Bijstellingsregeling directe belastingen 2026

24 december 2025

Nr. 2025-0000608432

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken Directie Directe Belastingen en Toeslagen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 10.1, 10.2a, 10.2b, 10.3, 10.6, 10.6bis, 10.6ter, 10.6b, 10.7 en 10bis.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 2, 12a, 18a, 18d, 31a, 32ba, 32bb en 38q van de Wet op de loonbelasting 1964, artikel 10 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, artikel 35a van de Successiewet 1956, de artikelen 7 en 26a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, artikel XXXV van het Belastingplan 2024, de artikelen LVIII en LVIIIA van het Belastingplan 2025, de artikelen XLI, XLII, XLVI, XLVIA en XLIX van het Belastingplan 2026, de artikelen II en III van de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport en artikel 25 van de Wet inkomstenbelasting BES;

Besluit:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de tabel te luiden:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

-

€ 38.883

8,10%

€ 38.883

€ 78.426

€ 3.149

37,56%

€ 78.426

€ 18.001

49,50%

2. In het tweede lid, wordt ‘12,02%’ telkens vervangen door ‘11,94%’.

B.

Artikel 2.10a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de tabel te luiden:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

-

€ 41.123

8,10%

€ 41.123

€ 78.426

€ 3.330

37,56%

€ 78.426

€ 17.341

49,50%

2. In het tweede lid, wordt ‘12,02%’ telkens vervangen door ‘11,94%’.

C.

In de in artikel 2.12 opgenomen tabel wordt ‘€ 67.804’ telkens vervangen door ‘€ 68.843’ en wordt ‘€ 16.611’ vervangen door ‘€ 16.866’.

D.

In artikel 3.19, tweede lid, komt de tabel te luiden:

meer dan

maar niet-meer dan

op jaarbasis

€ 12.500

0,65% van deze waarde

€ 12.500

€ 25.000

0,80% van deze waarde

€ 25.000

€ 50.000

0,90% van deze waarde

€ 50.000

€ 75.000

1,00% van deze waarde

€ 75.000

€ 1.350.000

1,10% van deze waarde

€ 1.350.000

€ 14.850 vermeerderd met 2,35% van de woningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.350.000

E.

In artikel 3.41, tweede lid, komt de tabel te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

€ 2.900

€ 0

€ 2.900

€ 71.683

28% van het investeringsbedrag

€ 71.683

€ 132.746

€ 20.072

€ 132.746

€ 398.236

€ 20.072 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de € 132.746 te boven gaat

€ 398.236

€ 0

F.

In artikel 3.42, vierde lid, aanhef en onderdelen a en b, wordt ‘€ 151.000.000’ vervangen door ‘€ 153.000.000’.

G.

Artikel 3.77 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 15.738’ vervangen door ‘€ 15.979’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 7.875’ vervangen door ‘€ 7.996’.

3. In het vierde lid wordt ‘€ 18.690’ vervangen door ‘€ 18.977’.

H.

Artikel 3.87 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid komt de tabel te luiden:

bij een reisafstand per openbaar vervoer

van meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

10 km

-

10 km

15 km

€ 574

15 km

20 km

€ 762

20 km

30 km

€ 1.268

30 km

40 km

€ 1.572

40 km

50 km

€ 2.047

50 km

60 km

€ 2.279

60 km

70 km

€ 2.527

70 km

80 km

€ 2.614

80 km

€ 2.649

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 2.609’ vervangen door ‘€ 2.649’.

3. In het zesde lid wordt ‘€ 2.609’ vervangen door ‘€ 2.649’.

I.

In artikel 3.97, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 6.342’ vervangen door ‘€ 6.633’.

J.

Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de tabel te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

€ 12.500

nihil

€ 12.500

€ 25.000

0,10% van deze waarde

€ 25.000

€ 50.000

0,20% van deze waarde

€ 50.000

€ 75.000

0,25% van deze waarde

€ 75.000

€ 1.350.000

0,35% van deze waarde

€ 1.350.000

 

€ 4.725 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.350.000

2. In het vijfde lid wordt ‘€ 1.330.000’ telkens vervangen door ‘€ 1.350.000’ en wordt ‘€ 7.315’ vervangen door ‘€ 7.425’.

K.

In artikel 3.114, eerste lid, wordt ‘€ 6.324’ vervangen door ‘€ 6.633’.

L.

In artikel 3.123a, tweede lid, wordt ‘762/3%’ vervangen door ‘71,867%’.

M.

In artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 26.781’ vervangen door ‘€ 27.192’.

N.

Artikel 3.126a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel a, onder 3°, wordt ‘€ 26.781’ vervangen door ‘€ 27.192’.

2. In het vijfde lid wordt ‘€ 5.429’ vervangen door ‘€ 5.513’.

O.

Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 42.108’ vervangen door ‘€ 42.753’.

2. In het derde lid wordt ‘€ 18.475’ vervangen door ‘€ 19.172’.

P.

Artikel 3.129, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 566.197’ vervangen door ‘€ 574.867’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 283.110’ vervangen door ‘€ 287.445’.

3. In onderdeel c wordt ‘€ 141.564’ vervangen door ‘€ 143.732’.

Q.

Artikel 3.133 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt ‘€ 5.429’ vervangen door ‘€ 5.513’.

2. In het negende lid, onderdeel c, wordt ‘€ 50.664’ vervangen door ‘€ 51.440’.

R.

In artikel 4.14, eerste lid, wordt ‘5,88%’ vervangen door ‘6%’.

S.

In artikel 4.17a, achtste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 100.000’ vervangen door ‘€ 103.000’.

T.

