienswijzen op het ontwerpbesluit.

3.3 Doelgroep

  • 34. De gezamenlijke netbeheerders stellen in hun voorstel voor dat op basis van de aansluitcapaciteitscategorieën, zoals opgenomen in bijlage A van de Tarievencode, bepaald wordt welke grootverbruikers met elkaar een groep kunnen vormen. Zij stellen voor dat grootverbruikers in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 – A.5 samen met elkaar een groep kunnen vormen en dat grootverbruikers in de aansluitcapaciteitscategorie A.6 onderling een groep kunnen vormen. Daarnaast kunnen aangeslotenen op het landelijke hoogspanningsnet met elkaar een groep vormen. Kleinverbruikers kunnen volgens het voorstel geen deel uitmaken van een groepstransportovereenkomst.

3.3.1 Kleinverbruikersgroepen zijn (nog) niet mogelijk
  • 35. De ACM neemt in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, aanhef en onder i, van de Netcode op dat alleen grootverbruikersaansluitingen deel kunnen nemen aan een groepstransportovereenkomst op het regionale net. Groepen met kleinverbruikers worden vooralsnog uitgesloten van de mogelijkheid om een groep te vormen omdat kleinverbruikers hun transportvermogen anders contracteren, het tariefmodel voor kleinverbruikers afwijkend is en kleinverbruikers niet worden gefactureerd door de netbeheerder, maar door de leverancier (leveranciersmodel).14

3.3.2 Grootverbruikersgroepen op het regionale net
  • 36. Artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, van de Netcode ziet op het vormen van een groep op het regionale net van de netbeheerder. In de aanhef en punt 1 van dit artikellid is opgenomen dat alle aansluitingen waarmee deelgenomen wordt aan een groepstransportovereenkomst grootverbruikersaansluitingen zijn. In punt 2 van dit artikellid is opgenomen welke aansluitcapaciteitscategorieën samen een groep kunnen vormen.

  • 37. De ACM neemt in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 2, punt i, van de Netcode op dat partijen die vallen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 (aansluitcapaciteit van 60 kVA tot en met 0,3 MVA met een zuivere LS-aansluiting), A.4 (aansluitcapaciteit van 0,3 MVA tot en met 3 MVA met een zuivere MS-aansluiting) en A.5 (aansluitcapaciteit van 0,3 MVA tot en met 3 MVA met een meting op LS) met elkaar een groep kunnen vormen. Daarnaast neemt de ACM in punt iii van hetzelfde artikel op dat aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorie A.6 (aansluitcapaciteit van 3 MVA tot en met 10 MVA) gezamenlijk deel kunnen uitmaken van een groepstransportovereenkomst. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders ontbrak dat aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorie A.7 (groter dan 10 MVA) en die op het regionale net zijn aangesloten ook deel kunnen nemen aan een groepstransportovereenkomst. De ACM neemt deze mogelijkheid op in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 2, punt iv, van de Netcode.

3.3.3 Experimenteerruimte voor groepen op het regionale net
  • 38. De ACM neemt een ‘kan-bepaling’ op in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 2, punt ii, van de Netcode waarmee het mogelijk is dat A.3 – A.5 aangeslotenen met een A.6 invoeder een groep kunnen vormen en neemt in punt v van hetzelfde artikellid een ‘kan-bepaling’ op waarmee een groep met A.6 en A.7 aangeslotenen gevormd kan worden. Aangeslotenen en de netbeheerder kunnen, voor zover de netbeheerder dit aanbiedt, in deze samenstellingen groepstransportovereenkomsten afsluiten om onderzoek te doen naar de mogelijkheid om deze samenstellingen in de toekomst breder mogelijk te maken. Deze experimenteerruimte is wenselijk om op kleine schaal praktijkervaring op te doen met initiatieven die bijdragen aan de doorontwikkeling van het product groepstransportovereenkomst. Daardoor zijn deze experimenten werkbaar voor de netbeheerder.

  • 39. De ACM streeft naar een zo breed mogelijke werking en effect van de regels over groepstransportovereenkomsten. Er is echter meer onderzoek nodig naar hoe deze combinaties in de praktijk werken, voordat deze breed kunnen worden toegestaan. Door middel van deze ‘kan-bepalingen’ geeft de ACM de netbeheerders de ruimte om in beperkte aantallen deze combinaties in een groep toe te staan, zodat de netbeheerder op gecontroleerde wijze dit onderzoek kan doen.

  • 40. Binnen een groep waar sprake is van gelijktijdige invoeding en afname kan meer worden afgenomen dan dat er aan netto-GTV voor afname aan de groep toegekend is. Daardoor kan het toevoegen van een A.6 invoeder aan een A.3 – A.5 groep veel invloed hebben op de vermogensstromen die over het net gaan. Zonder aanvullende deellimieten kan de elektriciteit die via de A.6 aansluiting ingevoed wordt in zijn geheel extra afgenomen worden door de A.3 – A.5 aangeslotenen binnen de groep, als de technische aansluitcapaciteit van de aangeslotenen dit toelaat. Het net is hier niet specifiek op uitgelegd. Om de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer te borgen, en om te borgen dat groepen geen ruimte innemen van andere aangeslotenen die op de wachtlijst staan voor transportcapaciteit, moeten er mogelijk sterk beperkende deellimieten opgelegd worden. Ditzelfde geldt voor de combinatie van A.6 en A.7 aangeslotenen binnen een groep. Netbeheerders moeten verder onderzoek doen naar de haalbaarheid van deze doelgroepen.

  • 41. De ACM verwacht dat de netbeheerders deze experimenteerruimte gebruiken om waardevolle informatie op te halen om een mogelijke uitbreiding van de doelgroepen op een zorgvuldige manier te regelen. De ACM stelt hierbij als voorwaarde dat de netbeheerder deze experimenten op non-discriminatoire wijze aanbiedt op een schaal die voldoende is voor de netbeheerder om zijn leerdoelen te behalen. Het voorgaande betekent dat netbeheerders hun uiterste best moeten doen om deze combinaties van aansluitcapaciteitscategorieën aan te bieden aan groepen. De ACM verwacht de uitkomsten van dit onderzoek in 2026.

  • 42. De netbeheerder past voor deze groepen de kaders van de Netcode toe. Als de netbeheerder nader onderzoek wil doen buiten deze kaders, bijvoorbeeld naar een alternatieve tariefstructuur, dan kan hij daarvoor een ontheffing van de codes aanvragen op grond van artikel 37a van de E-wet. De ACM verwacht dat de gezamenlijke netbeheerders op basis van de uitkomsten van hun onderzoek een codewijzigingsvoorstel indienen om de verbreding van de doelgroep op grote schaal mogelijk te maken of een codevoorstel indienen om de mogelijkheid voor deze combinaties uit de Netcode te verwijderen, als ze niet blijken te werken.

  • 43. Wanneer een netbeheerder het experiment niet aanbiedt aan een groep, motiveert de netbeheerder deze afwijzing binnen een redelijke termijn op grond van artikel 7.1e, tweede lid, onderdeel b, van de Netcode.

3.3.4 Aansluitwijze voor aangeslotenen op het regionale net bij groepsvorming
  • 44. In artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 3, van de Netcode neemt de ACM op dat groepsvorming, naast de aansluitcapaciteitscategorieën waar de groepsdeelnemers op basis van hun aansluiting zitten, afhankelijk is van de plek waar de aangeslotenen op het net zijn aangeslotenen. Volgens onderdeel i van dit artikellid geldt dat aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 tot en met A.5 en A.6 invoeders een groep met elkaar kunnen vormen als zij aangesloten zijn op een middenspanningsrail of middenspanningsrails (spanningsniveau groter dan 1 kV en kleiner dan of gelijk aan 35 kV) die galvanisch met elkaar verbonden zijn, of middenspanningsring(en), of MS/LS-transformatorstations, of een combinatie van deze aansluitwijzen. Deelname van aangeslotenen op laagspanning (spanningsniveau kleiner dan of gelijk aan 1 kV) aan een groep met aangeslotenen op middenspanning is mogelijk als deze aangeslotenen, met tussenkomst van een transformatorstation, op dezelfde MS-rail aangesloten zijn als de aangeslotenen op middenspanning.

  • 45. Aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.6 en A.7 kunnen op het regionale net zowel op middenspanning als op hoogspanning (spanningsniveau groter dan 35 kV) aangesloten zijn. In artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 3, punt ii, van de Netcode is opgenomen dat zij een groep met elkaar kunnen vormen als zij aangesloten zijn op dezelfde middenspanningsrail of middenspanningsrails die galvanisch met elkaar verbonden zijn. In punt iii is opgenomen dat zij een groep met elkaar kunnen vormen als zij aangesloten zijn op dezelfde hoogspanningsrail of hoogspanningsrails die galvanisch met elkaar verbonden zijn.

3.3.5 Grootverbruikersgroepen op het landelijke hoogspanningsnet
  • 46. Artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel g, van de Netcode ziet op het vormen van groepen op het landelijke hoogspanningsnet. Partijen die op het (extra)hoogspanningsnet van TenneT zijn aangesloten vallen binnen de aansluitcapaciteitscategorie A.7 (aansluitcapaciteit groter dan 10 MVA). Volgens artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel g, onder 1, van de Netcode kunnen zij samen een groep vormen. Voor de aansluitcapaciteitscategorie A.7 is geen standaard aansluitwijze geregeld in de Tarievencode. In de praktijk worden deze aansluitingen door TenneT in de regel gerealiseerd op een railsysteem in een EHS- of HS-station. De ACM neemt daarom het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders over dat deze aansluitingen op hetzelfde station moeten zijn aangeslotenen en neemt dit op in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel g, onder 2, van de Netcode.

3.3.6 Conclusie doelgroep
  • 47. Op het regionale net geldt dat A.3 – A.5 aangeslotenen samen een groep kunnen vormen, dat A.6 aangeslotenen samen een groep kunnen vormen en dat A.7 aangeslotenen een groep kunnen vormen. A.3 – A.5 aangeslotenen kunnen met A.6 invoeders een groep vormen als de netbeheerder daartoe de mogelijkheid biedt. Dit geldt ook voor de combinatie van A.6 en A.7 aangeslotenen binnen een groep. Hiermee wordt experimenteerruimte gegeven aan de netbeheerders voor het onderzoek dat zij doen en in 2026 zullen afronden naar deze doelgroepen binnen een groepstransportovereenkomst.

  • 48. Op het landelijke hoogspanningsnet geldt dat A.7 aangeslotenen samen een groep met elkaar kunnen vormen als zij op hetzelfde station zijn aangesloten.

    Tabel 1: overzicht van de mogelijke samenwerkingsverbanden binnen een groepstransportovereenkomst op basis van de aansluitcapaciteitscategorieën, zoals weergegeven in Tarievencode.

    Tabel 1: overzicht van de mogelijke samenwerkingsverbanden binnen een groepstransportovereenkomst op basis van de aansluitcapaciteitscategorieën, zoals weergegeven in Tarievencode.

3.4 Randvoorwaarden voor het vormen van een groep

  • 49. In de artikelen 7.1e, eerste lid, 7.1f, tweede en derde lid, 7.1g en 7.1h, eerste lid, van het voorstel beschrijven de gezamenlijke netbeheerders de randvoorwaarden voor het vormen van een groep. In de paragrafen 1.2, 1.9 en 1.10 van het voorstel worden deze randvoorwaarden deels toegelicht. Hieronder gaat de ACM in op wat ze in de Netcode heeft opgenomen.

3.4.1 Omvang van de groep
  • 50. De ACM neemt in artikel 7.1e, eerste lid, aanhef, van de Netcode op dat een groep bestaat uit twee of meer partijen. Om van een groep te kunnen spreken dient er sprake te zijn van minimaal twee partijen. De gewenste omvang is uiteindelijk aan de groep zelf om te bepalen. Het samenvoegen van twee groepen of het uitbreiden van een groep is mogelijk als daarmee aan de voorwaarden voldaan wordt.

3.4.2 Aansluit- en transportovereenkomst en de groepstransportovereenkomst
  • 51. Artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel a, van de Netcode bepaalt dat partijen binnen de groep een zelfstandige aansluitovereenkomst moeten hebben voor de aansluitingen waarmee zij deelnemen aan de groep. In de eerste plaats zorgt de aansluitovereenkomst ervoor dat de aansluiting operationeel is. Een partij kan dus pas deelnemen aan een groep als hij een aansluiting met een aansluitovereenkomst heeft. In de aansluitovereenkomst is daarnaast vastgelegd wat de technische capaciteit van de aansluiting is. Als de technische capaciteit van de aansluiting lager is dan het groepstransportvermogen, dan vormt de aansluiting een fysieke beperking op het transportvermogen dat een partij kan gebruiken.

  • 52. In artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel b, van de Netcode is bepaald dat op een aansluiting die onderdeel is van een groep niet tegelijkertijd een andere transportovereenkomst afgesloten kan zijn. Een aansluiting waarmee deelgenomen wordt aan een groepstransportovereenkomst kan daardoor niet ook een individuele transportovereenkomst afsluiten, of onderdeel zijn van meerdere groepen. De netbeheerder zou daardoor geen of onvoldoende zicht op de netbelasting kunnen hebben die de aansluiting veroorzaakt.

  • 53. De ACM neemt in artikel 7.1e, vierde lid, van de Netcode op dat de netbeheerder bij het aangaan van een groepstransportovereenkomst de individuele aansluit- en transportovereenkomsten omzet in een gezamenlijke groepstransportovereenkomst voor de groep en een individuele aansluitovereenkomst voor elk van de afzonderlijke aangeslotenen. In artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel b, van de Netcode wordt als voorwaarde gesteld dat een partij geen andere transportovereenkomsten op de aansluiting heeft afgesloten. De ACM gaat er daarom vanuit dat het omzetten van een individuele aansluit- en transportovereenkomst in een losse aansluitovereenkomst gebeurt op het moment dat de partij onderdeel wordt van de groep.

  • 54. De ACM neemt in artikel 7.1e, negende lid, van de Netcode op dat bij uittreden de groepstransportovereenkomst voor het uittredende lid binnen een redelijke termijn omgezet moet zijn in een individuele aansluit- en transportovereenkomst en in een aangepaste groepstransportovereenkomst. Als een partij wil uittreden uit een groep, meent de ACM dat de netbeheerder een dergelijk verzoek zo snel mogelijk dient te behandelen. Om de verdeling van het GTV over de uittreder(s) en de groep opnieuw vast te leggen moet de netbeheerder beoordelen of de door de groep afgesproken verdeling nettechnisch mogelijk is. Dit is een nieuwe situatie en de beoordeling kan per geval verschillen. De ACM neemt daarom (nog) geen vaste termijn in de code hiervoor op. De ACM wijkt hiermee af van het ontwerpbesluit waarin ze een termijn van 10 werkdagen heeft voorgesteld. De ACM verwijst voor een uitgebreide toelichting op dit punt naar paragraaf 4.5.7.

3.4.3 Telemetriegrootverbruikmeters en dimensionering/aanpassingen van de meter
  • 55. In artikel 7.1e, eerste lid, onderdelen d en e, van de Netcode is opgenomen dat aansluitingen die deelnemen aan een groepstransportovereenkomst moeten zijn voorzien van telemetriegrootverbruikmeters en afgestemd moeten zijn op de aansluitcapaciteit van de individuele aansluiting. Aanpassingen aan meters zoals bedoeld in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel d, van het voorstel moeten volgens artikel 7.1f, eerste lid, van de Netcode gereed zijn op het moment dat de groepstransportovereenkomst is afgesloten. Afstemming van de meters op de aansluitcapaciteit van de individuele aansluiting, zoals bedoeld in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel e, van de Netcode, vindt volgens hetzelfde artikel uiterlijk 6 maanden na afsluiten van de groepstransportovereenkomst plaats.

  • 56. De ACM merkt daarnaast voor de duidelijkheid op dat grootverbruikers zelf verantwoordelijk zijn voor bemetering van hun aansluiting en het uitlezen van de meter.15

3.4.4 Gemachtigde vertegenwoordigt de groep
  • 57. In het voorstel is opgenomen dat partijen die een groepstransportovereenkomst willen afsluiten een gemachtigde aan dienen te wijzen. De gemachtigde handelt namens de leden van de groep, vertegenwoordigt de groep richting de netbeheerder, sluit namens de groep de groepstransportovereenkomst met de netbeheerder en is het aanspreekpunt in het kader van de tarifering en de andere onderdelen van de groepstransportovereenkomst. De insteek van het voorstel is daarmee dat de leden van de groep zelfstandig geen contact hebben met de netbeheerder over de groepstransportovereenkomst. De ACM kan deze insteek volgen, omdat de verantwoordelijkheden op deze manier duidelijk zijn en de communicatie gestroomlijnd is.

  • 58. In tegenstelling tot het voorstel vindt de ACM niet dat de netbeheerder aanvullende voorwaarden of eisen kan stellen aan de gemachtigde. De eisen die gelden voor een gemachtigde zijn geregeld in titel 3 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat de gemachtigde een volmacht in de zin van artikel 3:60, eerste lid, BW dient te kunnen overleggen aan de netbeheerder waaruit blijkt dat alle partijen binnen de groep deze partij hebben gemachtigd om in hun naam rechtshandelingen te verrichten. Aanvullende eisen vanuit de netbeheerder acht de ACM niet nodig. De ACM neemt deze mogelijkheid uit het voorstel om voorwaarden te kunnen stellen daarom niet over.

  • 59. Het voorstel is onduidelijk over wie gemachtigde kan zijn. Uit artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel c, van het voorstel blijkt dat de gemachtigde een rechtspersoon of een vof is. Uit artikel 7.1h, eerste lid, van het voorstel blijkt dat een natuurlijk persoon ook gemachtigde kan zijn.

  • 60. De ACM meent dat het aan partijen is om te bepalen wie zij op grond van artikel 3:60, eerste lid, BW willen machtigen. Dit kan een rechtspersoon, vof of een natuurlijk persoon zijn. De ACM meent dat kan worden volstaan met de verwijzing naar de gemachtigde van de groep. De ACM neemt in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel c, van de Netcode daarom op dat alle aangeslotenen die deel uitmaken van een groepstransportovereenkomst gezamenlijk een gemachtigde in de zin van artikel 3:60 van het Burgerlijk Wetboek dienen aan te wijzen om namens hen met de netbeheerder te handelen en de groepstransportovereenkomst met de netbeheerder af te sluiten.

  • 61. In de toelichting bij het voorstel wordt door de gezamenlijke netbeheerders opgemerkt dat de gemachtigde het recht op gezamenlijk GTV zou hebben (bezitten). De ACM meent dat dit niet in lijn is met artikel 3:60, eerste lid, BW. Een ge(vol)machtigde partij verricht rechtshandelingen in naam van de partijen die de volmacht hebben gegeven. Dit betekent volgens de ACM dat alle volmachtgevers samen het GTV bezitten. Dit betekent ook dat de gevolmachtigde partij het GTV niet kan verdelen. De partijen binnen de groep maken hier onderling afspraken over. De netbeheerder kan wel tarieven in rekening brengen bij de gevolmachtigde en de gevolmachtigde aanspreken op eventuele niet nakoming van de groepstransportovereenkomst. De gevolmachtigde partij betaalt de tarieven vervolgens namens de leden van de groep en is het aanspreekpunt voor de netbeheerder over de afspraken binnen de groepstransportovereenkomst.

  • 62. Tot slot valt het de ACM op dat op een aantal plekken in het voorstel het contact met de netbeheerder niet via de gemachtigde van de groep loopt. De ACM heeft de tekst in de code zo aangepast dat er in de bepalingen waarin verwezen wordt naar het contact tussen de groep en de netbeheerder verwezen wordt naar de gemachtigde van de groep.

3.4.5 Toetsingscriteria bij groepsvorming op het regionale net
  • 63. In artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, punt 4, onder (i)–(iv), van het voorstel werken de gezamenlijke netbeheerders vier toetsingscriteria uit om te bepalen of een groep op het regionale net gevormd kan worden met het oog op de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer. Het gaat om de criteria spanningshuishouding, de belastbaarheid van netcomponenten, netinvesteringen en vermogensstromen. De gezamenlijke netbeheerders lichten in de paragrafen 1.2 en 1.10 van het voorstel de toetsingscriteria en de toepassing daarvan toe en gaan hier in hun reactie van 20 december 2024 nader op in.

  • 64. Het is belangrijk dat groepsvorming geen negatieve gevolgen heeft voor andere netgebruikers. De veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer dienen dan ook geborgd te blijven bij groepsvorming. Met ‘doelmatig netbeheer’ wordt bedoeld dat het elektriciteitsnet efficiënt ingericht wordt en dat er op efficiënte wijze gebruik gemaakt wordt van de bestaande elektriciteitsinfrastructuur. Hiermee wordt voorkomen dat de netkosten voor netgebruikers onnodig stijgen. Het uitgangspunt voor het af kunnen sluiten van een groepstransportovereenkomst is dan ook dat een groep met zijn gewenste netgebruik past binnen het bestaande net en dat deze geen extra ruimte inneemt ten opzichte van het al bestaande netgebruik van de groepsleden in combinatie met de concrete toekomstplannen die zij binnen redelijke termijn zullen realiseren.

  • 65. De criteria die de gezamenlijke netbeheerders hebben opgesteld om te toetsen of de veiligheid en betrouwbaarheid en het doelmatig netbeheer geborgd blijven, geven meer duidelijkheid aan aangeslotenen over de toetsing van een groep door de netbeheerders. De ACM neemt deze criteria daarom over in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4, van de Netcode. Hieronder ligt de ACM deze criteria toe.

    • a) Mate van invloed op de spanningshuishouding: de mate waarin aangeslotenen de spanning in het (deel)net beïnvloeden. De netbeheerder dient te waarborgen dat door de uitoefening van het transportrecht van de groep geen nadelige gevolgen voor de spanningshuishouding optreden.

    • b) Belastbaarheid van netcomponenten: technische grenzen ingegeven door netcomponenten zoals kabels, transformatoren of schakelinstallaties. Bij de vorming van de groep moet worden voorkomen dat specifieke componenten te zwaar belast worden wanneer de groep zijn transportrecht zou uitoefenen.

    • c) De vorming van een groep mag niet leiden tot onevenredige netinvesteringen: de vorming van groepen mag niet leiden tot minder efficiënt netgebruik. Transportcapaciteit voor een groep mag niet ten nadele komen van andere netgebruikers.

    • d) Mate van reserveringen voor stromen in het (deel)net: de mate waarin het benutten van het groeps-GTV invloed heeft op de stromen in het betreffende netdeel. Verschuiving van stromen kan leiden tot overbelasting van een of meerdere netcomponenten en daarmee de vorming van nieuwe knelpunten of erger, namelijk storing en uitval. Om dit te voorkomen moet er meer capaciteit gereserveerd worden.

  • 66. In de kern komen de vier criteria er op neer dat een netbeheerder rekening dient te houden met de gevolgen die de groep kan veroorzaken in de spanningshuishouding binnen het net, met de belastbaarheid van de netcomponenten die de groep gebruikt, met het bestaande net en de bestaande netcapaciteit en met eventuele reserveringen die moeten worden gedaan voor de groep.

  • 67. Voor het vormen van groepen is het volgens de ACM belangrijk dat de netbeheerders transparant zijn over hoe zij deze criteria toepassen en hoe ze onderling op elkaar inwerken en dat zij relevante netinformatie voor de toepassing van de criteria delen met partijen die een groep willen vormen. Daartoe is de netbeheerder ook verplicht (zie paragraaf 3.13). Daarbij dient de netbeheerder aan de groep mee te delen wat wel mogelijk is.

  • 68. Om de transparantie te borgen legt de ACM de hoofdlijnen van het proces dat de netbeheerders volgen om te beoordelen of een groep kan worden gevormd vast in de Netcode. Het gaat dan concreet om de betrokkenheid van de groep bij het proces, het opnemen van een redelijke termijn waarbinnen de netbeheerder de toets afrondt en het gezamenlijk zoeken naar oplossingen om te kijken naar hoe een groep wel gevormd kan worden. Als een netbeheerder een groep op basis van de bovenstaande criteria afwijst, dient de netbeheerder dat deugdelijk te motiveren. Dit valt onder artikel 7.1e, tweede lid, van de Netcode. De ACM heeft hierin opgenomen dat de netbeheerder de gemachtigde informeert over het beoordelingsproces en de uitkomst ervan, waarbij geldt dat de netbeheerder de gemachtigde hierover binnen een redelijke termijn schriftelijk hierover informeert. Indien de netbeheerder de groepsvorming niet mogelijk acht, informeert de netbeheerder de gemachtigde binnen een redelijke termijn over de weigering, welke voorzien is van een deugdelijke motivering en van de relevante informatie op basis waarvan de netbeheerder tot de weigering is gekomen.

3.4.6 Toetsingscriteria bij groepsvorming op het landelijke hoogspanningsnet
  • 69. De ACM stelt vast dat het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders geen specifieke voorwaarden stelt aan het vormen van groepen van aangeslotenen op het landelijke hoogspanningsnet (110 kV en hoger). De voorwaarden uit 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4, punt (i)-(iv) van het voorstel zijn namelijk alleen van toepassing op het vormen van groepen op de regionale netten en in het voorstel zijn geen andere toetsingscriteria opgenomen.

  • 70. Ook bij het vormen van een groep op deze spanningsniveaus is het borgen van de veiligheid en betrouwbaarheid van het net een belangrijke randvoorwaarde. De ACM heeft daarom in artikel 7.1e, eerste lid, onder g, punt 3, van de Netcode opgenomen dat groepsvorming op deze spanningsniveaus alleen mogelijk is als daarmee de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven. De ACM heeft daarbij de vier criteria waaraan regionale netbeheerders toetsen of bij groepsvorming de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven ook in dit artikel opgenomen als criteria waar de netbeheerder aan toetst. Hiermee is het ook voor aangeslotenen op het landelijk hoogspanningsnet duidelijk waaraan de vorming van een groep getoetst wordt.

3.4.7 Vergewisplicht netbeheerder
  • 71. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om een artikel op te nemen waarin staat dat de netbeheerder voordat een groepstransportovereenkomst in werking treedt en bij elke wijziging ervan zich ervan vergewist dat de groep in staat is te borgen dat het GTV en eventueel opgelegde beperkingen niet worden overschreden.

  • 72. Op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de E-wet is het de wettelijke verantwoordelijkheid is van de netbeheerder om de veiligheid en betrouwbaarheid van zijn net te borgen. Daarom kan de ACM zich in algemene zin vinden in de vergewisplicht van de netbeheerder. De ACM neemt deze vergewisplicht in artikel 7.1g, eerste lid, van de Netcode op.

  • 73. Het proces dat hierbij gevolgd wordt en de voorwaarden waaraan een groep moet voldoen moeten duidelijk zijn. De gezamenlijke netbeheerders hebben in de toelichting op hun voorstel aangegeven dat zij voor de toetsing inbedrijfsname- en beheersprotocollen zullen hanteren. Het inbedrijfsnameprotocol is bedoeld om na te gaan of een groep het afgesproken groeps-GTV en eventuele van toepassing zijnde beperkingen kan handhaven. In hun reactie van 20 december 2024 geven de gezamenlijke netbeheerders aan dat een groep moet aantonen dat zij een methodiek hebben die hen in staat stelt om hieraan te voldoen. Het beheersprotocol wordt gebruikt voor het toetsen van operationele afspraken en bij veranderingen in de groepssamenstelling of bij het toevoegen van assets. In beide protocollen zouden volgens de gezamenlijke netbeheerders audits een rol kunnen spelen.

  • 74. De ACM onderschrijft het belang van duidelijke en transparante protocollen. Op deze wijze is helder aan welke randvoorwaarden een groep moet voldoen om te laten zien dat zij kan borgen dat het groeps-GTV en eventuele limieten worden gerespecteerd. De protocollen dienen daarvoor vooraf bekend te zijn bij partijen die een groep willen vormen. De inhoud ervan dient redelijk te zijn voor partijen die een groep willen vormen. De ACM neemt in artikel 7.1g, tweede lid, van de Netcode op dat de gezamenlijke netbeheerders deze protocollen in samenspraak met relevante organisaties opstellen. Uiterlijk op 1 juli 2026 moeten deze gepubliceerd worden op een door of namens de netbeheerders beheerde website, bijvoorbeeld op ‘Partners in Energie’. In artikel 7.1g, derde lid, van de Netcode neemt de ACM op dat de netbeheerder deze protocollen gebruikt bij de toetsing als bedoeld in artikel 7.1g, eerste lid, van de Netcode. Omdat een netbeheerder ook voordat deze toetsingsprotocollen gereed zijn een groepstransportovereenkomst met een groep van aangeslotenen kan afsluiten, is in dit artikel tevens opgenomen dat de netbeheerder in dat geval gebruik maakt van eigen transparante en vooraf bekend gemaakte toetsingsprotocollen.

  • 75. Vanuit transparantie en om de groep houvast te bieden, vindt de ACM het belangrijk dat er bepalingen omtrent het toetsingsproces en de termijn waarbinnen dit wordt doorlopen worden opgenomen in de code. De ACM voegt daarom in artikel 7.1g, vierde lid, van de Netcode toe dat toetsing van de protocollen binnen redelijke termijn afgerond wordt, dat de gemachtigde van de groep schriftelijk en gemotiveerd over de uitkomst van de toetsing op de hoogte gesteld wordt en dat de netbeheerder de relevante informatie die is betrokken bij de toetsing deelt met de groep. In het vijfde lid van artikel 7.1g van de Netcode neemt de ACM op dat de groep in de gelegenheid gesteld wordt om eventuele tekortkomingen binnen een redelijke termijn te herstellen voordat de netbeheerder een groep afwijst vanwege het niet voldoen aan het eerste lid.

3.5 Bepalen van het gecontracteerde transportvermogen van de groep

Algemeen

  • 76. Een belangrijk onderdeel van de groepstransportovereenkomst is de hoogte van het GTV dat aan een groep wordt toegekend. Het biedt de kaders waarbinnen de groep kan samenwerken. De ACM vindt het daarom belangrijk dat het proces dat gevolgd wordt om het groeps-GTV te bepalen een transparant proces is, waarbij de groep voldoende betrokken wordt.

  • 77. In artikel 8.4, aanhef en onderdeel e, onder 5, van de Netcode is opgenomen dat de netbeheerder in geval van een aanvraag voor een groepstransportovereenkomst na ontvangst van de aanvraag voor transportcapaciteit binnen een redelijke termijn offertes of een afwijzing van de aanvraag verzendt.

  • 78. Het uitgangspunt bij het bepalen van het groeps-GTV is dat er een groeps-GTV vastgesteld wordt dat rekening houdt met de belangen van de groep en met de belangen van andere aangeslotenen. De deelnemers aan een groep moeten met het groeps-GTV uit de voeten kunnen, maar het kan niet zo zijn dat door het vormen van een groep andere aangeslotenen langer moeten wachten op transportcapaciteit, of dat er bij het gebruik van het groeps-GTV risico’s voor het net ontstaan.

Proces voor het bepalen van het groeps-GTV

  • 79. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun voorstel verschillende bepalingen opgenomen over de wijze waarop het groeps-GTV vastgesteld wordt. In de artikelen wordt onderscheid gemaakt tussen situaties waarin partijen wel of niet over individueel GTV beschikken voordat ze deelnemen aan een groepstransportovereenkomst. De ACM heeft dit onderscheid niet overgenomen in de Netcode.

  • 80. De ACM heeft in artikel 7.1e, vijfde lid, van de Netcode opgenomen hoe de hoogte van het groeps-GTV bepaald wordt. Dit artikel geldt bij het aangaan van een groepstransportovereenkomst en bij wijzigingen in de groepssamenstelling. De netbeheerder bepaalt op grond van dit artikel binnen een redelijke termijn het groeps-GTV voor invoeding en voor afname dat aan een groep aangeboden wordt. Hieronder beschrijft de ACM welke stappen gevolgd worden bij het bepalen van de hoogte van het groeps-GTV.

Stap 1: historische piekanalyse

  • 81. Netbeheerders houden bij de netplanning rekening met toevallige ongelijktijdigheid tussen aangeslotenen. Aangeslotenen hebben namelijk niet allemaal op hetzelfde moment hun piekverbruik. Daar is het net ook niet op uitgelegd. Dat betekent dat de netbeheerders contractueel meer transportcapaciteit uitgeven dan dat het net in de praktijk tegelijk aankan. Zij houden bij het uitgeven van transportcapaciteit al rekening met de profielen van de aangeslotenen, en wanneer zij hun hoogste piek laten zien. Hierdoor kan het groeps-GTV niet zomaar een optelsom zijn van de individuele GTV’s van de deelnemers aan de groep. Bij het vaststellen van het groeps-GTV wordt daarom gekeken naar het daadwerkelijke netgebruik van de aangeslotenen die samen een groep willen vormen. De netbeheerder houdt op grond van artikel 7.1e, vijfde lid, onderdeel a, van de Netcode rekening met het gewenste netgebruik van de groep.

  • 82. De eerste processtap is een historische piekanalyse. De netbeheerder legt daarbij de historische ‘netto’-jaarprofielen van de afgelopen 24 maanden over elkaar heen van de aangeslotenen die al beschikken over individueel GTV. Deze termijn zorgt ervoor dat er niet te beperkt teruggekeken wordt en voorkomt dat er gegevens gebruikt worden die niet representatief zijn voor het netgebruik van de aangeslotenen, bijvoorbeeld omdat een aangeslotene zijn verbruik heeft aangepast vanwege extreem hoge prijzen die gerekend werden. Voor aangeslotenen die wel beschikken over individueel GTV, maar waarvan geen historische jaarprofielen beschikbaar zijn, maakt de netbeheerder gebruik van de geprognosticeerde ‘netto’-gebruiksprofielen van de gebruikers. De netbeheerder houdt daarbij rekening met de gelijktijdigheid van het netgebruik van de aangeslotenen, waaronder de gelijktijdigheid van invoeding en afname van elektriciteit die er is bij de aangeslotenen. De momenten waarop de groep hun hoogste pieken laten zien voor invoeding en voor afname worden als uitgangspunt genomen voor het bepalen van het groeps-GTV. Deze historische piekanalyse volgt uit artikel 7.1e, vijfde lid, onderdelen b, c en d, van de Netcode.

  • 83. De netbeheerder komt hiermee tot een basis voor het groeps-GTV voor invoeding en voor afname dat rekening houdt met de gelijktijdige invoeding en afname van elektriciteit die er al is voordat de groep gevormd is. Het groeps-GTV wordt dan ook ‘netto’ vastgesteld. Het uitgangspunt bij het bepalen van het groeps-GTV is dat de groepsdeelnemers hetzelfde gedrag kunnen vertonen als dat zij deden voordat zij aan een groep deelnamen. Daarnaast geeft deze wijze van het vaststellen van het groeps-GTV ruimte aan een groep om juist meer af te kunnen nemen als er ook meer invoeding van elektriciteit binnen de groep is. Doordat de elektriciteit afgenomen wordt ‘achter de trafo’ waar de groep zich bevindt, zorgt dit niet voor meer belasting van dit transformatorstation of van de hoger gelegen netdelen.

Stap 2: wegfilteren van pieken uit de data

  • 84. De gezamenlijke netbeheerders hebben de wens om pieken die niet representatief zijn voor de groep niet mee te nemen bij de bepaling van het groeps-GTV. De ACM begrijpt deze wens, maar vindt het belangrijk dat de groep hierbij betrokken wordt. Het groeps-GTV wordt, zoals blijkt uit de aanhef van artikel 7.1e, vijfde lid, van de Netcode bepaald ‘in afstemming met de gemachtigde van een groep van aangeslotenen’. De netbeheerder moet de gemachtigde van een groep dan ook informeren indien er pieken weggefilterd worden. Daarnaast geldt dat de netbeheerder bij het bepalen van het groeps-GTV op grond van artikel 7.1e, vijfde lid, onderdeel a, van de Netcode rekening houdt met het gewenste netgebruik van de groep. De gemachtigde kan dan ook bezwaar maken tegen het wegfilteren van pieken. De gemachtigde kan vervolgens aantonen dat er geen sprake is van een ‘niet representatieve piek’ voor het gedrag van de groep, maar van een voor de groep essentiële piek die noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van de groepsdeelnemers. Als de groep dit aangetoond heeft, dan moet de netbeheerder de piek wel meenemen bij het bepalen van het groeps-GTV. De bedoeling hiervan is om te voorkomen dat de netbeheerder een lager GTV toekent aan een groep dan dat een groep nodig heeft om haar processen uit te kunnen voeren.

Stap 3: concrete toekomstplannen

  • 85. Een aangeslotene die niet deelneemt aan een groepstransportovereenkomst heeft het recht om concrete plannen te realiseren die passen binnen het individuele GTV. Dit dient niet anders te zijn in de situatie dat een aangeslotene deelneemt aan een groepstransportovereenkomst. Ook in dat geval moet een aangeslotene de mogelijkheid krijgen om concrete toekomstplannen te realiseren. De ACM neemt daarom in artikel 7.1e, vierde lid, onderdeel e, van de Netcode op dat de netbeheerder de toekomstige transportbehoefte van de aangeslotenen die deelnemen aan de groep betrekt bij het bepalen van het groeps-GTV, voor zover deze plannen voldoende concreet zijn en binnen een redelijke termijn uitgevoerd zullen worden. De gemachtigde kan namens de groep onderbouwen dat tot dan toe nog niet benut individueel GTV waarover de deelnemers beschikt voor toetreding tot de groep benodigd zal zijn. Daarbij onderbouwt hij binnen welke termijn dit GTV door de groep of door de individuele aangeslotene benut zal worden. De wijze waarop de netbeheerder de concreetheid van de plannen dient te beoordelen sluit aan bij de wijze waarop de netbeheerder deze beoordeelt bij toepassing van GOTORK. Bewijsstukken die hierbij aangevoerd kunnen worden door de gemachtigde zijn bijvoorbeeld het huidige opgesteld (piek)vermogen, concrete verduurzamingsplannen, (groei)prognoses van verwachte (elektriciteits-)productie, voorgenomen veranderingen in de bedrijfsvoering en concrete (uitbreidings-)plannen van de bedrijfsvoering of (productie-)installatie.

  • 86. De ACM acht een termijn van drie jaar voor het realiseren van concrete toekomstplannen in ieder geval redelijk gezien de doorlooptijd van vergunningsaanvragen en investeringen en de levertijd van besteld materieel. Dit betekent dat concrete plannen die binnen drie jaar gerealiseerd worden moeten worden meegenomen bij het bepalen van het groeps-GTV. Plannen die verder in de toekomst liggen mogen alleen meegenomen worden als naast de concreetheid van de plannen ook voldoende door de groep onderbouwd is dat er sprake is van een redelijke termijn waarbinnen ze gerealiseerd zullen worden.

  • 87. Indien toekomstplannen niet aan de voorgenoemde voorwaarden voldoen, worden deze niet meegenomen bij het bepalen van het groeps-GTV en dient de groep een aanvraag te doen voor extra transportcapaciteit. Deze aanvraag volgt het reguliere proces voor het toewijzen van transportcapaciteit.

Stap 4: vaststellen groeps-GTV

  • 88. Op basis van de voorgaande stappen wordt het groeps-GTV vastgesteld. Er wordt, zoals in artikel 7.1e, vijfde lid, aanhef, van de Netcode bepaald, aan de groep een apart GTV afgegeven voor invoeding en voor afname. Dit groeps-GTV wordt, zoals eerder aangegeven, ‘netto’ vastgesteld, wat betekent dat er rekening gehouden wordt met gelijktijdig ingevoede en afgenomen elektriciteit binnen de groep. Als er sprake is van invoeding op hetzelfde moment als dat er afname is, dan heeft dit gevolgen voor de hoogte van het groeps-GTV. Het groeps-GTV valt daardoor ‘netto’ lager uit. In de praktijk kunnen de deelnemers aan een groepstransportovereenkomst wel hetzelfde aan elektriciteit afnemen als dat zij deden voordat zij aan een groep deelnamen.

  • 89. De gelijktijdigheid van invoeding en van afname heeft als voordeel voor het net dat het lokale netdeel waarop de groep is aangesloten efficiënt gebruikt wordt, maar dat bovenliggende netdelen, zoals de bovenliggende trafo, minder zwaar belast worden dan wanneer deze afstemming er niet zou zijn. Door de invoeding en afname lokaal goed op elkaar af te stemmen kan er daarmee extra ruimte op de bovenliggende netdelen ontstaan. Hier staat dan ook een tariefvoordeel tegenover (zie paragraaf 3.17.4 ‘lokale afstemming’). Dat het groeps-GTV netto bepaald wordt, heeft voor de groepsleden als voordeel dat dit ook betekent dat de groepsleden meer kunnen afnemen als er gelijktijdig invoeding is, en andersom. Van belang is dat een groep ‘netto’ onder het groeps-GTV voor afname en voor invoeding blijft.

Het toekennen van extra GTV

  • 90. Het toekennen van extra GTV dat door een groep aangevraagd is, gebeurt op verzoek van de gemachtigde van een groep op grond van artikel 24 van de E-wet.

  • 91. Als een deelnemer voor toetreding tot de groep een verzoek heeft gedaan om individueel GTV toegekend te krijgen en de netbeheerder biedt dit aan, dan kan de deelnemer ervoor kiezen om dit vermogen bij de groep in te brengen. De deelnemer kan er ook voor kiezen om uit de groep te stappen en een individuele transportovereenkomst met de netbeheerder af te sluiten waarin hij dit toegekende GTV gebruikt. Dit volgt uit artikel 7.1e, zesde lid, van de Netcode. Aanvragen voor extra transportcapaciteit na vorming van de groep worden ingediend door de gemachtigde.

3.6 Toe- en uittreding van partijen binnen de groep

Instappen nieuwe deelnemers

  • 92. Indien een aangeslotene met individueel GTV zich als nieuwe deelnemer bij een bestaande groepstransportovereenkomst aansluit, wordt het proces om het groeps-GTV te bepalen opnieuw gevolgd. Dit proces wordt beschreven in paragraaf 3.5 van dit besluit.

  • 93. Het instappen van een aangeslotene zonder individueel GTV als nieuwe deelnemer bij een bestaande groepstransportovereenkomst heeft geen verhoging of aanpassing van het groeps-GTV tot gevolg.

  • 94. Het verzoek tot wijzigen van de groepstransportovereenkomst loopt via de gemachtigde van de groep. De ACM heeft in artikel 7.1e, derde lid, van de Netcode opgenomen dat de gemachtigde een verzoek doet tot het wijzigen van de groepstransportovereenkomst.

Uittredende deelnemers

  • 95. De gezamenlijke netbeheerders stellen in het voorstel voor dat deelnemers die buiten de transitieperiode (zie paragraaf 3.7) uit de groepstransportovereenkomst treden de groep kunnen verlaten met een deel van het groeps-GTV. Daarbij stellen zij voor een aantal voorwaarden te hanteren, namelijk dat de groep afspraken heeft gemaakt over de verdeling, dat het GTV waarmee een deelnemer uittreedt niet groter mag zijn dan het GTV dat hij had voordat hij lid werd van de groep, dat de som van de verdeling niet groter mag zijn dan het groeps-GTV en dat de groep de verdeling bij het aangaan van de groepstransportovereenkomst aan de netbeheerder doorgeeft.

