Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2025, 36796 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2025, 36796 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid;
Gelet op de artikelen 4.3.1, derde lid, 4.5.2, tweede lid, onderdelen b en c, en derde lid, van de Jeugdwet, artikel 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg, artikel 2, vierde lid, en artikel 4, van het Besluit informatievoorziening WPO/WEC, de artikelen 2.5.3, tweede lid, en 2.5.4, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 2.14 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en artikel 6.19, zesde lid, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
kalenderjaar waarop de jaarverantwoording betrekking heeft;
rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
natuurlijke persoon die jeugdhulp doet verlenen, anders dan in het kader van een maatschap of vennootschap waarvan hij vennoot is;
in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, van de wet voorgeschreven document dat per boekjaar openbaar wordt gemaakt;
vennootschap als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen waarop het recht van een der lidstaten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 niet van toepassing is;
economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
rechtspersoon of vennootschap die met een of meer andere rechtspersonen en vennootschappen is verbonden in een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
jaarverantwoording als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, van de wet;
maatschap als bedoeld in artikel 1655 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, vennootschap onder firma als bedoeld in artikel 16 van het Wetboek van Koophandel of commanditaire vennootschap als bedoeld in artikel 19 van het Wetboek van Koophandel;
verslag waarin de interne toezichthouder verantwoording aflegt over zijn handelen en de resultaten die dat handelen heeft opgeleverd;
Jeugdwet.
1. Onverminderd artikel 9 maken de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling, anders dan bedoeld in het derde en vierde lid, als financiële verantwoording een jaarrekening openbaar die is ingericht overeenkomstig bijlage 1 bij deze regeling, met dien verstande dat:
a. indien aan artikel 4 is voldaan: de Modellen A en B mogen worden gehanteerd en de vrijstellingen, bedoeld in artikel 5, mogen worden toegepast;
b. indien aan artikel 6 is voldaan: de Modellen C en D mogen worden gehanteerd en de vrijstellingen, bedoeld in artikel 7, mogen worden toegepast;
c. indien aan artikel 8, eerste en tweede lid, is voldaan: de vrijstelling, bedoeld in artikel 9, derde lid, mag worden toegepast op Model E.
2. Op de jaarrekening, bedoeld in het eerste lid, zijn de afdelingen 2 tot en met 6 van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de volgende artikelen:
3. Een jeugdhulpaanbieder maakt als financiële verantwoording een balans en een staat van baten en lasten met toelichting openbaar die is ingericht overeenkomstig bijlage 2 bij deze regeling, indien hij is aan te merken als een personenvennootschap, met uitzondering van een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma waarvan alle vennoten die volledig jegens schuldeisers aansprakelijk zijn voor de schulden, kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn.
4. Een jeugdhulpaanbieder die is aan te merken als eenmanszaak, maakt een financiële verantwoording openbaar die is ingericht overeenkomstig bijlage 3.
1. De toelichting op de financiële verantwoording van een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling die financiële derivaten heeft aangetrokken, bevat naast hetgeen overigens voortvloeit uit deze regeling:
a. een weergave van het beleid ten aanzien van financiële derivaten en de uitvoering daarvan in het boekjaar; en
b. per aangetrokken financieel derivaat een weergave van:
1°. het type derivaat;
2°. de ingangsdatum en de einddatum;
3°. de nominale waarde en de balanswaarde aan het einde van het boekjaar; en
4°. indien van toepassing, het gegeven dat bij een renteswap, de looptijd of de nominale waarde lager of hoger is dan die van de onderliggende lening of de groep van leningen, waaraan het derivaat kan worden toegerekend.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling als bedoeld in:
a. artikel 2, eerste lid, onderdeel a;
b. artikel 2, eerste lid, onderdeel b;
c. artikel 2, derde lid, onderdeel a, die voldoet aan het bepaalde in artikel 6, eerste lid, waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’;
1. Een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling die een jaarrekening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, openbaar maakt en die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan minimaal twee van de in het tweede lid omschreven vereisten kan zijn jaarrekening overeenkomstig bijlage 1, Modellen A en B, inrichten en artikel 5 toepassen.
2. De vereisten, bedoeld in het eerste lid, zijn:
a. de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan € 450.000;
b. de netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan € 900.000;
c. het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 10.
3. Voor de toepassing van het tweede lid worden meegeteld de waarde van de activa, de netto-omzet en het gemiddeld aantal werknemers van groepsmaatschappijen, die in de consolidatie zouden moeten worden betrokken als de jeugdhulpbieder of de gecertificeerde instelling een geconsolideerde jaarrekening zou moeten opstellen. Dit geldt niet, indien de jeugdhulpbieder of de gecertificeerde instelling artikel 9, derde lid, onderdeel b, toepast.
4. Voor het eerste en tweede boekjaar geldt het eerste lid eveneens voor een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling die op de balansdatum van het eerste boekjaar aan de desbetreffende vereisten heeft voldaan.
1. In het geval, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, mogen de volgende bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomstig worden toegepast:
a. op de beperkte balans en de toelichting hierop: artikel 395a, derde en vierde lid;
b. op de beperkte winst- en verliesrekening en de toelichting hierop: artikel 395a, vijfde lid;
c. op de toelichting: artikel 395a, zesde lid.
2. Waardering van activa en passiva tegen marktwaarde is niet toegestaan.
1. Een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling die een jaarrekening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, openbaar maakt en die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan minimaal twee van de in het tweede lid omschreven vereisten kan zijn jaarrekening overeenkomstig bijlage 1, Modellen C en D, inrichten en toepassen.
2. De vereisten, bedoeld in het eerste lid, zijn:
a. de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan € 7.500.000;
b. de netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan € 15.000.000;
c. het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 50,
waarbij artikel 4, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing is.
In het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid, mogen de volgende bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomstig worden toegepast:
a. op de balans en de toelichting hierop: artikel 396, derde lid, met dien verstande dat de opgave, bedoeld in artikel 373, vijfde lid, eerste volzin, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet van toepassing is;
b. op de toelichtingen op de balans en de winst- en verliesrekening: artikel 396, vijfde lid, met dien verstande dat in aanvulling op de tweede volzin van dat artikellid ook de artikelen 380c, 380d en 383b tot en met 383e, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn.
1. Een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling die een jaarrekening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, opstelt en die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan minimaal twee van de in het tweede lid omschreven vereisten kan voor de jaarrekening de vrijstelling, bedoeld in het derde lid, toepassen op Model E in bijlage 1.
2. De vereisten, bedoeld in het eerste lid, zijn:
a. de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan € 25.000.000;
b. de netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan € 50.000.000;
c. het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 250,
waarbij artikel 4, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing is.
3. Op de toelichting op de balans is artikel 397, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.
1. Een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling die een jaarrekening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, openbaar moet maken en die alleen of samen met een andere groepsmaatschappij, aan het hoofd staat van zijn groep, maakt als financiële verantwoording naast de eigen jaarrekening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor deze groep een geconsolideerde jaarrekening openbaar, waarin zijn opgenomen de eigen financiële gegevens met die van zijn dochtermaatschappijen in de groep, andere groepsmaatschappijen en andere rechtspersonen waarop hij een overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover hij de centrale leiding heeft.
2. Een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling die een jaarrekening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, openbaar moet maken en waarop het eerste lid niet van toepassing is, maar die in zijn groep een of meer dochtermaatschappijen heeft of andere rechtspersonen waarop hij een overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover hij de centrale leiding heeft, maakt als financiële verantwoording naast de eigen jaarrekening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, een geconsolideerde jaarrekening openbaar, waarin zijn opgenomen de eigen financiële gegevens met die van zijn dochtermaatschappijen in het groepsdeel, andere groepsmaatschappijen in het groepsdeel en andere rechtspersonen in het groepsdeel waarop hij een overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover hij de centrale leiding heeft.
3. Consolidatie mag achterwege blijven, indien:
a. bij consolidatie wordt voldaan aan de vereisten, bedoeld in artikel 6; of
b. de financiële gegevens die de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling zou moeten consolideren zijn opgenomen in een geconsolideerde jaarrekening van een andere rechtspersoon of vennootschap welke jaarrekening voldoet aan het vijfde en zesde lid, dan wel, indien die rechtspersoon of vennootschap geen jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling is, aan het vijfde en zesde lid of titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, mits die geconsolideerde jaarrekening openbaar is gemaakt op de in artikel 15 voorgeschreven manier door de jeugdhulpbieder of de gecertificeerde instelling die de consolidatie achterwege laat, tenzij de openbaarmaking door een andere jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling van de desbetreffende groep heeft plaatsgevonden.
4. Indien een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling consolidatie achterwege laat op grond van het derde lid, onderdeel b, vermeldt hij in de toelichting van de eigen jaarrekening de toepassing van het derde lid, onderdeel b, en neemt een verwijzing op naar de geconsolideerde jaarrekening waarin de eigen gegevens zijn opgenomen.
5. Op de geconsolideerde jaarrekening, bedoeld in het eerste en tweede lid, is afdeling 13 van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, uitgezonderd de artikelen 406, 407, tweede en derde lid, 408 en 414, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
6. De jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, richt deze in overeenkomstig artikel 2, eerste lid, met dien verstande dat:
a. de benamingen mogen worden aangepast om het groepskarakter aan te geven;
b. in de geconsolideerde balans het aandeel van derden in groepsmaatschappijen afzonderlijk als onderdeel van het groepsvermogen wordt opgenomen;
c. indien in een geconsolideerde winst- en verliesrekening het aandeel van derden in het geconsolideerde resultaat na belastingen afzonderlijk wordt gegeven, dit geschiedt na het resultaat na belastingen.
1. Een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, voegt aan de financiële verantwoording de volgende informatie toe:
a. een controleverklaring die voldoet aan artikel 13, indien de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling niet voldoet aan het bepaalde in artikel 6, eerste lid;
b. overige gegevens als omschreven in artikel 392, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij artikel 392, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing is, indien de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling niet voldoet aan het bepaalde in artikel 6, eerste lid;
c. een bestuursverslag, indien de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling niet voldoet aan het bepaalde in artikel 6, eerste lid;
d. een verslag van de interne toezichthouder, indien de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling op grond van artikel 4.4.1 van de wet moet beschikken over een interne toezichthouder.
e. afzonderlijke jaarlijkse verslagen en verklaringen, indien de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 391a, tweede en vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 2, derde lid, voegt aan de financiële verantwoording de volgende informatie toe:
a. een controleverklaring die voldoet aan artikel 13artikel 13, indien de jeugdhulpaanbieder niet voldoet aan het bepaalde in artikel 6, eerste lid, waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’;
b. een bestuursverslag, indien de jeugdhulpaanbieder niet voldoet aan het bepaalde in artikel 6, eerste lid, waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’;
c. een verslag van de interne toezichthouder, indien de jeugdhulpaanbieder op grond van artikel 4.4.1 van de wet moet beschikken over een interne toezichthouder.
3. Een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 2, vierde lid, voegt aan de financiële verantwoording een verslag van de interne toezichthouder toe, indien hij op grond van artikel van artikel 4.4.1 van de wet moet beschikken over een interne toezichthouder.
In afwijking van artikel 10 voegt de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling die een formeel buitenlandse vennootschap is de volgende informatie toe aan de financiële verantwoording:
a. een bestuursverslag;
b. een verslag van de interne toezichthouder, indien de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling op grond van artikel 4.4.1 van de wet moet beschikken over een interne toezichthouder; en
c. overige gegevens als bedoeld in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die de vennootschap ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen moet deponeren bij het handelsregister.
d. afzonderlijke jaarlijkse verslagen en verklaringen, indien de jeugdhulpaanbieder of de gecertifieerde instelling voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 391a, tweede en vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
1. Op het bestuursverslag, bedoeld in de artikelen 10 en 11, is artikel 391, uitgezonderd het eerste lid, zinsnede ‘, tenzij (...) besloten’, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.
2. De jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling die ingevolge artikel 9 een geconsolideerde jaarrekening opstelt, mag het bestuursverslag geconsolideerd toevoegen aan de geconsolideerde jaarrekening.
3. De jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling die behoort tot een groep waarvoor overeenkomstig het tweede lid het bestuursverslag geconsolideerd is toegevoegd, hoeft niet het bestuursverslag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, toe te voegen aan de eigen financiële verantwoording.
4. De aan de financiële verantwoording toe te voegen informatie mag niet onderling in strijd zijn of in strijd zijn met de financiële verantwoording.
1. De controleverklaring, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, bevat de uitslag van het onderzoek omtrent de getrouwheid van de financiële verantwoording, waarbij door de accountant die behoort tot één van de in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel b, van de wet bedoelde categorieën, in ieder geval is onderzocht of:
a. de financiële verantwoording het inzicht geeft, bedoeld in artikel 362, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
b. de financiële verantwoording overeenkomstig deze regeling is opgesteld;
c. de in artikel 10, eerste lid, respectievelijk tweede lid, vereiste informatie is toegevoegd aan de financiële verantwoording;
d. het bestuursverslag:
1°. voldoet aan artikel 12;
2°. verenigbaar is met de financiële verantwoording;
3°. in het licht van de tijdens het onderzoek van de financiële verantwoording verkregen kennis en begrip omtrent de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling en zijn omgeving, materiële onjuistheden bevat.
2. De controleverklaring omvat ten minste:
a. een vermelding op welke financiële verantwoording het onderzoek betrekking heeft en dat de voorschriften van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet hierop van toepassing zijn;
b. een beschrijving van de reikwijdte van het onderzoek, waarin ten minste wordt vermeld welke richtlijnen voor de accountantscontrole in acht zijn genomen;
c. een oordeel of de financiële verantwoording het inzicht, bedoeld in artikel 362, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, geeft en aan de vereisten bij en krachtens artikel 4.5.2 van de wet voldoet;
d. een verwijzing naar bepaalde zaken waarop de accountant in het bijzonder de aandacht vestigt, zonder een verklaring als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, af te geven;
e. een vermelding van de gebleken tekortkomingen naar aanleiding van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid;
f. een oordeel over de verenigbaarheid van het bestuursverslag met de financiële verantwoording, als een bestuursverslag aan de financiële verantwoording moet worden toegevoegd;
g. een oordeel of er, in het licht van tijdens het onderzoek van de financiële verantwoording verkregen kennis en begrip omtrent de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling en zijn omgeving, materiële onjuistheden in het bestuursverslag zijn gebleken onder opgave van de aard van die onjuistheden, indien een bestuursverslag aan de financiële verantwoording wordt toegevoegd;
h. een verklaring betreffende materiële onzekerheden die verband houden met gebeurtenissen of omstandigheden die gerede twijfel kunnen doen rijzen of de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling zijn werkzaamheden voort kan zetten;
i. een vermelding van de vestigingsplaats van de accountantsorganisatie; en
j. een ondertekening en een dagtekening door de accountant.
3. De controleverklaring heeft de vorm van:
a. een goedkeurende verklaring;
b. een verklaring met beperking;
c. een afkeurende verklaring; of
d. een verklaring van oordeelonthouding.
1. De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling vermelden de andere informatie betreffende de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, van de wet, overeenkomstig bijlage 4 bij deze regeling.
2. De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling die ingevolge artikel 9 een geconsolideerde jaarrekening opstellen, mogen de andere informatie betreffende de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, van de wet overeenkomstig bijlage 4 bij deze regeling geconsolideerd vermelden.
3. De jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling die behoort tot een groep waarvoor overeenkomstig het tweede lid andere informatie betreffende de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, van de wet overeenkomstig bijlage 4 bij deze regeling geconsolideerd is vermeld, hoeft niet te voldoen aan het eerste lid.
1. Een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling maakt vóór 1 juni van het kalenderjaar volgend op het boekjaar de jaarverantwoording openbaar.
2. De zorgautoriteit kan op aanvraag van de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling tot 31 december van het kalenderjaar volgend op het boekjaar uitstel verlenen voor het tijdstip van openbaarmaking op grond van bijzondere omstandigheden.
3. Een aanvraag tot uitstel wordt langs elektronische weg door de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling vóór 1 april van het kalenderjaar volgend op het boekjaar bij de zorgautoriteit ingediend via het door de zorgautoriteit daartoe beschikbaar gestelde formulier.
1. De openbaarmaking geschiedt langs elektronische weg door deponering van de volledig in de Nederlandse taal en euro gestelde jaarverantwoording bij het CIBG via het platform DigiMV.
2. Bij het deponeren van de financiële verantwoording en de daarbij te voegen stukken, mag de handtekening door de accountant, interne toezichthouder, eigenaar, bestuurder of vennoot achterwege blijven, onder vermelding van de voor- en achternaam van diegene waarvan de ondertekening bij deponering achterwege is gelaten.
3. De vastgestelde jaarverantwoording wordt openbaar gemaakt met inachtneming van hetgeen omtrent de financiële toestand tussen 31 december van het boekjaar en de datum van vaststelling is gebleken.
4. Indien blijkt dat de openbaar gemaakte jaarverantwoording in ernstige mate tekortschiet, dan meldt de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling dit onverwijld bij het CIBG via het elektronische platform DigiMV overeenkomstig bijlage 5 bij deze regeling.
1. Indien een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling in het boekjaar partij was bij een rechtshandeling die ertoe leidde dat één of meer jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen ophielden jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling te zijn, betrekt hij in zijn jaarverantwoording over het boekjaar tevens de gegevens en andere informatie van die één of meer gewezen jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen.
2. Een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling geeft in het geval van waarderingsverschillen van activa en passiva in vergelijking met de laatste financiële verantwoording van de betrokken gewezen jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling, een toelichting op die verschillen in de financiële verantwoording over het boekjaar.
3. Het eerste en tweede lid gelden niet voor gegevens en andere informatie die zijn betrokken in de jaarverantwoording over het boekjaar van een andere jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die op de in artikel 15 voorgeschreven wijze openbaar is gemaakt.
1. In afwijking van deze regeling is de Regeling jaarverslaggeving onderwijs van overeenkomstige toepassing op de jaarverantwoording van een jeugdhulpaanbieder, indien:
a. de jeugdhulpaanbieder tevens een bekostigde onderwijsinstelling is; en
b. de netto-omzet van de jeugdhulpaanbieder gedurende twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien gedurende twee opeenvolgende balansdata, voor een groter aandeel bestaat uit onderwijs dan uit jeugdhulp, waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’.
2. In afwijking van deze regeling is de Regeling jaarverslaggeving onderwijs van overeenkomstige toepassing op het eerste en tweede boekjaar van een jeugdhulpaanbieder waarvan op de balansdatum van het eerste boekjaar een groter aandeel van de netto-omzet bestaat uit onderwijs dan uit jeugdhulp, waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’.
De Regeling Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen 4.1 tot en met 4.4 vervallen.
B
Na artikel 4.0 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Artikel 4.3.1, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op een solistisch werkende jeugdhulpverlener.
2. Een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling levert het verslag, bedoeld in artikel 4.3.1, eerste lid, van de wet, vóór 1 juni van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar langs elektronische weg aan bij het CIBG via het platform DigiMV.
3. De Ministers kunnen een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling uitstel verlenen voor de aanlevering op grond van bijzondere omstandigheden. Een aanvraag tot uitstel wordt door de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling vóór 1 april van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar ingediend via het e-mailadres meldpunt@igj.nl.
C
De artikelen 4.5 tot en met 4.11 worden vernummerd tot de artikelen 4.2 tot en met 4.8.
De Regeling openbare jaarverantwoording WMG wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt na ‘artikel 3 van de Wet toetreding zorgaanbieders,’ ingevoegd ‘artikel 4.4.1, eerste lid, van de Jeugdwet’.
2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt na ‘artikel 3 van de Wet toetreding zorgaanbieders’ ingevoegd ‘, of artikel 4.4.1, eerste lid, van de Jeugdwet’
3. In het derde lid, wordt na ‘artikel 3 van de Wet toetreding zorgaanbieders’ ingevoegd ‘of artikel 4.4.1, eerste lid, van de Jeugdwet’.
4. In het vierde lid, onderdeel c, wordt na ‘artikel 3 van de Wet toetreding zorgaanbieders’ ingevoegd ‘of artikel 4.4.1, eerste lid, van de Jeugdwet’.
B
In artikel 9, onder b, wordt na ‘artikel 3, eerste lid, van de Wet toetreding zorgaanbieders,’ ingevoegd ‘of artikel 4.4.1, eerste lid, van de Jeugdwet’.
C
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘zorg’ ingevoegd ‘of jeugdhulp waarbij ‘netto-omzet’ wordt gelezen als ‘som der bedrijfsbaten’’.
2. In het tweede lid, wordt na ‘zorg’ ingevoegd ‘of jeugdhulp waarbij ‘netto-omzet’ wordt gelezen als ‘som der bedrijfsbaten’’.
D
Bijlage 1, model F, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na de regel beginnend met ‘Overige baten uit beroeps- of bedrijfsmatige zorgverlening’ drie regels ingevoegd, luidende:
|
Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp |
||
|
Subsidie jeugdhulpverlening1 |
||
|
Baten jeugd uit onderaanneming2 |
Uitsluitend invullen indien jeugdhulpverlening worden verricht in onderaanneming. Daarvan is sprake als een jeugdhulpaanbieder een contractuele relatie met de hoofdaannemer heeft om jeugdhulp te verlenen en geen contractuele verplichtingen heeft met een gemeente.
2. Na de regel beginnend met ‘Baten uit Veilig Thuis’ wordt een regel ingevoegd, luidende:
|
Baten uit onderwijs |
3. Voetnoot 1 vervalt, onder vernummering van voetnoot 2 tot en met 17 tot 1 tot en met 16.
E
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Model B wordt als volgt gewijzigd:
a. Na de regel beginnend met ‘Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige zorgverlening’ wordt een regel ingevoegd, luidende:
|
Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp |
b. Voetnoot 1 vervalt, onder vernummering van voetnoot 2 tot en met 5 tot 1 tot en met 4.
Model D wordt als volgt gewijzigd:
a. Na de regel beginnend met ‘Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige zorgverlening’ wordt een regel ingevoegd, luidende:
|
Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp |
b. Voetnoot 1 vervalt, onder vernummering van voetnoot 2 tot en met 6 tot 1 tot en met 5.
3. Model F wordt als volgt gewijzigd:
a. Na de regel beginnend met ‘Overige baten uit beroeps- of bedrijfsmatige zorgverlening’ worden drie regels ingevoegd, luidende:
|
Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp |
||
|
Subsidie jeugdhulpverlening1 |
||
|
Baten jeugd uit onderaanneming2 |
Uitsluitend invullen indien jeugdhulpverlening worden verricht in onderaanneming. Daarvan is sprake als een jeugdhulpaanbieder een contractuele relatie met de hoofdaannemer heeft om jeugdhulp te verlenen en geen contractuele verplichtingen heeft met een gemeente.
b. Voetnoot 1 vervalt, onder vernummering van voetnoot 2 tot en met 13 tot 1 tot en met 12.
F
In Bijlage 3 wordt model B als volgt gewijzigd:
a. Na de regel beginnend met ‘Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige zorgverlening’ wordt een regel ingevoegd, luidende:
|
Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp |
b. Voetnoot 1 vervalt, onder vernummering van voetnoot 2 tot en met 5 tot 1 tot en met 4.
G
Bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Vragenlijst 1 wordt als volgt gewijzigd:
a. In Vraag 1 wordt na de regel beginnend met ‘Welke vormen van zorg heeft de zorgaanbieder verleend (meerdere combinaties zijn mogelijk)?’ een regel ingevoegd, luidende:
|
Indien een zorgaanbieder tevens jeugdhulpaanbieder is, wordt de volgende vraag beantwoord. Typering Jeugdwet (meerdere antwoorden mogelijk) |
• Ambulante jeugdhulp niet zijnde GGZ of • Gehandicaptenzorg • Gesloten jeugdhulp • Uitsluitend pgb gefinancierd • Geestelijke gezondheidszorg • Gehandicaptenzorg |
b. Vraag 2 tot en met 4 wordt vervangen door vier vragen, luidende:
Vraag 2 – Aantallen zorgverleners en jeugdhulpverleners (niet-openbaar)
Het antwoord op deze vraag geeft, in samenhang met de financiële verantwoording, inzicht in de continuïteit van de zorgverlening dan wel verlening van jeugdhulp.
|
Hoeveel zorgverleners verleenden gemiddeld per maand uitsluitend zorg, geen jeugdhulp? Uitleg: Een zorgverlener is een natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg verleent. Ook een leerling-medewerker (BBL’er) is een zorgverlener. Onderstaande personen tellen niet mee als zorgverlener: • stafmedewerker; • vrijwilliger; • stagiair; • mantelzorger; • natuurlijke persoon die uitsluitend maatschappelijke ondersteuning of uitsluitend jeugdhulp verleent; en • budgethouders. Het gaat om het aantal personen en niet om aantal fte. Een zorgverlener die parttime werkt, telt dus als één zorgverlener. Ook uitbesteding van zorg wordt meegeteld. Als een zorgaanbieder bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal zorgverleners bij deze onderaannemer meegeteld. Als een zorgaanbieder meerdere locaties heeft, wordt het aantal zorgverleners bij die locaties ook meegeteld. Het totaal aantal zorgverleners wordt per maand, gedurende het boekjaar (twaalf maanden), bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door twaalf maanden en naar beneden afgerond. Als een zorgaanbieder een verkort boekjaar heeft dan wordt per maand, gedurende het verkorte boekjaar, bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden van het verkorte boekjaar en naar beneden afgerond. |
Aantal |
|
Hoeveel jeugdhulpverleners verleenden uitsluitend jeugdhulp, geen zorg? Uitleg: Een jeugdhulpverlener is een natuurlijke persoon die beroepsmatig jeugdhulp verleent. Het gaat om het aantal personen en niet om aantal fte. Een jeugdhulpverlener die parttime werkt, telt dus als één jeugdhulpverlener. Ook uitbesteding van jeugdhulp wordt meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal jeugdhulpverleners bij deze onderaannemer meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder meerdere locaties heeft, wordt het aantal jeugdhulpverleners bij die locaties ook meegeteld. Het totaal aantal jeugdhulpverleners wordt per maand, gedurende het boekjaar (twaalf maanden), bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door twaalf maanden en naar beneden afgerond. Als een jeugdhulpaanbieder een verkort boekjaar heeft dan wordt per maand, gedurende het verkorte boekjaar, bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden van het verkorte boekjaar en naar beneden afgerond. |
Aantal |
|
Hoeveel zorgverleners verleenden tevens jeugdhulp? Uitleg: Hier worden personen vermeld die zowel zorgverlener als jeugdhulpverlener zijn. |
Aantal |
Vraag 3 – Aantallen patiënten en cliënten (niet-openbaar)
Om de omvang van een zorgaanbieder te kunnen bepalen, worden vragen over het aantal patiënten gesteld. Het is voor de zorgautoriteit ook een indicator voor het beoordelen van correct declaratiegedrag.
|
Aan hoeveel unieke patiënten is uitsluitend zorg verleend? Uitleg: Als aan de patiënt zorg wordt verleend die wordt gefinancierd vanuit meerdere financieringsbronnen, zoals de Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg of een subsidie dan geldt dit als één unieke patiënt. Bij het aantal unieke patiënten wordt de uitbesteding van zorg meegeteld. Als een zorgaanbieder bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal patiënten bij deze onderaannemer of onder-onderaannemers meegeteld. Als een zorgaanbieder meerdere locaties heeft, wordt het aantal patiënten van alle locaties bij elkaar opgeteld. |
Aantal |
|
Aan hoeveel unieke cliënten is uitsluitend jeugdhulp verleend? Uitleg: Als aan de cliënt jeugdhulp wordt verleend die wordt gefinancierd vanuit meerdere financieringsbronnen, zoals de Jeugdwet of een subsidie dan geldt dit als één unieke cliënt. Bij het aantal unieke cliënten wordt de uitbesteding van jeugdhulp meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal cliënten bij deze onderaannemer meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder meerdere locaties heeft, wordt het aantal cliënten van alle locaties bij elkaar opgeteld. |
Aantal |
|
Aan hoeveel unieke cliënten is zowel zorg als jeugdhulp verleend? |
Aantal |
Vraag 4 – Bestuursverklaring (openbaar)
De zorgaanbieder is zelf verantwoordelijk voor het tijdig, juist en volledig openbaar maken dan wel overleggen van de jaarverantwoording. Het voldoen aan de geldende wet- en regelgeving behoort een onderdeel te zijn van een beheerste bedrijfsvoering. De zorgautoriteit houdt toezicht en handhaaft op de tijdigheid, juistheid en volledigheid van de jaarverantwoording. Bij overtreding van deze verplichting kunnen de zorgautoriteit en de bijzondere opsporingsdienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de Nederlandse Arbeidsinspectie) kiezen voor een bestuursrechtelijke sanctionering (aanwijzing, boete, last onder dwangsom of bestuursdwang) of strafrechtelijke afdoening.
|
Ik verklaar/Wij1 verklaren dat de jaarverantwoording naar waarheid en volledig is openbaar gemaakt dan wel aan de Minister is overlegd, voldoet aan de vereisten van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG en niet in strijd is met andere beschikbare gegevens en informatie. |
eHerkenning |
Hiermee wordt bedoeld: de bestuurder(s), venno(o)t(en), ma(a)t(en) of eigenaar die volledig bevoegd is/zijn om de zorgaanbieder buiten rechte te vertegenwoordigen. Of een persoon die gemachtigd is om de zorgaanbieders namens het bestuur te vertegenwoordigen.
