Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2025, 41979 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2025, 41979 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;
Gelet op de artikelen 2, 4, 5, 16, 25 en 30 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;
Besluit:
De Regeling nationale EZ-, LVVN- en KGG-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3.10.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:
technostarter wiens onderneming producten, processen of diensten ontwikkelt en levert, die voor militaire toepassingen kunnen worden ingezet, ook indien de technologie primair voor civiele toepassingen wordt ontwikkeld, en die zijn gebaseerd op een onderscheidende technische vinding met:
a. civiele toepassingsmogelijkheden en, naar redelijke verwachting in de toekomst, militaire toepassingsmogelijkheden; of
b. enkel militaire toepassingsmogelijkheden;.
2. In de begripsbepaling investeringsbudget wordt ‘artikel 3.10.2, derde lid’ vervangen door ‘artikel 3.10.2, vierde lid’.
B
In artikel 3.10.2 wordt onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien sprake is van een specifieke openstelling voor fondsplannen voor dual-use technostarters, verstrekt de minister op aanvraag subsidie aan een startersfonds voor het uitvoeren van een fondsplan, waarbij minimaal 75 procent van het investeringsbudget bestemd is voor het verkrijgen van participaties in dual-use technostarters.
C
Artikel 3.10.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien een startersfonds een aanvraag die betrekking heeft op het uitvoeren van een fondsplan voor eHealth technostarters dan wel dual-use technostarters, onder zowel een generieke openstelling voor fondsplannen voor technostarters als onder een gelijktijdige specifieke openstelling voor fondsplannen voor eHealth technostarters respectievelijk dual-use technostarters heeft ingediend, en dit fondsplan op basis van de rangschikking en hoogte van het subsidieplafond bij beide openstellingen in aanmerking komt voor subsidiëring, beslist de minister afwijzend op de aanvraag onder de generieke openstelling.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien sprake is van een specifieke openstelling voor fondsplannen voor dual-use technostarters, beslist de minister afwijzend op een aanvraag indien de aanvraag, bedoeld in artikel 3.10.2, derde lid, niet aantoonbaar betrekking heeft op ten minste een van de volgende:
a. technologiegebieden:
1°. intelligente systemen;
2°. sensoren;
3°. slimme materialen;
4°. ruimtetechnologie;
5°. quantum; of
b. Defensie-basisgebieden:
1°. cyber en elektronische oorlogsvoering;
2°. sensorsystemen;
3°. wapensystemen;
4°. platformsystemen;
5°. C3I en Digitalisering;
6°. bescherming;
7°. menselijk Presteren en Medicijnen;
8°. autonome en onbemande systemen;
9°. logistiek;
10°. Defensie-toepasbare sleuteltechnologieën en -methodologieën.
D
Artikel 3.10.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt ‘artikel 3.10.2, eerste en tweede lid’ vervangen door ‘artikel 3.10.2, eerste, tweede of derde lid’.
2. In het tweede lid, aanhef, wordt ‘artikel 3.10.2, eerste en tweede lid’ vervangen door ‘artikel 3.10.2, eerste, tweede of derde lid’.
E
In artikel 3.10.12c vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid.
F
Artikel 3.16.1c wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt gedurende een periode van ten hoogste drie jaar. Deze periode kan worden verlengd met maximaal drie jaar indien hier goed gemotiveerde redenen voor zijn.
G
In artikel 3.16.1e vervalt onderdeel f, subonderdeel 9° onder vernummering van onderdeel f, subonderdeel 10° tot subonderdeel 9°.
H
Na artikel 3.22.2a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien sprake is van een specifieke openstelling voor het indienen van aanvragen voor subsidie voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat gericht is op dual-use en defensiethema’s, verstrekt de minister op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een TTT-samenwerkingsverband voor het uitvoeren van dat thematisch technology transferplan.
2. De minister verstrekt subsidie aan maximaal één TTT-samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat aantoonbaar gericht is op dual-use en defensiethema’s.
