Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2025, 40897 | interne regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2025, 40897 | interne regeling |
De Minister van Economische Zaken,
Handelende met instemming van de Minister van Klimaat en Groene Groei en de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;
Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst;
Gezien de schriftelijke instemming van de secretaris-generaal van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en van de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken, en de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, allen functionarissen van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
Minister van Economische Zaken;
secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken;
plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken;
1°. de directeur-generaal Economie en Digitalisering;
2°. de directeur-generaal Bedrijfsleven en Innovatie;
3°. de directeur-generaal Realisatie Groene Groei;
4°. de directeur-generaal Klimaat en Energie;
5°. de directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken;
6°. de directeur Europese en Internationale Zaken;
7°. de directeur Financieel-Economische Zaken;
8°. de directeur Wetgeving en Juridische Zaken;
9°. de directeur Toezicht Economische Veiligheid en Eigenaars- en Aandeelhoudersadvisering;
10°. de directeur Communicatie;
11°. de directeur Informatievoorziening;
12°. de directeur Mens en Organisatie;
13°. de programmadirecteur van de programmadirectie Klaar voor de toekomst;
14°. de secretaris-directeur van de Wetenschappelijke Klimaatraad;
15°. de directeur van het Centraal Planbureau;
16°. de algemeen directeur van de Dienst ICT Uitvoering;
17°. de inspecteur-generaal der mijnen;
18°. de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;
19°. de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur;
aangelegenheden op het gebied van personeel, organisatie en formatie en het daarmee samenhangende budget;
laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren, werkzaam binnen de sector Rijk.
De organisatie van het Ministerie van Economische Zaken wordt vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage.
Mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit heeft geen betrekking op het afdoen van stukken bestemd voor:
a. de Koning en het Kabinet van de Koning;
b. de raad van ministers of de daaruit gevormde vaste colleges;
c. een minister of een staatssecretaris;
d. de voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit een van die kamers gevormde commissie;
e. de Raad van State, behoudens voor zover het betreft bestuursrechtelijke procedures of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;
f. de Algemene Rekenkamer behoudens voor zover het betreft gevraagde inlichtingen of gedane verzoeken of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;
g. een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges, met uitzondering van het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR);
h. autoriteiten in binnen- of buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan een minister of staatssecretaris.
1. Aan de secretaris-generaal wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:
a. aangelegenheden op het gebied van de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft, zoals nader omschreven in de toelichting bij het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499);
b. het vaststellen van personeelsreglementen als bedoeld in paragraaf 1.1 van de CAO Rijk;
c. het, voor zover van toepassing, vaststellen van de werkterreinen van de hoofden van dienst;
d. aangelegenheden op het werkterrein van de hoofden van dienst:
1°. ten aanzien waarvan de secretaris-generaal in een incidenteel geval aan een hoofd van dienst mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld of;
2°. die door een hoofd van dienst aan de secretaris-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de secretaris-generaal door een ander hoofd van dienst of de plaatsvervangend secretaris-generaal moeten worden behandeld;
e. aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een hoofd van dienst;
f. het vaststellen van de formatie en personeelsbudgetten van het kerndepartement van het Ministerie van Economische Zaken;
g. het afnemen van de eed of de belofte bij de indiensttreding van een werknemer bij het kerndepartement, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017;
h. aangelegenheden op het gebied van de Wet open overheid, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften;
i. het uitoefenen van bevoegdheden namens de Staat der Nederlanden in zijn hoedanigheid van aandeelhouder of die voortvloeien uit de zeggenschap over rechtspersonen;
j. het invulling geven aan de eigenaarsrol, voor zover hiervoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan een hoofd van dienst, richting in ieder geval:
1°. de Autoriteit Consument en Markt;
2°. de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur;
3°. het Centraal Bureau voor de Statistiek;
4°. het Centraal Planbureau;
5°. de Dienst ICT Uitvoering;
6°. de Kamer van Koophandel;
7°. de Raad voor Accreditatie;
8°. de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;
9°. de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;
k. aangelegenheden op het gebied van de Wet normering topinkomens, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften;
l. aangelegenheden op het gebied van de Wet hergebruik van overheidsinformatie, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;
m. aangelegenheden op het gebied van de Algemene verordening gegevensbescherming, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst of voor zover niet binnen een redelijke termijn te achterhalen is welk hoofd van dienst verantwoordelijke is;
n. het in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken aanwijzen van functies, die de mogelijkheid bieden de nationale veiligheid te schaden als vertrouwensfunctie.
2. Tot de aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, behoren in ieder geval:
a. het vaststellen van de organisatie en formatie van:
1°. het directoraat-generaal Economie en Digitalisering;
2°. het directoraat-generaal Bedrijfsleven en Innovatie;
3°. het directoraat-generaal Realisatie Groene Groei;
4°. het directoraat-generaal Klimaat en Energie;
5°. de directie Bestuurlijke en Politieke Zaken;
6°. de directie Europese en Internationale Zaken;
7°. de directie Financieel-Economische Zaken;
8°. de directie Wetgeving en Juridische Zaken;
9°. de directie Toezicht Economische Veiligheid en Eigenaars- en Aandeelhoudersadvisering;
10°. de directie Communicatie;
11°. de directie Informatievoorziening;
12°. de directie Mens en Organisatie;
b. het vaststellen van de apparaatskosten van de diensten;
c. het vaststellen van interne circulaires;
d. personeelsaangelegenheden met betrekking tot de hoofden van dienst;
e. het nemen van besluiten en beslissingen en het verrichten van overige handelingen ten aanzien van werknemers voor wie salarisschaal 15 of hoger van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt, respectievelijk kandidaten voor functies waarvoor die salarisschalen gelden, betreffende:
1°. het aanbieden van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht voor onbepaalde of bepaalde tijd en het beëindigen van een arbeidsovereenkomst, waaronder begrepen het met wederzijds goedvinden beëindigen van de arbeidsovereenkomst en het opzeggen van een arbeidsovereenkomst om een dringende reden in de zin van artikel 7:677, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek;
2°. het toekennen van een hogere salarisschaal;
3°. het verlenen van langdurend verlof ten behoeve van het vervullen van een functie bij een internationale volkenrechtelijke organisatie, bedoeld in hoofdstuk 4 van de CAO Rijk;
4°. het opdragen van een andere functie;
5°. het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;
6°. het toekennen van een terugkeergarantie, al dan niet op grond van het Van Werk Naar Werk beleid (VWNW);
7°. het toekennen van financiële tegemoetkomingen op grond van het VWNW;
8°. het toekennen van schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen boven een bedrag van € 10.000;
9°. het opleggen van straffen als bedoeld in hoofdstuk 15 van de CAO Rijk;
10°. de mogelijkheid van hoofdstuk 2 van de CAO Rijk om tijdelijke arbeidsovereenkomsten in zeer bijzondere situaties te sluiten, waarbij wordt afgeweken van hetgeen is geregeld in de CAO Rijk.
3. Onder eigenaarsrol in de zin van het eerste lid, onderdeel j, wordt in ieder geval verstaan:
a. het toezien op de bedrijfsvoering van de organisatie binnen de planning- en controlcyclus, en
b. het uitoefenen van bevoegdheden:
1°. inzake de benoeming, goedkeuring van benoemingen, schorsing, ontslag en vergoeding van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen, zelfstandige bestuursorganen, colleges en commissies;
2°. op grond van de organieke regelingen van rechtspersonen, de Comptabiliteitswet 2016, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, de Kaderwet adviescolleges, de Regeling agentschappen 2024, de Aanwijzingen voor de Planbureaus of de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties.
Aan de plaatsvervangend secretaris-generaal wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:
a. het sturing geven aan de organisatie en bedrijfsvoeringsaspecten waaronder het vaststellen van de begroting op de apparaatskosten en personeelsbudgetten;
b. het beslissen over gemeenschappelijke en generieke ICT-vraagstukken van het ministerie;
c. het sturing geven aan en bewaken van de uitvoering van departementale taakstellingen;
d. het begeleiden van transitie- en organisatietrajecten die voortvloeien uit wijzigingen binnen de organisatie;
e. het optreden als Chief Information Officer (CIO) zoals bedoeld in het Besluit CIO-stelsel Rijksdienst 2021;
f. het sturing geven aan inbreng in projecten die voortvloeien uit het overleg tussen secretarissen-generaal;
g. het vertegenwoordigen van het ministerie in interdepartementale gremia, waaronder de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijksdienst en het CIO-beraad;
h. het vorderen van opgaven en inlichtingen op grond van artikel 5.3 van de Wet normering topinkomens, het handhaven, bedoeld in de artikelen 5.4, 5.5. en 5.6 van die wet, ten aanzien van de in artikel 1 van die wet bedoelde rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen en de invordering van verbeurde dwangsommen en van gemaakte kosten voor bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze verband houden met de voorgaande bevoegdheid;
i. het zorg dragen voor aangelegenheden op het gebied van de Wet open overheid, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;
j. het zorg dragen voor aangelegenheden op het gebied van de Wet hergebruik van overheidsinformatie, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;
k. het zorg dragen voor aangelegenheden op het gebied van de Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst of voor zover niet binnen een redelijke termijn te achterhalen is welk hoofd van dienst verantwoordelijke is;
l. het zorg dragen voor aangelegenheden op het gebied van de Archiefwet 1995, voor zover niet behorend tot een hoofd van dienst, waaronder het voor het gehele ministerie vaststellen van beheersregels als bedoeld in artikel 14 van het Archiefbesluit 1995 en het vaststellen van selectielijsten als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van de Archiefwet 1995 en het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden bij de overbrenging als bedoeld in artikel 15 van de Archiefwet 1995;
m. het afnemen van de eed of de belofte bij de indiensttreding van een werknemer bij het kerndepartement, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017;
n. het inschrijven in een machtigingenregister als bedoeld in het Afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten van:
– het kerndepartement, bedoeld in paragraaf I, tweede lid, van de Bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken;
– het Centraal Planbureau;
– de Autoriteit Consument en Markt;
en hun machtigingenbeheerders;
o. het verstrekken van ketenmachtigingen als bedoeld in het Afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten door registratie in het machtigingenregister, op naam van het kerndepartement, en van de buitendiensten, bedoeld in paragraaf I, derde lid, van de Bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken, aan agentschappen of aan publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen;
p. het nemen van besluiten en beslissingen en het verrichten van overige handelingen ten aanzien van werknemers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt, respectievelijk kandidaten voor functies waarvoor die salarisschalen gelden, betreffende:
1°. het opleggen van straffen als bedoeld in hoofdstuk 15 van de CAO Rijk;
2°. het met wederzijds goedvinden beëindigen van een arbeidsovereenkomst, voor zover dit gepaard gaat met een financiële regeling waarin een geldelijke tegemoetkoming wordt verstrekt, anders of hoger dan die, bedoeld in artikel 7:673, tweede lid, en 7:671b, achtste lid, van het Burgerlijk Wetboek;
3°. het opzeggen van een arbeidsovereenkomst om een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
1. Aan de hoofden van dienst wordt, ieder voor zich en voor zover van toepassing, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, als bedoeld in de bijlage van dit besluit, waaronder begrepen de P&O-aangelegenheden van zijn dienst, met uitzondering van aangelegenheden waarvoor mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of aan een ander hoofd van dienst.
2. Aan de hoofden van dienst wordt voorts, ieder voor zijn werkterrein en voor zover van toepassing, mandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden inzake de benoeming, ontslag en vergoeding van leden van adviescommissies ter zake van subsidieverstrekking.
3. Aan de directeur-generaal Economie en Digitalisering, de directeur-generaal Bedrijfsleven en Innovatie, de directeur-generaal Realisatie Groene Groei en de directeur-generaal Klimaat en Energie wordt tevens, ieder voor zich, mandaat en machtiging verleend voor het afnemen van de eed of de belofte bij de indiensttreding van een werknemer bij het kerndepartement, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017.
4. Aan de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur wordt op zijn werkterrein, mandaat en machtiging verleend voor het vaststellen van beleidsregels.
5. Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, en de algemeen directeur van de Dienst ICT Uitvoering wordt, ieder voor zich, volmacht en machtiging verleend voor het inschrijven van zijn dienst en zijn machtigingenbeheerders in een machtigingenregister als bedoeld in het Afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten, met inachtneming van door de secretaris-generaal gestelde regels.
6. Aan de directeur-generaal Bedrijfsleven en Innovatie wordt mandaat en machtiging verleend inzake benoeming, ontslag en vergoeding van de leden van topteams als genoemd in het Instellingsbesluit topteams topsectorenbeleid.
Aan de directeur Mens en Organisatie wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en beslissingen en het verrichten van overige handelingen ten aanzien van werknemers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk geldt, betreffende:
a. het verlenen van langdurend verlof ten behoeve van het vervullen van een functie bij een internationale volkenrechtelijke organisatie, bedoeld in hoofdstuk 4 van de CAO Rijk;
b. het toekennen van een terugkeergarantie op grond van het Van Werk Naar Werk Beleid (VWNW);
c. het toekennen van financiële tegemoetkomingen op grond van het VWNW;
d. het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen; vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen boven een bedrag van € 10.000;
e. de mogelijkheid van hoofdstuk 2 van de CAO Rijk om tijdelijke arbeidsovereenkomsten in zeer bijzondere situaties te sluiten, waarbij wordt afgeweken van hetgeen is geregeld in de CAO Rijk.
1. Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:
a. het coördineren van de behandeling van verzoeken van de Nationale ombudsman;
b. het behandelen van bezwaarschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het voeren van voorlopige-voorzieningprocedures, met uitzondering van:
1°. het nemen van beslissingen op bezwaarschriften inzake de Wet normering topinkomens, de Wet open overheid, de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Algemene verordening gegevensbescherming, uitgezonderd beslissingen op bezwaarschriften inzake de in dit subonderdeel genoemde wetten waarin het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard;
2°. het behandelen van bezwaarschriften en het voeren van voorlopige voorziening procedures over besluiten behorende tot het werkterrein van de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur;
c. voor het voeren van beroep en hoger beroep, waaronder begrepen het instellen van beroep en hoger beroep en het voeren van voorlopige voorziening procedures, met uitzondering van deze procedures over besluiten behorende tot het werkterrein van de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
2. Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken wordt voorts volmacht en machtiging verleend voor het aangaan van verplichtingen inzake het verlenen van opdrachten aan externe juridische dienstverleners, met uitzondering van verplichtingen op het werkterrein van de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
1. Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaarschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten die in ondermandaat zijn genomen door onder hem ressorterende medewerkers, en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures die niet op personeelsaangelegenheden betrekking hebben.
2. Voorts wordt aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland volmacht en machtiging verleend voor het aangaan van verplichtingen inzake het verlenen van opdrachten aan externe juridische dienstverleners op zijn werkterrein.
3. Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het detacheren van functionarissen voor functies, waaronder schaal 15 of hoger, in het buitenland betreffende het Concordaat, het Landbouw Attachénetwerk (LAN), experts nationaux détachés (END) bij de Europese Commissie, het Innovatie Attachénetwerk (IAN), het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) en Internationale Organisaties.
4. De directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland kan aan de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor het uitvaardigen van dwangbevelen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van executiegeschillen, en voor het treffen van betalingsregelingen. De directeur-generaal kan de algemeen directeur toestaan ondermandaat, volmacht en machtiging te verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.
5. Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt mandaat verleend om per geval of in het algemeen instructies, die ook beleidsregels kunnen omvatten, te geven ter zake van de uitoefening van de krachtens het vierde lid aan de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau toekomende bevoegdheden. De directeur-generaal kan ondermandaat verlenen aan de directeur-generaal Straffen en Beschermen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid om beleidsregels te ondertekenen met betrekking tot de mogelijkheid voor het Centraal Justitieel Incassobureau om als onderdeel van de aan die dienst toevertrouwde innings- en incassowerkzaamheden betalingsregelingen te treffen met het oog op één gecoördineerde dienstverlening aan burgers.
6. Aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt volmacht en machtiging verleend voor het in het kader van het vorderen van schadevergoeding voegen als benadeelde partij in het strafproces in zaken die betrekking hebben op het werkterrein van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
1. Aan de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaarschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten die in ondermandaat zijn genomen door onder hem ressorterende medewerkers, en het instellen en het voeren van beroep, hoger beroep en voorlopige voorziening procedures die niet op personeelsaangelegenheden betrekking hebben.
2. Voorts wordt aan de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur volmacht en machtiging verleend voor het aangaan van verplichtingen inzake het verlenen van opdrachten aan externe juridische dienstverleners op zijn werkterrein.
Mandaat, volmacht en machtiging worden uitgeoefend met inachtneming van:
a. ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;
b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie.
1. Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:
De Minister van Economische Zaken,
namens deze:
(handtekening)
(naam functionaris)
(functie)
2. Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van automatisch gegenereerde stukken geschiedt als volgt:
De Minister van Economische Zaken,
namens deze:
(naam functionaris)
(functie)
Dit bericht is automatisch gegenereerd en bevat daarom geen handtekening.
3. Bij ondertekening van stukken op grond van volmacht wordt de aanduiding van de minister voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.
4. Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van digitaal geaccordeerde stukken kan als volgt geschieden:
De Minister van Economische Zaken,
namens deze:
(naam functionaris)
(functie)
Dit bericht is digitaal geaccordeerd en bevat daarom geen handtekening.
5. In uitzondering op het tweede lid kan een automatisch gegenereerd stuk ook met handtekening worden ondertekend. De ondertekening geschiedt dan zoals genoemd in het eerste lid.
1. De secretaris-generaal kan aan een hoofd van dienst binnen diens werkterrein ondermandaat en machtiging verlenen voor benoeming, schorsing, ontslag en vergoeding van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen, zelfstandige bestuursorganen, colleges en commissies.
2. De secretaris-generaal kan tevens aan een hoofd van dienst ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor P&O-aangelegenheden van zijn dienst, waarvoor de secretaris-generaal krachtens dit besluit mandaat, volmacht en machtiging heeft verkregen.
3. De secretaris-generaal kan voorts aan de plaatsvervangend secretaris-generaal ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor de aangelegenheden op zijn werkterrein, waaronder voor P&O-aangelegenheden.
4. De secretaris-generaal kan aan de directeur, MT-leden en medewerkers van de directie Toezicht Economische Veiligheid en Eigenaars- en Aandeelhoudersadvisering ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor aangelegenheden als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen f en g. De directeur kan, voor zover nog van toepassing, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor deze aangelegenheden aan MT-leden en medewerkers binnen de directie.
5. De plaatsvervangend secretaris-generaal kan voor wat betreft de bevoegdheden verband houdend met de rol van CIO ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan de uitvoerend CIO.
1. De hoofden van dienst kunnen, ieder voor zich, voor hun werkterrein, voor aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, en 7 tot en met 11, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan hun plaatsvervangers, en wat het werkterrein van ondergeschikte organisatieonderdelen of functionarissen betreft, aan de hoofden van die onderdelen en aan die functionarissen en aan hun plaatsvervangers.
2. Voor P&O-aangelegenheden geldt, in afwijking van het eerste lid, dat geen ondermandaat, volmacht en machtiging mag worden verleend voor de volgende aangelegenheden:
a. het aanbieden en het beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd;
b. het verlenen van langdurend verlof, bedoeld in hoofdstuk 4 van de CAO Rijk;
c. het opdragen van een andere functie;
d. het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden;
e. het toekennen van een hogere salarisschaal;
f. het toekennen van beloningen;
g. het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen;
h. het treffen van ordemaatregelen, bedoeld in hoofdstuk 15 van de CAO Rijk;
i. het toekennen van een terugkeergarantie;
j. het afnemen van de eed en belofte;
k. het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met en het inlenen op basis van een uitzend- of detacheringsovereenkomst dan wel op basis van een overeenkomst van opdracht van een persoon die de AOW-leeftijd heeft bereikt;
l. het behandelen en beslissen op aanvragen voor een RVU-uitkering.
3. De secretaris-generaal kan aan hoofden van dienst schriftelijk toestemming geven voor het, in afwijking van het tweede lid, verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging. Een afschrift hiervan wordt aan de directeur Wetgeving en Juridische zaken toegezonden.
1. Het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met de directeur Wetgeving en Juridische Zaken.
2. Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in de artikelen 14 en 15 wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Informatievoorziening, de directeur Mens en Organisatie en de Auditdienst Rijk.
1. De uit dit besluit voor de secretaris-generaal voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op de plaatsvervangend secretaris-generaal. Bij afwezigheid van zowel de secretaris-generaal als de plaatsvervangend secretaris-generaal gaan deze bevoegdheden over op een door de secretaris-generaal aangewezen directeur-generaal.
2. De uit dit besluit voor de plaatsvervangend secretaris-generaal voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op de secretaris-generaal. Bij afwezigheid van zowel de plaatsvervangend secretaris-generaal als de secretaris-generaal gaan deze bevoegdheden over op een door de secretaris-generaal aangewezen directeur-generaal.
3. De uit dit besluit voor de hoofden van dienst voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op hun plaatsvervanger, met uitzondering van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging.
4. De uit dit besluit voor de directeur Financieel-Economische Zaken voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei, behalve waar het gaat over aangelegenheden met betrekking tot de begroting van het Ministerie van Economische Zaken. Voor die aangelegenheden wordt de directeur Financieel-Economische Zaken vervangen door het MT-lid Begrotingszaken EZ en Control (BEC).
1. Indien afwezigheid of ontstentenis van de minister eraan in de weg staat dat een door de minister genomen besluit door hem wordt ondertekend, kan, tenzij een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid zich ertegen verzet, een besluit namens de minister worden ondertekend door de secretaris-generaal.
2. In het geval bedoeld in het eerste lid geschiedt het ondertekenen als volgt:
De Minister van Economische Zaken,
namens deze:
overeenkomstig het door de minister genomen besluit:
(handtekening)
(naam)
secretaris-generaal
1. De directie Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur verricht de aan haar opgedragen taken in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en de bijlage, voor zover van toepassing, ook voor het Ministerie van Economische Zaken.
2. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur verricht de aan haar opgedragen taken in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en de bijlage, voor zover van toepassing, (ook) voor het Ministerie van Economische Zaken.
Aan de secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, en aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei wordt ieder voor zich, mandaat en machtiging verleend voor het afnemen van de eed of de belofte bij de indiensttreding van een werknemer bij het kerndepartement van het Ministerie van Economische Zaken, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017.
Aan de directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor de coördinatie van de departementale crisisbeheersing van het Ministerie van Economische Zaken.
Aan de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het voeren van de EZ brede regie en het zorg dragen van de opdrachtverstrekking en de uitvoering op het gebied van ‘specialties’ huisvesting, zoals inspectiekantoren, archiefopslag, laboratoria, waaronder begrepen het tekenen van de akte van ingebruikgeving met het Rijksvastgoedbedrijf, het bepalen van de huisvestingsbehoefte en het op basis van rijksbeleid sturen van behoeftestellers op regionale vestiging en volume op het gebied van huisvesting en huur van vastgoed met uitzondering van de pied-à-terres van de politieke top.
1. De directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, kunnen, ieder voor zich, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan onder hen ressorterende functionarissen.
2. Het ondermandaatbesluit van de directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is, voor zover van toepassing, van overeenkomstige toepassing op werkzaamheden die worden verricht voor het Ministerie van Economische Zaken.
3. Het ondermandaatbesluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is, voor zover van toepassing, van overeenkomstige toepassing op werkzaamheden die worden verricht voor het Ministerie van Economische Zaken.
4. Het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken.
5. Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in het vorige lid wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en de Auditdienst Rijk.
Mandaat, volmacht en machtiging worden uitgeoefend met inachtneming van:
a. ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;
b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie.
1. Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:
De Minister van Economische Zaken,
namens deze:
(handtekening)
(naam functionaris)
(functie)
2. Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van automatisch gegenereerde stukken geschiedt als volgt:
De Minister van Economische Zaken,
namens deze:
(naam functionaris)
(functie)
Dit bericht is automatisch gegenereerd en bevat daarom geen handtekening.
3. Bij ondertekening van stukken op grond van volmacht wordt de aanduiding van de minister voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.
4. Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van digitaal geaccordeerde stukken kan als volgt geschieden:
De Minister van Economische Zaken,
namens deze:
(naam functionaris)
(functie)
Dit bericht is digitaal geaccordeerd en bevat daarom geen handtekening.
5. In uitzondering op het tweede lid kan een automatisch gegenereerd stuk ook met handtekening worden ondertekend. De ondertekening geschiedt dan zoals genoemd in het eerste lid.
Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZK 2019, het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor het programmadirectoraat-generaal Groningen en Ondergrond van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2022 en het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging NCG 2022 worden ingetrokken.
Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de hoofden van dienst, en de Auditdienst Rijk.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2025.
2. Na inwerkingtreding van dit besluit berusten de volgende besluiten op artikel 15 van dit besluit:
– het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor het Centraal Planbureau van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2019;
– het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Dienst ICT Uitvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2019;
– het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken 2025, en
– het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Dit besluit zal met de bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 10 december 2025
De Minister van Economische Zaken, V.P.G. Karremans
Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen zes weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.
1. Het Ministerie van Economische Zaken bestaat uit het kerndepartement en de buitendiensten.
2. Het kerndepartement bestaat uit:
a. de algemene leiding;
b. de beleidsonderdelen:
1°. het directoraat-generaal Economie en Digitalisering;
2°. het directoraat-generaal Bedrijfsleven en Innovatie;
3°. het directoraat-generaal Realisatie Groene Groei;
4°. het directoraat-generaal Klimaat en Energie;
c. de stafdirecties:
1°. de directie Bestuurlijke en Politieke Zaken;
2°. de directie Europese en Internationale Zaken;
3°. de directie Financieel-Economische Zaken;
4°. de directie Wetgeving en Juridische Zaken;
5°. de directie Toezicht Economische Veiligheid en Eigenaars- en Aandeelhoudersadvisering;
6°. de directie Communicatie;
7°. de directie Informatievoorziening;
8°. de directie Mens en Organisatie;
9°. de programmadirectie Klaar voor de toekomst;
d. de overige onderdelen:
1°. het secretariaat van de Wetenschappelijke Klimaatraad.
3. Onder het Ministerie van Economische Zaken ressorteren de volgende buitendiensten:
a. het Centraal Planbureau (CPB);
b. de Dienst ICT Uitvoering (DICTU);
c. het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM);
d. de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO);
e. de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI);
f. de Dienst Nederlandse Emissieautoriteit (Dienst NEa).
