Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 23 oktober 2025 nr. IENW/BSK-2025/258966, houdende vaststelling van tijdelijke regels ter stimulering van aanvullende zuiveringstechnieken bij rioolwaterzuiveringsinstallaties (Tijdelijke subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten tweede tranche) [KetenID WGK 26712]

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste en derde lid, 4, eerste lid, 6, eerste lid, tweede lid, onderdeel b, en zesde lid, 8, eerste lid, 10, tweede lid, 22, tweede lid, en 24, eerste lid, tweede volzin, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

gidsstoffen:

organische microverontreinigingen:

Categorie 1:

  • (i) amisulprid (CAS No 71675-85-9),

  • (ii) carbamazepine (CAS No 298-46-4),

  • (iii) citalopram (CAS No 59729-33-8),

  • (iv) clarithromycin (CAS No 81103-11-9),

  • (v) diclofenac (CAS No 15307-86-5),

  • (vi) hydrochlorothiazide (CAS No 58-93-5),

  • (vii) metoprolol (CAS No 37350-58-6),

  • (viii) venlafaxine (CAS No 93413-69-5);

Categorie 2:

  • (i) benzotriazole (CAS No 95-14-7),

  • (ii) candesartan (CAS No 139481-59-7),

  • (iii) irbesartan (CAS No 138402-11-6),

  • (iv) mix van 4-methylbenzotriazole (CAS No 29878-31-7) en 5-methyl- benzotriazole (CAS No 136-85-6),

op basis waarvan het verwijderingsrendement kan worden vastgesteld en die gebruikt worden om de zuiveringsprestaties onderling tussen verschillende vergaande zuiveringstechnieken te vergelijken;

functioneel in bedrijf stellen van de installatie:

in werking brengen van de installatie door het waterschap nadat deze officieel is opgeleverd door de leverancier conform de vastgelegde afspraken of specificaties hierover met het waterschap;

installatie:

vergaande zuivering op een zuiveringtechnisch werk;

Kaderbesluit:

Kaderbesluit subsidies I en M;

lerend implementeren:

implementeren van een vergaande zuiveringstechniek op een zuiveringtechnisch werk als een demonstratieproject, waarbij het functioneren wordt gemonitord met als doel hiervan te leren en kennis te ontwikkelen en deze vervolgens te gebruiken bij keuzes en toepassing voor toekomstige installaties;

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

project:

geheel aan activiteiten, werkzaamheden en op te leveren producten zoals opgenomen in het projectplan;

projectcoördinator:

projectcoördinator als bedoeld in artikel 10, eerste lid;

projectplan:

projectplan ‘Zuivering medicijnresten op rioolwaterzuivering (X)’ of een programma voor meerdere rioolwaterzuiveringen van een waterschap;

resultaten:

uitvindingen, uitkomsten, materialen, methodes, processen, producten, programma’s, software, vindingen of ontdekkingen die binnen een project worden gegenereerd;

rioolwaterzuivering:

zuiveringtechnisch werk;

vergaande zuivering:

additioneel zuiveringsproces of additionele zuiveringsstap op een zuiveringtechnisch werk met als doel de belasting van het oppervlaktewater met organische microverontreinigingen, waaronder medicijnresten, zodanig te reduceren dat de concentraties van deze stoffen substantieel worden verlaagd waardoor het verwijderingsrendement behaald wordt, waarbij ook het verlagen van de ecotoxicologische risico’s van het geloosde afvalwater voor het ontvangende oppervlaktewater onderdeel is van vergaand zuiveren;

verwijderingsrendement:

verwijdering van minimaal 80% van de opgenomen selectie aan gidsstoffen na functionele inbedrijfstelling van de installatie;

zuiveringtechnisch werk:

werk voor het zuiveren van stedelijk afvalwater, in exploitatie bij een waterschap of een gemeente, dan wel een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast, met inbegrip van het bij dat werk behorende werk voor het transport van stedelijk afvalwater.

Artikel 2 Doel

Deze regeling heeft tot doel met subsidieverstrekking aan een waterschap de implementatie en kennisontwikkeling van vergaande zuiveringstechnieken op rioolwaterzuiveringen door waterschappen te stimuleren, om medicijnresten en andere organische microverontreinigingen vergaand te verwijderen uit stedelijk afvalwater ter bevordering van de waterkwaliteit.