  • 96. De ACM neemt op in artikel 7.1e, achtste lid, aanhef, van de Netcode dat een aangeslotene die de groep verlaat na afloop van de transitieperiode onder voorwaarden een deel van het groeps-GTV kan meenemen. Een groep kan niet meer GTV verdelen bij uittreden dan dat er door de netbeheerder toegewezen is. Het deel dat de uittredende partij meeneemt wordt dan ook in mindering gebracht op het groeps-GTV. Om een deel van het groeps-GTV mee te kunnen nemen, geldt dat er voldaan moet zijn aan twee voorwaarden. Allereerst moet de groep hierover onderling afspraken gemaakt hebben en vastgelegd hebben. Dit heeft de ACM in onderdeel a van artikel 7.1e, achtste lid, opgenomen. Daarnaast mag dat deze verdeling geen risico’s voor het net opleveren. Daarom is in onderdeel b van hetzelfde artikellid opgenomen dat de netbeheerder toetst of met toepassing van de voorgestelde verdeling de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer voldoende geborgd blijven. Hiervoor hanteert de netbeheerder de criteria uit artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4, die ook van toepassing zijn bij de beoordeling of bij het vormen van een groep de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven. De ACM meent dat het niet voor de hand ligt dat een deelnemer met meer individueel GTV zal uittreden dan dat hij bij de groep inbrengt, behoudens in de situatie waarin de groep als geheel aanvullend groeps-GTV toegewezen heeft gekregen.

Informeren van marktpartijen over toe- en uittreding

  • 97. De netbeheerder informeert de bij de aansluitingen die deelnemen aan een groep betrokken marktpartijen binnen een week na afsluiten of wijzigen van de groepstransportovereenkomst, per aansluiting over het toetreden tot en uittreden uit een groepstransportovereenkomst. Dit waarborgt dat marktpartijen, zoals meetbedrijven, BRP’s en energieleveranciers, die een contract hebben met een van de deelnemers aan de groepstransportovereenkomst op tijd geïnformeerd worden over het deelnemen aan of het uittreden uit de groep. De ACM heeft deze verplichting voor de netbeheerder opgenomen in artikel 7.1f, vijfde lid.

3.7 Transitieperiode

  • 98. De ACM vindt het wenselijk dat er groepen gevormd worden, omdat samenwerken in groepen kan leiden tot efficiënter netgebruik. Aangeslotenen kunnen terughoudend zijn in het opgeven van hun individuele GTV ten behoeve van een groepstransportovereenkomst als zij nog niet weten hoe de samenwerking er onderling uit gaat zien en of deze zal werken. Om de drempel te verlagen voor aangeslotenen om deel te nemen aan een groepstransportovereenkomst heeft de ACM in artikel 7.1e, zevende lid, van de Netcode een transitieperiode van maximaal drie jaar opgenomen. De ACM volgt hiermee het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.

  • 99. De ACM vindt een transitieperiode van maximaal drie jaar redelijk, omdat de groep hiermee voldoende tijd krijgt om af te tasten of de samenwerking werkt, zonder dat andere aangeslotenen hierdoor onevenredig benadeeld worden. Binnen de transitieperiode kunnen de deelnemers uit de groep stappen en op hun voormalige individuele transportovereenkomst en hun daarbij behorende individuele GTV terugvallen. Mocht een deelnemer tijdens de transitieperiode aanvullend transportvermogen toegekend krijgen van de netbeheerder en dit bij de groep inbrengen, dan kan deze deelnemer ook dit vermogen meenemen bij uittreden.

  • 100. Groepen kunnen er ook voor kiezen om een kortere of geen transitieperiode te hanteren. De transitieperiode gaat niet opnieuw in op het moment dat een nieuwe partij zich bij de groep voegt. Wel heeft de partij die later instapt en GTV bij de groep inbrengt het recht om gedurende de lopende transitieperiode met het voormalige individuele GTV uit te treden.

  • 101. Als een partij uittreedt tijdens de transitieperiode en terugvalt op zijn individuele GTV heeft dit gevolgen voor de hoogte van het groeps-GTV. Het groeps-GTV wordt dan opnieuw bepaald. De netbeheerder volgt hierbij het proces dat wordt beschreven in paragraaf 3.5 van dit besluit en dat volgt uit artikel 7.1e, vijfde lid, van de Netcode. Dit proces is anders dan bij uittreden na afloop van de transitieperiode, waarbij de groep en de uittreder het groeps-GTV verdelen tussen de groep en de uittreder volgens de afspraken die zij onderling gemaakt hebben (artikel 7.1e, achtste lid van de Netcode en paragraaf 3.6 van dit besluit).

  • 102. De ACM neemt in artikel 7.1e, zevende lid, onderdeel b, van de Netcode op dat een groep de transitieperiode kan inkorten ten opzichte van de eerder vastgestelde periode en dat de gemachtigde van de groep de netbeheerder hierover informeert. Hiermee kan de groep de samenwerking bestendigen en hoeft de netbeheerder geen rekening meer te houden met de mogelijkheid dat een uittreder terugvalt op zijn voormalige GTV.

  • 103. Mocht een aangeslotene hierom verzoeken, dan kan de netbeheerder capaciteit die hij reserveert tijdens de transitieperiode om rekening te houden met uittredende deelnemers aanbieden aan partijen op de wachtrij via bijvoorbeeld een volledig variabel transportrecht.

3.8 Non-discriminatie

  • 104. Het Europese en Nederlandse energierecht bepalen dat de netbeheerder non-discriminatoire toegang tot zijn netten dient te geven en partijen op zijn net non-discriminatoir dient te behandelen. Dit is geregeld in artikel 6, eerste lid, van de Elektriciteitsrichtlijn en artikel 24, derde lid, van de E-wet. Non-discriminatie betekent in de basis dat een netbeheerder gelijke gevallen gelijk behandelt.16

  • 105. De gezamenlijke netbeheerders wijzen in hun voorstel erop dat een partij die zich aansluit bij een groep mogelijk eerder toegang krijgt tot het net dan een partij die dat niet doet. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat dit mogelijk op gespannen voet zou staan met het principe van first come first served (hierna: FCFS). Het FCFS principe betekent dat een partij die als eerste een verzoek om nettoegang doet ook als eerste nettoegang krijgt. FCFS is een invulling van non-discriminatie bij nettoegang.

  • 106. De ACM volgt het standpunt van de gezamenlijke netbeheerders niet. Individuele nettoegang en nettoegang via een groep zijn verschillende situaties. Nettoegang via een groep betekent dat het netgebruik van een partij afhankelijk is en afgestemd dient te worden met partijen binnen de groep. Dit verschilt van individuele nettoegang, waarbij deze afhankelijkheid en afstemming niet speelt. Bij het vormen van een groep is bovendien geen sprake van het uitgeven van nieuwe beschikbare transportcapaciteit door de netbeheerder. Een groep van aangeslotenen deelt de transportcapaciteit die eerder door de netbeheerder is uitgegeven. Het is daarbij aan partijen om te bepalen op welke wijze zij hun nettoegang vormgeven. Aangezien sprake is van verschillende situaties, is een verschil in behandeling begrijpelijk. Verder is het aan de netbeheerders om te borgen dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld bij het verlenen van toegang tot het net.

  • 107. Ter verduidelijking dat het vormen van een groep op non-discriminatoire wijze plaatsvindt, heeft de ACM in de aanhef van artikel 7.1e, eerste lid, een verwijzing naar artikel 24 van de E-wet opgenomen.

3.9 Waarborgen veiligheid en betrouwbaarheid van het net en doelmatig netbeheer

  • 108. Door de afstemming van het benutten van transportcapaciteit binnen de groep bestaat er het risico dat het netdeel dat groepsleden met elkaar verbindt intensiever gebruikt wordt dan voorheen. Daarnaast wordt de netbelasting op bepaalde netdelen lastiger te voorspellen, doordat de plek in het net waar het groeps-GTV benut wordt ten gevolge van de afstemming van moment tot moment kan verschillen. Om de betrouwbaarheid en veiligheid van het net in de praktijk te kunnen borgen, kan de netbeheerder daarom op grond van artikel 7.1f, tweede lid, onderdeel a, van de Netcode aan één of meer groepsdeelnemers een beperking (deellimiet) opleggen voor de maximale te benutten transportcapaciteit via de desbetreffende aansluiting(en). Een deellimiet stelt voorwaarden aan hoe het groeps-GTV door de leden van de groep gebruikt kan worden. Dit kan een beperking zijn bij één of meer van de groep deel uitmakende aansluitingen. Het kan ook een uitwissellimiet tussen leden van de groep zijn, waarbij de leden van de groep zelf bewaken dat de limiet niet wordt overschreden, zonder dat in de groepstransportovereenkomst sprake is van limieten op individuele aansluitingen. Ook is het denkbaar dat de individuele beperking of de uitwissellimiet tussen leden van de groep niet de gehele tijd geldt, maar slechts op één of meerdere delen van de dag.17

  • 109. Het kunnen opleggen van deellimieten draagt er uiteindelijk aan bij dat de door de groep te gebruiken transportcapaciteit groter kan zijn dan wanneer er geen mogelijkheid is om limieten op te leggen. Dat komt doordat bij het bepalen van het groeps-GTV uitgegaan wordt van netto verbruikersprofielen en metingen waarbij gelijktijdige afname en opwek van elkaar worden afgetrokken. Dit betekent dat elke deelnemende aansluiting (met uitzondering van A.6 invoeders die op grond van artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 2, punt ii, van de Netcode een groep vormen met A.3 – A.5 aangeslotenen) tot het technisch maximum van de aansluiting mag worden belast in zowel de afnamerichting als de opwekrichting zolang de groep samen binnen het groeps-GTV blijft.

  • 110. Een deellimiet kan het ook mogelijk maken dat binnen een groep de ingevoede elektriciteit gelijktijdig afgenomen wordt, waarmee de groepsleden meer elektriciteit kunnen afnemen dan dat mogelijk is op basis van het afgegeven groeps-GTV, zonder dat andere netgebruikers hiervan nadeel ondervinden. Deze lokale afstemming van invoeding en afname mag geen risico’s voor het net opleveren en mag geen ruimte innemen van andere netgebruikers, terwijl deze beschikbare capaciteit aan partijen op de wachtlijst aangeboden moet worden. Het opleggen van deellimieten maakt dit mogelijk.

  • 111. De netbeheerder moet het opleggen van eventuele deellimieten goed kunnen uitleggen aan een groep. Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat de netbeheerder de relevante netinformatie waaruit de noodzaak van de limieten blijkt met de groep deelt. Het betreft namelijk informatie die de groep nodig heeft voor effectieve nettoegang (zie paragraaf 3.13). Daarnaast is het van belang dat de netbeheerder de benodigde deellimieten deugdelijk motiveert. De netbeheerder dient het opleggen van een deellimiet op grond van artikel 7.1f, derde lid, van de Netcode te motiveren aan de hand van de criteria die worden genoemd in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4, van de Netcode. Voor het monitoren van de naleving van de deellimieten kan de netbeheerder gebruik maken van de meetgegevens van de individuele aansluitingen van de groepsdeelnemers.

  • 112. Indien de netbeheerder dit noodzakelijk acht, kan de netbeheerder daarbij een technische voorziening vereisen om te waarborgen dat een groep een deellimiet niet overschrijdt. Ook hiervoor geldt dat de netbeheerder deugdelijk dient te motiveren waarom een dergelijke voorziening nodig is en waarom de deellimiet niet contractueel geborgd kan worden. De ACM heeft dit opgenomen in artikel 7.1f, tweede lid, onderdeel b, en artikel 7.1f, derde lid, van de Netcode.

3.10 Opschorting of verval van transportrecht na overtreding voorwaarden

  • 113. Netbeheerders zijn verantwoordelijk om hun net veilig en betrouwbaar te houden en daarmee om de eventuele gevolgen van overschrijdingen voor netcomponenten te beperken. Om dit te kunnen waarborgen is het belangrijk dat groepen van aangesloten die een groepstransportovereenkomst hebben afgesloten met de netbeheerder de gecontracteerde transportcapaciteit en eventueel door de netbeheerder opgelegde deellimieten respecteren.

  • 114. Artikel 7.1h van de Netcode regelt dat het transportrecht van de groep eerst kan worden opgeschort en in het uiterste geval kan komen te vervallen indien de groep de voorwaarden van een groepstransportovereenkomst heeft geschonden. Deze mogelijke sancties moeten de groep ervan weerhouden om de aan haar beschikbaar gestelde capaciteit te overschrijden.

  • 115. Artikel 7.1h, eerste lid, van de Netcode schrijft voor dat de netbeheerder de gemachtigde informeert bij elke schending van de voorwaarden van artikel 7.1e of artikel 7.1f van de Netcode door de groep. Als een groep twee keer of vaker de voorwaarden van de groepstransportovereenkomst heeft geschonden, kan de netbeheerder het recht op transport volgens artikel 7.1h, tweede lid, van de Netcode opschorten. Bij de beslissing om het transportrecht op te schorten houdt de netbeheerder rekening met de mate en frequentie van de schending van de voorwaarden.

  • 116. Gedurende de opschortingsperiode mag de groep geen gebruik maken van het opgeschorte transportrecht. Om het betreffende transportrecht terug te krijgen, dient de groep maatregelen te treffen om een nieuwe schending van de voorwaarden van het transportrecht te voorkomen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een technische voorziening bij (een) van de groep deel uitmakende aansluiting(en) waarmee een toekomstige overschrijding kan worden voorkomen. Wanneer de gemachtigde overtuigend aan de netbeheerder heeft aangetoond dat de groep voldoende maatregelen heeft getroffen om een schending van de voorwaarden te voorkomen, dient de netbeheerder de opschorting onmiddellijk te beëindigen volgens artikel 7.1f, tweede lid van de Netcode.

  • 117. Als de groep na het opheffen van de opschorting, ondanks de getroffen maatregelen, opnieuw de voorwaarden schendt, kan de conclusie worden getrokken dat de groep niet aan de voorwaarden van een groepstransportovereenkomst voldoet. Naar het oordeel van de ACM kan het in het uiterste geval dan redelijk zijn dat de netbeheerder de uiteindelijke mogelijkheid heeft om het betreffende recht op transport van de groep te laten vervallen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 7.1h, derde lid, van de Netcode.

  • 118. Het vervallen van het transportrecht is naar de mening van de ACM echter een zeer zware maatregel. Deze mogelijkheid is daarom met een aantal waarborgen omkleed en er moeten een aantal stappen worden doorlopen voordat het transportrecht uiteindelijk komt te vervallen.

  • 119. De stappen en voorwaarden voor het opschorten en in het uiterste geval kunnen laten vervallen van transportrechten bij een groepstransportovereenkomst zijn vergelijkbaar met die voor alternatieve transportrechten (artikel 7.1, zesde en zevende lid, van de Netcode). Omdat de gevolgen van een overschrijding door een groep van aangeslotenen voor de netbeheerder hetzelfde of zelfs groter kunnen zijn dan bij individuele aangeslotenen met een alternatief transportrecht acht de ACM de mogelijkheid tot opschorting en verval eveneens redelijk bij een groepstransportovereenkomst. De ACM ziet geen redenen om voor groepstransportovereenkomsten aanvullende of afwijkende criteria in de Netcode op te nemen dan de criteria die gelden bij alternatieve transportrechten.

3.11 Compensatie ten gevolge van een storing

  • 120. Op basis van het bestaande artikel 8.8, eerste lid, van de Netcode betaalt de netbeheerder, met uitzondering van wanneer er sprake is van de in het tweede lid genoemde omstandigheden, een compensatievergoeding aan aangeslotenen op zijn net bij wie de transportdienst ten gevolge van een storing wordt onderbroken.

  • 121. Met de introductie van de groepstransportovereenkomst is sprake van een groep van twee of meer aangeslotenen die samen een groepstransportovereenkomst met de netbeheerder aangaan. De ACM merkt op dat het in dat geval voor de hand ligt dat het compensatiebedrag per aansluiting aan de groep uitgekeerd wordt in plaatst van aan de individuele groepsleden, omdat er sprake is van een onderbreking van de transportdienst die uit de groepstransportovereenkomst voortvloeit. De ACM heeft hierop de aanhef van artikel 8.8, eerste lid, van de Netcode aangepast, zodat duidelijk is dat de netbeheerder in geval van een groepstransportovereenkomst een storingsvergoeding uitkeert aan de groep.

  • 122. De compensatievergoeding wordt betaald per aansluiting en verschilt per aangeslotene, afhankelijk van het spanningsniveau waarop hij is aangesloten en het spanningsniveau waarop de onderbreking van de transportdienst plaatsvindt.

  • 123. Voor aansluitingen op een spanningsniveau van 35kV en lager is, afhankelijk van het spanningsniveau in het net waarop de storing plaatsvindt en het spanningsniveau van de aansluiting, een vast compensatiebedrag in euro’s bepaald dat afhankelijk is van de duur van de onderbreking.

  • 124. Voor aansluitingen op een net met een spanningsniveau van 35kV en hoger (hoogspanning) is een compensatievergoeding op basis van een bedrag per kWgecontracteerd bepaald dat afhankelijk is van de duur van de onderbreking. Indien sprake is van een groepstransportovereenkomst vindt compensatie plaats per groep van aansluitingen op basis van het groeps-GTV, omdat er geen sprake meer is van individueel gecontracteerd GTV.

  • 125. Indien sprake is van een groepstransportovereenkomst vindt per groep in geval van een onderbreking van de transportdienst ten gevolge van een storing in een net met een spanningsniveau van 35 kV of hoger een compensatievergoeding ter hoogte van het in artikel 8.8, eerste lid, sub c, onderdeel 5, van de Netcode opgenomen bedrag plaats.

3.12 Netaanpassing en wijziging van de aansluiting

  • 126. De gezamenlijke netbeheerders wijzen er in het voorstel op dat tijdelijke en/of permanente aanpassingen in de netstructuur om de veiligheid, betrouwbaarheid en stabiliteit van het net te borgen gevolgen kunnen hebben voor een groep. Netaanpassing op initiatief van de netbeheerder kan ertoe leiden dat een partij buiten het nettopologisch toepassingsgebied van de groep komt te vallen en/of dat er deellimieten aangepast moeten worden. De gezamenlijke netbeheerders stellen daarom voor dat de netbeheerder de groep actief consulteert en samen met de groep op zoek gaat naar een passend alternatief dat recht doet aan de wensen en het netgebruik van de groep.18

  • 127. De ACM vindt dat de netbeheerder bij eventuele netaanpassing op eigen initiatief rekening dient te houden met de belangen en het netgebruik van de groep, net zoals de netbeheerder dat ook doet bij individuele aangeslotenen. De ACM kan zich grotendeels vinden in het door de gezamenlijke netbeheerders beschreven proces en de bijbehorende randvoorwaarden. Om dit te borgen neemt de ACM in artikel 7.1f, vierde lid, van de Netcode op dat de netbeheerder rekening houdt met de belangen van de groep en de gemachtigde van de groep informeert indien aanpassing van het net nodig is vanuit het oogpunt van veiligheid, betrouwbaarheid of doelmatig netbeheer voor zover die aanpassing van invloed is op de groep. De netbeheerder betrekt de groep bij het vinden van een alternatief en weegt hierin de belangen en het netgebruik van de groep en aangeslotenen binnen de groep mee. Een eventuele verplichting tot het accepteren van een alternatief wordt door de netbeheerder gemotiveerd. Daarbij is het uitgangspunt dat dit alternatief niet onredelijk bezwarend is voor de groep of één van haar deelnemers. Dit betekent dat de partijen die door de netaanpassing buiten de groep vallen het net kunnen blijven gebruiken op een manier die past bij hun gewenste netgebruik.

  • 128. De ACM is van mening dat indien een partij binnen een groep verzoekt om aanpassing van zijn aansluiting en deze aanpassing ervoor zorgt dat de partij nettopologisch buiten de groep valt, de netbeheerder deze partij en de groep daarover vooraf dient te informeren. Het is vervolgens aan de desbetreffende partij om de keuze te maken om de aanpassing wel of niet door te voeren. Bij aanpassing van de aansluiting treedt de partij uit de groep. Het groepstransportvermogen zal vervolgens worden aangepast in lijn met de bepalingen over uittreding van de groep (zie paragraaf 3.6).

3.13 Het delen van informatie

  • 129. Partijen die een groep willen vormen, hebben hiervoor informatie nodig. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders is hierover niets geregeld.

  • 130. Op basis van artikel 16, eerste lid, onderdeel l, van de E-wet dienen netbeheerders “afnemers alle gegevens te verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot het net inclusief het gebruik ervan nodig hebben”. De Energiewet, welke op 1 januari 2026 in werking treedt, brengt hier geen verandering in. Artikel 3.77, derde lid, van de Energiewet bepaalt dat netbeheerders verplicht zijn om partijen “de informatie die ze nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het transmissie- of distributiesysteem inclusief het gebruik ervan” te verschaffen. De ACM meent dat partijen die een groep willen vormen bepaalde informatie vanuit de netbeheerder nodig hebben voor effectieve toegang tot het net. Netbeheerders zijn daarmee onder het huidige regime van de E-wet en het toekomstige regime van de Energiewet wettelijk verplicht om deze informatie te delen.

  • 131. De ACM acht het met het oog op de hiervoor genoemde wettelijke bepalingen uit de Energiewet niet nodig om via het onderhavige besluit specifieke regels op te nemen over het delen van informatie door de netbeheerders. De ACM vindt het wel belangrijk om duidelijkheid te verschaffen over welke informatie ten minste nodig is voor efficiënte toegang tot het net in relatie tot groepen.

  • 132. De informatie die partijen nodig hebben kan worden uitgesplitst in informatie over netgebruik van de individuele groepsleden (afnemersinformatie) en data over de nettopologie en netbelasting (netinformatie).

  • 133. Onder afnemersinformatie valt onder meer de EAN-code van de aansluiting, de aansluitcategorie, het aansluitvermogen, het individuele GTV, het huidige en toekomstige verbruiksprofiel en andere individuele verbruiksdata. Deze informatie kunnen partijen die een groep willen vormen onderling (via hun meetbedrijven) delen. Meetbedrijven van partijen die een groep willen vormen dienen hieraan mee te werken. Indien het delen van deze informatie via de netbeheerder loopt, dan heeft de netbeheerder toestemming nodig van de desbetreffende afnemers om deze informatie te delen. De ACM verwacht op dit vlak geen problemen, omdat het delen van deze informatie inherent is aan het vormen van een groep.

  • 134. Partijen die een groep willen vormen hebben daarnaast informatie van de netbeheerder nodig over het net. Het gaat daarbij om informatie over de nettopologie en netbelasting.

  • 135. Informatie over de lokale nettopologie is relevant, omdat uit deze informatie kan worden afgeleid wie netburen zijn waartussen een groep gevormd kan worden en welke fysieke beperkingen er mogelijk gelden op basis van de aanwezige netinfrastructuur.19 Op basis van deze informatie kunnen partijen een eerste inschatting maken of het vormen van een groep kansrijk is en, indien van toepassing, met welke fysieke beperkingen vanuit het net zij rekening dienen te houden. Daarnaast is relevant dat partijen worden geïnformeerd over eventuele beperkingen vanuit hogere netvlakken. Als het bijvoorbeeld niet mogelijk is om vanwege congestie belastingprofielen op een station aan te passen, dan dienen partijen die een groep willen vormen hierover tijdig geïnformeerd te worden door de netbeheerder, zodat zij hier vooraf rekening mee kunnen houden.

  • 136. Verder kan het relevant zijn voor een (bestaande) groep om informatie over actuele netbelasting en beschikbare ruimte op een specifiek station te krijgen. Deze informatie is volgens de ACM niet direct nodig bij het vormen van een groep, maar is wel nuttig indien de groep congestiediensten aan de netbeheerder wil leveren of de groep aanvullend transportvermogen wenst te contracteren.20

  • 137. De ACM heeft bij de gezamenlijke netbeheerders uitgevraagd welke informatie gedeeld kan worden met de groep. Uit de reacties van 20 december 2024 en 27 februari 2025 maakt de ACM op dat er geen belemmeringen zijn voor de netbeheerders om informatie die relevant is voor het vormen van groepen te delen. Wel wijzen de gezamenlijke netbeheerders op een aantal aandachtspunten over datakwaliteit, de volledigheid van data, data over de beschikbare ruimte en privacy en security aspecten. Verder blijkt dat onder meer Liander al gedetailleerde informatie deelt met partijen die een groep willen vormen. Tot slot blijkt uit de reactie van 27 februari 2025 dat de gezamenlijke netbeheerders werken aan uniforme dataproducten, waarbij prioriteit wordt gegeven aan informatie die nodig is voor het vormen van groepen.

  • 138. In het licht van het voorgaande stelt de ACM vast dat netbeheerders verplicht zijn om informatie die nodig is voor effectieve nettoegang te delen met partijen die een groep willen vormen. Daarnaast stelt de ACM vast dat de netbeheerders geen belemmeringen zien ten aanzien van het delen van de netinformatie (nettopologie en netbelasting) die nodig is voor effectieve nettoegang voor groepen. De ACM verwacht dat de netbeheerders en meetbedrijven de voor groepsvorming benodigde informatie actief zullen delen. De aandachtspunten die de netbeheerders noemen zijn duidelijk. Het is daarbij aan de netbeheerders om interpretatieproblemen te voorkomen en de datakwaliteit te verbeteren, zodat groepen van de data gebruik kunnen maken. Daarnaast roept de ACM de netbeheerders op om zo snel mogelijk tot een uniforme werkwijze te komen voor het delen van data met het oog op groepsvorming.

3.14 Verhouding tot andere diensten en maatregelen

3.14.1 Aanbieden congestiemanagementdiensten
  • 139. Aangeslotenen die reeds over een congestiemanagementcontract met de netbeheerder beschikken, kunnen op basis van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders deelnemen aan een groepstransportovereenkomst. Daarnaast kunnen ook groepen die een groepstransportovereenkomst hebben afgesloten met de netbeheerder deelnemen aan congestiemanagement.

  • 140. De gezamenlijke netbeheerders stellen in hun voorstel voor om de verplichting voor aangeslotenen, niet zijnde netbeheerders, om onder bepaalde voorwaarden een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke netcongestie, ook van toepassing te laten zijn indien de aangeslotene deel uitmaakt van een groep die een groepstransportovereenkomst heeft afgesloten met de netbeheerder.

  • 141. De ACM kan deze wijziging volgen met de nuancering dat de verplichting om een bijdrage te leveren dan niet meer geldt voor een individuele aangeslotene binnen de groep, maar gezamenlijk geldt voor de groep. De ACM heeft de codetekst in artikel 9.1, derde en vierde lid, van de Netcode hier op aangepast.

  • 142. Door het aangaan van een groepstransportovereenkomst vervalt de individuele transportovereenkomst van een aangeslotene. Het is daarom logisch dat de verplichting op basis van artikel 9.1 van de Netcode komt te rusten op de groep als geheel. Dat betekent dat, afhankelijk van de onderlinge afspraken binnen de groep, ook aangeslotenen die voordat ze in de groep stapten een individueel GTV van minder dan 1 MW hadden mogelijk een bijdrage moeten leveren aan het oplossen van fysieke congestie, overeenkomstig bijlage 11 en bijlage 12 van de Netcode.

  • 143. De ACM heeft in artikel 9.1, vierde lid, van de Netcode toegevoegd dat groepen van aangeslotenen hierbij dienen te borgen dat één of meerdere CSP’s zijn aangewezen.

  • 144. De ACM merkt ten overvloede op dat een netbeheerder het afsluiten van een contract voor een congestiemanagementdienst niet als voorwaarde kan hanteren voor het aangaan van een groepstransportovereenkomst.

3.14.2 Balancing
  • 145. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om artikel 9.19 van de Netcode te wijzigen. Deze bepaling houdt voor aangeslotenen, niet zijnde netbeheerders, met een GTV van meer dan 60 MW de verplichting in om dagelijks het vermogen dat minder kan worden afgenomen, dan wel meer of minder kan worden ingevoed, ter beschikking te stellen aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor deze verplichting ook te laten gelden indien de aangeslotene deel uitmaakt van een met een door middel van een groepstransportovereenkomst GTV voor afname of voor invoeding van meer dan 60 MW.

  • 146. De ACM kan deze voorgestelde wijziging volgen met de nuancering dat de verplichting dan niet meer geldt voor een individuele aangeslotene binnen de groep, maar gezamenlijk geldt voor de groep. De ACM heeft de codetekst hier op aangepast en heeft in artikel 9.19 opgenomen dat deze verplichting voor de groep als geheel geldt, en niet voor de individuele aangeslotenen binnen de groep. Door het aangaan van een groepstransportovereenkomst vervalt de individuele transportovereenkomst van een aangeslotene. Het is daarom logisch dat de verplichting op basis van artikel 9.19 komt te rusten op de groep als geheel. Dat betekent dat afhankelijk van de onderlinge afspraken binnen de groep ook aangeslotenen die voordat ze in de groep stapten een individueel GTV van minder dan 60 MW hadden mogelijk een bijdrage moeten leveren. Dit betekent dat groepen met een GTV van meer dan 60MW moeten kunnen voldoen aan de specificaties voor het leveren van aFRR (bijlage 8 van de Netcode) of noodvermogen (bijlage 10 van de Netcode).

  • 147. De ACM heeft in artikel 9.19 van de Netcode, toegevoegd dat groepen van aangeslotenen hierbij dienen te borgen dat één of meerdere BSP’s zijn aangewezen.

3.14.3 Alternatieve transportrechten
  • 148. De gezamenlijke netbeheerders stellen in hun voorstel voor dat groepen op het regionale net ook alternatieve transportrechten kunnen afsluiten, zoals het volledig variabele transportrecht en het tijdsblokgebonden transportrecht. Daardoor kunnen deze groepen bijvoorbeeld ’s nachts aanvullend vermogen contracteren via een tijdsblokgebonden transportrecht.

  • 149. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor dat het voor groepen op het landelijke hoogspanningsnet niet mogelijk is om een volledig variabel of tijdsduurgebonden transportrecht af te sluiten. In hun zienswijze op het ontwerpbesluit hebben ze onderbouwd dat het tijdsduurgebonden transportrecht een complex transportrecht is dat nog in doorontwikkeling is en dat een combinatie met de groepstransportovereenkomst leidt tot verdere complexiteit, onder andere ten aanzien van de validatie van levering. De gezamenlijke netbeheerders bereiden een codewijzigingsvoorstel ‘validatie van levering’ voor dat dit probleem moet oplossen.

  • 150. De ACM vindt het belangrijk dat groepen van aangeslotenen ook van de in de Netcode opgenomen mogelijkheden gebruik kunnen maken. De combinatie van groepstransportovereenkomsten en alternatieve transportrechten kan de inzet van flexibiliteit versterken en kan efficiënt netgebruik verder bevorderen.

  • 151. De ACM beschrijft daarom in artikel 1.3, tweede lid, van de Netcode dat in paragraaf 7.1 en paragraaf 7.4 van de Netcode, indien sprake is van een groepstransportovereenkomst (a) voor ‘gecontracteerd transportvermogen en voor ‘het op de aansluiting gecontracteerde transportvermogen’ gelezen dient te worden ‘het door aangeslotenen die deel uitmaken van een groepstransportovereenkomst gezamenlijk gecontracteerde transportvermogen’, (b) voor ‘de aansluit- en transportovereenkomst’ gelezen dient te worden ‘de groepstransportovereenkomst’, (c) voor ‘aangeslotene’ gelezen dient te worden ‘groep van aangeslotenen die deel uitmaken van een groepstransportovereenkomst’ en (d) voor ‘grootverbruiker’ gelezen dient te worden ‘groep van grootverbruikers die deel uitmaken van een groepstransportovereenkomst’. Met toevoeging van dit artikellid worden de bepalingen uit paragraaf 7.1 van de Netcode, waarin de verschillende transportrechten opgenomen zijn, van toepassing op groepen van aangeslotenen die samen een groepstransportovereenkomst hebben afgesloten.

  • 152. Daarnaast past de ACM artikel 7.1a, derde lid, (volledig vast transportrecht), artikel 7.1b, derde lid (volledig variabel transportrecht) en artikel 7.1d, derde lid (tijdsblokgebonden transportrecht) van de Netcode aan zodat ook de tariefstructuren uit de artikelen 3.7.18 en 3.7.19 van de Tarievencode van toepassing zijn als sprake is van een groepstransportovereenkomst en past de ACM artikel 7.1c, derde lid, onderdeel d (tijdsduurgebonden transportrecht) van de Netcode aan zodat ook de tariefstructuur uit artikel 3.7.18 van toepassing is als sprake is van een groepstransportovereenkomst (zie paragraaf 3.17 over de tarifering).

  • 153. Bovenstaande betekent dat de netbeheerder alternatieve transportrechten, voor zover deze reeds beschikbaar zijn op basis van de Netcode voor individuele aansluitingen, ook moet aanbieden aan groepen van aangeslotenen. Dit geldt ook voor combinaties met congestiemanagementdiensten (zie paragraaf 3.14.1). De ACM begrijpt dat bepaalde combinaties complex zijn, dat er implementatie nodig is van afspraken inzake validatie van levering en dat de netbeheerders tijd nodig hebben om ervaring op te doen om alle productcombinaties op grote schaal aan te kunnen bieden aan groepen. Dit betekent dat bij complexe situaties langere termijnen om een groepstransportovereenkomst aan aangeslotenen aan te bieden en overeen te komen redelijk kunnen zijn. Groepsvorming is ook alleen mogelijk als voor alle aansluitingen waarmee wordt deelgenomen aan de groep de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven. De netbeheerder toetst dit op basis van artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f of g, van de Netcode.

3.14.4 GOTORK
  • 154. In het GEN-verslag, dat als bijlage toegevoegd is aan het codevoorstel, geven de gezamenlijke netbeheerders aan dat GOTORK21 van toepassing is op het groeps-GTV op dezelfde wijze als op een individueel GTV. De ACM kan het standpunt van de gezamenlijke netbeheerders in zoverre volgen dat ook bij een groep (op termijn) sprake kan zijn van onbenut GTV.22 De ACM merkt op dat zij verwacht dat hier in de regel geen sprake van zal zijn bij een groepstransportovereenkomst, omdat bij het aangaan van een groep het groeps-GTV reeds bepaald wordt op basis van de historische profielen en de concrete toekomstplannen en partijen binnen de groep een prikkel hebben om het groeps-GTV juist zo optimaal mogelijk te benutten.

  • 155. Op grond van artikel 1.3, tweede lid, van de Netcode kan de netbeheerder het groeps-GTV van een groep van aangeslotenen die samen deel uitmaken van een groepstransportovereenkomst verlagen als aan de voorwaarden van artikel 7.13 van de Netcode (GOTORK) voldaan is.

3.15 Overige punten

  • 156. In artikel 1.3, eerste lid van de Netcode is opgenomen dat, indien een aansluiting deel uitmaakt van een groepstransportovereenkomst, voor de toepasselijkheid van de Netcode in plaats van ‘aansluit- en transportovereenkomst’ gelezen moet worden ‘aansluitovereenkomst’, tenzij anders vermeld. Dit zorgt ervoor dat bepalingen die gericht zijn op aangeslotenen met een individuele aansluit- en transportovereenkomst ook van toepassing zijn op aangeslotenen die deel uitmaken van een groepstransportovereenkomst en een eigen aansluitovereenkomst hebben.

  • 157. De wijzigingen van de Begrippencode elektriciteit (hierna: Begrippencode) en de Tarievencode worden in de paragrafen hierna behandeld.

3.16 Begrippen

  • 158. Met dit codewijzigingsbesluit wordt de groepstransportovereenkomst als nieuwe contractvorm geïntroduceerd. Om duidelijkheid te creëren over wat er bedoeld wordt met de term ‘groepstransportovereenkomst’ neemt de ACM dit begrip op in artikel 1.1 van de Begrippencode en omschrijft deze als ‘op grond van artikel 7.1e, eerste lid, van de Netcode elektriciteit afgesloten transportovereenkomst met twee of meer aangeslotenen gezamenlijk’.

3.17 Tarifering

3.17.1 Voorstel tariefmodel gezamenlijke netbeheerders
  • 159. De gezamenlijke netbeheerders stellen in hun voorstel een aantal wijzigingen van de Tarievencode voor.

  • 160. Het door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde tariefmodel voor de groepstransportovereenkomst heeft de volgende kenmerken. Artikel 3.1.3a van het voorstel bepaalt dat het transporttarief in rekening wordt gebracht bij de groep.

  • 161. Het transportonafhankelijk tarief uit artikel 3.1.3a van het voorstel wordt bepaald door het aantal aansluitingen vermenigvuldigd met het transportonafhankelijk transporttarief van de tariefcategorie die overeenkomt met het hoogste netvlak waarmee de aan de groep deelnemende individuele aansluitingen zijn verbonden.

  • 162. Artikel 3.7.2a van het voorstel bepaalt dat de groep voor het transportafhankelijke tarief wordt ingedeeld in de tariefcategorie die overeenkomt met het hoogste netvlak waarmee de aan de groep deelnemende individuele aansluitingen zijn verbonden.

  • 163. Artikel 3.7.18 van het voorstel bepaalt dat het transportafhankelijk tarief in rekening wordt gebracht via drie tariefdragers: kWgecontracteerd, kWmax(gewogen) en – waar van toepassing – kWh. kWgecontracteerd wordt vastgesteld op basis van het groeps-GTV en kWMax(gewogen) wordt vastgesteld op basis van de gezamenlijke meetwaarden van alle aan de groep deelnemende individuele aangeslotenen. kWh wordt bepaald op basis van de gesommeerde individuele meetwaardes. Op de tariefdragers kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) wordt in het voorstel een generieke correctiefactor toegepast van 1,21.

  • 164. Artikel 3.7.19 van het voorstel bepaalt dat op groepen met een samenstelling van verschillende aansluitcapaciteitscategorieën (A.3 met A.4 en/of A.5) een additionele tariefcomponent van toepassing is.

  • 165. De ACM beoordeelt hierna het voorgestelde tariefmodel. Centraal staan daarbij de uitgangspunten die zij hanteert bij het wijzigen van de tariefstructuren (paragraaf 3.17.2). De ACM gaat daarna in paragraaf 3.17.3 in op de correctiefactor. Vervolgens bespreekt de ACM in paragraaf 3.17.4 de verrekening bij het lokaal onderling afstemmen van netgebruik. In paragraaf 3.17.5 beschrijft de ACM de bepaling van het transportafhankelijke verbruikstarief en in paragraaf 3.17.6 de tariefcategorie en correctie voor groepen met zowel MS als MS/LS aangeslotenen. De ACM sluit in paragraaf 3.17.7 af met het transportonafhankelijke tarief voor groepen met aangeslotenen op verschillende netvlakken.

3.17.2 Uitgangspunten ACM voor de tariefstructuur
  • 166. In de kern toetst de ACM (wijzigingen in) de tariefstructuur aan de volgende criteria: kostenreflectiviteit, het bevorderen van systeemefficiëntie, transparantie en non-discriminatie. 23 Verder zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing.

  • 167. Onder kostenreflectiviteit verstaat de ACM “dat de tarieven zo goed mogelijk overeenkomen met de kosten van het netgebruik. Als huidige en potentiële netgebruikers worden geconfronteerd met de kosten van hun netgebruik, krijgen zij een prikkel om de kosten en baten daarvan tegen elkaar af te wegen.” Kostenreflectieve tarieven “geven [...] goede prikkels aan huidige en toekomstige aangeslotenen met betrekking tot hun netgebruik. Indien netgebruikers de door hun netgebruik veroorzaakte kosten in rekening gebracht krijgen, kunnen ze goed de kosten en baten van hun netgebruik tegen elkaar afwegen. De aangeslotene kan dan zijn optimale netgebruik kiezen.”

  • 168. Onder systeemefficiëntie verstaat de ACM “een efficiënt ontwerp van het net en benutting daarvan. Hiervan is sprake als nu en in de toekomst zoveel mogelijk energie getransporteerd kan worden gegeven de capaciteit van het elektriciteitsnet, door de belasting van het net te spreiden in de tijd, en door de afstand tussen afname en invoeding te beperken.” Het doel van systeemefficiënte tarieven “is het transporteren van zoveel mogelijk energie met zowel het bestaande (korte termijn) als het toekomstige net (lange termijn). Daarmee worden de kosten van netuitbreiding beperkt en [wordt] efficiënt gebruik van het net geprikkeld.” De ACM merkt daarbij op dat kostenreflectiviteit en systeemefficiëntie elkaar aanvullen, waarbij kostenreflectieve tarieven die ook de systeemefficiëntie bevorderen de voorkeur hebben van de ACM.

  • 169. Onder transparantie verstaat de ACM “dat netgebruikers goed geïnformeerd zijn over de tariefstructuur die van toepassing is op hun netgebruik en daarmee hun verwachte netkosten goed kunnen inschatten. Eenvoud (begrijpelijkheid) en voorzienbaarheid van de tariefstructuur zijn bepalend voor de mate van transparantie.” Netgebruikers kunnen hierdoor de juiste beslissingen nemen over hun gewenste netgebruik, waarbij zij ook de impact van hun netgebruik op het systeem kunnen meewegen. Daarnaast stelt het netgebruikers in staat om nettarieven te controleren op juistheid.

  • 170. Onder non-discriminatie verstaat de ACM dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld binnen de tarieven. “De manier waarop aangeslotenen het net gebruiken en de kosten die zij daarbij veroorzaken kan een verschil in behandeling en dus een verschillende tariefstructuur objectief rechtvaardigen.”

3.17.3 Correctiefactor
  • 171. De gezamenlijke netbeheerders stellen een correctiefactor van 1,21 voor op de tariefdragers kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) om “ongewenst en oneigenlijk tariefvoordeel” te voorkomen. De centrale gedachte achter de correctiefactor is gebaseerd op het feit dat netbeheerders hun netten ontwerpen en belasten op basis van standaardprofielen en historische gegevens, in plaats van op contractuele GTV waarden. Als bijvoorbeeld twee afnemers volgens deze gegevens niet gelijktijdig het net belasten, is netuitbreiding niet nodig. Als partijen hun gelijktijdige belasting van het net niet verlagen, mogen zijn ook niet minder betalen, zo stellen de gezamenlijke netbeheerders.

  • 172. De ACM is niet overtuigd van de noodzaak en de onderbouwing van de correctiefactor. Daarbij overweegt de ACM het volgende.

  • 173. Aangeslotenen (met vaste transportrechten) betalen netbeheerders voor hun gecontracteerde vermogen. Zij kunnen dit vermogen vrij inzetten en zijn niet gebonden aan standaardprofielen, historische meetgegevens en kengetallen van groepen afnemers waarmee de netbeheerder rekent bij het netontwerp en het bepalen van de netbelasting. In de regel zullen zij dit soort informatie ook niet kennen. Als aangeslotenen een groepstransportovereenkomst sluiten met de netbeheerder, dan leggen zij daarmee hun gedrag als groep vast richting de netbeheerder.

  • 174. Groepsvorming garandeert dat de groep niet meer elektriciteit gelijktijdig afneemt van hoger gelegen netdelen dan dat het groeps-GTV toestaat. In het geval van groepen met alleen afnemers kan groepsvorming door onderlinge afstemming daarnaast leiden tot een beperking van het piekgebruik van het lokale netdeel waarop de groepsleden zijn aangesloten. Omdat het groeps-GTV over het algemeen lager ligt dan de som van de voormalige individuele GTV’s krijgt de netbeheerder (contractuele) zekerheid over de natuurlijk groei van partijen binnen de groep, de momenten waarop zij het net gebruiken en de lokale afstemming tussen invoeding en afname. Een kostenverhogende maatregel voor partijen die een groep willen vormen past hier volgens de ACM niet bij.

  • 175. Ook vanuit systeemefficiëntie ligt een kostenverhogende maatregel zoals de correctiefactor niet voor de hand. Groepsvorming prikkelt afnemers tot systeemefficiënt gedrag, terwijl dat gedrag niet is geborgd zonder groepsvorming. Het hanteren van een correctiefactor zou het voor netgebruikers met een hoge gelijktijdigheid onaantrekkelijk maken om een groep te vormen. Zij zouden daardoor aan het afstemmen van netgebruik helemaal niet toekomen, terwijl daar voor het net en de netbeheerder juist winst is te behalen.