1. De algemene leiding staat onder leiding van de secretaris-generaal.
2. De secretaris-generaal heeft tot taak de aangelegenheden, genoemd in artikel 4 van dit besluit.
3. Onder de secretaris-generaal ressorteert de plaatsvervangend secretaris-generaal.
4. De plaatsvervangend secretaris-generaal heeft tot taak de aangelegenheden, genoemd in artikel 5 van dit besluit.
1. Het directoraat-generaal Economie en Digitalisering staat onder leiding van een directeur-generaal.
2. Het directoraat-generaal Economie en Digitalisering heeft de volgende kerntaken:
a. het versterken van de beleidskwaliteit door onafhankelijke economische en gedragsexpertise in te brengen en door het uitvoeren van analyses ten behoeve van actuele economische beleidsvraagstukken en agendering van onderbelichte economische thema’s;
b. het voeren van regie bij de digitale transitie van de economie en het borgen van de randvoorwaarden voor elektronische communicatie zoals veiligheid, betrouwbare en hoogwaardige connectiviteit;
c. het ordenen en reguleren van de digitale markten voor infra, data en diensten;
d. het zorg dragen voor goed functionerende markten door gerichte advisering en vormgeving van het consumenten-, aanbestedings-, post- en mededingingsbeleid en het beleid inzake de economische infrastructuur en de interne markt;
e. het ondersteunen en adviseren rond de uitvoering van het Nationaal Groeifonds.
3. Het directoraat-generaal Economie en Digitalisering bestaat uit:
a. de directie Algemene Economische Politiek;
b. de directie Digitale Economie;
c. de directie Mededinging en Consumenten;
d. de directie Nationaal Groeifonds;
e. het stafbureau DG.
1. De directie Algemene Economische Politiek staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Algemene Economische Politiek heeft de volgende kerntaken:
a. het versterken van de beleidskwaliteit door onafhankelijke economische en gedragsexpertise in te brengen op de beleidsterreinen van het ministerie;
b. het analyseren van en het adviseren op economische vraagstukken en voorstellen van andere departementen in onderraden en ministerraad;
c. het uitvoeren van analyses ten behoeve van actuele economische beleidsvraagstukken en agendering van onderbelichte economische thema’s;
d. het coördineren van het fiscale beleid binnen het ministerie en de lasten- en koopkrachtbesluitvorming;
e. het beleidsmatig vormgeven van het Nationaal Groeifonds als ambtelijk fondsbeheerder;
f. het adviseren over macro-economische ontwikkelingen, het onderhouden van de contacten met belangrijke (internationale) economische instituten, en opdrachtgever van het CPB en het CBS.
1. De directie Digitale Economie staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Digitale Economie heeft de volgende kerntaken:
a. het regie voeren bij de digitale transitie van de economie;
b. het borgen van een betrouwbare en hoogwaardige connectiviteit, het dataverkeer en een vrij en open internet;
c. het maken van beleid ten aanzien van het frequentiespectrum, antennes en het verdelen van schaarse frequenties;
d. het ordenen en reguleren van digitale markten voor infra, (data)diensten en data, met oog voor concurrerende prijzen, keuzevrijheid en ruimte voor bedrijven en consumenten, inclusief de verantwoordelijkheid van het toezicht van ACM en RDI op die terreinen;
e. het bevorderen van de ontwikkeling en de verantwoorde toepassing van digitale technologieën, waaronder begrepen AI, cloud, 5G/6G, cybersecurity en data;
f. het versterken van digitale vaardigheden;
g. het voeren van regie over de EU-fondsen Digitale Europe en de Connecting Europe Facility in Nederland;
h. het versterken van de economische veiligheid in het digitale domein, de cyberweerbaarheid van ondernemend Nederland en het bevorderen van het veilig en vertrouwd gebruik van digitale producten en diensten;
i. de verantwoordelijkheid voor de continuïteits- en crisiskolom van het vitale proces ICT en telecom.
1. De directie Mededinging en Consumenten staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Mededinging en Consumenten heeft de volgende kerntaken:
a. de verantwoordelijkheid voor consumentenbeleid;
b. de verantwoordelijkheid voor aanbestedingsbeleid;
c. de verantwoordelijkheid voor mededingingsbeleid en marktordeningsvraagstukken;
d. verantwoordelijk voor interne markt beleid en de conformiteit van producten en diensten.
1. De directie Nationaal Groeifonds staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Nationaal Groeifonds heeft tot taak:
a. het ondersteunen van de Adviescommissie Nationaal Groeifonds bij de uitvoering van haar taken;
b. het begeleiden van het beoordelingsproces van projecten die (mede) zijn gefinancierd uit het Nationaal Groeifonds;
c. het onderhouden van contacten met uitvoerende partijen van Nationaal Groeifonds projecten en het breder delen van best practices en bevindingen met stakeholders in relatie tot het Nationaal Groeifonds;
d. het monitoren, en het meten en tonen van de effecten van de goedgekeurde voorstellen en het afleggen van verantwoording hierover aan de fondsbeheerders;
e. het adviseren van fondsbeheer over de uitvoering van het Nationaal Groeifonds en de beleidsmatige keuzes die fondsbeheer kan maken.
1. Het stafbureau DG staat onder leiding van het hoofd stafbureau DG.
2. Het stafbureau DG is verantwoordelijk voor de begrotingscoördinatie en de Planning & Control cyclus van het DG en voor het uitvoeren – in overleg met de directies van het DG – van enkele interne coördinerende taken voor het gezamenlijke managementteam, zoals op het gebied van bestuurlijke ondersteuning, organisatie en informatiehuishouding.
1. Het directoraat-generaal Bedrijfsleven en Innovatie staat onder leiding van een directeur-generaal.
2. Het directoraat-generaal Bedrijfsleven en Innovatie heeft de volgende kerntaken:
a. het faciliteren van de transitie naar een duurzame, klimaatneutrale en inclusieve economie;
b. het creëren van een goed ondernemings-, vestigings- en investeringsklimaat;
c. het bijdragen aan innovatiebevordering met een grote maatschappelijke en economische impact;
d. het vormgeven en realiseren van beleid in samenwerking met de regio’s, Europa en de internationale gemeenschap, gericht op de realisatie van de nationale beleidsagenda;
e. het verzorgen van het strategisch account- en relatiemanagement met voor de beleidsontwikkeling en -uitvoering relevante partijen;
f. het verzorgen van een adequate beleidsmonitoring, evaluatiefunctie, beleids- en data-analyse ten behoeve van de ontwikkeling, onderbouwing, effectmeting en verantwoording van beleid en instrumenten;
3. Het directoraat-generaal Bedrijfsleven en Innovatie bestaat uit:
a. de directie Topsectoren en Industriebeleid;
b. de directie Innovatie;
c. de directie Regio en Ruimte;
d. de directie Ondernemingsklimaat;
e. de eenheid Strategie, Analyse en Advies.
1. De directie Topsectoren en Industriebeleid staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Topsectoren en Industriebeleid heeft de volgende kerntaken:
a. de ontwikkeling van een strategisch, duurzaam, nationaal, Europees en internationaal industriebeleid;
b. de versterking van het concurrentievermogen, waardecreatie, economische modernisering van strategische sectoren en waardeketens; en coalities ten behoeve van de Nederlandse industrie;
c. het afbouwen van risicovolle afhankelijkheden en verhogen van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen en (eind)producten, halffabricaten en componenten die kritieke grondstoffen bevatten; inclusief interdepartementale coördinatie van de Nederlandse inzet;
d. de verantwoordelijkheid voor de circulaire maakindustrie en circulariteit van kritieke grondstoffen (hergebruik, recycling en substituten); coördinatie van het onderwerp circulaire economie binnen EZ;
e. het zorg dragen voor beleid en economische groei van de sectoren die sterk bijdragen aan de (brede) welvaart in Nederland; o.a. halfgeleiders, biotechnologie, life science and health, agri-food, retail en de gastvrijheidssector;
f. de tijdelijke ondersteuning van bedrijven in moeilijkheden;
g. het verzorgen van een strategisch netwerk en een relatienetwerk voor strategische sectoren en groeimarkten;
h. de bevordering van bijdragen van de topsectoren aan het missiegedreven innovatiebeleid;
i. het verzorgen van een opgavegerichte buitenlandse acquisitie van bedrijven en het opdrachtgeverschap van de NFIA;
j. het weerbaar maken van de Nederlandse economie en het brede bedrijfsleven tegen militaire en hybride dreigingen;
k. het bevorderen van economische veiligheid in het bedrijfsleven en verantwoordelijkheid voor de beleidsvorming, wetgeving (Vifo) en de coördinatie van de EZ-inbreng;
l. het bijdragen aan het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden en de bescherming van vitale belangen van bedrijven en sectoren;
m. het verzorgen van de crisistaak op het terrein van industriebeleid, conform crisis- en staatsnoodwetgeving en handboeken;
n. het bijdragen aan de doelstellingen van de gezamenlijke strategie van Defensie en EZ voor de defensie-industrie, te weten versterken, beschermen en (internationaal) positioneren van de Nederlandse Defensie Technologische & Industriële Basis door een Commissariaat Militaire Productie o.a. door de uitvoering van het industriële participatiebeleid.
1. De directie Innovatie staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Innovatie heeft de volgende kerntaken:
a. het versterken van innovatie in het bedrijfsleven met een doeltreffend en doelmatig instrumentarium voor R&D- en innovatiestimulering; voortbouwend op de sterktes van Nederlandse ecosystemen; met een focus op technologieën uit de Nationale Technologie Strategie;
b. het realiseren van een op maatschappelijke en economische waardecreatie toepassingsgericht kennisstelsel, waaronder de rijksbrede coördinatie van de toegepaste onderzoeksinstellingen (TO2);
c. het coördineren van het rijksbrede missiegedreven innovatiebeleid met een doelgerichte bijdrage van de R&D-intensieve (top)sectoren in Nederland;
d. het zorg dragen voor kennisveiligheid;
e. het zorg dragen voor een modern intellectueel eigendom-systeem, inclusief de uitvoering, dat aanzet tot betere kennisbenutting en kennisbescherming;
f. het coördineren van de Nederlandse inzet voor het EU-cohesiebeleid en de uitvoering daarvan, en (samen met het Ministerie van OCW) de inzet voor het EU onderzoek- en innovatiebeleid en de uitvoering daarvan;
g. bilaterale innovatiesamenwerking met toonaangevende technologielanden en het coördineren en aansturen van het Innovatie-attaché netwerk;
h. het valoriseren van kennis en R&D: het naar de markt krijgen van innovatieve toepassingen en het bevorderen van nieuw ondernemerschap, met inbegrip van de DG-brede coördinatie en sturing van de inzet op valorisatie;
i. het coördineren van het rijksbrede ruimtevaartbeleid.
1. De directie Regio en Ruimte staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Regio en Ruimte heeft de volgende kerntaken:
a. het verzorgen van een strategisch netwerk- en relatiemanagement met, en vertegenwoordiging in, de regio;
b. het initiëren en vormgeven van samenwerking en partnerschappen in de regio, gericht op het ontwikkelen en realiseren van de beleidsagenda voor een duurzame en inclusieve economie, energie, ondernemingsklimaat en innovatie, waaronder begrepen de samenwerking bij de inzet van regionale instrumenten;
c. EZ- en KGG brede coördinatie van inhoudelijke inzet en (interdepartementale) inbreng in ruimtelijke ordening en fysieke ruimte voor bedrijven en bedrijventerreinen, economie en de transitie-opgaven;
d. het namens de minister vervullen van de rol van rijksheer in de regio bij crises;
e. het coördineren van de departementsbrede inzet voor Caribisch Nederland.
1. De directie Ondernemingsklimaat staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Ondernemingsklimaat heeft de volgende kerntaken:
a. het verzorgen van de visievorming, de regie en de monitoring met betrekking tot het Nederlandse ondernemings-, vestigings- en investeringsklimaat;
b. het verzorgen van toegang tot financiering met een effectief kapitaalmarktinstrumentarium en een goed werkende kapitaalmarkt;
c. het verzorgen van adequate wettelijke voorwaarden en regelgeving betreffende ondernemerschap en het verlichten van regeldruk voor bedrijven;
d. het verzorgen van de eigenaarsrol voor het Adviescollege Toetsing Regeldruk en het faciliteren van het secretariaat;
e. het bevorderen van de beschikbaarheid van menselijk kapitaal voor de departementsbrede opgaven, met inbegrip van de departementsbrede coördinatie hiervan;
f. het bevorderen en aanjagen van de digitale transitie van bedrijven en sectoren;
g. het bevorderen van nieuw ondernemerschap van start- en scale-ups;
h. het bevorderen van maatschappelijk verantwoord, sociaal, inclusief en veilig ondernemerschap;
i. het bevorderen van internationale en EU-samenwerking op haar werkterrein;
j. het opdrachtgeverschap en de coördinatie van de aansturing van de Kamer van Koophandel en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.
1. De eenheid Strategie, Analyse en Advies staat onder leiding van een hoofd.
2. De eenheid Strategie, Analyse en Advies heeft de volgende kerntaken:
a. het ontwikkelen van strategieën voor het verdienvermogen en weerbaarheid van Nederland, te vertalen in visie en doelen voor bedrijfsleven en innovatie;
b. het verzorgen van een adequate beleidsmonitoring, evaluatiefunctie, beleids- en data-analyse ten behoeve van de ontwikkeling, onderbouwing, effectmeting en verantwoording van beleid en instrumenten bij DGBI;
c. het ondersteunen van de Planning & Control cyclus;
d. het uitvoeren van coördinerende taken, bijvoorbeeld op het gebied van openbaarheid, financiën, informatiehuishouding, en parlementaire aangelegenheden;
e. het opdrachtgeverschap en de coördinatie van de uitvoeringsopdracht van DGBI aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;
f. het voeren van het secretariaat van het CESI, REDI en het MT-B&I en de ondersteuning daarvan.
