Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2025, 37473 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2025, 37473 | beleidsregel |
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gelet op artikel 2 van de Kaderwet SZW-subsidies en de artikelen 1.2 en 1.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS,
Besluit:
Voor subsidieverlening van artikel 1.2 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.
1. De subsidieverlening voor het Landelijk Sociaal Innovatiefonds (hierna: SIF) geldt voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot het einde van de projectperiode van vijf jaar. Hierbij geldt een subsidieplafond van EUR 6,795 mln.
2. De op grond van het in het eerste lid genoemde beschikbare middelen zijn als volgt verdeeld over de volgende doelstellingen:
a. De uitvoering ter dekking van de werkgeversondersteuning en het fondsenbeheer (maximaal EUR 420.000 per jaar t/m 2029 en EUR 315.000 in 2030). De uitvoering is tweeledig:
• Het stimuleren en ondersteunen van werkgevers bij het doen van investeringen om groepen mensen met een ondersteuningsbehoefte duurzaam aan te nemen.
• De uitvoering van het fondsenbeheer. Hieronder valt in ieder geval (de uitvoering van het) verstrekken, beheren, administreren en monitoren van de leningen.
b. Het verstrekken van leningen vanuit het SIF aan werkgevers (maximaal EUR 4,8 mln.).
3. Voorstellen voor subsidie dienen beide doelstellingen te omvatten.
4. Meerjarige subsidies worden verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:43 van de Algemene wet bestuursrecht, dat daarvoor in de daarop betrekking hebbende begroting voldoende middelen ter beschikking worden gesteld.
1. Aanvragen voor een subsidie in het kader van het uitvoeren van het Sociaal Innovatiefonds kunnen worden ingediend met behulp van het in artikel 3.1 Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bedoelde aanvraagformulier en de in het formulier gevraagde bescheiden met daarbij gevoegd het subsidievoorstel en de in dit besluit in de toelichting opgestelde beleidsregels
2. Aanvragen voor een subsidie kunnen worden ingediend vanaf de eerste werkdag, 09:00 CET, na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, tot en met 9 maart 2026 12:00 uur CET.
1. Uit oogpunt van doelmatigheid zal slechts één van de ingezonden subsidieaanvragen voor subsidieverlening in aanmerking kunnen komen. Van alle aanvragen die voldoen aan de criteria, vermeld in de in artikel 1, genoemde beleidsregels, zal slechts de aanvraag die de hoogste score behaald op grond die criteria voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid J.N.J. Nobel
|
1. |
Inleiding |
3 |
|
2. |
Omschrijving maatschappelijk gewenste effecten |
3 |
|
2.1 Aanleiding |
||
|
2.2 De pilot het Sociaal Innovatiefonds (2021 – 2026) |
||
|
3. |
Beleidsdoelstellingen en gewenste effecten van het Sociaal Innovatiefonds |
4 |
|
4. |
De te verstrekken subsidie |
6 |
|
4.1 Verdeling van de middelen |
||
|
4.2 Subsidiabele activiteiten |
||
|
5. |
Wie kunnen er voor subsidie in aanmerking komen |
7 |
|
5.1 Aanvrager(s) |
||
|
5.2 In het geval van een consortium |
||
|
6. |
Het voorstel |
8 |
|
7. |
Beoordeling en toekenning |
9 |
|
7.1 Drempelcriteria ten aanzien van de aanvrager |
||
|
7.2 Drempelcriteria ten aanzien van de aanvraag |
||
|
7.3 Toetsingscriteria |
||
|
7.4 Beoordelingsmethodiek |
||
|
8. |
Looptijd Sociaal Innovatiefonds |
11 |
|
9. |
De beoordelingsprocedure |
12 |
|
9.1 Planning |
||
|
9.2 Communicatie |
||
|
9.3 Nota van inlichtingen |
||
|
9.4 Indienen van de subsidieaanvraag |
||
|
9.5 Ondertekening documenten |
||
|
9.6 Rapportageverplichtingen en deelbetalingen |
||
|
9.7. Overig |
Dit subsidiebeleidskader voorziet in beleidsregels voor het verstrekken van subsidie voor het opstarten en uitvoeren van het landelijk Sociaal Innovatiefonds (hierna: SIF).
Het landelijk SIF is een vervolg op de pilot die in 2021 is gestart als initiatief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW). Het SIF heeft als doel om werkgevers te ondersteunen bij het doen van investeringen om groepen mensen met een ondersteuningsbehoefte duurzaam aan te nemen, waaronder mensen uit de doelgroep banenafspraak en statushouders. SZW stelt subsidie beschikbaar voor de uitvoering hiervan (subsidie van SZW naar de uitvoerder(s) van het landelijk SIF) én voor het verstrekken van de leningen (subsidie die het SIF verstrekt aan werkgevers).In dit document wordt het subsidiebeleidskader beschreven.
De beleidstheorie van het Sociaal Innovatiefonds komt voort uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (hierna: wet banenafspraak). In het sociaal akkoord van 11 april 2013 spraken het kabinet en sociale partners (werkgevers en werknemers) af om eind 2025 125.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking te creëren bij reguliere werkgevers. Dit aantal wordt gemeten ten opzichte van de peildatum van 1 januari 2013. Via een groeipad is vastgesteld hoeveel banen er jaarlijks gerealiseerd moeten worden.
Sinds enkele jaren blijft de realisatie van deze banen achter. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek 1dat werkgevers wel bereid zijn om deze inclusieve werkplekken te realiseren. Toch ervaren zij nog te veel drempels om te investeren in (innovatieve) aanpassingen die het bedrijf geschikt maken voor een aantal mensen met een ondersteuningsbehoefte.