Let op: Blijkt na deponering van de jaarverantwoording dat die in ernstige mate tekortschiet, dan meldt de zorgaanbieder dit onmiddellijk bij het CIBG via het elektronisch platform DigiMV.
2. Vragenlijst 2 wordt als volgt gewijzigd:
a. In vraag 1 worden na de regel beginnend met ‘Welke vormen van zorg heeft de zorgaanbieder verleend (meerdere combinaties zijn mogelijk)?’ drie regels ingevoegd, luidende:
|
Indien een zorgaanbieder tevens jeugdhulpaanbieder is, wordt de volgende vraag beantwoord. Typering Jeugdwet (meerdere antwoorden mogelijk) |
• Ambulante jeugdhulp niet zijnde GGZ of • Gehandicaptenzorg • Gesloten jeugdhulp • Uitsluitend pgb gefinancierd • Geestelijke gezondheidszorg • Gehandicaptenzorg |
|
Indien een zorgaanbieder tevens jeugdhulpaanbieder is, wordt de volgende vraag beantwoord. Nadere typering jeugd ggz |
• Behandeling zonder verblijf • Behandeling met verblijf • Kleinschalig wonen • Begeleid Zelfstandig Wonen/ambulante begeleiding • Dagactiviteiten • Verslavingszorg |
|
Indien een zorgaanbieder tevens jeugdhulpaanbieder is, wordt de volgende vraag beantwoord. Nadere typering gehandicaptenzorg |
• Somatische aandoening of beperking • Psychiatrische aandoening • Lichamelijke handicap • Verstandelijke beperking • Zintuigelijke handicap of communicatieve stoornis |
b. Vraag 3, onderdelen b en c, komen te luiden:
b. Vragen over aantallen zorgverleners, jeugdhulpverleners en wijze van verlening
De antwoorden op de volgende vragen geven, in samenhang met de financiële verantwoording, inzicht in de continuïteit van de zorgverlening dan wel verlening van jeugdhulp.
|
Hoeveel zorgverleners verleenden gemiddeld per maand uitsluitend zorg, geen jeugdhulp? Uitleg: Een zorgverlener is een natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg verleent. Ook een leerling-medewerker (BBL’er) is een zorgverlener. Onderstaande personen tellen niet mee als zorgverlener: • stafmedewerker; • vrijwilliger; • stagiair; • mantelzorger; • natuurlijke persoon die uitsluitend maatschappelijke ondersteuning of uitsluitend jeugdhulp verleent; en • budgethouders. Het gaat om het aantal personen en niet om aantal fte. Een zorgverlener die parttime werkt, telt dus als één zorgverlener. Ook uitbesteding van zorg wordt meegeteld. Als een zorgaanbieder bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal zorgverleners bij deze onderaannemer meegeteld. Als een zorgaanbieder meerdere locaties heeft, wordt het aantal zorgverleners bij die locaties ook meegeteld. |
Aantal |
|
Het totaal aantal zorgverleners wordt per maand, gedurende het boekjaar (twaalf maanden), bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door twaalf maanden en naar beneden afgerond. Als een zorgaanbieder een verkort boekjaar heeft dan wordt per maand, gedurende het verkort boekjaar, bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden van het verkorte boekjaar en naar beneden afgerond. |
|
|
Indien een zorgaanbieder tevens jeugdhulpaanbieder is, wordt de volgende vraag beantwoord. Hoeveel jeugdhulpverleners verleenden uitsluitend jeugdhulp, geen zorg? Uitleg: Een jeugdhulpverlener is een natuurlijke persoon die beroepsmatig jeugdhulp verleent. Het gaat om het aantal personen en niet om aantal fte. Een jeugdhulpverlener die parttime werkt, telt dus als één jeugdhulpverlener. Ook uitbesteding van jeugdhulp wordt meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal jeugdhulpverleners bij deze onderaannemer meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder meerdere locaties heeft, wordt het aantal jeugdhulpverleners bij die locaties ook meegeteld. Het totaal aantal jeugdhulpverleners wordt per maand, gedurende het boekjaar (twaalf maanden), bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door twaalf maanden en naar beneden afgerond. Als een jeugdhulpaanbieder een verkort boekjaar heeft dan wordt per maand, gedurende het verkorte boekjaar, bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden van het verkorte boekjaar en naar beneden afgerond. |
Aantal |
|
Indien een zorgaanbieder tevens jeugdhulpaanbieder is, wordt de volgende vraag beantwoord. Hoeveel zorgverleners verleenden tevens jeugdhulp? Uitleg: Hier worden personen vermeld die zowel zorgverlener als jeugdhulpverlener zijn. |
Aantal |
|
Wat is het ziekteverzuim percentage van de zorgverleners? Uitleg: Het ziekteverzuim-percentage is het totaal aantal ziektedagen van de zorgverleners in loondienst gedeeld door het totaal aantal beschikbare kalenderdagen. Let op: exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof. |
% |
|
Hoeveel vacatures stonden er op 31 december open die op 1 september ook open stonden? |
Aantal |
|
Is de zorgverlening geheel of gedeeltelijk uitbesteed door de zorgaanbieder (d.w.z.: werd deze verricht in onderaanneming, inclusief door zelfstandige zonder personeel (zzp’ers) en leden van een coöperatie)? Uitleg: Een hoofdaannemer sluit de contracten met de Wlz-uitvoerder, de zorgverzekeraar of een houder van een persoonsgebonden budget waarin de zorgaanbieder zich verplicht tot het leveren van zorg. Ook brengt de hoofdaannemer de tarieven in rekening ten aanzien van die contracten. De hoofdaannemer besteedt de te leveren zorg zelfstandig – geheel of gedeeltelijk – uit aan de onderaannemer, zelfstandige zonder personeel (zzp’er) of leden van een coöperatie. Deze andere zorgaanbieder verleent geheel of gedeeltelijk daadwerkelijk de zorg, namens de hoofdaannemer. |
Bij ‘Gedeeltelijk’ wordt het percentage van de baten uit beroeps- of bedrijfsmatige zorgverlening gevraagd ○ Geen ○ Gedeeltelijk, 0–25% ○ Gedeeltelijk, 26–50% ○ Gedeeltelijk, 51–75% ○ Gedeeltelijk, 76–99% ○ Geheel, 100% |
|
Heeft de zorgaanbieder geheel of gedeeltelijk zorg verleend als onderaannemer? Uitleg: Bij onderaannemers kan worden gedacht aan zorgaanbieders die geen contractuele verplichtingen hebben tegenover de Wlz-uitvoerder, de zorgverzekeraar of een pgb-houder. Onderaannemers hebben alleen een contractuele relatie met de hoofdaannemer. Op basis daarvan brengt de onderaannemer alleen tarieven in rekening bij de hoofdaannemer. |
Bij ‘Gedeeltelijk’ wordt het percentage van de baten uit beroeps- of bedrijfsmatige zorgverlening gevraagd ○ Geen ○ Gedeeltelijk, 0–25% ○ Gedeeltelijk, 26–50% ○ Gedeeltelijk, 51–75% ○ Gedeeltelijk, 76–99% ○ Geheel, 100% |
|
Is de jeugdhulpverlening geheel of gedeeltelijk uitbesteed door de jeugdhulpaanbieder (d.w.z.: werd deze verricht in onderaanneming, inclusief door zelfstandige zonder personeel (zzp’ers) en leden van een coöperatie)? Uitleg: Een hoofdaannemer sluit de contracten of een subsidierelatie met de gemeente waarin de jeugdhulpaanbieder zich verplicht tot het leveren van jeugdhulp. Ook brengt de hoofdaannemer de tarieven in rekening ten aanzien van die contracten of subsidiebeschikking. De hoofdaannemer besteedt de te leveren jeugdhulp geheel of gedeeltelijk uit aan de onderaannemer, zelfstandige zonder personeel (zzp’er) of leden van een coöperatie. Deze andere jeugdhulpaanbieder verleent geheel of gedeeltelijk daadwerkelijk de jeugdhulp, namens de hoofdaannemer. |
Bij ‘Gedeeltelijk’ wordt het percentage van de baten uit beroeps- of bedrijfsmatige jeugdhulpverlening gevraagd ○ Geen ○ Gedeeltelijk, 0–25% ○ Gedeeltelijk, 26–50% ○ Gedeeltelijk, 51–75% ○ Gedeeltelijk, 76–99% ○ Geheel, 100% |
|
Heeft de jeugdhulpaanbieder geheel of gedeeltelijk jeugdhulp verleend als onderaannemer? Uitleg: Bij onderaannemers kan worden gedacht aan jeugdhulpaanbieder die geen contractuele verplichtingen hebben tegenover de gemeente. Onderaannemers hebben alleen een contractuele relatie met de hoofdaannemer. Op basis daarvan brengt de onderaannemer alleen tarieven in rekening aan de hoofdaannemer. |
Bij ‘Gedeeltelijk’ wordt het percentage van de baten uit beroeps- of bedrijfsmatige jeugdhulpverlening gevraagd ○ Geen ○ Gedeeltelijk, 0–25% ○ Gedeeltelijk, 26–50% ○ Gedeeltelijk, 51–75% ○ Gedeeltelijk, 76–99% ○ Geheel, 100% |
c. Vragen over het aantal patiënten, cliënten en inzetten
Om de omvang van een zorgaanbieder te kunnen bepalen, worden vragen over het aantal patiënten en inzetten gesteld. Het is voor de zorgautoriteit ook een indicator voor het beoordelen van correct declaratiegedrag.
|
Deze vraag niet beantwoorden door ziekenvervoer. Aan hoeveel unieke patiënten is zorg uitsluitend verleend? Uitleg: Als aan de patiënt zorg wordt verleend die wordt gefinancierd vanuit meerdere financieringsbronnen, zoals de Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg of een subsidie dan geldt dit als één unieke patiënt. Bij het aantal unieke patiënten wordt de uitbesteding van zorg meegeteld. Als een zorgaanbieder bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal patiënten bij deze onderaannemer of onder-onderaannemers meegeteld. Als een zorgaanbieder meerdere locaties heeft, wordt het aantal patiënten van alle locaties bij elkaar opgeteld. |
Aantal |
|
Deze vraag uitsluitend beantwoorden door ziekenvervoer. Hoeveel inzetten zijn er geweest? |
Aantal |
|
Aan hoeveel unieke cliënten is uitsluitend jeugdhulp verleend? Uitleg: Als aan de cliënt jeugdhulp wordt verleend die wordt gefinancierd vanuit meerdere financieringsbronnen, zoals de Jeugdwet of een subsidie dan geldt dit als één unieke cliënt. Bij het aantal unieke cliënten wordt de uitbesteding van jeugdhulp meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal cliënten bij deze onderaannemer meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder meerdere locaties heeft, wordt het aantal cliënten van alle locaties bij elkaar opgeteld. |
Aantal |
|
Aan hoeveel unieke cliënten is zowel zorg als jeugdhulp verleend? |
Aantal |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.Z.C.M. Tielen
|
Activa |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
A Vaste activa |
||
|
Kosten die verband houden met de oprichting en met de uitgifte van aandelen |
||
|
Overige vaste activa |
||
|
B Vlottende activa |
||
|
Van aandeelhouders opgevraagde stortingen |
||
|
Overige vlottende activa |
||
|
Totaal activa |
|
Passiva |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
C Eigen vermogen |
||
|
D Voorzieningen |
||
|
E Langlopende schulden (nog voor meer dan één jaar) |
||
|
F Kortlopende schulden (ten hoogste één jaar) |
||
|
Totaal passiva |
Vermelding dat er geen overlopende activa en passiva met betrekking tot de overige bedrijfskosten zijn opgenomen.
|
Beperkte winst- en verliesrekening |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
Netto-omzet1 |
||
|
Overige bedrijfsopbrengsten2 |
||
|
Kosten voor grondstoffen en hulpmiddelen |
||
|
Lonen en salarissen3 |
||
|
Waardecorrecties |
||
|
Overige bedrijfskosten4 |
||
|
Som der bedrijfslasten |
||
|
Resultaat voor belastingen |
||
|
Belastingen5 |
||
|
Resultaat na belastingen |
Onder de netto-omzet wordt verstaan de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen (artikel 2:377, zesde lid, BW).
Belastingen op resultaat en overige belastingen, voor zover niet opgenomen onder de eerdergenoemde posten.
|
Activa |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
A Vaste activa |
||
|
I Immateriële vaste activa |
||
|
II Materiële vaste activa |
||
|
III Financiële vaste activa |
||
|
B Vlottende activa |
||
|
I Voorraden |
||
|
II Vorderingen en overlopende activa |
||
|
III Effecten |
||
|
IV Liquide middelen |
||
|
Totaal activa |
|
Passiva |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
C Eigen vermogen |
||
|
I Gestort en opgevraagd kapitaal |
||
|
II Agio |
||
|
III Herwaarderingsreserve |
||
|
IV Wettelijke en statutaire reserves |
||
|
V Bestemmingsreserve |
||
|
VI Bestemmingsfonds |
||
|
VII Overige reserves |
||
|
VIII Onverdeelde winsten1 |
||
|
D Voorzieningen |
||
|
E Langlopende schulden (nog voor meer dan één jaar) |
||
|
F Kortlopende schulden (ten hoogste één jaar) en overlopende passiva |
||
|
Totaal passiva |
Bovenaan de balans wordt aangegeven of daarin de bestemming van het resultaat is verwerkt. Is de bestemming van het resultaat niet verwerkt, dan moet op de balans het resultaat na belastingen afzonderlijk worden vermeld als laatste post van het eigen vermogen.
TOELICHTING
|
Winst- en verliesrekening |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
Netto omzet1 |
||
|
Wijziging in voorraden gereed product en onderhanden werk ten opzichte van de voorafgaande balansdatum |
||
|
Geactiveerde productie voor het eigen bedrijf |
||
|
Overige bedrijfsopbrengsten2 |
||
|
Som der bedrijfsopbrengsten |
||
|
Kosten van grond- en hulpstoffen |
||
|
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten3 |
||
|
Lonen en salarissen4 |
||
|
Sociale lasten |
||
|
Pensioenlasten |
||
|
Afschrijvingen op immateriële vaste activa en materiële vaste activa |
||
|
Overige waardevermindering immateriële vaste activa en materiële vaste activa |
||
|
Bijzondere waardevermindering van vlottende activa |
||
|
Overige bedrijfskosten5 |
||
|
Som der bedrijfslasten |
||
|
Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren en van effecten |
||
|
Andere rentebaten en soortgelijke opbrengsten |
||
|
Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren en van effecten |
||
|
Rentelasten en soortgelijke kosten |
||
|
Resultaat voor belastingen |
||
|
Belastingen6 |
||
|
Aandeel in winst/verlies van ondernemingen waarin wordt deelgenomen |
||
|
Resultaat na belastingen |
Onder de netto-omzet wordt verstaan de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen (artikel 2:377, zesde lid, BW).
Zogenoemde ‘Personeel niet in loondienst’ (PNIL), waaronder uitzendkrachten, gedetacheerden, zelfstandige zonder personeel (zzp’ers) en onderaannemers.
Belastingen op resultaat en overige belastingen, voor zover niet opgenomen onder de eerdergenoemde posten.
TOELICHTING
|
Activa |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
A Vaste activa |
||
|
I Immateriële vaste activa |
||
|
1. kosten van oprichting en uitgifte van aandelen |
||
|
2. kosten van ontwikkeling |
||
|
3. concessies, vergunningen en intellectuele eigendom |
||
|
4. goodwill |
||
|
5. vooruitbetaald op immateriële vaste activa |
||
|
II Materiële vaste activa |
||
|
1. bedrijfsgebouwen en -terreinen |
||
|
2. machines en installaties |
||
|
3. andere vaste bedrijfsmiddelen |
||
|
4. vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering en vooruitbetaald op materiële vaste activa |
||
|
5. niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar |
||
|
III Financiële vaste activa |
||
|
1. deelnemingen in groepsmaatschappijen |
||
|
2. vorderingen op groepsmaatschappijen |
||
|
3. andere deelnemingen |
||
|
4. vorderingen op participanten en op maatschappijen waarin wordt deelgenomen |
||
|
5. overige effecten |
||
|
6. overige vorderingen |
||
|
B Vlottende activa |
||
|
I Voorraden |
||
|
1. grond- en hulpstoffen |
||
|
2. onderhanden werk |
||
|
3. gereed product en handelsgoederen |
||
|
4. vooruitbetaald op voorraden |
||
|
II Vorderingen |
||
|
1. op handelsdebiteuren |
||
|
2. op groepsmaatschappijen |
||
|
3. op participanten en op maatschappijen waarin wordt deelgenomen |
||
|
4. overige vorderingen |
||
|
5. van aandeelhouders opgevraagde stortingen |
||
|
6. overlopende activa |
||
|
III Effecten |
||
|
IV Liquide middelen |
||
|
Totaal activa |
|
Passiva |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
C Eigen vermogen |
||
|
I Gestort en opgevraagd kapitaal |
||
|
II Agio |
||
|
III Herwaarderingsreserve |
||
|
IV Wettelijke en statutaire reserve |
||
|
1. Wettelijke |
||
|
2. Statutaire |
||
|
V Bestemmingsreserve |
||
|
VI Bestemmingsfonds |
||
|
VII Overige reserves |
||
|
VIII Onverdeelde winst1 |
||
|
D Voorzieningen |
||
|
1. voor pensioenen |
||
|
2. voor belastingen |
||
|
3. overige |
||
|
E Langlopende schulden (nog voor meer dan een jaar) |
||
|
1. converteerbare leningen |
||
|
2. andere obligatieleningen en onderhandse leningen |
||
|
3. schulden aan banken |
||
|
4. vooruit ontvangen op bestellingen |
||
|
5. schulden aan leveranciers en handelskredieten |
||
|
6. te betalen wissels en cheques |
||
|
7. schulden aan groepsmaatschappijen |
||
|
8. schulden aan participanten en aan maatschappijen waarin wordt deelgenomen |
||
|
9. belastingen en premies sociale verzekeringen |
||
|
10. schulden ter zake van pensioenen |
||
|
11. overige schulden |
||
|
12. overige passiva |
||
|
F Kortlopende schulden (ten hoogste 1 jaar) en overlopende passiva |
||
|
1. converteerbare leningen |
||
|
2. andere obligaties en onderhandse leningen |
||
|
3. schulden aan banken |
||
|
4. vooruit ontvangen op bestellingen |
||
|
5. schulden aan leveranciers en handelskredieten |
||
|
6. te betalen wissels en cheques |
||
|
7. schulden aan groepsmaatschappijen |
||
|
8. schulden aan participanten en aan maatschappijen waarin wordt deelgenomen |
||
|
9. belastingen en premies sociale verzekeringen |
||
|
10. schulden ter zake van pensioenen |
||
|
11. overige schulden |
||
|
12. overige passiva |
||
|
Totaal passiva |
Bovenaan de balans wordt aangegeven of daarin de bestemming van het resultaat is verwerkt. Is de bestemming van het resultaat niet verwerkt, dan moet op de balans het resultaat na belastingen afzonderlijk worden vermeld als laatste post van het eigen vermogen.
TOELICHTING
|
Winst- en verliesrekening |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp of uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering |
||
|
Baten Jeugdwet |
||
|
Subsidie jeugdhulpverlening1 |
||
|
Baten uit onderaanneming2 |
||
|
Baten uit Veilig Thuis 3 |
||
|
Baten uit onderwijs |
||
|
Andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten4 |
||
|
Netto omzet5 |
||
|
Wijziging in voorraden gereed product en onderhanden werk ten opzichte van de voorafgaande balansdatum |
||
|
Geactiveerde productie voor het eigen bedrijf |
||
|
Overige bedrijfsopbrengsten6 |
||
|
Som der bedrijfsopbrengsten |
||
|
Kosten van grond- en hulpstoffen |
||
|
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten7 |
||
|
Lonen en salarissen8 |
||
|
Sociale lasten |
||
|
Pensioenlasten |
||
|
Afschrijvingen op immateriële vaste activa en materiële vaste activa |
||
|
Overige waardevermindering immateriële vaste activa en materiële vaste activa |
||
|
Bijzondere waardevermindering van vlottende activa |
||
|
Overige bedrijfskosten9 |
||
|
Som der bedrijfslasten |
||
|
Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren en van effecten |
||
|
Andere rentebaten en soortgelijke opbrengsten |
||
|
Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren en van effecten |
||
|
Rentelasten en soortgelijke kosten |
||
|
Resultaat voor belastingen |
||
|
Belastingen10 |
||
|
Aandeel in winst/verlies van ondernemingen waarin wordt deelgenomen |
||
|
Resultaat na belastingen |
Uitsluitend invullen indien jeugdzorgwerkzaamheden worden verricht in onderaanneming. Daarvan is sprake als een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling een contractuele relatie met de hoofdaannemer heeft om jeugdzorg te verlenen en geen contractuele verplichtingen heeft met een gemeente.
Baten Veilig Thuis zijn de baten dan uit een Veilig Thuis-organisatie als bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Baten uit andere beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten dan het verlenen van jeugdhulp of het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering of Veilig Thuis, zoals commerciële activiteiten of overige opbrengsten uit maatschappelijke ondersteuning (artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015).
Onder de netto-omzet wordt verstaan de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen (artikel 2:377, zesde lid, BW).
Zogenoemde ‘Personeel niet in loondienst’ (PNIL), waaronder uitzendkrachten, gedetacheerden, zelfstandige zonder personeel (zzp’ers) en onderaannemers.
Belastingen op resultaat en overige belastingen, voor zover niet opgenomen onder de eerdergenoemde posten.
|
Resultaatbestemming1 |
Bedrag in euro’s toevoeging |
Bedrag in euro’s onttrekking |
|---|---|---|
|
II Agio |
||
|
III Herwaarderingsreserve |
||
|
IV Wettelijke en statutaire reserve |
||
|
1. Wettelijke reserve |
||
|
2. Statutaire reserve |
||
|
V Bestemmingsreserve |
||
|
VI Bestemmingsfonds |
||
|
VII Overige reserves |
||
|
VIII Overdeelde winst |
||
|
Indien de bestemming van het resultaat nog niet vaststaat het voorstel daartoe. |
Tekstveld |
|
De jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling moet hier opgave doen van de bestemming van de winst of de verwerking van het verlies, of, zolang deze niet vaststaat, het voorstel daartoe (overeenkomstig artikel 2:380c BW).
TOELICHTING
De financiële verantwoording geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat, alsmede voor zover de aard van een financiële verantwoording dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de jeugdhulpaanbieder. De balans en staat van baten en lasten met de toelichting geven getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het vermogen, respectievelijk het resultaat van het boekjaar en zijn samenstelling in actief- en passiefposten op het einde van het boekjaar, respectievelijk de afleiding uit de posten van baten en lasten weer. De baten en lasten van het boekjaar zijn in de staat van baten en lasten opgenomen, onverschillig of zij tot ontvangsten of uitgaven in dat boekjaar hebben geleid.
De onderstaande modellen schrijven voor welke posten minimaal moeten worden opgenomen in een balans en een staat van baten en lasten. Het toevoegen van posten is toegestaan.
Op de grondslagen van waardering en de bepaling van het resultaat, is het bepaalde bij en krachtens de artikelen 384, 385, uitgezonderd het vijfde lid, 386, uitgezonderd het derde lid, 387, 388, 389, uitgezonderd het vierde, vijfde en tiende lid, en 390, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing. Waardering van activa en passiva tegen marktwaarde is voor jeugdhulpaanbieders als bedoeld in artikel 4, eerste lid, niet toegestaan.
|
Activa |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
A Vaste activa |
||
|
B Vlottende activa |
||
|
Totaal activa |
|
Passiva |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
C Eigen vermogen |
||
|
D Voorzieningen |
||
|
E Langlopende schulden (nog voor meer dan één jaar) |
||
|
F Kortlopende schulden (ten hoogste één jaar) |
||
|
Totaal passiva |
Vermelding dat er geen overlopende activa en passiva met betrekking tot de overige bedrijfskosten zijn opgenomen.
|
Beperkte staat van baten en lasten |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
BEDRIJFSBATEN |
||
|
Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp |
||
|
Andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten1 |
||
|
Overige bedrijfsopbrengsten2 |
||
|
Som der bedrijfsbaten |
||
|
BEDRIJFSLASTEN |
||
|
Kosten voor grondstoffen en hulpmiddelen |
||
|
Lonen en salarissen3 |
||
|
Waardecorrecties |
||
|
Overige bedrijfskosten4 |
||
|
Som der bedrijfslasten |
||
|
Bedrijfsresultaat |
Baten uit andere beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten dan het verlenen van jeugdhulp, zoals commerciële activiteiten of overige opbrengsten uit maatschappelijke ondersteuning (artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015).
|
Activa |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
A. Vaste activa |
||
|
I Immateriële vaste activa |
||
|
II Materiële vaste activa |
||
|
II Financiële vaste activa |
||
|
B Vlottende activa |
||
|
I Voorraden |
||
|
II Vorderingen en overlopende activa |
||
|
III Effecten |
||
|
IV Liquide middelen |
||
|
Totaal activa |
|
Passiva |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
C Eigen vermogen |
||
|
D Voorzieningen |
||
|
E Langlopende schulden (nog voor meer dan één jaar) |
||
|
F Kortlopende schulden (ten hoogste één jaar) en overlopende passiva |
||
|
Totaal passiva |
|
Staat van baten en lasten |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
BEDRIJFSBATEN |
||
|
Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp |
||
|
Andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten1 |
||
|
Overige bedrijfsopbrengsten2 |
||
|
Som der bedrijfsbaten |
||
|
BEDRIJFSLASTEN |
||
|
Kosten van grond- en hulpstoffen |
||
|
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten3 |
||
|
Lonen en salarissen4 |
||
|
Sociale lasten |
||
|
Pensioenlasten |
||
|
Afschrijvingen op immateriële vaste activa en materiële vaste activa |
||
|
Overige waardevermindering immateriële vaste activa en materiële vaste activa |
||
|
Bijzondere waardevermindering van vlottende activa |
||
|
Overige bedrijfskosten5 |
||
|
Som der bedrijfslasten |
||
|
Bedrijfsresultaat |
||
|
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN |
||
|
Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren en van effecten |
||
|
Andere rentebaten en soortgelijke opbrengsten |
||
|
Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren en van effecten |
||
|
Rentelasten en soortgelijke kosten |
||
|
Resultaat |
Baten uit andere beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten dan het verlenen van jeugdhulp, zoals commerciële activiteiten of overige opbrengsten uit maatschappelijke ondersteuning (artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015).