1. Het directoraat-generaal Realisatie Groene Groei staat onder leiding van een directeur-generaal.
2. Het directoraat-generaal Realisatie Groene Groei bestaat uit:
a. de directie Transitie Diepe Ondergrond;
b. de directie Verduurzaming Industrie;
c. de directie Realisatie Energietransitie;
d. het programma Aanpak Netcongestie (binnen directie Realisatie Energietransitie);
e. het project Delta Rijn Corridor (binnen directie Realisatie Energietransitie).
1. Het directoraat-generaal Klimaat en Energie staat onder leiding van een directeur-generaal.
2. Het directoraat-generaal Klimaat en Energie bestaat uit:
a. de directie Strategie Energiesysteem;
b. de directie Energiemarkt;
c. de directie Klimaat;
d. de directie Kernenergie;
e. de projectorganisatie Nucleaire Energie Organisatie Nederland (NEO NL);
f. het cluster Algemene Zaken.
1. De directie Bestuurlijke en Politieke Zaken staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Bestuurlijke en Politieke Zaken heeft de volgende kerntaken:
a. het bedienen van bewindslieden en ambtelijke top opdat zij hun politieke, inhoudelijke en bedrijfsmatige eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van het Ministerie van Economische Zaken ten volle waar kunnen maken;
b. het coördineren en het onderhouden van contacten met het parlement en de inhoudelijke voorbereiding voor de ministerraad;
c. het inhoudelijk coördineren van de stukkenstroom voor het parlement en de ministerraad en de administratieve ondersteuning daarvan;
d. het stimuleren en het coördineren van samenwerking tussen de dienstonderdelen waaronder de samenwerking tussen beleid en uitvoering;
e. het adviseren over alle stukken die naar de politiek-ambtelijke top en naar buiten toe komen en gaan, waaronder alle stukken voor de Tweede Kamer, de ministerraad en de onderraden;
f. het verspreiden van kennis over politiek-bestuurlijke processen binnen het Ministerie van Economische Zaken en het zorg dragen dat politieke aspecten in beleidsprocessen worden meegewogen;
g. het inhoudelijk voeren van het secretariaat van de bewindspersonenstaf en de bestuursraad en de administratieve ondersteuning daarvan;
h. het bieden van ondersteuning aan de leden van de bestuursraad voor hun portefeuilletaken en aangelegenheden die het gehele Ministerie van Economische Zaken betreffen;
i. het coördineren en voorbereiden van structurele ambtelijke overleggen waaronder het Secretarissen-Generaal Overleg (SGO), de bestuursraad en incidentele overleggen waaronder heisessies van de bestuursraad en directeurenconferenties;
j. het coördineren van en het adviseren over bestuurlijke-organisatorische processen binnen het Ministerie van Economische Zaken;
k. het behandelen van aanvragen en ondersteuningen voor Koninklijke onderscheidingen, de registratie en het beheer van relatiegeschenken, het coördineren en adviseren over activiteiten rond een overlijden en het coördineren en adviseren over evenementen;
l. het inhoudelijk coördineren van de stukkenstroom gericht aan de bewindspersonen en de ambtelijke top en de administratieve ondersteuning daarvan;
m. het houden van toezicht op de toepassing en de naleving van de geldende wet- en regelgeving inzake de verwerking van persoonsgegevens door een functionaris voor de gegevensbescherming;
n. het adviseren over het beleid ten aanzien van financiële belangen (compliance);
o. het zorg dragen voor het toezicht en het geven van advies over de integrale beveiliging van het Ministerie van Economische Zaken, waaronder begrepen het (laten) onderzoeken van incidenten, het opstellen en onderhouden van de lijst vertrouwensfuncties en de coördinatie van veiligheidsonderzoeken;
p. de coördinatie van de departementale crisisbeheersing;
q. het facilitair ondersteunen van de bewindspersonen;
r. het stimuleren en implementeren van integriteitsbeleid, inclusief beleid ten aanzien van financiële belangen, en het adviseren over en onderzoek doen naar integriteitsmeldingen;
s. het inhoudelijk, technisch en organisatorisch uitvoeren parlementaire enquêtes die het Ministerie van Economische Zaken betreffen;
3. De directie verricht de in het tweede lid, onderdelen c, g, k, l, m, n, o, q en r, genoemde taken ook voor de directie Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
4. De coördinatie van de departementale crisisbeheersing, genoemd in het tweede lid, onderdeel p, wordt verricht door de directie Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
1. De directie Europese en Internationale Zaken staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Europese en Internationale Zaken heeft de volgende kerntaken:
a. breed (internationaal en nationaal) strategisch overzicht houden over alle EZ/KGG dossiers, waaronder digitale economie, klimaat, energie, (verduurzaming) industrie, concurrentievermogen, interne markt, betere regelgeving, staatssteun en andere financieel economische en veiligheid thema’s;
b. op een efficiënte manier directie- en DG-overstijgende EU/internationale dossiers coördineren en inhoudelijk samenbrengen of, waar nodig, prioritering of posterioriteit aan te brengen;
c. beleidsadvies uitbrengen op overkoepelende EU/internationale dossiers, zoals het Meerjarig Financieel Kader van de EU, EU-uitbreiding en het handelsbeleid;
d. op de brede EZ/KGG thema’s heeft DEIZ ook een strategische rol om de samenhang en consistentie tussen de verschillende terreinen te overzien en te borgen. Als shared service, heeft DEIZ een dedicated rol in de strategische inhoudelijke advisering aan zowel MEZ als MKGG en de beide departementen. Hierin wordt geadviseerd over de inhoudelijke inzet op de internationale beleidsagenda, mede vanuit breder krachtenveld en ontwikkelingen als vanuit inhoudelijke expertise en overzicht;
e. EU-beïnvloedingsstrategie voor EZ en voor KGG coördineren door periodiek een inventarisatie van alle lopende en aankomende EU-dossiers te maken, en daarbij een zogenaamde ‘beïnvloedingsagenda’ op te stellen voor beide departementen, waar DEIZ zowel de doelen per dossier uiteen zet, alsook kijkt welke lidstaten en landen mogelijke partners (kunnen) zijn en waar en op welk moment beïnvloeding nodig is (onder meer via de reisagenda voor de bewindspersonen en door de BR te adviseren over af te leggen bezoeken);
f. een overzicht houden van alle interdepartementale dossiers die voor EZ/KGG relevant zijn (via BNC, PV-i, CoCo, HCEU en REA). Omdat alle dossiers met een EU/internationale component langs DEIZ komen, is DEIZ in staat om zaken te signaleren en te verbinden en vervult DEIZ intern EZ/KGG de centrale rol voor EU-coördinatie. In interdepartementale overleggen vervult DEIZ de rol om in internationale dossiers – naast de eigen internationale dossiers – de EZ/KGG-belangen te vertegenwoordigen in dossiers die niet primair bij EZ/KGG zijn belegd. Hiervoor draagt DEIZ binnen EZ/KGG primair beleidsverantwoordelijkheid;
g. de verspreiding van de Nederlandse strategische inzet en prioriteiten in Europa en over de gehele wereld;
h. afstemmen van internationale (non) papers en conclusies met lidstaten en uitwisselingen van informatie met het postennet om EZ/KGG-belangen te behartigen;
i. het organiseren en coördineren van de reizen van bewindspersonen en de SG’s over de hele wereld;
j. initiëren van noodzakelijke gesprekken, bijhouden reisagenda’s voor de bewindspersonen en de BR en coördineren van of het leveren van bijdragen aan alle gesprekken met een internationale insteek. Hierbij is DEIZ interdepartementaal de hoeder van de EZ/KGG-belangen;
k. de verantwoordelijkheid voor de (inhoudelijke) voorbereiding van de verschillende EZ/KGG-raden (Telecom, Concurrentievermogen, Energie, Milieu (klimaat), Europese Raad (deels), ECOFIN (deels), Raad Algemene Zaken (cohesie), Toerisme) en verschillende ministeriële onderraden;
l. voorbereiden van de Economic Policy Committee, (een Brussels voorportaal van de Ecofin) en levert de delegatieleider voor Nederland. DEIZ is ook verantwoordelijk voor de coördinatie van de High Level Group Competitiveness and Growth en levert de delegatieleider;
m. opstellen van kaderinstructies voor raadswerkgroepen waar meerdere (beleids)directies bij zijn betrokken en het coördineren van ER-conclusies, Raadsconclusies, (internationale) non-papers en internationale verklaringen;
n. vertegenwoordigen van de Ministeries EZ en KGG in interdepartementale overleggen (SED, SED-p, Coria, BNC en landen IDO’s) en begeleiding bewindspersonen bij onderraden (CoCo, REA, RDINEV, NVR) op Europees en internationale vlak). Ook is DEIZ verantwoordelijk voor de coördinatie van de inbreng van EZ/KGG in Brussel in COREPER I en II (via PV-i);
o. vervullen van wettelijk taken door de EZ/KGG-afdeling op de PVEU in Brussel als onderdeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, namelijk de essentiële brug-, intelligence-, netwerk- en representatiefunctie tussen de verschillende departementen en de Europese instituties (Raad, Europese Commissie en Europees Parlement (EP). Daarnaast vertegenwoordigt DEIZ de belangen van zowel EZ als KGG in Brussel, zorgt voor invloed van de DG kolommen in Brussel. De PVEU organiseert, ontvangt en begeleidt bezoeken van directeuren, DG’s en de SG van EZ/KGG. De afdeling op de PVEU vervult hierbij een eigenstandige en complementaire rol.
1. De directie Financieel-Economische Zaken staat onder leiding van twee directeuren.
2. De directie Financieel-Economische Zaken heeft de volgende kerntaken:
a. het als concerncontroller toezicht houden op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige inzet van publieke middelen;
b. de tijdige, juiste en volledige vastlegging van de inzet van publieke middelen in de financiële administratie en de betrouwbare financiële verantwoording daarover;
c. het optreden als beleidscontroller, ter ondersteuning van de directoraten-generaal (DG’s), stafdirecties en de organisaties op afstand;
d. het op betrouwbare wijze de begrotingsmiddelen in de zogenaamde ‘witte stukken’ (ontwerpbegroting, suppletoire begrotingen en jaarverslag) begroten en verantwoorden;
e. het transparant adviseren over de besluitvorming over de allocatie van begrotingsmiddelen;
f. het toezicht houden op en adviseren over de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van begrotingsmiddelen, onder andere via artikel 3.1 CW in Kamerbrieven;
g. het optimaal ondersteunen van de hoofden van dienst als budgethouders in de begrotings- en verantwoordingscyclus;
h. het toezicht houden op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige inzet van middelen door gelieerde externe organisaties waarvoor de minister stelselverantwoordelijk is;
i. het onderhouden van coördinerende contacten met de Belastingdienst, de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer;
j. het adviseren over de opzet van beleidsevaluaties en beleidsdoorlichtingen, de uitvoering ervan bewaken en zorg dragen voor kennisdeling;
k. het coördineren van de P&C-cyclus van het ministerie en dit proces begeleiden en bewaken;
l. het vervullen van een coördinerende rol in het risicomanagement binnen de organisatie;
m. het Audit Committee ondersteunen;
n. het toezicht houden op de rechtmatige en doelmatige inzet van middelen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;
o. het coördineren van de verantwoording aan de EU van uitgaven die namens Nederland gedeclareerd worden voor projecten in het kader van het Herstel- en Veerkrachtplan die vallen onder EZ en KGG;
p. de afdeling Financiële Diensten en Administratie (FDA) voert namens budgethouders bij EZ, KGG en LVVN de centrale financiële administratie; deze kerntaak bestaat uit de volgende financieel-administratieve deeltaken:
– beoordelen, vastleggen en beheren van verplichtingen;
– afhandelen van facturen, declaraties en overige betalingen;
– beoordelen, vastleggen en beheren van vorderingen;
– financieel beheer: inrichten en beheren van het financieel systeem;
– bankbeheer: inrichten en beheren van betalingsverkeer;
– uitvoeren van fiscale aangelegenheden: BTW-aangifte, IB-47 en WKR;
– voor ieder departement de verantwoordingscyclus: periodeafsluitingen en jaarrekening opstellen, inclusief maandelijkse en eindallocatie;
– per departement periodiek de volgende rapportages opstellen: saldibalans, betaaltermijnen en bestuurskosten.