  • 176. De ACM zet verder vraagtekens bij de totstandkoming en de hoogte van de correctiefactor. De dataset die is gebruikt bij het bepalen van de correctiefactor is afkomstig van één netbeheerder. De dataset bevat aannames over gelijktijdige netbelasting van individuele afnemers op alleen middenspanningsdistributieringen. Daarbij merken de gezamenlijke netbeheerders in hun reactie van 20 december 2024 op dat de gebruikte data over de gelijktijdigheid “divers en sterk afhankelijk [is] van de lokale situatie, waaronder de nettopologie en de aanwezige aangeslotenen.” Bij het bepalen van de correctiefactor is tot slot geen data gebruikt vanuit lopende pilots met groepen. De ACM acht het niet overtuigend dat uit deze beperkte dataset één generieke correctiefactor zou zijn af te leiden die representatief is voor alle netbeheerders en voor groepen op alle spanningsniveaus. Daarmee wordt geen recht gedaan aan de verschillen tussen de netten, de partijen die daarop zijn aangesloten en de partijen die groepen willen vormen.

  • 177. In het licht van het voorgaande neemt de ACM de voorgestelde correctiefactor op kWmax(gewogen) en kWgecontracteerd dan ook niet over.

  • 178. Indien uit de praktijk blijkt dat groepsvorming leidt tot disproportionele tariefvoordelen voor (specifieke) groepen ten opzichte van andere netgebruikers, dan kan hiervoor in de toekomst alsnog een passende (tarief)oplossing gezocht worden.

  • 179. De ACM acht het wenselijk om de effecten van groepsvorming op de tarieven voor groepen en andere aangeslotenen te onderzoeken, maar is van mening dat hiervoor eerst meer praktijkervaring met de groepstransportovereenkomst moet zijn opgedaan, zodat ook kwantitatieve data beschikbaar is van groepen die reeds gevormd zijn.

  • 180. De ACM roept de gezamenlijke netbeheerders daarom op om de groepstransportovereenkomst uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van het besluit te evalueren en daarin ook de effecten van groepsvorming op de tarieven voor groepen en andere aangeslotenen te onderzoeken.

3.17.4 Lokale afstemming
  • 181. Een (structurele) onderlinge lokale afstemming van transportvermogen kan leiden tot kostenvoordelen voor groepen en voor het net.

kWgecontracteerd en kWmax(gewogen)

  • 182. Om structurele onderlinge afstemming van transportvermogen te stimuleren stellen de gezamenlijke netbeheerders voor om de tariefdragers kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) op basis van het gezamenlijke gedrag netto af te rekenen.

  • 183. De gezamenlijke netbeheerders rekenen hierbij op basis van de samengestelde meetwaarden van alle aan de groep deelnemende individuele aangeslotenen. Bepalend is hier de maximale (gewogen) meetwaarde per maand of week op groepsniveau. Reden voor deze keuze is volgens de gezamenlijke netbeheerders dat onderlinge afstemming ook op maandbasis tot kostenbesparing leidt, bijvoorbeeld bij afstemming met seizoensgebonden invoeding of afname.

  • 184. De ACM constateert dat de netto-afrekening van kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) in zowel groepen met alleen afnemers als groepen met zowel invoeding als afname een prikkel biedt tot lokale afstemming van transportvermogen. Groepen met alleen afnemers behalen een financieel voordeel door de groepspiek te verlagen en hun individuele piekverbruik te verspreiden. Dit zorgt ervoor dat hogere netvlakken worden ontzien en dat de systeemefficiëntie wordt bevorderd doordat het lokale net efficiënter wordt benut. Vanuit kostenreflectiviteit volgt dat hier een non-discriminatoir tariefvoordeel tegenover dient te staan.

  • 185. Voor groepen met zowel invoeding als afname biedt de combinatie van de netto-bepaling van het groeps-GTV met de netto-afrekening van kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) in het bijzonder een stimulans om meer elektriciteit af te nemen op piekmomenten van afname, wanneer er op die momenten ook meer invoeding van elektriciteit binnen de groep is. Doordat de elektriciteit afgenomen wordt op het lokale netdeel waar de groep zich bevindt, creëert dit groeiruimte voor de groep zonder dat de belasting van hoger gelegen netdelen toeneemt.

  • 186. De ACM neemt op basis van het voorgaande in artikel 3.7.18 van de Tarievencode op dat kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) netto afgerekend worden.

kWh

  • 187. Op afnemende partijen uit de aansluitcategorieën A3. tot en met A.5 die samen een groep kunnen vormen is naast de tariefdragers kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) ook een kWh tarief van toepassing. De tariefdrager kWh wordt in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders op basis van de gesommeerde individuele meetwaarden afgerekend. De ACM stelt vast dat deze tariefdrager in het voorstel daarmee voor deze categorieën aangeslotenen geen prikkel bevat om lokale afname op lokale invoeding af te stemmen.

  • 188. De ACM heeft in consultatievraag 1 bij het ontwerpbesluit partijen gevraagd naar de wenselijkheid van een aanvullende prikkel op de tariefdrager kWh, bijvoorbeeld in de vorm van een (gedeeltelijke) netto-afrekening van deze tariefdrager.

  • 189. De ACM constateert op basis van de zienswijzen op het ontwerpbesluit dat het (gedeeltelijk) netto maken van de tariefdrager kWh doorlopend meer afname op momenten van meer invoeding en vice versa zou kunnen stimuleren en kan leiden tot minder netverliezen.

  • 190. De ACM ziet echter ook risico’s bij het (gedeeltelijk) netto maken van de tariefdrager kWh en heeft onvoldoende inzicht in de effecten hiervan en of dit tot voordelen voor groepen, andere aangeslotenen en de totale netkosten zal leiden.

  • 191. De ACM acht een extra prikkel op de tariefdrager kWh op dit moment daarom onverstandig, zolang meer inzicht ontbreekt in de kostenreflectiviteit, de gevolgen voor de systeemefficiëntie en de gevolgen voor andere aangeslotenen. Om deze gevolgen in kaart te brengen is aanvullend onderzoek door de netbeheerders nodig.24 Om dit goed te kunnen uitvoeren, dient meer praktijkervaring met de groepstransportovereenkomst en de nu gekozen tariefstructuur opgedaan te zijn, zodat ook kwantitatieve data beschikbaar is van groepen die reeds gevormd zijn.

  • 192. De ACM roept de gezamenlijke netbeheerders op om de groepstransportovereenkomst uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van het besluit te evalueren en daarin ook de effecten van groepsvorming op de tarieven voor groepen en andere aangeslotenen te onderzoeken.

3.17.5 Bepaling transportafhankelijke verbruikers-transporttarief voor groepen
  • 193. Het door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde artikel 3.7.2a bepaalt dat het hoogste netvlak bepalend is voor de tariefcategorie van de groep waarmee het transportafhankelijk verbruikerstarief betaald wordt. De ACM neemt artikel 3.7.2a op in de Tarievencode zodat de tariefcategorie bepaald wordt aan de hand van het hoogste netvlak waarmee de aan de groep deelnemende individuele aansluitingen zijn verbonden die elektriciteit mogen afnemen.

3.17.6 Tariefcomponent voor groepen met zowel MS als MS/LS aangeslotenen
  • 194. Het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders maakt het mogelijk dat aangeslotenen met aansluitingen uit verschillende aansluitcapaciteitscategorieën zoals genoemd in Bijlage A van de Tarievencode samen een groep kunnen vormen. Artikel 3.7.2a, zoals in de vorige paragraaf benoemd, bepaalt dat het hoogste netvlak bepalend is voor de tariefcategorie van de groep.

  • 195. Groepen bestaande uit aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 met A.4 en/of A.5 kunnen worden gevormd over verschillende netvlakken (MS en MS/LS), maar zouden als gevolg van de bepaling uit artikel 3.7.2a het transportafhankelijk verbruikerstarief van de tariefcategorie MS betalen. Omdat dit tarief lager is dan het tarief voor MS/LS en de groep daardoor niet zou betalen voor de aanwezige MS/LS transformatorstations, stellen de netbeheerders een maandelijkse toeslag voor. De toeslag wordt als volgt berekend:

    Waarbij:

    • kWmaxsom MS/LS de som van de individuele kWmax’en voor de desbetreffende maand is van alle MS/LS aangeslotenen in de groep. Aangeslotenen die aangesloten zijn op het MS-netvlak worden hierin dus niet meegenomen;

    • TARkWc MS/LS het kWgecontracteerd-tarief voor de tariefcategorie MS/LS is;

    • TARkWc MS het kWgecontracteerd-tarief voor de tariefcategorie MS is.

  • 196. De gezamenlijke netbeheerders lichten toe dat “de toeslag hierbij gebaseerd is op het verschil tussen de kWgecontracteerd-tarieven in de tariefcategorieën MS en MS/LS; dit verschil vertegenwoordigt de kosten van de transformatorstap. Omdat er geen individueel GTV meer bestaat, wordt deze waarde benaderd met de som van de individuele kWmax over alle MS/LS aangeslotenen binnen de groep. Op deze manier dragen aangeslotenen achter een MS/LS transformator nog steeds naar rato bij aan de kosten van deze transformator waar zij gebruik van maken. Het verschil in beide kWgecontracteerd tarieven wordt gedeeld door 12 omdat de kWmax maandelijks wordt bepaald en het kWgecontracteerd tarief jaarlijks betaald wordt.”

  • 197. De ACM is het eens met de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde additionele tariefcomponent voor groepen met aangeslotenen uit zowel de MS als de MS/LS categorie. De ACM meent dat in samenhang met artikel 3.7.2a de toeslag nodig is voor een kostenreflectief groepstarief voor groepen bestaande uit aangeslotenen van zowel de aansluitcapaciteitscategorie A.3 als A.4 en/of A.5. De ACM neemt de voorgestelde maandelijkse toeslag daarom op in artikel 3.7.19 van de Tarievencode.

3.17.7 Transportonafhankelijk tarief voor groepen met aangeslotenen op verschillende netvlakken
  • 198. Het voorstel bepaalt dat het transporttarief in rekening wordt gebracht bij de groep, waarbij het transportonafhankelijke tarief bestaat uit het aantal aansluitingen vermenigvuldigd met het transportonafhankelijk transporttarief van de tariefcategorie die overeenkomt met het hoogste netvlak waarmee de aan de groep deelnemende individuele aansluitingen zijn verbonden.

  • 199. De ACM heeft artikel 3.1.3a van de Tarievencode ten opzichte van het voorstel gewijzigd omdat het voorstel geen rekening hield met groepen met deelnemende aansluitingen op verschillende netvlakken anders dan van de aansluitcapaciteitscategorieën als genoemd in Bijlage A van de Tarievencode A.3. in combinatie met A.4 en/of A.5. Deze aangeslotenen (op MS/LS en op MS) betalen op dit moment hetzelfde transportonafhankelijke tarief, waardoor de bepaling dat het transportonafhankelijke tarief van het hoogste netvlak geldt op dit moment geen effect heeft op het transportonafhankelijke tarief van een aangeslotene die in een groep stapt. Bij toekomstige wijzigingen in de tarieven zou dit echter anders kunnen zijn of worden, omdat dan bijvoorbeeld niet voor elk netvlak hetzelfde transportonafhankelijk transporttarief geldt.

  • 200. Daarnaa heeft de ACM in artikel 3.1.3a van de Tarievencode opgenomen dat het transportonafhankelijke tarief niet wordt bepaald aan de hand van de tariefcategorieën van de verschillende aangeslotenen in de groep, maar aan de hand van de som van de transportonafhankelijke transporttarieven behorend bij de tariefcategorieën die overeenkomen met de netvlakken waarmee de individuele aan de groep deelnemende aansluitingen zijn verbonden. Aangeslotenen op het spanningsniveau MS en lager worden namelijk ingedeeld in tariefcategorieën op basis van hun GTV. Dit is bij groepen echter niet mogelijk, omdat aangeslotenen met een groepstransportovereenkomst geen individueel GTV meer hebben. Het transportonafhankelijke tarief kan daarom niet op basis van tariefcategorieën worden vastgesteld.

3.18 Monitoring en evaluatie

  • 201. De ACM heeft naar aanleiding van de consultatiereacties het nieuwe artikel 7.1i van de Netcode toegevoegd. Op grond van dit artikel zijn de netbeheerders verplicht om vanaf 2027 jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan de ACM een rapportage toe te zenden. De rapportage dient een overzicht te bevatten van alle aanvragen voor een groepstransportovereenkomst die elke netbeheerder heeft ontvangen, heeft toegewezen en heeft afgewezen. Deze rapportage dient daarnaast het aantal aanvragen te bevatten die de netbeheerder nog niet heeft toegewezen of afgewezen. Ten slotte bevat de rapportage de doorlooptijden van de behandeling van alle afgesloten en nog openstaande aanvragen voor een groepstransportovereenkomst.

  • 202. De gezamenlijke netbeheerders zullen de haalbaarheid en de daadwerkelijke marktvraag voor groepsvorming van A.3 – A.5 aansluitingen met A.6 aansluitingen en voor groepsvorming van A.6 met A.7 aansluitingen onderzoeken en in 2026 afronden. De resultaten zullen zij met de ACM en met betrokken marktpartijen delen. Om deze experimenten mogelijk te maken heeft de ACM opgenomen dat het vormen van een groep met A.3 – A.5 aangeslotenen en A.6 invoeders en het vormen van een groep met zowel A.6 als A.7 aangeslotenen mogelijk is als de netbeheerder daartoe de mogelijkheid biedt (zie paragraaf 3.3.3).

  • 203. De ACM vindt het belangrijk om de groepstransportovereenkomst te evalueren op het moment dat er meer praktijkervaring is opgedaan en er meer kwantitatieve data beschikbaar is van groepen die reeds gevormd zijn. De ACM roept de gezamenlijke netbeheerders op om deze evaluatie uiterlijk 2 jaar na inwerkingtreding van het besluit uit te voeren en de uitkomsten hiervan te delen met de ACM en betrokken marktpartijen.

3.19 Implementatie en inwerkingtreding

  • 204. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun voorstel een implementatietermijn van één jaar na inwerkingtreding van het besluit opgenomen. In het eerste jaar kunnen partijen een groepstransportovereenkomst afsluiten indien de netbeheerder daartoe de mogelijkheid biedt. Een jaar na inwerkingtreding van het besluit is de netbeheerder verplicht om een groepstransportovereenkomst aan te bieden indien partijen daarom verzoeken en aan de gestelde randvoorwaarden wordt voldaan.

  • 205. De ACM acht de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde termijn voor implementatie redelijk, aangezien samenwerking via groepen nieuw is en er verschillende processen moeten worden ingericht bij de netbeheerders om de groepstransportovereenkomst mogelijk te maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de toetsing of een groep gevormd kan worden, de wijze waarop het GTV wordt bepaald en de vergewisplicht van de netbeheerder. Ook dienen de netbeheerders binnen de tarifering aanpassingen te maken voor groepstransportovereenkomsten. Denk hierbij aan het gebruik van een netto belastingsprofiel bij het bepalen van de hoogte van de tariefdragers kWgecontracteerd en kWmax(gewogen).

  • 206. Netbeheerders bepalen in het eerste jaar zelf of zij partijen de mogelijkheid bieden om een groepstransportovereenkomst af te sluiten. Netbeheerders dienen daarbij op grond van artikel 24, eerste en derde lid, van de E-wet transparant en non-discriminatoir te handelen. Om dit te borgen vereist de ACM dat netbeheerders vooraf hun beleid over het sluiten van groepstransportovereenkomsten bekendmaken, zodat partijen die een groep willen vormen weten waar zij aan toe zijn en zodat willekeur bij het aangaan van groepstransportovereenkomsten te voorkomen.

  • 207. De ACM heeft de aanpassing van een ‘kan’ naar een ‘moet’ bepaling geregeld in artikel IV en artikel V van dit besluit. Deze aanpassing geldt vanaf 1 januari 2027. Op dat moment vervalt de zinsnede “en indien de netbeheerder daartoe de mogelijkheid biedt,” uit artikel 7.1e, eerste lid, van de Netcode.

  • 208. Om de implementatie door de netbeheerders goed te laten verlopen, verzoekt de ACM de gezamenlijke netbeheerders om de ACM binnen twee maanden na inwerkingtreding van het onderhavige besluit een plan van aanpak met daarin een stapsgewijze beschrijving van de benodigde implementatiewerkzaamheden en een daaraan gekoppelde planning per implementatiestap. Om zicht te houden op de voorgang van het implementatieproces verzoekt de ACM de gezamenlijke netbeheerders na inwerkingtreding van het besluit de ACM elke twee maanden schriftelijk over de voortgang van de implementatie en eventuele knelpunten te informeren totdat de implementatie is afgerond.

3.20 Conclusie

  • 209. In het licht van het voorgaande concludeert de ACM dat de wijzigingen die de gezamenlijke netbeheerders voorstellen in lijn zijn met de regels en eisen als bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, van de E-wet.

4 Reactie op ontvangen zienswijzen

  • 1. In dit hoofdstuk behandelt de ACM de zienswijzen die zijn ingediend op het ontwerpcodebesluit groepstransportovereenkomst (hierna: ontwerpbesluit). Deze zienswijzen zijn met het definitieve besluit gepubliceerd op de website van de ACM.

  • 2. De ACM heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing verklaard op de totstandkoming van dit besluit.

  • 3. De ACM heeft een ieder vanaf 18 april 2024 tot en met 31 mei 2024 in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen op het ontwerpbesluit in te dienen. De ACM heeft zienswijzen ontvangen van:

    • Bedrijfsadvies Alphen aan den Rijn B.V. (hierna: Bedrijfsadvies)

    • Bestuur Coöperatie Echt i.o. (hierna: Coöperatie ECHT)

    • Community of Practice voor Drentse energiehubs (hierna: Drentse CoP)

    • Emmett Green (hierna: Emmett Green)

    • Energie Coöperatie Amsterdamse Haven U.A. (hierna: ECAH)

    • Energie Coöperatie Bunnik (hierna: ECB)

    • Energieterrein Broeklanden, Hardenberg (hierna: Broeklanden)

    • Energy Storage NL (hierna: ESNL)

    • Eregie DT BV (hierna: Eregie)

    • G40 Stedennetwerk (hierna: G40)

    • Glastuinbouw Nederland (hierna: GTNL)

    • Havenbedrijf Rotterdam N.V. in samenspraak met Deltalinqs (hierna: Havenbedrijf Rotterdam)

    • Impuls Zeeland (hierna: Impuls Zeeland)

    • Industriële Club Kampen (hierna: IC Kampen)

    • Interprovinciaal Overleg (hierna: IPO)

    • Joulz B.V. (hierna: Joulz)

    • Meer Groene Vinkjes (hierna: MGV)

    • Metropool Regio Eindhoven (hierna: MRE)

    • Metropool Regio Utrecht (hierna: MRU)

    • Cluster Logistiek NAL-regio Oost-Nederland (hierna: NAL Oost)

    • Ned Zero, in samenspraak met Holland Solar, Energie-Nederland en EnergieSamen (hierna: Ned Zero)

    • Nederlandse Vereniging van Parkmanagers (hierna: NVVP)

    • NEPROM (hierna: NEPROM)

    • Netbeheer Nederland (namens de gezamenlijke netbeheerders) (hierna: de gezamenlijke netbeheerders)

    • New Energy Coalition (hierna: NEC)

    • Particulier B. (hierna: Particulier B.)

    • Programma Verduurzaming Bedrijventerreinen (PVB)

    • ProRail B.V. (hierna: ProRail)

    • Provincie Limburg (hierna: Limburg)

    • Rebel Transitiemanagement (hierna: Rebel)

    • Regionale Verenigingen van VNO-NCW (hierna: VNO-NCW Regio)

    • ROCC (hierna: ROCC)

    • Smart Energy Hubs Oost-Nederland (hierna: SEH)

    • Stichting Energieke Regio (hierna: StER)

    • Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG)

    • Vereniging voor Energie, Milieu en Water (hierna: VEMW)

    • Particulier V. (hierna: Particulier V.)

    • VNO-NCW samen met MKB Nederland (hierna: VNO-NCW/MKB)

    • Westland Infra Netbeheer B.V. (hierna: WIN)

4.1 Algemeen

4.1.1 Zienswijze: Begrippencode

Respondenten: VEMW en VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 4. Partijen geven aan dat de groepstransportovereenkomst en aansluitovereenkomst nieuwe begrippen zijn, die in de Begrippencode gedefinieerd zouden moeten worden. Volgens hen is het niet voldoende om in lid 1 van artikel 1.3 van de Netcode op te nemen dat indien sprake is van een groepstransportovereenkomst er in de code ‘aansluitovereenkomst’ gelezen moet worden in plaats van ‘aansluit- en transportovereenkomst’, en dat in lid 2 van ditzelfde artikel waar ‘gecontracteerd transportvermogen’ en ‘het op de aansluiting gecontracteerde transportvermogen’ staat in geval van een groepstransportovereenkomst gelezen moet worden ‘het door aangeslotenen met een groepstransportovereenkomst gezamenlijk gecontracteerde transportvermogen’ en in plaats van ‘de aansluit- en transportovereenkomst’ de ‘groepstransportovereenkomst’ gelezen moet worden. De gezamenlijke netbeheerders geven in hun reactie van 8 september 2025 aan het eveneens wenselijk te vinden om de definitie van de groepstransportovereenkomst op te nemen in de Begrippencode. Zij stellen voor om de definitie aan te laten sluiten bij de definitie van de transportovereenkomst in de Energiewet.

Reactie ACM

  • 5. In lijn met de zienswijzen en het standpunt van de gezamenlijke netbeheerders neemt de ACM de groepstransportovereenkomst op in de Begrippencode.’ De ACM acht het niet nodig om de definitie van ‘aansluitovereenkomst’ op te nemen in de Begrippencode, omdat deze in artikel 1.1. van de E-wet gedefinieerd wordt.

  • 6. De ACM voegt de volgende definitie van een groepstransportovereenkomst toe aan de Begrippencode: “Op grond van artikel 7.1e, eerste lid, van de Netcode elektriciteit afgesloten transportovereenkomst met twee of meer aangeslotenen” (zie paragraaf 3.16).

4.2 De doelgroep

4.2.1 Zienswijze: Combinatie A.3 – A.5 met A.6 invoeding en combinatie A.6 met A.7

Respondenten: De gezamenlijke netbeheerders, StER, G40 en NedZero.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 7. StER, G40 en NedZero geven aan dat zij de uitbreiding van de doelgroep in het ontwerpbesluit waarmee het mogelijk wordt gemaakt om een groep te vormen met aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 tot en met A.5 in combinatie met invoeders in de aansluitcapaciteitscategorie A.6 positief vinden.

  • 8. De gezamenlijke netbeheerders verzoeken de ACM om de uitbreiding van de doelgroep terug te draaien en de combinatie van aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 tot en met A.5 met A.6 invoeding op dit moment in zijn geheel niet mogelijk te maken. De gezamenlijke netbeheerders geven daarbij aan dat deze groepsvorming vaker niet dan wel mogelijk zal zijn. Volgens hen is er daarnaast meer onderzoek en ervaring nodig om de effecten goed inzichtelijk te maken, bijvoorbeeld voor de netcongestie op hogere netdelen. Verder zou het combineren van een A.6 invoeder met A.3 – A.5 afnemers volgens de gezamenlijke netbeheerders een oneigenlijk tariefvoordeel opleveren. Of het vermogen getransporteerd wordt naar de A.3 – A.5 aangeslotenen door bijvoorbeeld een zonnepark met een A.6-aansluiting of door het bovenliggende net maakt volgens de gezamenlijke netbeheerders voor de verbindingen tussen de stations en de MS-streng zelf niet uit. Volgens hen blijft het voordeel van lokale afstemming uit voor deze netcomponenten, terwijl de groep wel meer ruimte krijgt om vermogen af te nemen als de invoeder vermogen levert en daarvoor hetzelfde tarief betaalt als een groep die wel gezamenlijk investeert in (regelbare) opwek en eventueel batterijopslag. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat daarom in deze gevallen tariefdifferentiatie gewenst is.

  • 9. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat hetzelfde kan gelden voor groepen waar zowel A.6 als A.7 aangeslotenen deel van uitmaken. Zij verzoeken de ACM daarom ook deze uitbreiding terug te draaien.

  • 10. Tot slot geven de gezamenlijke netbeheerders aan dat toetsing van de extra combinaties aansluitcapaciteitscategorieën de netbeheerders extra inspanning kost, terwijl hun capaciteit om dergelijke oplossingen te implementeren en goed aan te bieden beperkt is, waardoor dit gevolgen zal hebben voor de implementatietermijn. De gezamenlijke netbeheerders verzoeken de ACM daarom om het onderzoek dat de netbeheerders uitvoeren naar de combinatie van A.3 – A.5 aangeslotenen met A.6 – A.7 aangeslotenen binnen een groepstransportovereenkomst en dat zij in 2026 zullen afronden eerst af te wachten.

Reactie ACM

  • 11. De ACM merkt allereerst op dat een belangrijk doel van de groepstransportovereenkomst is dat op lokaal niveau de invoeding en afname van elektriciteit op elkaar afgestemd worden (zie hoofdstuk 1). De combinatie tussen A.3 – A.5 aangeslotenen met A.6 invoeders zou bij kunnen dragen aan deze lokale afstemming. Dit geldt ook voor de combinatie van A.6 en A.7 aangeslotenen waarbij invoeding op afname afgestemd wordt.

  • 12. De ACM begrijpt dat er sprake is van extra complexiteit als het gaat om groepsvorming tussen A.3 – A.5 aangeslotenen met A.6 invoeders, en tussen A.6 en A.7 aangeslotenen, en dat dit invloed kan hebben op de vermogensstromen die over het net lopen. De invoeding die lokaal opgewerkt wordt, kan immers gelijktijdig lokaal afgenomen worden, zonder dat er sprake is van een overschrijding van het groeps-GTV. Dat effect is bij groepen met A.3 – A.5 aangeslotenen en A.6 invoeders en groepen met A.6 en A.7 aangeslotenen groter dan bij andere groepen. Dit heeft gevolgen voor onder meer de belasting van het lokale netdeel waar de groep zich bevindt. Om te voorkomen dat deze groepen risico’s voor het net opleveren of ruimte innemen ten nadele van andere aangeslotenen moeten er deellimieten opgelegd worden. De ACM constateert dat er op dit moment nog onvoldoende kennis is over hoe deze groepen in de praktijk vormgegeven kunnen worden op een manier die enerzijds voldoet aan de behoeften van aangeslotenen en anderzijds geen risico's voor het net oplevert of andere netgebruikers benadeelt. De ACM vindt het wel belangrijk dat hier meer ervaring mee opgedaan wordt, zodat netbeheerders kunnen onderzoeken hoe een doelgroep-verbreding kan worden ingericht. De netbeheerder onderzoekt dit op kleine schaal, om zo het onderzoek op een werkbare en gecontroleerde wijze te kunnen uitvoeren.

  • 13. De ACM neemt daarom in de Netcode op dat op het regionale net A.3 – A.5 aangeslotenen samen een groep kunnen vormen, dat A.6 aangeslotenen onderling een groep kunnen vormen en dat A.7 aangeslotenen onderling een groep kunnen vormen. Om het mogelijk te maken dat netbeheerders groepsvorming tussen A.3 – A.5 aangeslotenen en A.6 invoeders en groepsvorming tussen A.6 en A.7 aangeslotenen onderzoeken, neemt de ACM in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 2, punt ii en punt v, van de Netcode op dat deze aangeslotenen samen een groep kunnen vormen als de netbeheerder daartoe de mogelijkheid biedt. De ACM licht dit verder toe in paragraaf 3.3.3 van dit besluit.

4.2.2 Zienswijze: A.3 – A.5 aangeslotenen in combinatie met A.6 en A.7 aangeslotenen

Respondenten: Coöperatie ECHT, StER, Joulz, ESNL, NedZero, NAL Oost, ICK, NVVP, ECAH en Emmett Green.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 14. Respondenten geven aan dat zij voordelen zien in het toestaan van het combineren van aansluitingen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 tot en met A.5 met A.6 en A.7 in één groepstransportovereenkomst. Zij verzoeken de ACM dit daarom mogelijk te maken. Volgens Joulz geldt al dat bij iedere energiehub de uitvoerende partij rekening moet houden met de nettopologie en de stroom op ieder netdeel binnen de technische grenzen moet houden. Dit is volgens Joulz niet anders voor groepen met A.3 tot en met A.5 aansluitingen dan voor groepen met A.3 tot en met A.6 aansluitingen. In beide gevallen zal een energie management systeem (EMS) erop ingericht moeten zijn om ervoor te zorgen dat kabels, trafo’s en switches niet overbelast worden. NedZero verzoekt om in ieder geval batterijen die via een A.6 aansluiting op het net aangesloten zijn samen te laten werken met A.3-A.5 aansluitingen binnen een groepstransportovereenkomst. NVVP verzoekt de ACM om de tariefstructuur zo aan te passen dat samenwerking tussen A.3 t/m A.7 aansluitingen mogelijk is. Emmett Green stelt voor A.6 invoeders met beperkte contractuele afnamecapaciteit (maximaal gelijk aan de capaciteit van een A.5 aansluiting) een groep te laten vormen met A.3 – A.5 aangeslotenen en deze A.6 invoeders onder de tarievenstructuur van A.3 – A.5 aansluitingen te laten vallen.

Reactie ACM

  • 15. De ACM begrijpt de wens van partijen om het mogelijk te maken dat aansluitingen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 – A.5 met aansluitingen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.6 en A.7 gecombineerd kunnen worden in een groepstransportovereenkomst en wijst erop dat de netbeheerders gezamenlijk onderzoek doen naar de mogelijkheid om deze gecombineerde groepen te vormen. Dit onderzoek moet in 2026 afgerond te zijn.

  • 16. Op dit moment is het nog niet duidelijk wat het combineren van aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 – A.5 met A.6 en A.7 betekent voor de vermogensstromen die over het net lopen. A.6 en A.7 aansluitingen zijn namelijk vele malen groter dan een A.5 aansluiting, waardoor het gedrag van een aangeslotene met een A.6 of A.7 aansluiting veel meer invloed heeft op hoe de vermogensstromen lopen dan het gedrag van een aangeslotene met een aansluiting in de aansluitingscapaciteitscategorieën A.3 – A.5. Bepaalde risico’s die dit met zich meebrengt zouden mogelijk gemitigeerd kunnen worden door het opleggen van deellimieten, maar er moet nader onderzoek gedaan worden naar hoe dit vormgegeven moet worden. Daarnaast is de huidige tarievensystematiek, waarbij A.3 – A.5 aansluitingen een kWgecontracteerd, kWmax en een kWh tarief betalen, en A.6 en A.7 aansluitingen alleen een kWgecontracteerd en een kWmax tarief betalen, zonder aanpassingen niet geschikt om gecombineerde groepen mogelijk te maken. De ACM besluit dan ook de resultaten van het onderzoek van de netbeheerders af te wachten en met deze codewijziging de combinatie van A.3 – A.5 aangeslotenen met A.6 en A.7 aangeslotenen vooralsnog niet mogelijk te maken.

4.2.3 Zienswijze: Deelname kleinverbruikers aan groepstransportovereenkomst

Respondenten: MGV, PVB, IPO, StER, G40, NedZero, NAL Oost, MRU, ECB, NVVP, ECAH, Eregie, Particulier B., Drentse COP en NEPROM.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 17. De respondenten, met uitzondering van Particulier B., verzoeken de ACM om het met deze codewijziging mogelijk te maken dat ook kleinverbruikers onderdeel kunnen uitmaken van de groepstransportovereenkomst. Dit zou de potentie van de groepstransportovereenkomst ten goede komen. Particulier B. geeft aan geen fundamenteel bezwaar te hebben tegen deelname van kleinverbruikers in een groepstransportovereenkomst, maar vindt het onverstandig om deze doelgroep nu al mee te nemen, omdat dit verregaande stappen vergt waardoor de implementatietermijn van de groepstransportovereenkomst langer zal worden.

  • 18. MGV en Eregie stellen dat het uitsluiten van kleinverbruikers van deelname aan een groepstransportovereenkomst discriminatoir en niet in lijn met het gelijkheidsbeginsel is. Volgens Eregie DT B.V. is het een administratieve keuze dat bedrijven die minder energie gebruiken als kleinverbruiker gezien worden, terwijl ze vrijwel op alle andere punten gelijk zijn aan grootverbruikers. De bezwaren zijn volgens Eregie vooral administratief en contractueel van aard. MGV geeft daarnaast aan dat dit tevens haaks staat op de doelstellingen van het Europese Competiveness Compass en het Action Plan for Affordable Energy, omdat hierin wordt benadrukt dat het belangrijk is dat drempels voor toegang tot hernieuwbare energie en netinfrastructuur weggenomen worden.

  • 19. IPO en MRU verzoeken om het mogelijk te maken dat deelnemende kleinverbruikers ook hun GTV in de groep inbrengen. NEPROM geeft aan dat het belangrijk is dat de uitgangspositie van kleinverbruikers niet verslechtert en dat er blijvend wordt gekeken naar passende mechanismen om ook deze groep adequaat aan te kunnen sluiten.

  • 20. StER, NAL Oost- en NVVP stellen voor om grote kleinverbruikers die op de wachtlijst staan voor een grootverbruikersaansluiting alvast mee te laten draaien in de groepstransportovereenkomst, waarbij zij in congestiegebieden 50~55 kW (3x80A) als vermogen bij de groep in kunnen brengen. Zodra de congestie opgelost is, zou het GTV opgehoogd kunnen worden.

  • 21. Drentse Cop en IPO verzoeken om mee te nemen waar op het net een nieuwe grootverbruikersaansluiting gerealiseerd zal worden van een partij die al een kleinverbruikersaansluiting heeft, zodat deze aangeslotene deel zou kunnen nemen aan een groepstransportovereenkomst.

  • 22. ECB geeft aan dat kleinverbruikers wel meegenomen moeten worden in de codewijziging, omdat hiermee een groep kleinverbruikers door het afsluiten van een groepstransportovereenkomst GTV krijgt en daarmee de mogelijkheid krijgt om capaciteitsbeperkende contracten af te sluiten. Daarnaast is de wijze waarop gefactureerd wordt aan kleinverbruikers volgens ECB nu al geen probleem, omdat een kleinverbruiker met een A.1-aansluiting ook rechtstreeks door de netbeheerder gefactureerd wordt. Ten slotte geeft ECB aan dat de tariefmodellen voor zowel kleinverbruikers als grootverbruikers kostenreflectief zouden moeten zijn en dat de tarievenstructuur deelname van kleinverbruikers aan de groepstransportovereenkomst daarmee niet in de weg zou staan.

Reactie ACM

  • 23. De ACM past het codebesluit niet aan naar aanleiding van de zienswijzen op dit onderwerp. Zoals uitgelegd in paragraaf 3.3 van de toelichting op het dictum krijgen kleinverbruikers geen GTV toegekend van de netbeheerder, is het tariefmodel voor kleinverbruikers afwijkend en worden kleinverbruikers niet gefactureerd door de netbeheerder, maar door de energieleverancier. Hierdoor is deelname van kleinverbruikers aan een groepstransportovereenkomst op dit moment niet mogelijk.

  • 24. De vergelijking die ECB maakt tussen kleinverbruikers en aangeslotenen met een A.1 aansluiting die wel via de energieleverancier gefactureerd worden, gaat niet zonder meer op. Het klopt dat aangeslotenen met A.1 aansluitingen wel de transportfactuur rechtstreeks van de netbeheerder ontvangen. A.1 aansluitingen zijn echter geen standaard kleinverbruikersaansluitingen. Het gaat hierbij namelijk om aansluitingen voor bepaalde publieke voorzieningen, zoals het openbaar vervoer, telecommunicatie- en kabelnetwerken, openbare verlichting en verkeersregelinstallaties, die gecombineerd als A.1 aansluiting gezien worden. Deze aansluitingen worden gezamenlijk op dezelfde wijze behandeld als een grootverbruikersaansluiting en vallen daarmee in het geheel niet onder het kleinverbruikersregime. Bij deze aansluitingen wordt geen slimme meter geplaatst door de netbeheerder, is de aangeslotene zelf verantwoordelijk voor het contracteren van een meetbedrijf en het plaatsen van een geschikte meetinrichting, is de aangeslotene in geval van een faillissement van de energieleverancier zelf verantwoordelijk voor het contracteren van een nieuwe energieleverancier en wordt de transportfactuur rechtstreeks door de netbeheerder aan de aangeslotene verzonden.

  • 25. De ACM gaat tevens niet mee in de punten over het gelijkheidsbeginsel. Het gelijkheidsbeginsel betekent dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden, en ongelijke gevallen ongelijk naar de mate van evenredigheid van de ongelijkheid. In het geval van kleinverbruikers en grootverbruikers is er geen sprake van gelijke gevallen. Onder meer op de volgende punten verschillen kleinverbruikers van grootverbruikers: de plek waarop zij zijn aangesloten op het elektriciteitsnet, de wijze waarop de tarievenstructuur opgebouwd is, het niet toegekend krijgen van GTV door de netbeheerder en de aanwezige meetfaciliteit waarmee, in tegenstelling tot de telemetriegrootverbruikersmeter, geen historisch gebruiksprofiel opgesteld kan worden. Deze verschillen tussen grootverbruikers en kleinverbruikers zijn meer dan alleen administratief van aard en rechtvaardigen dat met deze codewijziging het niet mogelijk gemaakt wordt dat kleinverbruikers onderdeel zijn van een groepstransportovereenkomst.

  • 26. De oplossing die door respondenten aangedragen wordt om zakelijke kleinverbruikers die hun aansluiting aan laten passen naar een grootverbruikersaansluiting deel te laten nemen aan een groepstransportovereenkomst waarbij zij het vermogen bij de groep inbrengen dat maximaal door de kleinverbruikersaansluiting afgenomen kan worden, acht de ACM niet werkbaar. De kleinverbruiker zal niet altijd zijn vermogen volledig benutten. De netbeheerder houdt hier ook rekening mee. Als een kleinverbruiker zijn aansluiting aan laat passen naar een grootverbruikersaansluiting en het gehele vermogen dat hij tot zijn beschikking had als kleinverbruiker bij de groep inbrengt, kan dit vermogen wel op elk moment volledig gebruikt worden door de groepsleden, terwijl dit niet zou gebeuren als de kleinverbruiker alleen van dit vermogen gebruik zou maken. Dit kan leiden tot overbelasting van het net. Door het ontbreken van een telemetriegrootverbruikersmeter is er ook geen gebruiksprofiel van de kleinverbruiker bekend, waardoor deze niet op dezelfde wijze als het gebruiksprofiel van grootverbruikers betrokken kan worden in het proces om het groeps-GTV te bepalen. Een aangeslotene met een kleinverbruikersaansluiting kan dus alleen deelnemen aan een groepstransportovereenkomst als de aansluiting aangepast wordt naar een grootverbruikersaansluiting. Hij brengt vervolgens geen vermogen bij de groep in, tenzij hij dit door de netbeheerder volgens de wachtlijst voor transportcapaciteit aangeboden krijgt.

4.2.4 Zienswijze: Nieuwe aansluitingen

Respondenten: StER, G40 en NVVP.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 27. Respondenten verzoeken om partijen die zich ergens nieuw vestigen direct de mogelijkheid te geven om een grootverbruikersaansluiting te laten realiseren, waarbij zij 55 kW (gelijk aan 3x80A aansluiting) aan vermogen bij het groeps-GTV inbrengen. Volgens NVVP voorkomt dit dubbel werk voor de netbeheerder die eerst verplicht is om een kleinverbruikersaansluiting te realiseren, waarna deze aangepast moet worden naar een grootverbruikersaansluiting als deze partij daarvoor aan de beurt is.

Reactie ACM

  • 28. De ACM benadrukt allereerst dat een netbeheerder in congestiegebieden niet verplicht is om een kleinverbruikersaansluiting te realiseren.

  • 29. Een partij die zich ergens nieuw vestigt kan een kleinverbruikers- of een grootverbruikersaansluiting aanvragen bij de netbeheerder. Wanneer de netbeheerder in een gebied congestie heeft afgekondigd, dan komt de partij op de wachtlijst voor transportcapaciteit. Een partij die een grootverbruikersaansluiting heeft laten realiseren, maar nog op de wachtlijst staat voor transportcapaciteit, kan wel deelnemen aan een groepstransportovereenkomst, maar kan geen vermogen bij de groep inbrengen (ook niet het vermogen dat gelijk is aan dat van een kleinverbruikersaansluiting). Hiermee zou namelijk de wachtlijst omzeild worden, waardoor partijen die hoger op de wachtlijst staan en daarmee eerder aan de beurt zijn om transportcapaciteit aangeboden te krijgen, benadeeld worden.

4.2.5 Zienswijze: Onderzoek netbeheerders naar verruiming doelgroep

Respondenten: StER, NedZero, Impuls Zeeland en NVVP.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 30. Respondenten onderstrepen het belang van het onderzoek dat netbeheerders doen naar het combineren van aangeslotenen in de aansluitcategorieën A.3 tot en met A.7. StER en NVVP verzoeken de ACM om maximale inspanning van de netbeheerders te vragen om dit onderzoek voor eind 2025 af te ronden en de uitkomsten hiervan uiterlijk in het eerste kwartaal van 2026 in de groepstransportovereenkomsten te implementeren. NedZero vraagt de ACM om ook het punt van tarifering mee te nemen in het onderzoek. Impuls Zeeland geeft aan dat onduidelijk is wat de ACM zal gaan doen met het onderzoek van de netbeheerders en vraagt dit te concretiseren.

Reactie ACM

  • 31. De ACM onderstreept het belang van het onderzoek van de gezamenlijke netbeheerders naar de mogelijkheid om gecombineerde groepen van aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 – A.5 met A.6 aangeslotenen en groepen van A.6 met A.7 aangeslotenen toe te staan.

  • 32. De gezamenlijke netbeheerders zullen de haalbaarheid en de daadwerkelijke marktvraag voor groepsvorming van groepen van A.3 t/m A.5 aansluitingen met A.6 aansluitingen en voor groepen van A.6 met A.7 aangeslotenen onderzoeken en in 2026 afronden. De resultaten zullen zij met de ACM en marktpartijen delen. Om deze experimenten mogelijk te maken heeft de ACM in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 2, punt ii en punt v, van de Netcode opgenomen dat groepsvorming tussen A.3 – A.5 aangeslotenen en A.6 invoeders en tussen A.6 en A.7 aangeslotenen mogelijk is als de netbeheerder daartoe de mogelijkheid biedt (zie paragraaf 3.3.2. en paragraaf 4.2.1). Als uit het onderzoek blijkt dat deze groepsvorming mogelijk is en dat het wenselijk is om deze groepen voor eenieder mogelijk te maken, dan kan dit via een codewijzigingstraject geregeld worden.

4.3 De randvoorwaarden voor het vormen van een groep

4.3.1 Zienswijze: ‘Kan-bepaling’ inwerkingtreding besluit

Respondent: VEMW.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 33. VEMW vindt de tekst “en indien de netbeheerder daartoe de mogelijkheid biedt,” in het voorgestelde artikel 7.1e, eerste lid, aanhef, van de Netcode onnodig en onwenselijk. Netbeheerders worden namelijk door deze codewijziging verplicht om de groepstransportovereenkomst aan te bieden als partijen aan de voorwaarden voldoen. De netbeheerder zou niet de keuze moeten hebben om de groepstransportovereenkomst wel of niet aan te bieden.

Reactie ACM

  • 34. De ACM wijst in reactie op de inbreng van VEMW op de artikelen IV en IV van dit besluit. Daarin staat dat de zinsnede “en indien de netbeheerder daartoe de mogelijkheid biedt,” per 1 januari 2027 wordt verwijderd. Hiermee geeft de ACM de netbeheerders de mogelijkheid om in het eerste jaar de groepstransportovereenkomst aan te bieden zonder verplichting daartoe. De ACM heeft dit verder toegelicht in paragraaf 3.19 van dit besluit.