3. Een thematisch technology transferplan wordt geacht op dual-use en defensiethema’s te zijn gericht als bedoeld in het eerste lid, indien dit plan aantoonbaar gericht is op ontwikkelingen binnen uitsluitend de vijf door het Ministerie van Defensie vastgestelde Nationale Langetermijn Defensiethema’s en bovendien ten minste twee van de volgende thema’s omvat:
a. slimme materialen;
b. ruimtevaarttechnologie;
c. quantumtechnologie;
d. intelligente systemen;
e. sensoren.
I
Na artikel 3.22.3a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 3.22.3, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, bedraagt de subsidie voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat gericht is op dual-use en defensiethema’s als bedoeld in artikel 3.22.2b:
a. 100 procent van de subsidiabele kosten voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.22.2, derde lid, doch ten hoogste € 4.312.500 per aanvraag en maximaal de helft van de subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.22.2, vierde lid;
b. ten hoogste € 32.500 per octrooiaanvraag voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.22.2, derde lid, onderdeel b;
c. ten hoogste € 25.000 per validatieproject voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.22.2, derde lid, onderdeel e;
d. 100 procent van de managementkosten voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.22.2, vierde lid, onderdeel b, doch ten hoogste € 300.000.
2. In afwijking van artikel 3.22.3, vierde lid, bedraagt de geldlening, bedoeld in artikel 3.22.2, vijfde lid, voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat gericht is op dual-use en defensiethema’s als bedoeld in artikel 3.22.2b, die op grond van de overeenkomst van geldlening geleend kan worden, maximaal 90 procent van het investeringsbudget, doch ten hoogste € 9.187.500.
J
Aan artikel 3.22.5, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. er sprake is van een gelijktijdige openstelling voor het indienen van aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikelen 3.22.2, eerste lid, 3.22.2a, eerste lid, en artikel 3.22.2b, eerste lid, en de aanvrager voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat gericht is op dual-use en defensiethema’s hiervoor een aanvraag doet op grond van artikel 3.22.2, eerste lid of artikel 3.22.2a, eerste lid.
K
Aan artikel 3.22.6 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Wanneer er sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 3.22.2b, eerste lid, geldt voor het eerste lid, onderdeel a, de volgende inhoud:
a. het thematisch technology transferplan beter aansluit op één of meer van de door het Ministerie van Defensie vastgestelde Nationale Langetermijn Defensiethema’s als bedoeld in 3.22.2b, derde lid;.
L
Bijlage 3.10.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 3 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde tot en met het vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.
2. Artikel 3, derde lid (nieuw), onderdeel b, komt te luiden:
b. uiterlijk twee weken na betaling door de Staat een bewijs wordt verstrekt waaruit blijkt dat het seed business angel fonds de verkrijgingsprijs betaald heeft, waarbij het in artikel 2, eerste lid, bedoelde percentage is gefinancierd uit de eigen bijdragen.
3. Artikel 6, vijfde lid, vervalt.
M
Bijlage 3.16.1a wordt als volgt gewijzigd:
1. ‘Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies’ wordt telkens vervangen door ‘Regeling nationale EZ-, LVVN- en KGG-subsidies’.
2. Aan artikel 2, derde lid, wordt toegevoegd ‘Deze periode kan op grond van artikel 3.16.1c, tweede lid, van de Regeling nationale EZ-, LVVN- en KGG-subsidies worden verlengd met maximaal drie jaar indien hier goed gemotiveerde redenen voor zijn’.
In de Regeling openstelling EZ-, LVVN- en KGG-subsidies 2025 wordt in de tabel behorende bij artikel 1 aan Titel 3.22 een rij toegevoegd, luidende:
|
3.22.2b, eerste lid |
Thematisch technology transferplan gericht op dual-use en defensiethema’s |
16-12-2025 t/m 15-04-2026 |
€ 13.800.000 |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 9 december 2025
De Minister van Economische Zaken, V.P.G. Karremans
Het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Economische Zaken richten zich met de nieuwe Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie 2025–20291 (hierna: DSII) op de noodzakelijke versterking van de industriële en innovatieve slagkracht van Nederland en zetten daarbij in op technologische innovaties binnen de vijf gebieden waar Nederland sterk in is (de zogenaamde NLD gebieden; zie ook paragraaf 2.1), en op het verzorgen van een sterke Defensiebasis met de tien Defensie-basisgebieden. Beide ministeries werken aan de versterking van de innovatie van de Nederlandse Defensie industrie, en werken hierbij nauw samen met de private sector. Als onderdeel van deze versterking kondigden beide ministeries aan2, naast significant publieke investeringen, het bestaande financieringsinstrumentarium beter te benutten om zo privaat kapitaal te mobiliseren voor de Nederlandse Defensie- en veiligheidsindustrie.