In artikel 5.2, tweede lid, wordt ‘5,88%’ vervangen door ‘6%’.

U.

In artikel 5.5 wordt ‘€ 57.684’ vervangen door ‘€ 59.357’.

V.

Artikel 5.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 8.769’ telkens vervangen door ‘€ 8.904’.

2. In onderdeel d wordt ‘€ 661’ vervangen door ‘€ 672’ en wordt ‘€ 1.322’ vervangen door ‘€ 1.344’.

W.

In artikel 5.13 wordt ‘€ 26.312’ vervangen door ‘€ 26.715’ en wordt ‘€ 52.624’ vervangen door ‘€ 53.430’.

X.

In artikel 6.17, derde lid, komt de tabel te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

wordt gezinshulp geacht extra te zijn voor zover de uitgaven voor gezinshulp meer bedragen dan het in deze kolom vermelde percentage van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek

€ 39.701

0%

€ 39.701

€ 59.549

1%

€ 59.549

€ 79.387

2%

€ 79.387

3%

Y.

Artikel 6.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘€ 9.534’ vervangen door ‘€ 9.680’ en wordt ‘€ 164’ vervangen door ‘€ 166’.

b. In onderdeel b wordt ‘€ 9.534’ vervangen door ‘€ 9.680’ en wordt ‘€ 50.635’ vervangen door ‘€ 51.411’.

c. In onderdeel c wordt ‘€ 50.635’ telkens vervangen door ‘€ 51.411’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 9.534’ vervangen door ‘€ 9.680’ en wordt ‘€ 19.068’ vervangen door ‘€ 19.360’. Voorts wordt ‘€ 164’ vervangen door ‘€ 166’ en wordt ‘€ 328’ vervangen door ‘€ 332’.

Z.

In artikel 8.10, tweede lid, wordt ‘€ 3.068’ vervangen door ‘€ 3.115’ en wordt ‘6,337%’ vervangen door ‘6,398%’. Voorts wordt ‘€ 28.406’ vervangen door ‘€ 29.736’.

AA.

Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin, onderdeel a, wordt ‘8,053%’ vervangen door ‘8,324%’ en wordt ‘€ 980’ vervangen door ‘€ 996’.

2. In de eerste zin, onderdeel b, wordt ‘30,030%’ vervangen door ‘31,009%’ en wordt ‘€ 12.169’ vervangen door ‘€ 11.965’. Voorts wordt ‘€ 5.220’ vervangen door ‘€ 5.300’.

3. In de eerste zin, onderdeel c, wordt ‘2,258%’ vervangen door ‘1,950%’ en wordt ‘€ 26.288’ vervangen door ‘€ 25.845’. Voorts wordt ‘€ 5.599’ vervangen door ‘€ 5.685’.

4. In de eerste zin, onderdeel d, en de tweede zin wordt ‘€ 43.071’ vervangen door ‘€ 45.592’.

AB.

Artikel 8.14a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 6.145’ vervangen door ‘€ 6.239’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 6.145’ vervangen door ‘€ 6.239’ en wordt ‘€ 2.986’ vervangen door ‘€ 3.032’.

AC.

In artikel 8.16a, tweede lid, wordt ‘€ 909’ vervangen door ‘€ 923’.

AD.

In artikel 8.17, tweede lid, wordt ‘€ 2.035’ vervangen door ‘€ 2.067’ en wordt ‘€ 45.308’ vervangen door ‘€ 46.002’.

AE.

In artikel 8.18, tweede lid, wordt ‘€ 531’ vervangen door ‘€ 540’.

AF.

Artikel 9.4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 57’ vervangen door ‘€ 58’.

2. In onderdeel c wordt ‘€ 37.395’ vervangen door ‘€ 38.479’ en wordt ‘€ 74.790’ vervangen door ‘€ 76.958’.

AG.

In artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 37.395’ vervangen door ‘€ 38.479’ en wordt ‘€ 74.790’ vervangen door ‘€ 76.958’.

AH.

In artikel 10.7, zevende lid, wordt ‘€ 16.079’ vervangen door ‘€ 16.325’.

AI.

In artikel 10bis.6, eerste lid, wordt ‘€ 204.000’ vervangen door ‘€ 207.500’.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 2, zesde lid, wordt ‘€ 210’ vervangen door ‘€ 220’ en wordt ‘€ 2.100’ vervangen door ‘€ 2.200’.

B.

In artikel 12a, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 56.000’ vervangen door ‘€ 58.000’.

C.

In artikel 18a, derde lid, wordt ‘€ 18.475’ vervangen door ‘€ 19.172’.

D.

In artikel 18d, tweede lid, wordt ‘€ 2.273’ vervangen door ‘€ 2.357’.

E.

In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 38.883

8,10%

€ 38.883

€ 78.426

€ 3.149

37,56%

€ 78.426

€ 18.001

49,50%

F.

In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 41.123

8,10%

€ 41.123

€ 78.426

€ 3.330

37,56%

€ 78.426

€ 17.341

49,50%

G.

In artikel 31a, tweede lid, onderdeel k, wordt ‘€ 2,40’ vervangen door ‘€ 2,45’.

H.

In artikel 32ba, zevende lid, wordt ‘€ 2.273’ vervangen door ‘€ 2.657’.

I.

In artikel 32bb, tweede lid, wordt ‘€ 680.000’ vervangen door ‘€ 700.000’.

ARTIKEL III

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt in artikel 10, eerste lid, onderdeel j, ‘€ 707.000’ vervangen door ‘€ 728.000’.

ARTIKEL IV

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A.

In de in artikel 24, eerste lid, opgenomen tabel, eerste en tweede kolom, wordt ‘€ 154.197’ vervangen door ‘€ 158.669’.