Belangrijke obstakels zijn onder andere:
• De administratieve lasten
• De onbekendheid van regelingen en passende functies
• Het gebrek aan financiering.
Bovendien worden vergoedingen vaak achteraf verstrekt, terwijl werkgevers juist vooraf investeringen moeten doen om het bedrijf en de bedrijfsprocessen geschikt te maken. Daarnaast zijn bestaande publieke middelen en regelingen vooral gericht op individuele werkplekaanpassingen en minder op het aannemen van groepen mensen met een ondersteuningsbehoefte. Dit vraagt om een andere aanpak en een aanpassing in de businesscase.
Om deze drempels weg te nemen en de realisatie van inclusieve werkplekken te versnellen, is het ministerie in 2021 de pilot Het Sociaal Innovatiefonds (SIF) gestart. Tijdens de pilot ondersteunde het SIF werkgevers bij het doen van investeringen om groepen mensen uit de doelgroep duurzaam aan te nemen. Door het sluitend maken van de businesscase beoogt het SIF bij te dragen aan duurzame banen voor de doelgroep op passend niveau en in een inclusieve arbeidscultuur waar zij zich thuis voelen. Dit verhoogt de arbeidsparticipatie van mensen uit de doelgroep bij reguliere werkgevers en leidt tot een inclusievere arbeidsmarkt.
Ondanks dat de beleidstheorie specifiek voortkomt uit de wet banenafspraak, is de doelgroep tijdens de pilot uitgebreid met statushouders. Dit sluit in de praktijk beter aan bij de behoefte van werkgevers die willen investeren in inclusieve banen. In de volgende paragraaf staat meer informatie over de doelgroep van het landelijk SIF.
In de pilot werden werkgevers in drie fasen ondersteund:
1. Ondersteuning bij business development (vormgeven van de businesscase). Samen met de werkgever en partners uit de arbeidsmarktregio werd onderzocht wat er nodig is om de investeringen succesvol te laten zijn, om tot duurzame banen te komen. Hierbij gaat het vaak om investeringen in gebouwen, hulpmiddelen of begeleiding en herontwerp van werkprocessen.
2. Op het gebied van financial engineering. Het SIF verbindt met bestaande voorzieningen en publieke en private financieringsmogelijkheden. Het SIF fungeert als verbinder.
3. Tot slot verstrekte het SIF ook zelf leningen (die tijdens de pilot in een termijn van vijf jaar werden terugbetaald) of kon het SIF garant staan. Het SIF is dus revolverend, waarbij de leningen inclusief rente terugbetaald worden. De voorwaarden van een lening (waaronder de rente) kunnen per casus verschillen, maar zijn marktconform dan wel net hieronder. Het uitgangspunt is dat het SIF pas zelf financiert als er geen andere mogelijkheden zijn. Een onafhankelijke beoordeling van de leningen wordt tijdens de pilot gedaan door een Adviescommissie.
4. In de volgende paragraaf staat meer informatie over hoe deze fases in het landelijk SIF dienen terug te komen.
Met deze subsidie wordt beoogd het landelijk Sociaal Innovatiefonds op te starten, waarbij de onderstaande uitgangspunten gelden. Bij de kwalitatieve beoordeling van de aanvragen zullen deze factoren worden beoordeeld (zie hoofdstuk 7 voor een vertaling in kwalitatieve criteria).
A. Missie
○ Het landelijk SIF is een publiek-privaat impactfonds dat werkgevers stimuleert en ondersteunt bij het doen van investeringen om groepen mensen met een ondersteuningsbehoefte duurzaam aan te nemen. Door het sluitend maken van de businesscase beoogt het landelijk SIF bij te dragen aan duurzame banen voor de doelgroep op passend niveau en in een inclusieve arbeidscultuur waar zij zich thuis voelen.
N.B. Dit beleidskader roept aanvragende partijen op om vanuit hun eigen expertise invulling te geven aan de missie, doel en werkwijze, focus en kaders voor het landelijk SIF, en dit te laten terugkomen in de subsidieaanvraag.
B. Doel en werkwijze
○ Het wegnemen van drempels die werkgevers ervaren om op grote(re) schaal te investeren in inclusieve banen. De werkgever komt zo tot een sluitende businesscase. Dit gebeurt in ieder geval door:
○ B.1. Ondersteuning op het gebied van business development;
○ B.2. Ondersteuning op het gebied financial engineering;
○ B.3. Het verstrekken van financieringen en/of garanties;
○ B.4. Monitoring en evaluatie van de (reeds lopende) leningen. N.B. De subsidieontvanger zal ook de vanuit de pilot lopende leningen monitoren.
C. Kaders governance
○ C.1 Het landelijk SIF beschikt over een solide financiële governance, waar op een transparante, verantwoordelijke en effectieve manier (gemeenschaps-)gelden worden ingezet. De financiële risico’s dienen zo goed mogelijk te worden gemitigeerd.
○ C.1.1 Het uitgangspunt van het landelijk SIF is ‘verbinden waar mogelijk, financieren waar nodig’. Het landelijk SIF verstrekt enkel een financiering als er geen andere voorzieningen of gelden kunnen worden ingezet. De financiering dient hier (onafhankelijk) op te worden getoetst.
○ C.1.2. Tijdens de pilot financierden er geen andere partijen ín het SIF zelf. Wel bestonden er meerdere co-financiers naast het SIF, die met regelmaat meefinancierden om de businesscases sluitend te maken. Dit gebeurde via een eigen leningsovereenkomst. SZW geeft hier ook bij het landelijk SIF de voorkeur aan.
D. Focus
○ D.1 Het landelijk SIF is een impactfinancier.
