Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2025, 37212 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2025, 37212 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 94 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
Besluit:
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stemt in met het besluit tot wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Historisch Centrum Limburg zoals voorgehangen bij de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal per 7 april 2025 (Kamerstukken II 36 723 en Kamerstukken I 36 723).
Het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 december 2019 (Stcrt. 2019, 67748) wordt ingetrokken.
Met dit besluit stemt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in met een wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Historisch Centrum Limburg.
De aanleiding voor deze gewijzigde gemeenschappelijke regeling is de inwerkingtreding van de Wet van 15 december 2021 (Stb. 2022, 18), waarbij de Wet gemeenschappelijke regelingen werd gewijzigd, met als doelstelling het versterken van de democratische legitimatie. Behoudens deze wijzigingen is de gemeenschappelijke regeling niet aangepast. De hoogte van de bijdragen van alle deelnemers is dan ook gelijk gebleven.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Moes
Burgemeester en wethouders van de gemeente len
De burgemeester, R. Wever
Wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Historisch Centrum Limburg 2020 in verband met de implementatie van de Wet van 15 december 2021 tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Maastricht en Heerlen;
Gelet op de hoofdstukken I, II en IX van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
Besluiten:
De Gemeenschappelijke regeling Historisch Centrum Limburg 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, negende lid, wordt na 'dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld,' ingevoegd
'of wiens aanwijzingstermijn op grond van het vijfde of zesde lid is geëindigd,'.
B
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding I.' geplaatst.
2. Het eerste lid wordt vernummerd tot tweede lid.
3. Voor het tweede lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, dat luidt:
1. Het algemeen bestuur geeft de raden van de gemeenten en de minister schriftelijk alle inlichtingen die de raden onderscheidenlijk de minister nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.
C
Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 12a
Het dagelijks bestuur geeft de raden van de gemeenten en de minister schriftelijk alle inlichtingen
die de raden onderscheidenlijk de minister nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.
D
Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
7. De voorzitter geeft de raden van de gemeenten en de minister schriftelijk alle inlichtingen die de raden onderscheidenlijk de minister nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.
E
Onder vernummering van de Hoofdstukken IX tot en met XIV tot X tot en met XV wordt een hoofdstuk ingevoegd, dat luidt:
Hoofdstuk IX. Inspraak en zienswijzen
Artikel 14a
1. Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges B&W en de raden van de gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.
2. In aanvulling op het eerste lid kan het dagelijks bestuur besluiten dat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid met ingrijpende gevolgen een apart participatietraject wordt doorlopen.
3. Het tweede lid vindt ook toepassing wanneer ten minste twee raden van de gemeenten, respectievelijk de minister en één gemeenteraad het dagelijks bestuur hierom verzoeken.
4. Het dagelijks bestuur informeert de colleges B&W en de minister zo spoedig mogelijk omtrent zijn voornemen tot het mogelijk maken van inspraak als bedoeld in het tweede of het derde lid en de wijze waarop deze inspraak voor ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden zal worden vormgegeven.
Artikel 14b
1. Het algemeen bestuur beslist niet over een voorstel alvorens de raden van de gemeenten en de minister om zienswijzen zijn gevraagd, wanneer ten minste twee gemeenteraden, respectievelijk de minister en één gemeenteraad het dagelijks bestuur hierom verzoeken. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de gemeenten en de minister hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.
2. Indien het eerste lid wordt toegepast, hebben de raden van de gemeenten en de minister twaalf weken de tijd om hun zienswijzen bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is, stelt het dagelijks bestuur de raden van de gemeenten en de minister, alsmede het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
F
1. Het derde en vierde lid van artikel 17 komen te luiden:
3. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerpbeleidsplan en de ontwerpmeerjarenbegroting aan het algemeen bestuur.
4. De minister en de colleges B&W maken, binnen twee maanden na ontvangst van de in het derde lid genoemde stukken, gezamenlijk afspraken met het Historisch Centrum Limburg over te behalen resultaten voor de komende vier jaren.
2. Aan artikel 17 worden twee leden toegevoegd, die luiden:
5. Het algemeen bestuur besluit niet tot het vaststellen van het vierjarig beleidsplan en de meerjarenbegroting dan nadat de raden van de gemeenten en de minister gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk hun zienswijzen op het concept bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen.