B.

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 4°, onder a, wordt ‘€ 804.698’ vervangen door ‘€ 828.035’.

b. In onderdeel 4°, onder b, wordt ‘€ 76.453’ vervangen door ‘€ 78.671’.

c. In onderdeel 4°, onder c en d, wordt ‘€ 25.490’ vervangen door ‘€ 26.230’.

d. In onderdeel 4°, onder e, wordt ‘€ 60.359’ vervangen door ‘€ 62.110’.

e. In onderdeel 4°, onder f, wordt ‘€ 2.690’ vervangen door ‘€ 2.769’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 207.886’ vervangen door ‘€ 213.915’.

C.

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 5° wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘€ 6.713’ vervangen door ‘€ 6.908’.

b. In subonderdeel a wordt ‘€ 32.195’ vervangen door ‘€ 33.129’.

c. In subonderdeel b, wordt ‘€ 67.064’ vervangen door ‘€ 69.009’.

2. In onderdeel 7° wordt ‘€ 2.690’ vervangen door ‘€ 2.769’.

D.

In artikel 35b, eerste lid, onderdeel a en onderdeel b, onder 2° en 3°, wordt ‘€ 1.500.000’ vervangen door ‘€ 1.543.500’.

E.

In artikel 35c, zevende lid, onderdeel c, wordt ‘€ 100.000’ vervangen door ‘€ 103.000’.

ARTIKEL V

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘€ 37.395’ vervangen door ‘€ 38.479’ en wordt ‘€ 74.790’ vervangen door ‘€ 76.958’.

2. In het vierde lid wordt ‘€ 37.395’ vervangen door ‘€ 38.479’.

3. In het zesde lid wordt ‘€ 6.042’ vervangen door ‘€ 6.218’.

B.

In artikel 26a, eerste lid, wordt ‘€ 118’ telkens vervangen door ‘€ 121’.

ARTIKEL VI

In de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt in artikel 23, derde en vierde lid, ‘€ 380.000’ vervangen door ‘€ 391.020’.

ARTIKEL VII

De Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘€ 9’ vervangen door ‘€ 10’ en wordt ‘€ 21’ vervangen door ‘€ 22’.

B.

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 53’ vervangen door ‘€ 56’ en wordt ‘€ 15.677’ vervangen door ‘€ 16.524’.

2. In het tweede en derde lid wordt ‘€ 21’ vervangen door ‘€ 22’.

C.

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 74’ vervangen door ‘€ 78’ en wordt ‘€ 94’ vervangen door ‘€ 100’. Voorts wordt ‘€ 21’ vervangen door ‘€ 22’ en wordt ‘€ 37’ vervangen door ‘€ 39’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 21’ vervangen door ‘€ 22’.

ARTIKEL VIII

Het Belastingplan 2024 wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel IV, onderdeel B, wordt ‘€ 149’ vervangen door ‘€ 151’.

B.

In de artikelen V, onderdeel B, VI, onderdeel B, en VIA tot en met VIE wordt ‘€ 355’ vervangen door ‘€ 359’.

ARTIKEL IX

Het Belastingplan 2025 wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel III, onderdeel A, onder 1, wordt ‘€ 1.111’ vervangen door ‘€ 1.143’.

B.

In artikel IV, onder 1, wordt ‘€ 1.105’ vervangen door ‘€ 1.137’.

C.

In artikel V, onder 1, wordt ‘€ 1.098’ vervangen door ‘€ 1.130’.

D.

In artikel VI wordt ‘€ 1.079’ vervangen door ‘€ 1.110’.

E.

In artikel VII wordt ‘€ 1.028’ vervangen door ‘€ 1.057’.

F.

In artikel X, onderdeel B, onder 1, wordt ‘€ 1.111’ vervangen door ‘€ 1.143’.

G.

In artikel XI, onder 1, wordt ‘€ 1.105’ vervangen door ‘€ 1.137’.

H.

In artikel XII, onder 1, wordt ‘€ 1.098’ vervangen door ‘€ 1.130’.

I.

In artikel XIII wordt ‘€ 1.079’ vervangen door ‘€ 1.110’.

J. In artikel XIV wordt ‘€ 1.028’ vervangen door ‘€ 1.057’.

ARTIKEL X

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 10aa wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 14.752’ vervangen door ‘€ 15.308’ en wordt ‘€ 16.655’ vervangen door ‘€ 17.283’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 14.752’ vervangen door ‘€ 15.308’.

3. In het derde lid wordt ‘€ 16.655’ vervangen door ‘€ 17.283’.

B.

Artikel 10eb wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 46.660’ vervangen door ‘€ 48.013’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 35.468’ vervangen door ‘€ 36.497’.

ARTIKEL XI

In het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 zoals dat op 30 juni 2023 luidde, wordt artikel 10aa als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 14.752’ vervangen door ‘€ 15.308’ en wordt ‘€ 16.655’ vervangen door ‘€ 17.283’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 16.692’ vervangen door ‘€ 17.321’ en wordt ‘€ 18.843’ vervangen door ‘€ 19.554’.

ARTIKEL XII

De Wet inkomstenbelasting BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘USD 21.373’ vervangen door ‘USD 21.956’.

2. In het derde lid wordt ‘USD 1.616’ vervangen door ‘USD 1.678’.

B

Artikel 24a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de tarieftabel te luiden:

Bij een belastbare som van meer dan

doch niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

USD 53.198

29,4%

USD 53.198

USD 15.640

38,4%

2. In het zevende lid wordt ‘USD 36.984’ vervangen door ‘USD 38.390’.

ARTIKEL XIII

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XII in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in werking met ingang van 1 januari 2026, 00:00 uur, en in het Europese deel van Nederland met ingang van 1 januari 2026, 05:00 uur.