4.3.2 Zienswijze: Deelname ‘aangeslotenen’ aan groepstransportovereenkomst

Respondenten: GTNL en VEMW.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 35. GTNL en VEMW vragen om verduidelijking van het voorgestelde artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel b, van de Netcode. Volgens GTNL is onduidelijk of deze bepaling bedoeld is om bestaande aangeslotenen uit te sluiten van deelname aan de groepstransportovereenkomst. Volgens VEMW zou deze bepaling beheerders van een gesloten distributiesysteem (hierna: GDS) uit kunnen sluiten van deelname. Die hebben namelijk niet alleen een transportovereenkomst met de openbare netbeheerder, maar ook met hun eigen aangeslotenen.

Reactie ACM

  • 36. Uit de tekst van artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel b, van de Netcode blijkt dat bestaande aangeslotenen niet worden uitgesloten van deelname aan de groepstransportovereenkomst. In paragraaf 3.4.2 van het besluit licht de ACM toe dat het omzetten van individueel transportvermogen naar groepstransportvermogen mogelijk is. De ACM heeft dit in het besluit verduidelijkt ten opzichte van het codevoorstel van de gezamenlijke netbeheerders door artikel 7.1e, vierde lid, van de Netcode toe te voegen. Ook uit paragraaf 3.5 van het besluit volgt dat zowel aangeslotenen die al transportvermogen hebben als aangeslotenen die dat nog niet hebben deel kunnen nemen aan een groep.

  • 37. Volgens de ACM kunnen ook GDS-beheerders deelnemen op grond van artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel b, van de Netcode. Aangeslotenen kunnen deelnemen aan een groep als zij geen andere transportovereenkomst hebben afgesloten voor “de aansluiting(en) waarmee hij deelneemt aan de groep”. Een GDS-beheerder neemt deel aan een groep met de aansluiting waarmee het GDS op het openbare net is aangesloten. GDS-beheerders hebben ook ’aansluit- en transportovereenkomsten gesloten met de aangeslotenen op hun GDS. Deze ’aansluit- en transportovereenkomsten zien op andere aansluitingen dan de aansluiting van de GDS-beheerder op het openbare net en zijn hiermee geen onderdeel van de groepstransportovereenkomst. Op de aansluiting van het GDS op het openbare net is dus geen andere transportovereenkomst afgesloten buiten de groepstransportovereenkomst om.

4.3.3 Zienswijze: Minimale criteria groepstransportovereenkomst

Respondenten: Particulier V.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 38. Particulier V. geeft aan dat het goed zou zijn als de ACM een aantal minimale criteria op zou stellen waaraan een groepstransportovereenkomst zou moeten voldoen. Volgens Particulier V. is het uiteindelijk de bedoeling dat er door de groepstransportovereenkomst transportvermogen vrijkomt dat dan weer aan andere bedrijven kan worden uitgegeven of waardoor infrastructuurinvesteringen en kosten minder hoog oplopen. Volgens Particulier V. zou een landelijke standaard groepstransportovereenkomst helpen waarbij afwijkingen hiervan door de netbeheerder verantwoord zouden moeten worden.

Reactie ACM

  • 39. De ACM merkt op dat uit de codebepalingen en de toelichting daarbij (zie onder meer paragraaf 3.2 en paragraaf 3.4) volgt wat de doelen en criteria voor het afsluiten van een groepstransportovereenkomst zijn. De ACM bepaalt met dit besluit dus de kaders waarbinnen een groepstransportovereenkomst kan worden afgesloten. De ACM beschrijft in de paragrafen 3.16 en 4.1.1 dat zij de groepstransportovereenkomst toevoegt aan artikel 1.1 van de Begrippencode.

  • 40. De ACM wijst er daarnaast op dat het aan de netbeheerders en de aangeslotenen is om een civielrechtelijke overeenkomst overeen te komen. De ACM zal netbeheerders dus niet verplichten om een standaardovereenkomst aan te bieden.

4.3.4 Zienswijze: Rol van de gemachtigde

Respondenten: VEMW, de gezamenlijke netbeheerders, Joulz, VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 41. Respondenten geven aan dat de rol van de gemachtigde in het ontwerpbesluit niet duidelijk is omschreven. VEMW en VNO-NCW/MKB menen dat niet duidelijk is of de gemachtigde exclusief bevoegd is om richting de netbeheerder op te treden of dat aangeslotenen dit ook zelf mogen doen. Een machtiging geeft deze exclusieve bevoegdheid in principe niet, zo geven zij aan. Communicatie vanuit de netbeheerder moet daarom niet alleen richting de gemachtigden, maar ook richting de aangeslotenen plaatsvinden. Ook geven zij aan dat een lastgeving de verhouding tussen groep en gemachtigde beter zou definiëren.

  • 42. De gezamenlijke netbeheerders verzoeken de ACM om aan te sluiten bij het codevoorstel van de gezamenlijke netbeheerders met betrekking tot de rol van de gemachtigde waarbij de netbeheerder voorwaarden kan stellen aan de machtiging. Ook vragen de gezamenlijke netbeheerders de ACM op te nemen dat een natuurlijk persoon niet als gemachtigde kan worden aangemerkt om een bepaalde mate van professionaliteit te waarborgen om het proces van groepsvorming te bevorderen en de groep te beschermen tegen onvoldoende gekwalificeerde partijen. De gezamenlijke netbeheerders verzoeken daarnaast om een tekstuele aanpassing in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel c, van de Netcode zodat duidelijk is dat artikel 3:60 BW definieert wat de gemachtigde is, en niet de grondslag vormt voor de rol van de gemachtigde.

Reactie ACM

  • 43. Een volmacht wordt verleend volgens artikel 3:60 BW. De volmachtverlener, in dit geval de groepsleden, behoudt zijn rechten met betrekking tot de overeenkomst en is gebonden aan de rechtshandelingen die de gemachtigde namens hem verricht. De gemachtigde heeft geen eigen rechten met betrekking tot de overeenkomst en zijn handelingen binden de groep alleen in zoverre zij binnen de opdracht passen. Wel is de gemachtigde, op grond van artikel 7.1e van dit besluit, het aanspreekpunt voor de netbeheerder met betrekking tot zaken die gerelateerd zijn aan de groepstransportovereenkomst.

  • 44. De ACM past het besluit niet aan in reactie op de zienswijze van de gezamenlijke netbeheerders wat betreft de professionaliteit van de gemachtigde en de mogelijkheid tot het stellen van aanvullende eisen aan de gemachtigde. De eisen die gelden voor een gemachtigde zijn geregeld in titel 3 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat de gemachtigde een volmacht in de zin van artikel 3:60, eerste lid, BW dient te kunnen overleggen aan de netbeheerder waaruit blijkt dat alle partijen binnen de groep deze partij hebben gemachtigd om in hun naam rechtshandelingen te verrichten. Aanvullende eisen vanuit de netbeheerder acht de ACM niet nodig.

  • 45. Op basis van artikel 7.1g van de Netcode dient de netbeheerder te toetsen of de groep in staat is de voorwaarden van de groepstransportovereenkomst na te leven. Indien de netbeheerder uit deze toets opmaakt dat de gemachtigde van de groep onvoldoende geschikt is om naleving te waarborgen, dient de netbeheerder dit aan de gemachtigde van de groep te communiceren en deugdelijk te motiveren. Indien uit de motivering blijkt dat de gemachtigde onvoldoende geschikt is, dient de groep binnen een redelijke termijn een nieuwe gemachtigde aan te wijzen. De ACM ziet geen noodzaak om hier op voorhand voor groepen een keuze in te maken omdat dit groepsvorming mogelijk onnodig bemoeilijkt.

  • 46. De ACM heeft in reactie op de zienswijze van de gezamenlijke netbeheerders om een tekstuele aanpassing artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel c, van de Netcode aangepast, zodat groepen een gemachtigde ‘in de zin van’, in plaats van ‘op grond van’ artikel 3.60 BW aan dienen te wijzen.

4.3.5 Zienswijze: Vergewisplicht/protocollen

Respondenten: VEMW en VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 47. Respondenten verzoeken om verduidelijking en aanscherping van de formulering van artikel 7.1g, tweede lid, van de Netcode en hierin op te nemen dat de protocollen bij de inwerkingtreding van het definitieve besluit op de website van Netbeheer Nederland gepubliceerd worden en voor alle netbeheerders gelijk zijn. Daarnaast verzoeken zij om in artikel 7.1g, vierde lid, van de Netcode ‘binnen redelijke termijn’ toe te voegen na ‘in de gelegenheid om’.

Reactie ACM

  • 48. De ACM begrijpt en deelt de wens van respondenten om te verduidelijken dat de protocollen die de netbeheerders gebruiken om te voldoen aan de vergewisplicht gelijk zijn voor alle netbeheerders en dat deze op de website gepubliceerd worden van Netbeheer Nederland op het moment dat de gewijzigde codebepalingen in werking treden. De ACM verduidelijkt dit in het dictum en de toelichting van het besluit.

  • 49. De ACM neemt echter geen verplichting op voor de netbeheerders om de gezamenlijk opgestelde protocollen openbaar te maken op het moment dat het codebesluit gepubliceerd wordt, omdat deze op moment van publicatie nog niet beschikbaar zijn.25 De ACM vereist dat de gezamenlijke netbeheerders de protocollen uiterlijk op 1 juli 2026 zullen publiceren. In alle gevallen dienen de netbeheerders transparant en non-discriminatoir te handelen.

  • 50. De ACM past daarom artikel 7.1g van de Netcode aan. De ACM neemt in artikel 7.1g, tweede lid, van de Netcode een verplichting op voor de gezamenlijke netbeheerders om samen en in samenspraak met relevante marktpartijen transparante toetsingsprotocollen op te stellen, die uiterlijk op 1 juli gepubliceerd worden op een website die zij gezamenlijk beheren. In het derde lid neemt de ACM op dat de netbeheerder vanaf het moment dat de gezamenlijk opgestelde protocollen beschikbaar zijn hiervan gebruik maakt om te voldoen aan de vergewisplicht uit het eerste lid. Totdat de gezamenlijk opgestelde protocollen beschikbaar zijn, zijn netbeheerders verplicht om hun eigen transparante en vooraf bekendgemaakte protocollen te gebruiken voor de toetsing.

  • 51. Het voorstel van de respondenten om in artikel 7.1g, vijfde lid, van de Netcode (vierde lid in het ontwerpbesluit), toe te voegen dat de groep eventuele geconstateerde tekortkomingen binnen redelijke termijn dient te herstellen neemt de ACM over. Hiermee wordt gewaarborgd dat de groep voldoende tijd krijgt om gebreken te herstellen, maar wordt ook voorkomen dat de groep er onwenselijk lang over doet om tekortkomingen op te lossen, wat bijvoorbeeld kan leiden tot risico’s voor de veiligheid en betrouwbaarheid van het net indien een groep al operationeel is.

4.3.6 Zienswijze: Redelijke termijnen

Respondenten: IPO, Drentse CoP, GTNL, Impuls Zeeland, NAL Oost, SEH, Eregie en Particulier V.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 52. Respondenten pleiten in hun zienswijze voor een maximale termijn voor de netbeheerders voor het beoordelen van een aanvraag voor een groepstransportovereenkomst. Zij vinden een redelijke termijn te vrijblijvend. Ze verwijzen hierbij naar de voorgestelde artikelen 7.1e, tweede lid, onderdelen a en b, artikel 7.1e, vijfde lid, artikel 7.1f, derde lid, artikel 7.1g, derde lid en artikel 8.4, onderdeel e2, sub 3, van de Netcode. Dit biedt volgens hen onvoldoende handelingsperspectief voor aanvragers en zal de totstandkoming van groepstransportovereenkomsten kunnen vertragen.

  • 53. De gezamenlijke netbeheerders geven in de reactie van 8 september 2025 aan dat het nu nog niet mogelijk is vaste termijnen te bepalen omdat de benodigde verwerkingstijd sterk afhangt van de complexiteit van het verzoek om een groep te vormen. Daarbij geven ze aan dat sprake is van een interactief maatwerkproces tussen de netbeheerder en de gemachtigde, bijvoorbeeld over de hoogte van het groepsvermogen, of eventuele beperkingen noodzakelijk zijn en of het conceptaanbod van de netbeheerder dat hieruit volgt acceptabel is voor de groep. Verder geven ze aan dat het proces nu nog grotendeels handmatig en niet schaalbaar is en er nog onvoldoende ervaring is om afwijzingen en offertes te standaardiseren en te automatiseren. De gezamenlijke netbeheerders stellen daarom voor nu nog geen generieke termijnen vast te leggen, maar op basis van praktijkervaring met de ACM toe te werken naar realistische en uitvoerbare termijnen in de toekomst.

Reactie ACM

  • 54. De ACM begrijpt de wens van respondenten om meer duidelijkheid te krijgen over wat verstaan wordt onder een redelijke termijn. Het vormen van een groep is casus- en netspecifiek. De netbeheerder is daarnaast afhankelijk van informatie van de groep om te beoordelen of aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit betekent dat het stellen van een harde termijn voor de beoordeling van de netbeheerder op dit moment niet mogelijk is. De redelijke termijn stelt partijen in staat om een klacht of geschil in te dienen bij de ACM indien zij vinden dat het beoordelingsproces van de netbeheerder te lang duurt.

  • 55. De ACM gaat mee met het standpunt van de gezamenlijke netbeheerders dat eerst meer praktijkervaring nodig is om te kunnen bepalen wat realistisch en uitvoerbaar is in verschillende situaties. De ACM acht het wel van belang om dit te monitoren.

  • 56. De ACM heeft naar aanleiding van de zienswijzen artikel 7.1i aan de Netcode toegevoegd. Op grond van dit artikel zijn de netbeheerders verplicht om vanaf 2027 jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan de ACM een rapportage toe te zenden. De rapportage dient een overzicht te bevatten van alle aanvragen voor een groepstransportovereenkomst die elke netbeheerder heeft ontvangen, heeft toegewezen en heeft afgewezen. De rapportage dient daarnaast de aanvragen te bevatten die de netbeheerder nog niet heeft toegewezen of afgewezen. Ten slotte bevat de rapportage de doorlooptijden van de behandeling van alle afgesloten en nog openstaande aanvragen voor een groepstransportovereenkomst.

4.3.7 Zienswijze toetsingscriteria: Wijziging bepaling spanningsniveaus

Respondenten: De gezamenlijke netbeheerders.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 57. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat in de codes, met uitzondering van de Tarievencode, de begrippen ‘tussenspanning’ en ‘extrahoogspanning’ geen betekenis hebben en dat in de codes slechts onderscheid gemaakt wordt tussen laagspanningsnetten (<1kV), middenspanningsnetten (>1 kV en <35kV) en hoogspanningsnetten (>35kV), zoals opgenomen als definities in de Begrippencode. Respondent stelt daarom voor om in artikel 7.1e, eerste lid, onderdelen f en g, van de Netcode de spanningsniveaus te benoemen in plaats van de labels uit de tariefstructuur. Volgens respondent dienen ook de begrippen ‘laagspanningsrail’ en ‘laagspanningsring’ achterwege te blijven, omdat deze begrippen niet voorkomen in wet- en regelgeving en het ‘aangesloten zijn’ op MS/LS-transformatorstations reeds doelt op dezelfde categorie aangeslotenen.

  • 58. Daarnaast geven de gezamenlijke netbeheerders aan dat er in het ontwerpbesluit geen onderscheid gemaakt wordt tussen hoogspanning bij TenneT en hoogspanning in de netten van regionale netbeheerders, wat ook in het codewijzigingsvoorstel ontbrak. Dit onderscheid is volgens respondent wel essentieel om tot een goede groepsafbakening te komen.

  • 59. De gezamenlijke netbeheerders stellen gelet op bovenstaande de volgende codetekstwijzigingen voor:

  • 60. Artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 3, sub (i) en (ii) van de Netcode dienen volgens de gezamenlijke netbeheerders gewijzigd te worden in:

    • i) een middenspanningsrail of middenspanningsrails die galvanisch met elkaar verbonden zijn, of middenspanningsring(en), of MS/LS transformatorstations, of een combinatie van deze aansluitwijzen voor aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 tot en met A.5; of

    • ii) een middenspanningsrail of middenspanningsrails die galvanisch met elkaar verbonden zijn voor aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorieën A.6 en A.7; of

  • 61. Tevens dient er volgens respondent een subonderdeel (iii) toegevoegd te worden aan hetzelfde artikel:

    • iii) een hoogspanningsrail of hoogspanningsrails die galvanisch met elkaar verbonden zijn kleiner dan 110 kV voor aansluitingen die behoren tot de aansluitcapaciteitscategorieën A.6 en A.7.

  • 62. Tot slot dient volgens de gezamenlijke netbeheerders artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel g, aanhef, van de Netcode gewijzigd te worden in:

    • g. in geval van aansluitingen op een net met een spanningsniveau van 110 kV of hoger.

Reactie ACM

  • 63. De ACM constateert dat het voorgestelde artikel 7.1e, eerste lid, onderdelen f en g, geen onderscheid maakt tussen aangeslotenen die aangesloten zijn op het elektriciteitsnet van de regionale netbeheerder en aangeslotenen die aangesloten zijn op het landelijke hoogspanningsnet. Zoals respondent aangeeft is dit wel nodig om tot een goede groepsafbakening te komen. De begrippen ‘laagspanning’, ‘middenspanning’ en ‘hoogspanning’ worden in de Begrippencode gedefinieerd. Dit onderscheid ziet echter niet op het onderscheid tussen aangeslotenen die op het net van een regionale netbeheerder zijn aangesloten en aangeslotenen die op het landelijke hoogspanningsnet zijn aangesloten. De ACM verduidelijkt daarom in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, van de Netcode dat dit artikel ziet op groepsvorming van aangeslotenen die aangesloten zijn op het net van een regionale netbeheerder (<110 kV), en dat artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel g, van de Netcode ziet op groepsvorming van aangeslotenen die aangesloten zijn op het landelijk hoogspanningsnet (≥110 kV). Met deze aanpassing laat de ACM ook het gebruik van de begrippen ‘hoogspanning’, ‘tussenspanning’ en ‘extrahoogspanning’ in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel g, van de Netcode achterwege.

  • 64. De ACM gaat ook mee in het voorstel van respondent om de begrippen ‘laagspanningsrail’ en ‘laagspanningsring’ achterwege te laten, omdat deze aansluitwijze valt onder het ‘aangesloten zijn op een MS/LS transformatorstation’. Groepsvorming met A.3 aangeslotenen op een LS-rail blijft hiermee mogelijk.

  • 65. Daarnaast gaat de ACM mee in het voorstel van respondent om in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 3, van de Netcode het voorgestelde punt iii) toe te voegen dat ziet op groepen van aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.6 en A.7 die op een spanningsniveau van 35 kV of hoger aangesloten zitten.

  • 66. De ACM constateert dat de aansluitcombinatie van A.3 – A.5 aangeslotenen met een A.6 invoeder, binnen een groep niet duidelijk volgt uit artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 3, en benoemt daarom in punt i) van dit artikellid naast de A.3 – A.5 aangeslotenen ook de A.6 invoeder.

  • 67. De ACM past ook de toelichting op het besluit hierop aan, zodat duidelijk is wat dit in de praktijk betekent.

4.3.8 Zienswijze toetsingscriteria: Groepsvorming op basis van aansluitstructuur

Respondenten: IPO, Impuls Zeeland, SEH, IC Kampen, Emmett Green, MRE, VNO-NCW Regio, PVB Nederland en ESNL.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 68. Impuls Zeeland en MRE geven aan dat onduidelijk is in hoeverre groepsvorming van aangeslotenen over verschillende ringen of voorbij een veld op een transformatorstation mogelijk is. IPO en SEH geven aan dat groepsvorming over niet-zuivere ringen of velden mogelijk zou moeten zijn. Volgens IPO moet de bewijslast bij de netbeheerder liggen om aan te tonen dat het in een specifieke situatie om technische redenen niet mogelijk is. SEH verzoekt om een actieve onderzoeksplicht op te nemen voor de netbeheerders om te onderzoeken of meerdere velden en ringen gecombineerd kunnen worden in een groepstransportovereenkomst.

  • 69. IC Kampen, Emmett Green en MRE verzoeken de ACM om samenwerking op stationsniveau mogelijk te maken, waarbij alle aangeslotenen die op hetzelfde station aangesloten zijn gezamenlijk een groep kunnen vormen. MRE geeft daarbij aan dat het aan de netbeheerder is om te onderbouwen dat dit technisch niet mogelijk is, waarbij de netbeheerder dit direct voorafgaand aan het uitvoeren van analyses al aangeeft.

  • 70. VNO-NCW Regio verzoekt om groepsvorming op basis van technische haalbaarheid en nabijheid mogelijk te maken, in plaats van louter formele aansluitstructuur. PVB geeft aan dat het beperken van groepsvorming tot zuivere netringen of tot gebruikers op één rail als te restrictief ervaren wordt en dat er behoefte is aan meer flexibiliteit. Volgens PVB kan deze ruimte geboden worden door bijvoorbeeld groepsvorming op basis van functionele samenhang, lokale opwek en netimpact te toetsen, en ook technologische ontwikkelingen, zoals lokale EMS-oplossingen, mee te nemen.

  • 71. ESNL vraagt de ACM of een groepstransportovereenkomst over meerdere spanningsniveaus gevormd kan worden, bijvoorbeeld tussen aangeslotenen die op 50 kV zijn aangesloten en aangeslotenen die op 380 kV zijn aangesloten.

Reactie ACM

  • 72. De ACM vindt het belangrijk om duidelijkheid te bieden aan partijen over wanneer het mogelijk is om een groep te vormen. Deze criteria zijn reeds opgenomen in het besluit. Het hanteren van criteria als nabijheid, functionele samenhang en lokale opwek geven geen helderheid aan netgebruikers en aan netbeheerders over de mogelijkheid om een groep te vormen en doen geen recht aan de daadwerkelijke situatie op het net, omdat het feit dat netgebruikers buren van elkaar zijn en met elkaar op enige wijze samenwerken, dit niet betekent dat zij ook nettechnisch buren zijn en functioneel met elkaar samenhangen. De ACM gaat er daarom niet in mee om in plaats van de wijze van aansluiten op het openbare net deze voornoemde criteria op te nemen waaraan getoetst moet worden of groepsvorming mogelijk is.

  • 73. De ACM heeft naar aanleiding van de zienswijze van de gezamenlijke netbeheerders artikel 7.1e, eerste lid, onderdelen f en g, van de Netcode aangepast (zie paragraaf (4.3.7). De ACM heeft ook de toelichting hierop aangepast (zie paragraaf 3.4.5 en 3.4.6).

  • 74. Op het regionale net betekent dit dat aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 – A.5 en A.6 invoeders die direct, via een ring of via een MS/LS-station op dezelfde MS-rail aangesloten zijn een groep kunnen vormen. Het is daarmee mogelijk om een groep te vormen met aangeslotenen die verspreid zitten over meerdere ringen die op dezelfde MS-rail aangesloten zijn, en met aangeslotenen op het LS-net die, met tussenkomst van een MS/LS-station, op deze MS-rail aangesloten zijn. Het vormen van een groep over verschillende MS-rails die niet galvanisch met elkaar verbonden zijn, is niet mogelijk. Hiermee wordt namelijk over een MS-station heen door de groepsleden afgestemd, wat een verandering van vermogen over dit station tot gevolg kan hebben waardoor mogelijk netproblemen ontstaan.

  • 75. Aangeslotenen op het regionale net in de aansluitcapaciteitscategorieën A.6 en A.7 dienen aangesloten te zijn op een MS- of HS-rail of op MS- of HS-rails die galvanisch met elkaar verbonden zijn.

  • 76. Voor aangeslotenen op het landelijk hoogspanningsnet geldt dat zij een groep kunnen vormen als zij op hetzelfde station zijn aangesloten. Een grotere schaal zou betekenen dat capaciteit over een grotere afstand gedeeld moet worden en daarmee moet worden getransporteerd over meerdere kritieke netcomponenten in het hoogspanningsnet. Daarbij komt dat de groepstransportovereenkomst bedoeld is om op lokaal niveau het energieverbruik en de opwek van elektriciteit van netgebruikers onderling af te stemmen. Bij het hanteren van een grotere schaal zou geen sprake meer zijn van het afstemmen op lokaal niveau en zullen de bijbehorende voordelen, zoals het beperken van transport over langere afstand, niet gerealiseerd worden.

  • 77. Het lokaal delen van transportcapaciteit over verschillende spanningsniveaus is ingewikkeld, omdat niet goed te voorspellen is wat de vermogensstromen zullen doen. Het wordt met deze codewijziging dan ook niet mogelijk om een groep te vormen tussen aangeslotenen die op verschillende spanningsniveaus aangesloten zijn, met uitzondering van de combinatie van aangeslotenen op een bepaald middenspanningsniveau en de aangeslotenen op laagspanning die indirect, namelijk via een MS/LS-station, op dezelfde middenspanningsrail aangesloten zijn.

  • 78. Het voorbeeld dat ESNL aandraagt, waarbij een groep gevormd wordt van aangeslotenen die op 50 kV zijn aangesloten en aangeslotenen die op 380 kV zijn aangesloten, is tevens niet mogelijk omdat een groepstransportovereenkomst slechts met één netbeheerder afgesloten wordt.

  • 79. De ACM begrijpt de wens van aangeslotenen om ‘over een trafo heen’ een groep te vormen, maar ziet op dit moment te veel risico’s voor het net om dit als standaard in de Netcode op te nemen. Via het aanvragen van een ontheffing van de codes kan een netbeheerder wel toestemming vragen aan de ACM om hiermee te experimenteren, zodat er ervaring opgedaan kan worden.

4.3.9 Zienswijze toetsingscriteria: Doelmatig netbeheer

Respondenten: VEMW en VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 80. Respondenten verzoeken de ACM toe te lichten wat verstaan wordt onder ‘doelmatig netbeheer’ in het voorgestelde artikel 7.1e, eerste lid, onder f, onderdeel 4 van de Netcode.

  • 81. De ACM heeft naar aanleiding van deze zienswijzen aanvullende vragen gesteld aan de gezamenlijke netbeheerders. Zij geven in hun reactie van 8 september 2025 aan dat doelmatig netbeheer een wettelijke taak is van de netbeheerder en daarmee een essentieel aspect is bij de beoordeling van aanvragen voor een groepstransportovereenkomst. Het uitgangspunt is volgens de gezamenlijke netbeheerders dat een groep altijd efficiënter en met minder netbelasting opereert dan wanneer de groepsleden individueel een reguliere aansluit- en transportovereenkomst zouden aanvragen bij dezelfde vermogensvraag, omdat als dit niet het geval is de netbeheerder extra netinvesteringen moet doen of minstens dezelfde capaciteit beschikbaar moet houden/stellen. Volgens de gezamenlijke netbeheerders zouden in die situatie alleen de groepsleden profiteren van lagere transportkosten, terwijl andere netgebruikers naar verhouding meer moeten bijdragen aan de extra netinvesteringen, of langer moeten wachten op beschikbare transportcapaciteit. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat een netbeheerder daarom de ruimte moet hebben om aanvragen te weigeren die aantoonbaar leiden tot inefficiëntie of hogere kosten door extra benodigde netinvesteringen, ook als de betrouwbaarheid en veiligheid van het net niet direct in het geding zijn.

Reactie ACM

  • 82. De ACM beaamt het belang van doelmatig netbeheer, zo ook bij het beoordelen van aanvragen voor groepstransportovereenkomsten en verduidelijkt in paragraaf 3.4.5 van de toelichting wat zij hieronder verstaat. Onderdeel hiervan is het efficiënt inrichten en gebruik maken van de bestaande elektriciteitsinfrastructuur. Dit voorkomt tevens dat de netkosten voor netgebruikers onnodig stijgen. Het is niet de bedoeling dat er extra investeringen gedaan moeten worden door de netbeheerder om een groep en hun gewenste netgebruik in te passen om de groepsvorming mogelijk te maken. Een groep moet namelijk passen binnen het bestaande net en mag geen extra ruimte innemen ten opzichte van het al bestaande netgebruik van de groepsleden en de concrete toekomstplannen die zij hebben voor het benutten van hun huidige individuele GTV. Dit zou namelijk betekenen dat een groep de beschikbare capaciteit die aangeboden zou moeten worden aan partijen op de wachtlijst inneemt, waardoor die partijen benadeeld worden en langer op schaarse netcapaciteit moet wachten.

  • 83. De ACM volgt de gezamenlijke netbeheerders niet op het punt dat een groep altijd efficiënter en met minder netbelasting moet opereren dan wanneer de groepsleden individueel een reguliere aansluit- en transportovereenkomst zouden aanvragen bij dezelfde vermogensvraag. De wijze waarop het groeps-GTV bepaald wordt, namelijk aan de hand van de historische gebruiksgegevens van de groep en het meenemen van de concrete toekomstplannen die binnen redelijke termijn gerealiseerd zullen worden, heeft als uitgangspunt dat de groepsleden hetzelfde gedrag kunnen blijven vertonen als dat zij deden voordat ze aan de groepstransportovereenkomst deelnamen en in de toekomst van plan waren als zij niet deel zouden nemen aan de groepstransportovereenkomst. Dat betekent dat een groep in beginsel niet minder efficiënt en met meer netbelasting mag opereren dan dat de groepsleden deden of zouden doen in de situatie waarin zij geen onderdeel uitmaken van een groep, met uitzondering van de situatie waarin een groep aanvullend transportvermogen heeft aangevraagd en van de netbeheerder volgens de geldende regels aangeboden heeft gekregen.

  • 84. Verdere efficiëntieprikkels worden gegeven via de tarifering. Als een groep met een lager transportvermogen uit de voeten kan, zal de groep ook minder aan transportkosten betalen. Daarnaast wordt er via de netto afrekening van kWmax en kWgecontracteerd een aanvullende prikkel gegeven om lokaal de invoeding en de afname van elektriciteit van de groepsleden op elkaar af te stemmen.

4.3.10 Zienswijze toetsingscriteria: Directe netinvesteringen

Respondenten: VEMW, GTNL en VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 85. Respondenten verzoeken de ACM om toe te lichten wat verstaan wordt onder het derde criterium uit artikel 7.1e, eerste lid, sub f, onder 4: ‘de mate waarin het benutten van het met de groepstransportovereenkomst gecontracteerde transportvermogen aanleiding geeft tot directe netinvesteringen’. GTNL geeft hierbij aan dat door de wijze waarop het groeps-GTV bepaald wordt, namelijk dat dit groeps-GTV lager zal zijn dan de optelsom van de individuele GTV’s en gebaseerd is op het historische netgebruik van de aangeslotenen, er geen sprake zal zijn van fysieke netinvesteringen, buiten het plaatsen van een extra transformator om. GTNL heeft zorgen over misbruik van dit criterium door de netbeheerder, omdat netbeheerders niet transparant zijn over de investeringen die nodig zijn om specifieke gevallen van vermogens te voorzien. Ook stelt ze dat dit criterium lastig te toetsen is door deelnemers aan een groepstransportovereenkomst als op grond hiervan een aanvraag afgewezen wordt, waarna de partijen geen mogelijkheid hebben om bezwaar hiertegen te maken.

Reactie ACM

  • 86. De netbeheerder heeft de taak om te zorgen voor voldoende transportvermogen zodat voldaan kan worden aan de transportverzoeken van partijen. De netbeheerder bepaalt aan de hand van de knelpunten in het net waar en wanneer er bepaalde netinvesteringen gedaan moeten worden. De vorming van een groepstransportovereenkomst moet in beginsel passen binnen de bestaande infrastructuur zonder dat er extra investeringen gedaan moeten worden door de netbeheerder om deze aangeslotenen en hun gewenste netgebruik in te passen. Een van de doelen van de groepstransportovereenkomst is immers dat er efficiënt gebruik gemaakt wordt van de reeds bestaande infrastructuur.

  • 87. Indien een netbeheerder een groep afwijst op basis van dit criterium, dan moet de netbeheerder dit onderbouwen. Als de groep het niet eens is met deze afwijzing en er niet met de netbeheerder onderling uitkomt, dan heeft de groep de mogelijkheid om geschilbeslechting bij de ACM aan te vragen. De ACM kan vervolgens beoordelen of de netbeheerder rechtmatig heeft gehandeld.

4.3.11 Zienswijze toetsingscriteria: Veiligheid en betrouwbaarheid en doelmatig netbeheer

Respondenten: VEMW en VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 88. Respondenten verzoeken de ACM om toe te voegen dat de vier criteria in het voorgestelde artikel 7.1e, eerste lid, onder f, onderdeel 4, van de Netcode en waaraan de regionale netbeheerder toetst of de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven, uitputtend zijn. Daarnaast verzoeken zij de ACM om deze criteria tevens van toepassing te verklaren voor de toetsing of de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer bij groepsvorming op het landelijke hoogspanningsnet geborgd blijven.

  • 89. De ACM heeft naar aanleiding van deze zienswijzen aanvullende vragen gesteld aan de gezamenlijke netbeheerders. Zij geven in hun reactie van 23 oktober 2025 aan dat de vier criteria toepasbaar zijn bij groepsvorming op het regionale en landelijke hoogspanningsnet. Zij geven echter aan dat het niet noodzakelijk is om de criteria ook op te nemen voor groepsvorming op de landelijke hoogspanningsnetten vanwege de eis dat groepsvorming hier alleen mogelijk is als de deelnemers aan de groepstransportovereenkomst op hetzelfde station aangesloten zijn.

Reactie ACM

  • 90. Een van de kerntaken van de netbeheerder is het borgen van de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer. Het is belangrijk dat de netbeheerder de vorming van een groep kan afwijzen als dit onvoldoende geborgd is. Uit artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4, van de Netcode volgt dat de regionale netbeheerder hiervoor vier criteria hanteert. De codebepaling laat geen ruimte voor het hanteren van andere criteria om te toetsen of de veiligheid en betrouwbaarheid en het doelmatig netbeheer geborgd blijven. De criteria zijn daarmee uitputtend.

  • 91. De ACM vindt het belangrijk dat het ook voor aangeslotenen op het landelijk hoogspanningsnet duidelijk is aan welke criteria getoetst wordt of bij groepsvorming de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven. De ACM neemt een verwijzing naar de vier criteria uit artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4, van de Netcode daarom ook op in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel g, onder 3, van de Netcode.

4.3.12 Zienswijze toetsingscriteria: Groepsvorming ‘nettechnisch’ mogelijk

Respondenten: VEMW en VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 92. Respondenten geven aan dat onduidelijk is op basis van welke criteria netbeheerders beoordelen of vorming van een groep ‘nettechnisch’ mogelijk is en dat het zou helpen als hier kaders of in ieder geval meer duidelijkheid over komt, zodat aangeslotenen zelf een afweging kunnen maken over de haalbaarheid van het vormen van een groep. Het proces, de overwegingen en de argumentatie voor het wel of niet accepteren van een groep moeten volgens respondenten transparant zijn.

Reactie ACM

  • 93. De criteria of groepsvorming mogelijk is volgen uit artikel 7.1e, eerste lid, van de Netcode. Om te bepalen of het vormen van een groepstransportovereenkomst ‘nettechnisch’ mogelijk is, is allereerst van belang in welke aansluitcapaciteitscategorie de deelnemers vallen, zoals opgenomen in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 2, van de Netcode voor aangeslotenen op het regionale net en artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel g, onder 1, van de Netcode voor aangeslotenen op het landelijke hoogspanningsnet. Ten tweede is van belang waar in het net de aansluitingen van de aangeslotenen zich bevinden, zoals voor aangeslotenen op het regionale net opgenomen in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 3, van de Netcode en voor aangeslotenen op het landelijke hoogspanningsnet opgenomen in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel g, onder 2, van de Netcode. Tot slot is van belang dat de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven. De regionale netbeheerder en de landelijke hoogspanningsnetbeheerder toetsen dit aan de hand van de vier criteria die genoemd worden in artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4, van de Netcode.

  • 94. De ACM heeft daarnaast in de Netcode voorwaarden opgenomen die transparantie waarborgen richting aangeslotenen. De netbeheerder informeert de gemachtigde van de groep volgens artikel 7.1e, tweede lid, van de Netcode binnen een redelijke termijn over de uitkomst van de toetsing op grond van het eerste lid. Als de netbeheerder de groepsvorming niet mogelijk acht, dan voorziet de netbeheerder de weigering van een deugdelijke motivering en de relevante informatie op basis waarvan de netbeheerder tot de weigering is gekomen.

  • 95. De ACM begrijpt de wens van respondenten om meer duidelijkheid te verschaffen aan aangeslotenen over hoe de criteria in de praktijk toegepast worden en moedigt de netbeheerders aan om aangeslotenen hierover actief te informeren, bijvoorbeeld via hun eigen website en de website van Netbeheer Nederland.

4.3.13 Zienswijze toetsingscriteria: Afhankelijk van de nettopologie ter plaatse

Respondenten: VEMW en VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 96. Respondenten geven aan dat zij de toegevoegde waarde van de zinsnede ‘afhankelijk van de nettopologie ter plaatse’ in het voorgestelde artikel 7.1e, eerste lid, onder f, onderdeel 3, van de Netcode niet zien, omdat onder i en ii de eisen aan nettopologie al worden beschreven. Volgens respondenten is de situatie ter plaatse niet van belang als aan de eisen onder i en ii worden voldaan.

Reactie ACM

  • 97. De wijze waarop de elektriciteitsnetten vormgegeven zijn, kan tussen de netbeheerders onderling verschillen. Vandaar dat in het ontwerpbesluit de zinsnede ‘afhankelijk van de nettopologie ter plaatse’ opgenomen is. Wat uiteindelijk bepalend is in de beoordeling of groepsvorming mogelijk is, is de aansluitsituatie van de aangeslotenen, zoals beschreven in het voorgestelde artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 3, onder i en ii. De ACM neemt het voorstel van de respondenten dan ook over, en schrapt dit zinsdeel uit artikel 7.1e, eerste lid, onder f, onderdeel 3, van de Netcode.

4.3.14 Zienswijze toetsingscriteria: Maatwerk

Respondenten: VNO-NCW Regio

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 98. Respondent verzoekt de ACM om netbeheerders de ruimte te geven om maatwerk te bieden bij de beoordeling van groepen.

Reactie ACM

  • 99. Dit codebesluit introduceert de groepstransportovereenkomst als standaardproduct in de codes. Hiervoor zijn geharmoniseerde criteria nodig. Binnen deze criteria kan er maatwerk geboden worden door de netbeheerder om de groepstransportovereenkomst zo vorm te geven dat deze aansluit bij de wensen van de groep en past binnen de mogelijkheden en ruimte op het net. De netbeheerder kan afwijken van de criteria uit de code(s) als hij hiervoor een ontheffing van de code(s) heeft gekregen van de ACM. Dat kan bijvoorbeeld als een netbeheerder wil experimenteren met een nieuwe contractvorm, om zo kennis op te doen over hoe deze contractvorm in de praktijk zou werken.

4.3.15 Zienswijze toetsingscriteria: Criteria en voorbeelden van toelaatbare groepsconfiguraties

Respondent: VNO-NCW Regio.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 100. VNO-NCW Regio vraagt de ACM om duidelijke criteria en voorbeelden te publiceren van toelaatbare groepsconfiguraties om de transparantie te vergroten.

Reactie ACM

  • 101. De criteria waaraan een groep van aangeslotenen moet voldoen om een groepstransportovereenkomst af te kunnen sluiten, worden genoemd in artikel 7.1e, eerste lid, van de Netcode. Hoewel de ACM geen voorbeelden van mogelijke groepsconfiguraties opneemt in het besluit, begrijpt de ACM de wens van respondent en vindt zij het een goed idee dat hierover openheid gegeven wordt. De ACM moedigt netbeheerders en groepen dan ook aan om zelf naar buiten toe te communiceren over mogelijke groepsconfiguraties en hierover met elkaar kennis te delen.

4.4 Bepalen van het gecontracteerde transportvermogen van de groep

4.4.1 Zienswijze: Som individuele GTV’s als groeps-GTV

Respondenten: MGV, VEMW, Joulz, VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 102. Respondenten geven aan dat het uitgangspunt zou moeten zijn dat het groeps-GTV dat door de netbeheerder wordt aangeboden aan de groep de optelsom is van de GTV’s van de individuele aangeslotenen voorafgaand aan groepsvorming. De groep kan dan zelf bepalen of zij met een lager groeps-GTV uit de voeten kan. MGV stelt voor dat na drie jaar waarin de groep gebruik heeft kunnen maken van de som van de individuele GTV’s een herijking wordt gedaan om tot het daadwerkelijke groeps-GTV dat de groep nodig heeft te komen.

Reactie ACM

  • 103. De ACM heeft als uitgangspunten voor het bepalen van het groeps-GTV genomen dat het proces tot een groeps-GTV voor invoeding en voor afname leidt dat aansluit bij het werkelijke gedrag en bij het gewenste netgebruik van de groepsleden, en dat rekening houdt met wat het elektriciteitsnet aankan en met de transportvraag van andere aangeslotenen. Het groeps-GTV wordt ‘netto’ vastgesteld, wat betekent dat er rekening gehouden wordt met de gelijktijdige invoeding en afname van elektriciteit. Het overschrijden van het groeps-GTV wordt ook ‘netto’ gemonitord door de netbeheerder. Daardoor kan een groep in de praktijk meer elektriciteit afnemen als er op hetzelfde moment ook invoeding van elektriciteit is binnen de groep, zonder dat bovenliggende netdelen zwaarder belast worden.

  • 104. Het bepalen van het groeps-GTV gebeurt aan de hand van de historische profielen van de aangeslotenen die over individueel GTV beschikken en de concrete toekomstplannen van aangeslotenen die binnen een redelijke termijn gerealiseerd zullen worden. Dit leidt tot een groeps-GTV dat de groep kan gebruiken binnen het bestaande net, waarbij de groepsdeelnemers hetzelfde gedrag kunnen vertonen als dat zij deden voor deelname aan de groep, en waardoor er bij volledig gebruik ervan geen risico’s voor de veiligheid en betrouwbaarheid van het net ontstaan. Daarnaast biedt deze werkwijze groeiruimte voor de deelnemers aan de groepstransportovereenkomst, doordat zij het groeps-GTV onderling kunnen verdelen en de gelijktijdige afname en invoeding op elkaar af kunnen stemmen.

  • 105. De ACM heeft er niet voor gekozen om een optelsom van de individuele GTV’s van de groepsdeelnemers als uitgangspunt voor het groeps-GTV te nemen, omdat dit leidt tot een heel hoog groeps-GTV, terwijl de netbeheerder bij het vergeven van transportcapaciteit aan aangeslotenen rekening houdt met de ongelijktijdigheid van hun netgebruik. Aangeslotenen hebben niet allemaal op hetzelfde moment hun piekverbruik. Contractueel geeft de netbeheerder dan ook meer transportcapaciteit uit dan waar het elektriciteitsnet op uitgelegd is. Kortom: het elektriciteitsnet kan het niet aan dat alle aangeslotenen op hetzelfde moment hun piekverbruik hebben. Als dit wel gebeurt, ontstaan er risico’s voor de veiligheid en betrouwbaarheid van het net. Daarnaast houdt de optelsom van de individuele GTV’s geen rekening met de gelijktijdigheid van invoeding en van afname van elektriciteit. Door deze goed op elkaar af te stemmen, worden bovenliggende netdelen minder zwaar belast. Lokale afstemming van invoeding en afname is een belangrijk speerpunt van de groepstransportovereenkomst.