Artikel 3 Artikelen Kaderbesluit van overeenkomstige toepassing

De artikelen 4, eerste lid, onder a, b, e, f, h, en k, 6, eerste vierde en zesde lid, 8, eerste lid en tweede lid, onder c, 10, eerste en vierde lid, 11, 12, 14, eerste en vierde lid, 17, eerste lid, onder a, b, c, e en f en tweede lid, 18, 19, 20, 21, 24, derde en vierde lid, en 25 van het Kaderbesluit, zijn van overeenkomstige toepassing op een subsidie die op grond van deze regeling wordt verstrekt.

Artikel 4 Kosten die in aanmerking komen voor een subsidie

  • 1. De minister kan op aanvraag van een waterschap subsidie verstrekken voor de kosten die zijn gemaakt voor 31 december 2028 en die direct verbonden zijn met de uitvoering van de volgende activiteiten:

    • a. de keuze van de vergaande zuiveringstechniek op de rioolwaterzuivering, waaronder onderzoekskosten;

    • b. de bouw van de vergaande zuiveringstechniek;

    • c. het functioneel in bedrijf stellen van de installatie van de vergaande zuiveringstechniek.

  • 2. De voor indiening van de aanvraag gemaakte kosten die rechtstreeks samenhangen met de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, komen ook voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5 Kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten voor aanpassingen aan de reguliere zuivering die nodig zijn voor het behalen van de bestaande lozingseisen;

  • b. operationele kosten die samenhangen met het in bedrijf houden van de vergaande zuivering;

  • c. kosten die samenhangen met het monitoren van de effectiviteit van de toegepaste vergaande zuivering;

  • d. kosten die samenhangen met de uitvoering van projecten waarvoor reeds subsidie is verleend op grond van de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche;

  • e. kosten waarvoor uit andere hoofde een subsidie of een bijdrage of vergoeding voor de kosten van de activiteiten, bedoeld in artikel 4, eerste of tweede lid, door derden is of wordt verstrekt.

Artikel 6 Subsidieplafond en verdeling

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 32.600.000,–.

  • 2. De te verstrekken subsidie bedraagt:

    • a. een vast bedrag van maximaal € 250.000,– per zuiveringtechnisch werk; en

    • b. een variabel bedrag per zuiveringtechnisch werk dat wordt bepaald aan de hand van het aantal kubieke meter inkomend vergaand te zuiveren afvalwater berekend volgens de formule: € 0,21 x aantal m3/jaar van het gemiddelde over de drie voorgaande kalenderjaren op het moment van de aanvraag, conform bijlage I bij deze regeling.

  • 3. Subsidie kan worden verstrekt tot een maximumbedrag van € 3.000.000,– per zuiveringtechnisch werk.

  • 4. De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. Een subsidie kan op aanvraag van een waterschap worden verstrekt.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij de minister van 1 december 2025 tot en met 30 november 2026, waarvoor gebruik wordt gemaakt van het aanvraagformulier, bedoeld in bijlage II, bij deze regeling.

  • 3. De aanvraag tot subsidieverlening bevat naast de in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit genoemde gegevens in ieder geval:

    • a. een projectplan voor uitvoering van de activiteiten;

    • b. een toelichting op welke vergaande zuiveringstechniek in de installatie wordt toegepast;

    • c. een technisch onderbouwde analyse waarmee aangetoond wordt dat met de vergaande zuiveringstechniek het minimale verwijderingsrendement behaald kan worden;

    • d. het aantal kubieke meter vergaand behandeld afvalwater per kalenderjaar over de drie voorafgaande jaren, zoals uitgewerkt in bijlage I bij deze regeling; en

    • e. de bijlagen, genoemd in het aanvraagformulier, bedoeld in bijlage II, bij deze regeling.

  • 4. Waterschappen die de installatie voor 1 december 2025 in bedrijf hebben gesteld, overleggen in aanvulling op het derde lid, ook de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 12, derde lid, bij de aanvraag.

Artikel 8 Verlening

Een besluit tot verlening van de subsidie vermeldt in ieder geval:

  • a. de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend;

  • b. het bedrag van de subsidie; en

  • c. de wijze waarop het bedrag van de subsidie is bepaald.

Artikel 9 Voorwaarden

  • 1. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. Er wordt voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 10.

Artikel 10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger wijst een projectcoördinator aan, die het project coördineert en die aanspreekpunt is voor de minister.

  • 2. De installatie is functioneel in bedrijf gesteld voor 31 december 2028.

  • 3. De vergaande zuiveringstechniek kan technisch het verwijderingsrendement behalen.

  • 4. Het verwijderingsrendement wordt bepaald als het rekenkundig gemiddelde van de specifieke verwijderingspercentages van minimaal zes gidsstoffen, verdeeld over twee categorieën, waarbij de verhouding tussen stoffen uit categorie 1 en categorie 2 altijd 2:1 is.