Om dit mogelijk te maken worden de subsidiemodules Seed capital technostarters (hierna: Seed) en Thematische Technology Transfer (hierna: TTT), die zijn opgenomen in titel 3.10 respectievelijk titel 3.22 van de Regeling nationale EZ-, LVVN- en KGG-subsidies (hierna: RNES), aangevuld met mogelijkheden voor subsidieaanvragers om subsidie aan te vragen voor projecten die zijn gericht op het thema Defensie. Daarnaast wordt de subsidiemodule TTT ook opengesteld per 16 december 2025 voor subsidieaanvragen voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat aantoonbaar gericht is op Defensie. Dit laatste gebeurt door een wijziging van de Regeling openstelling EZ-, LVVN- en KGG-subsidies 2025; hierna ROES 2025). De Seed wordt per 1 januari 2026 opengesteld voor subsidieaanvragen voor projecten die zijn gericht op het thema Defensie door het opnemen van deze openstelling in de Regeling openstelling EZ-, LVVN- en KGG-subsidies 2026 die per 1 januari 2026 in werking treedt.
Verder wordt in de Seed business angel fondsen subsidie sub-module (paragraaf 3.10.3 van de RNES; hierna: SBA) een pandrechtvereiste geschrapt en wordt tot slot in de subsidiemodule Vroegefasefinanciering en haalbaarheidsstudie (titel 3.16 van de RNES; hierna VFF) een wijziging aangebracht om het voor regionale financiers mogelijk te maken om geldleningen te verstrekken voor een periode langer dan drie jaar.
Toevoeging dual-use technostarter
Het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Economische Zaken lanceren een tender voor de vroege fase bij start-ups om belangrijke initiatieven vanuit de industrie kansrijker te maken. Specifiek voor deze seed-fase blijkt namelijk uit recent onderzoek dat er aanbod voor seed-kapitaal bestaat, maar dat er voor defensiebedrijven nog significante resterende behoefte is voor financiering voor alle ontwikkelingsfasen, en zijn er nog weinig durfkapitaalfondsen die zich (mede) richten op de Defensiemarkt.
Tevens vraagt de Defensiemarkt specifieke kennis over deze markt, bijvoorbeeld omdat overheden de enige vragende partij vormen van de producten van de Defensie-industrie en de vraag gekoppeld is aan een veranderende geopolitieke situatie. Voor veel technologische ontwikkelingen is de exacte afzetmarkt op voorhand nog niet bekend. Het Ministerie van Defensie kiest daarom voor een ‘dual-use’ benadering waarin producten of diensten zowel in de militaire als de civiele markt vermarkt kunnen worden. Dit neemt niet weg dat er ook mogelijkheden zijn voor een single-use benadering waarin producten of diensten louter in de militaire markt worden vermarkt.
Een brede afzetmarkt door voor dual-use te kiezen verruimt de zogenoemde ‘exit opties’, zoals beursgangen of fusies en overnames, van bedrijven. Dit is belangrijk voor de investeerders en werkt snellere innovatie in de hand. Daarnaast vallen ontwikkelingen voor single-use producten, processen of diensten (alleen gericht op militaire toepassingsmogelijkheden), binnen de bredere kaders van de Seed, tevens binnen de scope van deze tender. Er is een budget van € 24 miljoen gereserveerd ten behoeve van risicokapitaal specifiek voor technostarters met (naar redelijke verwachting in de toekomst), mogelijke militaire toepassingen. Startersfondsen dienen minimaal 75% of meer van hun fondsomvang te investeren in dual- of single-use technostarters.