Dat betekent dat impact centraal staat en financiering daarvoor een instrument is. Bij het toepassen van een financieringsinstrument wordt normaliter gezocht naar een goede risico-rendement verhouding. Bij een impactfinanciering wordt daar een derde dimensie aan toegevoegd: impact. Het landelijk SIF dient te streven naar de ideale impact-risico-rendement verhouding, waarbij impact voorop staat.
○ D.2. Het landelijk SIF is publiek-privaat en stimuleert ook publiek-private samenwerking.
Door publiek-private samenwerking kan het landelijk SIF meer impact realiseren – zowel in bereik als in beschikbare (financiële) middelen. Door de krachten van overheid en de markt te bundelen, ontstaan nieuwe innovatieve oplossingen en wordt de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden effectiever en toekomstbestendiger. In het landelijk SIF wordt zowel door publieke als private partijen samengewerkt om tot een sluitende inclusieve businesscase van de werkgever te komen. Ook wat betreft financial engineering kunnen zowel publieke als private financiers of initiatieven de financieringsbehoefte van de werkgever beantwoorden, waarbij het landelijk SIF primair een verbindende rol speelt. De kracht van het landelijk SIF ligt in het verbinden en ontsluiten van deze financieringsmogelijkheden.
○ D.3.Het landelijk SIF benut en versterkt lokale en regionale impactnetwerken en bouwt zo nodig nieuwe impactnetwerken op.
Om een werkgever doelgericht te ondersteunen zijn verschillende partijen nodig. Onder andere werkgevers, partijen uit de betreffende arbeidsmarktregio, financiers en intermediairs. Het landelijk SIF zoekt de verbinding met bestaande impactnetwerken op regionaal en lokaal niveau. Enkel als hier geen gebruik van gemaakt kan worden, bouwt het landelijk SIF zelf nieuwe impactnetwerken op.
○ D.4. Het landelijk SIF jaagt innovatie aan op het gebied van inclusief werkgeverschap en draagt bij aan ‘anders kijken naar impact’.
○ Vanuit het landelijk SIF worden best practices gedeeld om de bekendheid en werkwijze van het landelijk SIF te vergroten en de bredere transitie naar inclusief werkgeverschap kracht bij te zetten.
○ Het landelijk SIF draagt bij aan een andere manier van kijken naar lange-termijn impact. Een veelgehoord knelpunt is dat huidige maatregelen primair gericht zijn op het werkfit maken van werknemers, met name in de eerste twee tot drie jaar. Tegelijkertijd blijft duurzame ondersteuning voor deze doelgroep cruciaal. Het landelijk SIF draagt bij aan een beter inzicht in de kosten en baten van het aannemen van (een groep) mensen met een ondersteuningsbehoefte, ook voor de lange termijn.
○ D.5. Het landelijk SIF fungeert als aanjager op het gebied van resultaatfinancieringsafspraken.
Dit ziet toe op een betere verdeling van kosten en baten door middel van resultaatvergoedingen. Dit kan zowel op het gebied van (individuele) resultaatfinancieringsafspraken als het in kaart brengen van deze kosten en baten (als bijdrage aan het ecosysteem). Resultaatfinanciering stimuleert om meer in te zetten op resultaat in plaats van primair de geleverde inspanning. Dit draagt bij aan een meer doelmatige inzet van middelen en leidt tot een sterkere prikkel voor kwaliteit, impact en innovatie. Tegelijkertijd worden de kosten en baten hiermee beter verdeeld.
E. Kaders landelijk SIF
○ E.1. Doelgroep werknemers
Het landelijk SIF richt zich primair op de baancreatie van mensen uit de doelgroep banenafspraak en daarnaast op statushouders en waar nodig andere mensen met een ondersteuningsbehoefte. Hierbij gaat het om mensen die zonder ondersteuning niet vanzelfsprekend aan het werk komen. Er is ruimte voor de uitvoerder(s) om per casus maatwerk toe te passen, zolang aan de randvoorwaarde van ondersteuningsbehoefte wordt voldaan.
○ E.2. Doelgroep werkgevers
Het landelijk SIF richt zich zowel op de reguliere (mkb)ondernemer als op de sociaal ondernemer2. Idealiter spreekt het landelijk SIF met name reguliere (mkb)ondernemers aan, gezien zij 70% van het bedrijfsleven omvatten.
○ E.3. Duurzame banen
Het landelijk SIF bevordert duurzame inzetbaarheid van werknemers met een ondersteuningsbehoefte. Het is aan de inschrijver om een voorstel te doen wat een duurzame baan is binnen het landelijk SIF, met een minimum van één jaar.
○ E.4. Aantal te realiseren banen
Het minimum aantal banen per werkgever is vijf, om in aanmerking te komen voor de ondersteuning en financiering van het landelijk SIF. In vijf jaar beoogt het landelijk SIF minimaal 20 werkgevers te ondersteunen bij het sluitend maken van de businesscase
○ E.5. Looptijd en monitoring leningen
Per lening kan bekeken worden in hoeveel jaar deze terugbetaald wordt, met een maximum van 7 jaar. Tijdens de monitoring is er – slechts indien noodzakelijk – bijsturing mogelijk van de looptijd van de lening, als de impactdoelen niet binnen de afgesproken termijn worden behaald. Het landelijk SIF biedt ook de monitoring van de leningen.
○ E.6.Omvang leningen
De omvang van een lening bedraagt minimaal 100.000 en maximaal 500.000 euro.