Zogenoemde ‘Personeel niet in loondienst’ (PNIL), waaronder uitzendkrachten, gedetacheerden, zelfstandige zonder personeel (zzp’ers) en onderaannemers.
TOELICHTING
In de toelichting vermeldt de jeugdhulpaanbieder het volgende:
– informatie over de toegepaste waarderingsgrondslagen en de af- en bijboekingen op de herwaarderingsreserve;
– de actuele waarde van financiële instrumenten1;
– indien de jeugdhulpaanbieder niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’ en financiële derivaten heeft aangetrokken, in ieder geval de informatie, genoemd in artikel 3;
– het totaalbedrag van alle financiële verplichtingen, garanties en onvoorziene gebeurtenissen die niet in de balans zijn opgenomen;
– leningen, voorschotten en garanties die zijn verleend aan de eigenaar, gezamenlijke vennoten, gezamenlijke maten en de namen van de leden van de interne toezichthouder;
– het bedrag en de aard van baten- en lastenposten die van uitzonderlijke omvang zijn of in uitzonderlijke mate voorkomen;
– een toelichting op schulden met een looptijd van meer dan vijf jaar en schulden waarvoor de jeugdhulpaanbieder zakelijke zekerheid heeft gesteld;
– melding van het gemiddelde aantal bij de jeugdhulpaanbieder werkzame werknemers gedurende het boekjaar.
|
Activa |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar 20XX |
|---|---|---|
|
A. Vaste activa |
||
|
I Immateriële vaste activa |
||
|
II Materiële vaste activa |
||
|
III Financiële vaste activa |
||
|
B Vlottende activa en overlopende activa |
||
|
I Voorraden |
||
|
II Vorderingen |
||
|
III Effecten |
||
|
IV Liquide middelen |
||
|
Totaal activa |
|
Passiva |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar 20XX |
|---|---|---|
|
C Eigen vermogen |
||
|
D Voorzieningen |
||
|
E Langlopende schulden (nog meer dan één jaar) en overlopende passiva |
||
|
F Kortlopende schulden (ten hoogste één jaar) en overlopende passiva |
||
|
Totaal passiva |
|
Staat van baten en lasten |
Bedrag in euro’s boekjaar 20XX |
Bedrag in euro’s vorig boekjaar |
|---|---|---|
|
BEDRIJFSBATEN |
||
|
Baten uit beroeps- of bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp |
||
|
Subsidie voor jeugdhulpverlening1 |
||
|
Baten uit onderaanneming2 |
||
|
Andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten3 |
||
|
Overige bedrijfsopbrengsten4 |
||
|
Som der bedrijfsbaten |
||
|
BEDRIJFSLASTEN |
||
|
Kosten van grond- en hulpstoffen |
||
|
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten5 |
||
|
Lonen en salarissen6 |
||
|
Sociale lasten |
||
|
Pensioenlasten |
||
|
Afschrijvingen op immateriële vaste activa en materiële vaste activa |
||
|
Overige waardevermindering immateriële vaste activa en materiële vaste activa |
||
|
Bijzondere waardevermindering van vlottende activa |
||
|
Overige bedrijfskosten7 |
||
|
Som der bedrijfslasten |
||
|
Bedrijfsresultaat |
||
|
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN |
||
|
Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren en van effecten |
||
|
Andere rentebaten en soortgelijke opbrengsten |
||
|
Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren en van effecten |
||
|
Rentelasten en soortgelijke kosten |
||
|
Resultaat |
Uitsluitend invullen indien jeugdhulpwerkzaamheden worden verricht in onderaanneming. Daarvan is sprake als een jeugdhulpaanbieder een contractuele relatie met de hoofdaannemer heeft om jeugdhulp te verlenen en geen contractuele verplichtingen heeft met een gemeente.
Baten uit andere beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten dan het verlenen van jeugdhulp, zoals commerciële activiteiten of overige opbrengsten uit maatschappelijke ondersteuning (artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015).
Zogenoemde ‘Personeel niet in loondienst’ (PNIL), waaronder uitzendkrachten, gedetacheerden, zelfstandige zonder personeel (zzp’ers) en onderaannemers.
TOELICHTING
In de toelichting vermeldt de jeugdhulpaanbieder in ieder geval het volgende:
– informatie over de toegepaste waarderingsgrondslagen en de af- en bijboekingen op de herwaarderingsreserve;
– de actuele waarde van financiële instrumenten2;
– indien de jeugdhulpaanbieder niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’ en financiële derivaten heeft aangetrokken, in ieder geval de informatie, genoemd in artikel 3;
– het totaalbedrag van alle financiële verplichtingen, garanties en onvoorziene gebeurtenissen die niet in de balans zijn opgenomen;
– leningen, voorschotten en garanties die zijn verleend aan de eigenaar, gezamenlijke vennoten, gezamenlijke maten en de namen van de leden van de interne toezichthouder;
– het bedrag en de aard van baten- en lastenposten die van uitzonderlijke omvang zijn of in uitzonderlijke mate voorkomen;
– een toelichting op schulden met een looptijd van meer dan vijf jaar en schulden waarvoor de zorgaanbieder zakelijke zekerheid heeft gesteld;
– melding van het gemiddelde aantal bij de jeugdhulpaanbieder werkzame werknemers gedurende het boekjaar.
Vanuit de maatschappelijke en politieke wens om de transparantie in de jeugdsector te vergroten, zijn ook micro, kleine, middelgrote en grote eenmanszaken verplicht om zich jaarlijks te verantwoorden door het openbaar maken van een jaarverantwoording. Een financiële ratio is een verhoudingsgetal dat is samengesteld uit financieel-economische gegevens uit de balans en staat van baten en lasten van eenmanszaken. Reden om voor eenmanszaken geen balans en staat van baten en lasten dwingend voor te schrijven is om te voorkomen dat de eigenaar zijn inkomen voor een ieder openbaar moet maken. Voor het berekenen van de financiële ratio’s zijn fiscale waarderingsgrondslagen niet toegestaan.
Om een indruk te krijgen van de financiële gezondheid van uw organisatie in het afgelopen jaar, dient u de hiernavolgende indicatoren in te vullen.
|
Rentabiliteit1 |
Ratio |
|
Liquiditeit2 |
Ratio |
|
Solvabiliteit3 |
Ratio |
|
Personeelskostenratio4 |
Ratio |
|
Jeugdhulpopbrengstenratio5 |
Ratio |
|
Budgetratio6 |
Ratio |
Current ratio: vlottende activa inclusief liquide middelen gedeeld door totaal kortlopende schulden.
TOELICHTING
Indien de ratio’s een vertekend beeld geven van de eenmanszaak, dan moet de jeugdhulpaanbieder dit toelichten. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van de verkoop van een bedrijfspand waardoor de bedrijfsopbrengsten over het boekjaar erg hoog zijn en daardoor de personeelskostenratio erg laag is. In andere gevallen mag de jeugdhulpaanbieder indien gewenst een toelichting opnemen op de financiële ratio’s.
In deze bijlage wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten vragenlijsten:
1. de vragenlijst 1 die van toepassing is op micro jeugdhulpaanbieders als bedoeld in artikel 4, waarbij voor jeugdhulpaanbieders als bedoeld in artikel 2, derde lid, en vierde lid voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten; en
2. de vragenlijst 2 die van toepassing is op kleine, middelgrote en grote jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen.
In beide vragenlijsten staan vragen over de bedrijfsvoering van de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling. De vragen gaan over het boekjaar, tenzij anders staat aangegeven. De antwoorden op deze vragen geven, naast de financiële verantwoording, een indicatie over het functioneren van de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling. Deze vragenlijsten zijn een verplicht onderdeel van de jaarverantwoording.
Vragenlijst 1: Openbare vragenlijst voor micro jeugdhulpaanbieders
Vraag 1 – Identificerende gegevens
Voor de routering in DigiMV is het van belang om een jeugdhulpaanbieder te kunnen identificeren. Zo krijgt u ook geen vragen voorgelegd die niet van toepassing zijn. Na toestemming van de jeugdhulpaanbieder worden de identificerende gegevens, voor zover bekend, uit het voorgaande boekjaar of het handelsregister van de Kamer van Koophandel (afgekort KVK) automatisch in onderstaande invultabel geüpload. De jeugdhulpaanbieder controleert deze gegevens en informatie. Wanneer de vooringevulde gegevens en informatie niet correct zijn, moet de jeugdhulpaanbieder de niet-correcte gegevens en informatie in het handelsregister wijzigen. De jeugdhulpaanbieder is verplicht om de gegevens in het handelsregister juist, volledig en actueel te houden.
|
Naam van de jeugdhulpaanbieder |
Uit handelsregister |
|
Handelsregisternummer (KVK-nummer) |
Uit handelsregister |
|
SBI-code(s) van alle hoofd- en nevenvestigingen (activiteit(en)) |
Uit handelsregister |
|
Rechtsvorm of verband van natuurlijke personen |
Uit handelsregister • Eenmanszaak • Maatschap • Vennootschap onder firma (vof) • Commanditaire vennootschap (cv) • Stichting • Vereniging • Coöperatie • Onderlinge waarborgmaatschappij • Naamloze vennootschap (nv) • Besloten vennootschap (bv) • Publiekrechtelijke rechtspersoon • Kerkgenootschap • Buitenlandse rechtsvorm Overige organisatorische verbanden • Formeel buitenlandse vennootschap • Anders, namelijk (tekstveld) |
|
Maakt de jeugdhulpaanbieder gebruik van vrijstellingen naar omvang van het bedrijf van de jeugdhulpaanbieder? Uitleg: Er zijn in omvang vier categorieën van jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling: micro1, klein2, middelgroot3 en groot. De omvang van een jeugdhulpaanbieder is vooral bepalend voor de informatie die moet worden opgenomen in de jaarrekening en voor de bepaling of een bestuursverslag opgesteld moet worden, of er accountantscontrole nodig is (beide eisen gelden alleen voor middelgrote en grote jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen) en of er nog afzonderlijke jaarlijkse verslagen opgesteld moeten worden. Jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen die micro, klein of middelgroot zijn kunnen gebruik maken van diverse vrijstellingen. Ook kunnen micro jeugdhulpaanbieders volstaan met een beperkte vragenlijst in plaats van een uitgebreide vragenlijst. |
• Ja, de vrijstellingen voor micro • Ja, de vrijstellingen voor klein (de jeugdhulpaanbieder maakt de jaarverantwoording openbaar en vult vragenlijst 2 in, in plaats van 1) • Nee |
|
Een jeugdhulpaanbieder mag kiezen om de vrijstellingen van een grotere omvang dan de omvang van het bedrijf van de jeugdhulpaanbieder toe te passen. Het toepassen van vrijstellingen van een kleinere omvang dan de daadwerkelijke omvang van het bedrijf van de jeugdhulpaanbieder is niet toegestaan. |
|
|
Typering Jeugdwet (meerdere antwoorden mogelijk) |
Jeugdhulpaanbieder (Jeugdwet) • Ambulante jeugdhulp niet zijnde GGZ of Gehandicaptenzorg • Gesloten jeugdhulp • Uitsluitend pgb gefinancierd • Geestelijke gezondheidszorg • Gehandicaptenzorg Gecertificeerde instellingen (uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering) |
|
Beschikte de jeugdhulpaanbieder over één of meerdere cliëntenraden? Uitleg: Een cliënt kan via de cliëntenraad meepraten over het beleid van de jeugdhulpaanbieder. De cliëntenraad behartigt de belangen van cliënt en in de breedste zin van het woord. |
Ja/Nee |
Verwezen wordt naar de vereisten als bedoeld in artikel 4 van de wet en de vrijstellingen als bedoeld in artikel 5 van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet.
Verwezen wordt naar de vereisten als bedoeld in artikel 6 en de vrijstellingen als bedoeld in artikel 7 van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet.
Verwezen wordt naar de vereisten en vrijstellingen als bedoeld in artikel 8 van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet.
Vraag 2 – Aantallen jeugdhulpverleners
Het antwoord op deze vraag geeft, in samenhang met de financiële verantwoording, inzicht in de continuïteit van de jeugdhulpverlening.
|
Hoeveel jeugdhulpverleners verleenden jeugdhulp? Uitleg: Een jeugdhulpverlener is een natuurlijke persoon die beroepsmatig jeugdhulp verleent. Het gaat om het aantal personen en niet om aantal fte. Een jeugdhulpverlener die parttime werkt, telt dus als één jeugdhulpverlener. Ook uitbesteding van jeugdhulp wordt meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal jeugdhulpverleners bij deze onderaannemer meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder meerdere locaties heeft, wordt het aantal jeugdhulpverleners bij die locaties ook meegeteld. Het totaal aantal jeugdhulpverleners wordt per maand, gedurende het boekjaar (twaalf maanden), bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door twaalf maanden en naar beneden afgerond. Als een jeugdhulpaanbieder een verkort boekjaar heeft dan wordt per maand, gedurende het verkorte boekjaar, bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden van het verkorte boekjaar en naar beneden afgerond. |
Aantal |
Vraag 3 – Aantallen cliënten
Om de omvang van een jeugdhulpaanbieder te kunnen bepalen, worden vragen over het aantal cliënten gesteld.
|
Aan hoeveel unieke cliënten is jeugdhulp verleend? Uitleg: Als aan de cliënt jeugdhulp wordt verleend die wordt gefinancierd vanuit meerdere financieringsbronnen, zoals de Jeugdwet of een subsidie dan geldt dit als één unieke cliënt. Bij het aantal unieke cliënten wordt de uitbesteding van jeugdhulp meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal cliënten bij deze onderaannemer meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder meerdere locaties heeft, wordt het aantal cliënten van alle locaties bij elkaar opgeteld. |
Aantal |
Vraag 4 – Bestuursverklaring
De jeugdhulpaanbieder is zelf verantwoordelijk voor het tijdig, juist en volledig openbaar maken dan wel overleggen van de jaarverantwoording. Het voldoen aan de geldende wet- en regelgeving behoort een onderdeel te zijn van een beheerste bedrijfsvoering. De zorgautoriteit houdt toezicht en handhaaft op de tijdigheid, juistheid en volledigheid van de jaarverantwoording. Bij overtreding van deze verplichting kunnen de zorgautoriteit en Nederlandse Arbeidsinspectie kiezen voor een bestuursrechtelijke sanctionering (aanwijzing, boete, last onder dwangsom of bestuursdwang) of strafrechtelijke afdoening.
|
Ik verklaar/Wij1 verklaren dat de jaarverantwoording naar waarheid en volledig is openbaar gemaakt dan wel aan Onze Minister is overlegd, voldoet aan de vereisten van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugd en niet in strijd is met andere beschikbare gegevens en informatie. |
eHerkenning |
Hiermee wordt bedoeld: de bestuurder(s), venno(o)t(en), ma(a)t(en) of eigenaar die volledig bevoegd is/zijn om de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling buiten rechte te vertegenwoordigen.
Let op: Blijkt na deponering van de jaarverantwoording dat die in ernstige mate tekortschiet, dan meldt de jeugdhulpaanbieder dit onmiddellijk bij het CIBG via het elektronisch platform DigiMV.
Vragenlijst 2: Openbare vragenlijst voor kleine, middelgrote en grote jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen
Vraag 1 – Identificerende gegevens
Voor de routering in DigiMV is het van belang om de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling te kunnen identificeren. Zo krijgt u ook geen vragen voorgelegd die niet van toepassing zijn. Na toestemming van de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling worden de identificerende gegevens, voor zover bekend, uit het voorgaande boekjaar of het handelsregister van de Kamer van Koophandel (afgekort KVK) automatisch in onderstaande invultabel geüpload. De jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling controleert de openbaar te maken gegevens en informatie. Wanneer de vooringevulde gegevens en informatie niet correct zijn, moet de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling de niet-correcte gegevens of informatie in het handelsregister wijzigen. De jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling is verplicht om de gegevens in het handelsregister juist, volledig en actueel te houden.
|
Naam van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling |
Uit handelsregister |
|
Handelsregisternummer (KVK-nummer) |
Uit handelsregister (8 cijfers) |
|
SBI-code(s) van alle hoofd- en nevenvestigingen (activiteit(en)) |
Uit handelsregister |
|
Rechtsvorm of verband van natuurlijke personen |
Uit handelsregister • Eenmanszaak • Maatschap • Vennootschap onder firma (vof) • Commanditaire vennootschap (cv) • Stichting • Vereniging • Coöperatie • Onderlinge waarborgmaatschappij • Naamloze vennootschap (nv) • Besloten vennootschap (bv) • Publiekrechtelijke rechtspersoon • Kerkgenootschap • Buitenlandse rechtsvorm Overige verbanden • Formeel buitenlandse vennootschap • Anders, namelijk (tekstveld) |
|
Maakt de jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling gebruik van vrijstellingen naar omvang van het bedrijf van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling? Uitleg: Er zijn in omvang vier categorieën van jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling: micro1, klein2, middelgroot3 en groot. De omvang van een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling is vooral bepalend voor de informatie die moet worden opgenomen in de jaarrekening en voor de bepaling of een bestuursverslag opgesteld moet worden, of er accountantscontrole nodig is (beide eisen gelden alleen voor middelgrote en grote jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling) en of er nog afzonderlijke jaarlijkse verslagen opgesteld moeten worden. Jeugdhulpaanbieders of een gecertificeerde instellingen die micro, klein of middelgroot zijn kunnen gebruik maken van diverse vrijstellingen. Ook kunnen micro jeugdhulpaanbieders volstaan met een beperkte openbare vragenlijst in plaats van een uitgebreide openbare vragenlijst. |
• Ja, de vrijstellingen voor klein • Ja, de vrijstellingen voor middelgroot • Nee |
|
Een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling mag kiezen om de vrijstellingen van een grotere omvang dan de omvang van het bedrijf van de jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling toe te passen. Het toepassen van vrijstellingen van een kleinere omvang dan de daadwerkelijke omvang van het bedrijf van de jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling is niet toegestaan. |
|
|
Typering Jeugdwet (meerdere antwoorden mogelijk) |
Jeugdhulpaanbieder (Jeugdwet) • Ambulante jeugdhulp niet zijnde GGZ of Gehandicaptenzorg • Gesloten jeugdhulp • Uitsluitend pgb gefinancierd • Geestelijke gezondheidszorg • Gehandicaptenzorg Gecertificeerde instellingen (uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering) |
|
Nadere typering jeugd ggz |
• Behandeling zonder verblijf • Behandeling met verblijf • Kleinschalig wonen • Begeleid Zelfstandig Wonen/ambulante begeleiding • Dagactiviteiten • Verslavingszorg |
|
Nadere typering gehandicaptenzorg |
Somatische aandoening of beperking Psychiatrische aandoening Lichamelijke handicap Verstandelijke beperking Zintuigelijke handicap of communicatieve stoornis |
Verwezen wordt naar de vereisten als bedoeld in 4 van de wet en de vrijstellingen als bedoeld in 5 van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet.
Verwezen wordt naar de vereisten als bedoeld in artikel 6 en de vrijstellingen als bedoeld in artikel 7 van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet.
Verwezen wordt naar de vereisten en vrijstellingen als bedoeld in artikel 8 van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet.
Vraag 2 – Geconsolideerde of enkelvoudige informatie betreffende de bedrijfsvoering
De jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die een geconsolideerde jaarrekening3 opstelt, mag de informatie in deze vragenlijst geconsolideerd invullen. Als de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling dit doet, kunnen de overige jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen die zijn meegenomen binnen de geconsolideerde jaarrekening worden vrijgesteld tot het beantwoorden van de vragen over hun eigen bedrijfsvoering.
Let op: De jeugdhulpaanbieder die een groepshoofd of een hoofd van een groepsdeel is en de groepsmaatschappijen maken wel afzonderlijk de eigen financiële verantwoording openbaar.
|
Behoorde de jeugdhulpaanbieder tot een groep? Uitleg: Groep Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden. Groepshoofd of hoofd van een groepsdeel Een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, die aan het hoofd staat van zijn groep of groepsdeel waarop hij een overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover hij de centrale leiding heeft. Groepsmaatschappijen Groepsmaatschappijen zijn rechtspersonen en of vennootschappen die met elkaar in groepen zijn verbonden. |
Nee, de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling is geen onderdeel van een groep (alleen invullen door jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 2, eerste en derde lid) Zo nee, ga naar vraag 3. Ja, de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling is het groepshoofd of hoofd van een groepsdeel (alleen invullen door jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 2, eerste lid) Ga naar vraag 2B. Ja, de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling is een groepsmaatschappij (alleen invullen door jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 2, eerste lid en derde lid) Ga naar vraag 2C. |
|
B. Zo ja, de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling is het groepshoofd of een hoofd van een groepsdeel Beantwoordt de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling de vragen over de bedrijfsvoering geconsolideerd als groepshoofd voor de gehele groep van jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling, of als tussenholding voor een deel van de groep? |
Ja/Nee Zo nee, ga naar vraag 3. Zo ja, welke jeugdhulpaanbieder(s) of gecertificeerde instelling(en) in de groep zijn vrijgesteld van het beantwoorden van de vragen over de bedrijfsvoering? 1. Naam en handelsregisternummer 2. Naam en handelsregisternummer (etc.) Er wordt geen gebruik gemaakt van deze vrijstelling (Aanvinken) |
|
C. Zo ja, de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling is een groepsmaatschappij Is de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling vrijgesteld van de verplichting tot het beantwoorden van de vragen over zijn eigen bedrijfsvoering? Uitleg: Als het groepshoofd of hoofd van een groepsdeel de vragen over de bedrijfsvoering voor de hele groep (geconsolideerd) openbaar heeft gemaakt, kan de jeugdhulpaanbieder als groepsmaatschappij hiervan worden vrijgesteld. |
Ja/Nee Zo nee, ga naar vraag 3. Zo ja, welke jeugdhulpaanbieder gecertificeerde instelling heeft als groepshoofd of hoofd van een groepsdeel namens deze jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling de vragen over de bedrijfsvoering geconsolideerd openbaar gemaakt? Naam en handelsregisternummer Ga naar vraag 4 |
Vraag 3 – Vragen over de overige bedrijfsvoering van de jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling
a. Vragen over aantallen jeugdhulpverlener c.q. medewerker van de gecertificeerde instelling en wijze van jeugdhulpverlening c.q. uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
De antwoorden op de vragen over het personeel geven, in samenhang met de financiële verantwoording, inzicht in de continuïteit van de jeugdzorgverlening.
|
Hoeveel jeugdhulpverleners c.q. medewerkers van de gecertificeerde instelling verleenden gemiddeld per maand jeugdzorg? Uitleg: Onder jeugdhulpverlener verstaan we hier de natuurlijke persoon die beroeps- of bedrijfsmatig jeugdhulp verleent. Een medewerker van de gecertificeerde instelling voert kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering uit. Het gaat om het aantal personen en niet om aantal fte. Een jeugdhulpverlener c.q. medewerker van de gecertificeerde instelling die parttime werkt, telt dus als één. Ook uitbesteding van jeugdhulp c.q. kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering wordt meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal jeugdhulpverlener c.q. medewerker van de gecertificeerde instelling bij deze onderaannemer meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling meerdere locaties heeft, wordt het aantal jeugdhulpverleners c.q. medewerkers van de gecertificeerde instelling bij die locaties ook meegeteld. Het totaal aantal jeugdhulpverlener c.q. medewerker van de gecertificeerde instelling wordt per maand, gedurende het boekjaar (twaalf maanden), bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door twaalf maanden en naar beneden afgerond. Als een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling een verkort boekjaar heeft dan wordt per maand, gedurende het verkort boekjaar, bij elkaar opgeteld. Die uitkomst wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden van het verkorte boekjaar en naar beneden afgerond. |
Aantal |
|
Hoeveel vacatures stonden er op 31 december van het boekjaar open? |
Aantal |
|
Wat is het ziekteverzuimpercentage van de natuurlijke personen die beroeps- of bedrijfsmatig jeugdhulp verlenen in het boekjaar? |
% |
|
Is de jeugdhulpverlening c.q. uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering geheel of gedeeltelijk uitbesteed door de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling (d.w.z.: werd deze verricht in onderaanneming, inclusief door zelfstandige zonder personeel (zzp’ers) en leden van een coöperatie)? Uitleg: Een hoofdaannemer sluit de contracten of subsidierelatie met de gemeente waarin de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling zich verplicht tot het leveren van jeugdhulp c.q. het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Ook brengt de hoofdaannemer de tarieven in rekening ten aanzien van die contracten of subsidiebeschikking. De hoofdaannemer besteedt de te leveren jeugdhulp c.q. uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering geheel of gedeeltelijk uit aan de onderaannemer, zelfstandige zonder personeel (zzp’er) of leden van een coöperatie. Deze andere jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling verleent geheel of gedeeltelijk daadwerkelijk de jeugdhulp of voert kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uit, namens de hoofdaannemer. |
Bij ‘Gedeeltelijk’ wordt het percentage van de baten uit beroeps- of bedrijfsmatige jeugdzorgverlening gevraagd. ○ Geen ○ Gedeeltelijk, 0–25% ○ Gedeeltelijk, 26…50% ○ Gedeeltelijk, 51–75% ○ Gedeeltelijk, 76–99% ○ Geheel, 100% |
|
Heeft de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling geheel of gedeeltelijk jeugdhulp verleend c.q. kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uitgevoerd als onderaannemer? Uitleg: Bij onderaannemers kan worden gedacht aan jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die geen contractuele verplichtingen hebben tegenover de gemeente. Onderaannemers hebben alleen een contractuele relatie met de hoofdaannemer. Op basis daarvan brengt de onderaannemer alleen tarieven in rekening aan de hoofdaannemer. |
Bij ‘Gedeeltelijk’ wordt het percentage van de baten uit beroeps- of bedrijfsmatige jeugdzorgverlening gevraagd. ○ Geen ○ Gedeeltelijk, 0–25% ○ Gedeeltelijk, 26–50% ○ Gedeeltelijk, 51–75% ○ Gedeeltelijk, 76–99% ○ Geheel, 100% |
b. Aantal cliënten
Om de omvang van de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling te kunnen bepalen, worden vragen over het aantal cliënten gesteld.
|
Aan hoeveel unieke cliënten is in het boekjaar jeugdzorg verleend? Uitleg: Als aan de cliënt jeugdzorg wordt verleend die wordt gefinancierd vanuit meerdere financieringsbronnen, zoals de Jeugdwet of een subsidie dan geldt dit als één unieke cliënt. Bij het aantal unieke cliënten wordt de uitbesteding van jeugdzorg meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling bijvoorbeeld werkt met een onderaannemer, wordt het aantal cliënten bij deze onderaannemer of onderaannemers meegeteld. Als een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling meerdere locaties heeft, wordt het aantal cliënten van alle locaties bij elkaar opgeteld. |
Aantal |
Vraag 4 – Bestuursverklaring
De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling zijn zelf verantwoordelijk voor het voeren van de jaarverantwoording. Het voldoen aan de geldende wet- en regelgeving behoort een onderdeel te zijn van een beheerste bedrijfsvoering. De zorgautoriteit houdt toezicht en handhaaft op de tijdigheid, juistheid en volledigheid van de jaarverantwoording. Bij overtreding van deze verplichting kunnen de zorgautoriteit en Nederlandse Arbeidsinspectie kiezen voor een bestuursrechtelijke sanctionering (aanwijzing, boete, last onder dwangsom of bestuursdwang) of strafrechtelijke afdoening.4
|
Ik verklaar/Wij1 verklaren dat de jaarverantwoording naar waarheid en volledig is openbaar gemaakt, voldoet aan de vereisten van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugd en niet in strijd is met andere beschikbare gegevens en informatie. |
eHerkenning |
Hiermee wordt bedoeld: de bestuurder(s), venno(o)t(en), ma(a)t(en) of eigenaar die volledig bevoegd is/zijn om de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling buiten rechte te vertegenwoordigen. Of een persoon die gemachtigd is om de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling namens het bestuur te vertegenwoordigen.