In de DSII kiest de overheid voor het uitbouwen van vijf technologie gebieden waarin Nederland al een leidende rol heeft, deze staan bekend als de vijf NLD gebieden3:
1. Intelligente systemen, zoals: onbemenste systemen, AI en data science
2. Sensoren, zoals: radar, optisch, akoestisch, EM en cyber, alsmede Sensornetwerken en Sensorfusie.
3. Slimme materialen, zoals: composieten, metamaterialen en additive manufacturing/3D-printing.
4. Ruimtetechnologie: Space situational awareness, aardobservatie inclusief ISR, satellietcommunicatie en PNT
5. Quantum; quantum computing, quantum sensing, quantum networking, quantum resilience.
Daarnaast is breder een stevige basis nodig op voor Defensie cruciale technologieën, deze zijn opgenomen in de 10 Defensie-basisgebieden.4
1. Cyber en elektronische oorlogsvoering
2. Sensorsystemen
3. Wapensystemen
4. Platformsystemen
5. C3I (Command, Control, Communications & Intelligence) & Digitalisering
6. Bescherming
7. Menselijk Presteren en Training
8. Autonome en onbemande systemen
9. Logistiek
10. Defensie-toepasbare sleuteltechnologieën en -methodologieën.
Specifieke tenders zijn in het verleden succesvol gebleken om een impuls te geven aan een specifieke sector of thema. Eerder zijn er tenders uitgeschreven voor bijvoorbeeld e-health en deeptech. Met deze wijzigingsregeling wordt in 2026 incidenteel een tender gericht op dual-use technologie uitgeschreven binnen de seed capital startersfondsen submodule. Deze tender heeft tot doel privaat kapitaal voor dual-use technostarters te mobiliseren in de vroege levensfase. Nederland beschikt met de subsidiemodule Seed capital technostarters reeds over een succesvol instrument waardoor de brede Nederlandse risicokapitaalmarkt in de afgelopen twintig jaar volwassen is geworden. Deze subsidiemodule maakt het mogelijk om subsidie te verstrekken in de vorm van een geldlening voor de financiering van beginnende ondernemingen die technisch innovatief van aard zijn (de zogenoemde technostarters). De subsidie wordt niet rechtstreeks aan ondernemingen verstrekt, maar aan investeringsfondsen die participaties nemen in ondernemingen van technostarters (startersfondsen).
Met de onderhavige regeling wordt voorzien in de mogelijkheid om een tender specifiek ten behoeve van deeptech technostarters open te stellen. Het maximale subsidiebedrag voor deze tender bedraagt € 12 miljoen per startersfonds.
Pandrecht Seed business angel fondsen
Het pandrecht is vanaf de start van de SBA module als aanvullende zekerheidsstelling ten behoeve van de Staat opgenomen in zowel de subsidie-submodule (paragraaf 3.10.3 van de RNES) als de geldleningovereenkomst (bijlage 3.10.2 van de RNES). Het Seed business angel fonds verstrekte aan de Staat een pandrecht tot zekerheid voor de nakoming van de voorwaarden met betrekking tot de overeenkomst van geldlening die werd afgesloten tussen het Seed business angel fonds en de Staat. Het pandrecht werd gevestigd op de aandelen die het Seed business angels fonds had verkregen in het kapitaal van de technostartersvennootschap in het kader van een participatie, of werd gevestigd op de achtergestelde vorderingen die het Seed business angels fonds had verkregen in het kader van een participatie. In de praktijk is echter gebleken dat deze zekerheidsstelling beperkt toegevoegde waarde heeft voor de Staat omdat het nauwelijks uitwinbaar bleek, terwijl het voor SBA-fondsen onnodige lasten en extra kosten met zich meebrengt. Daarnaast werden investeerders soms afgeschrikt door het pandrechtvereiste.