  • 5. Als minder dan zes gidsstoffen in voldoende concentratie worden gemeten, kan gebruik worden gemaakt van de gidsstoffen uit de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche om het verwijderingsrendement te berekenen.

  • 6. Voor het meten van de gidsstoffen om het zuiveringsrendement te bepalen, bedoeld in het vierde lid, wordt gebruik gemaakt van de werkinstructie, bedoeld in bijlage I van de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche, dan wel de werkinstructies, bedoeld in ‘STOWA 2024-43, werkinstructie bemonstering en chemische analyse medicijnresten in rwzi-afvalwater t.b.v. bijdrageregeling ‘zuivering medicijnresten’ (IenW)’ en de ‘Handreiking voor het uitvoeren van biologische effectmonitoring bij vergaande zuivering van RWZI-effluenten Versie 0.9, eindversie 24 oktober 2024’.

  • 7. Gedurende vijf jaren na de datum van het functioneel in bedrijf stellen van de installatie rapporteert het waterschap jaarlijks, voor 1 maart in het opvolgende kalenderjaar, aan de minister over de voortgang van de bevindingen ten aanzien van het project.

  • 8. De rapportage, bedoeld in het zevende lid, bevat de gegevens, bedoeld in bijlage III, bij deze regeling.

Artikel 11 Openbaarheid

De binnen het project gegenereerde resultaten en de opgedane kennis en ervaring worden door de subsidieontvanger beschikbaar gesteld voor de Nederlandse zuiveringspraktijk.

Artikel 12 Vaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen dertien weken na het functioneel in bedrijf stellen van de installatie een aanvraag voor subsidievaststelling in bij de minister.

  • 2. In afwijking van het eerste lid dienen waterschappen die de installatie voor 1 december 2025 functioneel in bedrijf hebben gesteld uiterlijk 1 april 2026 een aanvraag voor subsidievaststelling in bij de minister.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat naast de in artikel 24, derde en vierde lid, van het Kaderbesluit genoemde gegevens in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de reeds uitgevoerde activiteiten; en

    • b. de datum van functionele inbedrijfstelling van de installatie.

Artikel 13 Evaluatie

De minister publiceert uiterlijk op 31 december 2030 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

Artikel 14 Wijziging Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche

In artikel 3 van de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche wordt na ’17, eerste lid, onder a, b, c, en f’ ingevoegd ‘en tweede lid’.

Artikel 15 Inwerkingtreding en horizonbepaling

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 15 oktober 2030, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 16 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten tweede tranche.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman

BIJLAGE I, BEDOELD IN ARTIKEL 6, TWEEDE LID, ONDERDEEL B, EN ARTIKEL 7, DERDE LID, ONDERDEEL D

Voor het berekenen van het aantal m3 vergaand gezuiverd afvalwater in een rioolwaterzuivering, dat gebruikt wordt ter bepaling van het variabele bedrag, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel b, en artikel 7, derde lid, onderdeel d, van deze regeling, is een berekeningswijze uitgewerkt. Deze berekeningswijze maakt gebruikt van een dataset van dagdebieten van de rioolwaterzuivering van de drie voorafgaande kalenderjaren. De bandbreedte hiervan is afhankelijk van de uitvoeringsvorm van de vergaande zuiveringsinstallatie en de grootte (full-scale of een beperkt aantal zuiveringsstraten).

Minimaal dagdebiet full-scale

De vergaande zuiveringstechniek dient minimaal de daggemiddelde DWA te behandelen. Deze daggemiddelde DWA wordt als volgt bepaald, op basis van een dataset van dagdebieten van het influent op de rioolwaterzuivering over de afgelopen drie jaar:

  • bepaal het intreegebied van de rioolwaterzuivering (geografische ligging innamestelsels);

  • bepaal de ledigingstijd van het rioolstelsel;

  • verzamel de influenten dagdebieten van de drie voorgaande jaren;

  • ga voor de drie voorgaande jaren na op welke data er sprake was van neerslag in het intreegebied;

  • elimineer de dagdebieten van de dagen waarop er neerslag is gevallen in intreegebied;

  • elimineer de dagdebieten van de dagen nadat er neerslag is gevallen in intreegebied op basis van de hiervoor bepaalde ledigingstijd van het rioolstelsel;

  • de overgebleven dagen bevatten droogweeraanvoer in m3/d, zonder significante regenweeraanvoer. Bepaal op basis van deze dataset de daggemiddelde DWA.