Let op: Blijkt na deponering van de jaarverantwoording dat die in ernstige mate tekortschiet, dan meldt de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling dit onmiddellijk bij het CIBG via het elektronisch platform DigiMV.5
Door middel van onderstaand formulier kan de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling dat na deponering is gebleken dat de openbaar gemaakte of aan de Minister overlegde jaarverantwoording in ernstige mate tekortschiet. Het CIBG zal deze mededeling op de website www.jaarverantwoordingzorg.nl plaatsen. De openbaar gemaakte en aan de Minister overlegde jaarverantwoording wordt door het CIBG niet heropend of vervangen, tenzij het een publicatiefout van het CIBG of schending van de Algemene verordening gegevensbescherming betreft.
|
Boekjaar |
Jaartal |
|---|---|
|
Situatie 1: Ik meld/Wij1 melden onverwijld dat de door de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling openbaar gemaakte of aan de Minister overlegde jaarverantwoording in ernstige mate tekortschiet (anders dan situatie 2).2 |
Aanvinken |
|
Situatie 2: Ik meld/Wij melden onverwijld dat de financiële verantwoording of onderdelen van de daarbij te voegen informatie niet openbaar is/zijn gemaakt of aan de Minister zijn overlegd. |
Aanvinken Deponeren van de ontbrekende onderdelen: 1. financiële verantwoording en de toelichting daarop; 2. accountantsverklaring; 3. overige gegevens; 4. bestuursverslag; 5. verslag van de interne toezichthouder. |
|
Naam van de bestuurder(s), de venno(o)t(en), de ma(a)t(en) of de eigenaar van een eenmanszaak die volledig bevoegd is/zijn om de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling te vertegenwoordigen |
eHerkenning |
Hiermee wordt bedoeld: de bestuurder(s), venno(o)t(en), ma(a)t(en) of eigenaar die volledig bevoegd is/zijn om de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling buiten rechte te vertegenwoordigen
De jaarverantwoording schiet bijvoorbeeld in ernstige mate tekort bij een onjuiste waardering of resultaatbepaling, een onjuiste rubricering of een onjuiste of onvolledige toelichting of indien de andere informatie betreffende de bedrijfsvoering van de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling als bedoeld in Bijlage 4 in ernstige mate tekort schiet.
Beoogd wordt dat op 1 januari 2027 artikel 4.4.1 van de Jeugdwet in werking treedt. Dit artikel dat is opgenomen in de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg, bevat de verplichte openbare jaarverantwoording voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. De oude paragraaf 8.3 van de Jeugdwet wordt daartoe vervangen door een nieuw artikel 4.5.2 van de Jeugdwet. Dit artikel is grotendeels op de leest geschoeid van artikel 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) dat gaat over de openbare jaarverantwoording door zorgaanbieders.6 Zoals vermeld in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg is de verwachting dat de nieuwe regels omtrent de openbare jaarverantwoording leiden tot meer inzicht in de omzet en liquiditeit van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen.7
Concreet is het uitgangspunt dat jeugdhulpaanbieders – behalve solistisch werkende jeugdhulpverleners – en gecertificeerde instellingen jaarlijks over het voorgaande kalenderjaar een jaarverantwoording opstellen en die openbaar maken. De openbare jaarverantwoording bestaat op grond van artikel 4.5.2, tweede lid, van de Jeugdwet uit drie onderdelen:
– een financiële verantwoording;
– bij de financiële verantwoording te voegen informatie; en
– andere informatie betreffende de bedrijfsvoering van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling.
Op grond van artikel 4.5.2, derde lid, van de Jeugdwet worden bij ministeriële regeling regels gesteld ten aanzien van de openbare jaarverantwoording. Onderhavige regeling voorziet hierin.
In deze regeling worden ter uitwerking van artikel 4.5.2, tweede en derde lid, van de Jeugdwet regels gesteld over de precieze inhoud van de openbare jaarverantwoording, het door een accountant uit te voeren onderzoek van de financiële verantwoording en de wijze en het tijdstip waarop de jaarverantwoording openbaar moet worden gemaakt. Daarbij is gedifferentieerd naar de verschillende categorieën van jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen.8 Voorts bevat deze regeling een wijziging van de Regeling Jeugdwet omdat de bepalingen die in die regeling waren opgenomen over de jaarverantwoording kunnen vervallen.
Voor wat betreft de inhoud van en toelichting bij deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de Regeling openbare jaarverantwoording WMG. Daar waar relevant zijn verschillen nadrukkelijk toegelicht.
Op grond van de artikelen 4.5.2, vijfde lid, van de Jeugdwet en 40b, achtste lid, Wmg zijn de bepalingen van de Wmg en de Regeling openbare jaarverantwoording WMG van toepassing op zorgaanbieders die tevens jeugdhulpaanbieder zijn Deze zogenoemde combinatie-instellingen hoeven daardoor uitsluitend te voldoen aan de Regeling openbare jaarverantwoording WMG. Wanneer een aanbieder in een boekjaar uitsluitend jeugdhulp (en dus niet tevens zorg als bedoeld in de Wmg heeft verleend of is uitgezonderd in artikel 5a van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG (Bub WMG) dan geldt de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet. Met deze regeling wordt ook de Regeling openbare jaarverantwoording WMG aangepast om te voorzien in regels voor deze combinatie-instellingen.
Een openbare jaarverantwoording hoort bij een goede bedrijfsvoering. Het is van belang dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen investeren in een integere en professionele bedrijfsvoering en in mechanismen die borgen dat de bedrijfsvoering transparant, integer en beheerst is. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling zelf. Gelijk aan de zorgsector is het uitgangspunt dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen die met collectieve middelen bekostigd worden, aanspreekbaar zijn op de professionaliteit en de integriteit van hun bedrijfsvoering.9 De verplichting om een jaarverantwoording in zijn geheel openbaar te maken, zorgt ervoor dat een ieder hiervan kennis kan nemen, zodat een jeugdhulpaanbieder en een gecertificeerde instelling voor zijn hele organisatie kan worden aangesproken op de continuïteit van de verleende jeugdzorg10, alsmede de integriteit en professionaliteit van de bedrijfsvoering.
Het gaat bij de openbare jaarverantwoording om het afleggen van verantwoording aan de maatschappij in het algemeen (zoals journalisten, onderzoekers en maatschappelijke organisaties) en de betrokkenen c.q. belanghebbenden (stakeholders) in het bijzonder. De openbare jaarverantwoording betreft dus een maatschappelijke verantwoording van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen over de besteding van collectieve middelen. De openbare jaarverantwoording is bovendien van belang voor externe toezichthouders. Daarbij geeft de openbare jaarverantwoording een basisset aan financiële en bedrijfsmatige informatie, die de externe toezichthouders in staat stelt om effectiever risicogericht toezicht te houden. Ten slotte hebben ook andere betrokkenen/belanghebbenden (stakeholders) belang bij deze basisset, zoals gemeenten, intern toezichthouders en cliëntenraden. Hierbij geldt het adagium van ‘eenmalige aanlevering, meervoudig gebruik’.
Op grond van het voorgestelde artikel 9a.2 Jeugdwet wordt de NZa belast met een vroegsignaleringstaak. De NZa heeft in dit kader tot taak om vroegtijdig risico’s te signaleren voor een toereikend aanbod van specialistische jeugdhulp en van gecertificeerde instellingen of een reeds bestaand ontoereikend aanbod daarvan te signaleren. De gegevensuitvraag ten behoeve van de vroegsignalering door de NZa is met de Regeling verbetering beschikbaarheid jeugdzorg nader uitgewerkt in de Regeling Jeugdwet. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de NZa voor de vroegsignalering ook gebruik kan maken van de informatie en gegevens uit de openbare jaarverantwoording. De openbare jaarverantwoording betreft in tegenstelling tot de informatie die op grond van de Regeling Jeugdwet wordt uitgevraagd, maatschappelijke verantwoordingsinformatie die voor eenieder gratis en digitaal beschikbaar komt na afronding van het boekjaar. Omdat de openbare jaarverantwoording voor de vroegsignaleringstaken van de NZa in bepaalde gevallen te laat komt, is in de Regeling Jeugdwet geregeld dat de NZa ook actuele informatie gedurende het boekjaar kan ontvangen.
De financiële verantwoording, waaronder de toelichting omtrent de door de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling aangetrokken financiële derivaten, biedt een cijfermatig inzicht in de financiële toestand van de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling. Voor goed toezicht en meer transparantie in de jeugdzorgsector worden eenduidige modellen dwingend voorgeschreven. Meer uniformiteit draagt bij aan een beter inzicht in de zorgvuldige en verantwoorde besteding van collectieve middelen.11 Eenduidige modellen vergemakkelijken bovendien de vergelijking van de financiële situaties van verschillende jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen.
De hoofdregel is dat jeugdhulpaanbieders – met uitzondering van solistisch werkende jeugdhulpverleners – en gecertificeerde instellingen12 als financiële verantwoording een jaarrekening13 openbaar maken. Hierop zijn verschillende artikelen van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van overeenkomstige toepassing verklaard. In het artikelsgewijze deel van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan. Voor het inrichten van hun financiële jaarverantwoording moeten jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen gebruikmaken van de modellen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling. Deze modellen sluiten aan bij de modellen van het op het BW gebaseerde Besluit modellen jaarrekening en de bijlagen bij Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen (hierna: richtlijn 2013/34/EU). Het enige verschil is dat in aanvulling op het Besluit modellen jaarrekening inzicht wordt gegeven in de mate waarin de beroepsmatige en bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp of uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering tot de netto-omzet heeft bijgedragen. Voor dit inzicht is het nodig dat de baten op het gebied van verlening van jeugdhulp of uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering in elk geval worden onderscheiden van andere beroeps- of bedrijfsmatige baten. De jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling kan immers naast activiteiten die samenhangen met de jeugdhulpverlening of de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, ook andere beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten verrichten (te denken valt aan activiteiten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en aan commerciële activiteiten zoals het exploiteren van een boerenbedrijf, timmerbedrijf, horecabedrijf, winkel binnen het gebouw van de instelling, etc.).14 De netto-omzet van de beroepsmatige en bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp of uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering wordt vervolgens uitgesplitst naar financieringsbron. Deze extra verplichting ten opzichte van het BW is nodig om inzicht te krijgen in de financiële toestand van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling.
In afwijking van de hoofdregel moeten de meeste personenvennootschappen15 als financiële verantwoording een balans en staat van baten en lasten met toelichting opstellen. Ook op deze financiële verantwoording zijn sommige artikelen van titel 9 van Boek 2 van het BW van overeenkomstige toepassing verklaard in bijlage 2 van deze regeling. In het artikelsgewijze deel van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan. Op grond van artikel 3:15i, tweede lid, BW in samenhang gelezen met artikel 2:10, tweede lid, BW, geldt de verplichting tot het opstellen van een balans en staat van baten en lasten reeds voor eenieder die een bedrijf of zelfstandig beroep in Nederland uitoefent. Door hierbij aan te sluiten wordt beoogd om de verzwaring van de lasten zo beperkt mogelijk te houden. De balans en de staat van baten en lasten, alsmede de daarbij behorende toelichting, moeten worden ingericht conform de in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen modellen en regels. Volgens Model B van de bijlage moet ook inzicht worden gegeven in de mate waarin de beroepsmatige en bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp of uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering tot het totaal van de baten heeft bijgedragen.
Een andere afwijking van de hoofdregel betreft de financiële verantwoording door eenmanszaken.16 Deze moeten als financiële verantwoording een aantal financiële ratio’s openbaar maken die inzicht geven in de continuïteit en rechtmatigheid van de bedrijfsvoering. Deze financiële ratio’s geven de verhouding aan tussen bepaalde bedragen/aantallen uit de balans en staat van baten en lasten van eenmanszaken. De reden om voor eenmanszaken geen balans en staat van baten en lasten voor te schrijven is om te voorkomen dat de eigenaar van de eenmanszaak jaarlijks zijn eigen inkomen voor eenieder openbaar moet maken. Voor eenmanszaken is het resultaat, naast een vergoeding voor kapitaal, na aftrek van de inkomstenbelastingheffing, immers ook hun inkomen. Om te bewerkstelligen dat de maatschappij wel over het benodigde inzicht in de financiële toestand van de jeugdhulpaanbieder kan beschikken, wordt dwingend voorgeschreven op welke manier deze financiële ratio’s moeten zijn berekend.
In de jeugdzorgsector werken verschillende categorieën van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Vanwege deze diversiteit kunnen niet aan alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen dezelfde eisen worden gesteld omtrent de openbare jaarverantwoording. In artikel 4.5.2, vierde lid, van de Jeugdwet is daarom geregeld dat onderscheid kan worden gemaakt tussen verschillende categorieën van jeugdhulpaanbieders of. gecertificeerde instellingen. Om de openbare jaarverantwoording proportioneel te houden, wordt in deze regeling onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën van jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen naar rechtsvorm en omvang van het gehele bedrijf. Daarmee is aangesloten bij het uitgangspunt ‘Denk eerst klein – Een Small Business Act voor Europa’, dat ook ten grondslag ligt aan Richtlijn 2013/34/EU.
Verder is bij het toekennen van vrijstellingen rekening gehouden met Richtlijn 2013/34/EU. Op grond van deze richtlijn moet Nederland voor besloten- en naamloze vennootschappen (hierna: bv en nv) die een winstoogmerk hebben, alsmede voor een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma, waarvan alle beherende vennoten buitenlandse kapitaalvennoten zijn, een categorie van kleine jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen invoeren waarvan geen andere informatie wordt verlangd dan volgt uit deze Europese richtlijn.
Micro jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen
Voor de inrichting van de beperkte jaarrekening door micro rechtspersonen is in Bijlage 1, Modellen A en B, en de vrijstellingen in artikel 5 van deze regeling, in beginsel aangesloten bij artikel 2:395a BW en de bijlagen bij de EU-Richtlijn jaarrekening. Een beperkte balans bestaat daarom in principe alleen uit hoofdposten van de balans, zonder onderverdeling. Ook de winst- en verliesrekening mag worden beperkt tot een aantal posten. De beperkte jaarrekening is gelijk aan de zorgsector.
Voor micro personenvennootschappen zijn de modellen voor een beperkte balans en beperkte staat van baten en lasten ingevolge artikel 2, derde lid, van deze regeling dwingend voorgeschreven (bijlage 2, Modellen A en B). Deze beperkte financiële verantwoording is een beperktere versie van de balans en staat van baten en lasten die van toepassing is op kleine (bijlage 2, Modellen C en D), middelgrote en grote jeugdhulpaanbieders (bijlage 2, Modellen E en F). Er is geen reden om micro personenvennootschappen anders te behandelen dan micro rechtspersonen. Beide categorieën van jeugdhulpaanbieders voeren overwegend zelf de transparante financiële administratie als bedoeld in artikel 4.5.1 van de Jeugdwet en openbaren de jaarverantwoording zelfstandig bij het CIBG via het platform DigiMV. Omdat micro jeugdhulpaanbieders deze handelingen om kosten te besparen, in tegenstelling tot kleine jeugdhulpaanbieders als bedoeld in artikel 6, zonder administratiekantoor uitvoeren, is het gerechtvaardigd dat zij een beperkte jaarverantwoording openbaar maken.
Ook is aangesloten bij artikel 5a van het Besluit actuele waarden. Wanneer een lidstaat een speciaal regime voor micro jeugdhulpaanbieders vormgeeft, mag de lidstaat niet toestaan dat micro jeugdhulpaanbieders waardering van activa en passiva tegen marktwaarde (fair value) toepassen. Dit zou ertoe kunnen leiden dat er gedetailleerde informatie moet worden verstrekt ter verklaring van de grondslag waarop de fair value van bepaalde posten is vastgesteld. Deze waarderingswijze wordt daarom niet geschikt geacht binnen het regime voor micro jeugdhulpaanbieders, waarin de financiële verantwoording maar heel beperkt behoeft te worden toegelicht. Als een jeugdhulpaanbieder gebruik wil maken van waardering tegen marktwaarde van de activa en passiva, zal deze moeten kiezen voor het regime voor kleine jeugdhulpaanbieders als bedoeld in de artikelen 6 en 7. Deze regeling biedt deze mogelijkheid.
Kleine en middelgrote jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen
De jaarrekening van een kleine bv of nv moet beperkt zijn tot de balans, winst- en verliesrekening en toelichting bij de financiële overzichten.17 Tevens is de toelichting op de jaarrekening beperkt tot een maximum aantal onderwerpen.18
In de artikelen 6 en 8 van deze regeling zijn de vereisten opgenomen waaraan een jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling die op grond van artikel 2, eerste lid, een financiële verantwoording opstelt, moet voldoen om gebruik te kunnen maken van de vrijstellingen die gelden voor kleine, respectievelijk middelgrote jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen. Voor de inrichting van de balans voor de groep kleine jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen is in artikel 7 en bijlage 1, Model C, in beginsel aangesloten bij artikel 2:396 BW. Voor de groep middelgrote jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen is in artikel 8, derde lid, in beginsel aangesloten bij artikel 2:397 BW. Uitzonderingen zijn gemaakt vanwege het specifieke doel en karakter van de verantwoording in het kader van de Jeugdwet. Hierop wordt ingegaan in het artikelsgewijze toelichting op artikel 7. Ook wordt in de Jeugdwet geen onderscheid gemaakt tussen een opgemaakte jaarrekening en de openbaar te maken jaarrekening. Om de transparantie van de jeugdzorgsector te vergroten moet de op grond van het BW opgemaakte jaarrekening in zijn geheel openbaar gemaakt worden.
In onderstaande tabel zijn de vereisten voor de vrijstellingen naar omvang van het bedrijf van de jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling weergegeven.
|
Een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de volgende vereisten: |
Micro (artikel 4; vrijstelling geregeld in artikel 5) |
Klein (artikel 6; vrijstelling geregeld in artikel 7) |
Middelgroot (artikel 8; vrijstelling geregeld in het derde lid) |
Groot (artikel 2; geen vrijstellingen) |
|---|---|---|---|---|
|
De waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs |
<€ 450.000 |
€ 450.000–€ 7.500.000 |
€ 15.000.000–€ 25.000.000 |
meer dan € 25.000.000 |
|
De netto-omzet over het boekjaar |
<€ 900.000 |
€ 900.000–€ 15.000.000 |
€ 15.000.000–€ 50.000.000 |
bedraagt meer dan € 50.000.000 |
|
Het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar |
bedraagt minder dan 10 |
10–50 |
50–250 |
bedraagt 250 of meer |
Een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling moet op twee opeenvolgende balansdata aan twee van de drie vereisten voldoen, om gebruik te kunnen maken van de vrijstellingen, bedoeld in de artikelen 5, 7 en 8, derde lid. De in de artikelen 4, eerste lid 6, eerste lid, en 8, eerste lid gestelde eis dat de criteria van toepassing moeten zijn op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, is bedoeld om te voorkomen dat een incidentele situatie in een boekjaar bepalend wordt. Deze eis houdt in dat pas van de vrijstellingen gebruik gemaakt kan worden als twee jaar achterelkaar aan de criteria wordt voldaan. Om dezelfde reden valt een jeugdhulpaanbieder c.q. een gecertificeerde instelling pas onder de verplichting om aan het zwaardere regime voor de financiële verantwoording en daarbij te voegen informatie te voldoen, als op twee opeenvolgende balansdata niet meer aan de criteria is voldaan.
Indien een jeugdhulpaanbieder c.q. een gecertificeerde instelling conform artikel 2, eerste lid, een financiële verantwoording dient op te stellen, maar tevens is aan te merken als ‘micro jeugdhulpaanbieder’ of gecertificeerde instelling, ‘kleine jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling’ of als ‘middelgrote jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling’, gelden er voor die jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling dus vrijstellingen. Om eenduidige definities en begrippen in de jaarrekening te bewerkstelligen zijn de waarderingsgrondslagen dwingend voorgeschreven. Een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling kan daardoor niet de grondslagen voor de bepaling van de belastbare winst, bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, toepassen voor de waardering van de activa en passiva en voor de bepalingen van het resultaat.19 Hierdoor verantwoorden jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen op eenduidige en vergelijkbare wijze.
Een (middel)grote jeugdhulpaanbieder met rechtspersoonlijkheid die op grond van artikel 2, eerste lid, een jaarrekening moet opstellen en aan het hoofd staat van een groep of groepsdeel, dient als onderdeel van zijn financiële verantwoording in de regel ook, naast zijn enkelvoudige jaarrekening, een geconsolideerde jaarrekening openbaar te maken, waarin de eigen financiële gegevens en die van haar dochtermaatschappijen in de groep, andere groepsmaatschappijen en andere rechtspersonen waarop zij een overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover zij de centrale leiding heeft, zijn opgenomen. De geconsolideerde jaarrekening is de verantwoording waarin de activa, passiva, baten en lasten van de rechtspersonen en de vennootschappen die een groep of groepsdeel vormen, als één geheel zijn opgenomen. De geconsolideerde jaarrekening verschaft met andere woorden de financiële gegevens van juridisch zelfstandige rechtspersonen en vennootschappen als waren zij één onderneming. De geconsolideerde jaarrekening is in beginsel aan dezelfde wettelijke vereisten onderworpen als de enkelvoudige jaarrekening. Enkele specifieke regels zijn gesteld vanwege het specifieke karakter van de consolidatie, waaronder het van overeenkomstige toepassing verklaren van enkele bepalingen uit afdeling 13, titel 9, Boek 2 BW.
De verplichting tot consolidatie geldt niet voor gegevens van in de consolidatie te betrekken maatschappijen:
– wier gezamenlijke betekenis te verwaarlozen is op het geheel;
– waarvan de nodige gegevens slechts tegen onevenredige kosten of met grote vertraging te verkrijgen of te ramen zijn; of
– waarin het belang slechts wordt gehouden om te vervreemden.20
Verder is van belang dat er geen vrijstelling van de volledig ingerichte enkelvoudige winst- en verliesrekening voor topholdings vergelijkbaar met artikel 2:402 BW geldt en ook geen concernvrijstelling vergelijkbaar met artikel 2:403 BW (afdeling 12 is immers niet van overeenkomstige toepassing verklaard in deze regeling en in de regeling zijn dan ook geen vergelijkbare vrijstellingen opgenomen). Deze vrijstellingen zijn niet in de onderhavige regeling opgenomen, vanwege het belang van het vergroten van de transparantie van groepsstructuren in de jeugdzorgsector en het inzicht in de afzonderlijke groepsmaatschappijen die jeugdhulp verlenen of kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering uitvoeren.