De SBA bevat buiten het pandrecht als zekerheidsrecht tevens effectieve waarborgen voor een zorgvuldige besteding van middelen. Zo vindt een zorgvuldige selectie plaats door Rijksdienst voor ondernemend Nederland (hierna: RVO) in de aanvraagfase (inclusief achtergrondonderzoeken), geldt de verplichting dat in ieder fonds minimaal twee business angels deelnemen, en zijn er rapportageverplichtingen en voortgangsgesprekken met de Adviescommissie. Daarnaast voert RVO gesprekken met de fondsen en kan de Staat op grond van de geldleningovereenkomst een controleverklaring ten aanzien van geldstromen opvragen (artikel 4, negende lid, van de geldleningovereenkomst) of een audit laten uitvoeren (artikel 8, zevende lid, van de geldleningovereenkomst). Door het pandrecht te laten vervallen worden de uitvoeringslasten voor SBA-fondsen verminderd, terwijl de bestaande waarborgen in de regeling toereikend blijven.
Vanwege bovenstaande komt het vereiste van een pandrecht in de SBA en de geldleningsovereenkomst te vervallen.
Met de voorgestelde wijziging van artikel 3.16.1c wordt geregeld dat financiering aan MKB-ondernemers of innovatieve starters in het kader van de regionale module van de VFF in beginsel gedurende een periode van ten hoogste drie jaar wordt verstrekt, tenzij omwille van goed gemotiveerde redenen een langere periode gerechtvaardigd is. In de praktijk komt het voor dat regionale fondsen meer tijd nodig hebben om hun middelen op een doelmatige en zorgvuldige wijze uit te zetten. Door de mogelijkheid te bieden de uitzettingsperiode te verlengen wanneer daar goede redenen voor bestaan, wordt beter aangesloten bij de uitvoeringspraktijk en wordt de effectiviteit van de regionale fondsen vergroot.
Defensiethema’s
Om de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis van Defensie structureel te versterken, stimuleert deze openstelling van de TTT-subsidiemodule de valorisatie van onderzoek en technologie binnen deze thema’s. De nadruk ligt daarbij op dual-use-potentie: technologieën die zowel civiele als militaire toepassingen kennen. Daarnaast wordt gericht ingezet op het vergroten van de toepassingsmogelijkheden in het militaire domein en het versterken van defensie gerelateerde startups. Alleen aanvragen die aantoonbaar aansluiten op minimaal twee NLD-thema’s komen in aanmerking voor subsidie. Aanvragen die inhoudelijk aansluiten bij deze thema’s, maar ook raakvlakken hebben met inhoudelijke thema’s buiten de 5 NLD gebieden, komen niet in aanmerking voor subsidie.
De regeling is tot stand gekomen in samenwerking met het Ministerie van Defensie, dat hiertoe € 13.800.000 beschikbaar heeft gesteld voor subsidiëring van TTT-samenwerkingsverbanden.
Deze openstelling volgt het model van eerdere thematische tenders, zoals de TTT-pandemische paraatheid, en bevat conform dat model aanpassingen in het beoordelingskader (rangschikkingscriteria). De openstelling heeft een tijdelijk karakter en wijzigt het structurele toepassingsbereik van de TTT-subsidiemodule niet.
De wijzigingen van de subsidiemodule Seed zijn verenigbaar met de Europese regels betreffende staatssteun. De subsidie die op grond van deze titel wordt verstrekt, is aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De staatssteun met betrekking tot de Seed is gerechtvaardigd op grond van artikel 21 (risicofinancieringssteun) van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (hierna: agvv). De wijzigingen met betrekking tot de Seed en SBA hebben geen invloed op de geldende staatssteunrechtvaardiging, noch op de toegestane steunintensiteit.
De wijzigingen van de subsidiemodule VFF zijn verenigbaar met de Europese regels betreffende staatssteun. De staatssteun met betrekking tot de VFF is gerechtvaardigd op grond van artikelen 22 en 25 van de agvv. De wijzigingen met betrekking tot de VFF hebben geen invloed op de geldende staatssteunrechtvaardiging, noch op de toegestane steunintensiteit.
Voor de pijler 1-subsidie binnen de TTT-subsidiemodule – aan samenwerkende onderzoeksorganisaties binnen een thematisch consortium – is geen sprake van staatssteun. Deze subsidie betreft financiering van niet-economische activiteiten, te weten kennisoverdracht en onafhankelijke O&O-activiteiten verricht door onderzoeksorganisaties. Dergelijke activiteiten vallen buiten het toepassingsbereik van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Voor de pijler 2-subsidie binnen de TTT-subsidiemodule – de geldlening aan een thematisch technology transferfonds voor investeringen in kennisintensieve starters – is wel sprake van staatssteun. Deze steun wordt gerechtvaardigd op grond van artikel 21 van de agvv. Voor de subsidiabele managementkosten van het fonds geldt dat deze kunnen worden gerechtvaardigd op grond van de algemene de-minimisverordening.
