Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2025, 35823 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2025, 35823 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op artikel 98, tweede lid, van de Waterschapswet;
Besluit:
De Regeling vergoedingen waterschapsverkiezingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. De waterschappen zijn voor de periode 2026 tot en met 2027 in aanvulling op het eerste lid, onderdeel b, gezamenlijk een vergoeding verschuldigd voor de gebleken meerkosten van de organisatie van de verkiezingen van de leden van het algemeen bestuur van € 2,0 miljoen.
2. In het derde lid (nieuw) wordt ‘eerste lid’ vervangen door ‘eerste en tweede lid’.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt ‘artikel 1’ vervangen door ‘artikel 1, eerste lid, in samenhang met het derde lid’.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De vergoeding, bedoeld in artikel 1, tweede lid, in samenhang met het derde lid, die een waterschap verschuldigd is, bedraagt per kalenderjaar, bedoeld in artikel 1, tweede lid, de helft van het op basis van artikel 1, tweede lid, in samenhang met het derde lid, voor het waterschap bepaalde bedrag.
C
Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid, stelt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de vergoeding, bedoeld in artikel 2, tweede lid, die een waterschap verschuldigd is, voor 15 mei 2026 bij beschikking vast.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman
Naar aanleiding van signalen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (verder: VNG) dat de meerkosten van gemeenten voor de organisatie van de waterschapsverkiezingen hoger zijn dan de in 2024 op grond van de Regeling vergoedingen waterschapsverkiezingen (verder: regeling) geïndexeerde vergoeding van € 13,1 miljoen voor de waterschapsverkiezingen van 2027, is in opdracht van de VNG en de Unie van Waterschappen (verder: Unie) onderzoek uitgevoerd door Cebeon.1 Uit dit onderzoek komt naar voren dat de meerkosten van gemeenten voor de organisatie van de waterschapsverkiezingen van 2027 inderdaad hoger zijn dan eerder vastgesteld en dat de daadwerkelijke meerkosten € 15,1 miljoen bedragen, een verschil van € 2,0 miljoen. De oorzaken hiervan zijn met name:
– kostenstijgingen die hoger zijn dan de in de regeling bepaalde indexering (consumentenprijsindex);
– de stijging van het aantal kiesgerechtigden (van 13,9 miljoen in 2019 naar 14,5 miljoen in 2023) waarmee (nog) geen rekening is gehouden;
– nieuwe wet- en regelgeving en procedures die van invloed zijn op het verkiezingsproces.
Artikel 98, tweede lid, eerste volzin, van de Waterschapswet bepaalt dat elk waterschap een vergoeding is verschuldigd voor de kosten van gemeenten vanwege de organisatie van de waterschapsverkiezingen. Het betreft de kosten die gemeenten extra maken ten opzichte van de provinciale statenverkiezingen, de waterschapsverkiezingen worden immers tegelijkertijd met die verkiezingen gehouden. Het betreft onder meer kosten voor het drukken van de stembiljetten, verzendkosten, het opbouwen en inrichten van de stemlocaties en het vaststellen van de verkiezingsuitslag.
De vergoeding wordt door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (verder: minister) vastgesteld. Nu de in de regeling opgenomen regels om de hoogte van de verschuldigde vergoeding te bepalen niet meer voldoen, is het noodzakelijk de regeling te wijzigen.
De VNG en de Unie hebben gezien het voorgaande de minister gevraagd de regeling te wijzigen en de bijdragen van de waterschappen in 2026 en 2027 te verhogen met jaarlijks € 1,0 miljoen. Hiermee hebben de eenentwintig waterschappen ingestemd tijdens de ledenvergadering van de Unie van 4 juli 2025. Dat er onderzoek zou worden uitgevoerd naar de meerkosten van de waterschapsverkiezingen was overigens ook al aangekondigd bij het toesturen van de beschikkingen voor de vergoedingen voor de waterschapsverkiezingen van 2027 aan de eenentwintig waterschappen. Gezien het verzoek en de hiervoor genoemde instemming met deze tussentijdse verhoging van alle waterschappen, is de regeling gewijzigd.
Aangezien de beschikkingen met de vergoedingen die de waterschappen op grond van artikel 1, eerste lid, van de regeling verschuldigd zijn vóór 15 mei 2024 zijn verstuurd, is ervoor gekozen om een nieuw tweede lid in te voegen in artikel 1. Op deze wijze is duidelijk vastgelegd dat het een extra vergoeding betreft voor de periode van 2026 tot en met 2027 van in totaal € 2,0 miljoen. Dit is een totaalbedrag dat niet is geïndexeerd. De extra vergoeding die de waterschappen samen verschuldigd zijn per kalenderjaar bedraagt € 1,0 miljoen.