Ingevolge artikel 9, derde lid, onderdeel b, geldt een vrijstelling voor het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening indien de financiële gegevens die de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling zou moeten consolideren zijn opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening die door een ander is opgesteld, mits die geconsolideerde jaarrekening is opgesteld conform artikel 9, vijfde en zesde lid, of titel 9 van boek 2 BW en door een jeugdhulpaanbieder c.q. een gecertificeerde instelling van die groep openbaar is gemaakt op de in artikel 15 voorgeschreven wijze. Indien van deze vrijstelling gebruik wordt gemaakt door een jeugdhulpaanbieder c.q. een gecertificeerde instelling in de groep, dan vermeldt deze jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling dit in de toelichting bij de eigen enkelvoudige jaarrekening en neemt hij een verwijzing op naar de geconsolideerde jaarrekening waarin de eigen gegevens zijn opgenomen.
|
Jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die is aan te merken als: (kort)/Levert aan |
Financiële verantwoording |
|---|---|
|
Grote rechtspersoon (artikel 2, eerste lid), alsmede commanditaire vennootschappen (hierna: cv’s) of vennootschappen onder firma (hierna: vof ’s) waarvan alle vennoten die volledig aansprakelijk zijn voor de schulden kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
– Enkelvoudige jaarrekening (Bijlage 1, Modellen E en F), hierop zijn de bepalingen van toepassing die zijn opgenomen in artikel 2, tweede lid, en artikel 3. – Als de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling aan het hoofd staat van een groep(sdeel) tevens een geconsolideerde jaarrekening, tenzij: 1. de groep is aan te merken als een kleine of micro groep; of 2. de financiële gegevens die de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling zou moeten consolideren zijn opgenomen in een geconsolideerde jaarrekening van een andere rechtspersoon of vennootschap en die jaarrekening voldoet aan de regeling, dan wel, indien die rechtspersoon of vennootschap geen jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling is, aan de regeling of titel 9 van Boek 2 van het BW, mits die geconsolideerde jaarrekening openbaar is gemaakt op de in artikel 15 voorgeschreven manier. Deze laatste consolidatie vrijstelling wordt vermeld in toelichting van eigen enkelvoudige jaarrekening. De geconsolideerde jaarrekening moet worden ingericht op dezelfde wijze als waarop ook de enkelvoudige financiële verantwoording moet worden ingericht met enkele aanpassingen vanwege het groepskarakter. |
|
Middelgrote rechtspersoon (artikel 2, eerste lid, onderdeel c), alsmede cv’s of vof ‘s waarvan alle vennoten die volledig aansprakelijk zijn voor de schulden kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
– Enkelvoudige jaarrekening (Bijlage 1, Modellen E en F). Op bijlage 1, Model E, mag de vrijstelling worden toegepast die in artikel 8, derde lid, is opgenomen. – Als de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling aan het hoofd staat van een groep(sdeel): tevens een geconsolideerde jaarrekening, tenzij: 1. de groep is aan te merken als een kleine of micro groep; of 2. de financiële gegevens die de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling zou moeten consolideren zijn opgenomen in een geconsolideerde jaarrekening van een andere rechtspersoon of vennootschap en die jaarrekening voldoet aan de regeling, dan wel, indien die rechtspersoon of vennootschap geen jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling is, aan de regeling of titel 9 van Boek 2 van het BW, mits die geconsolideerde jaarrekening openbaar is gemaakt op de in artikel 15 voorgeschreven manier. Deze laatste consolidatie vrijstelling wordt vermeld in toelichting van eigen enkelvoudige jaarrekening. De geconsolideerde jaarrekening moet worden ingericht op dezelfde wijze als waarop ook de enkelvoudige financiële verantwoording moet worden ingericht met enkele aanpassingen vanwege het groepskarakter. |
|
Kleine rechtspersoon (artikel 2, eerste lid, onderdeel b), alsmede cv’s of vof ‘s waarvan alle vennoten die volledig aansprakelijk zijn voor de schulden kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
– Enkelvoudige jaarrekening (Bijlage 1, Modellen C en D). – Als de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling aan het hoofd staat van een groep(sdeel): tevens een geconsolideerde jaarrekening, tenzij: 1. de groep is aan te merken als een kleine of micro groep; of 2. de financiële gegevens die de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling zou moeten consolideren zijn opgenomen in een geconsolideerde jaarrekening van een andere rechtspersoon of vennootschap en die jaarrekening voldoet aan de regeling, dan wel, indien die rechtspersoon of vennootschap geen de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling is, aan de regeling of titel 9 van Boek 2 van het BW, mits die geconsolideerde jaarrekening openbaar is gemaakt op de in artikel 15 voorgeschreven manier. Deze laatste consolidatie vrijstelling wordt vermeld in toelichting van eigen enkelvoudige jaarrekening. De geconsolideerde jaarrekening moet worden ingericht op dezelfde wijze als waarop ook de enkelvoudige financiële verantwoording moet worden ingericht met enkele aanpassingen vanwege het groepskarakter. |
|
Micro rechtspersoon (artikel 2, eerste lid, onderdeel a), alsmede cv’s of vof ‘s waarvan alle vennoten die volledig aansprakelijk zijn voor de schulden kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
Enkelvoudige jaarrekening (Bijlage 1, Modellen A en B). |
|
Grote personenvennootschap (artikel 2, derde lid, onderdeel a), m.u.v. cv’s of vof ‘s waarvan alle vennoten die volledig aansprakelijk zijn voor de schulden kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
Balans en staat van baten en lasten met toelichting (Bijlage 2, modellen E en F) |
|
Middelgrote personenvennootschap (artikel 2, derde lid, die voldoet aan de vereisten, bedoeld in art. 8), m.u.v. cv’s of vof ‘s waarvan alle vennoten die volledig aansprakelijk zijn voor de schulden kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
Balans en staat van baten en lasten met toelichting (Bijlage 2, modellen E en F) |
|
Kleine personenvennootschap (artikel 2, derde lid, onderdeel a, die voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 6), m.u.v. cv’s of vof ‘s waarvan alle vennoten die volledig aansprakelijk zijn voor de schulden kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
Balans en staat van baten en lasten met toelichting (Bijlage 2, modellen C en D) |
|
Micro personenvennootschap (artikel 2, derde lid, onderdeel a, die voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 4). |
Beperkte balans en staat van baten en lasten, zonder toelichting (Bijlage 2, modellen A en B) |
|
Eenmanszaak (artikel 2, vierde lid). |
Financiële ratio’s (Bijlage 3) |
|
Formeel buitenlandse vennootschap |
Jaarrekening (Bijlage 1, Modellen A en B of C en D; afhankelijk van de omvang van de formeel buitenlandse vennootschap) |
Grote en middelgrote jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen die een financiële verantwoording overeenkomstig artikel 2, eerste en derde lid, openbaar moeten maken, en formeel buitenlandse vennootschappen indien artikel 5, tweede lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen dit vereist, moeten bij hun financiële verantwoording een controleverklaring toevoegen. Deze entiteiten moeten ook op grond van het BW een controleverklaring laten opmaken. Voor (middel)grote personenvennootschappen wordt gelet op de omvang van de vennootschap een accountantscontrole opportuun geacht. Het openbaar maken van de controleverklaring is belangrijk voor het maatschappelijk verkeer. Maatschappelijke instanties, bedrijven en overheden moeten zich op basis van de accountantsverklaring op de hoogte kunnen stellen van de getrouwheid van de door jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen gepresenteerde financiële gegevens. Ten opzichte van personen die direct verantwoordelijk zijn voor de financiële bedrijfsvoering van de jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling (zoals eigenaars, de bestuurders en interne toezichthouders) hebben zij een informatieachterstand. De controleverklaring betekent een verbetering van hun informatiepositie doordat zij een redelijke mate van zekerheid verkrijgen over de betrouwbaarheid van de door de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling verstrekte financiële verantwoording, omdat de accountant een oordeel geeft over de getrouwheid van de door de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling gepresenteerde informatie.21 Bovendien behoort het tot de taak van een controlerend accountant om zich te vergewissen van de integriteit van zijn cliënt, alsmede gesignaleerde misstanden en complexe bedrijfs- en groepsstructuren bij de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling aan de orde te stellen.
Er zijn enkele categorieën van jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen die geen accountantscontrole op de financiële verantwoording en daarbij te voegen informatie hoeven te laten uitvoeren, namelijk eenmanszaken, micro en kleine jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en micro en kleine jeugdhulpaanbieders als bedoeld in artikel 2, derde lid, die voldoen aan de vereisten van artikel 4 of 6. De verplichte accountantsverklaringen voor micro jeugdhulpaanbieder (samenstellingsverklaring) en kleine jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen (beoordelingsverklaring) komen met deze regeling te vervallen, omdat is gebleken dat de regeldruk die verplichte accountantsverklaringen meebrengen, niet opweegt tegen de beperkte meerwaarde van dergelijke verklaringen voor deze categorieën van jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen. Een samenstellingsverklaring geeft geen mate van zekerheid over de juistheid van de financiële verantwoording (de accountant heeft de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling ondersteund bij het opstellen van de financiële verantwoording) en de beoordelingsverklaring een beperkte mate van zekerheid. Hierdoor is het vermijdbare regeldruk. Voor de jeugdzorgsector wordt aangesloten bij het beleid voor de zorgsector in de Regeling openbare jaarverantwoording WMG.
Bij eenmanszaken, micro jeugdhulpaanbieders en kleine jeugdhulpaanbieders c.q. de gecertificeerde instellingen, worden de administratieve handelingen in het algemeen verricht door dezelfde medewerkers die direct bij de jeugdzorg betrokken zijn. Deze jeugdhulpaanbieders c.q. de gecertificeerde instellingen beschikken in principe niet over gespecialiseerde medewerkers die namens de jeugdhulpaanbieders c.q. de gecertificeerde instellingen de financiële administratieve en ondersteunende werkzaamheden verrichten; derhalve is de voor de accountant benodigde functie scheiding voor een controleverklaring nauwelijks aanwezig. Door het geringe aantal werknemers kunnen de verantwoordelijkheden onvoldoende over de verschillende functies verspreid worden om op een bedrijfseconomisch verantwoorde wijze voldoende interne beheersmaatregelen en daarmee de functiescheiding in de financiële bedrijfsvoering in te bouwen. Het gevolg is dat de accountant in het algemeen een controleverklaring met oordeelonthouding zal afgeven. Dit betekent dat sprake is van meer dan 10% onzekerheden in de controle van materiële en diepgaande invloed. Ook zijn de verwachte accountantskosten voor de controleopdracht niet proportioneel ten opzichte van het beoogde doel (het verkrijgen van meer zekerheid over de betrouwbaarheid van de door de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling verstrekte financiële verantwoording). Bij deze jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen vindt de toereikende financiële controle plaats door de openbare jaarverantwoording aan de maatschappij als geheel (zoals journalisten en onderzoekers), gemeenten en externe toezichthouders. Het staat micro jeugdhulpaanbieders en kleine jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen overigens vrij om zelf ervoor te kiezen de financiële verantwoording te laten onderzoeken door een accountant, indien zij van mening zijn dat deze controle voor hen nuttig is in het zakelijk verkeer.
Vanuit het uitgangspunt om in deze regeling zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bepalingen omtrent de jaarverantwoording in het BW en de Regeling openbare jaarverantwoording WMG, worden vergelijkbare gegevens als bedoeld in artikel 2:392 BW verlangd van alle (middel)grote rechtspersonen als bedoeld in artikel 2, eerste lid. Het betreft de gegevens die zijn opgesomd in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, waarin wordt verwezen naar de overige gegevens als omschreven in artikel 392, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van Boek 2 BW.
Om inzicht te verwerven in de professionaliteit en integriteit van de bedrijfsvoering van de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling, wordt in het kader van deze regeling een bestuursverslag als belangrijk onderdeel bij de financiële verantwoording beschouwd.22 Het bestuursverslag moet voldoen aan de eisen van artikel 2:391 BW (met uitzondering van een aantal leden van dat artikel) en moet een getrouw overzicht geven van de ontwikkeling en de positie van het bedrijf van de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling, op een wijze die strookt met de omvang en de complexiteit van de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling. Daarbij is het bestuursverslag voor de horizontale verantwoording aan de maatschappij met tellende en vertellende indicatoren een belangrijk leesbaar instrument, omdat externe toezichthouders daardoor meer context krijgen bij de harde cijfers. Het bestuursverslag is verplicht voor (middel)grote rechtspersonen, (middel)grote personenvennootschappen, en jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen die een formeel buitenlandse vennootschap zijn.
De jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, mag tevens het bestuursverslag geconsolideerd toevoegen aan de geconsolideerde jaarrekening. Indien hij dit doet dan kunnen hijzelf en de jeugdhulpaanbieders c.q. de gecertificeerde instellingen, binnen zijn groep gebruikmaken van de vrijstelling van de verplichting om het eigen bestuursverslag toe te voegen aan de enkelvoudige jaarrekening.
Met de Implementatiewet Richtlijn openbaarmaking winstbelasting is artikel 2:391a BW ingevoegd. Op basis van het tweede en vijfde lid van dit artikel kunnen bij algemene maatregel van bestuur (hierna: amvb) en ministeriële regeling ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen regels worden gesteld omtrent het opstellen en openbaar maken van een afzonderlijk jaarlijks verslag en daarmee samenhangende verklaringen. Om in de jeugdhulpsector zoveel mogelijk aan te sluiten bij de systematiek van titel 9 Boek 2 BW en ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen zijn afzonderlijke jaarlijkse verslagen en verklaringen toegevoegd aan de opsomming van bij de financiële verantwoording te voegen informatie.
Aan de financiële verantwoording moet door de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling, ook een verslag van de onafhankelijke interne toezichthouder worden toegevoegd, indien de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling op grond van artikel 4.4.1 van de Jeugdwet over een interne toezichthouder dient te beschikken. Een eigen verslag dat door de interne toezichthouder is opgesteld, onderstreept de onafhankelijke positie die de interne toezichthouder inneemt ten opzichte van het bestuur c.q. de dagelijkse of algemene leiding. De interne toezichthouder legt hierin maatschappelijke verantwoording af over diens handelen en de resultaten van diens handelen. De interne toezichthouder vormt een belangrijke tegenmacht in de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling, en moet er o.a. op toezien of de hoofdlijnen van het strategisch beleid, algemene en financiële risico’s en beheers- en controlesysteem van de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling, bijdragen aan de maatschappelijke doelstelling van het verlenen van goede en betaalbare jeugdzorg.23 Er zijn geen inhoudelijke eisen gesteld aan dit verslag.
Indien een aanbieder niet over een interne toezichthouder op grond van artikel 3 van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) hoeft te beschikken, maar wel op grond van de 4.4.1. van de Jeugdwet dan voegt de aanbieder vanaf het tijdstip waarop hij over een interne toezichthouder op grond van de Jeugdwet dient te beschikken het verslag van de interne toezichthouder toe aan zijn financiële verantwoording op grond van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG. In deze regeling is daarop de Regeling openbare jaarverantwoording WMG aangepast.
|
Jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die is aan te merken als: (kort)/Levert aan: |
Accountantsverklaring |
Geen accountantsverklaring |
Overige gegevens |
Bestuursverslag |
Afzonderlijke verslagen en verklaringen |
Verslag van de interne toezichthouder |
|---|---|---|---|---|---|---|
|
Grote rechtspersoon (artikel 2, eerste lid), alsmede cv of vof waarvan alle vennoten die volledig jegens schuldeisers aansprakelijk zijn voor de schulden, kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
X |
X |
X Artikel 12, tweede lid: De jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, mag het bestuursverslag, geconsolideerd toevoegen aan de geconsolideerde jaarrekening. Artikel 12, derde lid: De jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling die behoort tot een groep waarvoor het bestuursverslag geconsolideerd is toegevoegd, hoeft niet het bestuursverslag, toe te voegen aan de eigen financiële verantwoording. |
X |
X Indien de jeugdhulpaanbie-der c.q. de gecertificeerde instelling op grond van artikel 4.4.1 van de Jeugdwet moet beschikken over een interne toezichthouder. |
|
|
Middelgrote rechtspersoon (artikel 2, eerste lid, onderdeel c), alsmede cv of vof waarvan alle vennoten die volledig jegens schuldeisers aansprakelijk zijn voor de schulden, kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
X |
X |
X Idem als bij grote rechtspersonen |
X |
X Idem als bij grote rechtspersoon |
|
|
Kleine rechtspersoon (artikel 2, eerste lid, onderdeel b), alsmede cv of vof waarvan alle vennoten die volledig jegens schuldeisers aansprakelijk zijn voor de schulden, kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
X |
X Idem als bij grote rechtspersoon |
||||
|
Micro rechtspersoon (artikel 2, eerste lid, onderdeel a), alsmede cv’s of vof ‘s waarvan alle vennoten die volledig aansprakelijk zijn voor de schulden kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
X Idem als bij grote rechtspersoon |
|||||
|
Grote personenvennootschap (artikel 2, derde lid), m.u.v. cv of vof waarvan alle vennoten die volledig jegens schuldeisers aansprakelijk zijn voor de schulden, kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
X |
X |
X |
X Indien de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling op grond van artikel 4.4.1 van de Jeugdwet, moet beschikken over een interne toezichthouder |
||
|
Middelgrote personenvennootschap (artikel 2, derde lid, die voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 8), m.u.v. cv of vof waarvan alle vennoten die volledig jegens schuldeisers aansprakelijk zijn voor de schulden, kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn. |
X |
X |
X |
X Idem als bij grote personenvennootschap |
||
|
Kleine personenvennootschap (artikel 2, derde lid, die voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 8), m.u.v. cv of vof waarvan alle vennoten die volledig jegens schuldeisers aansprakelijk zijn voor de schulden, kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn |
X |
X Idem als bij grote personenvennootschap |
||||
|
Micro personenvennootschap (artikel 2, derde lid, onderdeel a, die voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel. 4). |
X |
X Idem als bij grote personenvennootschap |
||||
|
Eenmanszaak (artikel 2, vierde lid). |
X |
X Indien de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling op grond van artikel 4.4.1 van de Jeugdwet moet beschikken over een interne toezichthouder |
||||
|
Formeel buitenlandse vennootschap |
X indien artikel 5, tweede lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen dit vereist |
X |
X |
X |
X Indien de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling op grond van artikel 4.4.1 van de Jeugdwet moet beschikken over een interne toezichthouder |
De in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, van de Jeugdwet bedoelde ‘andere informatie betreffende de bedrijfsvoering’ wordt door de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling verschaft overeenkomstig bijlage 4. Vanaf boekjaar 2026 verantwoorden alle jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen zich jaarlijks vóór 1 juni met de nieuwe vragenlijst. In het elektronische aanleverportaal wordt nadere uitleg over begrippen ingebouwd.
Uitgangspunt bij de uitvraag van deze ‘andere’ informatie is het principe ‘eenmaal aanleveren, meerdere malen gebruiken door meerdere gebruikers’. Omdat een groot aantal organisaties gebruik kan maken van de openbaar gemaakte data, hoeft de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling de informatie uit bijlage 4 niet afzonderlijk nog eens bij de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa), de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) en het Centraal bureau voor de statistiek (hierna: CBS) aan te leveren. De openbaarmaking van deze andere informatie betreffende de bedrijfsvoering op één plek volstaat.
De jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, mag tevens de andere informatie betreffende de bedrijfsvoering van de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling geconsolideerd vermelden. Indien hij dit doet dan kunnen hijzelf en de jeugdhulpaanbieders c.q. de gecertificeerde instellingen binnen zijn groep gebruikmaken van de vrijstelling van de verplichting om de andere informatie betreffende de bedrijfsvoering van de jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling enkelvoudig in het elektronisch aanleverportaal te vermelden. In het elektronisch aanleverportaal wordt gevraagd of de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling van deze vrijstelling gebruik maakt.
Op grond van artikel 15, eerste lid, geschiedt de openbaarmaking door deponering van de jaarverantwoording, die volledig in de Nederlandse taal en euro is opgesteld, bij het CIBG via elektronische weg op het platform DigiMV, waarna deze openbare jaarverantwoording gratis toegankelijk is voor eenieder op de website www.jaarverantwoordingzorg.nl.
De jaarverantwoording wordt door de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling openbaar gemaakt met inachtneming van hetgeen omtrent de financiële toestand tussen 31 december van het boekjaar en de datum van vaststelling is gebleken.
Als na het aanleveren van de jaarverantwoording blijkt, dat die in ernstige mate tekortschiet, dan meldt de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling dit onverwijld bij het CIBG via hetzelfde elektronische platform DigiMV door het invullen van een zogenoemde désaveuverklaring.24 Het is niet mogelijk dat de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling zelf de jaarverantwoordingsdata in DigiMV corrigeert. In dat geval is het voor de gebruikers immers niet transparant dat de eerder openbaar gemaakte data en de voor de data-analyse gebruikte data een ernstig gebrek bevatten. Op grond van artikel 16, vierde lid, en het model van Bijlage 5 moet de jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling in het geval dat de financiële verantwoording of onderdelen van de daarbij te voegen informatie in de openbaar gemaakte jaarverantwoording ontbreken, dit ernstig gebrek onverwijld via het elektronisch platform DigiMV melden en de ontbrekende onderdelen alsnog onverwijld via deze melding openbaren. Een voorbeeld van een ernstig gebrek aan de financiële verantwoording is de situatie dat de openbaar gemaakte financiële verantwoording met de toelichting daarop een leeg of verkeerd document betreft. Een tweede voorbeeld is een jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling die geen verslag van de interne toezichthouder via het elektronisch platform DigiMV openbaar heeft gemaakt, maar wel op grond van artikel 4.4.1 van de Jeugdwet over een interne toezichthouder zou moeten beschikken.
De openbaarmakingsplicht voor de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling geldt tot de datum dat deze ophoudt te bestaan. Met artikel 17 wordt geregeld dat na een rechtshandeling die ertoe leidt dat één of meer jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen ophouden te bestaan, de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling die bij de rechtshandeling partij was de gegevens en andere informatie over de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling die ophoudt te bestaan, in zijn eigen jaarverantwoording openbaart. Een dergelijk geval zal zich voordoen als gevolg van privaatrechtelijke rechtshandelingen zoals fusie, samenvoeging of splitsing. Ook kan gedacht worden aan publiekrechtelijke rechtshandelingen waarbij een jeugdhulpaanbieder c.q. een gecertificeerde instelling ophoudt te bestaan. Artikel 17 voorkomt dat over het boekjaar van een jeugdhulpaanbieder c.q. een gecertificeerde instellingen die ophoudt te bestaan, geen maatschappelijke verantwoording over de besteding van collectieve middelen wordt afgelegd, terwijl de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling die partij bij de rechtshandeling was de jeugdhulpverlening, dan wel de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen jeugdreclassering en de financiële bedrijfsvoering geheel of gedeeltelijk overneemt.
Het uitgangspunt van onderhavige regeling is dat als sprake is van één rechtspersoon, waarbinnen de bedrijfsonderdelen jeugdhulp en bekostigd onderwijs zijn ondergebracht, voor de jaarverantwoording of jaarverslaggeving de regels en wijze van openbaarmaking gelden die voor het grootste bedrijfsonderdeel gelden. Dat houdt in dat indien de netto-omzet van de jeugdhulpaanbieder gedurende twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien gedurende twee opeenvolgende balansdata voor een groter aandeel bestaat uit bekostigd onderwijs, dan uit jeugdhulp, de Regeling jaarverslaggeving onderwijs van overeenkomstige toepassing is op de jaarverantwoording van een jeugdhulpaanbieder. Deze laatste eis wordt gesteld zodat een incidentele situatie in een boekjaar niet bepalend is voor de wijze van afleggen van jaarverantwoording. Een jeugdhulpaanbieder valt onder de Regeling jaarverslaggeving onderwijs als hij in twee boekjaren meer heeft omgezet in het onderwijs dan in de verlening van jeugdhulp. Als hij in een volgend jaar meer jeugdhulpomzet heeft gemaakt dan onderwijsomzet, dan blijft hij onder de onderwijsregelgeving vallen, tot het moment dat hij twee jaar op rij meer jeugdhulpomzet heeft gemaakt. Vanaf dat moment valt hij onder deze regeling. Voor startende jeugdhulpaanbieders geldt dat de omzet van het eerste boekjaar bepalend is. Dus als een startende jeugdhulpaanbieder in zijn eerste boekjaar meer omzet uit onderwijs haalt dan uit jeugdhulp, moet hij zich de eerste twee boekjaren verantwoorden via de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het hier gehanteerde criterium van twee opeenvolgende balansdata is afgeleid uit onder meer afdeling 11 van Titel 9, Boek 2 BW en de artikelen 4 en 6 van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG.
Een onderwijsinstelling die zowel zorg als jeugdhulp verleent, past uitsluitend de bepalingen in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs dan wel Regeling openbare jaarverantwoording WMG toe.
Deze regeling geldt niet voor een zorgaanbieder die tevens jeugdhulpaanbieder is. In artikel 4.5.2, vijfde lid, van de Jeugdwet, is geregeld dat voor deze combinatie-instellingen de Regeling openbare jaarverantwoording WMG geldt. In die regeling zijn meerdere aanpassingen gedaan om de geleverde jeugdhulp toe te voegen aan de regeling. Deze categorie van aanbieders past onderhavige Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet niet toe. Dat bespaart de regeldruk voor deze categorie van aanbieders en maakt de regelgeving doenlijker.
Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer geldt op grond van artikel 8 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en heeft onder meer tot doel te beschermen tegen onnodige aantasting van de vrijheid en individualiteit van personen door toezicht en controle door de overheid. Dit geldt niet alleen voor natuurlijke personen, maar ook voor rechtspersonen en brengt onder meer mee dat de overheid alleen met een goede reden informatie openbaar maakt.
Een financiële verantwoording bevat in het algemeen geen informatie die vereenzelvigd kan worden met een natuurlijke persoon, met uitzondering van de bezoldiging van de dagelijkse of algemene leiding en de interne toezichthouder of bestuurders en commissarissen in het geval van een grote rechtspersoon. In het arrest van de Hoge Raad van 15 december 199225 is het volgende overwogen: ‘In ’s hofs overwegingen ligt het oordeel besloten dat de in artikel 2:394 BW vervatte plicht van de daar bedoelde rechtspersonen tot openbaarmaking van de jaarrekening zich slechts uitstrekt tot niet onder de bescherming van artikel 8, eerste lid, EVRM vallende gegevens met betrekking tot de door de rechtspersoon gedreven onderneming.’ Gegevens over ondernemingen zijn géén persoonsgegevens, omdat deze gegevens geen betrekking hebben op een natuurlijke persoon. Een uitzondering hierop is bijvoorbeeld de financiële verantwoording van de eenmanszaak. Bij een eenmanszaak wordt door het openbaar maken van het resultaat van de jeugdhulpaanbieder direct inzicht gegeven in het inkomen van de eigenaar (een natuurlijk persoon). De jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling kan er verder belang bij hebben bepaalde gegevens uit oogpunt van privacy niet openbaar te maken. De maatschappij in het algemeen (zoals journalisten, onderzoekers en maatschappelijke organisaties) kan juist behoefte hebben aan meer financiële en bedrijfsmatige informatie over de besteding van collectieve middelen.
Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is geen absoluut recht: onder bepaalde voorwaarden mag de overheid dit recht inperken. De eerste belangrijke voorwaarde is dat voor de inperking een wettelijke basis moet bestaan. Daarnaast moet de openbaarmaking noodzakelijk zijn. Voor deze grondrechten geldt dat beperkingen in de uitoefening van deze rechten slechts zijn toegestaan, voor zover bij de wet voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Onderdeel van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer is het recht op bescherming van persoonsgegevens.
Door de openbaarmakingsverplichting in artikel 4.5.2 van de Jeugdwet vast te leggen, is de verplichting bij wet voorzien, kenbaar en voorzienbaar. De beperking heeft een legitiem doel; deze wordt noodzakelijk geacht in onze democratische samenleving in het belang van het voorkomen van strafbare feiten, de toegankelijkheid, beschikbaarheid en betaalbaarheid van de jeugdzorg en voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De openbaarmakingsverplichting heeft tot doel om de financiële transparantie van de jeugdsector alsmede de informatiepositie van eenieder te waarborgen, zodat jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen door eenieder aangesproken kunnen worden op de besteding van collectieve middelen en de financiële bedrijfsvoering. In diverse casuïstiek stond de vraag centraal of zakelijke belangen van individuen te verenigen zijn met de belangen van jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen als geheel en met de daarmee verbonden maatschappelijke belangen: het leveren van kwalitatief goede en betaalbare jeugdzorg.
De openbaarmaking is noodzakelijk om dit doel te bereiken. Door de openbaarheid van informatie over bijvoorbeeld de dagelijkse of algemene leiding en interne toezichthouder van de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling kunnen personen of organisaties beter geïnformeerd besluiten of zij zaken willen doen met de bijbehorende jeugdhulpaanbieder c.q. bijbehorende gecertificeerde instelling. Het zal daarbij vaak gaan om personen die aanleiding geven om de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling niet te vertrouwen. Zo kunnen risico’s ontstaan bij een te grote verwevenheid tussen de verschillende rollen binnen en buiten een jeugdhulpaanbieder c.q. een gecertificeerde instelling, bijvoorbeeld wanneer leden van de dagelijkse of algemene leiding of interne toezichthouders tegelijkertijd op persoonlijke titel aandeelhouder zijn van organisaties binnen of rondom dezelfde jeugdzorggroep.
Het is noodzakelijk om de jaarverantwoording via een elektronisch aanleverportaal openbaar te maken, zodat de openbare jaarverantwoording voor eenieder eenvoudig en eenduidig toegankelijk is. Daarvan is geen sprake als de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling zou kunnen volstaan met het publiceren van de jaarverantwoording op de eigen website of ter inzage leggen bij het eigen kantoor. Bovendien vergroot een deponeerplicht bij een openbare website dat de informatiepositie van diensten met controle-, toezichts- en opsporingstaken. De informatie kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor de controle door de Belastingdienst, onderzoek door de bijzondere opsporingsdiensten, het doorlopende toezicht op rechtspersonen door het landelijk Bureau Bibob, het CIBG, de Nederlandse Arbeidsinspectie en de Inspectie JenV. Overigens is de openbare jaarverantwoording zeker niet alleen bedoeld voor het toezicht op jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen. Zoals eerder toegelicht is een belangrijk doel van deze openbaarmakingsplicht het jaarlijks openbaar verantwoording afleggen aan de maatschappij in het algemeen en stakeholders in de jeugdzorgsector in het bijzonder. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan media, onderzoekers, interne toezichthouders, cliëntenraden, en het parlement.