ARTIKEL XIV

Deze regeling wordt aangehaald als: Bijstellingsregeling directe belastingen 2026.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, E.H.J. Heijnen

De Staatssecretaris van Financiën, S.Th.P.H. Palmen-Schlangen

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften die zijn opgenomen in de artikelen 10.1, 10.2a, 10.2b, 10.3, 10.6, 10.6bis, 10.6ter, 10.6b, 10.7 en 10bis.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001), de artikelen 2, 12a, 18a, 18d, 31a, 32ba, 32bb en 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964), artikel 10 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969), artikel 35a van de Successiewet 1956 (SW 1956), de artikelen 7 en 26a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB 1965), artikel XXXV van het Belastingplan 2024 (BP 2024), de artikelen LVIII en LVIIIA van het Belastingplan 2025 (BP 2025) de artikelen XLI, XLII, XLIV, XLVI en XLIX van het Belastingplan 2026 (BP 2026), de artikelen II en III van de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport en artikel 25 van de Wet inkomstenbelasting BES (Wet IB BES).

De voor de inkomstenbelasting op grond van de artikelen 10.1, 10.6b en 10.7 Wet IB 2001 toegepaste indexering is in de regel1 ook van belang voor de Wet LB 1964 en de Wet Vpb 1969. Ingevolge de artikelen 20a, tweede lid, 20b, tweede lid, en 22d Wet LB 1964 worden de in de artikelen 22, 22a, 22aa, 22b en 22c Wet LB 1964 vermelde bedragen en percentages bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door de bedragen en percentages die krachtens de artikelen 10.1, 10.6b en 10.7 Wet IB 2001 worden vastgesteld ter vervanging van de in de artikelen 2.10, 2.10a, 8.10, 8.11, 8.16a, 8.17 en 8.18 Wet IB 2001 vermelde bedragen en percentages. Ingevolge artikel 8, veertiende lid, Wet Vpb 1969 wordt het in artikel 8, vijfde lid, Wet Vpb 1969 vermelde bedrag bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door het bedrag dat krachtens artikel 10.1 Wet IB 2001 wordt vastgesteld ter vervanging van het in artikel 3.15, eerste lid, Wet IB 2001 vermelde bedrag. Dit laatste is per 1 januari 2026 niet aan de orde, omdat laatstgenoemd bedrag als gevolg van de afrondingsregels per die datum niet wijzigt.

Uitvoeringsgevolgen

Deze maatregelen zijn door de Belastingdienst beoordeeld met de Uitvoeringstoets. Voor alle maatregelen geldt dat de Belastingdienst die uitvoerbaar acht per de opgenomen data van inwerkingtreding. Voor de gevolgen voor de uitvoering wordt verwezen naar de Uitvoeringstoets die als bijlage is bijgevoegd.

Bijstellingsfactoren

Toepassing tabelcorrectiefactor (artikel I, onderdelen A, B, C, E tot en met H, M tot en met Q, S en U tot en met AI, artikel II, onderdelen A, B, G en I, artikelen III tot en met VI, VIII, IX en X, onderdeel B)

De per 1 januari 2026 toe te passen tabelcorrectiefactor van artikel 10.2 Wet IB 2001 bedraagt 1,0290. De bedragen die worden aangepast ingevolge artikel I, onderdelen A, B, C, E tot en met H, M tot en met Q, S en U tot en met AI, artikel II, onderdelen A, B, G en I, de artikelen III tot en met VII en VIII en artikel X, onderdeel B, in de onderhavige regeling moeten (deels) worden bijgesteld op basis van deze tabelcorrectiefactor. De tabelcorrectiefactor wordt in beginsel toegepast op de bedragen zoals deze zonder de inflatiecorrectie per 1 januari 2026 zouden komen te luiden, met dien verstande dat als basis voor de bijstelling voor 2026 in beginsel de na bijstelling voor 2025 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen gelden.

Ingevolge de artikelen XLI, eerste lid, en XLVIII BP 2026 en artikel II, eerste lid, van de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport wordt de tabelcorrectiefactor voor de artikelen I, onderdelen A, B (deels), C, E tot en met H, M tot en met Q, V tot en met AE, AH en AI en artikel VIII voor het kalenderjaar 2026 echter beperkt toegepast. Deze bedragen worden niet geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor van 1,0290, maar met een indexatiefactor van 1,0153120. De samenloop van de beperking van de toepassing van de tabelcorrectiefactor in de artikelen XLI en XLII BP 2026 en de artikelen II en III van de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport wordt geregeld via artikel XLIX BP 2026. De laatstgenoemde indexatiefactor wordt net als de tabelcorrectiefactor in beginsel toegepast op de bedragen zoals deze zonder de inflatiecorrectie per 1 januari 2026 zouden komen te luiden, waarbij ook hier als basis voor de bijstelling voor 2026 in beginsel de na bijstelling voor 2025 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen gelden.

Ingevolge de artikelen XLI, tweede lid, en XLIX BP 2026 en artikel II, tweede lid, van de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport geldt een andere beperkte toepassing van de inflatiecorrectie voor de indexatie van het bedrag dat is vermeld in de eerste regel van de tweede kolom en de tweede regel van de eerste kolom van de voor belastingplichtigen die vóór 1 januari 1946 zijn geboren geldende tabel die is opgenomen in artikel 2.10a, eerste lid, Wet IB 2001 en artikel 20b, eerste lid, Wet LB 1964. Deze bedragen worden geïndexeerd met een indexatiefactor van 1,01148. De laatstgenoemde indexatiefactor wordt eveneens in beginsel toegepast op de bedragen zoals deze zonder de inflatiecorrectie per 1 januari 2026 zouden komen te luiden, waarbij ook hier als basis voor de bijstelling voor 2026 in beginsel de na bijstelling voor 2025 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen gelden.