Ook de verschuldigde extra vergoeding wordt over de waterschappen omgeslagen op basis van de verhoudingen tussen de aantallen kiesgerechtigde ingezetenen van de waterschappen voor de laatst gehouden waterschapsverkiezingen (artikel 1, derde lid). Kiesgerechtigd zijn degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van het waterschap en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt (artikel B 2a, eerste lid, van de Kieswet).
De Unie geeft het aantal kiesgerechtigde ingezetenen per waterschap tijdens de laatst gehouden waterschapsverkiezingen door aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De minister stelt op basis daarvan het verschuldigde bedrag per waterschap vast (artikel 3). Omdat dit bedrag gedurende de twee kalenderjaren 2026 en 2027 gelijk is, kan worden volstaan met één beschikking.
Op grond van artikel 98, tweede lid, laatste volzin, van de Waterschapswet betalen de waterschappen de verschuldigde vergoedingen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hij stelt op basis van de door de minister bij beschikking vastgestelde vergoedingen een Rijksfactuur per waterschap op en brengt de bedragen jaarlijks in rekening bij de waterschappen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het bedrag van € 2,0 miljoen voor de jaren 2026 en 2027 overgeboekt naar de begroting van het gemeentefonds, zodat de middelen via de algemene uitkering van het gemeentefonds aan gemeenten kunnen worden uitgekeerd.
Zoals hiervoor aangegeven, hebben de VNG en de Unie wat betreft de waterschapsverkiezingen van 2027 op grond van het onafhankelijk onderzoek van Cebeon geconcludeerd dat de in de – voormalige – regeling verankerde berekening van de bijdrage van de waterschappen onvoldoende robuust is. De VNG en de Unie hebben onderling bestuurlijke afspraken gemaakt over een andere berekeningswijze. In overleg met de VNG en de Unie zal worden bezien hoe deze afspraken voor de bepaling van de kosten voor de waterschapsverkiezingen in 2031 en volgende jaren worden verankerd.
In de periode van 14 augustus tot en met 25 september 2025 is voor deze regeling een internetconsultatie uitgevoerd.
Er zijn in totaal acht openbare anonieme reacties ontvangen van burgers, een reactie van de Unie en een reactie van de VNG. De Unie stemt, namens de waterschappen, in met de tussentijdse verhoging. De VNG stemt daar eveneens mee in. Uit de acht reacties van burgers komt naar voren dat de helft vindt dat de kosten van de verkiezingen omlaag moeten en vindt dat een waterschap niet meer kan uitgeven dan er ontvangen wordt. Tevens vinden indieners het niet duidelijk welke kosten gemaakt worden voor de verkiezingen. Sommigen vinden dat de waterschapsverkiezingen moeten worden afgeschaft omdat er geen keuzes te maken zijn en waterbeheer niet politiek zou moeten zijn. Een aantal indieners vindt dat het niet uitmaakt of gemeenten of waterschappen de kosten van de verkiezingen betalen omdat beide organisaties dit van belastinggeld doen. Een reactie onderschrijft dat kosten voor het organiseren van de waterschapsverkiezingen niet door gemeenten gedragen moeten worden, omdat die het geld hard nodig hebben voor lokale dienstverlening.
De UvW en de VNG hebben een onafhankelijk feitenonderzoek laten uitvoeren door Cebeon. Hierbij is specifiek gekeken naar de extra kosten die gemeenten maken voor de organisatie en uitvoering van de waterschapsverkiezingen ten opzichte van de gelijktijdige organisatie van de provinciale statenverkiezingen. Juist door de gelijktijdige organisatie van beide verkiezingen wordt er bespaard op de kosten voor de organisatie van de waterschapsverkiezingen. Waterschappen betalen nu immers alleen de meerkosten die gemeenten maken ten opzichte van de provinciale statenverkiezingen. Om te voorkomen dat gemeenten opdraaien voor (een deel van) de kosten van de organisatie van de waterschapsverkiezingen, is de regeling aangepast zodat dit niet ten koste gaat van de gemeentelijke diensten.
In de toelichting is verduidelijkt wat de meerkosten van de waterschapsverkiezingen ten opzichte van de provinciale statenverkiezingen zijn.
De datum van inwerkingtreding van deze regeling is 1 januari 2026. Dit is een van de vaste verandermomenten (Aanwijzingen voor de regelgeving, nr. 4.17, tweede lid). Er wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. Dit wordt niet bezwaarlijk geacht omdat de beschikkingen met de te betalen vergoedingen in mei 2026 zullen worden verstuurd. Daarnaast zijn de waterschappen al tijdens de ledenvergadering van 4 juli 2025 van de Unie over de voorgenomen wijziging geïnformeerd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman
Meerkosten voor gemeenten voor de organisatie van de waterschapsverkiezingen, Cebeon, 20 maart 2025.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-35823.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.