Toelichting

Indien de daggemiddelde DWA niet conform bovenstaande methode kan worden bepaald, geldt dat de vergaande zuiveringstechniek minimaal de mediaan (of 50-percentielwaarde) van influent dagdebieten van de drie voorgaande jaren moet behandelen.

Maximaal dagdebiet full-scale

Het maximale dagdebiet, waarvoor een bijdrage wordt verstrekt op grond van deze regeling, is vastgesteld op tweemaal daggemiddelde DWA. De achterliggende gedachte hierbij varieert per uitvoeringsvorm van de vergaande zuiveringstechniek:

  • a. geïntegreerd in het zuiveringsproces (zoals bij poederkooldosering in actief-slib PACAS): als maximale debietproportionele dosering van poederkool voor het in actief-slib behandelde afvalwater wordt 2x daggemiddelde DWA, gedeeld door 24 uren, aangehouden;

  • b. nageschakeld in effluent: 2x daggemiddelde DWA komt ongeveer overeen met 80-percentiel waarde van de gemiddelde jaaraanvoer van de drie voorgaande jaren naar de RWZI gedeeld door 365 dagen.

Toelichting

Dit komt voort uit de wijze waarop de hydraulische capaciteit voor installaties voor vergaande verwijdering van organische microverontreinigingen moet worden bepaald (conform STOWA-rapport 2020-061). Dit rapport gaat uit van bepaling van verwijdering op basis van het jaarrendement, oftewel effluent rioolwaterzuivering (inclusief vergaande behandeling van een deelstroom van rioolwaterzuivering-effluent + bypass vergaande behandeling) ten opzichte van influent rioolwaterzuivering. De locatie van het monsterpunt voor het vergaand gezuiverde rioolwaterzuivering-afvalwater is het effluent van de nageschakelde vergaande zuiveringstechniek. De bypass wordt berekend op basis van het aanvoerpatroon naar de rioolwaterzuivering (op basis van uurinfluentdebieten over de afgelopen drie jaren). In het geval van in het zuiveringsproces geïntegreerde vergaande zuiveringstechnieken, wordt het volledige effluent al bemonsterd wat regulier door actief slib is behandeld.

Niet full scale

Bij installaties die een deel van het rioolwaterzuivering-afvalwater vergaand zuiveren, wordt bovenstaande berekeningswijze naar rato toegepast.

Toelichting

Indien een installatie het effluent behandelt van 1 van de 3 gelijke zuiveringsstraten, dan geldt dat de bijdrage wordt toegekend voor 1/3=33% van de full-scale binnen de bandbreedte van de minimale en maximale dagdebieten.

BIJLAGE II, BEDOELD IN ARTIKEL 7, TWEEDE EN DERDE LID, ONDERDEEL E

Aanvraagformulier Tijdelijke subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten tweede tranche

Digitaal indienen naar:

Subsidie.medicijnresten2@minienw.nl

Indieningsperiode: 1 december 2025 t/m 30 november 2026

Vermeld bij de mail als onderwerp: Aanvraag subsidie [naam RWZI] – [naam waterschap].

Sla uw aanvraag op als een PDF-bestand met titel <jjjjmmdd – Aanvraag subsidie [naam RWZI] – [naam waterschap]>

* Vergeet niet de bijlagen bij de mail te voegen.

Gegevens aanvrager

Naam waterschap

 

Postadres

 

Postcode en plaats

 

KvK-nummer

 

IBAN rekeningnummer

(voeg bewijs1 dat dit rekeningnummer op naam van de aanvrager staat toe als bijlage)

 

BTW verrekenen

Ja/nee

Naam contactpersoon

 

rechtstreeks telefoonnummer

Emailadres

 
X Noot
1

Bijvoorbeeld een kopie/screenshot van een bankafschrift.

Gegevens project

Naam rioolwaterzuiveringsinstallatie

 

Straatnaam en nummer

 

Postcode en plaats

 

Voorgenomen verregaande zuiveringsmethode voor de vierde trap

 

Aantal m3 vergaand behandeld afvalwater (bepaald conform bijlage I bij de Tijdelijke subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten tweede tranche)

 

Projectplan

In het aan te leveren projectplan staat ten minste vermeld:

De voorgenomen stappen voor de uitvoering van de activiteiten met planning.

Voorgenomen datum van functioneel in bedrijfstellen van de installatie 1 met planning en risicoanalyse waaruit blijkt dat deze datum gehaald kan worden.