Voor deze subsidie is een maximaal bedrag van EUR 6,795 mln. beschikbaar.
|
Verdeling middelen |
Hoogte van de middelen |
|---|---|
|
1. Subsidie voor financiering van de leningen die vanuit het landelijk SIF worden verstrekt aan werkgevers, voor het sluitend maken van de inclusieve businesscase. |
Maximaal € 4,8 mln. |
|
2. Subsidie voor uitvoeringskosten ter dekking van de 3. werkgeversondersteuning (zoals uitvoering- en out-of-pocketkosten) en het fondsenbeheer (van zowel de lopende leningen uit de pilot als de nieuwe leningen vanuit het landelijk SIF). |
Maximaal EUR 420.000,– per jaar voor de jaren 2026, 2027, 2028 en 2029. In 2030 geldt een bedrag van EUR maximaal 315.000,–. De hoogte van de subsidie in 2026 is afhankelijk van de startdatum van het landelijk SIF. De rentebaten van de leningen zullen verrekend worden met de subsidie voor de uitvoeringskosten. |
|
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
|
|---|---|---|---|---|---|
|
Leningen (landelijk SIF) |
4,8 |
||||
|
Uitvoeringskosten |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
0,3 |
Er wordt slechts aan één partij of consortium subsidie vertrekt in het kader van het opstarten en uitvoeren van het landelijk Sociaal Innovatiefonds.
Subsidiabel zijn de activiteiten die in ieder geval tot de kerntaken van het landelijk SIF behoren:
1. Uitvoering werkgeversondersteuning. Het stimuleren en ondersteunen van werkgevers bij het doen van investeringen om groepen mensen met een ondersteuningsbehoefte duurzaam aan te nemen. Hieronder kunnen ook out of pocket kosten vallen als communicatiekosten en accountantscontrole.
2. Het fondsenmanagement. Hieronder valt in ieder geval het verstrekken, beheren, administreren en monitoren van de leningen. Dit geldt zowel voor de lopende leningen (zie hieronder) vanuit de pilotperiode als voor de nieuwe leningen die vanuit het landelijk SIF gesloten worden. Hieronder kunnen ook kosten vallen als Client Due Dilligence (per onderneming), (financiële) risicoanalyse per financieringsaanvraag, evt. documentatie templates of bijv. vastlegging van verpanding van standaard zekerheden.
Lopende leningen
Naar verwachting staan er bij de start van het landelijk SIF nog zeven leningen open. De einddatum van de leningen zijn naar verwachting als volgt:
April 2027 (één lening)
December 2026 (één lening)
Januari 2028 (twee leningen)
Januari 2029 (één lening)
Augustus 2030 (één lening)
N.B. Er wordt nog een laatste lening vanuit het SIF (pilot) verstrekt. De verwachting is dat deze tot 2030/2031 zal lopen.
Let op, in paragraaf 4.1 wijkt de verdeling van (uitvoeringskosten en leningen) middelen iets af van bovenstaande kerntaken. Voor het fondsenmanagement kunnen namelijk zowel middelen voor de financiering van de businesscases ofwel de leningen als middelen voor de uitvoering ter dekking van het fondsenbeheer worden ingezet. In het voorstel dienen de activiteiten A en B zoals hierboven beschreven daarom uitgewerkt te worden.
Niet subsidiabel zijn in ieder geval de volgende kosten:
• Kosten voor het ontwikkelen van de aanvraag en het aanvragen van subsidie en andere kosten die vóór ontvangst van de subsidieverleningsbeschikking zijn gemaakt;
• Omzetbelasting die door de aanvrager, penvoerder of mede-aanvrager kan worden verrekend;
• Kosten veroorzaakt door inflatie en wisselkoersschommelingen groter dan 5% van de totale subsidiabele kosten;
• Investeringskosten en afschrijvingen die niet zijn gelieerd aan activiteiten in het kader van het landelijk Sociaal Innovatiefonds.
• Kosten van tenaamstelling en instandhouding van rechten van intellectueel eigendom;
Deze uitgangspunten dienen te worden gehanteerd bij de bij de aanvraag in te dienen begroting.
Deze subsidie is bedoeld voor een enkele partij of samenwerkingsverband van rechtspersonen (hierna: consortium) die de gevraagde activiteiten (zie (4.2) uit kan voeren en over de hieronder gevraagde expertise beschikt. Dit dient te worden toegelicht in een separate bijlage 3.
De aanvrager beschikt zowel over financiële kennis als over kennis van het sociaal domein en inclusief werkgeverschap:
Activiteit 1: uitvoering werkgeversondersteuning
○ De aanvrager is (tenminste 2 jaar) deskundig op het gebied van business development, bij voorkeur op het gebied van een inclusieve businesscase gericht op arbeidsparticipatie van mensen met een ondersteuningsbehoefte.
○ De aanvrager heeft (ten minste 2 jaar) expertise op het gebied van financial engineering, bij voorkeur op het gebied van inclusief werkgeverschap. Onder financial engineering verstaan we het verbinden van relevante publieke en private partijen, voorzieningen en financieringsmogelijkheden. Dit omvat een integrale aanpak van publiek-private samenwerking. In het geval van een consortium is het van belang dat ten minste de partij die de werkgeversondersteuning biedt over deze expertise beschikt.
Activiteit 2: het fondsenmanagement
De aanvrager heeft expertise op het gebied van fondsenmanagement, voor tenminste 3 jaar. Hieronder valt in ieder geval het verstrekken, beheren, administreren en monitoren van de leningen.
N.B. Binnen de subsidieverlening zou aanbesteding aan de orde kunnen zijn als het fondsmanagement door de subsidieontvanger aan een derde wordt uitbesteed. Eigen fondsenmanagement van de aanvrager wordt daarom hoger gewaardeerd dan extern beheer.
Er wordt slechts aan één partij of consortium subsidie vertrekt in het kader van het opstarten en uitvoeren van het landelijk Sociaal Innovatiefonds.
