U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 10 november 2025, nr. IENW/BSK-2025/266097, houdende de wijziging van de Omgevingsregeling in verband met het naar beneden bijstellen van legestarieven

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Gelet op artikel 13.1, zesde lid, Omgevingswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14.14 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 14.14 (lozingsactiviteit: modaliteiten)

  • 1.

    Als op grond van artikel 16.43, eerste lid, van de wet bij de voorbereiding van het besluit een milieueffectrapport moet worden gemaakt, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.13, eerste lid, verhoogd met € 8.422.

  • 2.

    Als op grond van artikel 10.24, eerste lid, van het Omgevingsbesluit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op de voorbereiding van het besluit, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.13, eerste lid, verhoogd met € 8.974.

  • 3.

    Als kennisgeving van het ontwerp of van het besluit op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze geschiedt, wordt het tarief,een aanvraag als bedoeld in artikel 14.13, eerste lid, verhoogd met € 520. wordt ingediend:

    • a.

      waarop afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing is, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.13, eerste lid, verhoogd met € 3.786; of

    • b.

      voor een lozingsactiviteit vanuit een ippc-installatie waarop afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving niet van toepassing is, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.13, eerste lid, verhoogd met € 2.243.

  • 4.

    Als een aanvraag als bedoeld in artikel 14.13 wordt ingediend:

    • a.

      waarop afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing is, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.13, eerste lid, verhoogd met € 3.786; of

    • b.

      voor een lozingsactiviteit vanuit een ippc-installatie waarop afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving niet van toepassing is, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.13, eerste lid, verhoogd met € 2.243.

    Als bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een hogedrempelinrichting een veiligheidsrapport als bedoeld in artikel 4.14 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.13, eerste lid, verhoogd met € 3.365.

  • 5.

    Als bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een hogedrempelinrichting een veiligheidsrapport als bedoeld in artikel 4.14 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.13, eerste lid, verhoogd met € 3.365.

B

Artikel 14.15 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 14.15 (lozingsactiviteit: tarief maatwerkvoorschrift)

Als een aanvraag om een maatwerkvoorschrift betrekking heeft op een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam en het gaat om het lozen van afvalwater afkomstig van een milieubelastende activiteit als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief € 3.786607.

C

Artikel 14.26 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 14.26 (activiteit in of bij waterstaatswerken in beheer bij het Rijk: tarief omgevingsvergunning)

  • 1.

    Als een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, een ontgrondingsactiviteit in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk of een wateronttrekkingsactiviteit in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, onder a tot en met c en e, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief € 607.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om wijziging van de omgevingsvergunning.

  • 2.

    Als een aanvraag, betrekking heeft op een activiteit die vanwege de aard en omvang naar het oordeel van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van ondergeschikt belang is, bedraagt het tarief € 151.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om wijziging van de omgevingsvergunning.

D

Artikel 14.27 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 14.27 (activiteit in of bij waterstaatswerken in beheer bij het Rijk: modaliteiten)

  • 1.

    Als op grond van artikel 16.43, eerste lid, van de wet bij de voorbereiding van het besluit een milieueffectrapport moet worden gemaakt, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.26, eerste lid, verhoogd met € 8.422.

  • 2.

    Als op grond van artikel 10.24, eerste lid, van het Omgevingsbesluit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op de voorbereiding van het besluit, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.26, eerste lid, verhoogd met € 8.974.

  • 3.

    Als kennisgeving van het ontwerp of van het besluit op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze geschiedt, wordt het tarief, bedoeld in bedoeld in artikel 14.26, eerste lid, verhoogd met € 520.

E

Artikel 14.28 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 14.28 (activiteit in of bij waterstaatswerken in beheer bij het Rijk: tarief maatwerkvoorschrift)

Als een aanvraag om een maatwerkvoorschrift betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, een ontgrondingsactiviteit in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, of een wateronttrekkingsactiviteit in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, onder a tot en met c en e, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief € 2.725607.

F

Artikel 14.30 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 14.30 (activiteit in de Noordzee: modaliteiten)

  • 1.