6. Het algemeen bestuur zendt het beleidsplan en de meerjarenbegroting ten minste dertien maanden voorafgaand aan de periode waarop deze stukken betrekking hebben, aan de minister en de raden van de gemeenten.
G
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt '15 april' vervangen door '30 april'.
2. In het tweede lid wordt ten minste acht weken voor de in artikel 18a, eerste lid, bedoelde vaststelling,' vervangen door `uiterlijk 30 april aan' en wordt na `begroting met toelichting van' ingevoegd 'het'.
4. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
7. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de gemeenten en de minister voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het zesde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
H
In artikel 18a, derde lid, wordt `vóór 1 augustus' vervangen door `uiterlijk 15 september'.
I
In artikel 21, eerste en derde lid, wordt '15 april' telkens vervangen door '30 april'.
Artikel 26 komt te luiden:
1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Historisch Centrum Limburg.
2. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Historisch Centrum Limburg, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
3. Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Historisch Centrum Limburg die niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.
4. Voor de bewaring van de overgebrachte archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Historisch Centrum Limburg wordt aangewezen de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie.
5. Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Historisch Centrum Limburg, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast een door het algemeen bestuur aan te wijzen archivaris.
6. De archivaris, bedoeld in het vijfde lid, brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Historisch Centrum Limburg, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
7. Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de bestuursorganen van het Historisch Centrum Limburg.
K
In artikel 29, tweede lid, vervalt overeenkomstig de arbeidsvoorwaardenregeling, bedoeld in artikel 33'.
L
Artikel 33 vervalt.
M
De artikelen 34 en 35 worden vernummerd tot 33 en 34.
N
In artikel 34 (nieuw) komen het tweede tot en met zevende lid te luiden:
2. De minister of het college B&W zenden het besluit tot uittreding aangetekend aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van één jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen, tenzij de minister en de colleges B&W unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen.
3. Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding en de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan, en legt deze vast in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan.
4. Het uittredingsplan bevat een omschrijving van de juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding.
5. Het algemeen bestuur onderzoekt met de uittredende deelnemer de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Dit hoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
6. Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uitredingsplan vast.
7. Als uittreding door de minister plaatsvindt onder gelijktijdige voortzetting van de financiering van het beheer van het rijksarchief, zijn het derde tot en met het zesde lid niet van toepassing op de uittreding door de minister.
O
Na artikel 34 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 35
1. De uittreedsom wordt als volgt bepaald: de uittredende deelnemer betaalt in het eerste kalenderjaar na de uittreding 100%, in het tweede jaar 80%, in het derde jaar 60%, in het vierde jaar 40% en in het vijfde jaar 20% van de bijdrage die de uittredende deelnemer in het laatste jaar van zijn deelname heeft betaald.
2. Als uittreding door de minister plaatsvindt onder gelijktijdige voortzetting van de financiering van het beheer van het rijksarchief, is het eerste lid niet van toepassing op de uittreding door de minister.
P
Artikel 38 komt te luiden:
1. De werking van deze regeling zal geëvalueerd worden indien de colleges B&W, respectievelijk de minister en één college B&W hierom verzoeken. Het dagelijks bestuur zal dan een onderzoeksvoorstel aan de colleges B&W en de minister voorleggen.
2. Het college B&W van de gemeente Maastricht maakt een volledig ondertekend exemplaar van deze regeling alsmede van besluiten tot wijziging, uittreding van, van toetreding en tot opheffing van deze regeling tijdig bekend in het door Maastricht uitgegeven Gemeenteblad.
3. Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
4. De minister maakt de wijziging van de regeling bekend in de Staatscourant.
Q
In artikel 39 vervalt '2020'.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Burgemeester en wethouders van de gemeente len
De burgemeester, R. Wever
De secretaris, V.N. Gosselink-Van Dijk
De secretaris, G.J. Kusters
Op 1 juli 2022 is een aanpassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen (verder: Wgr) in werking getreden.1 Uit de gewijzigde Wgr volgen voor alle samenwerkingsverbanden op basis van de Wgr verplichte wijzigingen, waarbij elk samenwerkingsverband twee jaar de tijd heeft om haar regelingen daarop aan te passen. Op 1 juli 2024 dienden alle samenwerkingsverbanden, zo ook het Historisch Centrum Limburg (hierna: HCL), hun gemeenschappelijke regeling te hebben aangepast. De wijzigingen die volgen uit de gewijzigde Wgr hebben als doel de vertegenwoordigende organen van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling beter in positie te brengen. Het betreft onder meer de facultatieve zienswijzeprocedure voor besluiten, de participatie van ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden, de actieve informatieplicht, de wijziging van de termijnen voor het toezenden van de ontwerpbegroting aan de raden, de verplichte reactie van het dagelijks bestuur op ingediende zienswijzen, de evaluatiebepaling en de aanscherping van de uittredingsregeling. Omdat op rijksniveau de verhoudingen tussen de minister en het controlerend orgaan niet vergelijkbaar zijn met de verhoudingen op decentraal niveau, zijn deze aanpassingen in deze gemeenschappelijke regeling niet gericht op het parlement, maar op de minister.