De beperkte toepassing van de tabelcorrectiefactor geldt conform artikel XLI, derde lid, BP 2026 en artikel II, derde lid, van de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport, niet voor de bedragen, genoemd in de artikelen 4.17a, achtste lid, onderdeel c, 5.5, 9.4, eerste lid, onderdeel c, en 9.4a, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. Deze bedragen worden dus regulier vermenigvuldigd met de tabelcorrectiefactor van 1,029.

In artikel XLVIA BP 2026 is geregeld dat de bedragen in artikel 23, derde en vierde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen bij het begin van het kalenderjaar 2026 eenmalig geïndexeerd worden met de tabelcorrectiefactor van 1,029.2

Een aantal bedragen wijzigt nog na deze inflatiecorrectie of kent een afwijkende inflatiecorrectie. Deze bedragen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

De tarieftabellen die met ingang van 1 januari 2026 worden opgenomen in de artikelen 2.10, eerste lid, en 2.10a, eerste lid, Wet IB 2001 en de artikelen 20a, eerste lid, en 20b, eerste lid, Wet LB 1964 worden toegelicht in de hierna opgenomen toelichting met betrekking tot die tarieftabellen.

De bedragen in artikel VIII betreffen de in de artikelen IV, onderdeel B, V, onderdeel B, VI, onderdeel B, en VIA tot en met VIE BP 2024 opgenomen jaarlijkse verlagingen van het maximumkortingsbedrag van de inkomensafhankelijke combinatiekorting in artikel 8.14a Wet IB 2001 in de periode 2027 tot en met 2034, die door middel van artikel XXXV, onderdeel c, BP 2024 aan het begin van het kalenderjaar 2026 worden geïndexeerd voor zover het maximumkortingsbedrag van de inkomensafhankelijke combinatiekorting in artikel 8.14a Wet IB 2001 aan het begin van het kalenderjaar 2026 wordt geïndexeerd, hetgeen het geval is. Ingevolge de artikelen XLII en XLIX BP 2026 en artikel III van de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport, worden de bedragen bij het begin van het kalenderjaar 2026 met de indexatiefactor van 1,0153120 vermenigvuldigd.

De bedragen in artikel IX betreffen de in de artikelen III, onderdeel A, IV tot en met VII, artikel X, onderdeel B, en XI tot en met XIV BP 2025 opgenomen toekomstige beleidsmatige verhogingen van het aangrijpingspunt van het toptarief voor de jaren 2027 tot en met 2032. De toekomstige verhogingen van het in de artikelen 2.10 en 2.10a, Wet IB 2001 en de artikelen 20a en 20b Wet LB 1964 opgenomen aangrijpingspunt van het toptarief wordt bij het begin van het kalenderjaar met de indexatiefactor van 1,029 vermenigvuldigd.

In artikel 10.1, eerste lid, Wet IB 2001 wordt evident per abuis verwezen naar het vierde lid in plaats van het derde lid van artikel 6.17 Wet IB 2001. In deze regeling wordt daarom een beperkte indexatie toegepast op de bedragen in de in artikel 6.17, derde lid, Wet IB 2001 opgenomen tabel.3

Door de toegepaste afrondingsregel leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2026 niet tot een aanpassing van de bedragen in de artikelen 3.15, eerste lid, 3.41, tweede lid, eerste bedrag, 3.47, eerste lid, 3.87, vijfde lid, onderdeel b, tweede bedrag, 5.3, derde lid, onderdeel f, en 9.4, vijfde lid, eerste en tweede bedrag, Wet IB 2001.

Tarieftabellen inkomstenbelasting en loonbelasting en bijstelling tariefpercentage grondslagverminderende posten (artikel I, onderdelen A en B en artikel II, onderdelen E en F)

De in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.10a, eerste lid, Wet IB 2001 en de in de artikelen 20a, eerste lid, en 20b, eerste lid, Wet LB 1964 opgenomen tarieftabellen worden per 1 januari 2026 vervangen door de in de artikelen I, onderdelen A en B, en II, onderdelen E en F, van deze regeling opgenomen tarieftabellen. Op grond van artikel L, eerste lid, onderdeel a, BP 2026 worden de bedragen in de tarieftabellen eerst (beperkt4) geïndexeerd en vervolgens verhoogd met de in de artikelen I, onderdeel A, en III, onderdeel B, BP 2026 opgenomen verhogingen van het aangrijpingspunt van het toptarief met € 432. Ingevolge de artikelen XLVI en XLIX BP 2026 zijn in de artikelen I, onderdelen A en B, en II, onderdelen E en F, van deze regeling de uiteindelijke tarieftabellen zoals deze gaan luiden op 1 januari 2026 opgenomen. Daarbij zijn uiteraard ook de in de artikelen I, onderdeel A, en III, onderdeel B, BP 2026 opgenomen tariefswijzigingen meegenomen.

De afwijkende beperkte indexatie van het bedrag dat is vermeld in de eerste regel van de tweede kolom en de tweede regel van de eerste kolom in de artikelen 2.10a, eerste lid, Wet IB 2001 en 20b, eerste lid, Wet LB 1964 is toegelicht bij het onderdeel Bijstellingsfactoren.