Ten slotte wordt de beperking proportioneel geacht, omdat uitsluitend jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen die (geheel of gedeeltelijk) met collectieve middelen bekostigd worden zich maatschappelijk moeten verantwoorden. Om te beperken dat te veel privacygevoelige informatie openbaar wordt gemaakt, is in het model voor financiële verantwoording in bijlage 2 de balanspost ‘eigen vermogen’ samengevoegd tot één balanspost, zodat de privé onttrekkingen of stortingen niet zijn te herleiden naar een natuurlijke persoon (c.q. de vennoot of maat) van de personenvennootschappen. Verder maken eenmanszaken in het kader van hun financiële verantwoording uitsluitend financiële ratio’s openbaar, zodat het inkomen van de eigenaar niet voor eenieder inzichtelijk is. Voor personenvennootschappen kan het resultaat wel openbaar worden gemaakt, omdat enkel personenvennootschappen met twee of meer jeugdhulpaanbieders onder de openbaarmakingsplicht vallen en het resultaat van een personenvennootschap dus niet direct is te herleiden naar één natuurlijk persoon. Bij een personenvennootschap kunnen bijvoorbeeld afwijkende afspraken zijn gemaakt ten aanzien van de resultaatverdeling onder de vennoten en maten van de jeugdhulpaanbieder, bijvoorbeeld omdat zij niet een gelijk percentage kapitaal hebben ingebracht.
Onder persoonsgegevens in de zin van de AVG wordt alle informatie begrepen over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Als identificeerbaar wordt beschouwd de informatie waardoor een natuurlijke persoon direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon. Onder verwerking valt kort gezegd elke handeling met betrekking tot persoonsgegevens die wordt gedefinieerd in artikel 4, tweede lid, AVG.
De verwerking van persoonsgegevens is voor jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op hen rust (artikel 6, eerste lid, onder c, AVG). Op grond van artikel 4.5.2, eerste lid, van de Jeugdwet verantwoordt een jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling zich jaarlijks vóór 1 juni door het openbaar maken van een jaarverantwoording. In deze regeling worden de inhoud en inrichting van de financiële verantwoording, de bij de financiële verantwoording te voegen informatie en andere te vermelden informatie nader geregeld.
Op grond van artikel 5 AVG moeten persoonsgegevens toereikend zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. Om die reden worden uitsluitend de persoonsgegevens van de leden van de dagelijkse of algemene leiding, bestuurder(s), maten, vennoten, eigenaar en interne toezichthouder openbaar gemaakt. Door de openbaarheid van informatie over de dagelijkse of algemene leiding en interne toezichthouder van de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling, kunnen personen of organisaties beter geïnformeerd besluiten of zij zaken willen doen met de bijbehorende jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling. Bovendien wordt de jaarverantwoording gedurende zeven jaar bewaard en daarmee niet langer bewaard dan nodig is voor de maatschappelijke controle op de integere en professionele bedrijfsvoering van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Deze bewaartermijn sluit aan bij andere vergelijkbare openbaarmakingsverplichtingen, zoals de bewaartermijn die wordt gehanteerd in de Regeling openbare jaarverantwoording WMG, de bewaartermijn voor stukken die bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) worden gedeponeerd, de administratieplicht en voor de Belastingdienst.
Zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg, is de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling zelf verantwoordelijk voor de tijdigheid, de juistheid en volledigheid van de gegevens in de openbare jaarverantwoording.26 De jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling wordt in het aanleverportaal en via de website van het CIBG geïnformeerd dat de gehele jaarverantwoording openbaar wordt gemaakt en via DigiMV kan worden ingezien.
Het CIBG beheert de webapplicatie waarmee de openbare jaarverantwoordingsgegevens aangeleverd kunnen worden. Door het toepassen van controle- en validatieregels op de gegevens bevordert het CIBG de juistheid en de volledigheid van de informatie. Deze regels bieden de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling de mogelijkheid om zelf te controleren of de aangeleverde gegevens logisch en consistent zijn en daarmee om zelf de kwaliteit van de gegevens te beoordelen. Daarnaast hebben in bepaalde gevallen accountants een controletaak op de financiële verantwoording en de daarbij te voegen informatie.
Bij het aanleveren van informatie is, teneinde onbevoegde logische27 toegang tot genoemde webapplicatie, alsmede schade aan de betrouwbaarheid van informatie en informatie verwerkende faciliteiten van het CIBG te voorkomen, sprake van een authenticatieniveau conform (ten minste) betrouwbaarheidsniveau 2+ van e-Herkenning. Het CIBG zorgt ervoor dat op systematische wijze maatregelen worden bepaald en ten uitvoer worden gelegd om de informatieveiligheid van informatie en de informatie verwerkende faciliteiten van het CIBG voor de aanlevering van de openbare jaarverantwoording, te borgen. De maatregelen die uit hoofde van informatieveiligheid ten uitvoer worden gelegd, zijn gebaseerd op het vigerende gemeenschappelijke normenkader in het digitale verkeer met het Rijk, de Baseline Informatiebeveiliging Overheid.
Het BW is niet rechtstreeks van toepassing op de in artikel 4.5.2 van de Jeugdwet bedoelde jaarverantwoording. Wel zijn verschillende delen van titel 9 van Boek 2 BW van overeenkomstige toepassing verklaard op de financiële verantwoording die op grond van artikel 4.5.2, eerste lid, van de Jeugdwet moet worden openbaar gemaakt. Hierop wordt in het artikelsgewijze deel van deze toelichting ingegaan. Ook treden enkele artikelen uit het BW in werking doordat in het kader van de Jeugdwet een jaarverantwoording moet worden openbaar gemaakt die gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9. Zo hoeven op grond van artikel 2:360, derde lid, BW-stichtingen of verenigingen als bedoeld in dat artikellid niet een jaarrekening op grond van het BW op te stellen en niet bij het handelsregister openbaar te maken, indien zij op grond van een andere wet (zoals de Jeugdwet) een financiële jaarverantwoording openbaar moeten maken die gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9 van boek 2 BW en deze bij het CIBG openbaar hebben gemaakt. Ook de artikelen 2:297a en 2:297b BW (limiteringsregeling) krijgen werking doordat alle stichtingen een financiële verantwoording moeten opstellen die gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9. De genoemde artikelen houden in dat de benoeming tot bestuurder of commissaris van een ‘grote’ stichting geen doorgang vindt indien de persoon in kwestie reeds een zodanig aantal commissariaten vervult, dat dit boven een wettelijk maximum uitkomt. Of een stichting ‘groot’ is, wordt bepaald aan de hand van de activa, netto-omzet en het aantal personeelsleden van de stichting. Deze criteria zijn ontleend aan het jaarrekeningenrecht (artikel 2:397 BW). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat tevens de artikelen 2:334q (splitsing) en 2:321 BW (fusie) op deze regeling overeenkomstig van toepassing zijn.
Met de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen geldt onder andere de regeling van aansprakelijkheid bij faillissement ook voor bestuurders en commissarissen van een jeugdhulpaanbieder c.q. een gecertificeerde instelling die een vereniging of stichting is en die bij of krachtens de wet verplicht is om een financiële verantwoording op te stellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9. Dit betekent dat wanneer een rechtspersoon niet heeft voldaan aan – samengevat – de boekhoudplicht of de plicht om de jaarrekening tijdig, vóór 1 juni, bij het CIBG openbaar te maken, sprake is van een bewijsvermoeden dat sprake is van een onbehoorlijke taakvervulling die een belangrijke oorzaak is van het faillissement van de rechtspersoon. Dit brengt met zich mee dat de bestuurder (of de commissaris) in dat geval aansprakelijk is jegens de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling, tenzij hij aantoont dat het faillissement niet te wijten is aan een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling.
Overwogen is om voor het micro regime gebruik te maken van de verplichting voor bepaalde jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen om financiële gegevens aan te leveren bij de Belastingdienst voor de heffing van vennootschap- of inkomstenbelasting. De fiscale aangifte en de (gedeeltelijk) openbare jaarverantwoording hebben echter een andere doelstelling. Zo wordt de fiscale aangifte niet opgesteld om de integriteit van de jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling te toetsen, maar ten behoeve van de Belastingdienst, voor het vaststellen van de verschuldigde belasting. De fiscale regels zijn gericht op het vaststellen van een grondslag voor belastingheffing en worden beheerst door het beginsel van «goed koopmansgebruik». De hierboven geschetste belastingverplichtingen betreffen daardoor niet één op één dezelfde informatie. De fiscale jaarrekening die bij de Belastingdienst wordt aangeleverd is niet gelijk aan de verkorte balans die bij het handelsregister van de KVK en het CIBG moet worden gedeponeerd, ook niet wanneer een micro jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling gebruik zou mogen maken van de optie die vergelijkbaar is met artikel 2:395a, zevende lid, BW en voor zijn commerciële jaarrekening fiscale waarderingsgrondslagen toepast. Deze route is daardoor in het Nederlandse jaarrekeningenrechtsysteem, net als in het BW, niet inpasbaar.
Voor jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen die op grond van artikel 2, eerste en derde lid, van deze regeling een financiële verantwoording openbaar moeten maken, geeft de financiële verantwoording volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat, alsmede voor zover de aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling. Voor het antwoord op de vraag of de financiële verantwoording het vereiste inzicht geeft, moet worden onderzocht of zulks het geval is volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd. Bij de vaststelling daarvan zijn, gelet ook op de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling, de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (hierna: RJ-Richtlijnen) van belang. De voorschriften van deze RJ-Richtlijnen kunnen immers een belangrijk oriëntatiepunt en gezaghebbende kenbron vormen voor wat in het concrete geval als aanvaardbaar heeft te gelden. Ingeval de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling bij het vaststellen van de jaarrekening is gekomen tot waarderingen die met deze voorschriften stroken, kan zulks een belangrijke aanwijzing vormen dat het vereiste inzicht is verschaft en dat de ruimte die in redelijkheid aan de jeugdhulpaanbieder c.q. de gecertificeerde instelling moet worden gelaten bij haar keuze voor de waardering van bepaalde posten niet is overschreden. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de RJ-Richtlijnen het karakter van aanbevelingen hebben en geen algemeen verbindende voorschriften zijn. Dat betekent dat de RJ-Richtlijnen deze regeling uitleggen, maar geen zelfstandige verplichtingen kunnen opleggen die afwijken van deze regeling.
In de Jeugdwet staat dat in beginsel alle jeugdhulpaanbieders – met uitzondering van solistisch werkende jeugdhulpverleners – en gecertificeerde instellingen moeten voldoen aan de openbaarmakingsplicht. In het Besluit Jeugdwet zijn gemeenten en jeugdhulpaanbieders die uitsluitend jeugdhulp leveren die bestaat uit het vervoer van een jeugdige van deze plicht uitgezonderd. De aanpassing en harmonisatie van de openbare jaarverantwoordingsverplichting zal vanwege de voor de inwerkingtreding van artikel 4.5.2 van de Jeugdwet bestaande verantwoordingsplicht in paragraaf 8.3 van de Jeugdwet naar verwachting leiden tot minder regeldruk, omdat de vragenlijst beperkter wordt en beter aansluit bij het BW. Deze verwachting wordt onderschreven door Sira Consulting die een regeldruktoets heeft uitgevoerd bij het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg. Hieronder staan de indicatieve ramingen voor de regeldruk.
|
Grootteklasse |
Kosten per aanbieder |
Totale regeldruk |
|---|---|---|
|
Micro |
€ 38,50 |
€ 50.628 |
|
Klein |
€ 28,88 |
€ 6.237 |
|
(Middel)groot |
€ 50,13 |
€ 5.414 |
|
Combi’s |
€ 0,00 |
€ 0,00 |
|
Totaal |
€ 62.279 |
Regeldrukberekening jaarverantwoording en vroegsignalering Jeugdzorg, Sira Consulting, maart 2025.
|
Grootteklasse |
Kosten per aanbieder |
Totale regeldruk |
|---|---|---|
|
Micro |
– € 133,25 |
– € 175.224 |
|
Klein |
– € 525,78 |
– € 113.577 |
|
(Middel)groot |
– € 84,87 |
– € 9.166 |
|
Combi’s |
– € 67,50 |
– € 7.358 |
|
Totaal |
– € 305.325 |
Regeldrukberekening jaarverantwoording en vroegsignalering Jeugdzorg, Sira Consulting, maart 2025.
In de openbare jaarverantwoording moet een toelichting worden gegeven op de financiële derivaten van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling. Op basis van de interviews door Sira Consulting blijkt dit nauwelijks voor te komen, waardoor er geen sprake is van regeldruk op dit punt.28 Nu zoveel mogelijk wordt geharmoniseerd met de regelgeving die op het gebied van jaarverantwoording geldt voor de zorgaanbieders op grond van de Wmg, is de verwachting dat de totale regeldruk afneemt. Veel rechtspersonen zijn op grond van Titel 9 van Boek 2 BW bovendien al verplicht om een jaarrekening op te stellen. Voorts zijn op basis hiervan middelgrote en grote ondernemingen ook al verplicht om een accountantscontrole uit te laten voeren. Daarnaast zijn organisaties die op grond van het BW geen jaarrekening hoeven op te stellen (zoals eenmanszaken, personenvennootschappen en rechtspersonen die niet worden genoemd in artikel 2:360 BW) op grond van de artikelen 3:15i, juncto 2:10, tweede lid, BW al verplicht om een balans en een staat van baten en lasten op te stellen. In onderhavige regeling is voor bepaalde categorieën van verantwoordingsplichtige jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen bepaald dat kan worden volstaan met een balans en een staat van baten en lasten. Dit verlicht hun administratieve lasten. Voorts wordt gewezen op het principe ‘eenmaal aanleveren, meerdere malen gebruiken; omdat een groot aantal gebruikers (via deze jaarlijkse maatschappelijke verantwoording) gebruik kan maken van de aangeleverde data, zoals het CBS29 en media, hoeft de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling de andere informatie betreffende de bedrijfsvoering niet afzonderlijk bij iedere derde aan te leveren.
Een jaarverantwoording bestaat uit enerzijds informatie over de besteding van middelen door jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen die worden gefinancierd uit collectieve middelen en anderzijds informatie over de (financiële) bedrijfsvoering van zodanige jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen. Gegevens over de besteding van de middelen zijn vastgelegd in de gescheiden administratie, bedoeld in artikel 4.5.1, tweede en vierde lid, van de Jeugdwet; in dit kader is ook artikel 3:15i BW van belang. De gescheiden administratie vormt een goede basis voor de openbare jaarverantwoording jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 4.5.2 van de Jeugdwet. Door de gescheiden administratie, bedoeld in artikel 4.5.1 van de Jeugdwet (alsmede door artikel 3:15i BW), wordt de ervaren regeldruk als gevolg van de openbare jaarverantwoording verlaagd. De regeldruk voor de openbaarmaking plichtige jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen wordt niet veroorzaakt door de inhoud van deze regeling, maar door de openbaarmakingsplicht die reeds is geregeld in de hogere regelgeving (de Jeugdwet).
Op 30 mei en 4 juni 2024 heeft een MKB-toets plaatsgevonden over de lagere regelgeving bij de bepalingen t.a.v. de financiële bedrijfsvoering. Twaalf vertegenwoordigers van jeugdhulpaanbieders uit verschillende sectoren, en gecertificeerde instellingen hebben in een panelgesprek opmerkingen gemaakt over de werkbaarheid, uitvoerbaarheid en regeldrukeffecten van deze ministeriële regeling.
Vanuit het panel wordt aangegeven dat het een goede ontwikkeling is dat er meer transparantie komt. Het panel geeft aan niet terug te willen naar afzonderlijke uitvragen van dezelfde informatie door verschillende partijen. Het panel wil weten of voor de openbare jaarverantwoording hetzelfde format voor jeugd wordt gebruikt als voor de zorg.
Ten aanzien van het in financiële zin scheiden van activiteiten op het gebied van de jeugdhulpverlening van de andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten is nog het volgende meegegeven. Het kunnen opsplitsen van activiteiten wordt als positief gezien. Met name zorgboeren geven aan dat zij er tegenaanlopen dat omzet uit zorgactiviteiten en overige, veelal agrarische, activiteiten bij elkaar worden opgeteld en er daarmee een vertekend beeld van de opbrengsten van de daadwerkelijke jeugdhulp kan ontstaan. Deze categorie jeugdhulpaanbieders verzoekt om de niet-jeugdhulpgerelateerde opbrengsten en kosten buiten de jaarverantwoording te laten. De panelleden stellen dat de niet-jeugdhulp gerelateerde opbrengsten en kosten tot een vertekend beeld van de financiële bedrijfsvoering of het resultaat kunnen leiden en concurrentiegevoelige informatie openbaar wordt gepubliceerd.
Reactie
De openbare jaarverantwoording jeugd is inderdaad zoveel mogelijk geharmoniseerd met openbare jaarverantwoording WMG, tenzij afwijken noodzakelijk is vanwege het karakter van het jeugdstelsel. Dit is met name het geval bij de overige informatie over de bedrijfsvoering die bij de financiële verantwoording moet worden gevoegd.
In het rapport ‘Vergelijking opties maatschappelijke jaarverantwoording’ van het onafhankelijke onderzoeksbureau Improven is in 2023 als alternatieve optie onderzocht wat de gevolgen zijn van een maatschappelijke verantwoording over uitsluitend de besteding van collectieve middelen in plaats van over de gehele financiële bedrijfsvoering. Dit alternatief leidt volgens Improven tot uitvoeringsproblemen, omdat de toerekening van de door de aanbieders gemaakte kosten aan collectieve en private middelen enerzijds een subjectief karakter heeft (en daardoor niet per definitie leidt tot een getrouw beeld van de financiële verantwoording en de toelichting daarop) en anderzijds tot een hogere tijdbesteding voor de aanbieder zal leiden. Om deze negatieve gevolgen te voorkomen, is zo veel mogelijk aangesloten bij bestaande administratie- en verantwoordingsverplichtingen in Boek 2 en 3 BW waarin over de gehele financiële bedrijfsvoering, zowel het collectieve als niet-collectieve deel, samengevoegd wordt gerapporteerd. De plicht om een jaarverantwoording openbaar te maken, ziet dan ook op de gehele financiële bedrijfsvoering en alle activiteiten die binnen één entiteit of groep van de jeugdhulpaanbieders zijn ondergebracht. Inzicht in de gehele financiële bedrijfsvoering is ook noodzakelijk om bijvoorbeeld financiële ratio’s te berekenen die inzicht geven in de continuïteit van de jeugdhulpverlening. Volledigheidshalve wordt op grond van artikel 2:380, eerste lid, BW indien de inrichting van het bedrijf van de rechtspersoon is afgestemd op werkzaamheden in verschillende bedrijfstakken, met behulp van cijfers inzicht gegeven in de mate waarin elk van de soorten van die werkzaamheden tot de netto-omzet heeft bijgedragen. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op alle (middel)grote jeugdhulpaanbieders. Het staat kleine jeugdhulpaanbieders overigens vrij om in de toelichting bij de financiële verantwoording segmentatie naar bedrijfstak toe te passen, als dit naar hun oordeel het getrouw beeld ten goede komt.
Op 28 mei 2025 heeft het Adviescollege Toetsing Regeldruk (hierna: ATR) één advies uitgebracht over zowel de Ontwerpregeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet als de Ontwerpregeling verbetering beschikbaarheid jeugdzorg.
Het ATR merkt op dat bij de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet zoveel mogelijk is aangesloten bij de Regeling openbare jaarverantwoording WMG en de verplichtingen die voortvloeien uit het BW. Volgens het ATR is de nut en noodzaak hiervan in de toelichting voldoende onderbouwd. Daarnaast benoemt het ATR als een positief effect de regeldrukvermindering die voortvloeit uit de beperktere openbare vragenlijst en doordat er in de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet meer wordt aangesloten bij het BW.
Het ATR adviseert wel om in de toelichting op beide regelingen nader toe te lichten en duidelijk te maken waarom beide vormen van gegevensuitvraag nuttig en noodzakelijk zijn voor vroegsignalering en op welke wijze en in welke mate ze hieraan bijdragen. Daarbij benadrukt het ATR dat wanneer de nut en noodzaak van de twee afzonderlijke gegevensuitvragen niet is aangetoond, er sprake is van onnodige regeldruk.
De regels over de jaarverantwoording in de onderhavige regeling en die over vroegsignalering in de Regeling verbetering beschikbaarheid jeugdzorg en de daarmee samenhangende gegevensverwerkingen dienen verschillende doelen. Op grond van het voorgestelde artikel 9a.2 Jeugdwet wordt de NZa belast met een vroegsignaleringstaak. De NZa heeft in dit kader tot taak om vroegtijdig risico’s te signaleren voor een toereikend aanbod van specialistische jeugdhulp en van gecertificeerde instellingen of een reeds bestaand ontoereikend aanbod daarvan te signaleren. In ontwerpregeling inzake Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet worden nadere regels gesteld over onder andere de inhoud, wijze en tijdstip van openbaarmaking van de jaarverantwoording door jeugdhulpaanbieders. Een belangrijk doel van de openbaarmakingsplicht van de jaarverantwoording is het openbaar verantwoording afleggen aan de maatschappij in het algemeen en aan de stakeholders in de jeugdzorgsector in het bijzonder. Hierbij kan worden gedacht aan nieuwsmedia, interne toezichthouders, cliëntenraden, ondernemingsraden en een groot aantal gemeenten. Het uitgangspunt is dat jeugdhulpaanbieders die met collectieve middelen bekostigd worden, aanspreekbaar moeten zijn op de professionaliteit en de integriteit van hun bedrijfsvoering. De verplichting om de jaarverantwoording openbaar te maken, zorgt ervoor dat een jeugdhulpaanbieder hierop kan worden aangesproken. Daarbij bevat de openbare jaarverantwoording ook informatie voor de externe toezichthouders, zoals NZa, IGJ, IJenV en gemeenten om risico’s voor goede, toegankelijke, betaalbare jeugdhulp nog beter in kaart te brengen en daarmee haar risico-gebaseerd toezicht effectiever te laten zijn. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de NZa voor de vroegsignaleringstaken ook gebruik kan maken van de informatie en gegevens uit de openbare jaarverantwoording. De openbare jaarverantwoording betreft in tegenstelling tot de informatie die op grond van de Regeling verbetering beschikbaarheid jeugdzorg wordt uitgevraagd, maatschappelijke verantwoordingsinformatie die voor eenieder gratis en digitaal beschikbaar komt na afronding van het boekjaar. Omdat de informatie en gegevens uit de openbare jaarverantwoording voor de vroegsignaleringstaken van de NZa in bepaalde gevallen te laat komt, is in de Regeling verbetering beschikbaarheid jeugdzorg geregeld dat de NZa ook actuele informatie gedurende het boekjaar kan ontvangen. Dit is verduidelijkt in de toelichting.
Op 4 juli 2025 heeft de NZa een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uitgebracht. De NZa heeft gekeken naar de directe en indirecte effecten van de ontwerpregeling op de taakuitvoering van de NZa. Naar het oordeel van de NZa is de ontwerpregeling uitvoerbaar en handhaafbaar onder voorwaarden.
In het algemeen stelt de NZa dat het groot aantal modellen voor de financiële verantwoording verwarrend kan zijn voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. De regeling is complex en bevat veel interne en externe wijzigingen. De NZa is voorstander van een simpelere systematiek met een klein aantal modellen.
Het uitgangspunt van deze regeling is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het BW. Veel rechtspersonen zijn op grond van Titel 9, Boek 2, BW al verplicht om een jaarrekening op te stellen. Daarnaast zijn er organisaties die op grond van Titel 9, Boek 2 BW geen jaarrekening hoeven op te stellen (zoals eenmanszaken, personenvennootschappen en rechtspersonen die niet worden genoemd in artikel 2:360 BW). Omdat eenieder die een bedrijf of zelfstandig beroep in Nederland uitoefent, reeds verplicht is tot het opstellen van een balans en een staat van baten en lasten (artikelen 3:15i, juncto 2:10, tweede lid, BW), is het voorschrijven van een balans en staat van baten en lasten voor de groep die geen jaarrekening hoeft op te stellen, een mogelijkheid tot het verlichten van de administratieve lasten. Daarbij is het van belang om rekening te houden met de diversiteit aan categorieën van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen in de jeugdzorgsector. Vanwege deze diversiteit kunnen niet aan alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen dezelfde inhoudelijke eisen aan de jaarverantwoording worden gesteld. Er wordt, vergelijkbaar met Titel 9, Boek 2, BW en de EU-richtlijn jaarrekening, onderscheid gemaakt in vier categorieën van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen: micro, klein, middelgroot en groot. Hierbij wordt tevens aangesloten bij de systematiek van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG.
In de winst- en verliesrekening dan wel staat van baten en lasten voor micro en kleine jeugdhulpaanbieders en zorgaanbieders die tevens jeugdhulpaanbieder zijn (zogenoemde combinatie-instellingen) ontbreken de posten personeelskosten, kosten van uitbesteed werk, opbrengsten of baten uitgesplitst naar financieringsstroom van de beroeps- en bedrijfsmatige verlening van jeugdhulp en, aldus de NZa. De NZa adviseert deze posten aan alle modellen voor de financiële verantwoording in de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet en de Regeling openbare Jaarverantwoording WMG toe te voegen.
Voorts is van belang dat bepaalde categorieën van jeugdhulpaanbieders of combinatie-instellingen onder de reikwijdte van de EU-Richtlijn Jaarrekening vallen. In die EU-Richtlijn is voor bepaalde kleine jeugdhulpaanbieders of combinatie-instellingen dwingend voorgeschreven dat zij in hun jaarlijkse financiële overzichten geen bijkomende informatie hoeven te verstrekken die niet in de EU-Richtlijn Jaarrekening is voorgeschreven. Van artikel 4, vijfde lid, van de EU-Richtlijn Jaarrekening kan niet worden afgeweken. Als het voorstel van de NZa zou worden gevolgd om voor alle micro en kleine jeugdhulpaanbieders of combinatie-instellingen de beroeps- of bedrijfsmatig verlening van jeugdhulp uit te splitsen, zou dit voor wat betreft een aantal categorieën jeugdhulpaanbieders of combinatie-instellingen tot strijd met voornoemde richtlijn leiden.
De NZa stelt dat de betrouwbaarheid van de ratio’s als financiële verantwoording door eenmanszaken beperkt is. Het is voor de NZa niet mogelijk na te gaan op grond waarvan de ratio’s zijn berekend. Dit maakt de ratio’s zowel fout- als fraudegevoelig. Naast de betrouwbaarheid van de ratio’s mist de NZa in bijlage 3 van de ontwerpregeling nog twee ratio’s, namelijk: de resultaatratio en het weerstandvermogen.
Deze suggesties van de NZa zijn niet gevolgd. Het nut en de noodzaak van het toevoegen van deze extra ratio’s voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zijn onvoldoende duidelijk onderbouwd zodat de regeldruk met het toevoegen van deze ratio’s onnodig zou toenemen. Daarnaast geldt dat bij het opstellen van bijlage 3 is binnen het doel en het wettelijk kader van de jaarverantwoording voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen een belangenafweging is gemaakt. Bij eigenaren van eenmanszaken weegt de privacy zwaar mee in deze belangenafweging. De financiële verantwoording door eenmanszaken is daarom beperkt tot een aantal financiële ratio’s, zodat het inkomen van de eigenaar met de openbare jaarverantwoording niet openbaar wordt gemaakt. Daarmee is bovendien aangesloten bij de uitgangspunten van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG.
De NZa geeft aan dat in de regeling de (accountants)verklaringen voor micro gecertificeerde instellingen, kleine jeugdhulpaanbieders en kleine gecertificeerde instellingen ontbreken. Deze afschaffing leidt tot minder zekerheid over de betrouwbaarheid van de financiële verantwoordingen van de kleine jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen, aldus de NZa.