Deze wijzigingen met betrekking tot TTT hebben geen invloed op de geldende staatssteunrechtvaardiging, noch op de toegestane steunintensiteit. De toepassing van de relevante bepalingen uit de agvv en de de-minimisverordening blijft ongewijzigd.
De wijzigingen opgenomen in deze wijzigingsregeling met betrekking tot de Seed hebben geen aanvullende administratieve lasten voor een startersfonds tot gevolg ten opzichte van de reguliere Seed capital faciliteit. Met de onderhavige wijzigingsregeling wordt alleen een tender specifiek voor dual-use technostarters opgenomen.
Voor de Seed regeling gaat het om de administratieve lasten voor een startersfonds die voortkomen uit de fasen van aanvraag, uitvoering en vaststelling van de subsidie. Dit kost een startersfonds naar schatting circa 555 uur. Bij een uurtarief van € 54 per uur gaat het per fonds naar schatting om € 5.000 voor aanvraag, € 13.000 voor uitvoering en € 12.000 voor vaststelling. Het betreffen de gebruikelijke werkzaamheden voor het opstellen van de aanvraag, voortgangsrapportages en eindverantwoording. De inschatting is dat er vier aanvragen worden gedaan en twee aanvragen worden toegewezen. Hiermee beslaat het totale bedrag aan administratieve lasten voor alle aanvragende fondsen over de gehele looptijd van de subsidie in totaliteit € 70.000 ofwel 0,29% van het beschikbaar gestelde subsidiebedrag.
Voor de SBA regeling geldt dat een pandrechtvereiste wordt geschrapt. Dit leidt tot een verlaging van de regeldruk voor ondernemingen die op grond van de SBA subsidie ontvangen. Voor de SBA zijn de kosten gelijk aan bovenstaand genoemde kosten voor aanvraag, uitvoering en vaststelling. Het vestigen van een pandrecht op de aandelen en achtergestelde vorderingen betreft een administratieve last van naar schatting € 600 per deelneming van het SBA fonds. Dit dient in de authentieke pandakte met de technostarter te worden vastgelegd, en zal naar schatting per fonds 5 keer uitgevoerd worden. Het vestigen van een pandrecht komt derhalve bovenop de reguliere kosten van uitvoering. Het schrappen van het pandrecht zorgt voor een lastenverlichting van gemiddeld € 3.000 per SBA fonds. Een totale besparing kan niet worden gegeven, omdat het pandrecht al enige tijd niet werd vereist van de Seed business angel fondsen.
De wijzigingen met betrekking tot de VFF geven regionale financiers de mogelijkheid om een lening te verstrekken met een looptijd van meer dan drie jaar (maximum zes jaar) wanneer hier goede redenen voor bestaan. Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk omdat er geen wijzigingen worden aangebracht in informatieverplichtingen.
De wijzigingen van de RNES en de ROES 2025 leiden niet tot wijziging van de informatieverplichtingen die gelden voor subsidieaanvragen in het kader van de TTT-subsidiemodule. Er wordt enkel een specifieke mogelijkheid gecreëerd voor het indienen van aanvragen voor een TTT-plan gericht op dual-use en defensiethema’s. De informatieverplichtingen die op grond van de subsidiemodule reeds van toepassing zijn, blijven volledig ongewijzigd.
Derhalve leidt deze wijziging ook niet tot een toename van de regeldruk bij de gebruikers van de TTT-subsidiemodule, ook niet voor wat betreft deze thematische openstelling. De aanvraag-, uitvoerings- en verantwoordingslasten zijn gelijk aan eerdere openstellingen.