1. De directie Wetgeving en Juridische Zaken staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Wetgeving en Juridische Zaken heeft de volgende kerntaken:
a. het vervaardigen van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen;
b. het verstrekken van juridische adviezen (inclusief zorg voor registratie van verzoeken op grond van de Wet open overheid, de departementale staatssteuncoördinatie binnen het Ministerie van Economische Zaken, de inhoudelijke toetsing van steunmaatregelen aan de staatssteunkaders en het afwikkelen van steundossiers zoals het opstellen en verzenden van meldingen of andere mededelingen aan de Europese Commissie);
c. het behandelen van bezwaar- en beroepszaken en het adviseren bij en het coördineren van de behandeling van klachten en verzoeken van de Nationale ombudsman;
d. de interdepartementale staatssteuncoördinatie, inclusief het voorzitterschap en secretariaat van het Interdepartementaal Steun Overleg;
e. het adviseren in governance vraagstukken en het opstellen van mandaatbesluiten;
f. het ondersteunen van de behandeling van verzoeken op grond van de Wet open overheid;
3. De directie Wetgeving en Juridische Zaken verricht de in het tweede lid genoemde taken ook voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
1. De directie Toezicht Economische Veiligheid en Eigenaars- en Aandeelhoudersadvisering staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Toezicht Economische Veiligheid en Eigenaars- en Aandeelhoudersadvisering heeft de volgende kerntaken:
a. het verzorgen van de uitvoering van en het toezicht op het stelsel van investeringstoetsen in Nederland;
b. het fungeren als aanspreekpunt voor het Europese samenwerkingsmechanisme op het gebied van buitenlandse directe investeringen;
c. het verzorgen van het toezicht op de naleving van de sanctieregelingen voor zover het betrekking heeft op het ‘eigendom van niet-beursgenoteerde bedrijven’;
d. het verspreiden van kennis omtrent het stelsel van investeringstoetsing en het sanctietoezicht binnen en buiten de rijksoverheid door adviezen en voorlichting;
e. het beheren van het interdepartementale Samenwerkingsplatform Sanctienaleving (SPS) met een nadruk op het versterken van de onderlinge samenwerking en vergroten van de efficiëntie van het toezicht op de sanctienaleving;
f. het gevraagd en ongevraagd advies geven over dossiers die betrekking hebben op economische veiligheid binnen de Ministeries van EZ en KGG;
g. het in brede zin adviseren van de (p)SG’s over alle aangelegenheden betreffende de taakorganisaties en de beleidsdeelnemingen van de Ministeries van EZ en KGG;
h. het faciliteren van de ambtelijke leiding bij de sturing op de realisatie van maatschappelijke opgaven en in het bijzonder het samenspel in de sturingsdriehoek en de verdere ontwikkeling daarvan;
i. het onderhouden en doorontwikkelen van de departementale sturingsvisie;
j. het faciliteren van de eigenaar en aandeelhouder in organisatie, voorbereiding en opvolging van relevante overleggen en vergaderingen (driehoeksoverleggen, bestuurlijke overleggen, vergaderingen van beleidsdeelnemingen);
k. het adviseren over de vaststelling van de tarieven, financiële claims, jaarplannen, organisatie-ontwikkeltrajecten en benoemingen van en bij de taakorganisaties;
l. het adviseren over de strategische ontwikkelingen, MVO, jaarplannen, begrotingen, jaarverslagen, dividenden, investeringsvoorstellen en benoemingen met betrekking tot de beleidsdeelnemingen;
m. het deelnemen aan en adviseren met betrekking tot beleids- en uitvoeringstrajecten die leiden tot het oprichten van nieuwe beleidsdeelnemingen of het onderbrengen van nieuwe (wettelijke) taken aan bestaande beleidsdeelnemingen;
n. het uitvoeren van aandeelhouders- en eigenaarstaken voor specifieke organisaties en rechtspersonen.
1. De directie Communicatie staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Communicatie kent de volgende kerntaken:
a. het ontwikkelen, vormgeven en uitvoeren van strategisch communicatieadvies rond de communicatieprioriteiten en corporate- en interne communicatie vanuit het departement;
b. het adviseren aan beleidsdirecties over de wijze waarop communicatie kan bijdragen aan beleidsvorming, implementatie en de samenwerking op communicatiegebied, onder andere met betrekking tot de kabinetsbrede communicatie;
c. het realiseren van samenhang in en het bevorderen van kwaliteit van communicatie, zowel on- als offline in woord en beeld;
d. het schrijven van speeches voor de bewindspersonen en de ambtelijke top en het verzorgen van tekstadvies op prioritaire stukken;
e. het adviseren en ondersteunen van de minister en de ambtelijke top op het gebied van publiciteit en externe optredens, zowel reactief als proactief;
f. het faciliteren en organiseren van externe optredens en werkbezoeken;
g. het dagelijks anticiperen en reageren op de actualiteit door middel van woordvoering, het schrijven van nieuws- en persberichten, het onderhouden van pers- en mediacontacten, het ontwikkelen van mediastrategieën en het organiseren van persbijeenkomsten;
h. het volgen, strategisch inzetten en innoveren van online media in de interne en externe communicatie;
i. het zorgdragen voor het beheer van diverse on- en offline corporate communicatiekanalen van het ministerie, zoals social media accounts, waaronder het vervullen van de liaisonfunctie tussen de redactie van Rijksoverheid.nl en de directie Communicatie;
j. het adviseren over en het produceren van relevant beeldmateriaal ter ondersteuning van de interne en externe communicatie;
k. het beheren en bewaken van de Rijkshuisstijl;
l. het beheer van de rijksbrede mediatheek;
m. het begeleiden van inkoop van communicatiediensten en -producten;
n. het beantwoorden en doorgeleiden van burgercorrespondentie;
o. het coördineren van de crisiscommunicatie in samenwerking met de directie Bestuurlijke en Politieke Zaken en de directie Communicatie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
3. De directie verricht de in het eerste lid, onderdeel i, genoemde taak, het vervullen van de liaisonfunctie tussen de redactie van Rijksoverheid.nl en de directie Communicatie ook voor de directie Communicatie van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
4. De directie verricht de in het eerste lid, onderdelen e, j, k, l, m, en n genoemde taken ook voor de directie Communicatie van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
1. De directie Informatievoorziening staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Informatievoorziening heeft de volgende kerntaken:
a. het ontwikkelen van beleid en adviseren van de departementsleiding en het management en het leveren van een bijdrage aan interdepartementale beleidsontwikkeling op het gebied van de facilitaire diensten, inkoop, ICT-toepassingen, informatievoorziening en huisvesting;
b. het beschikbaar stellen en houden van ICT-toepassingen, ondersteuning bij het gebruik van toepassingen en het functioneel beheer van concernapplicaties en gegevensbeheer voor Identity Management;
c. het geven van sturing aan de Dienst ICT Uitvoering als opdrachtgever van de generieke toepassingen;
d. het uitvoeren van zowel alle operationele taken binnen het spectrum van digitale informatievoorziening als de wettelijke taken die hierover zijn vastgelegd voor het kerndepartement;
e. het adviseren over en het ontwikkelen van nieuwe informatieproducten, informatiekanalen, toepassingen en functionaliteiten;
f. het regie voeren op het afnemen van dienstverlening van concerndienstverleners ten behoeve van het ministerie op de volgende terreinen: facilitair, inkoop en huisvesting;
g. het aangaan van overeenkomsten op het terrein van roerende goederen en dienstverlening, alsmede het materiële beheer van roerende goederen;
h. het in opdracht van de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of een hoofd van dienst aangaan en ondertekenen van inkoopopdrachten en contracten;
i. het voeren van regie op het gebied van kantoorhuisvesting zoals opgenomen in de masterplannen Rijkshuisvesting en op de pied-à-terres voor de politieke top, waaronder begrepen het tekenen van de akte van ingebruikgeving met het Rijksvastgoedbedrijf, het bepalen van de huisvestingsbehoefte en het sturen op regionale vestiging en volume op het gebied van huisvesting en huur van vastgoed;
j. het adviseren van het management bij de directoraten-generaal en de stafdirecties op bedrijfsvoeringsterreinen en het doorgeleiden van wensen naar het juiste onderdeel binnen de directie Informatievoorziening en de directie Mens en Organisatie;
k. het voorbereiden van (inter)departementaal overleg op het terrein van bedrijfsvoering en het zorg dragen voor een integrale afweging;
l. het voortouw nemen in bedrijfsvoeringsbrede thema's zoals (informatie)beveiliging;
m. het verzorgen van de communicatie binnen het kerndepartement inzake bedrijfsvoeringsonderwerpen;
n. het leveren van managementinformatie ten behoeve van de departementsleiding en dienstonderdelen op het gebied van bedrijfsvoering;
o. planning en control op de bedrijfsvoeringsmiddelen (personele en materiële budgetten) voor het kerndepartement;
p. het in opdracht van een hoofd van dienst autoriseren van medewerkers van het kerndepartement, het Centraal Planbureau en het Staatstoezicht op de Mijnen, voor het afnemen van digitale overheidsdiensten door middel van het inkopen, uitgeven en beheren van digitale authenticatiemiddelen;
q. het geven van sturing ten aanzien van budgetten en kwaliteit van dienstverlening aan shared service organisaties (SSO’s) en concern dienstverleners (CDV’s) op het gebied van bedrijfsvoeringsdienstverlening;
r. het zorg dragen voor een actuele inschrijving van het Ministerie van Economische Zaken in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
s. het coördineren en het ontwerpen van de selectielijsten zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Archiefwet 1995 voor het gehele ministerie;
t. het ondersteunen van de plaatsvervangend secretaris-generaal bij het zorg dragen voor een juiste en actuele inschrijving in een machtigingenregister als bedoeld in het Afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten van:
– het kerndepartement, bedoeld in paragraaf I, tweede lid, van de Bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische zaken;
– het Staatstoezicht op de Mijnen;
– het Centraal Planbureau;
– de Autoriteit Consument en Markt;
en hun machtigingenbeheerders;
u. het ondersteunen van de plaatsvervangend secretaris-generaal bij het verstrekken van ketenmachtigingen als bedoeld in het Afsprakenstelsel Elektronische Toegangsdiensten door registratie in het machtigingenregister, op naam van het kerndepartement, en de buitendiensten, bedoeld in paragraaf I, derde lid, aan agentschappen of aan publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen.
3. De directie verricht de in het tweede lid genoemde taken, voor zover van toepassing, ook voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
1. De directie Mens & Organisatie staat onder leiding van een directeur.
2. De directie Mens & Organisatie levert strategisch advies, diensten, (flexibele) capaciteit en de benodigde ondersteuning en faciliteiten op het gebied van personeel en organisatie, project- en programmamanagement en management- en projectondersteuning. De directie heeft hierin een concernbrede, kaderstellende, regisserende, adviserende en een operationele rol, steeds vaker in samenwerking met een aantal rijksbrede shared-service-organisaties (SSO`s). De directie heeft de volgende kerntaken:
– personeelsadvies (p-advies);
– organisatieadvies;
– gezond en veilig werken;
– advies over diversiteit, gelijkwaardigheid en inclusie;
– advies over leren en ontwikkelen en organiseren van leeractiviteiten;
– recruitment en arbeidsmarkt;
– sociaal juridisch advies en bureau medezeggenschap;
– vraagbaak op het gebied van P&O-services;
– advisering en begeleiding in individuele P-vraagstukken (P-raadgever);
– managementondersteuning;
– project- en programmaondersteuning (PPO);
– project en programmatische expertise en capaciteit (programmamanagers, projectleiders en projectsecretarissen);
– met talentenprogramma’s bijdragen aan de ontwikkeling van de EZ, KGG en LVVN organisaties;
– coördineren en begeleiden van het Rijkstraineeprogramma voor de EZ, KGG en LVVN organisaties;
– vertegenwoordigen van de drie departementen in de ICOP en het bieden van ondersteuning van de departementale vertegenwoordiging in de ICBR op M&O-aangelegenheden.
3. De directie verricht de in het tweede lid genoemde taken, voor zover van toepassing, ook voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
1. De programmadirectie Klaar voor de toekomst staat onder leiding van een programmadirecteur.
2. De programmadirectie heeft de volgende kerntaken:
het ondersteunen en equiperen van de lijn- en de stafdirecties binnen EZ en KGG bij de volgende ontwikkelopgaven:
a. het sturen op maatschappelijke opgaven en het daarbij expliciet maken van beleidsopties en dilemma's;
b. het versterken van zowel de interne samenwerking binnen het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei als de externe samenwerking tussen het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en burgers en andere belanghebbenden;
c. het versterken van procesvaardigheden en organiserend vermogen binnen het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei.
d. het ondersteunen van de DG's, SG’s en pSG bij de inrichting van twee departementen, één werkorganisatie en de taakstelling via Programma Samen 1 (PS1).
Het secretariaat van de Wetenschappelijke Klimaatraad staat onder leiding van een secretaris-directeur.
1. Het Centraal Planbureau staat onder leiding van een directeur.
2. Het Centraal Planbureau is een onderzoeksinstituut dat economische beleidsanalyses maakt op eigen initiatief of op verzoek van de regering, het parlement, de Kamerleden, de vakbonden en de werkgeversorganisaties.
3. Het Centraal Planbureau bestaat uit:
a. sector 1: Publieke Financiën;
b. sector 2: Macro-economische analyse;
c. sector 3: Arbeid, Onderwijs en pensioenen;
d. sector 4: Marktordening;
e. sector 5: Fysieke Omgeving;
f. afdeling Communicatie en directiesecretaris;
g. afdeling Interne Zaken;
h. afdeling Informatietechnologie en Onderzoeksondersteuning.
1. De Dienst ICT Uitvoering staat onder leiding van een algemeen directeur.
2. De Dienst ICT Uitvoering heeft de volgende kerntaken:
a. het zorg dragen voor betrouwbare, gestandaardiseerde en kosten efficiënte ICT-services die de bedrijfsprocessen van het Ministerie van Economische Zaken en andere onderdelen van het Rijk ondersteunen;
b. het zorg dragen voor de bewaking van het gebruik van digitale authenticatiemiddelen voor het Ministerie van Economische Zaken;
c. het in opdracht van een hoofd van dienst autoriseren van medewerkers van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en voor het afnemen van digitale overheidsdiensten door middel van het inkopen, uitgeven en beheren van digitale authenticatiemiddelen;
d. het zorg dragen voor het crypto-beheer van het Ministerie Economische Zaken, waaronder het autoriseren van gebruikers van cryptomiddelen, het registreren en beheren van in gebruik zijnde cryptomiddelen en het implementeren van de cryptografische technieken conform vigerende wet- en regelgeving.