Deze verplichte accountantsverklaringen komen in deze regeling inderdaad te vervallen. Daar is voor gekozen omdat is gebleken dat de regeldruk en de administratieve en financiële lasten die verplichte accountantsverklaringen meebrengen, niet opwegen tegen de beperkte meerwaarde hiervan. Hierdoor is het vermijdbare regeldruk. Daarbij is aangesloten bij de Regeling openbare jaarverantwoording WMG. De toelichting is hierop aangepast.
Volgens de NZa ontbreken in de vragenlijsten onder andere vragen over de nadere uitsplitsing van (ingehuurd) personeel, vragen over de groep, verbonden partijen, hoofd- en onderaannemers. Deze vragen zijn volgens de NZa onder andere noodzakelijk om de continuïteit van de jeugdzorgverlening, constructies en complexe structuren in de jeugdzorg, in kaart te brengen.
Om de jaarverantwoording proportioneel en toekomstbestendig te maken, is de breed gedragen politieke wens om de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken. Bij het opstellen van onderhavige regeling is dezelfde belangenafweging gemaakt als in de Regeling openbare jaarverantwoording WMG. Hierin is betrokken welke bedrijfsgevoelige informatie door jeugdhulpaanbieders voor eenieder openbaar moet worden gemaakt. De openbare jaarverantwoording blijft daarom beperkt tot een aantal openbare basisindicatoren, ten behoeve van een minimale administratieve lastendruk voor alle categorieën van jeugdhulpaanbieders en rekening houdend met bedrijfsgevoelige informatie.
Voor micro zorgaanbieders die tevens jeugdhulpaanbieder zijn, is bovendien relevant dat in de toelichting op het amendement van lid Bushoff het wenselijk wordt geacht dat de jaarverantwoording voor micro zorgaanbieders beperkt wordt tot een beperkte jaarrekening en hoogstens een drietal vragen over identiteit, aantal zorgverleners en aantal cliënten. In lijn met deze toelichting moeten de administratieve lasten van de openbare jaarverantwoording voor alle zorgaanbieders – dus ook voor kleine zorgaanbieders die tevens jeugdhulpaanbieder zijn – zo beperkt mogelijk blijven.30 Dit is overeenkomstig de belangenafweging en bestuurlijke afspraken in 2021.31 De openbare jaarverantwoording van micro zorgaanbieders die tevens jeugdhulpaanbieder zijn, blijft daarom beperkt. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat onder de reikwijdte van artikel 40b, achtste lid, Wmg, in samenhang met artikel 4.5.2., vijfde lid, van de Jeugdwet ook de micro zorgaanbieders die tevens jeugdhulpaanbieder zijn (de zogenoemde combinatie-instellingen) vallen.
De NZa verzoekt om de Jeugdwet op een tweetal punten te wijzigen, namelijk: het toevoegen van vergelijkbare bepalingen als artikel 40b, vijfde en zesde lid, Wmg zoals gewijzigd met het amendement van lid Bushoff32 en artikel 62 Wmg. Ook benoemt de NZa problemen in de uitvoering ten aanzien van het identificeren van verantwoordingsplichtige jeugdhulpaanbieders. In artikel 40 Wmg is geregeld dat andere regels mogen worden gesteld voor de jaarverantwoording door micro-zorgaanbieders. Op grond van de Jeugdwet was dit reeds mogelijk voor jeugdhulpaanbieders, dit wordt niet gewijzigd. De enkele afwijking ten opzichte van het kader voor zorgaanbieders zit in het feit dat micro-jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen altijd een openbare jaarverantwoording moeten hebben. Anders dan bij micro-zorgaanbieders kan niet worden bepaald dat een deel van de jaarverantwoording niet openbaar hoeft te worden gemaakt. Dit vanwege het belang van transparantie van de maatschappelijke verantwoording van deze micro-aanbieders. De regering is zich ervan bewust dat het zonder een centraal overzicht van solisten niet eenvoudig vast te stellen is wie jaarverantwoordingsplichtig is. De NZa kan daartoe gebruik maken van de beschikbare informatie over aanbieders bij de IGJ en de KvK om dit beeld zo goed als mogelijk sluitend te krijgen.
Aangezien de hierboven door de NZa genoemde onderwerpen buiten de reikwijdte van deze regeling vallen, wordt er hier verder niet op ingegaan.
Tot slot is door de NZa een aantal redactionele opmerkingen bij de concept-regeling geplaatst. Deze opmerkingen zijn zoveel mogelijk verwerkt.
De openbaarmakingsverplichting heeft geen budgettaire gevolgen voor de rijksbegroting. Ook worden positieve effecten van de openbare jaarverantwoording verwacht in de vorm van een efficiëntere financiële bedrijfsvoering bij de jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen.
De internetconsultatie van een ontwerp van onderhevige regeling heeft plaatsgevonden van 17 april tot en met 1 juni 2025. Er zijn in totaal vier reacties ontvangen.
In een reactie wordt gevraagd om jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen toe te voegen aan de Regeling openbare jaarverantwoording WMG in plaats van het publiceren van een afzonderlijke Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet. In een andere reactie wordt verzocht om geen onderscheid te maken naar omvang tussen verschillende categorieën van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Ten slotte is een aantal opmerkingen gemaakt over het bundelen van decentrale jaarverantwoordingen op gemeentelijk niveau en het toezicht op de jaarverantwoordingen. Omdat dit geen onderwerpen zijn waar deze regeling over gaat, wordt daar in deze paragraaf niet nader op ingegaan.
Omwille van de eenvoud is gekozen voor een specifieke regeling voor de openbare jaarverantwoording voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Het samenvoegen van de regels voor zorgaanbieders enerzijds en jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen anderzijds zou leiden tot een complexe regeling door zowel het bestaan van verschillende begrippen als het feit dat beide jaarverantwoordingen op kleine punten van elkaar verschillen. Bij het vormgeven van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet is evenwel zoveel mogelijk aangesloten bij de Regeling openbare jaarverantwoording WMG, tenzij afwijken voor jeugd noodzakelijk is gezien de specifieke karakteristieken daarvan. De afwijking zit met name in het kader van de jaarverantwoording te vermelden ‘andere informatie’ over de bedrijfsvoering van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling. Achtergrond hiervan is dat de basisindicatoren in de openbare vragenlijst in verband met afwijkende wettelijke bepalingen voor de jeugdsector van de zorgsector kunnen verschillen. Daar past ook een separate regeling onder de Jeugdwet bij.
Bij de uitwerking van de regels over de openbare jaarverantwoording in lagere regelgeving is voorts onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen om zo tot een proportionele invulling te komen van de verplichting. Hierbij wordt aangesloten bij de systematiek in de Regeling openbare jaarverantwoording WMG, waarin ook onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende categorieën van zorgaanbieders.
Er is nu al geregeld dat combinatie-instellingen – instellingen die zowel als zorg als jeugdhulp verlenen – de financiële verantwoording volgens de Regeling openbare jaarverantwoording WMG moeten doen, zodat dubbele financiële verantwoording wordt voorkomen. De Regeling openbare jaarverantwoording WMG wordt dusdanig aangepast dat de zorgaanbieder die tevens jeugdhulpaanbieder is, zich na inwerkingtreding van de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg geheel kan verantwoorden volgens de Regeling openbare jaarverantwoording WMG en niet uitsluitend over de financiële verantwoording. Dit verlicht de regeldruk.
De begrippen zoals genoemd in artikel 1 van de Jeugdwet zijn ook van toepassing op deze regeling. Een solistisch werkende jeugdhulpverlener valt evenwel in deze regeling niet onder het begrip jeugdhulpaanbieder. Solisten zijn immers uitgezonderd van de jaarverantwoordingverplichting.
Voorts is van belang dat met deze regeling, en de daarin gebruikte begrippen, zoveel als mogelijk is aangesloten bij de Regeling openbare jaarverantwoording WMG. Net als in die regeling wordt met het begrip boekjaar afgeweken van artikel 2:10a BW. Het boekjaar van de jaarverantwoording in de zin van deze regeling heeft betrekking op een kalenderjaar. Een uitzondering hierop is niet mogelijk. Dat betekent dat het boekjaar start op 1 januari en eindigt op 31 december. Een verlengd boekjaar is derhalve niet toegestaan. Een verkort boekjaar is in bijzondere omstandigheden wel toegestaan. Gedacht kan worden aan de situatie dat de onderneming in de loop van het kalenderjaar aanvangt met zijn activiteiten als jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling.
In dit artikel wordt geregeld op welke manier de jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling zich financieel verantwoordt. Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen verantwoorden zich jaarlijks over ieder boekjaar.
Op grond van het eerste lid moet een instelling die niet onder het derde tot en met vierde lid valt, als financiële verantwoording een jaarrekening (met toelichting) openbaar maken die overeenkomstig bijlage 1 bij deze regeling is opgesteld. In deze bijlage zijn modellen opgenomen voor de balans en de winst- en verliesrekening; bij beide moet een toelichting worden gevoegd. De financiële verantwoording bestaat voor de jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, in elk geval uit hun eigen jaarrekening (ook wel ‘enkelvoudige jaarrekening’ genoemd). Indien sprake is van een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 9, eerste of tweede lid, moet deze eigen jaarrekening worden aangevuld met een geconsolideerde jaarrekening. In dat geval bestaat de financiële verantwoording dus uit de eigen jaarrekening (ook wel ‘enkelvoudige jaarrekening’ genoemd) én de geconsolideerde jaarrekening. De bepalingen over de geconsolideerde jaarrekening zijn opgenomen in artikel 9.
In de regeling is waar mogelijk aangesloten bij het BW. Op de jaarrekening door jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen als bedoeld in het eerste lid zijn daartoe delen van titel 9 van Boek 2 BW en het Besluit actuele waarden in beginsel van overeenkomstige toepassing verklaard. Sommige bepalingen zijn echter niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Daaraan liggen verschillende redenen ten grondslag. Ten eerste zijn er bepalingen niet van overeenkomstige toepassing verklaard om te bewerkstelligen dat eenduidige modellen voor de jeugdzorgsector worden voorgeschreven. Hiertoe is enkel een winst- en verliesrekening toegestaan waarbij de baten en lasten uit de gewone bedrijfsuitoefening worden gesplitst zoals is voorgeschreven in artikel 2:377, derde lid, BW. Ook kunnen coöperaties, stichtingen en verenigingen in afwijking van artikel 2:361, tweede lid, BW niet kiezen voor een exploitatierekening in plaats van een winst- en verliesrekening. Ten tweede is in tegenstelling tot het BW voorgeschreven dat de financiële verantwoording wordt opgesteld in de Nederlandse taal en euro. Om die reden zijn enkele artikelen uit het BW die zien op het opstellen van de jaarverantwoording in een andere taal en valuta niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Ten derde zijn bepaalde bevoegdheden van andere ministers niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Zo zijn de bepalingen over de mogelijkheid om een verzoek om ontheffing in te dienen bij de Minister van Economische Zaken omtrent de inhoud van de financiële verantwoording niet van toepassing op de verantwoording in het kader van de Jeugdwet (zoals artikel 2:379, vierde lid, BW). Tot slot geldt dat de relevante bepalingen van enkele afdelingen van titel 9 van Boek 2 BW die niet van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, in aangepaste vorm zijn verwerkt in de artikelen van deze regeling.
Veel jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zijn op grond van titel 9 van Boek 2 BW verplicht om een jaarrekening openbaar te maken bij de KvK. Ingevolge artikel 2:363, zesde lid, BW moeten besloten vennootschappen en naamloze vennootschappen de bij de KvK te deponeren jaarrekening inrichten overeenkomstig het Besluit modellen jaarrekening. In artikel 1 van het Besluit modellen jaarrekening wordt hen voor de balans de keuze geboden tussen Model A of Model B en voor de winst- en verliesrekening tussen Model E of Model F van dat besluit. In de onderhavige regeling wordt voor alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen die ten behoeve van de openbaarmaking bij het CIBG op grond van artikel 2, eerste lid, een jaarrekening moeten openbaar maken, in bijlage 1 aangesloten bij de Modellen A (voor de balans) en E (voor de winst- en verliesrekening) van het Besluit modellen jaarrekening, met dien verstande dat in bijlage 1 van deze regeling onderscheid wordt gemaakt tussen micro jeugdhulpaanbieders (voor hen gelden voor de balans en winst- en verliesrekening respectievelijk de modellen A en B), kleine jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen (voor hen gelden voor de balans en winst- en verliesrekening respectievelijk de Modellen C en D van bijlage 1 bij de onderhavige regeling) en (middel)grote jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen voor wie de Modellen E (balans) en F (winst- en verliesrekening) van bijlage 1 bij de onderhavige regeling gelden. In de in bijlage 1 bij de onderhavige regeling opgenomen Modellen C en D voor kleine jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zijn de voor hen geldende vrijstellingen reeds verwerkt; wel kunnen zij in aanvulling daarop nog gebruikmaken van de in artikel 7 geregelde vrijstellingen voor de toelichting. De middelgrote jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen kunnen de in artikel 8, derde lid, geregelde vrijstelling ten aanzien van de toelichting, eveneens zelf toepassen in Model C van bijlage 1 bij deze regeling.
Door zoveel mogelijk aan te sluiten bij de voorgeschreven modellen en de bepalingen zoals opgenomen in titel 9 van Boek 2 BW, is beoogd om de financiële verantwoording die overeenkomstig deze regeling wordt opgesteld gelijkwaardig te laten zijn aan de jaarrekening, bedoeld in titel 9 van Boek 2 BW. Dat brengt voor stichtingen en verenigingen als bedoeld in artikel 2:360, derde lid, BW met zich mee dat voor hen toepassing van titel 9 van Boek 2 BW achterwege kan blijven. Dit betekent dus ook dat een openbaarmaking via het handelsregister van de KvK voor deze categorie van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen niet verplicht is en volstaan kan worden met het openbaar maken van de jaarverantwoording bij het CIBG. Dit verlicht voor deze categorieën van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen de regeldruk.
Jeugdhulpaanbieders die in het derde lid zijn opgesomd, moeten een financiële verantwoording openbaar maken die overeenkomstig het op die jeugdhulpaanbieder toepasselijke model uit bijlage 2 is ingericht en hierop een toelichting geven. Niet alle personenvennootschappen vallen onder de reikwijdte van het derde lid. De personenvennootschappen die ingevolge artikel 2:360, tweede lid, BW onder de reikwijdte van titel 9 van Boek 2 BW vallen, zijn uitgezonderd en vallen daardoor onder de reikwijdte van het eerste lid van artikel 2. Personenvennootschappen die niet op grond van titel 9 van Boek 2 BW een jaarrekening hoeven op te stellen, moeten wel reeds op grond van artikel 3:15i, tweede lid, in samenhang met artikel 2:10, tweede lid, BW een balans en een staat van baten en lasten opstellen. Om de regeldruk voor personenvennootschappen te beperken, is in het derde lid bepaald dat de financiële verantwoording door zodanige jeugdhulpaanbieders moet worden ingericht overeenkomstig bijlage 2. Dit betekent dat die jeugdhulpaanbieders kunnen volstaan met een balans en een staat van baten en lasten (overeenkomstig de in die bijlage opgenomen modellen). Het gebruik van deze modellen is verplicht voorgeschreven zodat eenduidigheid in de financiële verantwoording van deze categorie van jeugdhulpaanbieders ontstaat.
Ook op deze financiële verantwoording zijn delen van titel 9 van Boek 2 BW en het Besluit actuele waarden in beginsel van overeenkomstige toepassing. De bepalingen die op deze categorieën van jeugdhulpaanbieders van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, zijn opgesomd in bijlage 2. Hierin worden de algemene bepalingen omtrent de financiële verantwoording (vergelijkbaar met afdeling 2, titel 9, Boek 2 BW) en de voorschriften omtrent de grondslagen van waardering en bepaling van het resultaat (afdeling 6, titel 9, Boek 2 BW) voorgeschreven.
De eenmanszaak maakt een financiële verantwoording openbaar, die is ingericht overeenkomstig bijlage 3. In deze bijlage is in model A een beperkte staat van baten en lasten opgenomen. De financiële verantwoording geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat, alsmede voor zover de aard van een financiële verantwoording dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de jeugdhulpaanbieder. De balans en staat van baten en lasten met de toelichting geven getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het vermogen, respectievelijk het resultaat van het boekjaar en zijn samenstelling in actief- en passiefposten op het einde van het boekjaar, respectievelijk de afleiding uit de posten van baten en lasten weer. Daarnaast zijn in model B ratio’s opgenomen over rentabiliteit, liquiditeit, solvabiliteit, personeelskosten en zorgkosten. Door eenmanszaken op deze wijze te laten verantwoorden krijgt de maatschappij informatie over hoe de jeugdhulpaanbieder er financieel voor staat en hoe de jeugdhulpaanbieder collectieve middelen besteedt, zonder dat onnodig privacygevoelige informatie openbaar wordt voor eenieder.
Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen moeten op basis van het eerste lid van dit artikel in de toelichting op de financiële verantwoording informatie over de derivaten opnemen die zij in het desbetreffende boekjaar in hun bezit hebben. In het tweede lid is hierop een uitzondering gemaakt voor enkele groepen jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instelling. De verplichting om in de toelichting op de financiële verantwoording informatie over derivaten op te nemen die een jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling in zijn bezit heeft, geldt dus niet voor de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen waarvan hun onderneming kortweg een micro of kleine rechtspersoon, micro of kleine personenvennootschap of een eenmanszaak is.
Voor jeugdhulpaanbieders als bedoeld in artikel 2, derde lid, is bij de verwijzing naar artikel 6, eerste lid, bepaald dat voor ‘netto-omzet’ moet worden gelezen ‘som der bedrijfsbaten’. De reden hiervoor is dat een personenvennootschap ingevolge deze regeling naast de balans niet een winst- en verliesrekening openbaar moet maken, maar een staat van baten en lasten. In een staat van baten en lasten is de term ‘omzet’ niet gebruikelijk. In plaats van de term ‘netto-omzet’ moet voor deze categorie daarom worden bezien hoeveel het totaal van de baten van de jeugdhulpaanbieder is.
Financiële derivaten zijn op grond van artikel 1.1 Jeugdwet, financiële contracten waarvan de waarde is afgeleid van een onderliggende waarde of een referentieprijs. Die informatie maakt onderdeel uit van de toelichting op de financiële vaste activa of in het geval van een negatieve waarde van de derivatenportefeuille van de toelichting op de schulden. Een jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling moet in de toelichting op de financiële verantwoording naast een weergave van zijn beleid met betrekking tot het aantrekken en het gebruik van financiële derivaten specifieke informatie over een aangetrokken financieel derivaat opnemen. Die specifieke informatie omvat:
1. de categorie waartoe het derivaat behoort;
2. de begindatum en de einddatum van het financieel derivaat;
3. het bedrag dat het derivaat dekt (de nominale waarde) en de waardering bij de vaststelling van de balans, aan het einde van het boekjaar;
4. het gegeven dat sprake is van een zogenaamde ‘overhedge’ indien daarvan met betrekking tot een derivaat, bestaande uit een renteswap sprake is. Er is sprake van ‘overhedge’ indien het bedrag dat het renteswap dekt hoger is en/of de looptijd hoger is dan die van de lening(en) waaraan dat contract kan worden toegerekend.
In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen om als micro-jeugdhulpaanbieder of -gecertificeerde instelling te worden aangemerkt. Als op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, aan twee van de in het tweede lid genoemde criteria is voldaan, dan mag de jeugdhulpaanbieder die op grond van artikel 2, eerste lid, een jaarrekening moet opstellen en openbaar maken zijn jaarrekening overeenkomstig bijlage 1, Modellen A en B, inrichten en de vrijstellingen opgenomen in artikel 5 toepassen.
Voor deze criteria is aangesloten bij artikel 3:395a, eerste lid, BW. Net als in het BW hebben jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen de mogelijkheid maar niet de verplichting om de uitzonderingen, genoemd in artikel 5, toe te passen indien aan de betrokken voorwaarden wordt voldaan. De jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling mag er dus voor kiezen zich financieel zwaarder te verantwoorden dan voorgeschreven.
Voor het toepassen van de criteria in het tweede lid moet naar het hele bedrijf van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling worden gekeken en niet alleen naar het deel dat jeugdhulp verleent. Hierbij moet artikel 4, derde lid, in acht worden genomen. Voor het criterium over de netto-omzet is relevant dat hieronder wordt verstaan de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de jeugdhulpaanbieder, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen. Met het gemiddeld aantal werknemers in het eerste lid, onderdeel c, wordt net als in het BW het gemiddeld aantal fte bedoeld.
Voor het derde lid is aansluiting gezocht bij artikel 2:395a, tweede lid, BW, waarin is geregeld dat de drempelwaarden op geconsolideerde basis worden gemeten. Als de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling dochtermaatschappijen heeft die in een geconsolideerde jaarrekening mee moeten worden verantwoord, worden de grenzen gemeten zoals die uit de geconsolideerde jaarrekening blijken, dus over de gehele groep. Dit geldt niet, indien de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instellinginstelling artikel 9, derde lid, onderdeel b, toepast.
Het vierde lid komt overeen met artikel 2:398, eerste lid, BW. Het betreft een bepaling voor nieuwe jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Voor de vraag of zij hun jaarrekening overeenkomstig bijlage 1, Modellen A en B, mogen inrichten en gebruik kunnen maken van de vrijstellingen van artikel 5, wordt in dat geval alleen gekeken naar de toestand op de balansdatum van het eerste boekjaar. Het eerste boekjaar van een jeugdhulpaanbieder (dus het eerste jaar dat jeugdhulp wordt geboden of dat het bedrijf jeugdhulp doet verlenen) valt niet noodzakelijk samen met het eerste jaar dat het bedrijf bestaat. Hierdoor is het mogelijk dat op dit punt de vrijstellingen op grond van deze regeling en die op grond van het BW, uiteenlopen. Het is immers mogelijk dat op de aanbieder of instelling artikel 2:398, eerste lid, BW niet meer van toepassing is, omdat hij al langer dan twee jaar bestaat, maar dat het vierde lid wel van toepassing is omdat hij korter dan twee jaar jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling is. Dit kan bijvoorbeeld met zich brengen dat de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling op grond van deze regeling gebruik kan maken van de vrijstellingen voor micro ondernemingen, terwijl hij op grond van het BW geen gebruik kan maken van de vrijstellingen voor micro rechtspersonen. Om twee verschillende verantwoordingen te voorkomen, kan de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling er in een dergelijk geval voor kiezen om te verantwoorden overeenkomstig het zwaardere verantwoordingsregiem en die verantwoording ook via het CIBG openbaar te maken.
In dit artikel zijn de vrijstellingen micro jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen opgenomen, hiermee kunnen zij gebruik maken van een vereenvoudigde financiële verantwoording. Op grond van artikel 36, tweede lid, onder a en b, van de EU-Richtlijn jaarrekening mag de beperkte jaarrekening beperkt blijven tot de posten die in de Modellen A en B van bijlage 1 voor de beperkte balans en beperkte winst- en verliesrekening zijn opgenomen.
Ook wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 36, eerste lid, onder a, van de EU-Richtlijn jaarrekening biedt om micro jeugdhulpaanbieders vrij te stellen van de verplichting om in de balans opgave te doen van overlopende posten wat betreft de overige bedrijfskosten. Hierbij kan gedacht worden aan huur. Huur kan vooruit of achteraf betaald worden. Op basis van het toerekeningsbeginsel (accrual beginsel) moeten de kosten worden toegerekend aan de periode waartoe zij behoren. Door gebruik te maken van de vrijstelling van het toerekeningsbeginsel voor overlopende posten worden de bedrijfskosten alleen verantwoord in het jaar van betalen.
Vergelijkbaar met artikel 5a van het Besluit actuele waarde is waardering van activa en passiva tegen actuele waarde (fair value) door jeugdhulpaanbieders als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, niet toegestaan.
Tot slot zijn jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, vrijgesteld van de verplichting een toelichting op de jaarrekening op te stellen (artikel 36, eerste lid, onder b van de richtlijn jaarrekening).
Net als voor micro-jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zijn er criteria gesteld waaraan moet worden voldaan om aangemerkt te kunnen worden als kleine jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling. Deze criteria zijn ontleend aan artikel 2:396, eerste lid, BW. Voor een toelichting op de systematiek van dit artikel wordt verder verwezen naar de toelichting bij artikel 4, het derde en vierde lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op kleine jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen.
In dit artikel zijn vrijstellingen opgenomen voor aspecten van de jaarrekening voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, die voldoen aan de criteria opgenomen in artikel 6.
Ingevolge onderdeel a hoeven dergelijke kleine jeugdhulpaanbieders van de in afdeling 3 van titel 9 van Boek 2 BW bedoelde opgaven met betrekking tot de balans en de toelichting daarop, alleen de in artikel 2:396, derde lid, BW bedoelde opgaven te doen. Anders dan in artikel 2:396, derde lid, BW hoeft de opgave van artikel 2:373, vijfde lid, BW niet te worden gedaan; dat artikellid is in artikel 2, eerste lid, niet van overeenkomstige toepassing verklaard.
Onderdeel b bevat voor de betrokken kleine jeugdhulpaanbieders vrijstellingen van de bijzondere voorschriften omtrent de toelichting. Hiervoor is aangesloten bij artikel 2:396, vijfde en zevende lid, BW.
De vrijstellingen die in artikel 2:396, vierde lid, BW zijn opgenomen, zijn niet overgenomen in deze regeling. Het is derhalve niet toegestaan om in de winst- en verliesrekening de posten, genoemd in artikel 377, derde lid, onderdelen a tot en met d en g, van Boek 2 BW, samen te trekken tot een post brutobedrijfsresultaat.
Net als voor micro en kleine jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zijn er criteria gesteld waaraan moet worden voldaan om aangemerkt te kunnen worden als middelgrote jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling. Deze criteria zijn ontleend aan artikel 2:397, eerste lid, BW. Voor een toelichting op de systematiek van dit artikel wordt verder verwezen naar de toelichting bij artikel 4, het derde en vierde lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op kleine jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen.
In het derde lid is een vrijstelling opgenomen voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen die conform het eerste en tweede lid als middelgrote jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling aangemerkt kan worden. Het gaat om bijzondere voorschriften omtrent de toelichting op de jaarrekening. Hiervoor is aangesloten bij artikel 2:397, zesde lid, BW.
De financiële verantwoording bestaat voor de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen die zich overeenkomstig artikel 2, eerste lid, dienen te verantwoorden en die voldoen aan de eisen van artikel 8, eerste en tweede lid, uit hun enkelvoudige jaarrekening en een geconsolideerde jaarrekening, tenzij de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling en de andere groepsmaatschappijen die in de consolidatie zouden worden betrokken, samen voldoen aan de vereisten van artikel 6 (artikel 9, derde lid, onderdeel a). Een andere uitzondering op de consolidatieplicht geldt als de financiële gegevens die de jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling zou moeten consolideren zijn opgenomen in een door een andere rechtspersoon of vennootschap opgestelde geconsolideerde jaarrekening die voldoet aan het vijfde en zesde lid dan wel, als die andere rechtspersoon of vennootschap geen jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling is, voldoet aan het vijfde en zesde lid of aan titel 9 van Boek 2 van het BW. Voorwaarde is wel dat die geconsolideerde jaarrekening door de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die consolidatie achterwege laat, openbaar is gemaakt overeenkomstig artikel 15 (artikel 9, derde lid, onderdeel b), tenzij de openbaarmaking al eerdere heeft plaatsgevonden door een andere jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling van de desbetreffende groep. Zowel dochtermaatschappijen die in de consolidatie zijn betrokken en jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling zijn als de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instelling die een geconsolideerde financiële verantwoording opstellen, zijn daarnaast verplicht om tevens een enkelvoudige jaarrekening openbaar te maken.