Overzicht van kosten die in aanmerking komen voor een subsidie2

Een uiteenzetting waaruit blijkt dat de installatie minimaal vijf jaar in gebruik gehouden wordt na het functioneel in bedrijf stellen van de zuiveringstrap.

Een toelichting op welke vergaande zuiveringstechniek in de installatie zal worden toegepast, inclusief technologische uitgangspunten.

Een uiteenzetting waaruit blijkt dat met de gekozen verregaande zuiveringstechniek het, in de Tijdelijke subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten tweede tranche bepaalde, minimale verwijdering rendement behaald kan worden.

X Noot
1

vóór 31 december 2028.

X Noot
2

zie hiervoor artikel 4 van de Tijdelijke subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten tweede tranche.

Ondertekening

De aanvrager verklaart hierbij:

Alle gegevens in dit aanvraagformulier en alle bijlagen naar waarheid en beste weten te hebben verstrekt.

Bevoegd te zijn om deze aanvraag namens de organisatie in te dienen.

Dat er geen sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun voor deze projecten/activiteiten.

Plaats

 

Datum

 

Naam

 

Functie

 

Handtekening

 

Toe te voegen bijlagen

Bijlage 1

Bewijs dat het vermelde bankrekeningnummer op naam van het aanvragende waterschap staat.

Dit kan een kopie bankafschrift zijn. Financiële gegevens op het bankafschrift mogen worden weggelakt.

Bijlage 2

Projectplan, voor inhoud zie kopje projectplan.

Bijlage 3

Berekening aantal m3 vergaand te behandelen afvalwater conform bijlage I subsidieregeling.

   
   
   
   

Overige bijlagen:

U kunt deze aanvraag ondersteunen met overige bijlagen die relevant zijn voor de aanvraag.

BIJLAGE III, BEDOELD IN ARTIKEL 10, ACHTSTE LID

Inhoudsopgave met duiding voor jaarlijkse voortgangsrapportage voor vergaande zuivering op een rioolwaterzuivering.

De inhoudsopgave van de voortgangsrapportage ziet er als volgt uit. Er wordt hieronder onderscheid gemaakt tussen het verplichte deel voor de minister (cursief aangegeven) en het informatieve deel voor de waterschappen en de rest van de Nederlandse zuiveringspraktijk.

 

Beschrijving van installatie

• Ontwerp van vergaande zuiveringstechniek

Dimensioneringsgrondslagen (DWA profiel incl. DWA piek, RWA max en verdeling influentdebieten over het jaar), installaties en doseringen van PAK (mg PAK/m3 influent) of ozon (g O3/g DOC) – eventueel na eerste rapportage terugverwijzen naar eerdere rapportage,

• Inpasbaarheid in zuiveringsproces van bestaande rioolwaterzuivering

Ontwerp bypass (m3 influent, behandeld en via bypass), kwaliteit influent/effluent bestaande rioolwaterzuivering (BZV, CZV, N, P, SS, gidsstoffen) (DOC effluent) (bromide/bromaat bij O3), – eventueel na eerste rapportage terugverwijzen naar eerdere rapportage.

 

Opzet bedrijfsvoering, monitoring en begeleidend onderzoek

• Bedrijfsvoering

Vastleggen nulsituatie, opstart- en ‘steady state’ periode

• Monitoring

Monstername en analyses (gehanteerde methode – oude of nieuwe bemonsteringsmethode), parameters o.a. gehanteerde gidsstoffen, biologische effectmetingen, meetlocatie, frequentie, rapportagegrenzen), registratie verbruiksgegevens (elektriciteit, O3/PAK, hulpstoffen, geproduceerd slib), registratie specifieke kenmerken bedrijfsvoering.

• Begeleidend onderzoek

• Verdere ontwikkeling/optimalisatie van zuiveringstechniek, reductie kosten/onderhoud, specifiek onderzoek beïnvloeding zuiveringsproces rioolwaterzuivering.

 

Resultaten

• Zuiveringsprestaties gidsstoffen en biologische effectmetingen

Concentraties gidsstoffen in influent/effluent en berekening van verwijderingspercentage per gidsstof en het verwijderingspercentage berekend conform de Richtlijn stedelijk afvalwater (2024/3019), waarbij is aangegeven welke gidsstoffen gebruikt zijn. Indien minder dan zes gidsstoffen in voldoende concentratie kan worden gemeten, kan worden uitgeweken naar de gidsstoffen opgenomen in de Subsidieregeling verwijdering medicijnresten eerste tranche. Indien hiervoor gekozen moet worden, dan dient aangegeven te worden welke gidsstoffen zijn vervangen en door welke alternatieve gidsstof. Overzicht van de bioassay-responsen en berekening van de afname per bioassay en gesommeerd als totaalwaarde voor de situatie voor als na vergaande zuivering.