Dit betreft een tekstuele verbetering.
Deze artikelen zijn gewijzigd in verband met de actieve informatieplicht die is opgenomen in de gewijzigde Wgr.
Het eerste lid (nieuw) van artikel 7 ziet op het proactief informeren door het algemeen bestuur.
In dit artikel is de termijn voor het indienen van zienswijzen gesteld op twaalf weken.
In de gewijzigde Wgr is de datum voor aanlevering van de ontwerpbegroting gewijzigd van 15 april naar 30 april. De termijn voor zienswijzen is verlengd naar twaalf weken. De verplichting van het dagelijks bestuur tot het geven van een schriftelijke reactie op de zienswijze, voorafgaande aan het vaststellen van de begroting, is toegevoegd.
Dit artikel is aangepast aan de gewijzigde Wgr ten aanzien van de aanleverdatum van de vastgestelde begroting aan gedeputeerde staten van de provincie.
De datum voor aanlevering van de jaarrekening en het jaarverslag is gewijzigd van 15 april naar 30 april.
De bepalingen over het beheer van en het toezicht op de niet overgebrachte archieven van de bestuursorganen van het HCL en de overbrenging van deze archieven zijn verduidelijkt. Tevens is toegevoegd dat de archivaris van het HCL tweejaarlijks verslag uitbrengt aan het dagelijks bestuur over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het HCL, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats. Ook is toegevoegd dat het dagelijks bestuur tweejaarlijks verslag uitbrengt aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de bestuursorganen van het HCL.
In dit artikel stond dat het dagelijks bestuur de rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling vaststelt. Dit artikel is komen te vervallen omdat het HCL de cao SGO (samenwerkende gemeentelijke organisaties) volgt.
Deze artikelen zijn aangepast aan de gewijzigde Wgr en betreffen de uittreding van een deelnemer uit de gemeenschappelijke regeling.
Artikel 34 ziet op het opstellen en vaststellen van het uittredingsplan, waarin de juridische, personele en organisatorische consequenties van de uittreding worden omschreven.
In artikel 35 is de hoogte en het betaalritme van de uittreedsom bepaald. De afbouw van de betaling door de uittredende deelnemer in vijf jaar is afgestemd op periode waarover de consequenties van de uittreding op grond van artikel 34 worden omschreven.
Voor de uittreding van de minister is een uitzondering op de bepalingen over de (financiële) gevolgen van de uittreding gemaakt. Reden hiervoor is dat de minister heeft aangekondigd ook na uittreding de financiering aan het HCL in stand te houden op het niveau van het laatste jaar van deelname aan deze gemeenschappelijke regeling. De afspraken over de samenwerking en ondersteuning van het HCL zijn opgenomen in het ‘Bestuursconvenant duurzame samenwerking Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de regionale historische centra’ d.d. 1 februari 2024.2 Het derde tot en met het zesde lid van artikel 34 en het eerste lid van artikel 35 zijn om deze reden niet van toepassing op de uittreding van de minister. Wel zal de minister bij zijn uittreding met het HCL in gesprek gaan over kosten die mogelijk alsnog met de uittreding samenhangen.
In dit artikel is de mogelijkheid tot evaluatie van de regeling toegevoegd. Tevens zijn afspraken opgenomen over de registratie van deze regeling en diverse besluiten in het door de gemeente Maastricht uitgegeven Gemeenteblad.
De jaartalaanduiding is geschrapt.
Burgemeester en wethouders van de gemeente len
De burgemeester, R. Wever
De secretaris, V.N. Gosselin-Van Dijk
De secretaris, G.J. Kusters
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-37212.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.