De verplichting om een geconsolideerde jaarrekening op te maken is vergelijkbaar met de verplichting op grond van artikel 2:406, eerste lid, BW voor de rechtspersoon die aan het hoofd staat van zijn groep. Ingevolge het tweede lid geldt de verplichting om een geconsolideerde jaarrekening op te stellen ook voor de jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling die zich overeenkomstig artikel 2, eerste lid, dient te verantwoorden en aan het hoofd van een groepsdeel staat. Dat wil zeggen dat de dochtermaatschappij voor diens eigen (klein)dochters moet consolideren (vergelijkbaar met artikel 2:406, tweede lid, BW).
De jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, die een geconsolideerde jaarrekening openbaar moet maken, doet dit aan de hand van hetzelfde model als waarnaar wordt verwezen in artikel 2, eerste lid, voor de enkelvoudige jaarrekening. Artikel 2:405 BW is van overeenkomstige toepassing, hetgeen met zich brengt dat in de geconsolideerde jaarrekening de activa, passiva, baten en lasten van de rechtspersonen en vennootschappen die een groep of groepsdeel vormen en andere in de consolidatie meegenomen rechtspersonen en vennootschappen, als één geheel moeten worden opgenomen. De geconsolideerde jaarrekening is dus geen samenvoeging van de gegevens van deze rechtspersonen en vennootschappen. De grondgedachte bij de geconsolideerde jaarrekening is dat alle juridische scheidslijnen binnen de groep worden weggedacht en de geconsolideerde jaarrekening eruitziet alsof daarin slechts één rechtspersoon of vennootschap met vestigingen wordt verantwoord (vergelijk: Kamerstukken II 1986/87, 19 813, nr. 3).
Voor het invullen van de modellen gelden enkele bijzonderheden vanwege het karakter van de geconsolideerde jaarrekening. Dit is geregeld in de onderdelen a tot en met c van het zesde lid. Deze onderdelen zijn ontleend aan artikel 10 van het Besluit modellen jaarrekening.
In artikel 10 wordt geregeld welke informatie de verschillende categorieën jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen ingevolge artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel b, van de Jeugdwet bij de financiële verantwoording moeten voegen. Het gaat daarbij om:
• een accountantsverklaring;
• overige gegevens zoals bedoeld in artikel 2:392, eerste lid, onder b tot en met f, BW;
• een verslag van de interne toezichthouder; en
• een bestuursverslag;
• afzonderlijke jaarlijkse verslagen en verklaringen.
Per categorie van jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling wordt aangegeven welke van deze stukken bij de financiële verantwoording moeten worden bijgevoegd. Artikel 10 heeft betrekking op de volgende categorieën:
• jeugdhulpaanbieders -veelal rechtspersonen- en gecertificeerde instellingen die op grond van artikel 2, eerste lid, een jaarrekening openbaar moeten maken (artikel 10, eerste lid);
• personenvennootschappen, anders dan bedoeld in artikel 2:360, tweede lid, BW, (artikel 10, tweede lid); en
• eenmanszaken (artikel 10, derde lid).
Artikel 11 bevat een van artikel 10 afwijkende regeling voor de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die een formeel buitenlandse vennootschap is. Een dergelijke jeugdhulpaanbieder moet bij de financiële verantwoording dezelfde informatie voegen als die hij reeds op grond van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen bij het handelsregister moet deponeren. Dit zijn ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen de gegevens, bedoeld in artikel 2:392 BW (hieronder valt o.a. een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 2:393 BW). Hierdoor blijft de regeldruk voor deze categorie beperkt. Aanvullend hierop moet de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die een formeel buitenlandse vennootschap is, een bestuursverslag toevoegen aan de financiële verantwoording die voldoet aan artikel 12 van deze regeling en een verslag van de interne toezichthouder, als hij op grond artikel 4.4.1 van de Jeugdwet moet beschikken over een interne toezichthouder.
In het kader van artikel 10, tweede lid, onderdelen a en b, wordt wat betreft de verplichting tot het toevoegen van een controleverklaring en een bestuursverslag een uitzondering gemaakt voor de in artikel 2, derde lid, bedoelde personenvennootschappen die voldoen aan de in artikel 6, eerste lid, bedoelde eisen (dit betreffen ‘kleine’ personenvennootschappen). Bij de verwijzing naar artikel 6, eerste lid, is bepaald dat voor ‘netto -omzet’ moet worden gelezen ‘som der bedrijfsbaten’. De reden hiervoor is dat een personenvennootschap ingevolge deze regeling naast de balans niet een winst- en verliesrekening openbaar moet maken, maar een staat van baten en lasten. In een staat van baten en lasten is de term ‘omzet’ niet gebruikelijk. In plaats van de term ‘netto-omzet’ moet voor deze categorie jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen daarom worden bezien hoeveel het totaal van de baten van de aanbieder of instelling is.
Dit artikel heeft betrekking op het bestuursverslag dat wordt verlangd van een (middel)grote jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die op grond van artikel 2, eerste lid, een jaarrekening moet opstellen, een (middel)grote personenvennootschap een formeel buitenlandse vennootschap. Met het bestuursverslag wordt een bestuursverslag bedoeld in de zin van afdeling 7 van titel 9 van Boek 2 BW. In het eerste lid van artikel 12 is geregeld dat bepaalde delen van titel 9, afdeling 7, van Boek 2 van het BW van overeenkomstige toepassing zijn op het bestuursverslag. De in het eerste lid opgenomen uitzondering is opgenomen omdat het bestuursverslag moet worden openbaar gemaakt in de Nederlandse taal; anders dan in artikel 2:391, eerste lid, BW is een uitzondering hierop niet mogelijk (zie voor meer informatie paragraaf 2.3.1). Ook is de vrijstelling, bedoeld in artikel 2:397, achtste lid, BW niet van overeenkomstige toepassing verklaard, waardoor in het bestuursverslag door alle jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen die een bestuursverslag moeten overleggen, aandacht moet worden besteed aan niet-financiële prestatie-indicatoren. Het voorgaande betekent dat indien een bestuursverslag wordt opgemaakt overeenkomstig artikel 12 van deze regeling, dit bestuursverslag ook voldoet aan de vereisten van het BW, maar dat indien een bestuursverslag voldoet aan de vereisten van het BW dit niet noodzakelijkerwijs met zich brengt dat dit bestuursverslag voldoet aan artikel 12 van deze regeling.
De jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, mag op grond van het tweede lid van artikel 12 tevens het bestuursverslag geconsolideerd toevoegen aan de geconsolideerde jaarrekening. Indien hij dit doet dan kunnen hijzelf en de jeugdhulpaanbieders c.q. gecertificeerde instellingen binnen zijn groep op grond van het derde lid gebruik maken van de vrijstelling van de verplichting om het eigen bestuursverslag toe te voegen aan de enkelvoudige jaarrekening.
Artikel 12, vierde lid, heeft hetzelfde doel als artikel 2:392, tweede lid, BW.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, onderdeel a, en artikel 10, tweede lid, onderdeel a, moeten de (middel)grote jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die op grond van artikel 2, eerste lid, een jaarrekening opstellen, onderscheidenlijk een (middel)grote personenvennootschap zijn, een controleverklaring opstellen die moet voldoen aan de eisen van artikel 1171. In dit artikel is opgenomen aan welke vereisten die controleverklaring en het daaraan voorafgaande onderzoek van de accountant moeten voldoen.
Voor het eerste lid is aansluiting gezocht bij artikel 2:393, derde lid, BW waarbij de terminologie is aangepast aan deze regeling (wat betreft de verwijzing naar artikel 2:362, eerste lid, BW wordt opgemerkt dat gezien de reikwijdte van de onderhavige regeling voor de toepassing van deze bepaling, in artikel 362, eerste lid, uiteraard voor ‘rechtspersoon’ moet worden gelezen ‘de jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling’ en voor ‘de jaarrekening’ moet worden gelezen ‘de financiële verantwoording’). De jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling moet een controleverklaring overleggen waarbij de accountant ten minste de onderdelen a tot en met d van artikel 133, eerste lid, heeft onderzocht.
Het tweede lid is ontleend aan de opsomming in artikel 2:393, vijfde lid, BW. Door onderdeel j is hieraan toegevoegd dat de controleverklaring tevens een ondertekening en dagtekening door de accountant bevat. Dit is ook een vereiste voor de accountantsverklaring die is geregeld in het BW (artikel 2:393, zesde lid, BW). Ingevolge artikel 16, tweede lid, van deze regeling mag op de accountantsverklaring die wordt gedeponeerd bij het CIBG onder vermelding van de voor- en achternaam van de accountant, de ondertekening door de accountant achterwege blijven.
In het tweede lid, onderdeel d, is opgenomen dat de controleverklaring ten minste een verwijzing naar bepaalde zaken bevat waarop de accountant in het bijzonder de aandacht vestigt, zonder een verklaring als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, af te geven. In het geval er geen bepaalde zaken zijn waarop de accountant in het bijzonder de aandacht wil vestigen, behoeft de accountant dit niet te vermelden.
Ingevolge het derde lid heeft een controleverklaring, evenals de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 2:393, zesde lid, BW, de vorm van een goedkeurende verklaring, verklaring met beperking, een afkeurende verklaring of een verklaring van oordeelonthouding.
Ingevolge artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, van de Jeugdwet bestaat een deel van de jaarverantwoording uit ‘andere informatie betreffende de bedrijfsvoering van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling. In het eerste lid wordt geregeld dat de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling hiertoe de informatie moet vermelden die wordt gevraagd in bijlage 4 bij deze regeling. Op deze bijlage is in het algemeen deel van de toelichting reeds uitvoerig ingegaan.
De jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, mag op grond van het tweede lid tevens bijlage 4 geconsolideerd invullen. Indien hij dit doet dan kunnen hijzelf en de jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen binnen zijn groep op grond van het derde lid gebruik maken van de vrijstelling van de verplichting om in het kader van de enkelvoudige jaarverantwoording andere informatie betreffende de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, van de Jeugdwet overeenkomstig bijlage 4 te vermelden voor hun eigen onderneming.
In artikel 15 bepaald dat de jaarverantwoording in beginsel vóór 1 juni van het kalenderjaar volgend op het betreffende boekjaar jaarlijks openbaar gemaakt wordt. In het tweede lid is bepaald dat de NZa op aanvraag van de jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling uitstel kan verlenen voor het tijdstip waarop de jaarverantwoording openbaar gemaakt moet worden. De NZa kan het tijdstip voor openbaarmaking van de jaarverantwoording uiterlijk uitstellen tot 31 december van het kalenderjaar volgende op het boekjaar waar de openbare jaarverantwoording betrekking op heeft. Uitstel wordt door een jeugdhulpaanbieder c.q. gecertificeerde instelling aangevraagd vóór 1 april van het kalenderjaar volgend op het betreffende boekjaar.
Ter uitvoering van artikel 4.4.1, derde lid, onderdeel c, van de Jeugdwet wordt in artikel 16 geregeld op welke de jaarverantwoording openbaar gemaakt moet worden. Dit kan uitsluitend door deponering via elektronische weg bij het elektronische platform DigiMV, waarna deze verantwoording voor eenieder gratis is te raadplegen op de website www.jaarverantwoordingzorg.nl. Anders dan in het BW moet de openbaar te maken jaarverantwoording altijd volledig in de Nederlandse taal en euro zijn opgesteld. Een andere taal of valuta is niet toegestaan omwille van de vergelijkbaarheid en eenduidigheid van de openbaargemaakte jaarverantwoordingen.
In het tweede lid is opgenomen dat bij het deponeren van de financiële verantwoording en de daarbij te voegen stukken, de handtekening door de accountant, interne toezichthouder en bestuurder achterwege mag worden gelaten, onder vermelding van de voor- en achternaam van degene wiens ondertekening bij het deponeren achterwege is gelaten. Deze bepaling is opgenomen om identiteitsfraude tegen te gaan. De bepaling over het achterwege laten van de handtekening betreft uitsluitend de financiële verantwoording en de daarbij te voegen stukken; de overige informatie over de bedrijfsvoering (bijlage 4) en de melding, bedoeld in artikel 16, vierde lid, zijn namelijk niet voorzien van een ‘natte handtekening’, maar dienen uitsluitend door middel van een e‑herkenning te worden ondertekend.
Op grond van het derde lid dient de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling bijzondere omstandigheden te vermelden die tussen het eind van het boekjaar en de vaststelling van de jaarverantwoording hebben plaatsgevonden. Hierbij kan worden gedacht aan een op handen zijnde fusie of andere omstandigheden waardoor de openbare jaarverantwoording die is gedeponeerd geen getrouw beeld meer geeft van de financiële positie van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling. De jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling kan aan deze verplichting gevolg geven door bijvoorbeeld de toelichting of het bestuursverslag aan te vullen.
Als blijkt dat de openbaar gemaakte jaarverantwoording in ernstige mate tekortschiet, dan moet de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling dit onverwijld melden via het elektronische platform DigiMV aan het CIBG. Of een jaarverantwoording tekortschiet, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Hierbij is van belang dat de jaarverantwoording een representatief beeld van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling moet geven met inachtneming van de wijze van verantwoording die is voorgeschreven. Zeer ernstige fouten moeten dus worden gemeld. De jaarverantwoording schiet bijvoorbeeld in ernstige mate tekort bij een onjuiste waardering, resultaatbepaling, rubricering of een onjuiste of onvolledige toelichting. Voor jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 2, eerste en derde lid, onderdeel a, kan voor de beantwoording van de vraag of de openbaar gemaakte jaarverantwoording in ernstige mate tekortschiet, acht worden geslagen op de norm die is neergelegd in artikel 2:362, eerste lid, BW. Het doel in het BW is dat volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht wordt gegeven dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat, alsmede voor zover de aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de zorgaanbieder. In dit verband kunnen ook de RJ-Richtlijnen een rol spelen. Dit heeft de Hoge Raad met betrekking tot de jaarrekening van rechtspersonen overwogen in haar arrest van 10 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU7473.
Om een ernstige tekortkoming te melden, dient een formulier (een zogenoemde ‘désaveuverklaring’) te worden ingevuld; een model hiervoor is als bijlage 5 bij deze regeling gevoegd. Het CIBG zal deze mededeling op de website www.jaarverantwoordingzorg.nl publiceren. De jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling kan in de jaarverantwoording van het volgende boekjaar of latere boekjaren deze tekortkoming in de financiële verantwoording herstellen. De gepubliceerde openbare jaarverantwoording wordt in beginsel door het CIBG niet heropend en vervolgens door de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling vervangen, tenzij het een publicatiefout van het CIBG of schending van de AVG-regels betreft.
Het eerste lid van artikel 17 brengt met zich dat indien een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling in het boekjaar partij was bij een rechtshandeling die ertoe leidde dat één of meer jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen ophielden respectievelijk jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling te zijn, de gegevens en andere informatie van die één of meer gewezen jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen in zijn eigen openbare jaarverantwoording moet worden betrokken. Deze verplichting geldt slechts indien de gewezen jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling ophoudt te bestaan als respectievelijk jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling en daarmee niet langer openbaarmakingsplichtig is op grond van artikel 4.5.2 van de Jeugdwet.
Wanneer meerdere jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen betrokken zijn bij een rechtshandeling die ertoe leidde dat één of meer jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen ophielden respectievelijk jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling te zijn, dan is het niet opportuun dat ieder van hen verplicht is de gegevens en andere informatie van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling die ophoudt een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling te zijn, in zijn jaarverantwoording betrekt. Artikel 17, derde lid regelt dat indien er sprake is van meerdere bij de rechtshandeling betrokken jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen, slechts één van hen die gegevens en andere informatie in zijn jaarverantwoording betrekt.
Artikel 16 heeft specifiek betrekking op de situatie dat een jeugdhulpaanbieder tevens een bekostigd onderwijscomponent heeft, maar niet tevens een zorgaanbieder is waarop artikel 40b Wmg van toepassing is. Deze artikelleden hebben dus geen betrekking op combinatie-instellingen ‘zorg en jeugdhulp’ waarbij voor netto-omzet wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’. Met deze artikelleden wordt gerealiseerd dat vorenbedoelde jeugdhulpaanbieders slechts eenmaal maatschappelijk verantwoording hoeven af te leggen, door te bepalen wanneer in afwijking van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet de regels uit de Regeling jaarverslaglegging onderwijs van toepassing zijn.
De artikelen 4.1 tot en met 4.4 van de Regeling Jeugdwet voorzagen in de regels over de openbare jaarverantwoording door jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Met het vastleggen van de regels over de openbare jaarverantwoording van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen in onderhavige regeling kunnen de artikelen 4.1 tot en met 4.4 van de Regeling Jeugdwet vervallen. In verband met het vervallen van deze artikelen worden de artikelen in de paragrafen 4b en 4c van de Regeling Jeugdwet vernummerd, zodat weer sprake is van een doorlopende nummering.
Het nieuwe artikel 4.1 van de Regeling Jeugdwet bevat de aanvullende regels over het verslag, bedoeld in artikel 4.3.1, eerste lid, van de Jeugdwet dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen moeten opstellen. In de praktijk wordt dit verslag ook wel aangeduid als het ‘maatschappelijk verslag’. In artikel 4.1 van de Regeling Jeugdwet zijn regels vastgelegd over de categorie jeugdhulpaanbieders die is uitgezonderd van deze verplichting (solistisch werkende jeugdhulpverleners), het moment en de wijze van aanlevering van het maatschappelijk verslag en de mogelijkheid om uitstel te vragen. In de praktijk wordt aan de eis tot het opstellen van een maatschappelijk verslag voldaan door in DigiMV de in dat kader – in lijn met artikel 4.3.1, tweede lid, van de Jeugdwet – opgenomen vragen te beantwoorden.
Deze uitgangspunten zijn niet nieuw. Het opnieuw vastleggen hiervan is echter noodzakelijk nu met de introductie van onderhavige regeling de eerdere artikelen 4.1 tot en met 4.4 van de Regeling Jeugdwet waarin deze uitgangspunten waren vastgelegd zijn komen te vervallen (zie hierboven). Het maatschappelijk verslag wordt bovendien niet langer rechtstreeks gekoppeld aan (de openbaarmaking van) de jaarverantwoording.
Met artikel 20 wordt de Regeling openbare jaarverantwoording WMG gewijzigd. Dit is van belang omdat uit artikel 4.5.2, vijfde lid, van de Jeugdwet in samenhang met artikel 40b, achtste lid, Wmg voortvloeit dat op jeugdhulpaanbieders die ook zorgaanbieder zijn waarop artikel 40b Wmg van toepassing is (zogenoemde combinatie-instellingen zorg en jeugdhulp), uitsluitend artikel 40b Wmg en de Regeling openbare jaarverantwoording WMG van toepassing zijn. De wijzigingen sluiten aan bij hetgeen dat artikel 4.1, tweede lid, van de Regeling Jeugdwet regelde.
In artikel 8 en 9 wordt duidelijk gemaakt dat een jeugdhulpaanbieder bij de financiële verantwoording het verslag van de interne toezichthouder moet voegen, indien hij over deze interne toezichthouder als bedoeld in artikel 4.4.1, eerste lid, van de Jeugdwet dient te beschikken. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat deze aanbieder ook een verslag van de interne toezichthouder aan de financiële verantwoording moet toevoegen, wanneer hij niet op grond van artikel 3 van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) over een interne toezichthouder dient te beschikken, maar wel op grond van artikel 4.4.1. van de Jeugdwet.
Vervolgens wordt in artikel 15 geregeld dat de Regeling jaarverslaggeving onderwijs van toepassing is, indien de netto-omzet (c.q. som der bedrijfsbaten) van de jeugdhulpaanbieder, die tevens zorgaanbieder is, twee jaar achtereenvolgend voor een groter deel bestaat uit onderwijs dan uit zorg of jeugdhulp tezamen. Daarnaast worden in de bijlagen bij de Regeling openbare jaarverantwoording WMG een aantal wijzigingen aangebracht die zien op jeugdhulp.
Ten overvloede wordt ten slotte opgemerkt dat een microzorgaanbieder als bedoeld in artikel 40b, vijfde lid, Wmg, de facto voldoet aan de criteria voor een kleine zorgaanbieder, als bedoeld in artikel 4 van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG. Waar bijvoorbeeld in artikel 7 en 8 van deze regeling wordt verwezen naar artikel 4 van deze regeling, wordt dus verwezen naar zowel mico- als kleine zorgaanbieders.
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2027 en is dus van toepassing op het boekjaar 2026, welke jaarverantwoording vóór 1 juni 2027 openbaar moet worden gemaakt. Op de openbare jaarverantwoording over boekjaar 2025, blijft het bepaalde in de artikelen 4.1 tot en met 4.4 van de Regeling Jeugdwet van toepassing.
Op een jeugdhulpaanbieder die tevens een zorgaanbieder is, is vanaf boekjaar 2026 de Regeling openbare jaarverantwoording WMG van toepassing, hierover moet verantwoord worden vóór 1 juni 2027. Ook de wijzigingen die betrekking hebben op een zorgaanbieder dan wel een jeugdhulpaanbieder die tevens onderwijs verzorgen, zijn voor het eerst van toepassing op boekjaar 2026.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.Z.C.M. Tielen
Onder financiële instrumenten worden in dit kader mede verstaan financiële derivaten als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Onder financiële instrumenten worden in dit kader mede verstaan financiële derivaten als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Een geconsolideerde jaarrekening is de jaarrekening waarin de activa, passiva, baten en lasten van de rechtspersonen en vennootschappen die een groep of groepsdeel vormen en van andere in de consolidatie meegenomen rechtspersonen en vennootschappen, als één geheel worden opgenomen.
Het openbaar maken van een jaarverantwoording die niet voldoet aan de wettelijke voorschriften (hetgeen het geval is bij onjuiste of onvolledige gegevens) is een economisch delict, in de zin van artikel 1, onderdeel 2°, van de Wet op de economische delicten
Dit volgt uit artikel 16 en bijlage 5 van de Regeling openbare jaarverantwoording Jeugdwet. De jaarverantwoording schiet bijvoorbeeld in ernstige mate tekort bij een onjuiste waardering of resultaatbepaling, een onjuiste rubricering of een onjuiste of onvolledige toelichting.
Onder het begrip ‘zorgaanbieder’ in de zin van de Wmg worden, gezien de in de artikelen 40a, vijfde lid en 40b, zesde lid, Wmg in deze toelichting tevens verstaan de ‘geen rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische verbanden van zorgaanbieders’.
Zie ook de inleiding van de nota van toelichting op het Besluit 7 juli 2021, houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer Wmg ter beperking van de werkingssfeer van de artikelen 40a en 40b van de Wmg.
Jeugdzorg wordt in deze toelichting gebruikt als verzamelterm voor jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Onder kinderbeschermingsmaatregelen wordt verstaan: ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing (titel 14, afdeling 4 van Boek 1 BW, voorlopige voogdij (artikel 1:241 BW) voogdij (titel 14, afdeling 6 van Boek 1 BW) en de gezagsbeëindigende maatregel (titel 14, afdeling 5 van Boek 1 BW). Jeugdreclassering kan onder andere bestaan uit toezicht en begeleiding, scholing en training, individuele trajectbegeleiding en gedragsbeïnvloedende maatregelen (artikel 6a.5 van de Regeling Jeugdwet).
Zie ook: Kamerbrief van 1 mei 2020 betreffende ‘Toekomst van de accountancysector’ van de Algemene Rekenkamer (Kamerstukken II 2019/20, nr. 33 977.
De hoofdregel geldt ingevolge artikel 2, eerste lid, voor alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen waarvoor in artikel 2 geen andere regels zijn gesteld.
Onder jaarrekening wordt in artikel 2:362, eerste lid, BW verstaan: de enkelvoudige jaarrekening die bestaat uit de balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting, en de geconsolideerde jaarrekening indien de rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening opstelt. Artikel 2:362, eerste lid, BW is in artikel 2 van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarnaast is van belang om op te merken dat de financiële verantwoording kwalificeert als ‘financieel verslaggevingsdocument’ bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j, Wet normering topinkomens (hierna: WNT). Verplichtingen die ingevolge de WNT ten aanzien van het financieel verslaggevingsdocument door rechtspersonen gelden, gelden in die gevallen dus voor de financiële verantwoording, bedoeld in deze regeling.
Zie ook de eisen van de gescheiden administratie en transparante financiële bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 40a, tweede en vierde lid, Wmg; Kamerstukken II 2016/17, 34 768, nr. 3.
Voorbeelden van personenvennootschappen zijn: vennootschap onder firma (hierna: vof), commanditaire vennootschap (hierna: cv) en maatschappen.
Een eenmanszaak in het kader van deze regeling is: een natuurlijke persoon die jeugdhulp verleent of doet verlenen, anders dan in het kader van een maatschap of vennootschap waarvan hij vennoot is. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat deze afwijking nooit betrekking heeft op gecertificeerde instellingen, aangezien gecertificeerde instellingen op grond van artikel 1.1 van de Jeugdwet altijd een rechtspersoon zijn.
Artikel 2:407, eerste lid, BW; dit artikel is van overeenkomstige toepassing. Zie ook artikel 9, vijfde lid.
Aanbeveling uit Boschma, H. E., Lennarts, M. L., Veenstra, J. N., & van Veen, K. (2017). Evaluatie Wet bestuur en toezicht. (WODC-rapport; Nr. 2730). Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) om het bestuursverslag te herintroduceren in de zorgsector in verband met ontbreken van maatschappelijke verantwoording over bijvoorbeeld het m/v-diversiteitsbeleid bij zorgaanbieders; advies van de Taskforce ‘De juiste zorg op de juiste plek’ dat de externe toezichthouders het maatschappelijke jaarverslag (c.q. bestuursverslag) net zo belangrijk moeten vinden als het financiële jaarverslag, rapport, ‘De juiste zorg op de juiste plek’, 1 april 2018. Zie ook de genoemde onderwerpen in paragraaf 3.3. van de Governancecode Zorg 2017 (Transparantie en verantwoording).
Zie ook het belang van het interne toezicht in het document ‘Kader goed bestuur 2022’, NZa/IGJ.
De tweedeling is: logisch vs. fysiek. Fysieke toegang: bijv. gebouwen en apparatuur, door middel van sloten, toegangspoortjes en beveiligingscamera’s. Logische toegang: richt zich op het veiligstellen van digitale assets door het controleren van wie toegang heeft tot specifieke data of systemen binnen een organisatie. Bijv. m.b.v. van wachtwoorden, autorisaties en tweefactorauthenticatie.
Sira Consulting, Onderzoek Regeldruk governancebepalingen Wet Verbetering Beschikbaarheid Zorg voor Jeugdigen, april 2022.
Kamerstukken II 2023/24, 36 357, nr. 14 (Amendement lid Bushoff over een proportionele jaarverantwoording ter vermindering van de administratieve lasten voor micro zorgaanbieders). Met dit amendement zijn artikel 40b, vijfde en zesde lid, Wmg ingevoegd.
Kamerstukken II 2020/21, 34 767, nr. 59 (Kamerbrief van 7 juni 2021 over Openbare Jaarverantwoording zorgaanbieders).
Kamerstukken II 2023/24, 36 357, nr. 14 (Amendement lid Bushoff over een proportionele jaarverantwoording ter vermindering van de administratieve lasten voor micro zorgaanbieders). Met dit amendement zijn artikel 40b, vijfde en zesde lid, Wmg ingevoegd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-36796.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.