Concentraties van de andere stoffen uit het ILOW-analysepakket en eventueel overige microverontreinigingen.

Inzicht in vorming van ongewenste bijproducten t.g.v. vergaande zuivering, zoals bromaatvorming door ozon.

De verkregen data van alle (gids)stoffen en andere microverontreinigingen alsmede de bioassay-responsen worden adequaat opgenomen in een toegankelijk databestand, zoals Z-info bij het Informatiehuis Water.

• Zuiveringsprestaties andere stoffen

Inzicht in verwijderingspercentage andere stoffen, zoals macroparameters, stikstof-fosfaat, metalen, andere organische microverontreinigingen, pathogenen en micro-plastics.

• Bedrijfsvoering en beheer

Werken met de vergaande zuiveringstechniek op de rioolwaterzuivering en invloed op zuiveringsproces, zoals nutriëntenverwijdering, slibproductie en -behandeling, gebruik hulpstoffen (actieve kool, methanol, PE) en energieverbruik. Bij opsplitsen in bijvoorbeeld productie ozon, spoelwater en opvoering water.

• Inzicht in de kosten van de vierde zuiveringstrap qua beheer, gebruik en onderhoud

Inzicht in de kosten en de CO2-footprint incl. achterliggende berekening, conform en ter vergelijking met rapportage.1

 

Aanbevelingen

• Lessons learned, tips, aanbevelingen

Voor verdere ontwikkeling/optimalisatie van zuiveringstechniek, reductie kosten/onderhoud, specifiek onderzoek beïnvloeding zuiveringsproces rioolwaterzuivering voor de betreffende rioolwaterzuivering van de demo, maar ook voor de Nederlandse zuiveringspraktijk in het algemeen.

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Het realiseren van schoon en ecologisch gezond water is een uitdagende opgave. Dit vergt een creatieve en gezamenlijke aanpak. In 2016 is de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water geïntroduceerd. Terugdringing van medicijnresten is één van de prioriteiten in het waterkwaliteitsbeheer. Daarbij spelen de waterschappen een belangrijke rol. Met voorliggende subsidieregeling kunnen waterschappen aanvullende financiering aanvragen ten behoeve van de kennisontwikkeling en implementatie van vergaande zuiveringstechnieken op rioolwaterzuiveringen om medicijnresten en andere organische microverontreinigingen vergaand te verwijderen uit stedelijk afvalwater, ter bevordering van de waterkwaliteit. De totaal beschikbare gelden zijn opgedeeld in twee tranches. De opdeling in twee tranches is bedoeld om de waterschappen te verleiden zo snel mogelijk te starten met de bouw van vergaande zuiveringen. De eerste tranche bood meer financiële middelen dan de voorliggende tweede tranche. De subsidieregeling voor de eerste tranche (Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche) is in werking getreden op 30 november 2023 en geldt voor een beperkt aantal waterschappen. Voorliggende subsidieregeling regelt de tweede tranche en staat open voor alle waterschappen.

2. Achtergrond

In Nederland worden steeds meer medicijnen gebruikt. De resten daarvan komen via het riool in het water terecht. In Nederland wordt naar schatting per jaar minstens 190 ton medicijnresten (exclusief metabolieten en röntgencontrastmiddelen) op het oppervlaktewater geloosd. De belangrijkste route, naar schatting 95% van de geëmitteerde medicijnen, loopt via het menselijk lichaam. De rest wordt bij de arts of thuis als afval weggespoeld. Ziekenhuizen en verzorgingstehuizen zorgen voor 10% van de resten in het rioolwater, de andere 90% is afkomstig van huishoudens. Medicijnresten kunnen een negatief effect hebben op waterfauna en op de bereiding van drinkwater. Pijnstillers veroorzaken bijvoorbeeld weefselschade bij vissen, anticonceptiemiddelen zorgen voor geslachtsverandering bij vissen en antidepressiva kunnen het gedrag van kleine waterkreeftjes en vissen veranderen. Ook is er antibiotica te vinden in het oppervlaktewater. Zo kunnen onze oppervlaktewateren als een reservoir dienen voor (antibiotica)resistentiegenen die daar via de rioolwaterzuivering zijn gekomen. Ook in het drinkwater worden medicijnresten aangetroffen. Hoewel dat gaat om zulke lage concentraties dat effecten zijn uit te sluiten, is dit geen gewenste situatie. Naar verwachting zal de impact van medicijnresten in het water toenemen. Zo zal het medicijngebruik de komende decennia stijgen als gevolg van de vergrijzing van onze bevolking. Geschat wordt dat in 2035 het medicijngebruik met ongeveer 37% zal zijn toegenomen. Ook zal de vervuiling van oppervlaktewater met medicijnresten verergeren vanwege de klimaatverandering. Bij droogte zal er sprake zijn van hogere concentraties en bij hevigere regenval kan een overstort van ongezuiverd rioolwater zorgen voor verdere verspreiding. Het aanpakken van deze opgaven is noodzakelijk voor een schoon en ecologisch gezond watersysteem en draagt daarmee bij aan het behalen van de waterdoelen.2