Ingevolge artikel 10.2a Wet IB 2001 wordt het percentage uit de artikelen 2.10, tweede lid, en 2.10a, tweede lid, Wet IB 2001 jaarlijks bijgesteld. Het percentage wordt gesteld op het na toepassing van artikel I, onderdeel A, BP 2026 resulterende verschil tussen de in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, Wet IB 2001 opgenomen tabel als derde en tweede vermelde percentages. Het percentage in de artikelen 2.10, tweede lid, en 2.10a, tweede lid, Wet IB 2001 wordt daardoor per 1 januari 2026 verlaagd met 0,08%-punt en gesteld op 11,94%.

Bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privégebruik woning, het eigenwoningforfait, de keuzemogelijkheid bij het houden van kostgangers en de kamerverhuurvrijstelling (artikel I, onderdelen D en I tot en met K)

De bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privégebruik woning (artikel 3.19 Wet IB 2001), het eigenwoningforfait (artikel 3.112 Wet IB 2001), de keuzemogelijkheid bij het houden van kostgangers (artikel 3.97 Wet IB 2001) en de kamerverhuurvrijstelling (artikel 3.114 Wet IB 2001) vindt plaats ingevolge de artikelen 10.3 en 10.6 Wet IB 2001, met inachtneming van artikel 10.5 Wet IB 2001. Bijstelling van een deel van de in de artikelen 3.19, tweede lid, en 3.112, eerste lid, Wet IB 2001 vermelde percentages vindt plaats op basis van de verhouding van het indexcijfer woninghuren over juli 2025 tot dat cijfer over juli 2024 (factor ih) en tevens met de verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden die betrekking hebben op 2025 en het gemiddelde van die waarden die betrekking hebben op 2026 (factor iw). De factor ih bedraagt 132,35/126,19 (een gemiddelde huurstijging over de relevante periode van 4,882%). De verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden voor 2025 en het gemiddelde van die waarden voor 2026 bedraagt volgens opgave van de Waarderingskamer 100:110,6 (een gemiddelde waardestijging van 10,6%). De factor iw bedraagt daarmee 100/110,6.

Voor zover de bedragen op basis van artikel 10.3, tweede lid, Wet IB 2001 worden bijgesteld met gebruik van de tabelcorrectiefactor uit artikel 10.2 Wet IB 2001, gebeurt dat op grond van de artikelen XLI en XLIX BP 2026 en artikel II van de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport en met de indexatiefactor 1,0153120.

Indexering bedragen oudedagsvoorzieningen (artikel I, onderdeel O, artikel II, onderdelen C, D en H, artikel X, onderdeel A, en artikel XI)

De (in artikel 10.2b, eerste lid, Wet IB 2001 en artikel 18ga, tweede lid, Wet LB 1964 opgenomen) bijstelling van het in artikel 3.127, derde lid, Wet IB 2001 als eerste vermelde bedrag en het in artikel 18ga, eerste lid, Wet LB 1964 vermelde bedrag (de maximumgrondslag voor oudedagsvoorzieningen) vindt ingevolge artikel LVIIIA BP 2025, zoals gewijzigd bij artikel XXI van Overige fiscale maatregelen 2026, niet plaats bij het begin van de kalenderjaren 2025 en 2026. Het bedrag blijft dan ook € 137.800 in 2026.

Op grond van artikel 10.2b, vierde lid, Wet IB 2001 wordt de bijstelling van het in artikel 3.127, derde lid, Wet IB 2001 als laatste vermelde bedrag gesteld op het bedrag van de aan het begin van 2026 geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW), vermeerderd met de vakantietoeslag, vermenigvuldigd met de factor 100/75. Dezelfde bijstelling geldt op grond van artikel 18a, derde lid, Wet LB 1964 ook voor het in dat lid opgenomen bedrag.

De bijstelling van het in de artikelen 18d, tweede lid, en 32ba, zevende lid, Wet LB 1964 vermelde bedrag vindt plaats op basis van het in de artikelen 18d, zevende lid, en 32ba, achtste lid, Wet LB 1964 opgenomen indexeringsvoorschrift. Daarbij wordt het genoemde bedrag vervangen door het bedrag dat na aftrek van de in te houden loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, rekening houdend met de algemene heffingskorting voor een persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, AOW, nog niet heeft bereikt, gelijk is aan het netto-ouderdomspensioen per maand, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, onderdeel a, van die wet. Het in artikel 32ba, zevende lid, Wet LB 1964 vermelde bedrag wordt, ingevolge artikel III onderdeel E van het Belastingplan 2026, daarbij ook verhoogd met het in artikel 32ba, achtste lid, Wet LB 1964 genoemde bedrag.

De bedragen die op grond van artikel 18a, derde lid, Wet LB 1964 zijn opgenomen in artikel 10aa UBLB 1965 voor de bepaling van de minimaal in aanmerking te nemen franchise in een pensioenregeling in gevallen waarin lagere percentages per dienstjaar worden gehanteerd dan is toegestaan op grond van artikel 18a, eerste lid, Wet LB 1964, onderscheidenlijk artikel 38r, eerste lid, Wet LB 1964, worden op grond van artikel 10aa, vijfde lid, UBLB 1965 jaarlijks bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de ingevolge artikel 18a, derde lid, Wet LB 1964 in het kalenderjaar in aanmerking te nemen franchise en daarmee – indirect – aan de hoogte van de voor gehuwde personen geldende AOW-uitkering. De genoemde bedragen worden derhalve vermenigvuldigd met de verhouding tussen het per 1 januari 2026 in artikel 18a, derde lid, Wet LB 1964 opgenomen bedrag en het per 1 januari 2025 in artikel 18a, derde lid, Wet LB 1964 opgenomen bedrag. Dit verhoudingsgetal voor 2026 is 1,0377.