  • 106. De ACM is op basis van het bovenstaande van mening dat de wijze waarop het groeps-GTV vastgesteld wordt recht doet aan het feitelijke netgebruik en de belangen van de groepsdeelnemers, zonder dat andere netgebruikers die geen onderdeel uitmaken van de groepstransportovereenkomst hiervan nadeel ondervinden.

4.4.2 Zienswijze: Rechtmatigheid van wijze bepalen groeps-GTV

Respondenten: VNG, G40 en Drentse CoP.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 107. VNG geeft aan dat in het codewijzigingsbesluit GOTORK door de ACM overwogen is dat het verlagen van het GTV een beperking is van de rechten van een aangeslotene en dat GOTORK daarom alleen onder specifieke voorwaarden toegepast mag worden. Eén van deze voorwaarden is dat de aangeslotene waarvan het GTV naar beneden bijgesteld wordt zich in een congestiegebied bevindt. VNG geeft aan dat de wijze waarop het groeps-GTV bepaald wordt kan betekenen dat een partij na uittreden een lager GTV krijgt dan dat hij had voordat hij deelnam aan de groepstransportovereenkomst. VNG geeft aan dat hiervoor wellicht een juridische onderbouwing opgenomen moet worden in de toelichting bij het codebesluit.

  • 108. Drentse CoP geeft aan dat netbeheerders in het verleden te veel transportcapaciteit vergeven hebben en dat de wijze waarop het groeps-GTV bij het aangaan van een groepstransportovereenkomst vastgesteld wordt niet bedoeld mag zijn om deze historische fout goed te maken.

  • 109. G40 geeft aan dat zij van mening is dat door de wijze waarop het groeps-GTV bepaald wordt er GTV onttrokken wordt aan aangeslotenen. Volgens G40 is dit onrechtmatig, omdat hierbij niet de GOTORK processtappen en criteria gevolgd worden. Het groeps-GTV zou daarom volgens G40 een optelsom moeten zijn van de individuele GTV’s van de aangeslotenen voorafgaand aan de groepsvorming, waarbij het wel mogelijk is om in verband met de netbelasting tijdelijke limieten te stellen aan het groeps-GTV, bijvoorbeeld in de vorm van een tijdelijke kWpiek, een capaciteitsbeperkend contract of het opleggen van een (deel)limiet.

Reactie ACM

  • 110. Deelname aan een groepstransportovereenkomst gebeurt op vrijwillige basis. Er is daarmee, in tegenstelling tot wat er gebeurt als GOTORK toegepast wordt, geen sprake van gedwongen onttrekking van gecontracteerd maar ongebruikt GTV bij aangeslotenen. Een aangeslotene kiest er zelf voor om zijn individuele aansluit- en transportovereenkomst met GTV te behouden, of deel te nemen aan een groepstransportovereenkomst en een gezamenlijk GTV af te sluiten dat onderling verdeeld wordt door de groepsleden. Door dit groeps-GTV onderling te verdelen en door de afname van elektriciteit af te stemmen op de elektriciteit die op hetzelfde moment ingevoed wordt, kan juist weer groeiruimte voor de deelnemers ontstaan.

  • 111. Het transportgedeelte en het daarbij behorende GTV van de individuele aansluit- en transportovereenkomst van een aangeslotene komt te vervallen wanneer deelgenomen wordt aan een groepstransportovereenkomst. Wel wordt er bij het bepalen van het groeps-GTV rekening gehouden met de wijze waarop aangeslotenen hun transportrecht in het verleden hebben gebruikt, met de gelijktijdigheid van invoeding en afname van elektriciteit door de groepsleden en met de groeiruimte die zij nog hebben in hun GTV voor het uitvoeren van concrete toekomstplannen. Hiermee wordt beoogd dat partijen die nog ruimte hebben in hun GTV niet wachten met het deelnemen aan een groepstransportovereenkomst totdat zij hun individuele GTV volledig benut hebben, terwijl zij mogelijk al veel voor de groep kunnen betekenen en via groepsvorming zouden kunnen bijdragen aan efficiëntere benutting van het elektriciteitsnet.

  • 112. De deelnemers aan de groep maken onderling afspraken over de verdeling van het groeps-GTV in geval van uittredende partijen. Een aangeslotene kan na uittreden altijd een aanvraag bij de netbeheerder indienen voor extra transportvermogen. Als de aangeslotene zich in een gebied bevindt waar geen sprake is van netcongestie en waar de gevraagde transportcapaciteit beschikbaar is, dan zal hij deze van de netbeheerder aangeboden krijgen.

4.4.3 Zienswijze: Percentage som individuele GTV’s als groeps-GTV

Respondenten: Rebel, IPO, ROCC, Emmett Green en Particulier V.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 113. ROCC geeft aan dat aangeslotenen door aan een groepstransportovereenkomst deel te nemen hun ruimte voor autonome groei, waarvoor ze binnen hun individuele GTV wel ruimte hebben, kwijt zullen raken door de wijze waarop het groeps-GTV bepaald wordt. ROCC roept de ACM daarom op om te zorgen voor comfortabele ruimte in het groeps-GTV.

  • 114. Rebel en ROCC stellen voor om als groeps-GTV een minimum van 120 procent van de gezamenlijke piek van de groepsdeelnemers te hanteren en daarbij op te nemen dat er een maximale afslag op het groeps-GTV ten opzichte van de som van de individuele GTV’s is, door bijvoorbeeld op te nemen dat het groeps-GTV niet lager mag liggen dan 30 procent van de som van de individuele GTV’s. ROCC stelt hierbij voor om een hogere afslag dan 30 procent enkel mogelijk te maken als er aan de voorwaarden van GOTORK voldaan is. Ook IPO stelt voor om een bandbreedte op te nemen die ligt tussen de kWmax van de groep en de som van de individuele GTV’s waarbinnen het groeps-GTV bepaald wordt.

  • 115. Emmett Green stelt voor om bijvoorbeeld het groeps-GTV vast te stellen op het gemiddelde van de som van de individuele GTV’s en de gezamenlijke piek van de deelnemers aan de groep.

  • 116. Particulier V. geeft daarentegen aan dat hij van mening is dat er geen percentage gehanteerd zou moeten worden om het groeps-GTV te bepalen, omdat de benodigde transportcapaciteit afhankelijk is van het type aangeslotenen.

Reactie ACM

  • 117. De ACM begrijpt dat aangeslotenen die deelnemen aan een groepstransportovereenkomst behoefte hebben aan zekerheid over welke mogelijkheden zij zullen hebben in de toekomst met betrekking tot hun netgebruik binnen de groep. Om deze reden is het mogelijk dat concrete toekomstplannen meegenomen worden bij het bepalen van het groeps-GTV (zie paragraaf 3.5). Dit geeft aangeslotenen zekerheid over de plannen die zij kunnen realiseren. De ACM wijst er daarnaast op dat er ook binnen een groep winst te behalen is en groeimogelijkheden te creëren zijn voor de deelnemers door slim gebruik te maken van de toebedeelde transportcapaciteit en door de invoeding en afname van elektriciteit op elkaar af te stemmen.

  • 118. Het hanteren van een percentage, bijvoorbeeld het voorgestelde 120 procent, van de gezamenlijke kWmax van de groep, of het hanteren van een maximale afslag op de som van de individuele GTV’s, bij het bepalen van de hoogte van het groeps-GTV is arbitrair en houdt geen rekening met de werkelijke plannen van de groep en met de beschikbare netcapaciteit. Met de toekomstige groei van het verbruik van de groepsleden wordt juist rekening gehouden doordat de concrete toekomstplannen die binnen redelijke termijn gerealiseerd worden meegenomen worden bij het bepalen van het groeps-GTV. Dit houdt meer rekening met de werkelijkheid en met de situatie zoals deze in de toekomst zal voordoen. Daarnaast biedt de mogelijkheid om de lokaal opgewekte elektriciteit op hetzelfde moment af te nemen binnen de groep ook extra groeimogelijkheden voor de groep, zonder dat hiermee bovenliggende netdelen zwaarder belast worden.

  • 119. De ACM gaat daarom niet mee in het voorstel van de respondenten.

4.4.4 Zienswijze: Hoger groeps-GTV dan de som van de individuele GTV’s

Respondent: Eregie.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 120. Eregie geeft aan dat er niet automatisch van uitgegaan moet worden dat het groeps-GTV lager zal liggen dan de optelsom van de individuele GTV’s, omdat door het meenemen van het toekomstige transportvermogen dat de groep nodig heeft, bijvoorbeeld als gevolg van de transitie van fossiel naar duurzaam in de transportsector of de verplichting om van het gas af te gaan, het groeps-GTV juist hoger zou kunnen zijn dan deze optelsom.

Reactie ACM

  • 121. Het vertrekpunt bij groepsvorming is dat een groep gevormd wordt binnen het bestaande net en de ruimte die er op dat net is. Daarom wordt gekeken naar de historische profielen van de deelnemers en hun concrete toekomstplannen die binnen redelijke termijn gerealiseerd worden voor het bepalen van de hoogte van het groeps-GTV. Als een groep vervolgens meer vermogen wenst, dan kan de groep een aanvraag hiertoe doen bij de netbeheerder. Het toekennen van transportvermogen aan een groep gebeurt op dezelfde wijze als bij een individuele aangeslotene.

4.4.5 Zienswijze: Processtappen voor het bepalen van het groeps-GTV

Respondenten: G40.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 122. G40 is van mening dat de stappen in het ontwerpbesluit die beschreven zijn om het groeps-GTV te bepalen niet voor dit doeleinde gebruikt moeten worden, omdat het groeps-GTV een optelsom van de individuele GTV’s moet zijn, maar dat zij wel als basis gebruikt kunnen worden om overbelasting van het net te voorkomen en hier nadere afspraken over te maken. De stap die hierbij volgens respondent ontbreekt is ‘overbelasting van het net’, waarbij als er een probleem ontstaat als de groep het gehele groeps-GTV gebruikt, de netbeheerder moet onderbouwen waarom een nadere limitering nodig is.

Reactie ACM

  • 123. In paragraaf 4.4.2 legt de ACM uit waarom het groeps-GTV geen optelsom van de individuele GTV’s van de deelnemers is. Overbelasting van het net kan verder door de netbeheerder voorkomen worden door het stellen van nadere kaders aan het netgebruik door middel van het opleggen van (deel)limieten en eventueel een technische voorziening. De netbeheerder dient hierbij te motiveren dat de (deel)limiet of de technische voorziening nodig is om de veiligheid en betrouwbaarheid en het doelmatig netbeheer te borgen.

4.4.6 Zienswijze: Verlengen referentieperiode historisch profiel

Respondenten: PVB, VEMW, IPO, MRU, NVVP, ECAH, Limburg, VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 124. Respondenten geven aan dat het nemen van het historisch jaarprofiel van de afgelopen 12 maanden als uitgangspunt voor het bepalen van het groeps-GTV niet altijd een representatief beeld oplevert van het netgebruik van aangeslotenen, omdat vanwege bijvoorbeeld weersomstandigheden, energieprijzen of economische omstandigheden het netgebruik kan verschillen. Limburg geeft aan dat er daarom ruimte voor overleg moet zijn. VNO-NCW/MKB en VEMW geven aan dat de termijn geschrapt moet worden en dat in onderling overleg tussen de groep en de netbeheerder bepaald moet worden wat een redelijke termijn is om terug te kijken. PVB, IPO, MRU en ECAH stellen voor om een referentieperiode van drie jaar te hanteren.

  • 125. De gezamenlijke netbeheerders stellen in hun reactie van 8 september 2025 voor om vanuit het oogpunt van een eerlijke en uniforme behandeling aan te sluiten bij de werkwijze van GOTORK, namelijk om als primair uitgangspunt de historische jaarprofielen van de afgelopen twaalf maanden te nemen op het groeps-GTV te bepalen, met de mogelijkheid om aanvullend de hoogste waarde over de afgelopen 24 maanden mee te nemen. Het verruimen van de periode naar 36 maanden zou volgens de gezamenlijke netbeheerders verder gaan dan voor individuele aansluitingen bij toepassing van GOTORK gedaan wordt en zou daarmee leiden tot ongelijke behandeling. Dit kan volgens de gezamenlijke netbeheerders als discriminerend worden ervaren. Volgens de gezamenlijke netbeheerders zou een nadere analyse moeten uitwijzen wat de consequenties zouden zijn indien een langere periode wordt gekozen dan bij GOTORK. Voor de uitvoering betekent dit in ieder geval dat tooling moet worden aangepast en dat er een apart proces moet worden ingericht voor de groepstransportovereenkomst ten opzichte van het proces voor individuele aangeslotenen.

Reactie ACM

  • 126. Het doel van het gebruik van historische profielen voor het bepalen van het groeps-GTV is om een representatief beeld te krijgen van het netgebruik van de groepsleden, zodat er, met inachtneming van de concrete toekomstplannen die binnen een redelijke termijn gerealiseerd zullen worden, uiteindelijk een groeps-GTV vastgesteld dat aansluit bij de behoeften van de groep. Het kan voorkomen, zoals respondenten aangeven, dat het voorgaande jaar geen goed beeld geeft van het netgebruik van de groepsleden doordat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Een langere referentieperiode geeft een beter beeld van het daadwerkelijke netgebruik van de groep. De ACM verlengt de referentieperiode dan ook van 12 maanden naar 24 maanden. Hiermee wordt voorkomen dat een uitzonderlijk jaar als basis genomen wordt voor het bepalen van het groeps-GTV. De ACM weegt hierbij mee dat een referentieperiode van 24 maanden past binnen de bestaande processen van netbeheerders, en daarmee geen impact heeft op de implementatietermijn van de groepstransportovereenkomst. De ACM neemt in artikel 7.1e, vijfde lid, onderdeel b, van de Netcode op dat er 24 maanden teruggekeken wordt.

4.4.7 Zienswijze: Filteren pieken uit historische data

Respondenten: PVB, IPO, Joulz, MRU, NVVP en ECAH.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 127. Respondenten hebben verschillende zienswijzen ingediend over het wegfilteren van pieken uit de historische gebruiksdata op basis waarvan het groeps-GTV bepaald wordt. PVB verzoekt om meer ruimte te geven aan al bestaande pieken. MRU, NVVP en ECAH verzoeken de ACM om de correctie op historische pieken te schrappen. MRU vindt deze correctie onwenselijk, omdat bij individuele bedrijven wel gekeken wordt naar echte pieken. Daarom vindt ze het belangrijk en logisch dat dit ook gebeurt bij groepen.

  • 128. NVVP geeft aan dat door vooraf te streng de bewegingsruimte en flexibiliteit van de groep af te kaderen je op voorhand de motivatie van (potentiële) groepsleden beperkt.

  • 129. Joulz en IPO zijn het ermee eens dat de groep inspraak heeft over het wegfilteren van pieken, maar Joulz geeft daarbij aan de ‘mogelijkheid om daarover in gesprek te gaan’ onvoldoende te vinden.

Reactie ACM

  • 130. Het is belangrijk dat een groep met het afgegeven groeps-GTV uit de voeten kan. Daarom wordt er gekeken naar het historische netgebruik van de groepsleden en de concrete toekomstplannen die binnen redelijke termijn uitgevoerd zullen worden. Het kan voorkomen dat een gebruikspiek van een groep niet representatief is voor het gedrag van de groep, bijvoorbeeld omdat zich een storing heeft voorgedaan op dat moment. Omdat mogelijk niet alle pieken representatief zijn voor de groep, hebben netbeheerders de mogelijkheid om deze pieken buiten beschouwing te laten bij het bepalen van het groeps-GTV. Wel is het belangrijk dat zij hierover transparant zijn en dat een groep de mogelijkheid krijgt om aan te tonen dat een piek voor de groep wel representatief is en daarmee noodzakelijk is.

  • 131. De mogelijkheid om in gesprek te gaan met de netbeheerder over het wegfilteren van pieken, zoals opgenomen is in het ontwerpbesluit, is bedoeld om te zorgen dat de groep inspraak heeft bij dit proces, zoals Joulz en IPO ook wensen. De ACM constateert echter dat de wijze waarop de ACM dit trachtte te regelen in het ontwerpbesluit te vrijblijvend is en onvoldoende rekening houdt met de belangen van de groep. De ACM heeft daarom in dit besluit de toelichting op het dictum aangepast en opgenomen dat als de gemachtigde van een groep kan aantonen dat een piek voor de groep representatief is voor het gedrag van de groep en niet incidenteel is, de netbeheerder verplicht is om deze piek mee te nemen bij het bepalen van het groeps-GTV.

4.4.8 Zienswijze: Manipulatie historische gebruiksprofielen

Respondenten: VNG en MRU.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 132. Respondenten delen hun zorgen dat door de wijze waarop het groeps-GTV bepaald wordt bedrijven voordat ze aan een groepstransportovereenkomst deelnemen rekening zullen houden met hoe hun historische gebruiksprofiel eruit zal zien. MRU geeft aan dat bedrijven energiebesparende maatregelen bewust zouden kunnen uitstellen om deze reden en dat er een risico is dat sommige bedrijven hun gebruiksprofiel bewust zullen manipuleren om gunstigere voorwaarden te krijgen. Ook VNG geeft aan dat er kritisch gekeken moet worden of bedrijven hun verbruik en piekvermogen niet fictief hebben opgehoogd.

Reactie ACM

  • 133. De ACM onderkent dat zij dit strategisch gedrag, waaronder het uitstellen van het nemen van energiebesparende maatregelen door aangeslotenen, niet volledig tegen zal kunnen gaan. De wijze waarop het groeps-GTV bepaald wordt, heeft als doel om tot een groeps-GTV te komen dat representatief is voor de wijze waarop de deelnemers van de groep gebruik maken van het net, en door het meenemen van concrete toekomstplannen die binnen redelijke termijn gerealiseerd worden ook rekening te houden met het toekomstige netgebruik van de deelnemers. De mogelijkheid die de netbeheerder heeft om incidentele pieken die niet representatief zijn voor de groep weg te filteren draagt hieraan bij. Hiermee kunnen bewust veroorzaakte pieken weg gefilterd worden, waardoor deze niet meegenomen zullen worden bij het bepalen van het groeps-GTV.

4.4.9 Zienswijze: Deelname van aangeslotenen zonder GTV

Respondent: NVVP.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 134. Respondent verzoekt de ACM om ook bedrijven zonder GTV mee te nemen in het afwegingskader voor het bepalen van het groeps-GTV.

Reactie ACM

  • 135. Aangeslotenen met een aansluiting, maar zonder GTV, kunnen deelnemen aan een groepstransportovereenkomst. Er zal echter geen rekening gehouden worden met hun (toekomstige) netgebruik bij het bepalen van het groeps-GTV, omdat zij nog geen transportcapaciteit hebben gekregen.

  • 136. Een aangeslotene zonder GTV kan wel een aanvraag bij de netbeheerder doen om capaciteit toegewezen te krijgen. Op het moment dat de netbeheerder de verzochte capaciteit toekent, kan de aangeslotene er voor kiezen om deze capaciteit in te brengen bij de groep.

4.4.10 Zienswijze: Termijn toekomstplannen

Respondenten: PVB, IPO, VNG, Joulz, NAL Oost, MRU, SEH, ECAH, Limburg en MRE, Bedrijfsadvies.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 137. Respondenten geven aan dat het wenselijk is dat toekomstplannen meegenomen worden bij het bepalen van het groeps-GTV. PVB geeft daarbij aan dat toekomstige ontwikkelingen en verwachte groei aan zowel de vraag- als aanbodzijde meegenomen moeten worden. De overige respondenten geven aan dat de termijn van een jaar te kort is gezien bijvoorbeeld de doorlooptijd van vergunningentrajecten en investeringen en de levertijd van materieel. Joulz stelt daarom voor om de termijn helemaal te schrappen. VNG, NAL Oost, MRU, SEH, ECAH, Limburg, Bedrijfsprofiel en MRE verzoeken de ACM de termijn te verlengen, waarbij ECAH aangeeft dat de termijn minimaal drie jaar moet zijn, NAL Oost een termijn van vijf jaar voorstelt en Limburg een termijn van vier a vijf jaar voorstelt.

  • 138. De gezamenlijke netbeheerders geven in hun reactie van 8 september 2025 aan geen bezwaar te hebben tegen het meenemen van concrete plannen tot 3 jaar vooruit. Zolang hier concrete plannen aan ten grondslag liggen, wordt schaarse netcapaciteit volgens hen doelmatig benut en is er geen sprake van het toebedelen van ongebruikte capaciteit aan de groep waardoor andere aangeslotenen benadeeld worden. De gezamenlijke netbeheerders geven wel aan dat zij er vanuit gaan dat zij een beroep kunnen doen op GOTORK indien de groeiplannen niet gerealiseerd worden. Daarnaast bevestigen de netbeheerders dat ook plannen voor langer dan 3 jaar vooruit meegenomen kunnen worden als aangetoond kan worden dat deze concreet zijn, maar geven zij aan dat zij in die specifieke gevallen graag met de bedrijven hierover in gesprek gaan. Zij geven daarbij wel aan dat zij niet pleiten om een termijn van 5 jaar standaard als ‘redelijk’ te beschouwen en dat zij een termijn van vijf jaar vooruitkijken als bijzonder beschouwen, omdat zij in het verleden hebben gezien dat ‘onderbouwde plannen’ vaak niet gerealiseerd worden, waardoor er capaciteit gereserveerd wordt voor plannen die uiteindelijk met grote waarschijnlijkheid niet doorgaan. Hoe verder de termijn in de toekomst ligt, hoe moeilijker het voor groepen wordt om hun gebruik van gereserveerd vermogen realistisch te voorspellen. Hierdoor wordt volgens de gezamenlijke netbeheerders de kans vergroot dat capaciteit wel vastgelegd wordt, maar feitelijk niet benut zal worden.

Reactie ACM

  • 139. De ACM begrijpt dat aangeslotenen behoefte hebben aan meer zekerheid over de termijn waarbinnen toekomstplannen in ieder geval meegenomen worden, mede gezien de doorlooptijd van vergunningentrajecten en investeringen. De ACM vindt het ook wenselijk om hierover meer duidelijkheid te verschaffen. De ACM acht een termijn van drie jaar in ieder geval redelijk, gezien de doorlooptijd van bijvoorbeeld vergunningsaanvragen en investeringen en de levertijd van besteld materieel. Hoe verder in de toekomst de plannen liggen, hoe minder zeker dat deze daadwerkelijk gerealiseerd worden. De ACM neemt daarom niet op dat een langere termijn van bijvoorbeeld vijf jaar automatisch als redelijk gezien moet worden. Dat kan in een specifieke situatie wel het geval zijn, maar de groep dient in dat geval naast de concreetheid van de plannen ook aan te tonen dat er in haar specifieke situatie sprake is van een redelijke termijn. Hiermee wordt geborgd dat groepen meer zekerheid hebben dat hun toekomstplannen meegenomen worden bij het bepalen van het groeps-GTV, maar wordt ook voorkomen dat het groeps-GTV vastgesteld wordt op basis van plannen die niet uitgevoerd zullen worden, waardoor capaciteit gereserveerd wordt die niet door de groep gebruikt wordt en daardoor niet uitgegeven kan worden aan aangeslotenen die hiervoor op de wachtlijst staan.

  • 140. De ACM past de toelichting op het dictum hierop aan en verduidelijkt dat van concrete plannen die binnen drie jaar gerealiseerd worden aangenomen wordt dat deze binnen een redelijke termijn gerealiseerd worden.

  • 141. De ACM bevestigt daarnaast in reactie op de vraag van de gezamenlijke netbeheerders dat de regels van GOTORK toepasbaar zijn op onbenut GTV van aangeslotenen die gezamenlijk een groepstransportovereenkomst hebben afgesloten.

4.4.11 Zienswijze: Onderbouwing toekomstplannen

Respondenten: IPO en MRU.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 142. IPO is van mening dat de hardheid van de plannen het uitgangspunt moet zijn en niet de termijn waarbinnen de toekomstplannen gerealiseerd zullen worden. MRU geeft aan dat onvoldoende duidelijk is hoe de netbeheerders de concreetheid van toekomstplannen beoordelen, en stelt voor om ook wet- en regelgeving mee te nemen als onderbouwing.

Reactie ACM

  • 143. Zowel de termijn waarbinnen toekomstplannen gerealiseerd worden als de concreetheid van deze plannen is relevant bij het bepalen of de plannen meegenomen moeten worden in het proces van het vaststellen van het groeps-GTV. Beide zijn namelijk belangrijk om goed af te kunnen wegen of het redelijk is dat een groep een bepaald (hoger) groeps-GTV aangeboden krijgt. Het is aan de partijen die een groep willen vormen om dit zorgvuldig te onderbouwen.

  • 144. Zoals aangegeven in paragraaf 3.5 kunnen als bewijsstukken voor het aantonen van de concreetheid van de toekomstplannen bijvoorbeeld het huidig opgesteld (piek)vermogen, concrete verduurzamingsplannen, (groei)prognoses van verwachte (elektriciteits)productie, voorgenomen veranderingen in de bedrijfsvoering en concrete (uitbreidings-)plannen van de bedrijfsvoering of (productie-)installatie overgelegd worden. Deze opsomming van mogelijke bewijsstukken is niet uitputtend. Het is denkbaar dat ook andere gegevens als onderbouwing van de concreetheid van de plannen kunnen gelden. Ook wet- en regelgeving kan dit onderbouwen, hoewel hierbij wel de kanttekening geplaatst moet worden dat wet- en regelgeving alleen onvoldoende zijn om aan te nemen dat bepaalde toekomstplannen concreet zijn. De netbeheerder beoordeelt op basis van de overgelegde bewijsstukken of de plannen voldoende concreet zijn.

4.4.12 Zienswijze: Groeipad en periodieke herijking

Respondenten: PVB, StER, GTNL, Impuls Zeeland, SEH, IC Kampen, NVVP en Particulier V.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 145. Respondenten geven aan dat er bij het bepalen van het groeps-GTV meer rekening gehouden moet worden met toekomstige ontwikkelingen. PVB geeft aan dat er meer ruimte moet zijn voor al bestaande pieken en dat ook de ontwikkelprognoses van bedrijven meegenomen moeten worden. Impuls Zeeland is van mening dat het aanpassen van het groepsprofiel altijd mogelijk moet zijn. StER, SEH, IC Kampen en NVVP zijn van mening dat er gebruik gemaakt moet worden van een toekomstig groepsprofiel of een groeipad waarin rekening gehouden wordt met autonome groei, voorgenomen investeringen, nieuwe vestigingen, nieuwe toetreders, aantoonbaar netbewust gedrag, beschikbare netruimte en concrete uitbreidingsplannen als basis voor het bepalen van het groeps-GTV. Particulier V. geeft aan dat er een krimp- of groeipad vastgesteld zou moeten worden om zo tot optimale benutting van de infrastructuur te komen. IC Kampen geeft aan dat er bij de start van de groepstransportovereenkomst al meer vermogen gereserveerd zou moeten worden voor toekomstige groei.

  • 146. StER, GTNL, NVVP en Particulier V. zijn van mening dat er sprake zou moeten zijn van een periodieke herijking van het groeps-GTV, bijvoorbeeld jaarlijks, of eerder bij significante wijzigingen.

Reactie ACM

  • 147. De wijze waarop het groeps-GTV bepaald wordt geeft ruimte om onder andere natuurlijke groei, voorgenomen investeringen en nieuwe vestigingen mee te nemen als deze voldoende concreet zijn en binnen een redelijke termijn gerealiseerd zullen worden. De impact die een nieuwe toetreder zal hebben op het groeps-GTV wordt bepaald op het moment dat er een daadwerkelijk verzoek tot deelname aan de groepstransportovereenkomst door deze aangeslotene gedaan wordt.

  • 148. Wijziging van het groepsprofiel is mogelijk binnen het afgegeven groeps-GTV. Dit betekent dat deelnemers kunnen blijven groeien als hiervoor ruimte is binnen het groeps-GTV. De groep kan onderling afstemmen wie wanneer gebruik maakt van het groeps-GTV. Door bijvoorbeeld pieken van individuele aangeslotenen te verplaatsen in de tijd of door invoeding en afname zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen kan een groep groeiruimte voor de deelnemers creëren.

  • 149. Als een groep een hoger groeps-GTV nodig heeft, dan kan zij hiervoor via de gemachtigde een aanvraag bij de netbeheerder doen. Als een groep het groeps-GTV juist wil verlagen, dan geeft de groep dit ook bij de netbeheerder aan. Herijking van het groeps-GTV gebeurt dus alleen op verzoek van de groep.

4.4.13 Zienswijze: Betrokkenheid gemachtigde en groep

Respondenten: VEMW, de gezamenlijke netbeheerders, ProRail en Particulier V.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 150. Respondenten geven aan dat inspraak van de groep bij het bepalen van het groeps-GTV belangrijk is. De gezamenlijke netbeheerders geven aan het van belang te vinden om de groep goed te horen en hun belangen en behoeften zoveel mogelijk mee te nemen bij het bepalen van het groeps-GTV. VEMW en ProRail geven aan dat onduidelijk is wat ‘in afstemming met de gemachtigde’ betekent in het voorgestelde artikel 7.1e, vijfde lid. ProRail vraagt in hoeverre de gemachtigde daadwerkelijk betrokken wordt bij het bepalen van het groeps-GTV, wat zijn rol is in dit proces, en of de netbeheerder overeenstemming moet bereiken met de gemachtigde over de hoogte van het groeps-GTV, of dat de netbeheerder dit eenzijdig mag bepalen, waarop de gemachtigde zijn visie kan geven. VEMW geeft aan dat het belang van de groep leidend moet zijn bij het bepalen van het groeps-GTV en dat het voorgestelde artikel tot gevolg heeft dat de netbeheerder het groeps-GTV anders kan vaststellen dan dat de groep wenst. Particulier V. stelt voor dat de gemachtigde in overleg met de groep komt met een onderbouwd voorstel voor het benodigde groeps-GTV en dat de netbeheerder dit vervolgens kan betwisten. De historische piekanalyse kan hierbij volgens Particulier V. helpen, maar mag niet leidend zijn.

Reactie ACM

  • 151. De gemachtigde vertegenwoordigt de groep in het proces van het bepalen van het groeps-GTV. Betrokkenheid van de groep in dit proces is nodig, omdat de groep uiteindelijk moet werken met het beschikbaar gestelde groeps-GTV. Het moet dan ook aansluiten bij het gedrag van de groepsleden en bij de concrete toekomstplannen, en daarmee passen bij het toekomstige netgebruik van de groep. Daarom is het aan de gemachtigde om namens de groep aan te geven hoe het gewenste netgebruik van de groep eruit ziet.

  • 152. Indien van een aangeslotene geen historisch profiel beschikbaar is, maar deze wel GTV toegekend heeft gekregen, dan wordt er gebruik gemaakt van een geprognosticeerd profiel. Dit geprognosticeerde profiel moet aansluiten bij het te verwachten netgebruik van de aangeslotene. Als de groep van mening is dat dit niet het geval is, dan kan de gemachtigde hierover met de netbeheerder in gesprek gaan om tot overeenstemming te komen.

  • 153. Als een netbeheerder pieken uit de data op basis waarvan het groeps-GTV bepaald wordt weg wil filteren, dan krijgt de groep via de gemachtigde de mogelijkheid om aan te tonen dat de piek representatief is voor het netgebruik van de groep. In de toelichting bij het ontwerpbesluit staat dat de gemachtigde de kans krijgt om hierover met de netbeheerder in gesprek te gaan. Zoals aangegeven in het antwoord op de zienswijze onder 4.4.7 is de ACM van mening dat dit te vrijblijvend is voor de netbeheerder. De ACM heeft daarom de toelichting op het dictum aangepast.

  • 154. Indien een groep behoefte heeft aan extra capaciteit dan dat zij op basis van het proces van het bepalen van het groeps-GTV toegekend heeft gekregen, dan kan de groep hier via de gemachtigde een aanvraag voor doen bij de netbeheerder.

4.4.14 Zienswijze: Aangevraagd vermogen door deelnemers

Respondenten: Broeklanden, ECAH, GTNL, IC Kampen, Impuls Zeeland, Joulz, ProRail en SEH.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 155. Respondenten vragen wat er gebeurt met aangevraagd vermogen waarvoor aangeslotenen al in de wachtrij staan. Zij stellen voor dat de aanvraag en de positie in de wachtrij behouden blijven als een aangeslotene deelneemt aan een groepstransportovereenkomst. Het zou volgens deze respondenten niet wenselijk zijn als partijen die deelnemen aan een groep hun plek in de wachtrij verliezen.

  • 156. Impuls Zeeland geeft aan dat het mogelijk moet zijn dat extra capaciteit die door een aangeslotene aangevraagd is en die hij aangeboden krijgt, toegewezen wordt aan de groep, maar dat deze aangeslotene ook afstand moet kunnen doen van de aangeboden capaciteit als deze dat niet meer nodig acht. SEH geeft aan dat door een aangeslotene aangevraagde capaciteit toebedeeld moet worden aan de groep, waarbij deze aangeslotene tijdens de transitieperiode het recht krijgt om zijn eerdere aanvraag te effectueren.

Reactie ACM

  • 157. Een aangeslotene die transportvermogen krijgt toegekend kan zelf bepalen wat hij hiermee doet. Dit volgt uit artikel 7.1e, zesde lid, van de Netcode en uit de toelichting op dit besluit. Dit geldt zowel voor aanvragen die gedaan zijn voordat de aangeslotene deelnam aan de groepstransportovereenkomst, als voor aanvragen die gedaan zijn gedurende de deelname aan de groepstransportovereenkomst. Iedereen kan namelijk een verzoek om transportcapaciteit doen bij zijn netbeheerder op grond van artikel 24, eerste lid, van de E-wet. De netbeheerder behandelt dit verzoek op dezelfde manier als ieder ander verzoek.

  • 158. De ACM stelt met dit besluit geen regels op over wanneer de netbeheerder een aanvraag van de wachtlijst mag verwijderen. Een logisch moment is in ieder geval het intrekken van een verzoek.

4.4.15 Zienswijze: Level playing field/richtlijn voor bepalen groeps-GTV

Respondenten: VNG, de gezamenlijke netbeheerders, ESNL, MRU en NVVP.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 159. Respondenten geven aan dat ze het belangrijk vinden dat netbeheerders gelijke gevallen gelijk behandelen en dat er een level playing field is bij het bepalen van het groeps-GTV. Zij verzoeken de ACM daarom om ervoor te zorgen dat netbeheerders op dezelfde wijze tot het vaststellen van het groeps-GTV komen. VNG stelt voor dat netbeheerders hun beoordelingssysteem op elkaar moeten afstemmen. ESNL vraagt de ACM om een richtlijn op te stellen voor de netbeheerders die zij moeten volgen bij het bepalen van het groeps-GTV. MRU vraagt de ACM om landelijk vast te leggen dat alle bedrijven op gelijke wijze benaderd worden. NVVP vraagt de ACM om netbeheerders te verplichten om een transparant afwegingskader te hanteren.

  • 160. De gezamenlijke netbeheerders geven aan het eens te zijn met de door de ACM voorgestelde stappen in het ontwerpbesluit voor het bepalen van het groeps-GTV en om dit te wijzigen ten opzichte van het ingediende voorstel. De gezamenlijke netbeheerders geven daarbij aan dat zij het belang van transparantie onderschrijven en zich bij de implementatie zoveel mogelijk in te spannen om verdere criteria gezamenlijk op te stellen.

Reactie ACM

  • 161. De ACM stelt met dit codewijzigingsbesluit reeds een algemeen regelgevend kader op waaraan netbeheerders gebonden zijn. Netbeheerders moeten handelen op een manier die past binnen dit kader. Daarnaast geldt dat netbeheerders op grond van artikel 24, derde lid, van de E-wet verplicht zijn om non-discriminatoir te handelen. Netbeheerders dienen gelijke gevallen dus gelijk te behandelen. Dat geldt uiteraard ook voor groepen. Dit betekent niet dat netbeheerders alle groepen hetzelfde dienen te behandelen. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de groep van aangeslotenen en de configuratie van het net.

  • 162. De ACM verwelkomt dat de gezamenlijke netbeheerders aangeven zich in zullen spannen om verdere criteria zoveel mogelijk gezamenlijk op te stellen. Voor bepaalde onderdelen, zoals de inbedrijfsname- en beheersprotocollen die de netbeheerders hanteren voor de toetsing of groepen in staat zijn om zich aan de gemaakte afspraken te houden, neemt de ACM dit als verplichting op. De ACM neemt geen algemene verplichting op voor de netbeheerders om alle aangeslotenen die een groepstransportovereenkomst willen aangaan of al gesloten hebben op dezelfde wijze te behandelen.

4.5 Toe- en uittreding van partijen binnen de groep

4.5.1 Zienswijze: Groep bepaalt wie toe mag treden

Respondenten: Particulier B., MRU en VNG.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 163. Respondenten geven aan dat zij het zorgelijk vinden dat de groep zelf mag bepalen wie er deelneemt aan een groepstransportovereenkomst. Hierdoor kunnen partijen worden uitgesloten van deelname. Respondenten spreken de zorg uit dat hierdoor de non-discriminatoire nettoegang in gevaar komt. Dit wordt nu immers niet meer geborgd door de netbeheerder, maar is afhankelijk van de bereidheid van de groep om iemand toe te laten. Partijen die helpen om netcongestie te verminderen of helpen om decentrale opwek en afname op elkaar af te stemmen kunnen zo ook uitgesloten worden. Sommige respondenten suggereren dat partijen op grond van bepaalde criteria toegang moeten kunnen krijgen tot een groepstransportovereenkomst.

Reactie ACM

  • 164. De ACM verwijst ten eerste naar paragraaf 3.8 en haar antwoord in paragraaf 4.7.1 op de zienswijzen die over het onderwerp non-discriminatie gaan. De ACM maakt onderscheid tussen twee situaties. Ten eerste kent de netbeheerder transportcapaciteit toe op non-discriminatoire wijze. De manier waarop de netbeheerder dit doet staat beschreven in hoofdstuk 7 van de Netcode. Ten tweede kunnen groepen van aangeslotenen besluiten om een groepstransportovereenkomst aan te gaan om daarmee reeds gecontracteerde transportcapaciteit onderling te delen. Zoals beschreven in paragraaf 3.8 gaat het hier niet om handelen van de netbeheerder maar om handelen van de aangeslotenen die een groep vormen. Aangeslotenen mogen zelf bepalen met wie ze een groep willen vormen.

4.5.2 Zienswijze: Groeps-GTV bepalen bij toetreden

Respondenten: Broeklanden, Eregie, IPO, PVB en SEH.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 165. Eregie brengt in dat duidelijk in het codebesluit moet worden opgenomen hoe omgegaan wordt met mutaties binnen de groep. Volgens Eregie is het belangrijk dat een groepstransportovereenkomst aangepast kan worden, onder meer wanneer nieuwe deelnemers toetreden. Volgens Eregie is onduidelijk hoe het wijzigen van het groeps-GTV werkt.

  • 166. PVB en IPO vinden dat het opnieuw berekenen van het groeps-GTV bij toetreding van een nieuwe deelnemer volgens de werkwijze die wordt beschreven in paragraaf 3.5 een belemmerend effect heeft. PVB stelt voor dat de bestaande afspraken gerespecteerd worden bij toetreding.

  • 167. Broeklanden voert aan dat het historische, individuele GTV van toetreders beschermd zou moeten worden. Zij hebben hier immers in het verleden voor betaald en raken nu hun individuele GTV kwijt bij toetreding.

  • 168. SEH merkt op dat onduidelijk is of verbruik en opwek los van elkaar worden meegenomen bij de historische en geprognosticeerde profielen bij het opnieuw bepalen van het groeps-GTV of dat er sprake is van een netto profiel. Daarnaast vraagt SEH zich af of er bij het vaststellen van een nieuw groeps-GTV bij toetreden ook rekening gehouden wordt met (onderbouwde) toekomstplannen.

Reactie ACM

  • 169. De ACM volgt de inbreng van Eregie en SEH dat de wijze van opnieuw vaststellen van het groeps-GTV bij toetreding verduidelijkt kan worden. De ACM heeft daarom artikel 7.1e, vierde en vijfde lid, van de Netcode verduidelijkt. De ACM heeft hiertoe het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders uit hun reactie van 8 september 2025 overgenomen (zie paragraaf 4.5.7). Daarnaast heeft de ACM in paragraaf 3.6 verduidelijkt dat wanneer een nieuwe partij toetreedt tot de groep het proces dat beschreven wordt in paragraaf 3.5 (Bepalen van het gecontracteerd transportvermogen) opnieuw gevolgd wordt. Dit geldt ook voor het vaststellen van het groepstransportvermogen bij uittreding binnen de transitieperiode. Dit beantwoordt ook de vraag van SEH over toekomstplannen.

  • 170. Bij uittreding na de transitieperiode wordt het proces uit artikel 7.1e, achtste lid, van de Netcode gevolgd (zie paragraaf 3.6). Omdat het hierbij gaat om een verdeling van het afgegeven groeps-GTV hoeft in deze situatie het proces zoals omschreven in artikel 7.1e, vijfde lid, van de Netcode niet gevolgd te worden.

  • 171. Voor een reactie op de zienswijzen van PVB en IPO verwijst de ACM naar paragraaf 3.5 van dit besluit. Volgens de ACM heeft deze procedure geen belemmerend effect voor de bedrijfsvoering. In reactie op de zienswijze van Broeklanden verwijst de ACM naar de paragrafen 3.5 en 4.4 van dit besluit. De ACM legt daarin uit hoe het groeps-GTV wordt vastgesteld en waarom dat zo is.

  • 172. In reactie op de stelling van SEH over de scheiding tussen GTV voor invoeding en afname verwijst de ACM naar paragraaf 3.5 van dit besluit. Het groeps-GTV wordt ‘netto’ vastgesteld.

4.5.3 Zienswijze: Toetreden met alternatieve transportrechten

Respondenten: Eregie.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 173. Eregie vindt het onvoldoende duidelijk of partijen met een alternatief transportrecht, capaciteitsbeperkingscontract of zonder GTV dezelfde rechten en plichten kennen bij toe- en uittreden. Het risico voor toetreding zou voor alle deelnemers gelijk moeten zijn.

Reactie ACM

  • 174. De ACM bevestigt dat voor alle aangeslotenen dezelfde rechten en plichten gelden als het gaat om het transportrecht in artikel 7.1 van de Netcode. De ACM wijst er op dat aangeslotenen die toetreden tot een groep hun individuele transportrechten inleveren in ruil voor een gezamenlijk groepstransportvermogen. Hieronder vallen ook alternatieve transportrechten en capaciteitsbeperkingscontracten die individuele transportrechten beperken.

  • 175. Op basis van artikel 7.1e, vijfde lid, van de Netcode bepaalt de netbeheerder het groepstransportvermogen. De ACM heeft dit toegelicht in paragraaf 3.5 van dit besluit. Hierin is beschreven dat de netbeheerder bij het bepalen van het groepstransportvermogen niet uitgaat van het GTV van individuele aangeslotenen. Kortgezegd gaat de netbeheerder uit van gewenst netgebruik, historische en geprognosticeerde profielen, gelijktijdigheid van het netgebruik en toekomstplannen. Dit is ook het geval wanneer aangeslotenen een alternatief transportrecht, capaciteitsbeperkingscontract of geen GTV hebben. Zo zal een aangeslotene zonder GTV een profiel zonder afname en invoeding hebben en zal een aangeslotene met een alternatief transportrecht waarschijnlijk geen volcontinu profiel hebben. Bij uittreden gelden de regels uit artikel 7.1e, zesde tot en met negende lid, van de Netcode onverkort voor alle groepsdeelnemers. De ACM licht in paragraaf 3.14 toe dat groepen ook alternatieve transportrechten kunnen afsluiten.