3. De Dienst ICT Uitvoering kan de in het tweede lid genoemde taken als baten-lastenagentschap ook verrichten voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
4. De Dienst ICT Uitvoering bestaat uit:
a. de directie Strategie en Cybersecurity;
b. de directie Bedrijfsvoering;
c. de directie Operatie.
1. Het Staatstoezicht op de mijnen staat onder leiding van de inspecteur-generaal der mijnen.
2. Het Staatstoezicht op de Mijnen bestaat uit:
a. de afdeling Vergunningen;
b. de afdeling Centrale expertise;
c. de afdelingen Toezicht;
d. de afdeling Bestuurszaken;
e. de afdeling Bedrijfsvoering;
f. de afdeling Informatiemanagement.
1. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland staat onder leiding van de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
2. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft, voor zover van toepassing, de volgende kerntaken:
a. het uitvoeren van de in de Rijksoctrooiwet 1995 en de in de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten genoemde taken;
b. het als nationaal voorportaal samenwerken met het Europees Octrooi Bureau ter bevordering van de kennisbescherming;
c. het verzamelen, het analyseren en het voor derden toegankelijk maken van alle relevante octrooi informatie;
d. het ontsluiten en het klantvriendelijk beschikbaar stellen van informatie over industriële eigendomsrechten;
e. het aan derden aanbieden van zoeksystemen in de octrooiliteratuur;
f. het leveren van bijdragen voor de beleidsvoorbereiding van het kerndepartement op het gebied van industriële eigendom;
g. het in samenwerking met het kerndepartement deelnemen aan internationaal overleg over onderwerpen van industriële eigendom;
h. het geven van voorlichting over beschermingsvormen voor innovatieve ontwikkelingen;
i. het ondersteunen van ondernemers en publieke organisaties bij het internationaal ondernemen en samenwerken;
j. het stimuleren van internationale activiteiten met informatie over buitenlandse markten, met projectmatige en financiële ondersteuning en door het leggen van contacten met zakenpartners in het buitenland;
k. het geven van informatie over kansrijke sectoren in het buitenland, over buitenlandse markten en wet- en regelgeving;
l. het uitvoeren van regelingen en programma's ter financiële ondersteuning van sectoren en ondernemingen en het inbrengen van expertise bij het opstellen van plannen;
m. het leggen van contacten met interessante zakenpartners en relevante publieke organisaties in de markt of sector die de ondernemer wil betreden, via promotionele activiteiten;
n. het uitdragen en het versterken van de economische beeldvorming van Nederland in het buitenland;
o. de promotie van Nederland als vestigingslocatie voor buitenlandse investeerders;
p. de assistentie van buitenlandse bedrijven bij het nemen van hun vestigingsbesluit;
q. de coördinatie van de acquisitie-inspanningen op nationaal, regionaal en lokaal niveau;
r. de beleidssignalering, binnen en buiten het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, ten aanzien van het Nederlandse vestigingsklimaat in internationaal perspectief;
s. het informeren van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheden over innovaties, technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen in het innovatiebeleid;
t. het bevorderen van internationale contacten op het gebied van innovatie(beleid) en technisch wetenschappelijke samenwerking;
u. het stimuleren van duurzame ontwikkeling en innovatie door een brug te slaan tussen markt en overheid;
v. het uitvoeren van overheidsbeleid met betrekking tot innovatie, energie, klimaat en de fysieke leefomgeving;
w. het beslissen op verzoeken om ontheffing van de jaarrekeningplicht, zoals ontheffing van de verplichting tot het opmaken, het overleggen en het vaststellen van een jaarrekening of ontheffing van de verplichting tot het vermelden van gegevens betreffende deelnemingen;
x. het fungeren als landelijk opererende uitvoeringsorganisatie voor Europese en nationale regelgeving en programma's, onder meer gericht op subsidieverlening, inkomenssteun, schadevergoeding, nadeelcompensatie, onverplichte tegemoetkomingen, vergunningverlening, monitoring en maatregelen;
y. het bieden van ondersteuning bij de administratieve en financiële afwikkeling van crises;
z. het fungeren als loket voor burgers en ondernemers;
aa. de ontwikkeling en het beheer van gegevensregistraties van dieren, percelen, grondgebruik en relaties, en het beschikbaar stellen van gegevens aan andere publieke en private organisaties;
bb. de registratie en integratie van gegevens gericht op evaluatie en beleidsontwikkeling en de advisering over beleidsontwikkeling met het oog op de uitvoerbaarheid;
cc. het beschikbaar stellen van haar inhoudelijke expertise, uitvoeringsdeskundigheid en infrastructuur aan andere opdrachtgevers binnen de overheid, nationaal en in EU-verband in de vorm van adviezen of anderszins;
dd. het vertalen van wet- en regelgeving naar effectief en efficiënt uitvoeringsbeleid;
ee. het in opdracht van een hoofd van dienst of de plaatsvervangend secretaris-generaal uitvoeren van aanbestedingsprocedures en het ondertekenen van contracten en raamovereenkomsten;
ff. het uitvoeren van gebiedsgericht beleid waaronder begrepen de inrichting van het landelijk gebied en het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van Geografische Informatiesystemen (GIS Competence Center);
gg. het behandelen van schadeverzoeken in het kader van hoofdstuk 15 van de Omgevingswet betreffende energieprojecten;
hh. het beoordelen van en het besluiten over projecten voor decentrale duurzame elektriciteitsopwekking;
ii. het uitvoeren van overheidsbeleid inzake de transparantiebenchmark en de Kristalprijs ter stimulering van maatschappelijk verantwoord ondernemen;
jj. het in opdracht van een hoofd van dienst voeren van het secretariaat van een adviescollege of adviescommissie, inclusief het betalen van de vergoedingen aan leden daarvan en het regelen van alle benodigde faciliteiten;
kk. het zorg dragen voor de verbetering van de professionaliteit van het aanbesteden en de naleving van de aanbestedingsregels in Nederland;
ll. het toetsen en verantwoorden van de besteding van Europese Fondsen vanuit de rol als Certificeringsautoriteit.
3. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland kan de in het tweede lid genoemde taken als baten-lastenagentschap ook verrichten voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
4. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland bestaat uit:
a. de hoofddirectie Transities, waaronder ressorteren:
– de directie Klimaat- en energietransitie;
– de directie Transitie landbouw- en voedselsysteem;
– de directie Transitie digitale economie;
b. de hoofddirectie Dienstverlening, waaronder ressorteren:
– de directie Energie, klimaat en verduurzaming;
– de directie Innovatie en ondernemerschap;
– de directie Duurzame landbouw en natuur;
– de directie Duurzame economische ontwikkeling;
c. de hoofddirectie Organisatie, waaronder ressorteren:
– de directie Informatievoorziening;
– de directie Financiën en bedrijfsvoering;
– de directie Mens en organisatie.
1. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur staat onder leiding van een inspecteur-generaal.
2. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur heeft de volgende kerntaken:
a. het verruimen en het optimaliseren van het elektronische communicatiedomein door:
1°. bijdragen aan beleidsevaluatie en beleidsvoorbereiding;
2°. toelating en registratie;
3°. toezicht en handhaving;
b. het uitvoeren van het bij of krachtens de Wet ruimtevaartactiviteiten bepaalde, alsmede het toezicht op de naleving en de handhaving van het bij of krachtens de Wet ruimtevaartactiviteiten en de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken bepaalde;
c. het uitvoeren van en het toezicht op de naleving en de handhaving van het bij of krachtens de Wet telecommunicatievoorzieningen BES bepaalde met uitzondering van artikel 44b, tweede en derde lid, en artikel 44e, vijfde lid;
d. het uitvoeren van het bij of krachtens de artikelen 9a, eerste lid, 12, eerste en vijfde lid, en 13 van de Metrologiewet bepaalde, het toezicht op de naleving en de handhaving van het bij of krachtens de Metrologiewet bepaalde, het bijdragen aan beleidsevaluatie, beleidsvoorbereiding en internationale vertegenwoordiging;
e. het uitvoeren van het toezicht op de naleving en de handhaving van het bij of krachtens de Waarborgwet bepaalde en het bijdragen aan beleidsevaluatie en beleidsvoorbereiding;
f. het uitvoeren van subsidieregelingen op het terrein van verbetering van telecommunicatievoorzieningen in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
g. het uitvoeren van het toezicht op de naleving en de handhaving van het bij of krachtens de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen bepaalde, voor zover het de bevoegdheden betreft van de Minister van Economische Zaken als de bevoegde autoriteit, en het bijdragen aan beleidsevaluatie, beleidsvoorbereiding en internationale vertegenwoordiging;
h. het uitvoeren, het houden van toezicht op de naleving en de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Verordening (EU) 2019/881 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake Enisa (het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging), en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013 (de cyberbeveiligingsverordening), en de Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening.
3. De Rijkinspectie Digitale Infrastructuur bestaat uit:
a. de directie Infrastructuur;
b. de directie Apparatuur;
c. de directie Digitale Weerbaarheid;
d. de directie Bestuur, Juridische Zaken en Communicatie;
e. de directie Mens en Middelen.
1. De Dienst Nederlandse Emissieautoriteit staat onder leiding van het bestuur van de Nederlandse Emissieautoriteit.
2. De Dienst Nederlandse Emissieautoriteit bestaat uit:
a. de afdeling Emissiehandel;
b. de directie Hernieuwbare Energie; en
c. de afdeling Serviceverlening & Organisatie.
Bij koninklijk besluit van 2 juli 2024, nr. 2024001703, is de naam van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat veranderd in het Ministerie van Economische Zaken (hierna: Ministerie van EZ). Tevens is bij koninklijk besluit van 2 juli 2024, nr. 2024001707, het nieuwe Ministerie van Klimaat en Groene Groei (hierna: Ministerie van KGG) ingesteld. Feitelijk is dit ministerie een afsplitsing van wat voorheen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat was. Het voorgaande leidde tot een Organisatiebesluit voor het kerndepartement van het Ministerie van EZ en voor het Ministerie van KGG. Het betreft één document voor beide ministeries, die ook de ambtelijke werkorganisatie delen.
Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2025 voorziet in mandaat, volmacht en machtiging aan in hoofdzaak de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal en de hoofden van dienst van het Ministerie van EZ. De Minister van KGG stelt een eigen mandaatbesluit vast. Op de precieze relatie met het Ministerie van KGG (en ook het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) wordt gelet op de (deels) gedeelde werkorganisatie hierna nog ingegaan. In de bijlage wordt de hoofdstructuur van het kerndepartement en van de buitendiensten van het Ministerie van EZ beschreven. Naast de organisatiestructuur is in de bijlage tevens opgenomen welke functionarissen de leiding hebben over de in de bijlage genoemde dienstonderdelen en met welke taken deze dienstonderdelen zijn belast. In artikel 6 hebben de hoofden van dienst mandaat, volmacht en machtiging verkregen voor aangelegenheden op hun werkterrein met een verwijzing naar de bijlage. Door de omschrijving van de taken in de bijlage is op hoofdlijnen aangegeven wat tot het werkterrein van de hoofden van dienst behoort. Het voorgaande maakt dat sprake is van een open mandaatsysteem, waarbij zo min mogelijk wordt verwezen naar wetsartikelen. Daartegenover staat een gesloten systeem waarbij de bevoegdheden limitatief worden opgesomd en de grondslag in wetten of wetsartikelen steeds wordt genoemd.
Hiervoor is al opgemerkt dat de werkorganisatie wordt gedeeld tussen het Ministerie van EZ en het Ministerie van KGG. Daarbij zij ook opgemerkt dat de plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van EZ tevens secretaris-generaal van het Ministerie van KGG is. Uitsluitend bij de eerste functie is sprake van hiërarchische ondergeschiktheid aan de secretaris-generaal van het Ministerie van EZ, uitdrukkelijk niet bij de functie van secretaris-generaal van het Ministerie van KGG. Er is voor gekozen om de werkorganisatie organisatorisch op te hangen binnen het Ministerie van EZ. Dat komt tot uitdrukking in het feit dat de hele werkorganisatie in de Bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken bij dit besluit is opgenomen. Het werkgeverschap voor de werkorganisatie berust dan ook bij dit ministerie. De bevoegdheden die de Minister van KGG aan de werkorganisatie verleent (de directoraten-generaal die beleidsmatig verbonden zijn aan dit ministerie), zijn opgenomen in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging KGG 2025. Daarnaast werken diverse organisatieonderdelen ook voor het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en andersom. Daar waar dat aan de orde is, wordt dat in de artikelsgewijze toelichting nader geduid.
Artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat de inhoud van de bepalingen over mandaat uit afdeling 10.1.1 van de Awb van overeenkomstige toepassing is indien een bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht verleent tot het verrichten van privaatrechtelijke handelingen of machtiging verleent tot het verrichten van feitelijke handelingen. Bevoegdheidstoedeling binnen het ministerie inzake besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen kan hierdoor op een uniforme wijze in één besluit worden geregeld. In dit besluit wordt daarom, tenzij anders aangegeven, bij het verlenen van mandaat steeds het verlenen van volmacht en van machtiging mede betrokken. Evenzeer is in deze toelichting met mandaat tevens volmacht en machtiging bedoeld, tenzij anders aangegeven.