Naar schatting zijn de regeldrukkosten per subsidieaanvraag voor de uitvoering van een TTT-plan, gericht op dual-use en defentiethema’s, circa € 37.316 voor het tot stand brengen en indienen van de aanvraag, circa € 79.244 voor rapportages omtrent de uitvoering en circa € 22.748 vaststelling en afwikkeling. De totale regeldrukkosten komen daarmee op circa 176.624 er van uitgaande dat er één TTT-samenwerkingsverband wordt toegekend bij twee aanvragen.
Daarmee bedraagt de totale regeldruk (afgerond) circa 1,3% van het beschikbare subsidieplafond van € 13.800.000. Deze verhouding is vergelijkbaar met eerdere openstellingen binnen de TTT-subsidiemodule.
De onderhavige wijzigingsregeling is op 20 november 2025 aan het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR) voorgelegd voor een advies. ATR heeft op 26 november 2026 aangegeven het dossier niet te hebben geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten, zoals vastgelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Op grond daarvan treden ministeriële regelingen in beginsel in werking op de eerste dag van een kalenderkwartaal, waarbij de regeling ten minste twee maanden voor inwerkingtreding moet zijn bekendgemaakt.
De afwijking van dit beleid is in dit geval gerechtvaardigd omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding, De doelgroep, voor zover reeds in beeld, is al op ambtelijk niveau geïnformeerd over de voorgenomen openstelling en heeft de mogelijkheid gehad zich hierop tijdig voor te bereiden.
Daarnaast is voor zowel Seed als TTT sprake van een eenmalige, thematische openstelling met een beperkte doelgroep, waardoor het vereiste van beleidsmatige voorspelbaarheid niet in het geding is. Er is sprake van een voldoende ruime openstellingsperiode die aanvragers in staat stelt om tijdig een kwalitatief goede aanvraag in te dienen.
De wijzigingen met betrekking tot de VFF (artikel I, onderdelen F, G en M) werken terug tot en met 1 mei 2025 zodat regionale financiers ook reeds lopende geldleningen kunnen verlengen indien dit noodzakelijk is.
Met dit onderdeel wordt de begripsbepaling Dual-use technostarter toegevoegd en een verwijzing in de begripsbepaling investeringsbudget aangepast.
Met dit onderdeel wordt een mogelijkheid in artikel 3.10.2 opgenomen voor de Minister van Economische Zaken (hierna: minister) om subsidie te verstrekken aan een startersfonds voor het uitvoeren van een fondsplan, waarbij minimaal 75 procent van het investeringsbudget bestemd is voor het verkrijgen van participaties in dual-use technostarters.
Dit onderdeel wijzigt het derde lid van artikel 3.10.7 en voegt daarnaast een vierde lid toe. Het nieuwe derde lid beoogt te voorkomen dat aanvragers voor hetzelfde fondsplan zowel een aanvraag doen voor een reguliere subsidie (op grond van artikel 3.10.2, eerste lid) als een aanvraag voor een specifieke openstelling (op grond van artikel 3.10.2, tweede of derde lid). Indien dit het geval is komt alleen de aanvraag voor een specifieke openstelling in aanmerking. Fondsplannen voor dual-use technostarters moeten aantoonbaar betrekking hebben op de technologiegebieden of defensie-basisgebieden, bedoeld in artikel 3.10.7, vierde lid. Is dit niet het geval dan kan de minister de aanvraag afwijzen.
Deze wijziging houdt verband met de vernummering van artikel 3.10.2 (zie artikel I, onderdeel B).
Met dit onderdeel vervalt de plicht voor seed business angel fondsen om aan de staat een pandrecht te verstrekken op de aandelen en achtergestelde vorderingen die in het kader van een participatie zijn verkregen. Dit omdat in de praktijk is gebleken dat deze zekerheidsstelling beperkt toegevoegde waarde heeft voor de staat, terwijl het voor SBA-fondsen onnodige lasten en extra kosten met zich meebrengt (onderdeel E). Deze wijziging is ook doorgevoerd in bijlage 3.10.2 (onderdeel L).