In het rapport van STOWA ‘Landelijke hotspotanalyse geneesmiddelen rwzi’s’3 wordt op transparante en eenduidige wijze de hoeveelheid humane geneesmiddelen ingeschat die via rioolwaterzuiveringen in het oppervlaktewater terecht komt en de wijze waarop deze geneesmiddelen zich verspreiden in ontvangende regionale wateren. Dit rapport kan gebruikt worden als advies bij het prioriteren bij welke zuiveringtechnische werken een aanvullende zuiveringsstap van een grote toegevoegde waarde zou zijn. Tegelijkertijd is het van belang dat alle waterschappen kennis opdoen van de nieuwe aanvullende zuiveringstechnieken.

3. Hoofdlijnen van de regeling

De huidige rioolwaterzuiveringen zijn zo ingericht dat ze maar een deel (gemiddeld ca. 40%) van de organische microverontreinigingen, waaronder medicijnresten, verwijderen. Sommige microverontreinigingen worden zelfs niet of nauwelijks verwijderd, andere microverontreinigingen worden vrijwel volledig verwijderd. Met name rioolwaterzuiveringen die op kleine kwetsbare wateren lozen, kunnen een groot effect hebben op de oppervlaktewaterkwaliteit.

Bij het opstellen van voorliggende subsidieregeling zijn de volgende hoofdlijnen gehanteerd:

  • alle waterschappen die een communale rioolwaterzuivering beheren of deze wettelijke verplichting hebben uitbesteed, komen in aanmerking voor de subsidie;

  • waterschappen die een vergaande zuivering willen implementeren op hun rioolwaterzuivering, moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor subsidieverstrekking;

  • de vergaande zuivering moet voor 31 december 2028 functioneel in bedrijf zijn gesteld;

  • de vergaande zuivering moet technisch gezien in staat zijn om een verwijderingsrendement van 80% te halen ten opzichte van het influent. Dit wordt aangetoond met een technisch onderbouwde analyse;

  • de Europese Richtlijn stedelijk afvalwater4 is herzien. Op basis van deze herziene richtlijn wordt het implementeren van een vierde zuiveringsstap verplicht wordt voor zuiveringen groter dan 150.000 i.e. en zuiveringen die een risico vormen voor mens en milieu;

  • de voorliggende subsidieregeling is bedoeld om nu al te beginnen met het implementeren van vergaande zuiveringstechnieken op rioolwaterzuiveringen ter bevordering van de waterkwaliteit, zodat vooruitlopend op de inwerkingtreding van de herziene Richtlijn stedelijk afvalwater gestart kan worden met vergaand zuiveren. Het uitgangspunt is ‘Lerend Implementeren’;

  • door als waterschap op één of twee rioolwaterzuiveringen te starten met vergaand zuiveren, wordt veel kennis en ervaring opgedaan en wordt tegelijkertijd direct de waterkwaliteit verbeterd. Die kennis kan later gebruikt worden als een vergaande zuivering verplicht wordt gesteld overeenkomstig de Europese Richtlijn stedelijk afvalwater.

Op grond van de herziene Europese Richtlijn stedelijk afvalwater wordt het implementeren van een vierde zuiveringsstap op rioolwaterzuiveringen verplicht voor zuiveringsinstallaties die aan de voorwaarden voldoen in de richtlijn (artikel 9). Deze richtlijn bepaalt dat op 31 december 2033 een bepaald percentage van de op grond van de richtlijn aangewezen zuiveringsinstallaties deze vierde zuiveringsstap moet hebben gerealiseerd, 31 december 2036 en 31 december 2039 zijn volgende tussenstappen voorzien. Eind 2045 zullen alle op grond van de richtlijn aangewezen zuiveringsinstallaties moeten beschikken over deze vierde zuiveringstrap. De herziene richtlijn gaat uit van een verwijderingsrendement van 80% ten opzichte van het influent, aan de hand van een bepaalde set (gids)stoffen. Ook wordt in de herziene Richtlijn stedelijk afvalwater een systeem van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (hierna: UPV) geïntroduceerd op basis waarvan producenten financieel verantwoordelijk worden voor de aanvullende behandeling die nodig is voor de verwijdering van microverontreinigingen van de producten die zij in de Europese Unie in de handel brengen waarin stoffen zitten die aan het einde van de levensduur van die producten als microverontreinigingen in stedelijk afvalwater worden gevonden (‘de vervuiler betaalt’).

