Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 oktober 2025, kenmerk 4251840-1090383-WJZ, houdende aanpassing van de factoren, grondslagen en bedragen in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 januari 2026 [KetenID WGK028415]

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 juli 2025, worden met ingang van 1 januari 2026 verhoogd met 2,16%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden met ingang van 1 januari 2026 vastgesteld als volgt:

A

 

B

 

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

welvaartstoeslag vanaf 1 januari 2026

van

tot en met

   

1.225,21

1.356,79

37.910,40 minus pensioengrondslag

van

tot en met

pensioengrondslag maal

plus extra bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

26,7328

299,00

1.404,45

1.446,64

26,7738

299,00

1.446,65

2.021,13

26,8441

299,00

2.021,14

2.066,96

26,8710

299,00

2.066,97

2.113,24

26,8736

299,00

2.113,25

2.158,62

26,8755

299,00

2.158,63

2.204,45

26,8790

299,00

2.204,46

2.248,92

26,8816

299,00

2.248,93

2.294,76

26,8840

299,00

2.294,77

2.385,51

26,8869

299,00

2.385,52

2.485,34

26,8927

299,00

2.485,35

2.583,36

26,8975

299,00

2.583,37

2.678,65

26,9033

299,00

2.678,66

2.679,11

26,9530

299,00

2.679,12

2.726,30

26,9583

299,00

2.726,31

2.773,49

26,9613

299,00

2.773,50

2.820,23

26,9694

299,00

2.820,24

2.867,88

26,9715

299,00

2.867,89

2.914,62

26,9807

299,00

2.914,63

2.961,36

26,9836

299,00

2.961,37

2.961,81

26,9846

299,00

2.961,82

3.004,92

26,9899

300,00

3.004,93

3.048,94

26,9918

300,00

3.048,95

3.092,96

26,9981

300,00

3.092,97

3.136,07

26,9994

300,00

3.136,08

3.136,52

27,0052

300,00

3.136,53

3.180,08

27,0067

300,00

3.180,09

3.223,19

27,0080

300,00

3.223,20

3.223,64

27,0134

300,00

3.223,65

3.267,21

27,0147

300,00

3.267,22

3.310,32

27,0157

300,00

3.310,33

3.353,88

27,0242

300,00

3.353,89

3.397,44

27,0412

300,00

3.397,45

3.441,01

27,0454

300,00

3.441,02

3.484,57

27,0474

300,00

3.484,58

3.528,13

27,0547

300,00

3.528,14

3.571,69

27,0558

300,00

3.571,70

3.615,26

27,0640

300,00

3.615,27

3.658,82

27,0657

300,00

3.658,83

3.659,27

27,0673

300,00

3.659,28

3.713,73

27,0723

300,00

3.713,74

3.768,18

27,0739

300,00

3.768,19

3.822,63

27,0819

300,00

3.822,64

3.823,09

27,1048

300,00

3.823,10

3.877,54

27,1072

300,00

3.877,55

3.932,00

27,1124

300,00

3.932,01

3.986,45

27,1146

300,00

3.986,46

4.040,90

27,1221

300,00

4.040,91

4.084,02

27,1246

300,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 juli 2025, worden met ingang van 1 januari 2026 verhoogd met 2,16%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 januari 2026 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd onder a, op € 37.914,82;

  • b. de bedragen, genoemd onder b, op achtereenvolgens:

    € 79.092,21;

    € 48.843,30;

    € 25.704,26;

    € 26.090,94;

    € 25.774,90;

    € 51.387,74.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2025, worden met ingang van 1 januari 2026 verhoogd met 2,16%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1045, worden met ingang van 1 januari 2026 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 3.159,20;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 6.558,50;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 4.285,71;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 3.987,82.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2025, worden met ingang van 1 januari 2026 verhoogd met 2,16%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2026 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 3.159,20;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 6.558,50.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.Z.C.M. Tielen

TOELICHTING

In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers is de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld. Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.

Sinds 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd van de indexering van het wettelijk minimumloon.

Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 oktober 2025, nr. 2025-0000213859 (Stcrt. 2025, 34131) wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2026 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 2,16%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 januari 2026 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

De gewijzigde factoren, grondslagen en bedragen zijn alleen van toepassing op degenen die voor het eerst een aanvraag ingevolge een van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen en voor degenen waarvan het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering opnieuw wordt vastgesteld. Het opnieuw vaststellen vindt alleen plaats in de enkele gevallen waarbij sprake is van een van de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen vastgestelde ijkmomenten. Voorbeelden daarvan, afhankelijk van de wet, zijn echtscheiding, het overlijden van de partner of het verkrijgen of verliezen van een bron van inkomsten. Alleen dan worden de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen in de berekening van het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering meegenomen. Het zeer beperkt aantal momenten waarbij de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen worden gehanteerd heeft tot gevolg dat de verhoging geen significante financiële consequenties heeft.

Het in het kader van de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing. Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.Z.C.M. Tielen

Naar boven