    Als op grond van artikel 16.43, eerste lid, van de wet bij de voorbereiding van het besluit een milieueffectrapport moet worden gemaakt, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.29, eerste lid, verhoogd met € 8.422.

  • 2.

    Als op grond van artikel 10.24, eerste lid, van het Omgevingsbesluit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op de voorbereiding van het besluit, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.29, eerste lid, verhoogd met € 8.974.

  • 3.

    Als kennisgeving van het ontwerp of van het besluit op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze geschiedt, wordt het tarief, bedoeld in bedoeld in artikel 14.29, eerste lid, verhoogd met € 6.500.

G

Artikel 14.31 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 14.31 (activiteit in de Noordzee: tarief maatwerkvoorschrift)

Als een aanvraag om een maatwerkvoorschrift betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk, een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een installatie in een waterstaatswerk, een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam, een stortingsactiviteit op zee, een ontgrondingsactiviteit of een wateronttrekkingsactiviteit als bedoeld in artikel 7.1, onder a tot en met e en g, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief € 2.725607.

H

Artikel 14.33 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 14.33 (activiteit rond rijkswegen: modaliteiten)

  • 1.

    Als op grond van artikel 16.43, eerste lid, van de wet bij de voorbereiding van het besluit een milieueffectrapport moet worden gemaakt, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.32, eerste lid, verhoogd met € 8.422.

  • 2.

    Als op grond van artikel 10.24, eerste lid, van het Omgevingsbesluit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op de voorbereiding van het besluit, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.32, eerste lid, verhoogd met € 8.974.

  • 3.

    Als kennisgeving van het ontwerp of van het besluit op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze geschiedt, wordt het tarief, bedoeld in bedoeld in artikel 14.32, eerste lid, verhoogd met € 520.

I

Artikel 14.34 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 14.34 (activiteit rond rijkswegen: tarief maatwerkvoorschrift)

Als een aanvraag om een maatwerkvoorschrift betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een weg als bedoeld in artikel 8.1, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief € 2.211607.

J

Artikel 14.36 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 14.36 (activiteit rond spoorwegen: modaliteiten)

[Vervallen]

Als kennisgeving van het ontwerp of van het besluit op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze geschiedt, wordt het tarief, bedoeld in artikel 14.35, eerste tot en met vierde lid, verhoogd met € 6.500.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2026.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage,

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat

R. Tieman

Toelichting

Algemeen deel

1. Voorstel

Deze regeling voorziet in enkele aanpassingen van afdeling 14.1 van de Omgevingsregeling (Rijksleges). Deze afdeling bevat regels met betrekking tot het heffen van leges – ook wel ‘rechten’ genoemd – door de Rijksoverheid als een minister is aangewezen als het bevoegd gezag voor het verlenen van een omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift op grond van de Omgevingswet.

De Omgevingswet geeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (minister) de bevoegdheid om leges te heffen voor het in behandeling nemen van bepaalde aanvragen (artikel 13.1 van de Omgevingswet). De legestarieven dienen zodanig te worden vastgesteld dat de geraamde baten van de leges niet uitgaan boven de geraamde kosten (artikel 13.1, derde lid, Omgevingswet). Dit heeft als achtergrond dat voor door de rijksoverheid aan derden geleverde diensten zoveel mogelijk kostendekkende tarieven in rekening worden gebracht. Dit overeenkomstig het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het rapport “Maat houden” 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 24 036 nr. 407) en sluit aan bij de 'Handreiking kostentoerekening leges en tarieven'.1 Deze kosten worden op grond van het ‘profijtbeginsel’ aan de individuele aanvrager doorberekend.