4.5.4 Zienswijze: Afstemmen met netbeheerder over uittreden

Respondenten: VNO-NCW/MKB en VEMW.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 176. Respondenten vinden het voorgestelde artikel 7.1e, zevende en achtste lid, van de Netcode onduidelijk. In het zevende lid wordt aangegeven dat de gemachtigde de netbeheerder ‘informeert’ over afspraken rond de duur van de transitieperiode. In het achtste lid staat dat de afspraken binnen de groep over uittreden met de netbeheerder moeten worden afgestemd. Dit wijst volgens respondenten op een instemmingsvereiste. Respondenten verzoeken de ACM om twee dingen aan te passen. In het achtste lid zou de afstemmingsverplichting vervangen moeten worden door een plicht om de netbeheerder te informeren over de afspraken. Daarnaast zou de ACM moeten verduidelijken dat het achtste lid van toepassing is op uittreding na de transitieperiode die in het zevende lid wordt beschreven.

Reactie ACM

  • 177. De ACM wijst er op dat in artikel 7.1e, achtste lid, van de Netcode gesproken wordt over afstemming met de netbeheerder omdat deze met de verdeling van het groeps-GTV bij uittreding moet instemmen. Deze instemming is niet nodig bij het doorgeven van de keuze van de groep om wel of geen transitieperiode (artikel 7.1e, zevende lid) te hanteren en bij de lengte van deze transitieperiode. De groep bepaalt dit zelf.

  • 178. Uit paragraaf 3.6 volgt dat bij uittreding van een of meerdere deelnemers van de groep de netbeheerder op grond van artikel 7.1e, achtste lid moet kunnen toetsen of de door de groep voorgestelde verdeling van het GTV nettechnisch mogelijk is. Van belang is dat de voorgenomen verdeling geen risico’s voor de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer opleveren. De ACM is het in zoverre eens met respondenten dat duidelijk moet zijn wat de ‘afstemming’ uit artikel 7.1e, achtste lid, van de Netcode inhoudt.

  • 179. De ACM past naar aanleiding van deze zienswijzen artikel 7.1e, achtste lid, van de Netcode aan zodat duidelijk is dat dit artikellid van toepassing is in de situatie dat partijen uittreden buiten de transitieperiode, zoals bedoeld in artikel 7.1e, zevende lid, van de Netcode.

  • 180. De ACM verduidelijkt daarnaast in artikel 7.1e, achtste lid, van de Netcode dat de groep de verdeling afspreekt en de netbeheerder deze toetst (zie ook paragraaf 4.5.5). De ACM neemt op dat de netbeheerder de criteria uit artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4, van de Netcode hanteert om te beoordelen of de voorgestelde verdeling nettechnisch mogelijk is.

4.5.5 Zienswijze: Vermogen bij uittreden

Respondenten: Eregie, ESNL, IC Kampen, IPO, MRU, NVVP, SEH, Particulier V. en VNO-NCW Regio.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 181. Respondenten wijzen er in algemene zin op dat het wenselijk is dat de groep zelf bepaalt hoe het GTV van de groep verdeeld wordt bij uittreding van één of meerdere partijen uit de groep. Dit hangt samen met de manier waarop het groeps-GTV bepaald wordt. Dit groeps-GTV kan namelijk lager zijn dan de som van de individuele gecontracteerde transportvermogens bij instappen. Wanneer dit groeps-GTV (na de transitieperiode) over alle leden verdeeld zou worden, krijgen zij daardoor gezamenlijk minder terug dan dat ze gezamenlijk als vermogen bij de groep hebben ingebracht. Volgens respondenten zouden partijen moeten kunnen uittreden met hetzelfde vermogen dat ze hebben ingebracht in de groep, omdat deelname anders een risico met zich mee brengt.

  • 182. Eregie wijst erop dat uittreding geen negatieve gevolgen mag hebben voor het net, de uittredende partij en de groep. Eregie stelt daarom een ‘reductiepercentage’ voor. Particulier V. geeft het tegenovergestelde aan, namelijk dat een pro-rata verdeling van de capaciteit bij uittreding niet altijd de juiste benadering is.

  • 183. Een aantal respondenten geeft aan dat er een risico is dat de groep transportvermogen verliest in onvoorziene omstandigheden, zoals bij faillissement of verhuizing van een groepsdeelnemer.

Reactie ACM

  • 184. De ACM maakt voor het verdelen van het groeps-GTV geen onderscheid tussen uittreden en opheffen van de groep; bij opheffen van de groep zijn alle deelnemers uittreders en gelden dezelfde regels voor alle deelnemers. Op basis van artikel 7.1e, zevende lid, van de Netcode kan een groep een transitieperiode van maximaal drie jaar afspreken. Gedurende deze periode kan een uittreder terugvallen op zijn voormalige individuele transportvermogen. De som van de individuele GTV’s die deelnemers inbrengen is in veel gevallen hoger dan het groeps-GTV (zie paragraaf 3.5). Aanvullend transportvermogen dat na vorming van de groep aan de groep is toegekend kan gebruikt worden door de deelnemers aan de groep. Tijdens de transitieperiode moet een netbeheerder bij de berekening van de beschikbare en benodigde capaciteit in zijn net rekening houden met uittreders en met het opheffen van de groep. Ondanks dat het groeps-GTV lager is dan de som van de individuele GTVs, kan de netbeheerder daarom de vrijgekomen capaciteit nog niet (vast) uitgeven. Bovenstaande zienswijzen gaan volgens de ACM dus niet over uittreding of het opheffen van de groep gedurende de transitieperiode. Daarbinnen is terugval op het oorspronkelijke individuele GTV namelijk al geborgd.

  • 185. Na de transitieperiode kan (vaste) transportcapaciteit in het net van de netbeheerder vrijkomen doordat het groeps-GTV over het algemeen lager zal zijn dan de som van de individuele GTV’s van de deelnemers. Dit is een belangrijk voordeel van de groepstransportovereenkomst voor alle netgebruikers en voor de netbeheerder. Het belang dat een aantal respondenten noemt staat daar tegenover: partijen zouden bij uittreding minder vermogen terug kunnen krijgen dan ze in hebben gebracht in de groep. De ACM begrijpt dat dit een drempel kan opwerpen voor toetreding.

  • 186. Daar staan ook voordelen tegenover voor de deelnemers. Zij kunnen het groeps-GTV delen met elkaar waarmee door een efficiëntere netbenutting ruimte ontstaat voor individuele groei binnen het groeps-GTV. Deze ruimte kan ook ontstaan door het afstemmen van gelijktijdige invoeding en afname van elektriciteit. De deelnemers kunnen ook de kosten van het transporttarief delen. De ACM heeft de belangen van de deelnemers en de belangen van overige relevante partijen, zoals andere netgebruikers en netbeheerders, tegen elkaar afgewogen. Met het oog op de belangen van de groepsdeelnemers heeft de ACM daarom een transitieperiode in het besluit opgenomen (zie paragrafen 3.7 en 4.6 van dit besluit). Tegelijkertijd heeft de ACM met het oog op de belangen van andere partijen die (ook) transportcapaciteit willen en hiervoor op de wachtlijst staan, vastgesteld dat na het aflopen van de transitieperiode de netbeheerder de transportcapaciteit die vrijkomt kan aanbieden aan partijen die op de wachtlijst staan.

  • 187. Verder wijst de ACM erop dat deelnemers aan een groep vrij zijn om gezamenlijk te bepalen hoe zij het groeps-GTV verdelen bij uittreden na afloop van de transitieperiode. Hiervoor gelden twee regels. De eerste regel is dat de groep niet meer transportcapaciteit kan verdelen dan dat de groep gecontracteerd heeft. Ten tweede geldt dat de netbeheerder toetst of de veiligheid en betrouwbaarheid van het en het doelmatig netbeheer geborgd zijn onder de voorgestelde verdeling. De ACM legt in paragraaf 3.6 van dit besluit uit waarom deze afstemming belangrijk is. In paragraaf 4.5.4 heeft de ACM dit verduidelijkt. Binnen deze regels zijn groepen vrij om een verdeling vast te stellen. Zo kunnen zij bijvoorbeeld een ‘reductiepercentage’ met elkaar afspreken. Ook bij faillissement of verhuizing is het aan de groep om onderling afspraken te maken over de gevolgen hiervan voor het groeps-GTV.

  • 188. De ACM concludeert dat groepen zelf afspraken kunnen maken over de verdeling van het groeps-GTV bij uittreding, zolang zij zich aan de twee regels houden die hiervoor genoemd zijn. Daarbij kunnen leden van een groep samen regelen dat hun individuele belangen geborgd zijn. De ACM ziet in de zienswijzen dan ook geen aanleiding om het besluit te wijzigen.

4.5.6 Zienswijze uittreden: omzetten groepstransportovereenkomst in individuele aansluit- en transportovereenkomst

Respondenten: ProRail en VEMW.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 189. ProRail verzoekt de ACM om in het voorgestelde artikel 7.1e, negende lid, van de Netcode te verduidelijken dat een uittreder gebruik kan blijven maken van het groeps-GTV totdat de uittreder een nieuwe aansluit- en transportovereenkomst heeft gekregen.

  • 190. VEMW verzoekt de ACM om te verduidelijken dat de netbeheerder bij het omzetten van de groepstransportovereenkomst voor de uittredende deelnemers uitgaat van het GTV zoals bepaald in lid 7 of 8 van artikel 7.1e van de Netcode.

Reactie ACM

  • 191. De ACM is het met ProRail eens dat het uitgangspunt bij uittreden is dat de deelname van een aangeslotene aan een groepstransportovereenkomst beëindigd wordt op het moment dat deze in een individuele aansluit- en transportovereenkomst wordt omgezet. Daarbij krijgt de aangeslotene GTV toegekend conform artikel 7.1e, zevende of achtste lid, van de Netcode en/of op basis van een individueel verzoek om transportcapaciteit op grond van artikel 24 van de E-wet.

  • 192. Een aangeslotene kan gebruik maken van het groeps-GTV conform de afspraken met de groep en de netbeheerder zolang hij contractueel partij is in de groepstransportovereenkomst. Op het moment dat de deelname beëindigd wordt kan deze aangeslotene geen gebruik meer maken van het groeps-GTV. De ACM volgt de suggestie van ProRail daarom niet.

  • 193. Artikel 7.1e, zevende en achtste lid, van de Netcode benoemen beide welk GTV kan worden meegenomen in de situatie dat een individueel lid de groep verlaat. Volgens de ACM is daarmee duidelijk dat dit gaat om de situatie zoals bedoeld in het negende lid van dat artikel. De ACM constateert daarnaast dat de netbeheerder niet alleen uitgaat van het GTV op grond van artikel 7.1e, zevende of achtste lid, van de Netcode, maar mogelijk ook van GTV dat aangeboden is op grond van een aanvraag voor transportvermogen, zoals bedoeld in artikel 24 van de E-wet. De ACM volgt de suggestie van VEMW niet.

4.5.7 Zienswijze: Voorwaarden toe- en uittreding

Respondenten: De gezamenlijke netbeheerders.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 194. De gezamenlijke netbeheerders verzoeken de ACM om de tekst van artikel 7.1e, tweede tot en met zesde lid van het voorstel over te nemen, in plaats van de tekst die de ACM in artikel 7.1e, zevende en achtste lid, van de Netcode heeft opgenomen. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om artikel 7.1e, negende lid, van de Netcode te schrappen.

  • 195. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat in de tekst van het voorstel duidelijker wordt omschreven hoe met verschillende gevallen van toetreding en daar bijbehorende wijzigingen om dient te worden gegaan. Hierbij verwijzen de gezamenlijke netbeheerders naar artikel 7.1e, tweede tot en met zesde lid, van het voorstel.

  • 196. In hun brief van 8 september 2025 hebben de gezamenlijke netbeheerders in reactie op vragen van de ACM voorgesteld om twee verduidelijkingen toe te voegen in artikel 7.1e, vierde en vijfde lid, van de Netcode met betrekking tot het wijzigen van de groepstransportovereenkomst:

    • “4. De netbeheerder zet bij het aangaan of wijzigen van een groepstransportovereenkomst door een groep de individuele aansluit- en transportovereenkomsten om in een gezamenlijke groepstransportovereenkomst voor de groep en een individuele aansluitovereenkomst voor elk van de afzonderlijke aangeslotenen.”

    • “5. De netbeheerder bepaalt bij het aangaan of wijzigen van een groepstransportovereenkomst in afstemming met de gemachtigde van een groep van aangeslotenen binnen een redelijke termijn het gecontracteerd transportvermogen dat aan de groep aangeboden wordt, waarbij door de netbeheerder ten minste de volgende gegevens worden betrokken: [...]”

  • 197. Daarnaast verzoeken de gezamenlijke netbeheerders de ACM om de voorwaarden over uittreden die zij in artikel 7.1e, achtste lid, van het voorstel hadden opgenomen over te nemen. De gezamenlijke netbeheerders vinden dat de voorwaarden die zij in het voorstel hadden opgenomen de rechtszekerheid voor aangeslotenen en de netbeheerder vergroten. De gezamenlijke netbeheerders willen voorkomen dat discussie ontstaat over de hoogte van het GTV bij uittreden en willen voorkomen dat groepsleden met meer vermogen uittreden dan dat ze hebben ingebracht in de groep.

  • 198. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om artikel 7.1e, negende lid, van de Netcode te schrappen. Volgens de gezamenlijke netbeheerders is er namelijk al een termijn voor het omzetten van de groepstransportovereenkomst en de individuele aansluitovereenkomst van de uittreder in een individuele aansluit- en transportovereenkomst voor de uittreder en een nieuwe groepstransportovereenkomst. Die staat volgens de gezamenlijke netbeheerders in artikel 8.4 van de Netcode. In hun brief van 8 september 2025 verduidelijken de gezamenlijke netbeheerders dat het niet mogelijk is om een generieke termijn op te nemen voor het omzetten van een groepstransportovereenkomst naar een nieuwe groepstransportovereenkomst en een individuele aansluit- en transportovereenkomst voor de uittreder. Dit is volgens de gezamenlijke netbeheerders maatwerk en is daarmee afhankelijk van de complexiteit van de groep, de rol en grootte van de uittredende partij, de lokale netopbouw en eventuele deellimieten en de vraag of uittreding leidt tot aanpassingen in de resterende groepsafspraken.

Reactie ACM

  • 199. De ACM is het met de gezamenlijke netbeheerders eens dat een aantal regels omtrent toetreding verduidelijkt kunnen worden. De ACM constateert dat de tekst van artikel 7.1e, tweede tot en met vierde lid, van het codevoorstel van de gezamenlijke netbeheerders niet gaan over toe- en uittreding maar over het vormen van een groep.

  • 200. Enkel het vijfde en zesde lid van het door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde artikel 7.1e van de Netcode gaan over toetreding. Om het proces voor het bepalen van het groepstransportvermogen te verduidelijken heeft de ACM een aantal suggesties van andere respondenten (zie paragraaf 4.5.2 en 4.5.5) overgenomen. Zo heeft de ACM in artikel 7.1e, derde lid, van de Netcode verduidelijkt dat een aanvraag voor toetreding tot een bestaande groep via de gemachtigde loopt. De ACM verduidelijkt op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders in artikel 7.1e, vijfde lid, van de Netcode dat het proces voor het bepalen van het groepstransportvermogen ook gevolgd wordt bij toetreding van nieuwe partijen en bij uittreding van deelnemers tijdens de transitieperiode. Hiermee is volgens de ACM voldoende duidelijk hoe met het bepalen van het groepsvermogen in verschillende situaties van toe- en uittreden moet worden omgegaan.

  • 201. De ACM is het met de gezamenlijke netbeheerders eens dat de voorwaarden over uittreden van groepsleden duidelijk moeten zijn, zodat zowel aan aangeslotenen als aan netbeheerders zekerheid geboden wordt. De ACM vindt dat het door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde artikel 7.1e, achtste lid, onderdelen b en c, onnodig beperkingen oplegt aan de groep. De ACM vindt het belangrijk dat voor zowel de groep, de uittreder, als de netbeheerder duidelijk is hoe het vermogen bij uittreding verdeeld wordt. De netbeheerder moet daarbij nagaan of hierbij de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven. In hun reactie van 23 oktober 2025 bevestigen de gezamenlijke netbeheerders dat deze verdeling getoetst kan worden aan de hand van de criteria van artikel 7.1e, vierde lid, onderdeel f, onder 4, van de Netcode. Buiten deze toets vindt de ACM het niet aan de netbeheerder om voorwaarden te stellen aan de door de groep afgesproken verdeling. Het is aan de groep om te bepalen hoe ze het GTV wil verdelen. De ACM neemt niet in de Netcode niet op dat de verdeling van tevoren in de groepstransportovereenkomst moet worden vastgelegd. Ook zonder dat dit in de Netcode gespecificeerd is, kan de netbeheerder dit erin opnemen. De ACM beschrijft in paragraaf 4.5.2 van dit besluit haar verduidelijking van het proces voor het verdelen van vermogen bij uittreden.

  • 202. De ACM volgt het standpunt van de gezamenlijke netbeheerders over het omzetten van de transportovereenkomst van een uittreder naar een individuele aansluit- en transportovereenkomst en het aanpassen van de groepstransportovereenkomst deels. De termijnen in artikel 8.4 van de Netcode zien niet op het omzetten van de transportovereenkomst van de uittreder in een aansluit- en transportovereenkomst en op het aanpassen van de groepstransportovereenkomst. De ACM vindt het belangrijk dat deze omzetting snel geregeld kan worden als dat nodig is.

  • 203. Artikel 8.4 van de Netcode bevat een aantal kwaliteitsvoorwaarden en termijnen voor het behandelen van aanvragen voor grootverbruikersaansluitingen voor transportvermogen. Hieronder vallen onder meer termijnen voor het verzenden van offertes voor het realiseren van een aansluiting en voor het verzenden van offertes voor of afwijzingen van transportverzoeken. De ACM constateert dat deelnemers aan een groepstransportovereenkomst al beschikken over een aansluiting waarmee zij deelnemen aan de groep (artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel a, van de Netcode). Daarnaast kan de uittreder op grond van artikel 24 van de E-wet of artikel 7.1e, zevende of achtste lid, van de Netcode recht krijgen op transportcapaciteit bij uittreden. Als dat niet het geval is kan ook een aansluit- en transportovereenkomst overeen worden gekomen zonder dat er GTV toegekend wordt. De termijnen uit artikel 8.4 van de Netcode zijn dus bedoeld voor een andere situatie; namelijk voor de situatie dat een aangeslotene een aansluiting of transportcapaciteit aanvraagt. Dat is beide niet het geval wanneer een partij uittreedt uit een groepstransportovereenkomst. Wanneer een partij uittreedt en daarnaast een (wijziging van zijn) aansluiting of transportvermogen aanvraagt, behandelt de netbeheerder het aansluit- en/of transportverzoek op de wijze die in de E-wet en de Netcode is vastgelegd, onder meer in artikel 8.4 van de Netcode.

  • 204. De ACM constateert tot slot dat de termijn van tien werkdagen uit artikel 8.4, onder e, van de Netcode, waarop de termijn uit het in het ontwerpbesluit voorgestelde artikel 7.1e, negende lid, van de Netcode gebaseerd is, geen aansluittermijn is, maar de termijn waarbinnen de netbeheerder een offerte moet uitbrengen voor het realiseren van een aansluiting met een aansluitcapaciteit tot en met 10 MVA. De ACM volgt de inbreng van de gezamenlijke netbeheerders dat de termijn van tien werkdagen niet aansluit bij de situatie waarin bij uittreding de groepstransportovereenkomst aangepast moet worden en er een individuele aansluit- en transportovereenkomst aangegaan moet worden met de uittredende partij(en). De ACM neemt daarom in artikel 7.1e, negende lid, van de Netcode op dat de netbeheerder de groepstransportovereenkomst bij uittreding binnen redelijke termijn omzet in een aangepaste groepstransportovereenkomst en een individuele aansluit- en transportovereenkomst.

4.6 De transitieperiode

4.6.1 Zienswijze: Lengte transitieperiode

Respondenten: Particulier B., Coöperatie ECHT, ECAH, ECB, Emmett Green, Eregie, de gezamenlijke netbeheerders, Havenbedrijf Rotterdam, IC Kampen, Joulz, Impuls Zeeland, IPO, Limburg, MRE, NAL Oost, Ned Zero, NEPROM, NVVP, ProRail, PVB, Rebel, SEH, StER, VEMW, Particulier V., VNG, VNO-NCW/MKB en VNO-NCW Regio.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 205. De meeste partijen kunnen zich in beginsel vinden in het voorstel voor een transitieperiode van drie jaar met de mogelijkheid voor de groep om een kortere transitieperiode af te spreken. Tegelijkertijd geven veel van deze respondenten aan dat zij een kortere of een langere transitieperiode wenselijk vinden.

  • 206. Respondenten brengen verschillende standpunten in om het belang van een voldoende lange transitieperiode te benadrukken. Respondenten herkennen dat een transitieperiode de drempel kan verlagen om deel te nemen aan een groepstransportovereenkomst om af te tasten of de samenwerking werkt. Deze drempel wordt lager als de transitieperiode langer is. Respondenten benadrukken dat het voor deelnemers belangrijk is om groeiperspectief te hebben en te houden bij deelname aan de groepstransportovereenkomst. Ze geven aan dat ze zekerheid nodig hebben dat hun bedrijfsproces kan blijven functioneren en dat ze geen transportrecht verliezen bij uittreden. Deze zekerheid is volgens hen groter als de transitieperiode langer is. Daarbij stellen respondenten ook dat een langere transitieperiode geen probleem hoeft te zijn voor de netbeheerder. Omdat de netbeheerder de netcapaciteit berekent op basis van profielen zou de netbeheerder geen extra capaciteit gereserveerd hoeven te houden tijdens de transitieperiode. Daarbij geven zij aan dat deelnemers onderling afspraken kunnen maken om een hogere kans op uittreding tegen te gaan, die samen zouden gaan met een langere transitieperiode. Een transitieperiode van minimaal drie jaar zou volgens respondenten nodig zijn om investeringen uit te werken of rendabel te kunnen maken.

  • 207. Andere respondenten benadrukken dat een langere transitieperiode nadelen heeft. Zij stellen dat het niet wenselijk is dat netbeheerders capaciteit lang reserveren voor eventuele uittreders. Respondenten stellen dat een kortere transitieperiode juist meer zekerheid biedt aan de groep. Tijdens de transitieperiode is de drempel om uit de groep te stappen lager en zouden partijen dus minder snel bereid zijn om gezamenlijk te investeren. Continuïteit en zekerheid worden volgens hen juist bevorderd door een kortere transitieperiode. Als partijen uitstappen delen ze hun transportvermogen niet meer met de groep. Dat is nadelig voor de rest van de groep. Respondenten brengen ook in dat deelnemers aan een groepstransportovereenkomst in de aanloop naar deelname al lang en grondig onderhandeld hebben en dus geen moeite zouden moeten hebben met het opgeven van individueel GTV. Investeringen worden volgens deze respondenten bovendien vaak voor periodes gedaan die veel langer zijn dan drie jaar.

  • 208. Respondenten geven aan het positief te vinden dat een groep voor een kortere transitieperiode kan kiezen. Hiermee kan de groep zelf een afweging maken tussen het bieden van zekerheid aan de individuele deelnemers en het bieden van zekerheid aan de groep. Rebel noemt dat het goed zou zijn als de groep op een later moment nog zou kunnen beslissen om de initieel gekozen transitieperiode alsnog in te korten. MRE pleit ervoor om prikkels in te bouwen die zorgen dat het voordelig is voor groepen om gebruik te maken van een kortere transitieperiode.

  • 209. Impuls Zeeland stelt voor om de mogelijkheid om een transitieperiode te hanteren uit te breiden voor partijen die later deel gaan nemen aan de groep. Bedrijven die later instappen zouden volgens Impuls Zeeland vanaf het moment waarop zij aan de groep deelnemen ook een transitieperiode van drie jaar moeten kunnen krijgen. De gezamenlijke netbeheerders geven in hun reactie van 8 september 2025 aan het enkel wenselijk te vinden als de transitieperiode altijd voor de groep als geheel geldt. Hun argumenten hiervoor zijn eenvoud en doelmatigheid.

Reactie ACM

  • 210. De ACM stelt vast dat de meeste respondenten zich kunnen vinden in een transitieperiode van drie jaar met een mogelijkheid om een kortere periode af te spreken. Verschillende partijen brengen daarnaast argumenten in voor een langere of juist kortere transitieperiode. Veel van de belangen die partijen noemen voor een kortere transitieperiode zijn geborgd door de flexibiliteit die artikel 7.1e, zevende lid, van de Netcode biedt aan de groep om een kortere transitieperiode af te spreken. Het achterliggende belang van de argumenten voor een langere transitieperiode lijkt vooral te zijn dat groepsdeelnemers liever geen afstand doen van hun individuele transportrecht.

  • 211. De ACM merkt daarover op dat ze begrijpt dat het aangaan van een groepstransportovereenkomst onderlinge afhankelijkheid en onzekerheid met zich meebrengt. De transitieperiode maakt het mogelijk voor de groep om in de praktijk te testen of men deze onderlinge afhankelijkheid met elkaar aan wil gaan. Het individuele transportvermogen van groepsleden wordt dus niet afgenomen na de transitieperiode, zoals sommige respondenten stellen. Deelnemers aan een groep ruilen op vrijwillige basis hun individuele transportvermogen in voor een gezamenlijk groepstransportvermogen op het moment dat zij toetreden tot de groep. Hiervoor betalen zij een gezamenlijk transporttarief.

  • 212. De ACM overweegt daarom op basis van alle reacties dat een transitieperiode van maximaal drie jaar redelijk is. Deze periode doet voldoende recht aan het (individuele) belang van groepsleden om de samenwerking af te kunnen tasten en waarborgt tegelijkertijd dat er niet onnodig lang transportcapaciteit gereserveerd wordt door de netbeheerder die niet kan worden vrijgegeven aan partijen op de wachtrij.

  • 213. In reactie op de zienswijze van Rebel constateert de ACM dat op het moment dat de transitieperiode afloopt er meer zekerheid ontstaat dat de groep niet uiteenvalt en dat groepsleden zullen uittreden. Deze zekerheid bevordert de samenwerking en investeringsbereidheid binnen de groep. Dat is ook een belangrijk doel van de groepstransportovereenkomst. De ACM begrijpt dat gedurende de initieel bepaalde transitieperiode al duidelijk kan worden dat de samenwerking goed werkt en dat deelnemers samen willen gaan investeren. De groep kan die samenwerking bestendigen door de transitieperiode eerder te beëindigen dan bij het aangaan van de groepstransportovereenkomst was afgesproken. Het eerder beëindigen van de transitieperiode heeft als bijkomend voordeel dat de netbeheerder er geen rekening meer mee hoeft te houden dat uittreders terugvallen op hun voormalige individuele GTV.

  • 214. De ACM wijzigt daarom artikel 7.1e, zevende lid, van de Netcode en neemt hierin op dat de groep tijdens de looptijd van de transitieperiode kan beslissen om de transitieperiode vroegtijdig te beëindigen. Hiervan stelt de groep de netbeheerder op de hoogte.

  • 215. In reactie op de zienswijze van MRE constateert de ACM dat er voor groepen al een belangrijke prikkel bestaat om de transitieperiode in te korten, namelijk dat dit de stabiliteit van de groep bestendigt doordat partijen minder makkelijk uittreden. Hierdoor kunnen groepsleden hun processen beter op elkaar afstemmen en hebben zij bijvoorbeeld meer zekerheid over het doen van investeringen in gezamenlijke assets.

  • 216. In reactie op de zienswijze van Impuls Zeeland wijst de ACM op het volgende. Uit artikel 7.1e, zevende lid, van de Netcode volgt dat bij het aangaan van een groepstransportovereenkomst de groep voor een transitieperiode van maximaal 3 jaar kan kiezen. Deze transitieperiode gaat niet opnieuw in op het moment dat een nieuwe partij zich bij de groep voegt (of een partij uittreedt).

  • 217. De ACM acht het niet wenselijk dat individuele groepsleden die later instappen vanaf het moment waarop zij aan de groep deelnemen een transitieperiode van maximaal drie jaar krijgen. Dit geeft ongewenste prikkels om de transitieperiode te verlengen. Ten eerste zouden individuele partijen kunnen uit- en toetreden en daarna opnieuw voor een transitieperiode van drie jaar in aanmerking kunnen komen. Hiermee wordt het doel van de groepstransportovereenkomst, namelijk een bestendige samenwerking tussen aangeslotenen op lokaal niveau, ondergraven. Ten tweede zou netcapaciteit hierdoor onnodig lang worden vastgehouden ten nadele van partijen die wachten op transportcapaciteit. Ten slotte kunnen er daardoor verschillende transitieperiodes voor verschillende groepsleden binnen een groep ontstaan, afhankelijk van hun moment van toetreding. Dit maakt de groepstransportovereenkomst onnodig complex in de uitvoering. Partijen die op een later moment toetreden kunnen profiteren van de ervaring die de bestaande leden van de groep reeds met elkaar hebben opgedaan in de samenwerking.

4.6.2 Zienswijze: voorwaarden transitieperiode

Respondenten: De gezamenlijke netbeheerders.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 218. De gezamenlijke netbeheerders verzoeken de ACM om de codetekst uit haar codevoorstel over te nemen. De gezamenlijke netbeheerders willen namelijk dat de transitieperiode en de voorwaarden daarvoor in de groepstransportovereenkomst worden vastgelegd. De gezamenlijke netbeheerders zien ook graag vormvereisten voor de manier waarop de groep de netbeheerder informeert over de transitieperiode. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat het lastig is om uitvoering te verlenen aan de transitieperiode als de voorwaarden niet duidelijk zijn. Het is voor de netbeheerder dan lastig om maatregelen te nemen om te zorgen dat de benodigde transportcapaciteit beschikbaar is voor uittreders als de groep wordt ontbonden binnen de transitieperiode.

  • 219. De gezamenlijk netbeheerders brengen daarnaast in dat onduidelijk is of de transitieperiode vaker dan één keer kan worden ‘gebruikt’ door aangeslotenen van een groep.

Reactie ACM

  • 220. De ACM neemt het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders niet over. De voorwaarden voor de transitieperiode volgen uit artikel 7.1e, zevende lid, van de Netcode. De ACM begrijpt dat het voor de netbeheerder belangrijk is om te weten hoe lang de transitieperiode duurt. Hierover moet de gemachtigde de netbeheerder informeren op basis van artikel 7.1e, zevende lid, van de Netcode.

  • 221. De ACM heeft het door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde artikel 7.1e, negende lid, onderdeel a, waarin stond dat de transitieperiode niet vaker dan één keer gebruikt kan worden door een aangeslotene niet overgenomen in het besluit. De consequentie van deze voorwaarde is namelijk dat er verschillende regimes binnen één groep kunnen ontstaan, bijvoorbeeld wanneer een aangeslotene eerder deel heeft uitgemaakt van een andere groep en nu een nieuwe groep vormt met partijen die nog nooit in een groep hebben gezeten. De ACM vindt dit onwenselijk en constateert dat de gezamenlijke netbeheerders in hun reactie van 8 september 2025 aangegeven hebben dat ze het wenselijk vinden dat een transitieperiode altijd voor een groep als geheel geldt. Hun argumenten hiervoor zijn eenvoud en doelmatigheid. De ACM neemt artikel 7.1e, negende lid, onderdeel a, van de het voorstel daarom niet over.

  • 222. Volgens de ACM volgt duidelijk uit artikel 7.1e, achtste lid, van de Netcode dat na het aflopen van de transitieperiode uit artikel 7.1e, zevende lid, van de Netcode de verdeling van de transitieperiode uit artikel 7.1e, achtste lid, van de Netcode geldt. Daarom neemt de ACM het door de netbeheerders voorgestelde artikel 7.1e, negende lid, onderdeel b, niet over.

  • 223. De ACM heeft in artikel 7.1e, vierde en vijfde lid, van de Netcode en paragrafen 3.6 en 4.5.6 verduidelijkt dat ook bij wijzigingen van de groepstransportovereenkomst, waaronder uittreden van één of meerdere partijen tijdens de transitieperiode, het proces voor het bepalen van het GTV uit artikel 7.1e, vijfde lid, van de Netcode opnieuw gevolgd wordt. De ACM neemt geen afzonderlijk proces voor het bepalen van het GTV bij uittreden tijdens de transitieperiode op, maar verwijst naar het proces in artikel 7.1e, vijfde lid, van de Netcode. Daarom hoeft volgens de ACM het door de netbeheerders voorgestelde artikel 7.1e, negende lid, onderdeel c, niet te worden overgenomen.

  • 224. De ACM vindt het belangrijk dat de groep de regie houdt bij het bepalen van de transitieperiode. De ACM neemt daarom geen verdere voorwaarden over de transitieperiode op in de Netcode.

4.7 Non-discriminatie

4.7.1 Zienswijze: Voorrang groepen op vrijgekomen transportcapaciteit

Respondenten: Broeklanden, ECAH, IC Kampen, Limburg, Havenbedrijf Rotterdam, PVB en ROCC.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 225. Respondenten stellen voor in het besluit op te nemen dat de transportcapaciteit die door het efficiënte netgebruik van de groep wordt vrijgespeeld ten goede komt aan de deelnemers van de groep of aan het onderstation waarachter de groep zich bevindt. Dit maakt de groepstransportovereenkomst aantrekkelijker en beloont netbewust gedrag van de groep. Daarnaast wordt voorgesteld om de aanleg van infrastructuur voor deelnemers aan een groepstransportovereenkomst voorrang te geven op aanleg van andere infrastructuur.

Reactie ACM

  • 226. Het uitgeven van transportcapaciteit doet een netbeheerder op non-discriminatoire wijze, volgens de regels zoals gesteld in hoofdstuk 7 van de Netcode. Dat wordt niet anders met de mogelijkheid van de groepstransportovereenkomst. Partijen kunnen echter wel op een andere manier toegang krijgen tot transportcapaciteit door de groepstransportovereenkomst, namelijk door transportcapaciteit die groepsleden al gecontracteerd hebben te delen met anderen binnen de groep. Dat beschrijft de ACM in paragraaf 3.5. Er is in dat geval geen sprake van vrijgekomen transportcapaciteit die een netbeheerder kan toekennen.

  • 227. Het aanleggen en beheren van de elektriciteitsnetten is de taak van de netbeheerder. De netbeheerder dient daarnaast zijn aangeslotenen op non-discriminatoire wijze te behandelen. De ACM neemt daarom niet op dat deelnemers aan een groepstransportovereenkomst voorrang krijgen bij de aanleg van infrastructuur.

4.8 Het waarborgen van de veiligheid en betrouwbaarheid van het net

4.8.1 Zienswijze: Aansluitwaarde als beperkende factor voor de te benutten transportcapaciteit

Respondent: De gezamenlijke netbeheerders.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 228. Respondent verzoekt de ACM om op te nemen dat de aansluitwaarde van een individuele aansluiting als beperkende factor geldt voor de maximale hoeveelheid te benutten transportcapaciteit op deze aansluiting.

Reactie ACM

  • 229. Een aangeslotene die deelneemt aan een groepstransportovereenkomst kan niet meer vermogen afnemen dan dat de aansluitcapaciteit van zijn aansluiting toelaat. De aansluitwaarde van een aansluiting is dan ook feitelijk gezien een beperkende factor voor de maximale hoeveelheid te benutten transportcapaciteit door een deelnemer aan een groepstransportovereenkomst. Dat de aansluitcapaciteit van een aansluiting waarmee deelgenomen wordt aan een groepstransportovereenkomst de beperkende factor is voor de maximale hoeveelheid te benutten transportcapaciteit op die aansluiting volgt reeds uit de aanhef van artikel 7.1f, tweede lid, van de Netcode.

4.8.2 Zienswijze: Criteria voor opleggen deellimiet

Respondenten: De gezamenlijke netbeheerders en Impuls Zeeland.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 230. De gezamenlijke netbeheerders verzoeken de ACM om de vier criteria waaraan getoetst wordt of de veiligheid of betrouwbaarheid of het doelmatig netbeheer geborgd blijven bij groepsvorming op het regionale net ook op te nemen als toetsingscriteria voor het opleggen van een deellimiet aan een groep.

  • 231. Impuls Zeeland geeft aan dat het opleggen van een beperking aan individuele aansluitingen niet mogelijk zou moeten zijn, tenzij de netveiligheid door het niet opleggen van een deellimiet niet gegarandeerd kan worden.

Reactie ACM

  • 232. Naast het borgen van de netveiligheid, behoren ook het borgen van de betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer tot de kerntaken van de netbeheerder. De vorming van een groep mag dit niet in gevaar brengen. Als dit wel het geval is, dan kan de netbeheerder kijken of met het opleggen van een of meerdere deellimieten deze risico’s gemitigeerd kunnen worden, zodat de groep alsnog gevormd kan worden zonder dat deze groepsvorming problemen voor het net oplevert of dat andere netgebruikers benadeeld worden.

  • 233. De ACM vindt het wenselijk dat zoveel mogelijk dezelfde criteria gehanteerd worden bij het beoordelen of er sprake is van risico’s voor de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer. Dit zorgt voor transparantie voor aangeslotenen en geeft de netbeheerder de plicht om aan de hand van deze criteria aan netgebruikers uit te leggen tot welke conclusie zij komt en welke gevolgen dit voor groepsvorming heeft. In artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4, van de Netcode zijn vier criteria opgenomen waaraan de netbeheerder toetst of bij groepsvorming op het regionale net de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer voldoende geborgd worden. De ACM neemt het voorstel van gezamenlijke netbeheerders tot het overnemen van deze criteria als toetsingscriteria voor het opleggen van een deellimiet dan ook over. De ACM past hiertoe artikel 7.1f, derde lid, van de Netcode aan.

4.8.3 Zienswijze: Deellimiet opleggen op basis van directe of bemeterde netinformatie

Respondent: G40.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 234. G40 geeft aan dat voor het opleggen van eventuele deellimieten in de eerste plaats van belang is dat de netbeheerder de relevante informatie waaruit de noodzaak voor het opleggen van deze limieten blijkt met de groep deelt. Respondent verzoekt om toe te voegen dat deze netinformatie direct is of wordt bemeterd, en dat de netbeheerder geen optelling van netgebruik kan gebruiken als onderbouwing voor het opleggen van een deellimiet. Alleen door het bemeteren van de netbelasting van betreffende onderdelen van het net waarop deze deellimieten betrekking hebben zou volgens respondent onderbouwd mogen worden dat het opleggen van de limieten noodzakelijk is.

Reactie ACM

  • 235. Het is belangrijk dat netbeheerders inzicht hebben in wat er op hun netten gebeurt, zodat het net efficiënt benut kan worden. Door het bemeteren van de netten krijgen netbeheerders beter inzicht in de stromen die over de netten lopen en in de daadwerkelijke belasting van de netcomponenten. Met deze informatie kunnen netbeheerders preciezer transportvermogen uitgeven aan aangeslotenen die hierom verzoeken.

  • 236. De netbeheerders hebben op dit moment niet al hun netonderdelen bemeterd. Ook in de delen van het net die minder goed bemeterd zijn, kan het zijn dat door groepsvorming de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer niet meer voldoende geborgd zijn en moet het mogelijk zijn om een of meerdere deellimieten op te leggen, zodat deze risico’s gemitigeerd worden. De eis dat een netbeheerder alleen uit mag gaan van bemeterde data om te onderbouwen dat een deellimiet nodig is, is dan ook niet haalbaar en houdt geen rekening met de bestaande situatie van het net.

  • 237. Waar bemeterde data over de netbelasting beschikbaar is, dient de netbeheerder deze informatie uiteraard wel te gebruiken bij het nagaan of het opleggen van aanvullende deellimieten aan de groep noodzakelijk is. Waar deze data ontbreekt, moet de netbeheerder uiteraard ook goed motiveren dat het opleggen van een deellimiet nodig is om de veiligheid en betrouwbaarheid en het doelmatig netbeheer te borgen. Het ontbreken van data kan op zichzelf geen reden zijn om een deellimiet op te leggen. Aan de hand van de criteria uit artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4, van de Netcode moet de netbeheerder de noodzaak om een deellimiet op te leggen onderbouwen.

4.8.4 Zienswijze: Uitleg ‘beperkend netelement’ uit artikel 7.1f, tweede lid, van de Netcode

Respondent: GTNL.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 238. GTNL vraagt de ACM of de term ‘beperkend netelement’ uit artikel 7.1f, eerste lid, van de Netcode betrekking heeft op netcongestie.

Reactie ACM

  • 239. De term ‘beperkend netelement’ ziet in dit kader op het vermogen dat over een fysiek netelement getransporteerd kan worden. Dat hoeft niet te betekenen dat er sprake is van netcongestie op dit netdeel en kan ook relevant zijn op een netvlak waar geen netcongestie afgeroepen is. Door het vormen van een groep en het toekennen van een gezamenlijk groeps-GTV dat partijen onderling kunnen verdelen, kan de feitelijke belasting van fysieke netelementen, bijvoorbeeld van een MS/LS trafo, veranderen ten opzichte van de situatie waarin partijen geen groep gevormd hebben. Om overbelasting van deze netelementen te voorkomen, kan er op grond van artikel 7.1f, tweede lid, van de Netcode een deellimiet opgelegd worden of kan verplicht gesteld worden dat de groep een technische voorziening installeert.

4.8.5 Zienswijze: Onevenredigheid opleggen deellimiet

Respondenten: GTNL.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 240. GTNL geeft aan dat hij het opleggen van een deellimiet als onevenredig beschouwt, omdat hiermee een aanvullende congestiemanagementbeperking opgelegd wordt, terwijl gesteld kan worden dat er door de wijze waarop het groeps-GTV bepaald wordt al een vorm van congestiemanagement toegepast wordt.

Reactie ACM

  • 241. Het opleggen van een deellimiet is geen aanvullende congestiemanagementbeperking. Het opleggen van deellimieten hangt samen met de feitelijke netconfiguratie en is een middel waarmee groepsvorming mogelijk gemaakt wordt. Deellimieten borgen de veiligheid en betrouwbaarheid van het net en het doelmatig netbeheer. Daarnaast maakt het opleggen van deellimieten het juist mogelijk dat de ingevoede elektriciteit op hetzelfde moment door de groepsleden afgenomen wordt. Zonder de mogelijkheid om deellimieten op te leggen kan optimale afstemming van invoeding en afname van elektriciteit binnen een groep niet gefaciliteerd worden op een wijze die geen risico’s voor het net oplevert. De ACM gaat dan ook niet mee in het standpunt van respondent dat het opleggen van een deellimiet onevenredig is.

4.8.6 Zienswijze: Uitleg term ‘technische voorziening’

Respondent: GTNL.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 242. GTNL vraagt de ACM om uitleg over wat er wordt bedoeld met de technische voorziening die volgens artikel 7.1f, tweede lid, onderdeel b, geïnstalleerd kan worden.

Reactie ACM

  • 243. Een technische voorziening in de zin van artikel 7.1f, tweede lid, onderdeel b, van de Netcode kan bijvoorbeeld een extra zekering of schakelaar zijn in de aansluiting van een van de deelnemers aan de groepstransportovereenkomst. Het kan ook zien op het hanteren van schakelbare monitoring binnen de groep om te borgen dat de groep binnen de voorwaarden van de groepstransportovereenkomst handelt.

4.8.7 Zienswijze: Meetinterval voor overschrijden groeps-GTV

Respondenten: ROCC en SEH.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 244. Respondenten geven aan dat in de praktijk de netbeheerders niet op kwartierbasis willen nagaan of groepen zich aan de afspraken houden, maar op kortere intervallen willen handhaven op overschrijdingen van het groeps-GTV. De individuele afrekeninterval staat op 15 minuten, waarop bedrijven ook hun bestaande meet- en regeltechniek hebben ingericht. Het inkorten van de interval voor groepen zou volgens respondenten extra investeringen in hun meet- en regeltechniek eisen. Volgens ROCC is het hanteren van een kortere interval ook in strijd met de Requirement for Generators richtlijnen die een maximale op- en afregelsnelheid van assets vereisen.