Dit verhoudingsgetal geldt tevens voor de indexatie van de bedragen in artikel 10aa, eerste en tweede lid, UBLB 1965 zoals dat luidde op 30 juni 2023, dat op grond van artikel 38q, eerste lid, Wet LB 1964 van toepassing blijft voor een pensioenregeling als bedoeld in artikel 18 Wet LB 1964 zoals dat luidde op 30 juni 2023, die na inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen per 1 juli 2023 niet voldoet aan de vanaf die datum geldende tekst van hoofdstuk IIB Wet LB 1964.

Beperking aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (artikel I, onderdeel L)

Op grond van de tot en met 1 januari 2025 geldende tekst van artikel 10.6bis Wet IB 2001 wordt het in het kader van de uitfasering van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld met ingang van 1 januari 2019 in artikel 3.123a Wet IB 2001 genoemde percentage met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks met 31/3%-punt verlaagd. In het BP 2026 is echter door middel van een amendement5 geregeld dat de afbouw van deze aftrek wordt versneld door middel van een verhoging van dat afbouwpercentage naar 4,8%-punt, zodat deze regeling niet in 2048 maar in 2041 is uitgefaseerd. Dat betekent dat het percentage voor 2026 wordt vastgesteld op 71,867%.

Herijking forfaitair voordeel uit een vbi in box 2 en forfaitaire rendementen box 3 (artikel I, onderdelen R en T)

Ingevolge artikel 10.6ter Wet IB 2001 worden de in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, Wet IB 2001 vermelde percentages jaarlijks herijkt. Tevens wordt op grond van artikel 10.6ter Wet IB 2001 het percentage van het forfaitaire voordeel uit een vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) het in artikel 4.14, eerste lid, Wet IB 2001 vermelde percentage jaarlijks herijkt. Laatstgenoemd percentage wordt gesteld op het in artikel 5.2, tweede lid, Wet IB 2001 als tweede vermelde percentage, nadat dit is aangepast op basis van artikel 10.6ter, derde tot en met achtste lid, Wet IB 2001.

De aanpassing van het in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, Wet IB 2001 als tweede vermelde percentage vindt ingevolge artikel 10.6ter, derde en vijfde tot en met achtste lid, Wet IB 2001 plaats op basis van het meetkundige gemiddelde van het langetermijnrendement op onroerende zaken, aandelen en obligaties. Het langetermijnrendement wordt gesteld op het meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement van het kalenderjaar 2025 en eenmaal het rendement over het kalenderjaar 2024. De rendementen voor onroerende zaken worden ontleend aan de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde Prijsindex Bestaande Koopwoningen, de rendementen voor aandelen aan de MSCI Europe Standard Gross Local Index en de rendementen voor obligaties aan de door de Europese Centrale Bank gepubliceerde gemiddelde kapitaalmarktrentevoet van de Nederlandse 10-jarige staatsobligatie.

De aanpassing van de in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, Wet IB 2001 als eerste en derde vermelde percentages vindt ingevolge artikel 10.6ter, tweede en vierde lid, Wet IB 2001 plaats na afloop van het kalenderjaar. De aanpassing van deze percentages vindt daarom niet plaats door middel van deze regeling, maar door middel van een afzonderlijke regeling na afloop van het kalenderjaar, met terugwerkende kracht tot en met het begin van het kalenderjaar.

Indexering percentage en bedragen algemene heffingskorting (artikel I, onderdeel Z)

Het in artikel 8.10, tweede lid, Wet IB 2001 vermelde afbouwpercentage van de algemene heffingskorting wordt bijgesteld op basis van artikel 10.6b Wet IB 2001. Het percentage wordt berekend door het in artikel 8.10, tweede lid, Wet IB 2001 als eerste vermelde bedrag te delen door het verschil tussen het in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, Wet IB 2001 in de tweede kolom als laatste vermelde bedrag en het in artikel 8.10, tweede lid, Wet IB 2001 als laatste vermelde bedrag. Het in artikel 8.10, tweede lid, Wet IB 2001 als eerste vermelde bedrag wordt bijgesteld op basis van artikel 10.1 Wet IB 2001. Ingevolge de artikelen XLI, eerste lid, en XLIX BP 2026 en artikel II, eerste lid, van de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport wordt – zoals hiervoor is toegelicht – hierbij de beperkte indexatiefactor van 1,0153120 toegepast.

Het in artikel 8.10, tweede lid, Wet IB 2001 als laatste vermelde bedrag wordt gesteld op 108% van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag.

Ingevolge artikel 22d Wet LB 1964 worden het aldus berekende percentage en het aldus berekende bedrag van rechtswege eveneens opgenomen in artikel 22, tweede lid, Wet LB 1964.

Indexering percentages en bedragen arbeidskorting (artikel I, onderdeel AA)

De in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdelen a, b en c, Wet IB 2001 vermelde percentages, de in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdelen b en c, Wet IB 2001 als eerste vermelde bedragen en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel d, en tweede zin, Wet IB 2001 vermelde bedrag worden bijgesteld op basis van artikel 10.7 Wet IB 2001. De toepassing van artikel 10.7 Wet IB 2001 vindt plaats na toepassing van artikel 10.1 Wet IB 2001 zie hierna).

Het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel a, Wet IB 2001 als eerste vermelde bedrag, het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, Wet IB 2001 als tweede vermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, Wet IB 2001 als tweede vermelde bedrag worden bijgesteld op basis van artikel 10.1 Wet IB 2001. Ingevolge de artikelen XLI, eerste lid, en XLIX BP 2026 en artikel II, eerste lid, van de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport wordt – zoals hiervoor is toegelicht – hierbij de beperkte indexatiefactor van 1,0153120 toegepast.