In het geval van een consortium dient de aanvrager (penvoerder) een subsidievoorstel in namens (de leden van) een consortium met gebruikmaking van het formulier voor subsidieaanvraag behorend bij artikel 3.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bedoelde modelaanvraagformulier. De penvoerder is lid van het consortium en tevens de subsidieontvanger en eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend en voor de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. De subsidie kan alleen aan rechtspersonen worden verleend. Om in aanmerking te komen voor subsidie kan een partij slechts één aanvraag indienen, of wel via een individuele aanvraag of wel via één samenwerkingsverband.
De gegevens van de leden van het consortium dienen als bijlage 1 te worden opgenomen bij de aanvraag. In deze bijlage dienende verklaringen te worden opgenomen van elk van de (overige) leden van het consortium waaruit blijkt dat de penvoerder gemachtigd is namens het samenwerkingsverband op te treden. Daartoe dient het format gevolgd te worden van de vragen 8 en 9 uit het genoemde subsidieaanvraagformulier. Ook de machtigingen dienen te worden bijgevoegd.
In het geval van een consortium dienen er schriftelijke afspraken te worden gemaakt over de (interne wijze van) samenwerking. Bij de aanvraag dient in ieder geval een samenwerkingsovereenkomst te worden bijgevoegd.
In die overeenkomst dient tenminste te worden opgenomen:
• wie van de leden wordt aangewezen als penvoerder en gemachtigd is het consortium in en buiten rechte te vertegenwoordigen;
• de wijze waarop elk van de partners bijdraagt aan de werkzaamheden van het consortium;
• de wijze waarop besluitvorming in de alliantie plaatsvindt;
• de wijze waarop het consortium de naleving borgt van de aan subsidie verbonden voorwaarden, inclusief de zorg voor gezamenlijke geaggregeerde financiën en de inhoudelijke rapportages;
• de wijze waarop de samenwerking kan worden aangepast.
De aanvrager doet een voorstel voor het landelijk SIF. Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van het in artikel 3.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS genoemde aanvraagformulier. In het voorstel staat in ieder geval:
• De visie inclusief beoogde resultaten van de aanvrager op het landelijk SIF. In het voorstel zijn in ieder geval de te subsidiëren activiteiten van het landelijk SIF opgenomen (zie paragraaf 4.2) en gelden de uitgangspunten zoals beschreven in paragraaf 3. In een Theory of Change3 staat waarom en hoe het voorstel van het landelijk SIF bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen.
• Een plan van aanpak met activiteiten die leiden tot de beoogde resultaten. In het plan van aanpak worden in ieder geval de activiteiten beschreven die het eerste jaar worden uitgevoerd. Idealiter wordt een vooruitblik gegeven voor de gehele looptijd van de projectsubsidie (5 jaar). Als dit niet mogelijk is, beschrijft de aanvrager de reden(en) hiervan. Tevens beschrijft de aanvrager hoe de monitoring na de projectperiode van 5 jaar geborgd kan worden, mocht het landelijk SIF op een andere manier dan een instellingssubsidie worden voortgezet of juist worden stopgezet. De resultaten en activiteiten dienen zo SMART mogelijk geformuleerd te worden. Bij het plan van aanpak behoort ook een planning.
• Toekomstplan: het doel is dat het landelijk SIF bij goede resultaten na de projectperiode wordt voortgezet. Dit kan middels een instellingssubsidie, waarbij moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals beschreven in hoofdstuk 8. Idealiter functioneert het landelijk SIF steeds meer als zelf-financierend en revolverend fonds, waarin op ten duur zo min mogelijk financiële middelen vanuit SZW nodig zijn. De nieuwe leningen en uitvoeringskosten zouden (ten delen) gefinancierd kunnen worden vanuit de terugbetaalde leningen en rente. De aanvrager neemt daarom in het voorstel een toekomstplan op hoe het landelijk SIF na de projectperiode middels een instellingssubsidie (of beoogde andere weg) kan worden voortgezet.
• Een risicoanalyse en bijbehorende maatregelen. Dit ziet ieder geval toe op governance, de beleidsdoelstellingen en de financiële risico’s.
• De expertise van de aanvrager en in hoeverre deze aansluit op de gevraagde deskundigheid zoals beschreven in paragraaf 5.1.
• Het voorstel bevat een bijbehorende gespecificeerde (p*q) begroting. De kosten worden geformuleerd aan de hand van de hoogte van de tarieven en het aantal in te zetten dagen. Dit geldt binnen de daarvoor maximaal beschikbaar gestelde middelen (zie paragraaf 4).
• Samenwerkingsovereenkomst in het geval een aanvraag wordt ingediend door een penvoerder namens een consortium.
Bij de aanvraag dienen tevens de volgende documenten/stukken te worden aangeleverd:
• Het subsidieaanvraagformulier volledig ingevuld en ondertekend door een bevoegd bestuurder van de rechtspersoon of diens gemachtigde blijkens recente KvK-gegevens en eventueel ondertekend machtigingsformulier
• Een recent uittreksel uit het KvK-register
• Een getekende kopie van het meest recente bankafschrift.
Zoals gezegd wil SZW aanvragers de ruimte te bieden om zelf richting te geven aan de inrichting van het landelijk SIF, omdat de innovatiekracht primair in de markt aanwezig is en dat een te sterk gekaderde opzet van het landelijk SIF deze potentie juist kan beperken. Aanvragers worden daarom opgeroepen om bij de aanvraag uiteen te zetten hoe zij invulling willen geven aan het landelijk SIF. Dit doen zij vanuit hun kennis en expertise.
De Staatssecretaris beoordeelt de ontvangen voorstellen aan de hand van drempel- en toetsingscriteria, zie hiervoor hoofdstuk 7 ‘Beoordeling en toekenning’.