  • 245. Respondenten geven daarnaast aan dat de bepaling van het groeps-GTV op basis van kwartierwaarden wordt gedaan, waardoor kortstondige uitschieters op minuutbasis hierin niet meegenomen zijn. Als handhaving plaatsvindt op kortere intervallen, dan zou volgens SEH het groeps-GTV ook op basis van kortere tijdsintervallen moeten worden bepaald, om zo te voorkomen dat ruimte weggegeven wordt die eerder wel gebruikt kon worden. Deze data is echter in de praktijk niet beschikbaar, waardoor een dergelijke groep niet te ontwerpen is. Het afrekenen op kortere intervallen zal dan ook problemen opleveren voor groepen, met name wanneer er sprake is van aangeslotenen met grote kortstondige uitschieters in energieverbruik.

  • 246. Respondenten verzoeken de ACM om expliciet te maken dat de toetsing van het overschrijden van het groeps-GTV enkel mag plaatsvinden op basis van kwartierdata. Kortere meetintervallen kunnen eventueel aanvullend worden gebruikt voor analyse- en leerdoeleinden, maar zouden volgens respondenten niet mogen leiden tot handhaving of beperkingen op kleinere tijdschalen.

Reactie ACM

  • 247. De meetinterval die voor groepen geldt en op basis waarvan de netbeheerder nagaat of een groep het groeps-GTV heeft overschreden wijkt niet af van de meetinterval die voor een individuele aangeslotene geldt. Dit betekent dat voor groepen geldt dat aan de hand van de opgetelde kwartierwaarden die door de telemetriegrootverbruik meetinrichtingen van de deelnemers geregistreerd worden nagegaan wordt of een groep zich aan de voorwaarden van de groepstransportovereenkomst houdt.

  • 248. Indien de gezamenlijke netbeheerders van mening zijn dat de standaard kwartierwaarden tekortschieten en dat er andere eisen gesteld moeten worden aan de interval van de meetwaarden van grootverbruikers waarop zij afgerekend worden, dan moeten zij dit voor alle aangeslotenen op dezelfde wijze toepassen.

4.9 Opschorting of verval van transportrecht na overtreding voorwaarden

4.9.1 Zienswijze: Opschorting en verval transportrecht

Respondenten: MGV, VEMW, IPO, VNG, Joulz, GTNL, ROCC, ECAH, Particulier V. en VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 249. Respondenten hebben hun zorgen naar voren gebracht over artikel 7.1h van de Netcode. Dit artikel geeft de netbeheerder de mogelijkheid om bij schending van de voorwaarden van de groepstransportovereenkomst het transportrecht tijdelijk op te schorten en uiteindelijk te laten vervallen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een overschrijding van het afgesproken groeps-GTV of van de deellimieten waardoor de veiligheid en betrouwbaarheid van het net in gevaar kunnen komen. Respondenten doen suggesties voor aanpassing, zoals i) opschorting en verval alleen toepassen op individuele deelnemers en niet op de totale groep, ii) het aantal waarschuwingen voorafgaand aan opschorting en verval verhogen, iii) meer rekening houden met het feit dat overschrijdingen verschillende oorzaken kunnen hebben en iv) het hanteren van een transitieperiode waarin er vanuit de netbeheerder meer coulance gegeven wordt, omdat deelnemende partijen nog aan elkaar moeten wennen.

  • 250. De gezamenlijke netbeheerders geven in hun reactie van 8 september 2025 aan dat zij, evenals bij individuele alternatieve transportrechten, bij de beslissing om het transportrecht op te schorten of te laten vervallen rekening houden met de mate en frequentie van de schending van de voorwaarden. Deze factoren zullen volgens de gezamenlijke netbeheerders privaatrechtelijk aangevuld worden door de situatie waarin een aangeslotene een gegrond beroep kan doen op overmacht, of wanneer de overtreding “gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis” de ontbinding (het verval van transportrecht) niet rechtvaardigt.

  • 251. De gezamenlijke netbeheerders wijzen er in hun reactie van 8 september 2025 tevens op dat het ‘wennen van de groep’ geborgd is via de protocollen en daarom een vorm van coulance in de regelgeving in de opstartfase van de groepstransportovereenkomst niet nodig is. De gezamenlijke netbeheerders lichten toe dat voorafgaand aan groepsvorming een inbedrijfsnameprotocol doorlopen wordt met een testfase waarin de groepsdeelnemers en de netbeheerder toetsen of een groep in staat is de regels na te leven. Daarnaast is er een beheersprotocol waarin is vastgelegd hoe overschrijdingen gesignaleerd, besproken en waar nodig gecorrigeerd worden. Ook in het beheersprotocol geldt volgens de gezamenlijke netbeheerders dat het opschorten van transportrecht een uiterste maatregel is. Ten slotte wijzen de gezamenlijke netbeheerders erop dat uit pilots blijkt dat groepen met de juiste hardware, software en EMS-sturing goed in staat zijn een stuurbare en betrouwbare hub te vormen.

Reactie ACM

  • 252. De voorgestelde stappen en voorwaarden voor het intrekken van transportrechten van de groep sluiten aan bij de stappen en voorwaarden die gelden bij individuele alternatieve transportrechten, zoals opgenomen in artikel 7.1, zesde en zevende lid, van de Netcode. De ACM acht de mogelijkheid tot opschorting en verval redelijk bij een groepstransportovereenkomst, omdat de gevolgen van een overschrijding door een groep van aangeslotenen voor de netbeheerder hetzelfde als of zelfs groter kunnen zijn dan bij individuele aangeslotenen.

  • 253. Netbeheerders zijn zelf verantwoordelijk om het net veilig en betrouwbaar te houden en daarmee om de eventuele gevolgen van overschrijdingen voor netcomponenten te beperken. Groepen zijn verplicht om het GTV en de door de netbeheerder opgelegde deellimieten te respecteren. Door gezamenlijk met de netbeheerder de protocollen te doorlopen kan getest worden of aangeslotenen hiertoe in staat zijn of dat het nodig is om aanvullende maatregelen te nemen om een overschrijding te voorkomen, zoals het plaatsen van een technische voorziening bij een (of meerdere) van de groep deel uitmakende aangeslotene(n).

  • 254. Het intrekken van transportrechten van aangeslotenen die een groep vormen is een zeer zware maatregel. De gezamenlijke netbeheerders onderkennen dit ook in hun reactie van 8 september 2025 en merken hierbij op dat dit redelijkerwijs pas kan na waarschuwingen en overleg en er geen sprake is van overmacht of andere gegronde redenen waardoor intrekken niet te rechtvaardigen is. Dit proces wordt uitgewerkt in het beheersprotocol van de netbeheerders.

  • 255. De ACM ziet gelet op het voorgaande geen gegronde redenen om voor groepstransportovereenkomsten aanvullende of afwijkende criteria in de Netcode op te nemen van de criteria die gelden voor individuele aangeslotenen met alternatieve transportrechten.

4.10 Netaanpassing en wijziging van de aansluiting

4.10.1 Zienswijze: Verzoek om schrappen artikel 7.1f, vierde lid (netaanpassing op eigen initiatief netbeheerder)

Respondenten: VEMW en VNO-NCW/MKB, Broeklanden en IC Kampen.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 256. VEMW en VNO-NCW/MKB verzoeken de ACM om het voorgestelde artikel 7.1f, vierde lid, van de Netcode te schrappen. Volgens hen is dit lid problematisch omdat het de netbeheerders de mogelijkheid geeft aanpassingen aan het net te doen die (negatieve) invloed hebben op (het functioneren van) de groep. Daarmee wordt direct inbreuk gemaakt op de overeenkomst en kan de netbeheerder dus blijkbaar de overeenkomst eenzijdig aanpassen. De criteria betrouwbaarheid, veiligheid en doelmatig netbeheer zijn vooraf aan het contracteren van de groepstransportovereenkomst vastgesteld en goedgekeurd. Het feit dat dit naderhand kan veranderen geeft de aangeslotene volgens deze respondenten geen enkele vorm van zekerheid en dient dan ook voorkomen te worden. Daarnaast is volgens hen onduidelijk wat ‘houdt rekening met de belangen van de groep’ betekent.

  • 257. Ook Broeklanden en IC Kampen geven aan dat een eenzijdige wijzigingsbevoegdheid van de netbeheerders niet aan de orde kan zijn en dat er daarom geregeld moet worden dat de groep instemmingsrecht heeft bij het wijzigen van algemene voorwaarden.

Reactie ACM

  • 258. De ACM merkt op dat de netbeheerders de mogelijkheid moeten hebben om op eigen initiatief aanpassingen te doen in het net. Dit kan onder andere betekenen dat voor een betere verdeling van de belasting over diverse assets aansluitingen worden gerealiseerd op een andere kabel en/of een ander station. Ook kan het elektriciteitsnet zo geschakeld worden dat aansluitingen die voorheen samen op hetzelfde netdeel aangesloten waren dat niet meer zijn. Netaanpassing op initiatief van de netbeheerder kan ertoe leiden dat een partij buiten het nettopologische toepassingsgebied van de groep komt te vallen en/of dat er deellimieten aangepast moeten worden.

  • 259. Zoals toegelicht in paragraaf 3.12 van dit besluit vindt de ACM dat de netbeheerder bij eventuele netaanpassing op eigen initiatief rekening moet houden met de belangen en het netgebruik van de groep. Om dit te borgen heeft de ACM in artikel 7.1f, vierde lid, van de Netcode opgenomen dat de netbeheerder rekening houdt met de belangen van de groep en de gemachtigde van de groep vooraf informeert indien aanpassing van het net nodig is vanuit het oogpunt van veiligheid, betrouwbaarheid of doelmatig netbeheer, voor zover die netaanpassing van invloed is op de groep. Daarbij is het uitgangspunt dat een alternatief niet onredelijk bezwarend is voor de groep of voor één van haar deelnemers. Dit betekent dat de partijen die door de netaanpassing buiten de groep vallen het net kunnen blijven gebruiken op een manier die past bij hun gewenste netgebruik.

4.11 Het delen van informatie

4.11.1 Zienswijze: Delen van informatie

Respondenten: Havenbedrijf Rotterdam, VEMW, Broeklanden, VNG, Impuls Zeeland, IC Kampen, NVVP, Particulier V., VNO-NCW/MKB en Joulz.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 260. Respondenten geven aan dat partijen die een groep willen vormen meer informatie nodig hebben van netbeheerders voor effectieve toegang tot het net dan in de praktijk wordt verstrekt. Deze informatiebehoefte ziet met name op netinformatie (zowel nettopologie als netbelasting), zoals door de ACM toegelicht in paragraaf 3.13 van het besluit.

  • 261. Havenbedrijf Rotterdam, Broeklanden en IC Kampen stellen dat de ACM hiertoe specifieke regels dient op te nemen. Broeklanden en IC Kampen zouden graag zien dat deze regels netbeheerders ertoe verplichten relevante netinformatie periodiek en structureel te delen. IC Kampen benoemt behalve informatie die relevant is voor toegang tot het net ook de behoefte aan rapportages over de effecten van flexibiliteit van de groep op het net.

  • 262. Impuls Zeeland stelt dat netbeheerders het proces van het onderzoek naar een energiehub en het delen van informatie over de nettopologie moeten integreren en dat zij meer transparantie moeten bieden over partijen op de wachtlijst, waarbij vertrouwelijkheid juridisch kan worden geborgd via contractuele afspraken. Particulier V. verzoekt om meer inzicht in de wachtlijst om de juiste momenten van belasting te voorspellen.

  • 263. VEMW en VNO-NCW/MKB verwijzen naar artikel 16, eerste lid, onderdeel l, van de E-wet als basis voor het recht van een aangeslotene op relevante informatie voor toegang tot en gebruik van het net. Daarbij is het volgens hen niet aan de netbeheerder, maar aan aangeslotenen om te bepalen of alle relevante informatie is volstrekt.

Reactie ACM

  • 264. De ACM heeft in paragraaf 3.13 van dit besluit vastgesteld dat partijen die een groep willen vormen bepaalde informatie vanuit de netbeheerder nodig hebben voor effectieve toegang tot het net. Netbeheerders zijn wettelijk verplicht om deze relevante informatie uit eigen beweging of anders op verzoek te verstrekken. Deze verplichting geldt reeds op basis van artikel 16, eerste lid, onderdeel l, van de E-wet en vanaf 1 januari 2026 op basis van artikel 3.77, derde lid, van de Energiewet. De ACM heeft de toelichting van het besluit hierop aangepast.

  • 265. De informatie die partijen nodig hebben kan worden uitgesplitst in informatie over netgebruik van de individuele groepsleden (afnemersinformatie) en data over de nettopologie en netbelasting (netinformatie).

  • 266. De ACM benadrukt dat de opsomming in paragraaf 3.13 van informatie die relevant kan zijn niet limitatief is. De ACM ziet daarom geen aanleiding om meer specifieke regels over het delen van informatie aan het besluit toe te voegen. De ACM verwacht op basis van de verplichtingen die volgen uit de wet dat de netbeheerders en meetbedrijven de benodigde informatie voor groepen actief zullen delen.

  • 267. Ten aanzien van inzicht in de wachtlijst benadrukt de ACM dat dit codebesluit ziet op de mogelijkheid voor partijen om een groepstransportovereenkomst af te sluiten en niet op de wachtlijst. Hoewel de zienswijze van respondenten dus buiten scope is, merkt de ACM op dat netbeheerders op geaggregeerd niveau informatie kunnen delen over de wachtlijst. De netbeheerder mag op grond van artikel 79 van de E-wet geen bedrijfsspecifieke informatie delen en kan dus niet openbaar maken welke partijen er op de wachtlijst staan.

4.12 De verhouding tot andere diensten en maatregelen

4.12.1 Zienswijze: Combinatie van de groepstransportovereenkomst met alternatieve transportrechten en congestiebeheersdiensten

Respondenten: De gezamenlijke netbeheerders, StER, Joulz, G40, ESNL, NVVP, ProRail, en Particulier V.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

  • 268. Respondenten vragen of de combinatie van de groepstransportovereenkomst met congestiemanagementdiensten en alternatieve transportrechten mogelijk is. Zo wijst StER erop dat deze instrumenten elkaar kunnen versterken. StER, NVVP en Joulz pleiten er daarbij voor om de groepstransportovereenkomst en andere flexibiliteitsinstrumenten te combineren in één administratief en juridisch contract.

  • 269. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun zienswijze op het ontwerpbesluit aangegeven dat het aanbieden van de groepstransportovereenkomst een complex en nieuw proces is. De gezamenlijke netbeheerders hebben dit in hun reacties van 8 september 2025 en 23 oktober 2025 verder toegelicht. Het kost veel capaciteit om dit product te implementeren en daarna op grote schaal aan te bieden aan klanten. Volgens de gezamenlijke netbeheerders wordt dit nog complexer als deze groepen ook congestiebeheersdiensten of alternatieve transportrechten willen afsluiten. Dit komt onder meer doordat netbeheerders achterlopen met het invoeren van nieuwe producten. Daarnaast geven zij aan dat het op dit moment niet goed mogelijk is om de levering van diensten, zoals congestiebeheersdiensten en transportrechten, te valideren wanneer deze diensten over meerdere aansluitingen of allocatiepunten gedeeld worden.

  • 270. De gezamenlijke netbeheerders vragen daarom in hun reactie van 23 oktober 2025 om een afzonderlijke implementatietermijn op te nemen voor het moeten aanbieden van congestiebeheersdiensten en alternatieve transportrechten aan groepen. Deze voorgestelde implementatietermijnen liggen later dan de verplichting om de groepstransportovereenkomst aan te bieden. De gezamenlijke netbeheerders stellen daarnaast voor om een ‘kan-bepaling’ op te nemen, zodat zij wel kunnen experimenteren met het aanbieden van congestiebeheersdiensten en alternatieve transportrechten voordat dit verplicht wordt.

Reactie ACM

  • 271. De ACM bevestigt dat de netbeheerders alternatieve transportrechten en congestiebeheersdiensten, voor zover deze reeds beschikbaar zijn op basis van de Netcode voor individuele aansluitingen, ook moet aanbieden aan groepen van aangeslotenen.

  • 272. De ACM neemt geen alternatieve termijnen op voor het implementeren van alternatieve transportrechten of congestiemanagement in combinatie met een groepstransportovereenkomst en overweegt hiertoe als volgt.

  • 273. De groepstransportovereenkomst maakt het mogelijk om transportcapaciteit te delen met andere aangeslotenen. De ACM wil met dit besluit groepen van aangeslotenen een zo breed mogelijke toegang tot het net geven. Een groepstransportovereenkomst is daarmee een andere wijze om transportrechten overeen te komen dan een individuele aansluit- en transportovereenkomst. Dit is complexer voor alle betrokken partijen, omdat deze rechten over meerdere aansluitingen gebruikt kunnen worden.

  • 274. Voor individuele aangeslotenen geldt dat alternatieve transportrechten en congestiemanagementdiensten al verplicht moeten worden aangeboden op basis van de Netcode. De ACM vindt het belangrijk dat groepen van aangeslotenen ook van deze in de Netcode opgenomen mogelijkheden gebruik kunnen maken. Zo kunnen in het samengestelde jaarprofiel voor de groepstransportovereenkomst ook eventuele alternatieve transportrechten en contracten ten behoeve van congestiemanagement worden betrokken. De ACM vindt dat de mogelijkheden voor groepen om toegang te krijgen tot reeds bestaande diensten en transportrechten te ver worden ingeperkt met het opnemen van een ‘kan-bepaling’ in combinatie met een andere implementatietermijn.

  • 275. Specifiek voor congestiebeheersdiensten geldt dat zowel de netbeheerder als alle andere aangeslotenen gebaat zijn bij het zoveel mogelijk overeenkomen van deze diensten. Congestiebeheersdiensten zijn, op grond van hoofdstuk 9 van de Netcode, namelijk bedoeld om meer beschikbare transportcapaciteit te creëren.

  • 276. Alternatieve transportrechten zijn bedoeld om aangeslotenen buiten de piekmomenten om transportcapaciteit aan te bieden. Dit stimuleert efficiënt netgebruik en biedt de mogelijkheid om in congestiegebieden, waar geen vast transportrecht kan worden aangeboden, toch extra transportcapaciteit te contracteren.

  • 277. De ACM heeft er begrip voor dat bepaalde combinaties complex zijn en dat de netbeheerder tijd nodig zal hebben om ervaring op te doen met deze combinaties om dit op grote schaal aan te kunnen bieden. De combinatie van de groepstransportovereenkomst met alternatieve transportrechten en congestiemanagement legt daarmee een extra last op de uitvoering van de netbeheerder bij het aanbieden en overeenkomen van een groepstransportovereenkomst. Dit betekent dat bij complexe situaties langere termijnen om een groepstransportovereenkomst aan aangeslotenen aan te bieden en overeen te komen, redelijk kunnen zijn.

  • 278. De ACM benadrukt dat de netbeheerder voor alle aansluitingen waarmee wordt deelgenomen aan de groep aan de hand van artikel 7.1e eerste lid, onderdeel f en g, van de Netcode moet toetsen of de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en het doelmatig netbeheer geborgd blijven. Als dit niet het geval is, kan dit betekenen dat er aanvullende afspraken of technische maatregelen nodig zijn. Ook hier geldt dat de ACM extra belang hecht aan het waarborgen van de overeengekomen congestiebeheersdiensten. Het is aan de netbeheerder en de groep om samen, op grond van artikel 7.1e van de Netcode een groepstransportovereenkomst overeen te komen, inclusief transportrechten en voldoende waarborgen voor de netveiligheid. Als dit laatste niet mogelijk is, dan kan de netbeheerder het verzoek op grond van artikel 7.1e, tweede lid, onderdeel b, van de Netcode gemotiveerd afwijzen.

  • 279. In reactie op StER, NVVP en Joulz merkt de ACM tenslotte op dat de wijze waarop de afspraken met betrekking tot de groepstransportovereenkomst en alternatieve transportrechten en/of congestiemanagementdiensten contractueel worden vastgelegd de verantwoordelijkheid is van de netbeheerder en gebeurt in overleg met aangeslotenen. De ACM gaat hier niet over.

4.12.2 Zienswijze: Meerdere CSP’s en BSP’s binnen een groep

Respondent: De gezamenlijke netbeheerders.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 280. De gezamenlijke netbeheerders merken op dat uit de voorgestelde artikelen 9.1 en 9.19 van de Netcode onvoldoende duidelijk wordt dat zowel de levering van congestiebeheersdiensten (door middel van een CSP) als van balanceringsdiensten (door middel van een BSP) door een aangeslotene aan de netbeheerder plaatsvindt per individueel allocatiepunt en niet per aansluiting. Dat is volgens de gezamenlijke netbeheerders ook het geval indien de desbetreffende diensten worden aangeboden door een groep van aangeslotenen die participeren in een groepstransportovereenkomst.

  • 281. In de reactie van 8 september 2025 lichten de gezamenlijke netbeheerders verder toe dat het onwenselijk zou zijn om de verplichting te verschuiven naar groepsniveau, omdat dan verplicht gewerkt zou moeten worden met een gezamenlijke BSP/CSP voor de hele groep. Dit is volgens de gezamenlijke netbeheerders onwenselijk en in sommige gevallen onuitvoerbaar, bijvoorbeeld omdat er meerdere rollen op een aansluiting actief kunnen zijn, er bij redispatch geen geaggregeerde biedingen kunnen worden gedaan voor allocatiepunten met verschillende BRP’s en er meerdere BRP’s binnen een groep mogelijk zijn (vrije leverancierskeuze).

  • 282. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor de tekst in de artikelen 9.1 en 9.19 van de Netcode aan te passen zodat expliciet wordt gemaakt dat de groep verplicht is om te borgen dat er voor elk individueel allocatiepunt binnen de groep een CSP/BSP is aangewezen. De gezamenlijke netbeheerders stellen in hun antwoord van 8 september 2025 voor de formulering ‘wijst hiertoe een CSP aan‘ te vervangen door ‘en borgt dat hiervoor één of meerdere CSP’s/BSP’s zijn aangewezen’.

Reactie ACM

  • 283. De ACM neemt deze voorgestelde aanpassing over in artikel 9.1 en artikel 9.19 van de Netcode. Door het aangaan van een groepstransportovereenkomst vervalt de individuele transportovereenkomst van een aangeslotene. Het is daarom logisch dat de verplichting op basis van artikel 9.1, derde en vierde lid, van de Netcode, komt te rusten op de groep als geheel. Dat laat onverlet dat de groep dient te borgen dat voor elk individueel allocatiepunt binnen de groep een CSP/BSP is aangewezen. Indien er sprake is van meerdere CSP’s/BSP’s binnen een groep dan is het de verantwoordelijkheid van de groep dat de verschillende CSP’s en BSP’s goed afstemmen. De verantwoordelijkheid voor naleving van de afspraken met de netbeheerder ligt bij alle aangeslotenen van de groep gezamenlijk.

4.12.3 Zienswijze: GDS’en en MLOEA binnen groepstransportovereenkomst

Respondent: De gezamenlijke netbeheerders.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 284. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat een combinatie van een groepstransportovereenkomst met een gesloten distributiesysteem (hierna: GDS) oorspronkelijk niet was voorzien en dat deze combinatie moeilijk te faciliteren is in een groepstransportovereenkomst.

  • 285. In de reactie van 8 september 2025 stellen de gezamenlijke netbeheerders daarom voor om de in het codevoorstel van de gezamenlijke netbeheerders opgenomen mogelijkheid om met een GDS deel te nemen aan een groepstransportovereenkomst vooralsnog niet op te nemen bij de verplichte implementatie. In hun reactie van 23 oktober lichten de gezamenlijke netbeheerders verder toe dat het probleem zit bij de validatie van levering van levering van diensten die aangeslotenen op een GDS aanbieden aan de netbeheerder. Op basis van de huidige bepalingen uit Netcode kan de netbeheerder niet goed nagaan of deze diensten daadwerkelijk geleverd worden. Dit moet met het codewijzigingsvoorstel ‘validatie van levering’ opgelost worden. Daarin zal worden voorgesteld om in geval van GDS’en de validatie van levering plaats te laten vinden op de aansluiting van het GDS op het publieke net.

  • 286. Volgens de gezamenlijke netbeheerders gelden voor aansluitingen waarop secundaire allocatiepunten bestaan in het kader van ‘Meerdere Leveranciers Op Eén Aansluiting (MLOEA)’ vergelijkbare problemen met de validatie van diensten, waardoor het niet direct mogelijk is om deel te nemen aan een groepstransportovereenkomst.

Reactie ACM

  • 287. De ACM ziet geen redenen om aansluitingen van een GDS op het openbare net in generieke zin uit te sluiten van deelname aan een groepstransportovereenkomst. De oorzaak van de complexiteit van deelname aan een groepstransportovereenkomst zit er niet in dat er sprake is van een GDS, maar dat in sommige gevallen de validatie van levering van diensten op de aansluiting niet goed geregeld is in de Netcode. Daarbij ontstaat de complexiteit alleen bij GDS’en die gekozen hebben voor decentrale ontsluiting van congestiemanagementdiensten aan de netbeheerder (artikel 5.10, tweede lid, onderdeel b, van de Netcode). Voor GDS’en die hun flexibiliteit via de GDS-beheerder (en diens CSP en BSP) beschikbaar stellen aan de netbeheerder (artikel 5.10, tweede lid, onderdeel a, Netcode) geldt deze complexiteit niet.

  • 288. De gezamenlijke netbeheerders bereiden een codewijzigingsvoorstel voor validatie van levering voor om te komen tot een standaard aanpak. Hierin worden ook GDS’en meegenomen. De netbeheerder toetst bij groepsvorming aan de hand van de vier criteria uit artikel 7.1e, eerste lid, onderdeel f, onder 4, van de Netcode of hiermee de veiligheid en betrouwbaarheid en het doelmatig netbeheer geborgd blijven en of er aanvullende deellimieten opgelegd moeten worden. Daarnaast controleert de netbeheerder of een groep in staat is zich aan de afspraken te houden via het doorlopen van een inbedrijfsname- en beheersprotocol. Als de netbeheerder door de decentrale ontsluiting niet goed kan nagaan of diensten door GDS’en daadwerkelijk geleverd worden en dit risico’s oplevert voor de netveiligheid, en als deze risico’s niet weggenomen kunnen worden, dan kan de netbeheerder in het uiterste geval de groepsvorming gemotiveerd afwijzen.

  • 289. De ACM ziet ook geen reden om op te nemen dat aangeslotenen waarbij MLOEA wordt toegepast op hun aansluiting in generieke zin geen deel kunnen nemen aan een groepstransportovereenkomst. Voor individuele aangeslotenen waarbij MLOEA wordt toegepast op de aansluiting ten behoeve van het leveren van een alternatief transportrecht geldt dat bij deelname aan een groepstransportovereenkomst deze individuele transportovereenkomsten worden beëindigd. Over de wijze waarop bestaande afspraken van individuele aangeslotenen (met een MLOEA) over de levering van congestiemanagementdiensten overgezet worden naar afspraken met de groep kunnen onderlinge afspraken gemaakt worden met de netbeheerder.

4.13 Overige punten

4.13.1 Zienswijze: Aansprakelijkheid

Respondenten: Broeklanden, ECAH, Eregie, G40, IC Kampen, Limburg, NVVP, SEH, PVB en StER.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 290. Respondenten vragen de ACM om kaders of andere verduidelijking rondom het onderwerp aansprakelijkheid. Respondenten geven aan dat ze graag zouden zien dat de ACM redelijkheidseisen of grenzen stelt aan de wijze waarop aansprakelijkheid tussen de groep(sleden) en de netbeheerder geregeld wordt. Partijen zouden graag zien dat eisen geharmoniseerd worden en er een bepaalde mate van wederkerigheid is. Specifiek geven partijen aan dat hoofdelijke aansprakelijkheid een hoge drempel opwerpt om deel te nemen aan een groepstransportovereenkomst en dat deze vorm van aansprakelijkheid lastig te verzekeren is.

  • 291. Eregie stelt daarnaast dat in het ontwerpbesluit is opgenomen dat bepaalde aansprakelijkheidsbepalingen uit de Netcode niet van toepassing zijn op de groepstransportovereenkomst. Hierbij verwijst Eregie naar artikel 7.1, vierde lid, van de Netcode. Volgens Eregie mag dit niet betekenen dat een zwaarder aansprakelijkheidsregime geldt voor groepen.

Reactie ACM

  • 292. De ACM begrijpt dat partijen aansprakelijkheid een belangrijk onderwerp vinden. De ACM erkent ook dat vergaande aansprakelijkheidseisen een drempel zouden kunnen vormen om deel te nemen aan een groepstransportovereenkomst. De ACM is echter niet bevoegd om eisen te stellen aan de civielrechtelijke afspraken tussen (groepen van) aangeslotenen en netbeheerders. De ACM stelt daarom in dit besluit geen eisen aan de wijze waarop aansprakelijkheid wordt geregeld.

  • 293. De ACM verwijst wel naar paragraaf 3.4 van dit besluit. Daar geeft de ACM aan dat zij duidelijke voorwaarden wil creëren waaronder netbeheerders en de groepsleden gezamenlijk de netveiligheid kunnen borgen en waarmee de groepsleden in staat gesteld worden om zich aan de voorwaarden van de groepstransportovereenkomst te houden.

  • 294. In reactie op de zienswijze van Eregie over artikel 7.1, vierde lid, van de Netcode stelt de ACM vast dat dat artikel niets bepaalt over aansprakelijkheid. De ACM kan de inbreng van Eregie dan ook niet plaatsen.

4.13.2 Zienswijze: Arbitrage

Respondenten: Impuls Zeeland en VNG.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 295. Respondenten stellen voor dat de ACM in het besluit aangeeft hoe geschillen tussen (groepen van) aangeslotenen en een netbeheerder opgelost kunnen worden.

Reactie ACM

  • 296. De ACM wijst erop dat voor geschillen tussen (groepen van) aangeslotenen en een netbeheerder omtrent de groepstransportovereenkomst geschilbeslechting bij de ACM openstaat. De ACM kan op verzoek geschillen beslechten over de manier waarop een netbeheerder zijn taken en verplichtingen op grond van de E-wet uitvoert. Dit staat in artikel 51 van de E-wet. De uitleg van overeenkomsten tussen partijen is voorbehouden aan de civiele rechter.

4.13.3 Zienswijze: Energiebelasting

Respondenten: Drentse CoP, ESNL, IPO, Limburg.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 297. Respondenten vragen de ACM om in dit beluit aandacht te besteden aan de energiebelasting. Een aanpassing van de regels over energiebelasting zou drempels weg kunnen nemen of deelname aan een groep (voor sommige partijen) aantrekkelijker kunnen maken.

Reactie ACM

  • 298. De ACM is niet bevoegd om regels op te stellen over de energiebelasting.

4.13.4 Zienswijze: Koppeling energiemarkt en netbeheer

Respondenten: ROCC.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 299. ROCC geeft aan dat het opereren van een flexibele asset binnen een groepstransportovereenkomst voor interactie op de energiemarkt zorgt, wat impact heeft op de programmaverantwoordelijkheid van diverse energieleveranciers. Zonder ingrijpen worden volgens respondent onbalanskosten doorberekend aan beide partijen. Door een energiegemeenschap met gezamenlijke inkoop van stroom voor elk deelnemer aan de groepstransportovereenkomst te combineren met de groepstransportovereenkomst wordt de onbalans op groepsniveau beheerd en kunnen onderlinge energiestromen ook onderling afgerekend worden. Hiermee wordt de vrije leverancierskeuze van de deelnemers beperkt. Respondent verzoekt om duidelijke richtlijnen om de oplossingen te stroomlijnen en om duidelijkheid te verschaffen over welke vorm van koppeling acceptabel is en welke absoluut ongewenst. Respondent stelt daarbij in ieder geval voor om verplichte deelname aan gezamenlijke stroominkoop te verbieden zodat aangeslotenen van energieleverancier kunnen wisselen.

Reactie ACM

  • 300. Deze codewijziging regelt de verhouding tussen de netbeheerder en de aangeslotenen die deel uitmaken of deel uit willen maken van een groepstransportovereenkomst. De code regelt niet welke afspraken de groepsleden onderling maken. Dit is aan de groep zelf om overeen te komen.

4.13.5 Zienswijze: Pilots en kennisdeling

Respondenten: VNO-NCW Regio.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 301. VNO-NCW Regio vraagt de ACM om de waarde van energiehubs te onderkennen en hun ontwikkeling te stimuleren, door pilots te faciliteren en door kennisdeling voor opschaling van succesvolle hub-initiatieven te faciliteren.

Reactie ACM

  • 302. De ACM heeft geen formele rol in het ontwikkelen en stimuleren van energiehubs. Wel erkent zij dat energiehubs van waarde kunnen zijn in het energiesysteem, bijvoorbeeld door het lokaal afstemmen van invoeding en afname waardoor hogere netvlakken minder zwaar belast worden. Daarom maakt zij het met deze codewijziging mogelijk dat aangeslotenen een groepstransportovereenkomst kunnen sluiten met de netbeheerder, waardoor zij samen kunnen werken in een energiehub.

  • 303. Verder geeft de ACM netbeheerders ruimte om te experimenteren, zoals zij hen ook de ruimte gaf om alvast aan de slag te gaan met het sluiten van groepstransportovereenkomsten voor inwerkingtreding van deze code. Als netbeheerders kennis willen opdoen over bijvoorbeeld een nieuwe contractvorm, dan kunnen zij dit als experiment bij de ACM melden. Als blijkt dat dit niet binnen de bestaande regels past, dan is het mogelijk dat een netbeheerder een ontheffing van de codes bij de ACM aanvraagt. De ACM zal deze aanvraag vervolgens toetsen.

4.13.6 Zienswijze: Eenduidig informatieloket

Respondent: NVVP.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 304. NVVP verzoekt de ACM om voor gedigitaliseerde processen te zorgen, waarbij één portaal gecreëerd wordt voor machtigingen, uittreding en rapportage, zodat kosten en foutenrisico’s geminimaliseerd worden.

Reactie ACM

  • 305. De wens van respondent is begrijpelijk, maar ziet op de bredere inrichting van bepaalde processen bij netbeheerders. De netbeheerders dienen er uiteraard voor te zorgen dat het contact met aangeslotenen goed verloopt, dat hun bedrijfsvoering zo efficiënt mogelijk is en dat foutenrisico’s geminimaliseerd worden. De wijzen waarop netbeheerders hun processen hiertoe hebben ingericht kan echter onderling verschillen. Het opnemen van een algemene verplichting om één portaal te creëren houdt geen rekening met de verschillen tussen netbeheerders en de al bestaande processen. De ACM gaat daarom niet mee in het verzoek.

4.13.7 Zienswijze: Maatwerkoplossingen

Respondenten: Particulier V.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 306. Particulier V. geeft aan dat het raadzaam is om de groepstransportovereenkomst open te laten voor specifieke maatwerkoplossingen. Respondent geeft daarbij twee voorbeelden die in de Haven van Rotterdam doorgevoerd zouden kunnen worden, namelijk het afstemmen van de periode waarin bedrijven in onderhoud gaan, zodat er minder netcapaciteit benodigd is voor deze aangeslotenen, en het gereserveerde vermogen dat bedrijven hebben voor het geval zich een calamiteit voordoet herleiden naar de daadwerkelijke belasting voor het net, aangezien dit vermogen niet gelijktijdig gebruikt wordt met de productieprocessen. Respondent ziet hiervoor in de haven van Rotterdam een rol weggelegd voor het Havenbedrijf Rotterdam.

Reactie ACM

  • 307. Dit besluit introduceert de groepstransportovereenkomst als standaardproduct in de codes en biedt een regelgevend kader waarbinnen gehandeld kan worden. Groepen zullen onderling verschillen en de regels geven daarom ruimte om enig maatwerk te bieden, bijvoorbeeld als het gaat om het groeps-GTV. Netbeheerders krijgen daarnaast van de ACM experimenteerruimte om extra kennis op te doen als zij dit nodig achten. Zij kunnen hiertoe een experiment melden bij de ACM. Als dit experiment niet binnen de bestaande regels past, dan kan een netbeheerder hiertoe een ontheffing van de codes aanvragen bij de ACM, waarna de ACM deze aanvraag zal toetsen.

  • 308. De ACM heeft geen rol in het bepalen welke partijen een taak hebben om te zorgen voor de totstandkoming van groepen.

4.13.8 Zienswijze: Rollen derden

Respondenten: Joulz en IPO.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 309. Joulz pleit voor de formele introductie van de rol van ‘Local System Operator’ in het proces van totstandkoming van de groepstransportovereenkomst, en in bredere zin als schakel tussen de netbeheerder en grootverbruikers. De naam ‘Local System Operator’, door Joulz geïntroduceerd, omvat volgens Joulz meer dan wat een gemachtigde of een ‘Congestion Service Provider’ (CSP) doet.

  • 310. Volgens Joulz vormt de ‘Local System Operator’ een belangrijke schakel tussen de regionale netbeheerder en grootverbruikers die technische, procesmatige en juridische afspraken tussen de groep en de netbeheerder kan maken. Dit zou leiden tot een efficiëntere rolverdeling, snellere besluitvorming, gespecialiseerde expertise, snellere oplossingen voor netcongestie en inventieve energievoorzieningen.

  • 311. Volgens Joulz moeten afspraken over lokale vermogenssturing, governance en de juiste contractvormen niet direct tussen de netbeheerder en de aangeslotene worden gemaakt, maar door commerciële partijen zoals Joulz die hier de juiste kennis en kunde voor hebben. Het maken van dergelijke afspraken tussen netbeheerders en aangeslotenen zonder tussenkomst van een derde commerciële partij, zoals het ontwerpbesluit toelaat, leidt volgens Joulz tot onwenselijke concurrentie tussen netbeheerders en commerciële bedrijven.

  • 312. IPO benadrukt dat gebiedsregisseurs een rol kunnen spelen bij de totstandkoming van groepstransportovereenkomsten en het ondersteunen van netbeheerders. IPO geeft aan dat deze rol nu veel door provincies of regionale ontwikkelingsmaatschappijen wordt gedeeld en raadt de ACM aan een ondersteuningsstructuur voor gebiedsregisseurs te overwegen.

  • 313. IPO vraagt ook aandacht van het Rijk en de ACM voor het maken van duidelijke afspraken over wie de initiatiefnemers bij het sluiten van een groepstransportovereenkomst ondersteunt.

Reactie ACM

  • 314. Het codebesluit schrijft voor dat groepen vertegenwoordigd dienen te zijn door een gemachtigde. In lijn met wat Joulz opmerkt kunnen dit derden zijn, zoals commerciële partijen, die een schakel vormen tussen de netbeheerder en de aangeslotenen. Zoals reeds vastgesteld in paragraaf 4.3.4 van dit besluit, stelt de ACM geen aanvullende eisen aan de aard van de gemachtigde. De ACM ziet geen reden om het besluit aan te passen.

  • 315. Deze codewijziging regelt de verhouding tussen de netbeheerder en de aangeslotenen die deel uitmaken of deel uit willen maken van een groepstransportovereenkomst. De ACM is niet bevoegd om, zoals IPO verlangt, de rolverdeling tussen initiatiefnemers van de groepstransportovereenkomst nader in te vullen. Genoemde ondersteuningstaken en -structuren kunnen zeker bijdragen aan de totstandkoming van de groepstransportovereenkomsten. Het is echter niet aan de ACM om hier invulling aan te geven. Desgewenst kunnen overheden een rol pakken bij het heroverwegen van een ondersteuningsstructuur voor deze initiatiefnemers en het invullen van nadere afspraken.

4.13.9 Zienswijze: Houding netbeheerders

Respondenten: MRU.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 316. MRU geeft aan in de praktijk te ervaren dat netbeheerders niet altijd voldoende klantgericht werken bij groepscontracten, wat het vertrouwen belemmert en bedrijven terughoudend maakt om deel te nemen aan een groepstransportovereenkomst. Respondent verzoekt de ACM daarom de netbeheerders aan te sporen tot een actieve en meedenkende houding.

Reactie ACM

  • 317. De ACM stelt met deze codewijziging regels op waar de netbeheerders zich aan moeten houden als het gaat om een aanvraag voor een groepstransportovereenkomst en als deze groepstransportovereenkomst vervolgens gesloten is. Vanaf de inwerkingtreding van het codewijzigingsbesluit krijgen de netbeheerders een jaar de tijd om het product te implementeren voordat ze verplicht zijn om de groepstransportovereenkomst aan hun aangeslotenen aan te bieden (zie paragraaf 3.19 van dit besluit). De codebepalingen geven aan volgens welke regels de netbeheerders moeten handelen. De ACM houdt hierop toezicht. Ook benadrukt de ACM dat zij een actieve en meedenkende houding verwacht vanuit de netbeheerders.

4.13.10 Zienswijze: Verwachtingsmanagement

Respondent: MRU.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 318. MRU verzoekt de ACM om te zorgen voor duidelijk verwachtingsmanagement.

Reactie ACM

  • 319. De ACM stelt met dit codewijzigingsbesluit een algemeen regelgevend kader op voor de groepstransportovereenkomst, zodat netbeheerders en aangeslotenen weten welke regels er gelden voor het aangaan van een groepstransportovereenkomst. Het is voor de ACM niet helder op welk onderdeel de zienswijze van respondent precies ziet en wat er volgens respondent ontbreekt in het codevoorstel waardoor de verwachtingen van partijen niet voldoende gemanaged worden. De zienswijze leidt niet tot een aanpassing van het besluit.

4.13.11 Zienswijze: Helderheid over procedure en toetredingsvoorwaarden

Respondenten: StER, NAL Oost, SEH, IC Kampen, VNO-NCW Regio, NVVP, ECAH en Particulier V.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 320. Respondenten geven aan dat er helderheid moet zijn over de te volgen procedure bij het aanvragen van een groepstransportovereenkomst en over de bijbehorende toetredingsvoorwaarden. Netgebruikers moeten weten aan welke voorwaarden zij moeten voldoen om in overleg te kunnen treden met de netbeheerder over het aangaan van een groepstransportovereenkomst. Zij stellen daartoe verschillende oplossingen voor.

  • 321. StER en NVVP verzoeken de ACM om een vast toetsingsprotocol te publiceren met daarin de toetsingscriteria, de tijdlijnen en de gevraagde datagegevens.

  • 322. NAL Oost verzoekt de ACM om voorwaarden en eventueel een format op te stellen zodat duidelijk is waar een aanvraag aan moet voldoen, de kwaliteit geborgd wordt en een efficiënt proces bij de netbeheerders bevorderd wordt. Ook volgens Particulier V. zou het efficiënt zijn als er gewerkt wordt met een standaard template en bijbehorende processen zodat niet elke netbeheerder voor zichzelf andere normen en regels gaat hanteren. IC Kampen is van mening dat het belangrijk is dat er landelijk zoveel mogelijk gestandaardiseerd wordt en dat een eenduidig en werkbaar model cruciaal is om de groepstransportovereenkomst te laten slagen.

  • 323. SEH verzoekt de ACM om aanvullende beleidsregels of richtsnoeren op te stellen waarin uniforme spelregels en beoordelingscriteria opgenomen zijn. VNO-NCW Regio verzoekt de ACM om te zorgen voor een heldere en gedetailleerde toelichting op de procedure en toetredingsvoorwaarden en om te zorgen voor voldoende voorbereidingstijd en ondersteunende documentatie voor de inwerkingtreding van het besluit.