Onder mandaat wordt ingevolge artikel 10:1 van de Awb verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Een besluit is ingevolge artikel 1:3 van de Awb: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. De Minister van EZ is een bestuursorgaan. Volmacht heeft betrekking op privaatrechtelijke rechtshandelingen. Een voorbeeld daarvan is het sluiten van een overeenkomst. De gevolmachtigde handelt niet namens een bestuursorgaan, zoals bij mandaat, maar namens een rechtspersoon. Het Ministerie van EZ is géén rechtspersoon. Dat is in dit geval de Staat der Nederlanden. Overeenkomsten worden dus aangegaan door de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van EZ. Is er een volmacht verleend, dan wordt getekend door de gevolmachtigde ambtenaar, namens de minister (als vertegenwoordiger van de rechtspersoon). Volmacht is geregeld in Boek 3, titel 3, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De daarin opgenomen bepalingen gelden echter voor volmacht aan ondergeschikten van de minister slechts voor zover zij niet in strijd zijn met de artikelen 10:2 tot en met 10:11 van de Awb. Inzake volmacht aan niet-ondergeschikten is het BW onverkort van toepassing. Feitelijke handelingen zijn bij voorbeeld het opmaken en verzenden van andere schriftelijke stukken dan besluiten, het in ontvangst nemen of uitreiken van stukken en het doen van mededelingen. De verlening van mandaat, volmacht en machtiging in dit besluit kan uiteraard alleen betrekking hebben op aangelegenheden ten aanzien waarvan de minister bevoegd is. Voor het nemen van een besluit of het aangaan van een overeenkomst is soms niet de Minister van EZ alléén bevoegd, maar is ook de instemming van één of meer andere ministers vereist. Bij besluiten is in dit verband bepalend wat in de desbetreffende wetgeving is geregeld. Voor privaatrechtelijke rechtshandelingen is de Regeling financieel beheer van het Rijk van belang, waarin voor een aantal gevallen overeenstemming met de Minister van Financiën is voorgeschreven.
De figuren van mandaat, volmacht en machtiging zijn onmisbaar in de ambtelijke organisatie van een ministerie. Maar steeds geldt de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarom wordt bij besluiten en privaatrechtelijke rechtshandelingen ook tot uitdrukking gebracht dat de ondertekenende ambtenaar dit doet namens de minister (artikel 10:10 van de Awb en artikel 12 en 24 van het onderhavige besluit). De minister is en blijft verantwoordelijk voor al hetgeen wordt gedaan door ambtenaren in de uitoefening van hun functie, in het bijzonder ook wanneer deze aan hen mandaat, volmacht en machtiging heeft verleend. Daarom zijn zij ook gehouden om de minister inlichtingen te verschaffen over de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden en om door de minister gegeven instructies op te volgen (artikel 10:6 van de Awb en artikel 11 en 23 van het onderhavige besluit). Die instructies kunnen algemeen zijn of per geval gegeven worden. Het verlenen van mandaat betekent niet dat de minister niet meer bevoegd zou zijn de betrokken bevoegdheid uit te oefenen en dat nog slechts de gemandateerde die bevoegdheid zou hebben. De minister blijft altijd bevoegd de bevoegdheid zelf uit te oefenen (artikel 10:7 van de Awb). De minister kan het mandaat ook te allen tijde intrekken (artikel 10:8 van de Awb). In dit besluit is steeds algemeen mandaat, volmacht en machtiging aan de orde. Daarnaast is ook mandaat, volmacht en machtiging voor een bepaald geval mogelijk. Uiteraard is daarvoor een uitdrukkelijke beslissing van de minister vereist. In beginsel zal die in geval van mandaat en volmacht steeds schriftelijk worden gegeven.
Voor het verlenen van mandaat is geen wettelijke grondslag vereist. In artikel 10:3 van de Awb staan enige mandaatverboden opgenomen. Als een wettelijk voorschrift mandaat verbiedt of als de aard van de bevoegdheid zich ertegen verzet, is mandaatverlening niet toegestaan. Verder ziet mandaat niet op het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij bij de verlening van die bevoegdheid in mandaatverlening is voorzien. Hetzelfde heeft te gelden voor het vaststellen van beleidsregels. Deze zijn niet inbegrepen bij de bevoegdheid, tenzij het uitdrukkelijk is aangeduid. Beslissing op bezwaarschriften vinden steeds op een hoger niveau plaats dan het besluit waartegen bezwaar is ingesteld. Dat betekent ook dat als de minister het besluit in primo heeft genomen, deze ook de beslissing op het bezwaarschrift moet nemen. In zijn algemeenheid geldt ook nog het volgende. Elke gemandateerde is gehouden om steeds na te gaan of een gemandateerde bevoegdheid niet toch op een hoger niveau moet worden uitgeoefend. In het bijzonder bij politiek-bestuurlijk gevoelige zaken is het zaak dat besluiten op een passend niveau worden genomen. Een en ander betreft overigens een instructie bij de verleende bevoegdheden, het is geen beperking.
Sinds 10 oktober 2010 zijn de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een onderdeel geworden van Nederland. De Minister van EZ is ook voor die eilanden op zijn terrein verantwoordelijk. De wetgeving waarin de verantwoordelijkheid specifiek is toebedeeld aan de Minister van EZ is opgenomen in de bijlage bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de IBES-lijst). Mandaat, volmacht en machtiging ziet niet alleen op de bevoegdheden van de Minister van EZ op het grondgebied van het Europese deel van Nederland maar ook op het grondgebied van Caribisch Nederland.
Artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst bepaalt dat de organisatie van een ministerie door de minister wordt vastgesteld. Met de vaststelling van de bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken wordt hieraan gevolg gegeven met betrekking tot dit ministerie. Aangezien de werkorganisatie wordt gedeeld met het Ministerie van KGG en de hele werkorganisatie organisatorisch is ondergebracht bij het Ministerie van EZ zijn in deze bijlage ook de dienstonderdelen opgenomen die beleidsmatig verbonden zijn aan het Ministerie van KGG. Dat zijn de directoraten-generaal Realisatie Groene Groei en Klimaat en Energie. Naast de organisatiestructuur wordt in de bijlage tevens opgenomen welke functionarissen de leiding hebben over de in de bijlage genoemde dienstonderdelen en met welke taken deze dienstonderdelen zijn belast. In artikel 6, eerste lid, en in de op grond van artikel 14 vastgestelde ondermandaatbesluiten van de hoofden van dienst hebben deze functionarissen (onder)mandaat, volmacht en machtiging van de Minister van EZ verkregen op hun werkterrein. Door de omschrijving van de taken in de bijlage is op hoofdlijnen aangegeven wat tot het werkterrein van de functionarissen hoort. Zoals in het algemene deel van de toelichting geduid, verkrijgen de dienstonderdelen die beleidsmatig verbonden zijn aan het Ministerie van KGG hun bevoegdheden in mandaat, volmacht en machtiging van de Minister van KGG.
Stukken bestemd voor de in dit artikel genoemde ambtsdragers en colleges kunnen slechts door de minister worden afgedaan, ongeacht de inhoud ervan (behalve in de onderdelen e en f genoemde uitzonderingen). De vermelding van de in de onderdelen a, b en c genoemde aangelegenheden spreekt vanzelf, gelet op de ministeriële verantwoordelijkheid. Ook in de onderdelen d, g en h gaat het om aangelegenheden waarbij mandaat in het algemeen niet wenselijk moet worden geacht. De opsomming in dit derde lid is limitatief. Dat betekent echter niet dat stukken, geadresseerd aan anderen dan de in dit lid genoemden, nooit door de minister behoeven te worden afgedaan. Integendeel, het zal regelmatig voorkomen dat stukken die bestemd zijn voor anderen dan de in het derde lid genoemden door de minister worden afgedaan. Memoranda of Understanding worden door de bewindspersonen ondertekend. Het is echter mogelijk dat de Minister van EZ deze bevoegdheid ad hoc mandateert aan functionarissen van het Ministerie van EZ.
Het ligt in de rede bij de mandaatverlening aan de secretaris-generaal allereerst – in het eerste lid, onderdeel a – de aangelegenheden te vermelden, die voortvloeien uit de taak waarmee deze is belast op grond van het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal. In de toelichting bij dat besluit is die taak nader omschreven:
a. zorg voor coördinatie en integratie van het beleid binnen het ministerie en voor de relatie tussen politiek en ministerie;
b. zorg voor personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering;
c. zorg in verband met de ministeriële verantwoordelijkheid (informatieverstrekking naar de minister; staatsrechtelijke kennis op peil houden bij het ambtelijk apparaat).
Het feit dat de ambtelijke leiding van het gehele ministerie in handen is van de secretaris-generaal brengt met zich mee dat deze elke aan een hoofd van dienst gemandateerde bevoegdheid in een incidenteel geval aan zich kan trekken.
De hoofden van dienst moeten steeds beoordelen of aangelegenheden op hun werkterrein door de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of door de minister moeten worden behandeld. Indien dat het geval is moeten zij die aangelegenheden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal respectievelijk de minister voorleggen.
Op grond van het eerste lid, onderdeel g, kan de secretaris-generaal de rol van eigenaar in het driehoeksmodel ten opzichte van taakorganisaties uitoefenen. Welke bevoegdheden hiermee in ieder geval gemoeid zijn, is nader geduid in het derde lid.
In het eerste lid, onderdeel h, wordt de secretaris-generaal onder meer bevoegd gemaakt op het gebied van personeelsaangelegenheden. Met de in het tweede lid opgenomen opsomming wordt inzichtelijk gemaakt welke personeelsaangelegenheden dat in ieder geval zijn. Indien de secretaris-generaal niet bevoegd is, hangt het van de taakverdeling tussen de plaatsvervangend secretaris-generaal (artikel 5), de directeur Mens en Organisatie (artikel 7), en de hoofden van dienst (artikel 6) af wie bevoegd is. Tenslotte kan de secretaris-generaal op grond van artikel 13, derde lid, de plaatsvervangend secretaris-generaal ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor aangelegenheden op zijn werkterrein inclusief p&o-aangelegenheden.
Voorts is de secretaris-generaal bevoegd om beslissingen op bezwaarschriften te nemen op het terrein van de Wet normering topinkomens (hierna: Wnt), de Wet open overheid (hierna: Woo), de Wet hergebruik van overheidsinformatie (hierna; Who) en de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG). Indien niet de plaatsvervangend secretaris-generaal of het hoofd van dienst (of een ondergemandateerde), maar de secretaris-generaal zelf het primaire besluit op bovengenoemde terreinen heeft genomen zal echter de minister de beslissing op het bezwaarschrift moeten nemen.
De plaatsvervangend secretaris-generaal is bevoegd voor taken op zijn werkterrein zoals in dit artikel van het mandaatbesluit omschreven. De plaatsvervangend secretaris-generaal is formeel de Chief Information Officer (CIO) van het Ministerie van Economische Zaken. Er is echter ook een uitvoerend CIO aan wie ondermandaat mogelijk is gemaakt op grond van artikel 13, vijfde lid. Naast de algemene taken op het terrein van organisatie en bedrijfsvoering van het gehele ministerie heeft de plaatsvervangend secretaris-generaal een bijzondere taak op het terrein van de Wet normering topinkomens (hierna: Wnt). De ambtenaren van de Eenheid toezicht Wnt van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties controleren op het terrein van EZ of rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen die onder de Wnt vallen zich daadwerkelijk houden aan de verplichtingen in deze wet. De conclusies van hun onderzoek dragen zij vervolgens over aan de plaatsvervangend secretaris-generaal. De plaatsvervangend secretaris-generaal is verantwoordelijk voor de handhaving van de Wnt op EZ-terrein. Deze bepaalt hoe gevolg wordt gegeven aan de conclusies uit de onderzoeksfase. Dat kan onder meer betekenen dat een instelling, rechtspersoon of topfunctionaris een last onder dwangsom wordt opgelegd.
Artikel 6 bevat de kern van het mandaat van de hoofden van dienst. De hoofden van dienst hebben mandaat (en volmacht en machtiging) op hun werkterrein, behalve voor de aangelegenheden die aan de minister zijn voorbehouden, de aangelegenheden waarvoor aan de secretaris-generaal of aan de plaatsvervangend secretaris-generaal mandaat is verleend of de aangelegenheden die aan een ander hoofd van dienst zijn opgedragen. Het werkterrein van ieder hoofd van dienst is dus het uitgangspunt. Het werkterrein staat middels een takenopsomming in hoofdlijnen beschreven in de bijlage. Onder het werkterrein van een hoofd van dienst valt ook de bevoegdheid om onder meer klachten, Woo-verzoeken, Who-verzoeken, AVG-verzoeken, schadevergoedingen, schikkingen en ingebrekestellingen af te handelen en in voorkomend geval ook het (laten) verrichten van een Bibob-onderzoek als het verband houdt met het werkterrein. Het hoofd van dienst is dus bevoegd te beslissen op een Woo-verzoek dat ziet op diens werkterrein. Eventueel kan een directeur in ondermandaat een besluit nemen voor zover het besluit omvat dat er geen documenten zijn of dat alleen persoonsgegevens niet openbaar worden gemaakt (zie hiervoor ook het Stappenplan bij de afdoening van Woo-verzoeken). De plaatsvervangend secretaris-generaal is bevoegd wanneer er niet tot een werkterrein van een hoofd van dienst behoort. De secretaris-generaal neemt steeds de beslissing op bezwaar.