In bijlage 2 wordt een nadere inhoudelijke toelichting gegeven op het voorgestelde landelijk SIF. De bijlage mag niet meer dan 50 pagina’s omvatten (inclusief begroting). Indien het maximale aantal pagina’s wordt overschreden dan worden de extra pagina’s niet gelezen en niet beoordeeld. Indien een aanvrager één of meer van de genoemde doestellingen niet betrekt in het voorstel, wordt dit beoordeeld met nul (0) punten.
Drempelcriterium 1: type organisatie
a. De aanvrager is een organisatie met een maatschappelijk oogmerk waarvan de waarden passen bij het landelijk Sociaal Innovatiefonds.
b. In geval van een aanvraag namens een consortium geldt a. voor zowel de penvoerder als de overige leden van het consortium.
Drempelcriterium 2: Mate van financiële onafhankelijkheid en stabiliteit van de aanvrager
a. Gedurende de periode 2000-2025 was gemiddeld ten minste 25% van de totale jaarlijkse inkomsten van de aanvrager afkomstig uit bronnen anders dan directe subsidies en/of bijdragen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Indien de aanvrager penvoerder is voor een consortium geldt dit criterium voor het hele consortium.
b. Indien één van de consortiumpartners gemiddeld minder dan 25% van de totale jaarlijkse inkomsten uit andere dan directe SZW-subsidies of -bijdragen verwerft, dan kan dit worden gecompenseerd door een andere consortiumpartner.
c. De aanvrager, en in het geval van het consortium de penvoerder en elke mede-indiener, moet kunnen aantonen dat zij momenteel financieel gezond zijn en dat zij de afgelopen 3 jaar financieel stabiel zijn geweest.
Toelichting
De aanvrager toont dit aan door een in het aanvraagformulier opgenomen overzicht in te vullen, dat moet overeenkomen met de bij de aanvraag te voegen laatste drie jaarrekeningen van de aanvrager / consortiumleden of met de relevante pagina’s uit de jaarverslagen over deze jaren indien de jaarrekeningen in deze verslagen zijn opgenomen (onder verwijzing naar deze pagina’s).
Drempelcriterium 3: expertise aanvrager
a. De aanvrager of leden van het consortium dienen aantoonbaar expertise (zoals beschreven in paragraaf 5.1) te hebben ten aanzien van de subsidiabele activiteiten 1 en 2 (zoals beschreven in paragraaf 4.1).
b. De aanvrager heeft expertise op het gebied van fondsenmanagement, voor tenminste 3 jaar. Hieronder valt in ieder geval het verstrekken, beheren, administreren en monitoren van de leningen.
Drempelcriterium 4: omvang van de aanvraag
De aan te vragen subsidie bedraagt niet meer dan:
a. maximaal € 420.000,– per jaar voor de jaren 2026, 2027, 2028 en 2029. En maximaal € 315.000 voor het jaar 2030 voor de Uitvoeringskosten ter dekking van de werkgeversondersteuning en het fondsenbeheer:
b. € 4,8 mln. Voor de financiering van de businesscases;
Drempelcriterium 5: governance
b. De financiële governance is solide. Hieronder verstaan we dat de aanvrager de (gemeenschaps-)gelden op een transparante, verantwoordelijke en effectieve manier inzet en de financiële risico’s zo goed als mogelijk is mitigeert. We verwachten dat de aanvrager deze informatie verzamelt, controleert en communiceert naar de opdrachtgever.
Drempelcriterium 6: uitgangspunten aanvraag
a. De aanvraag voldoet aan de kaders van het landelijk SIF zoals benoemd in paragraaf 3, onderdeel ‘E. Kaders SIF’.
Hieronder wordt aangegeven op basis van welke criteria aanvragen in het kader van het landelijk Sociaal Innovatiefonds kwalitatief beoordeeld worden en hoeveel punten er maximaal verdiend kunnen worden per onderdeel (dit staat tussen haakjes). De maximale eindscore bedraagt 300 punten voor aanvragen gericht op de beleidsdoelstelling van het SIF:
Het landelijk SIF heeft als doel om werkgevers te ondersteunen bij het doen van investeringen om groepen mensen met een ondersteuningsbehoefte duurzaam aan te nemen, waaronder mensen uit de doelgroep banenafspraak en statushouders.
1. (105) De mate waarin de visie inclusief beoogde resultaten van de aanvrager op het landelijk SIF aansluit op de beoogde beleidsdoelstelling en uitgangspunten zoals benoemd in paragraaf 3:
• De missie (5), zie onderdeel A: dit onderdeel wordt beoordeeld op basis van de aannemelijkheid waarop de aanvraag bijdraagt aan duurzame banen voor de doelgroep, op een passend niveau, in een bedrijfscultuur waar zij zich thuis voelen.
• Doel en werkwijze (30), zie onderdeel B: de mate waarin onderbouwd wordt hoe ingezet wordt op (B.1) business development (5), (B.2) financial engineering (5), (B.3) het verstrekken van leningen (5) en de (B.4) monitoring en evaluatie (5). Ook wordt beoordeeld of deze complementair (5) en compleet (5) zijn.
• Governance (30), zie onderdeel C: de mate waarin helder en realistisch is uiteengezet hoe de C.1 (15) en C.2 (15) worden vormgegeven.
• Focus (25), zie onderdeel D: de mate waarin onderbouwd wordt (D.1) hoe het SIF een impact-financier is (5), (D.2) hoe het fonds publiek-private samenwerking stimuleert (5), (D.3) het SIF lokale impactnetwerken benut en versterkt (5), (D.4) het landelijk SIF innovatie aanjaagt (5) en (D.5) fungeert als aanjager op het gebied van resultaatfinancieringsafspraken (5). Kaders landelijk SIF (15), zie onderdeel E: de mate waarin wordt onderbouwd hoe het landelijk SIF (E.1) zich primair richt op de banenafspraak en daarnaast op andere doelgroepen (5), (E.2) het landelijk SIF idealiter reguliere ondernemers aanspreekt (5) en (E.3) hoe het landelijk SIF inzet op duurzame inzetbaarheid van medewerkers (5). N.B. Uitgangspunten E.4 t/m E.6 dienen ook onderbouwd te worden en worden als drempelcriterium getoetst. Gezien het om vaste kaders gaat, worden hier niet nog apart punten voor gegeven.