Reactie ACM

  • 324. De ACM merkt op dat zij middels dit codebesluit de voorwaarden opstelt die de netbeheerders binden bij het aanbieden van de groepstransportovereenkomst. De ACM licht deze codebepalingen toe in de toelichting bij dit besluit. Het is vervolgens aan de netbeheerder om deze voorwaarden toe te passen in privaatrechtelijke afspraken met aangeslotenen. De ACM houdt toezicht op de naleving van de code, maar gaat niet over de specifieke invulling die de netbeheerders hieraan geven, voor zover deze binnen de geldende kaders vallen. Zo geven de netbeheerders bijvoorbeeld invulling aan hun vergewisplicht uit de code door toepassing van de inbedrijfsname- en beheersprotocollen, zoals bedoeld in artikel 7.1g van de Netcode. Ten aanzien van het delen van data gelden verplichtingen die volgen uit de Energiewet. Netbeheerders kunnen hier vervolgens invulling aan geven door dataproducten te ontwikkelen en beschikbaar te stellen (zie paragraaf 3.13 van dit besluit).

  • 325. De ACM geeft de netbeheerders een implementatietermijn van 1 jaar na inwerkingtreding van het besluit (zie paragraaf 3.19 van dit besluit). Binnen dit jaar kunnen de netbeheerders de groepstransportovereenkomst aan aangeslotenen aanbieden, maar vanaf 1 januari 2027 zijn ze hiertoe verplicht. Dit geeft de netbeheerders voldoende tijd om zich op deze verplichting voor te bereiden en om ervaring op te doen met deze contractvorm.

4.13.12 Zienswijze: Harmonisatie via Netbeheer Nederland

Respondent: SEH.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 326. SEH adviseert de ACM om actief mee te werken aan harmonisatie via Netbeheer Nederland, zodat er een landelijke lijn ontstaat.

Reactie ACM

  • 327. Het is aan de netbeheerders om navolging te geven aan de codebepalingen die middels dit codewijzigingsbesluit geïntroduceerd worden in de codes. De ACM is toezichthouder en houdt toezicht op de naleving van deze regels. Waar in de codes staat dat de netbeheerders gezamenlijk tot bepaalde producten moeten komen, zoals het geval is voor het opstellen van de inbedrijfsname- en beheersprotocollen, zoals volgt uit artikel 7.1g van de Netcode, zijn de netbeheerders hiertoe verplicht.

  • 328. De gezamenlijke netbeheerders geven in hun zienswijze ook aan dat zij voornemens zijn om zich bij de implementatie in te spannen om verdere criteria zoveel mogelijk in gezamenlijkheid op te stellen, om in gelijke gevallen zoveel mogelijk gelijk te handelen. Daarnaast geeft zij aan dat de netbeheerders graag in gesprek blijven met de ACM over de opgedane ervaringen en inzichten, en de vertaling daarvan naar een zo goed mogelijk proces met bijbehorende voorwaarden. De ACM staat hiervoor open, uiteraard met inachtneming van haar rol als toezichthouder.

4.13.13 Zienswijze: Goede begeleiding door netbeheerders

Respondent: VNO-NCW Regio.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 329. VNO-NCW Regio verzoekt de ACM om te zorgen voor goede begeleiding door de netbeheerder bij het opstellen van een groepstransportovereenkomst. Een succesvolle invoering van de groepstransportovereenkomst vereist volgens respondent namelijk een zorgvuldig proces, duidelijke communicatie en vertrouwen tussen marktpartijen en netbeheerders.

Reactie ACM

  • 330. De ACM is het met respondent eens dat het vormen van een groepstransportovereenkomst een goede samenwerking tussen marktpartijen en netbeheerder vereist. Hiervoor worden, onder meer in de E-wet en de codes, eisen gesteld aan de netbeheerder. Hieronder valt het onderbouwen aan de hand van specifiek opgenomen criteria waarom groepsvorming niet mogelijk zou zijn, of waarom er een deellimiet opgelegd moet worden aan de groep, en het delen van data. Hiermee kan de groep meer inzicht krijgen in de mogelijkheden met betrekking tot groepsvorming. Het is belangrijk dat een netbeheerder meedenkt met de groep over wat er wel en niet mogelijk is.

  • 331. Tegelijkertijd is de netbeheerder ook contractpartij bij de groepstransportovereenkomst en moet hij ook zijn eigen belangen waarborgen. Deze zijn niet altijd gelijk aan de belangen van de groep. Daarom neemt de ACM geen algemene verplichting voor de netbeheerders op om een groep goed te begeleiden bij de totstandkoming van een groepstransportovereenkomst. Andere (onafhankelijke) partijen, zoals bijvoorbeeld gebiedsregisseurs van de provincie, zouden hierin een rol kunnen vervullen.

4.13.14 Zienswijze: Delen van transportcapaciteit

Respondent: Particulier B.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 332. Particulier B. is van mening dat het delen van transportcapaciteit, zonder eisen te stellen aan hoe aangeslotenen deze verdelingen maken, het feitelijk mogelijk maakt om transportcapaciteit te verhandelen. Een partij kan namelijk een andere partij betalen om zijn aansluiting helemaal niet meer te gebruiken, waardoor die partij het volledige gecontracteerde transportvermogen van de gehele ‘groep’ kan genieten.

Reactie ACM

  • 333. Het idee van een groepstransportovereenkomst is dat meerdere partijen gezamenlijk het net efficiënter kunnen benutten dan een partij individueel. Aangeslotenen maken daarbij afspraken op basis van de kaders die in dit besluit zijn vastgesteld. Ook kunnen partijen niet meer gebruiken dan de aansluitcapaciteit van hun aansluiting technisch aankan. Daarnaast is het aangaan van een groeps-GTV een vrijwillige keuze. De ACM ziet naar aanleiding van de zienswijze geen reden om het besluit aan te passen.

4.13.15 Zienswijze: Jaarlijks evaluatiemoment door de groep met de netbeheerder

Respondent: ProRail.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 334. ProRail stelt voor om in de Netcode op te nemen dat deelnemers en de netbeheerder de groepstransportovereenkomst jaarlijks evalueren. Dit komt volgens ProRail het behoud van groepen wellicht ten goede.

Reactie ACM

  • 335. De ACM kan zich voorstellen dat een evaluatiemoment het functioneren en behoud van groepen ten goede komt. De ACM laat het echter aan partijen om onderling en met de netbeheerder afspraken te maken over de evaluatie van de samenwerking. Voorkeuren en mogelijkheden kunnen namelijk per groep en netbeheerder verschillen. De ACM neemt daarom geen verplichting hierover op in de Netcode.

  • 336. De ACM vindt het wel belangrijk om de werking van het besluit te monitoren en te evalueren. Zie hiervoor paragraaf 3.18.

4.14 Tarifering

4.14.1 Zienswijze: Financiële beloning samenwerking in een energiehub

Respondenten: Impuls Zeeland, VNO-NCW Regio, PVB, Havenbedrijf Rotterdam en Particulier V.

Leidt tot wijziging in besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 337. VNO-NCW Regio spoort aan tot het ontwikkelen van een transparante en voorspelbare tariefstructuur die samenwerking beloont. Impuls Zeeland geeft aan dat de maatschappelijke baten van energiehubs (als gevolg van lagere investeringen in de verzwaring van het net) verdisconteerd zouden moeten worden in de transporttarieven. PVB verzoekt om prikkels voor deelname aan collectieven, zoals korting op netkosten, om het volstorten van individueel GTV door aangeslotenen tegen te gaan. Havenbedrijf Rotterdam is benieuwd of de ACM heeft nagedacht over positieve prikkels voor groepen die energiebesparing en investeringsbereidheid belonen.

  • 338. Particulier V. meent dat het eerlijk zou zijn groepen 10% tariefkorting te verschaffen om groepsvorming te stimuleren en om te compenseren voor de aanzienlijke kosten die groepen maken en de maatschappelijke bijdrage die zij leveren.

Reactie ACM

  • 339. In de kern toetst de ACM (wijzigingen in) de tariefstructuur aan de volgende criteria: kostenreflectiviteit, het bevorderen van systeemefficiëntie, transparantie en non-discriminatie. Verder zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing. De ACM wijkt hier bij het vaststellen van het tarief voor groepen niet van af. Maatschappelijke baten van energiehubs, voor zover deze als gevolg van een groepstransportovereenkomst tot stand zijn gekomen en leiden tot ander netgebruik en lagere netkosten komen tot uitdrukking in een lager GTV, een lager netto kWmax en een lager kWgecontracteerd tarief en leiden daarmee reeds tot lagere transporttarieven.

4.14.2 Zienswijze: (Geen) correctiefactor op tariefdragers kWmax en kWgecontracteerd

Respondenten: Havenbedrijf Rotterdam, PVB, VEMW, IPO, de gezamenlijke netbeheerders, StER, G40, Ned Zero, WIN, Emmett Green, Eregie, MRE, Particulier V. en VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 340. Respondenten, met uitzondering van de gezamenlijke netbeheerders en WIN, zijn het eens met het niet overnemen van de door de gezamenlijke netbeheerders in het voorstel voorgestelde correctiefactor van 1,21 op de tariefdragers kWmax en kWgecontracteerd (hierna: de correctiefactor). Deze respondenten zien verschillende voordelen voor de netbeheerder als gevolg van groepsvorming, zoals efficiënter netgebruik, lokale energie-uitwisseling en (piek)afstemming, aanvullende (contractuele) zekerheid voor de netbeheerder ten aanzien van het netgebruik en minder noodzaak tot netinvesteringen. Deze partijen zien de correctiefactor als onwenselijk omdat deze tegen deze baten van groepsvorming indruist.

  • 341. Een aantal van de tegenstanders van de correctiefactor is van mening dat de correctiefactor groepen discrimineert ten opzichte van individuele aangeslotenen (VNO-NCW/MKB; G40; VEMW; Particulier V.). VNO-NCW/MKB en VEMW stellen dat het GTV eenzelfde prijs moet hebben, ongeacht of er sprake is van een individueel GTV of groeps-GTV. G40 stelt dat er zowel in gebieden met een groepstransportovereenkomst als in gebieden zonder groepstransportovereenkomst sprake is van toevallige ongelijktijdigheid en dat het niet juist zou zijn om in de ene situatie een correctiefactor toe te passen, en in de andere situatie niet.

  • 342. Volgens Particulier V. is er bovendien in tijden van congestie geen sprake van inkomstenderving voor netbeheerders bij vaststelling van een lager groeps-GTV dan de som der delen, omdat deze capaciteit direct weer kan worden uitgegeven.

  • 343. De gezamenlijke netbeheerders en WIN zijn het oneens met het niet overnemen van de correctiefactor uit het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat de correctiefactor noodzakelijk is om tot een kostenreflectief tarief voor groepen te komen. Het schrappen van de factor resulteert namelijk in een korting voor groepen waar geen gedragsverandering of lagere netkosten tegenover staan. Deze korting wordt door andere netgebruikers betaald, hetgeen volgens de gezamenlijke netbeheerders onacceptabel is in het kader van de betaalbaarheid van de energierekening.

  • 344. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat het effect van de contractuele zekerheid door groepsvorming van beperkte invloed is op de noodzaak tot netinvesteringen en de netkosten, omdat netbeheerders het net dimensioneren op basis van fysieke belasting, waardoor zij contractueel meer capaciteit uitgeven dan er fysiek beschikbaar is. De gezamenlijke netbeheerders menen dat de huidige tarieven hierdoor al een kostenvoordeel bevatten bij ongelijktijdigheid van gebruik. De correctiefactor voor de groepstransportovereenkomst zorgt ervoor dat deze ongelijktijdigheid niet dubbel beloond wordt. Het beperkte voordeel van contractuele zekerheid hebben de netbeheerders al meegenomen bij het vaststellen van de correctiefactor, door deze na bespreking in het GEN-verslag bij te stellen van 1,3 naar 1,21.

  • 345. De gezamenlijke netbeheerders erkennen dat de hoogte van de correctiefactor moeilijk generiek is vast te stellen, maar dat dit wel noodzakelijk is om kostenreflectiviteit te waarborgen en dat deze tenminste hoger dan 1.0 dient te zijn. De gezamenlijke netbeheerders sporen de ACM daarom aan om een correctiefactor te handhaven en indien nodig een andere hoogte vast te stellen. De gezamenlijke netbeheerders beargumenteren dat deze factor kan worden bijgesteld wanneer er meer inzicht is in de representatieve kosten van de groepstransportovereenkomst.

  • 346. WIN vult de zienswijze van de gezamenlijke netbeheerders op één specifiek punt aan en geeft aan dat het niet overnemen van de correctiefactor extra ongewenst is in gebieden waar geen sprake is van congestie, omdat het beperken van autonome groei door contractuele zekerheid van de groepstransportovereenkomst in die situatie geen voordelen oplevert voor de netbeheerder.

Reactie ACM

  • 347. In de kern toetst de ACM (wijzigingen in) de tariefstructuur aan de volgende criteria: kostenreflectiviteit, het bevorderen van systeemefficiëntie, transparantie en non-discriminatie. Verder zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing. De ACM heeft in het ontwerpbesluit de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde correctiefactor niet overgenomen na deze aan bovenstaande uitgangspunten te hebben getoetst. De ACM ziet op basis van de bovenstaande zienswijzen geen reden om tot een ander besluit te komen.

  • 348. De reacties van de gezamenlijke netbeheerders en WIN leiden niet tot nieuwe inzichten. De lagere tariefkosten voor groepen zonder toepassing van een correctiefactor zijn het gevolg van de wijze waarop het groeps-GTV wordt vastgesteld. Groepsvorming garandeert dat de groep niet meer elektriciteit gelijktijdig afneemt van hoger gelegen netdelen dan dat het groeps-GTV toestaat. Dit groeps-GTV zal naar verwachting lager liggen dan de som van de individuele GTV’s van de groepsleden voorafgaand aan deelname aan de groepstransportovereenkomst, omdat het groeps-GTV bepaald wordt door samenvoeging van de gebruiksprofielen van de individuele aangeslotenen, waartussen doorgaans een zekere mate van gelijktijdigheid bestaat. In het geval van groepen met alleen afnemers kan groepsvorming door onderlinge afstemming daarnaast leiden tot een beperking van het (piek)gebruik van het lokale netdeel.

  • 349. De stelling van WIN dat een correctiefactor van meer dan 1.0 nodig is om kostenreflectiviteit te borgen gaat ervan uit dat de verlaging van de tariefkosten voor de groep bij groepsvorming altijd groter is dan de verlaging van de totale netkosten als gevolg van groepsvorming. De ACM meent dat dit argument niet is onderbouwd en dat het afhankelijk is van de specifieke netsituatie hoe groot het voordeel voor de groep en voor het net daadwerkelijk is. Het is niet alleen dat, zoals de gezamenlijke netbeheerders stellen, de hoogte van de correctiefactor moeilijk generiek is vast te stellen, het is in generieke zin niet vast te stellen dat een correctiefactor noodzakelijk is om kostenreflectiviteit te borgen. Wanneer aangeslotenen met een hoge mate van gelijktijdigheid een groep vormen, zou dit namelijk kunnen leiden tot een hoger transporttarief dan de som van individuele transporttarieven die zij voorafgaand aan de groepsvorming betaalden.

  • 350. Zoals beschreven in hoofdstuk 3.17 van dit besluit, kan de ACM de onderbouwing van de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde correctiefactor van 1,21 niet volgen. De ACM acht de data die door de netbeheerders zijn gebruikt bij het vaststellen van de factor niet representatief, omdat het voorbeelddata van mogelijke groepen betreffen en deze data afkomstig zijn van slechts één van de netbeheerders. Deze data zijn onvoldoende om vast te stellen dat een correctiefactor noodzakelijk is, laat staan dat hier één generieke factor uit af te leiden is die voldoende representatief is voor alle mogelijke groepen. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun zienswijze de noodzaak van een correctiefactor niet nader onderbouwd met aanvullende data.

  • 351. De ACM merkt op dat indien in de praktijk blijkt dat groepsvorming leidt tot disproportionele tariefvoordelen voor (specifieke) groepen ten opzichte van andere netgebruikers, hiervoor in de toekomst alsnog een passende (tarief)oplossing gezocht kan worden. De ACM heeft de gezamenlijke netbeheerders daarom in dit besluit opgeroepen om de groepstransportovereenkomst uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van het besluit te evalueren en daarin ook de effecten van groepsvorming op de tarieven voor groepen en andere aangeslotenen onderzoeken. (zie de paragrafen 3.17.3 en 4.15.1)

  • 352. In reactie op WIN merkt de ACM op dat zij betwist dat in gebieden waar geen sprake is van congestie er geen voordeel bestaat voor de netbeheerder door groepsvorming. Groepsvorming buiten congestiegebieden zorgt voor een toename in de totale hoeveelheid beschikbare transportcapaciteit door een efficiëntere netbenutting, waardoor meer ruimte voor groepen of andere toekomstige aangeslotenen ontstaat en de noodzaak tot netverzwaring en vervangingsinvesteringen afneemt.

4.14.3 Zienswijze: Het toepassen van een vorm van netto-afrekening op de tariefdrager kWh

Respondenten: Particulier B., Drentse CoP, ECAH, ECB, Coöperatie ECHT, Emmett Green, Eregie, ESNL, G40, IC Kampen, IPO, Joulz, Limburg, MGV, MRE, NAL Oost, de gezamenlijke netbeheerders, NEC, NEPROM, Ned Zero, NVVP, SEH, ProRail, ROCC, StER, VEMW, Particulier V., VNO-NCW/MKB en VNO-NCW Regio.

Leidt tot wijziging besluit: Nee

Samenvatting zienswijze

  • 353. Respondenten, met uitzondering van VEMW, VNO-NCW/MKB, de gezamenlijke netbeheerders en Ned Zero, zijn expliciet voorstander van het toevoegen van een structurele prikkel tot het gelijktijdig afstemmen van lokale opwek en afname buiten piekmomenten. Meningen over de vormgeving zijn echter verdeeld.

  • 354. De voorstanders benadrukken overwegend dat een aanvullende prikkel op de tariefdrager kWh passend kan zijn. Dit zou bijdragen aan stimulering van (investeringen in) flexibiliteit, lagere piekbelasting en congestieverlaging en beperkt de noodzaak tot netinvesteringen. Ook voorkomt het dubbeltelling van getransporteerde kWh’s in groepen met batterijopslag.

  • 355. Het merendeel van bovengenoemde voorstanders is ofwel voor ofwel niet expliciet tegen een volledige netto afrekening van kWh. (Coöperatie ECHT; ESNL; IPO; NEC; Joulz; G40; ECB; IC Kampen; Emmett Green; VNO-NCW Regio; ECAH; Eregie; MRE; Drentse CoP; StER; Particulier V.; NVVP; SEH).

  • 356. Een deel van de voorstanders van een aanvullende prikkel wijst op de risico’s van een volledige netto-afrekening. (Limburg; MGV; NAL Oost; VNO-NCW/MKB; StER; G40; Particulier B.). Deze partijen geven aan dat kosten (mogelijk) onterecht verschuiven naar andere netgebruikers en dat een volledige netto-afrekening geen rekening houdt met lokale netbelasting. Particulier B. benadrukt dat de kostenvoordelen voor de groep als gevolg van netto-afrekening discriminerend kunnen werken richting andere aangeslotenen die geen onderdeel uitmaken van een groep, maar bijvoorbeeld wel op hetzelfde netdeel afnemen op momenten van invoeding door een nabijgelegen invoeder in een groep.

  • 357. Een aantal van deze partijen geeft expliciet de voorkeur aan een gedeeltelijke netto-afrekening (Limburg; NAL Oost). NAL Oost roept in aanvulling hierop op tot kwantificatie van de kostenvoordelen voor groepen en de effecten daarvan op andere aangeslotenen. StER geeft ook de voorkeur aan gedeeltelijke netto-afrekening, indien dit kostenreflectiever zou zijn.

  • 358. VEMW is tegen netto-afrekening van kWh omdat dit leidt tot een onevenredig voordeel ten opzichte van andere gebruikers en omdat het lokale net wel door de groep wordt belast. Bovendien, stelt VEMW, bestaan er reeds andere instrumenten die op deze manier kWh’s van opwek en afname tegen elkaar wegstrepen waarbij het openbare net niet wordt belast, zoals directe lijnen en GDS’en.

  • 359. Een aantal partijen is noch voor noch tegen het invoeren van een aanvullende prikkel en wijst, net als een aantal eerdergenoemde voorstanders, op risico’s en tekortkomingen van een (gedeeltelijke) netto kWh-afrekening (VNO-NCW/MKB, de gezamenlijke netbeheerders, NEPROM en Ned Zero). De gezamenlijke netbeheerders en VNO-NCW/MKB benadrukken dat het lokale openbare net ook bij lokale afstemming nog wordt belast. VNO-NCW/MKB benadrukt, net als VEMW, dat lokale afstemming al via andere instrumenten mogelijk is. Ned Zero geeft aan dat het stimuleren van verbruik buiten congestiemomenten ongewenst is en wijst, net als de gezamenlijke netbeheerders, op mogelijk ongewenste kostenverschuivingen naar andere aangeslotenen. NEPROM benoemt in het bijzonder dat groepsvorming niet tot hogere tarieven voor kleinverbruik moet leiden.

  • 360. Alvorens een keuze te maken in het toevoegen van een aanvullende prikkel, pleiten de gezamenlijke netbeheerders en Ned Zero, evenals NAL Oost, voor nader onderzoek naar de mogelijke effecten. De gezamenlijke netbeheerders adviseren de bredere herziening van het tariefstelsel voor grootverbruikers hierbij te betrekken.

  • 361. Een aantal partijen geeft nadere invulling aan de manier waarop een prikkel op de tariefdrager kWH ingericht kan worden.

  • 362. Zo wijzen partijen op het belang van netto-afrekening op basis van kwartierwaarden (MRE; StER; G40; ESNL; NAL Oost; VNO-NCW Regio; ECAH). Particulier B. waarschuwt echter dat netto afrekening op kwartierwaarden ook onterecht tot kostenvoordelen kan leiden, bijvoorbeeld wanneer opwek en afname 5 minuten uit elkaar liggen.

  • 363. NVVP en StER stellen een korting voor op het kWh tarief. ROCC stelt een 0-tarief voor op de tariefdrager kWh. MVG stelt een voorspelbaarheidsbonus voor om groepen te belonen die hun netgebruik nauwkeurig plannen en realiseren.

  • 364. SEH stelt voor om kWh netto af te rekenen, met daarbovenop een korting op de overgebleven individuele afname, zodat de groep alleen betaalt voor het gebruik van de lokale infrastructuur op hoger gelegen netdelen. Ook Particulier B. oppert een korting voor lokaal getransporteerde kWh’s, echter alleen in combinatie met een volledig tarief voor getransporteerde kWh’s over hoger gelegen netdelen. Mocht dit tot disproportionele kostenverschuivingen leiden, dan is een alternatief om kWmax(gewogen) op individueel niveau in plaats van op groepsniveau af te rekenen, waarbij geen korting verleend moet worden voor pieken die toevallig in daluren liggen.

  • 365. ProRail stelt voor alleen een prikkel op de tariefdrager kWh in te zetten op momenten van fysieke congestie, zodat andere netgebruikers niet worden benadeeld en fossiele opwek niet gebruikt wordt om te balanceren wanneer dit onnodig is.

  • 366. Enkele partijen wijzen op de beperkte effectiviteit van kWh als tariefdrager om lokale afstemming van opwek en afname te stimuleren. Volgens Particulier B. werkt kWh beperkt wanneer groepen bestaan uit aangeslotenen voor wie het kWh tarief niet gelijk is. SEH meent dat kWh niet leidend zou moeten zijn om groepen met batterijopslag te stimuleren tot het verlagen van hun piek, omdat de prijs van kWmax hiervoor voldoende prikkel biedt. Wel zou een lagere kWh prijs helpen om opslag te stimuleren.

Reactie ACM

  • 367. De ACM stelt voorop dat het de netefficiëntie ten goede komt als momenten van invoeding en afname lokaal zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd. Om deze reden heeft de ACM de netto-afrekening van de tariefdragers kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) overgenomen uit het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.

  • 368. De ACM heeft zich in het ontwerpbesluit (consultatievraag 1) afgevraagd of er naast het netto-afrekenen van de tariefdragers kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) een aanvullende prikkel nodig is voor groepen tot doorlopende onderlinge afstemming van lokale opwek en afname. Voorwaarde voor een extra prikkel is dat deze kostenreflectief, systeemefficiënt, non-discriminatoir en transparant is. De ACM heeft daarbij aangegeven te denken aan het stimuleren van de lokale afstemming buiten de piekmomenten van de groep door een prikkel op de tariefdrager kWh te introduceren, bijvoorbeeld door een gedeeltelijke netto afrekening of een korting.

  • 369. De ACM heeft besloten om op dit moment geen aanvullende tariefprikkel op de tariefdrager kWh op te nemen. De ACM overweegt hierbij het volgende

  • 370. Uit de reactie van de gezamenlijke netbeheerders van 23 oktober 2025 blijkt dat het GTV voor groepen met invoeding en afname netto wordt vastgesteld (zie paragraaf 3.5). Voor groepen met zowel invoeding als afname biedt de combinatie van het netto bepalen van het groeps-GTV met de netto-afrekening van kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) een sterke prikkel om meer elektriciteit af te nemen op de momenten dat er ook meer invoeding van elektriciteit binnen de groep is. Doordat de elektriciteit afgenomen wordt op het lokale netdeel waar de groep zich bevindt, creëert dit groeiruimte voor de groep zonder dat de belasting van hoger gelegen netdelen toeneemt.

  • 371. Vice versa is er voor groepen met invoeding, met name wanneer er sprake is van stuurbare invoeding zoals bij een batterij het geval is, een prikkel om invoeding zoveel mogelijk op afnamepieken af te stemmen. Hierdoor kunnen groepen ofwel meer afnemen op momenten van invoeding, of hun tariefkosten uit kWgecontracteerd en kWmax(gewogen) verlagen. Het netto-GTV van de groep biedt daarmee ook buiten de piekmomenten een prikkel tot het afstemmen van invoeding en afname.

  • 372. Zoals ook door een deel van de respondenten betoogd, meent de ACM dat het (gedeeltelijk) netto maken van de tariefdrager kWh buiten piekmomenten meer lokale afstemming van invoeding en afname zou kunnen stimuleren. Dit kan mogelijk efficiënt netgebruik stimuleren waardoor er minder elektriciteit over hoger gelegen netdelen wordt getransporteerd. Dit verlaagt ook de netverliezen door een kleinere transportafstand.

  • 373. De ACM ziet echter ook risico’s en heeft onvoldoende inzicht in hoeverre het introduceren van deze prikkel tot voordelen voor groepen en andere aangeslotenen zal leiden en de totale netkosten zal verlagen. Het is bijvoorbeeld onduidelijk in hoeverre de prikkel leidt tot het afvlakken van invoedingspieken waardoor invoedingscongestie afneemt. Door een (gedeeltelijke) kWh-netto afrekening te introduceren kunnen groepen mogelijk kostenvoordelen krijgen, zonder dat zij bijdragen aan een vermindering van netinvesteringen en daarmee een verlaging van de totale netkosten, welke gedreven worden door de hoeveelheid piekbelasting en niet zozeer door de totale getransporteerde volumes.

  • 374. Omdat de daadwerkelijke effecten nog niet te overzien zijn, is de ACM het eens met de respondenten die aangeven dat het nodig is om eerst meer inzicht te krijgen in de kostenreflectiviteit, de gevolgen voor systeemefficiëntie en de gevolgen voor andere aangeslotenen, waarvoor aanvullend kwantitatief onderzoek nodig is.26

  • 375. Om dit onderzoek goed te kunnen uitvoeren, moet er meer praktijkervaring met de groepstransportovereenkomst en de nu gekozen tariefstructuur opgedaan zijn, zodat ook kwantitatieve data beschikbaar zijn van groepen die reeds gevormd zijn.

  • 376. De ACM roept de gezamenlijke netbeheerders daarom op om de groepstransportovereenkomst uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van het besluit te evalueren en daarin ook de effecten van groepsvorming op de tarieven voor groepen en andere aangeslotenen te onderzoeken.

4.14.4 Zienswijze: Bepaal het transportonafhankelijk transporttarief (TOVT) op basis van netvlakken waarmee de individuele aansluitingen verbonden zijn

Respondent: De gezamenlijke netbeheerders.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 377. De gezamenlijke netbeheerders stellen een alternatieve formulering voor van artikel 3.1.3a van de Tarievencode. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat in dit artikel het transportonafhankelijke transporttarief de som is van de transportonafhankelijke transporttarieven behorend bij de tariefcategorieën die van toepassing zouden zijn op de individuele aansluitingen indien deze niet aan de groep zouden deelnemen. Volgens de gezamenlijke netbeheerders is dit niet mogelijk, omdat aangeslotenen op het spanningsniveau MS en lager normaliter ingedeeld worden in een tariefcategorie op basis van GTV, terwijl zij in een groepstransportovereenkomst geen individueel GTV meer hebben.

Reactie ACM

  • 378. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun reactie van 8 september 2025 van de ACM bevestigd dat de volgende formulering in lijn is met de voorgestelde wijziging. “In afwijking van artikel 3.1.3 geldt, indien sprake is van een groepstransportovereenkomst als bedoeld in artikel 7.1e van de Netcode elektriciteit, dat het transportonafhankelijk transporttarief en het transportafhankelijk transporttarief in rekening worden gebracht per groep, waarbij het transportonafhankelijk transporttarief bestaat uit de som van de transportonafhankelijke transporttarieven behorend bij de tariefcategorieën die overeenkomen met de netvlakken waarmee de individuele aan de groep deelnemende aansluitingen zijn verbonden"

  • 379. De ACM is het eens met de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde wijziging en wijzigt artikel 3.1.3a van de Tarievencode en neemt de bovenstaande formulering over.

4.14.5 Zienswijze: Bepaal het transportafhankelijk transporttarief (TAVT) op basis van het hoogste netvlak waarmee de afnemers verbonden zijn

Respondent: De gezamenlijke netbeheerders.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 380. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om in artikel 3.7.2a van de Tarievencode op te nemen dat het transportafhankelijke verbruikers-transporttarief overeenkomt met het hoogste netvlak waarmee de individuele aansluitingen zijn verbonden die elektriciteit mogen afnemen. De gezamenlijke netbeheerders geven als reden dat voor groepen bestaande uit aansluitingen behorende in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 tot en met A.5 en A.6 de toepasselijke tariefcategorie Trafo HS+TS / MS zou zijn, terwijl alle afnemende aansluitingen zich op MS of achter een MS/LS trafo bevinden.

  • 381. De gezamenlijke netbeheerders stellen als alternatief voor om te bepalen dat voor groepen met zowel aansluitingen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 tot en met A.5 als een invoeder met aansluiting in de aansluitcapaciteitscategorie A.6 het hoogste netvlak niet bepalend is voor het transportafhankelijk verbruikers-transporttarief.

Reactie ACM

  • 382. De ACM is het eens met de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde wijziging en wijzigt artikel 3.7.2a van de Tarievencode zodat de groep wordt ingedeeld in de tariefcategorie die overeenkomt met het hoogste netvlak waarmee de aan de groep deelnemende individuele aansluitingen zijn verbonden die elektriciteit mogen afnemen. Dit verzekert dat groepen van aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 – A.5 met een A.6 invoeder het meer kostenreflectieve MS of MS/LS trafo tarief in rekening gebracht krijgen, in plaats van het Trafo HS+TS / MS tarief.

4.14.6 Zienswijze: Opnemen verwijzing van groepstransportovereenkomst naar tariefstructuren tijdsduurgebonden transportrecht

Respondent: De gezamenlijke netbeheerders.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 383. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat de verwijzing naar de tariefstructuren voor het tijdsduurgebonden transportrecht met een groepstransportovereenkomst ontbreekt en verzoekt de ACM om de verwijzing op te nemen.

Reactie ACM

  • 384. De ACM heeft hierop artikel 7.1.c, derde lid, onderdeel d, van de Netcode gewijzigd zodat hierin opgenomen is dat tevens de tariefstructuur uit artikel 3.7.18 van de Tarievencode van toepassing is indien sprake is van de combinatie van een groepstransportovereenkomst met een tijdsduurgebonden transportrecht.

4.15 Evaluatie

4.15.1 Zienswijze: Evaluatie

Respondenten: Drentse CoP, IPO, Ned Zero en SEH.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijze

  • 385. Respondenten benadrukken het belang van een goede evaluatie en monitoring door de ACM. Volgens respondenten kan dit waardevolle inzichten opleveren over wat goed gaat en wat beter kan. Daarnaast zien respondenten monitoring en evaluatie als een prikkel voor netbeheerders om de groepstransportovereenkomst zo goed mogelijk aan te bieden en geven zij aan dat monitoring en evaluatie de transparantie bevorderen. Respondenten verzoeken de ACM om dit te concretiseren in het besluit.

  • 386. Specifiek stellen respondenten voor om (bijvoorbeeld jaarlijks) te monitoren hoeveel groepstransportovereenkomsten er zijn afgesloten per netbeheerder, hoe snel deze gerealiseerd worden, hoe aanvragen behandeld worden en hoeveel vermogen er per groep wordt gecontracteerd. Drentse CoP stelt voor om ook te monitoren wat de verhouding is tussen het totale GTV van de groep en de individuele leden.

  • 387. Ned Zero stelt voor om ook de onderzoeken naar de uitbreiding van de doelgroep van de groepstransportovereenkomst mee te nemen in de evaluatie.

Reactie ACM

  • 388. De ACM is het met respondenten eens dat het goed is om de monitoring en evaluatie van de groepstransportovereenkomst te concretiseren in het besluit. De ACM vindt het belangrijk om zicht te hebben op de voortgang en implementatie ervan. Daarnaast stellen monitoring en evaluatie de netbeheerders in staat om verbeteringen te identificeren en te implementeren. De ACM vindt het belangrijk om de regels aan te kunnen passen als gebleken is dat een verbetering mogelijk is. Hiervoor is praktijkervaring belangrijk.

  • 389. De ACM vindt het in de eerste plaats belangrijk om een aantal kerngegevens te kunnen monitoren in het kader van de uitrol van de groepstransportovereenkomst en de doorlooptijden (zie paragraaf 3.18). In reactie op Ned Zero merkt de ACM op dat zij het belangrijk vindt om de groepstransportovereenkomst te evalueren op het moment dat er meer praktijkervaring is opgedaan en er meer kwantitatieve data beschikbaar is van groepen die reeds gevormd zijn. De ACM roept de gezamenlijke netbeheerders op om de groepstransportovereenkomst uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van het besluit evalueren en de uitkomsten hiervan delen met de ACM en betrokkenen (zie paragraaf 3.18).

  • 390. De netbeheerders kunnen daarin ook de effecten van groepsvorming op de tarieven voor groepen en andere aangeslotenen onderzoeken (zie ook paragraaf 4.14.2 en 4.14.3). Daarnaast kan bijvoorbeeld, zoals Drentse CoP voorstelt, ook de verhouding tussen het totale GTV van de groep en de som van de GTV’s van de individuele leden voorafgaand aan de groepsvorming worden betrokken. Dit geeft onder meer inzicht in de mate van gelijktijdigheid van het netgebruik van aangeslotenen voorafgaand aan de groepsvorming.

  • 391. De ACM merkt op dat zij de uitkomsten van het onderzoek van de gezamenlijke netbeheerders naar de mogelijkheid om gecombineerde groepen van aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.3 – A.5 met aangeslotenen in de aansluitcapaciteitscategorieën A.6 en A.7 toe te staan in 2026 verwacht. De ACM zal vervolgens met de gezamenlijke netbeheerders in gesprek gaan over de onderzoeksresultaten en de te nemen vervolgstappen. Als uit het onderzoek blijkt dat het wenselijk is om deze gecombineerde groepen mogelijk te maken, dan zal dit via een codewijzigingstraject geregeld moeten worden.

4.16 Implementatie en inwerkingtreding

4.16.1 Zienswijze: Aandacht implementatie en datum van inwerkingtreding

Respondenten: Particulier B., de gezamenlijke netbeheerders, NedZero, VEMW en VNO-NCW/MKB.

Leidt tot wijziging besluit: Ja

Samenvatting zienswijzen

  • 392. Respondenten vragen aandacht voor de implementatie en de inwerkingtreding van het besluit. De gezamenlijke netbeheerders wijzen erop dat de groepstransportovereenkomst een complex product is. De door de ACM voorgestelde wijzigingen, zoals de verruiming van de doelgroep, vergroten volgens de gezamenlijke netbeheerders deze complexiteit. De netbeheerders geven aan dat deze afwijkingen van hun codewijzigingsvoorstel de reeds ambitieuze implementatietermijn van een jaar onder druk zetten. Hierdoor neemt de onzekerheid over de realiseerbaarheid van een goed gebalanceerd product toe. De gezamenlijke netbeheerders geven aan hierover graag in gesprek te blijven met de ACM en met de markt.

  • 393. De gezamenlijke netbeheerders vragen daarnaast aandacht voor het modulaire gebruik van de groepstransportovereenkomst; de combinatie van de verschillende vormen van transportrechten en het eventueel aanbieden van congestiemanagementdiensten. Dit is complex en het is volgens de gezamenlijke netbeheerders nog niet zeker wanneer alle combinaties kunnen worden geïmplementeerd.

  • 394. Ook NedZero geeft aan te zien dat implementatie van de groepstransportovereenkomst veel werk vergt van de netbeheerders, terwijl hun capaciteit krap is. In dat kader roept zij op tot prioritering en het maken van afspraken hierover met de beheerders.

  • 395. VEMW en VNO-NCW/MKB verzoeken de ACM om een kortere implementatietermijn van 6 maanden op te nemen. Zij benadrukken daarbij dat het cruciaal is dat belanghebbende partijen bij de implementatie betrokken worden, vooral bij het opstellen van standaardcontracten. Hiermee beogen ze beperkte belangstelling uit de markt door te eenzijdig opgestelde contracten te voorkomen.

  • 396. Particulier B. vraagt de ACM om er actief op toe te zien dat de netbeheerders de implementatietermijn van een jaar halen.

Reactie ACM

  • 397. In reactie op VEMW en VNO-NCW/MKB merkt de ACM op dat de netbeheerders vooruitlopend op de nieuwe regels voor de groepstransportovereenkomst reeds gestart zijn met de productontwikkeling van de groepstransportovereenkomst om de implementatietermijn van een jaar te kunnen halen. De ACM acht een kortere implementatietermijn voor het verplicht aanbieden van een complex product als de groepstransportovereenkomst niet realistisch.

  • 398. De ACM constateert dat de gezamenlijke netbeheerders en NedZero aandacht vragen voor prioritering en realistische termijnen voor implementatie. De ACM ziet in de reactie van de netbeheerders geen aanleiding om de implementatie van groepstransportovereenkomst te vertragen (zie paragraaf 3.19). Wel heeft de ACM een aanpassing doorgevoerd in de doelgroep van de groepstransportovereenkomst (zie paragraaf 3.3.3 en 4.2 van dit besluit).

  • 399. In reactie op de zienswijze van Particulier B. merkt de ACM op dat om de implementatie door de netbeheerders goed te laten verlopen de ACM heeft opgenomen dat de netbeheerders uiterlijk twee maanden na inwerkingtreding van het besluit een plan van aanpak opstellen en dat zij de ACM elke twee maanden informeren over de voortgang van de implementatie (zie paragraaf 3.19).

  • 400. Ten aanzien van de combinatie van de groepstransportovereenkomst met alternatieve transportrechten en congestiemanagementdiensten verwijst de ACM naar paragraaf 3.14.1, paragraaf 3.14.3 en paragraaf 4.12.1.


X Noot
1

ACM, Consultatie Alternatieve transportrechten en use-it-or-lose-it, 6 oktober 2022 (link)

X Noot
2

ACM, Eindnotitie consultatie Alternatieve transportrechten en use-it-or-lose it, paragraaf 4.6, 28 juni 2023 (link)

X Noot
3

Landelijk Actieprogramma Netcongestie, actie 2.1.7.21, december 2022 (link),

X Noot
4

Voorstel codewijzigingsvoorstel groepstransportovereenkomst, 29 oktober 2024 (link).

X Noot
5

Met kenmerk ACM/UIT/635174.

X Noot
6

Met kenmerk ACM/IN/941867.

X Noot
7

Met kenmerk ACM/UIT/640817.

X Noot
8

Met kenmerk ACM/IN/964369.

X Noot
9

Met kenmerk ACM/UIT/653619.

X Noot
10

Met kenmerk ACM/IN/1027253.

X Noot
11

Met kenmerk ACM/UIT/659207.

X Noot
12

Met kenmerk ACM/IN/1044555.

X Noot
13

Zie hierover ook de uitspraak van Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 11 maart 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:145) en de uitspraak van het CBb van 20 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:297).

X Noot
14

Voor de volledigheid wijst de ACM erop dat het wel mogelijk is om een groep te vormen om de vermogensvraag van kleinverbruikers heen. In deze situatie zijn de kleinverbruikers geen onderdeel van de groep. Partijen die een groep willen vormen, nemen de vermogensvraag van kleinverbruikers in het gebied als vaststaand gegeven. De groep wordt vervolgens gevormd binnen de beschikbare ruimte op het station en om de vermogensvraag van de kleinverbruikers heen. Dit betekent dat de groep ook gebruik kan maken van dalmomenten binnen de vermogensvraag van kleinverbruikers, zoals overdag of ’s nachts het geval is bij huishoudens. Dit is bijvoorbeeld toegepast bij de aanleg van de Utrechtse stadswijk Merwede. Zie nieuwsberichten van 11 november 2024 van de gemeente Utrecht en Stedin.

X Noot
15

Voorstel codewijzigingsvoorstel groepstransportovereenkomst, 29 oktober 2024, pagina 28–29. (link).

X Noot
16

Zie bijvoorbeeld ECLI:EU:C:2022:58, punten 70–72.

X Noot
17

Reactie van de gezamenlijke netbeheerder van 27 februari 2025.

X Noot
18

Reactie van de gezamenlijke netbeheerders van 20 december 2024.

X Noot
19

Zie ook Voortgangsrapportage LAN, juni 2024, pagina 43: “Om de versnelde opschaling van energiehubs mogelijk te maken worden er releasematig landelijke uniforme (en indien juridisch haalbaar open-)dataproducten ontwikkeld. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de leerervaringen uit de pilot Energiehub dataproducten van Liander en Enexis. De 1e release van het landelijke dataproduct bevat nettopologie data (zoals: wie “Netburen”-zijn, informatie over de voedende HS/MS assets en technische fysieke grenzen van de netcomponenten).”

X Noot
20

Zie ook artikel 9.2 van de Netcode.

X Noot
21

ACM, Codebesluit niet gebruikte transportrechten (GOTORK), 18 april 2024 (link). Zie ook stap 3 in paragraaf 3.5 van dit besluit.

X Noot
22

Artikel 7.13, eerste lid, Netcode en Stcrt. 2024, 13531, rnrs. 33–35.

X Noot
23

Autoriteit Consument en Markt, Uitgangspunten voor de tariefstructuur elektriciteit (link), 19 juli 2024.

X Noot
24

Hierbij zou bijvoorbeeld onderzocht kunnen worden wat de effecten zijn op netverliezen. De tariefdrager kWh ziet op kosten voor netverliezen en balanceringskosten. De tariefdrager kWmax ziet op kosten voor activa/netuitbreidingen. Netuitbreidingen zijn de grootste driver van de totale netkosten.

X Noot
25

Reactie van de gezamenlike netbeheerders van 8 september 2025.

X Noot
26

Hierbij zou bijvoorbeeld onderzocht kunnen worden wat de effecten zijn op netverliezen. De tariefdrager kWh ziet op kosten voor netverliezen en balanceringskosten. De tariefdrager kWmax(gewogen) ziet op kosten voor activa/netuitbreidingen. Netuitbreidingen zijn de grootste driver van de totale netkosten.

Naar boven