Met onderdeel F wordt een mogelijkheid opgenomen voor de minister om geldleningen te verstrekken van meer dan drie jaar indien hier goede redenen voor zijn. Dit omdat het thans in de praktijk voorkomt dat regionale fondsen meer tijd nodig hebben dan drie jaar om hun middelen op een doelmatige en zorgvuldige wijze uit te zetten. Na het verstrijken van deze termijn kunnen dan geen middelen meer beschikbaar worden gesteld. Dit wordt voorkomen door de termijn van drie jaar te kunnen verlengen naar maximaal zes jaar. Hiermee kan de minister beter aansluiten bij de uitvoeringspraktijk en wordt de effectiviteit van de regeling bij de regionale fondsen vergroot. Deze wijziging is ook doorgevoerd in artikel 3.16.1e (onderdeel G) en in bijlage 3.16.1a (onderdeel M)
Met dit onderdeel wordt een mogelijkheid in artikel 3.22.2b opgenomen voor de minister om subsidie te verstrekken voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat gericht is op dual-use en defensiethema’s (eerste lid). De minister verstrekt aan maximaal één TTT-samenwerkingsverband subsidie voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat aantoonbaar gericht is op dual-use en defensiethema’s (tweede lid). Het derde lid geeft weer wanneer een thematisch technology transferplan geacht wordt op dual-use en defensiethema’s te zijn gericht. Dit is het geval wanneer dit plan aantoonbaar gericht is op ontwikkelingen binnen uitsluitend de vijf door het Ministerie van Defensie vastgestelde Nationale Langetermijn Defensiethema’s en bovendien ten minste twee van de in het derde lid genoemde thema’s omvat. Met ‘uitsluitend’ wordt tot uitdrukking gebracht dat het plan ook daadwerkelijk alleen mag zien op de Defensiethema’s en niet daarnaast ook op andere thema’s (derde lid).
Met dit onderdeel worden de bedragen toegevoegd waarop de ontvanger van een subsidie voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat gericht is op dual-use en defensiethema’s aanspraak kan maken.
Dit onderdeel beoogt te voorkomen dat aanvragers voor een subsidie voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat gericht is op dual-use en defensiethema’s deze aanvraag doen op grond van artikel 3.22.2, eerste lid, of artikel 3.22a, eerste lid. Indien dit het geval is worden deze aanvragen afgewezen. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat aanvragen voor het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat gericht is dual-use en defensiethema’s op grond van artikel 3.22.2b, eerste lid, worden aangevraagd.
Voor aanvragen die specifiek gericht zijn op het uitvoeren van een thematisch technology transferplan dat gericht is op dual-use en defensiethema’s gelden aangepaste rangschikkingscriteria. Deze nieuwe criteria zijn opgenomen in artikel 3.22.6, vierde lid, dat voor artikel 3.22.6, eerste lid, onderdeel a een nieuwe inhoud geeft. Deze nieuwe inhoud in onderdeel a (dat vervolgens verwijst naar artikel 3.22.2b, derde lid, waarin de thema’s staan waarop het thematisch technology transferplan moet aansluiten) vervangt de prioriteiten die (voor reguliere aanvragen) zijn opgenomen in artikel 3.22.6, eerste lid, onderdeel a. Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze wijziging alleen geldt voor aanvragen op grond van artikel 3.22.2b. Op aanvragen op grond van artikel 3.22.2, eerste lid, blijft artikel 3.22.6, eerste lid, onderdeel a, ongewijzigd gelden hetgeen betekent dat voor die aanvragen de prioriteiten blijven gelden die zijn opgenomen in artikel 3.22.6, eerste lid, onderdeel a.
Met dit artikel wordt de openstelling geregeld in de ROES 2025 voor aanvragen voor het uitvoeren van een Thematisch technology transferplan dat is gericht op dual-use en defensiethema’s.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding.
De Minister van Economische Zaken, V.P.G. Karremans
Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie 2025–2029, p. 18. https://www.defensie.nl/binaries/defensie/documenten/beleidsnota-s/2025/04/04/defensie-strategie-voor-industrie-en-innovatie-2025–2029/Defensie+Strategie+voor+Industrie+en+Innovatie+2025–2029.pdf.
Brief van de Minister en de Staatssecretaris van Defensie van 6 oktober 2025: https://open.overheid.nl/documenten/a70b2589-43a0-460a-a4a0-13afcbbaaefa/file.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-41979.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.