2. (20) De mate waarin uit de Theory of Change blijkt dat de gekozen activiteiten en beoogde resultaten aannemelijk zijn gemaakt om tot het gekozen doel te komen (10), dat deze samenhangen (5) en compleet (5) zijn.
3. (45) De mate waarin het plan van aanpak is uitgewerkt:
• De mate waarin de activiteiten die leiden tot de beoogde resultaten zijn uitgewerkt voor het eerste jaar (10) en een vooruitblik voor de verdere periode plus de eventuele monitoring na de projectperiode (10).
• De mate waarin het toekomstplan is uitgewerkt (10).
• De mate waarin de planning volledig (5) en realistisch (5) is.
• De mate waarin het plan van aanpak SMART is uitgewerkt (5).
4. (40) De mate waarin de risico’s en beheersmaatregelen zijn uitgewerkt:
• De mate waarin de risico’s zijn uitgewerkt (denk aan governance, beleidsdoelstellingen, financiële risico’s) (20)
• De mate waarin de beheersmaatregelen zijn uitgewerkt (20)
5. (60) De mate waarin de expertise van de aanvrager is uitgewerkt en aansluit:
• De mate waarin de aanvrager expertise heeft op het gebied van business development (10), bij voorkeur op het gebied van een inclusieve businesscase gericht op arbeidsparticipatie van mensen met een ondersteuningsbehoefte (5).
• De mate waarin de aanvrager expertise heeft op het gebied van financial engineering (10), bij voorkeur op het gebied van inclusief werkgeverschap (5).
• De mate waarin de deskundigheid van de aanvrager op het gebied van fondsenmanagement is uitgewerkt (10).
• Intern fondsenmanagement (20) of extern fondsenmanagement (0).
6. (30) De begroting. Deze wordt beoordeeld op:
• De mate waarin de kosten in verhouding staan tot de beoogde resultaten (uurtarieven dienen tevens marktconform te zijn) (10).
• De mate waarin de begroting is uitgewerkt en volledig is (10).
• De totaalprijs van de begroting (10).
Het subsidievoorstel met het hoogste aantal punten is het voorstel met rangnummer één. Een subsidieaanvraag komt alleen in aanmerking indien ten minste 70% (210 punten) van de maximale score van 300 punten wordt behaald. Indien geen van de subsidievoorstellen dit percentage behaalt kan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besluiten geen subsidie te verlenen voor de uitvoering van het landelijk Sociaal Innovatiefonds.
Het voorstel dat het hoogste aantal punten behaalt voor alle inhoudelijke toetsingscriteria gezamenlijk is het beste voorstel en ontvangt het gevraagde subsidiebedrag. Bij gelijke score geeft het laagste aangevraagde subsidiebedrag de doorslag. In geval van een dan nog gelijke score vindt loting plaats.
De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, artikel 2 van de Kaderwet SZW-subsidies en de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen in het kader van dit subsidiebeleidskader. Aanvragen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de in dit subsidiebeleidskader opgenomen criteria.Ook houdt dit in dat de aangevraagde subsidie bij beschikking ofwel wordt verleend dan wel wordt geweigerd. Aan de subsidieverlening worden verplichtingen verbonden, die worden opgenomen in de subsidieverleningsbeschikking. Overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht kan door belanghebbenden tegen een beschikking bezwaar worden gemaakt.
De activiteiten voor het landelijk SIF hebben een looptijd van vijf jaar, met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden om de subsidie voortijdig te beëindigen of te wijzigen. Indien het landelijk SIF bijdraagt aan de beschreven gewenste maatschappelijke effecten is de intentie om het landelijk SIF ook na de projectperiode voort te zetten middels een instellingssubsidie. Voor een instellingssubsidie gelden vooralsnog de volgende voorwaarden:
• De AwB en de Kaderregeling Subsidies OCW, SZW en VWS (Kaderregeling) bieden voldoende kader om als SZW een instellingsubsidie te verlenen. SZW kan aanvullende eisen stellen zodat eventuele risico’s zoveel mogelijk worden gemitigeerd.
• De subsidieaanvrager kan na 5 jaar een projectsubsidie te hebben verkregen een aanvraag voor een instellingsubsidie indien wanneer er sprake is van de beleidsnoodzaak dat dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende structurele activiteiten door deze subsidieaanvrager worden voortgezet.
• Om in aanmerking te komen voor een instellingssubsidie van SZW dient de hoogte van het gevraagde bedrag niet meer dan 45% van de totale inkomsten van de subsidieaanvrager te zijn.
• Een instellingssubsidie wordt jaarlijks aangevraagd. Na de eerste aanvraag kan de aanvrager voor de daaropvolgende jaren volstaan met een vereenvoudigde vervolgaanvraag bestaande uit het aanvraagformulier, een activiteitenplan, een begroting en een liquiditeitsprognose voor het aankomend boekjaar.
• Een staatsteuntoets wordt jaarlijks uitgevoerd en wordt ter toetsing aan SZW voorgelegd, tenzij de activiteiten, de markt en het te verlenen subsidiebedrag niet wijzigen ten opzichte van het voorafgaande jaar. Oftewel, als blijkt dat er geen inbreuk op de gemeenschappelijke markt plaatsvindt, de markt niet wordt verstoord en er sprake is van sociale ondersteuning dan is er geen sprake van staatssteun en is het niet noodzakelijk om elk jaar een staatssteuntoets uit te voeren.