Na inwerkingtreding van de Omgevingsregeling zijn er signalen ontvangen vanuit de uitvoering en van initiatiefnemers over de toepassing van bepaalde tarieven. Gebleken is dat voor verschillende activiteiten de hoeveelheid werk voor het behandelen van de aanvraag minder is dan waarvan eerder was uitgegaan bij het berekenen van de legestarieven. Het gaat om omgevingsvergunningen of maatwerkvoorschriften voor lozingsactiviteiten, activiteiten in of bij waterstaatswerken in beheer bij het Rijk, activiteiten in de Noordzee en activiteiten rond rijkswegen en spoorwegen. Bij activiteiten in of bij waterstaatwerken speelde dit met name bij betrekkelijk eenvoudige of tijdelijke activiteiten. Daarnaast wordt er geen gebruik gemaakt van een publicatiemogelijkheid waarvoor nog wel een hoog legestarief in de Omgevingsregeling was opgenomen.

De legestarieven van de minister waren daarom méér dan kostendekkend of overbodig. Met onderhavige regeling zijn enkele legestarieven naar beneden bijgesteld. Daarnaast is er voor activiteiten van ondergeschikt belang een lager legestarief opgenomen en zijn de legestarieven voor een ongebruikte publicatiemogelijkheid geschrapt.

2. Gevolgen

De voorgestelde wijziging zorgt ervoor dat de hoogte van de betreffende legestarieven beter aansluiten bij de kosten van de werkzaamheden die met de behandeling van de aanvraag gemoeid zijn. Deze wijziging kan leiden tot een toename van het aantal aanvragen waarvoor de verlaagde tarieven gelden.

Per 1 februari 2025 zijn tevens de Beleidsregels grote rivieren (Bgr 2025) in werking getreden. Op grond van de Bgr 2025 kan toestemming worden gegeven voor activiteiten die vanwege de aard en omvang naar het oordeel van de minister van ondergeschikt belang zijn. De voorgestelde wijziging voorziet erin dat voor die activiteiten een lager legestarief geldt. Dit is niet beperkt tot aanvragen voor activiteiten waarop de Bgr 2025 van toepassing is. Voor elke activiteit als bedoeld in artikel 14.26, eerste lid, Or, die vanwege de aard en omvang naar het oordeel van de minister van ondergeschikt belang is, wordt een lager legestarief gerekend. Of een activiteit ‘van ondergeschikt belang’ is, is niet in zijn algemeenheid te zeggen maar zal per aanvraag moeten worden bepaald.

De verlaging van de betrokken tarieven leidt tot een beperkte afname van de legesopbrengsten. Deze daling blijft binnen de kaders van de bestaande begroting en leidt niet tot aanvullende uitgaven. Voor initiatiefnemers die een besluit van de minister aanvragen heeft de wijziging positieve financiële gevolgen. Voor hen zijn de kosten voor de behandeling van een aanvraag gedaald.

3. Uitvoering

De behandeling van de aanvragen berust bij Rijkswaterstaat en ProRail en zij hebben daarom te maken met de aangepaste legestarieven. Rijkswaterstaat en ProRail hebben aangegeven zich te kunnen vinden in de nieuwe legestarieven.

4. Toezicht en handhaving

De onderhavige wijziging heeft geen gevolgen voor toezicht of handhaving. De wijziging betreft enkel de bekostigingsstructuur en raakt niet aan materiële voorschriften of het toezichtinstrumentarium.

5. Consultatie

Artikel 23.4 Omgevingswet stelt het uitgangspunt dat wijzigingen van de Omgevingsregeling ter internetconsultatie worden aangeboden. Afwijken hiervan is mogelijk. In dit geval is ervoor gekozen om geen internetconsultatie te houden in lijn met artikel 23.4, derde lid, onderdeel a, Omgevingswet. De wijzigingen zijn van ondergeschikte betekenis. De wijziging van de Omgevingsregeling betreft het verlagen van de legestarieven om de leges weer in lijn te brengen met de daadwerkelijke kosten. Gezien de voor de aanvrager positieve impact van deze aanpassing en het feit dat de leges kostendekkend moeten zijn en aanpassing van de hoogte naar aanleiding van de internetconsultatie daarom niet mogelijk is, is er niet geconsulteerd.

In afstemming met de ATR en in overeenstemming met de generieke afspraken tussen het Rijk en de ATR over de wijze van afhandeling en prioritering in de dossiers die aan de ATR worden voorgelegd is deze regeling niet aan de ATR voorgelegd, aangezien deze regeling uitsluitend de wijziging van tarieven betreft.

6. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op 1 januari 2026. Hiermee wordt voldaan aan de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn bedoeld in Aanwijzing 4.17, tweede respectievelijk vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Artikelsgewijs deel

Artikel I

Onderdeel A, D, F en H

Het derde lid in de artikelen 14.14, 14.27, 14.30 en 14,33 is vervallen en artikel 14.36 is vervallen.

Ten tijde van het ontwerp van de Omgevingsregeling was het doorberekenen van de kosten bedacht om de kosten te dekken voor het publiceren in de Staatscourant (toen nog fysiek) of voor een advertentie in een of meerdere regionale of lokale dagbladen. Hiervoor moest er een vergoeding betaald worden aan deze bladen. Het bedrag van € 520 was hierop gebaseerd. Er vindt echter geen publicatie meer plaats in deze bladen. De publicatie vindt tegenwoordig volledig digitaal plaats via Decentrale Regelgeving en Officiële Publicaties (DROP). Op dit moment zijn de leges voor publicatie meer dan kostendekkend. Deze modaliteit is daarom in de artikelen 14.14, 14.27 en 14.33 geschrapt.

In artikel 14.30 en 14.36 was een tarief van € 6.500 opgenomen. Ook voor deze twee artikelen geldt dat de bedragen waren berekend voor een publicatiemethode waarvan geen gebruik meer wordt gemaakt. Ook hiervoor geldt dat deze tarieven daarom zijn geschrapt.

Onderdeel C

In artikel 14.26 is een nieuw tweede lid opgenomen.

Er is aan artikel 14.26 een nieuw tweede lid toegevoegd. Dit nieuwe tweede lid regelt dat het tarief van € 151,75 in plaats van € 607 bedraagt wanneer een aanvraag uit het eerste lid ziet op een activiteit die vanwege de aard en omvang naar oordeel van de minister van ondergeschikt belang is. Het is aan de vergunningverlener om van geval tot geval te beoordelen of er sprake is van een activiteit van ondergeschikt belang. Er zijn potentieel veel kleinschalige, particuliere initiatieven die geen of slechts een beperkte impact hebben. Voor deze initiatieven geldt dat er een beperkte toetsing plaatsvindt. Er zijn vanwege de vaak beperkte duur geen uitgebreide ecologische onderbouwingen nodig. De omvang van de activiteiten is dusdanig dat eventuele invloed op de waterstand verwaarloosbaar is. Er kan dus volstaan worden met een beperkte toetsing door de waterbeheerder. Tegelijkertijd zullen er niet of nauwelijks voorschriften verbonden worden aan de uitvoering, omdat eventuele voorschriften al zijn geregeld in een specifieke zorgplicht. Omdat bij een activiteit van ondergeschikt belang toch enige kosten worden gemaakt voor het nemen van een besluit, rechtvaardigt dit dat er wel enige leges worden geheven van de aanvrager.

Er is een verscheidenheid aan verschillende activiteiten bij waterstaatswerken waarvoor een vergunning kan worden aangevraagd zodat op voorhand niet aan te geven is wanneer er sprake is van een activiteit van ondergeschikt belang. Voor activiteiten waarop de Bgr 2025 van toepassing is, geldt het afwegingskader uit die beleidsregel.

Onderdeel B, E, G en I

De tarieven in de artikelen 14.15, 14.28, 14.31 en 14.34 zijn gewijzigd naar € 607.

Voor aanvragen om maatwerkvoorschriften geldt een veel hoger legestarief dan voor aanvragen om omgevingsvergunningen voor dezelfde activiteiten. Het stellen van een maatwerkvoorschrift komt beperkt voor en kost niet meer inzet dan het opstellen van een omgevingsvergunning. Daarom is het tarief in de artikelen 14.15, 14.28, 14.31 en 14.34 gewijzigd naar hetzelfde tarief als voor aanvragen om omgevingsvergunningen voor diezelfde activiteiten, te weten € 607.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat

R. Tieman

Naar boven