In het eerste lid is ‘voor zover van toepassing’ opgenomen. Dat heeft te maken met het gegeven dat de directoraten-generaal die beleidsmatig zijn verbonden aan de Minister van KGG van deze minister de bijbehorende bevoegdheden krijgen en niet van de Minister van EZ. Van de Minister van EZ krijgen zij wel de p-bevoegdheden, aangezien de gehele werkorganisatie is opgehangen binnen het Ministerie van EZ en daar dus het werkgeverschap berust.
Het mandaat aan de hoofden van dienst met betrekking tot P&O-aangelegenheden strekt onder andere tot het beëindigen van een arbeidsovereenkomst van werknemers middels het indienen van een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de rechtbank. Ook zijn de hoofden van dienst bevoegd om een vaststellingsovereenkomst (VSO) af te sluiten. Daarbij geldt de voorwaarde dat er geen hogere geldelijke vergoeding (of een met een geldelijke vergoeding gelijk te stellen ontslagarrangement zoals bijvoorbeeld vrijstelling van dienst) wordt toegekend dan de voor de werknemer geldende transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673, tweede lid, en 7:671b, achtste lid van het Burgerlijke Wetboek. Hogere vergoedingen zijn op grond van artikel 5 voorbehouden aan de plaatsvervangend secretaris-generaal. De aanleiding voor een VSO is gelegen in langdurige arbeidsongeschiktheid, aantoonbaar disfunctioneren of een aantoonbaar verstoorde arbeidsverhouding. De reden voor de VSO blijkt uit het personeelsdossier (zoals evaluatiegesprekken, verbetertraject).
In het vierde lid heeft de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, in aanvulling op het mandaat, volmacht en machtiging voor aangelegenheden in het eerste lid, ook mandaat en machtiging ten aanzien van het vaststellen van beleidsregels op het eigen werkterrein.
De artikelen 7 tot en met 10 voorzien in specifieke mandaten, volmachten en machtigingen aan een aantal hoofden van dienst. Het gaat daarbij om toevoegingen aan het werkterrein van een hoofd van dienst of om buiten twijfel te stellen dat een aangelegenheid tot een bepaald werkterrein behoort.
In principe zijn de p-bevoegdheden toegekend aan het hoofd van dienst waaronder een werknemer valt. Er zijn een aantal uitzonderingen. In artikel 4 zijn bepaalde bevoegdheden ten aanzien van werknemers in de salarisschalen van 15 en hoger toegekend aan de secretaris-generaal. En in artikel 5 zijn bepaalde bevoegdheden ten aanzien van werknemers in de salarisschalen 1 tot en met 14 toegekend aan de plaatsvervangend secretaris-generaal. De p-bevoegdheden die zijn toegekend aan de directeur Mens en Organisatie ten aanzien van medewerkers in de salarisschalen 1 tot en met 14 zijn opgenomen in dit artikel. Het gaat om de volgende bevoegdheden:
a. het verlenen van langdurend verlof ten behoeve van het vervullen van een functie bij een internationale volkenrechtelijke organisatie, bedoeld in hoofdstuk 4 van de CAO Rijk;
b. het toekennen van een terugkeergarantie op grond van het Van Werk Naar Werk Beleid (VWNW);
c. het toekennen van financiële tegemoetkomingen op grond van het VWNW beleid;
d. het toekennen van verplichte en onverplichte schadeloosstellingen, vergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen boven een bedrag van € 10.000;
e. de mogelijkheid van hoofdstuk 2 van de CAO Rijk om tijdelijke arbeidsovereenkomsten in zeer bijzondere situaties te sluiten, waarbij wordt afgeweken van hetgeen is geregeld in de CAO Rijk.
Het eerste lid van dit artikel stelt buiten twijfel dat de directeur Wetgeving en Juridische Zaken mandaat, volmacht en machtiging heeft op het gebied van de behandeling van bezwaar- en beroepszaken. Uitgezonderd zijn de beslissingen op bezwaarschriften inzake de Wnt, Who, Woo en AVG, waarvoor de secretaris-generaal bevoegd is, en de beslissingen op bezwaarschriften op het werkterrein van de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de inspecteur-generaal Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
In het tweede lid is vastgelegd dat de directeur Wetgeving en Juridische Zaken exclusief bevoegd is voor opdrachtverstrekkingen aan externe juridische dienstverleners op het werkterrein van de meeste hoofden van dienst met uitzondering van de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
De directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur zijn bevoegd om op bezwaarschriften te beslissen tegen primaire besluiten die door onder hen ressorterende medewerkers zijn genomen. De behandeling van de bezwaar- en beroepszaken tegen besluiten op grond van de Woo, Who of AVG die door een hoofd van dienst of een door hem aangewezen functionaris van het kerndepartement zijn genomen of behandeld, ligt bij de directeur Wetgeving en Juridische Zaken.
Beslissingen op bezwaarschriften tegen primaire besluiten die de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland of de inspecteur-generaal van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur zelf in mandaat heeft genomen dienen gelet op artikel 10:3, derde lid, van de Awb door een bevoegde functionaris op het kerndepartement of door de minister te worden genomen.
De directeur Wetgeving en Juridische Zaken is bevoegd om verplichtingen aan te gaan inzake het verlenen van opdrachten aan externe juridische dienstverleners voor het Ministerie van EZ. Hiervan uitgezonderd zijn de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur. Zij mogen wel zelf verplichtingen aangaan inzake het verlenen van opdrachten aan externe juridische dienstverleners op hun werkterrein. Zie de artikelen 8, tweede lid, 9, tweede lid, en 10, tweede lid.
Artikel 9, vierde lid, maakt het mogelijk dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) het uitvaardigen van dwangbevelen en het verdere invorderingstraject, waaronder het treffen van betalingsregelingen voor besluiten die RVO in mandaat neemt, uitbesteedt aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Het CJIB verricht dergelijke werkzaamheden voor tal van organisaties op rijksniveau en is derhalve daarvoor bij uitstek geschikt. De directeur-generaal RVO kan daarbij ook instructies geven die ook beleidsregels kunnen omvatten. Verder is in het vijfde lid nog voorzien in de mogelijkheid van een ondertekeningsmandaat in verband met het volgende. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is aangesloten bij de Betalingsregeling Rijk. Vanwege het grote aantal aangesloten overheidspartijen en de mogelijke aansluiting van toekomstige partijen is het niet praktisch meer om bij iedere vernieuwing van de beleidsregels met betrekking tot betalingsregelingen een ondertekening te verlangen van de daartoe bevoegde bewindspersonen of functionarissen. Dit ondertekeningsmandaat maakt het mogelijk dat de ondertekening van de beleidsregels door de directeur-generaal RVO wordt overgelaten aan de directeur-generaal Straffen en Beschermen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De directeur-generaal, die binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid de rol van opdrachtgever van het CJIB vervult, is daarvoor bij uitstek de geschikte persoon.
De in dit besluit opgenomen instructies zijn beperkt tot enkele algemene aspecten en de wijze van afdoening van stukken. Dat laat uiteraard onverlet dat nog tal van nadere instructies gegeven kunnen worden, met name ook op inhoudelijk terrein. Op grond van artikel 10:6 van de Awb kunnen deze instructies zowel per geval als in het algemeen gegeven worden. Niet vereist is dat zij schriftelijk worden gegeven; het kan dus ook mondeling. De in onderdelen a en b genoemde aspecten spreken voor zich. Uiteraard moeten het geldende recht, bestaande aanwijzingen en (medeparaaf)procedures in acht genomen te worden. Bij twijfel omtrent het geldende recht kan daarover advies worden ingewonnen bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken.
Het is van belang dat een ieder zich er voortdurend van bewust is, dat hij handelt onder ministeriële verantwoordelijkheid. In veel gevallen zal het ook aangewezen zijn om uitdrukkelijk schriftelijk kenbaar te maken dat men handelt namens de minister.
Het tweede lid is van toepassing op de ondertekening van berichten die automatisch worden aangemaakt en – vaak in grote hoeveelheden tegelijk – worden verzonden zoals bijvoorbeeld bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland het geval kan zijn.
Het vierde lid regelt de wijze waarop uitoefening van een mandaatbevoegdheid kan blijken bij besluiten die digitaal zijn geaccordeerd. Door toepassing hiervan kunnen brieven, waarvoor ondertekening geen vereiste is, geheel digitaal worden gefinaliseerd. Van deze mogelijkheid kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt bij het nemen van Woo-besluiten.
In sommige omstandigheden kan bij geautomatiseerde berichten een handtekening nodig zijn. Gedacht kan worden aan de situatie dat een handtekening in het buitenland staande praktijk is bij bepaalde besluiten (bijvoorbeeld beschikkingen aangaande frequentiegebruik dat ook in het buitenland is gelegen, zoals bij maritieme frequenties). Daarom is in het vijfde lid de mogelijkheid opgenomen dat er alsdan toch een handtekening kan worden geplaatst op een automatisch gegenereerd stuk.
De bepalingen in de Awb over mandaat en de bepalingen in dit besluit zijn mede van toepassing op ondermandaat, volmacht en machtiging. Dat betekent dat ook voor ondermandaat geldt dat het zich niet kan uitstrekken tot aangelegenheden die aan de minister zijn voorbehouden, dat het te allen tijde kan worden ingetrokken, dat de mandaatgever altijd bevoegd blijft de gemandateerde bevoegdheid zelf uit te oefenen, dat de mandaatgever aan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies kan geven en dat de gemandateerde op verzoek van de mandaatgever inlichtingen dient te verschaffen. De in artikel 12 en 24 opgenomen formulering dient in geval van ondermandaat ongewijzigd te worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat ook de verlener van het ondermandaat in deze formulering wordt vermeld. In artikel 14, tweede lid, zijn wat betreft p&o-aangelegenheden enige beperkingen opgenomen op de bevoegdheid van de hoofden van dienst om ondermandaat te verlenen. Het derde lid geeft de mogelijkheid die beperkingen weer ongedaan te maken, indien de secretaris-generaal daartoe schriftelijk besluit. De hoofden van dienst stellen hun eigen ondermandaatbesluit vast en bieden hun eigen ondermandaatbesluit aan ter publicatie in de Staatscourant.
Dit voorschrift geldt voor de figuren ondermandaat en volmacht en machtiging. Uitgezonderd zijn machtigingen, zowel algemene als voor een bepaald geval, die mondeling worden gegeven.
De voorziening van artikel 16, derde lid, is beperkt tot het geval van afwezigheid van de hoofden van dienst. Voor alle andere gevallen dient voor de bevoegdheidsverlening aan een plaatsvervanger gebruik te worden gemaakt van de figuur van het ondermandaat op grond van artikel 14.
In het vierde lid is een specifieke vervangingsregeling voor de directeur Financieel-Economische Zaken (hierna: directeur FEZ) opgenomen. In principe wordt deze bij afwezigheid vervangen door de directeur FEZ van het Ministerie van KGG. Dit kan vanwege de gewenste functiescheiding in verband met mogelijk conflicterende belangen niet bij aangelegenheden met betrekking tot de begroting. In die gevallen vervangt het MT-lid Begrotingszaken EZ en Control (BEC) de directeur FEZ.
Dit artikel geeft een uitwerking aan artikel 10:11 van de Awb. Dit staat ook wel bekend als ’ondertekeningsmandaat’, maar strikt genomen is hier geen sprake van mandaat. De beslissing is immers reeds door de minister genomen. Alleen de schriftelijke vastlegging ervan is nog niet geschied in de vorm, waarin deze bekend zal worden gemaakt. Indien de minister niet kan ondertekenen, bijvoorbeeld door verblijf in het buitenland, kan dit worden gedaan door de secretaris-generaal.
In dit artikel wordt geregeld dat de directie Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (hierna: LVVN) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van dat ministerie ook voor het Ministerie van EZ bepaalde taken verrichten. In dit artikel wordt nog verwezen naar het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019, aangezien op het moment van vaststelling van dit besluit de reorganisatie binnen dit departement die moet leiden tot een nieuw organisatiebesluit en een nieuw Besluit mandaat, volmacht en machtiging LVVN nog niet is afgerond.
In deze artikelen heeft de secretaris-generaal en plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van LVVN, en een aantal hoofden van dienst van dat ministerie mandaat, volmacht en machtiging gekregen om namens de Minister van EZ specifiek bepaalde bevoegdheden uit te oefenen.
De directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken van het Ministerie van LVVN en de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van LVVN kunnen ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan hun eigen medewerkers voor de bevoegdheden die ze namens de Minister van EZ uitoefenen. Daarnaast is geregeld dat de LVVN-ondermandaatbesluiten van deze hoofden van dienst van het Ministerie van LVVN ook gelden voor de werkzaamheden die ze voor EZ verrichten.
De ondermandaatbesluiten in dit artikel hebben betrekking op dienstonderdelen die niet meer als zodanig onder het Ministerie van EZ vallen. De betreffende beleidsterreinen zijn overgeheveld naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze ondermandaatbesluiten kunnen worden ingetrokken.
In dit artikel worden de ondermandaatbesluiten van de buitendiensten omgehangen onder dit nieuwe besluit. Zoals in het algemeen deel van de toelichting geduid heeft het organisatiebesluit alleen betrekking op het kerndepartement van het Ministerie van EZ (en het Ministerie van KGG). Er is dan ook geen noodzaak om voor de buitendiensten nieuwe ondermandaatbesluiten vast te stellen.
De Minister van Economische Zaken, V.P.G. Karremans
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-40897.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.