• Bij het verstrekken van de subsidie moet voorts rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat derden in rechte tegen de subsidieverlening op kunnen komen.
Na de projectperiode van 5 jaar kan besloten worden het landelijk SIF op een andere wijze dan wel niet voort te zetten.
In onderstaande tabel is de planning van de procedure weergegeven. SZW is gerechtigd tussentijds de planning aan te passen. Indien wijziging van de tijdsplanning hiertoe aanleiding geeft, kan de ingangsdatum van de subsidie worden aangepast.
|
Activiteit |
Datum |
|---|---|
|
Datum publicatie subsidietender |
5 november 2025 |
|
Uiterste datum indienen schriftelijke vragen |
19 november 2025 |
|
Publicatie Vragen en antwoorden |
3 december 2025 |
|
Indienen subsidieaanvraag (start) |
8 december 2025 |
|
Uiterlijk indienen subsidieaanvraag (sluiting) |
9 maart 2026 12:00 uur |
|
Beoordelen subsidieaanvragen |
t/m 23 maart 2026 |
|
Beschikking subsidieverlening of afwijzing |
Uiterlijk 20 april 2026 |
|
Bezwaartermijn |
6 weken (Awb) |
|
Ingangsdatum subsidie |
1 juni 2026 |
De contactpersoon voor deze subsidie is E. van Meer van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZWsubsidies@minszw.nl).
Vragen met betrekking tot deze subsidieprocedure kunnen worden ingediend via de bovengenoemde contactpersoon. Vragen kunnen worden ingediend tot de in paragraaf 9 genoemde datum, te weten 17 november 2025. Bij iedere vraag dient nadrukkelijk te worden aangegeven welke paragraaf van welk document of bijlage het betreft. Iedere vraag dient apart te worden ingediend.
SZW zal tijdig de lijst met vragen en antwoorden publiceren in de Staatscourant. In de publicatie worden de geanonimiseerde vragen en antwoorden opgenomen. Indien daar aanleiding voor is, zullen updates worden verstrekt.
Aanvullende fysieke of virtuele bijeenkomsten ter beantwoording van vragen behoren tot de mogelijkheden.
Van aanvragers wordt een proactieve houding verwacht. Vragen over de subsidieprocedure bijvoorbeeld ten aanzien van onduidelijkheden of tegenstrijdigheden in het subsidiebeleidskader, kunnen kenbaar worden gemaakt tijdens de schriftelijke vragenronde.
Inlichtingen zijn alleen bindend voor zover deze in een Nota van Inlichtingen zijn vastgelegd. De Nota van Inlichtingen maakt integraal deel uit van dit subsidiebeleidskader.
De subsidieaanvraag dient uiterlijk op de in paragraaf 9 genoemde datum (sluitingstermijn) te zijn ingediend. Subsidieaanvragen die na de sluitingstermijn zijn ontvangen worden afgewezen. Ook aanvullingen op ingediende subsidieaanvragen zijn na de sluitingstermijn niet meer mogelijk.
Het aanvraagformulier met bijlagen wordt bij voorkeur langs elektronische weg worden ingezonden, via e-mail. Indien u via e-mail aanvraagt dan dient u een gescande versie van het ondertekende formulier met alle bijlagen te zenden aan SZWsubsidies@minszw.nl. Eventuele (technische) problemen bij verzending komen voor rekening en risico van aanvrager.
Indiening van aanvragen per post wordt afgeraden. Indien u daar niettemin voor kiest, of voor indienen in persoon of koerier, neemt u dan contact op met het ministerie via het e-mailadres: SZWsubsidies@minszw.nl, onder vermelding van aanvraag Subsidiebeleidskader Landelijk Sociaal Innovatiefonds.
De documenten, welke bij deze subsidieaanvraag moeten worden ingediend, dienen te worden ingevuld. De bij te voegen bijlagen moeten rechtsgeldig worden ondertekend.
De aanvrager wiens voorstel gehonoreerd wordt dient na toekenning van de subsidie iedere 12 maanden over de voortgang te rapporten. Een goedgekeurde voortgangsrapportage is een voorwaarde voor het verstrekken van deelbetalingen in het kader van deze subsidie.
De Staatssecretaris past bevoorschotting toe. Het voorschot bedraagt 80% van het verleende subsidiebedrag. Het resterende subsidiebedrag (20%) wordt uitbetaald na vaststelling van de subsidie, tenzij op basis van een door de subsidieontvanger aangeleverde en door de Staatssecretaris goedgekeurde liquiditeitsprognose aanleiding bestaat om van deze verdeling af te wijken.
Alle verstrekte informatie wordt vertrouwelijk behandeld.
Social Finance NL en KplusV, ‘Haalbaarheidsonderzoek Sociaal Innovatiefonds’, 2019; De Beleidsonderzoekers en Andersson Elffers Felix (AEF), ‘Toegevoegde waarde en marktbehoefte Sociaal Innovatiefonds’, 2024.
In dit geval wordt bedoeld: de ondernemer die al werkt met mensen uit de doelgroep van het SIF. Het SIF heeft immers als doelstelling om werkgevers over de streep te trekken, die hier nu nog te veel drempels ervaren bij het doen van investeringen om mensen uit de doelgroep aan te nemen.
In een Theory of Change (ToC), ook wel verandertheorie genoemd, worden de doelen, beoogde impact, effectiviteit en de werkzame elementen weergegeven. Het geeft een concrete beschrijving van de beoogde doelstellingen en hoe de resultaten tot stand komen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-37473.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.