De percentages in het derde, vierde, zesde en zevende lid van artikel 10.7 Wet IB 2001 worden bij het begin van het kalenderjaar 2026 op grond van artikel I, onderdeel J, BP 2026 aangepast. In de in artikel I, onderdeel AA, van deze regeling opgenomen bedragen en percentages is rekening gehouden met deze wijziging uit het BP 2026.

Ingevolge artikel 22d Wet LB 1964 worden de voor artikel 8.11 Wet IB 2001 berekende bedragen en percentages van rechtswege eveneens opgenomen in artikel 22a Wet LB 1964.

Indexering bedragen in de Kostenwet invordering rijksbelastingen (artikel VII)

De bijstelling van enkele van de in de artikelen 2, 3 en 4 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen vermelde bedragen vindt plaats op basis van de op de voet van artikel 8 van die wet bepaalde correctiefactor. Deze factor wordt berekend uit de indexcijfers van de ‘CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, CAO-sector overheid’ van het CBS, gepubliceerd in het Statistisch Bulletin. De correctiefactor op grond waarvan de bedragen per 1 januari 2026 worden bijgesteld is 1,054. Als basis voor de bijstelling voor 2026 gelden de na bijstelling voor 2025 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen.

Door de toegepaste afrondingsregel leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2026 niet tot een aanpassing van de in artikel 3, eerste lid, eerste bedrag, en vierde lid en artikel 4, derde lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen vermelde bedragen.

Indexering inkomstenbelasting BES (artikel XII, onderdelen A en B)

De op grond van artikel 25 Wet IB BES per 1 januari 2026 met betrekking tot de in de artikelen 24, derde lid, en artikel 24a Wet IB BES opgenomen bedragen toe te passen tabelcorrectiefactor bedraagt 1,038.

Dit geldt voor de bijstelling van het bedrag van de ouderenkorting en van de bedragen in de tarieftabel. In de in artikel XXXV BP 2026 opgenomen tarieftabel is abusievelijk geen bedrag opgenomen in de laatste regel van de derde kolom. Dat wordt eveneens met deze regeling hersteld.

De bijstelling van het bedrag van de belastingvrije som is gekoppeld aan het wettelijke minimumloon.

Deze wijzigingen van de Wet IB BES treden ingevolge artikel XIII in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in werking met ingang van 1 januari 2026, 00.00 uur (lokale tijd), en, vanwege het tijdsverschil van vijf uur, in het Europese deel van Nederland met ingang van 1 januari 2026, 05.00 uur (lokale tijd).

Tabel 1. Niet vervangen bedragen en percentage vanwege afrondingsregel

wet

artikel

lid

onderdeel

zinsnede/toevoeging

Wet IB 2001

       
 

3.15

eerste

   
 

3.41

tweede

 

eerste bedrag

 

3.47

eerste

   
 

3.87

vijfde

b

tweede bedrag

 

5.3

derde

f

 
 

9.4

vijfde

 

eerste en tweede bedrag

Wet Vpb 1969

8

vijfde

   
         
         

Kostenwet invordering rijksbelastingen

3

eerste

 

eerste bedrag

   

vierde

   
 

4

derde

   

De Staatssecretaris van Financiën, E.H.J. Heijnen

De Staatssecretaris van Financiën, S.Th.P.H. Palmen-Schlangen

BIJSTELLINGSREGELING DIRECTE BELASTINGEN 2026

Beschrijving voorstel/regeling

In de bijstellingsregeling worden de indexaties van diverse parameters voor 2026 van directe belastingen vastgelegd.

Interactie burgers/bedrijven

De door deze bijstellingsregeling aangepaste parameters zijn en worden verwerkt in de diverse systemen, publicaties, op de website, etc. Zo is daarvan bijvoorbeeld al gebruik gemaakt bij de inmiddels massaal opgelegde voorlopige aanslagen en zijn ze verwerkt in de aan de softwareleveranciers van de salarispakketten uitgeleverde gegevensverzameling. Met softwarebedrijven worden de technische specificaties van de rekenregels voor de loonheffingen al via www.oswo.nl uitgewisseld. De loonbelastingtabellen worden ook via www.belastingdienst.nl/tabellenbeschikbaar gemaakt.

Maakbaarheid systemen

De noodzakelijke systeemaanpassingen kunnen tijdig worden gerealiseerd. Dit betreft parameterwijzigingen.

Handhaafbaarheid

Niet van toepassing.

Fraudebestendigheid

Niet van toepassing.

Complexiteitsgevolgen

Niet van toepassing.

Risico procesverstoringen

Het risico op procesverstoringen is klein.

Uitvoeringskosten

De incidentele kosten voor de systeemaanpassingen vallen binnen de jaaraanpassingen. Er zijn geen structurele kosten.

Personele gevolgen

Er zijn geen personele gevolgen.

Invoeringsmoment

Invoering is mogelijk per: 1 januari 2026.

Eindoordeel

Het voorstel is uitvoerbaar.


X Noot
1

Zoals hierna wordt toegelicht worden enkele bedragen niet geïndexeerd per 1 januari 2026 of na de indexatie nog aangepast.

X Noot
2

Kamerstukken II 2025/26, 36 812, nr. 73.

X Noot
3

Een aanpassing van de verwijzing in de wettekst op dit punt is in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2027 opgenomen.

X Noot
4

Op grond van artikel II, eerste lid, van de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport en artikel XLI, eerste lid, BP 2026 gebeurt dat met de indexatiefactor 1,0153120.

X Noot
5

Kamerstukken II 2025/26, 36 812, nr. 47.

Naar boven