De herziene Richtlijn stedelijk afvalwater, is op 1 januari 2025 in werking getreden. In de richtlijn is bepaald dat de producenten die cosmeticaproducten en geneesmiddelen in de handel brengen, drie jaar na inwerkingtreding van de richtlijn, op de laatste dag van het derde jaar, een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid hebben (31 december 2028).

Ter voorkoming van doorkruising van het doel van de herziene Richtlijn stedelijk afvalwater met deze subsidieregeling, worden alleen de investeringskosten en de kosten voor het functioneel in bedrijf stellen van de installatie, die worden gemaakt voor eind 2028 gesubsidieerd. Daarna treedt de UPV-verplichting in werking en worden producenten financieel verantwoordelijk voor de aanvullende behandeling die nodig is voor de behandeling van microverontreinigingen van de producten die zij in de Europese Unie in de handel brengen waarin stoffen zitten die aan het einde van de levensduur van die producten als microverontreinigingen in stedelijk afvalwater worden gevonden.

Op grond van deze regeling komen alleen investeringskosten en het functioneel in bedrijf stellen van een vergaande zuivering in aanmerking voor subsidie. Operationele kosten komen niet in aanmerking. Het subsidiabel maken van ook operationele kosten is namelijk niet goed uitvoerbaar, omdat in de praktijk blijkt dat waterschappen enige tijd nodig hebben om een installatie te bouwen en in bedrijf te stellen. Dit betekent dat tegen de tijd dat de installatie functioneel in bedrijf is, de UPV-verplichting al spoedig daarna in werking zal treden. Dit maakt het subsidiëren van operationele kosten niet meer doelmatig. Daarnaast blijkt het in de praktijk niet mogelijk om direct na functionele inbedrijfstelling een verwijderingsrendement van 80% te behalen en zal de vergaande zuivering geoptimaliseerd moeten worden voordat dit behaald kan worden. Er zal daardoor een periode van ongeveer twee jaar zijn waarin de installatie een lager verwijderingsrendement behaalt. Dit maakt het subsidiabel maken hiervan lastig. De herziene richtlijn vereist namelijk een verwijderingsrendement van 80% en nationale regelgeving mag in ieder geval niet leiden tot het ernstig in gevaar brengen van de doelen van de richtlijn. Bovendien blijkt dat afhankelijk van de gekozen aanpak, de grootste kosten vaak zitten in de investeringskosten en de kosten voor inbedrijfstelling (zoals de aankoop van de eerste silo-poederkool), waardoor deze subsidie een aanzienlijke stimulans is om een vergaande zuivering op een rioolwaterzuivering in bedrijf te stellen. Gelet op het bovenstaande is ervoor gekozen om met deze subsidieregeling alleen de investeringskosten en het functioneel in bedrijf stellen van een vergaande zuivering te subsidiëren.

4. Verhouding tot nationale regelgeving

Op grond van deze regeling worden subsidies verstrekt aan waterschappen voor het implementeren van vergaande zuiveringstechnieken op rioolwaterzuiveringen om medicijnresten en andere organische microverontreinigingen vergaand te verwijderen uit stedelijk afvalwater, ter bevordering van de waterkwaliteit. Op 29 november 2023 is de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche van kracht geworden. Die regeling is van toepassing op een beperkt aantal waterschappen. De voorliggende subsidieregeling biedt de mogelijkheid aan alle waterschappen om subsidie te verkrijgen, onder hoofdzakelijk dezelfde voorwaarden en voor overwegend dezelfde activiteiten als onder de subsidieregeling voor de eerste tranche. Overeenkomstig artikel 4.10, eerste en zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is een concept van deze regeling voorgehangen bij de Tweede Kamer. Titel 2.4 van de Algemene wet bestuursrecht is immers op grond van artikel 2 van de Kaderwet subsidies I en M van toepassing op financiële middelen die worden verstrekt aan rechtspersonen die krachtens publiek recht zijn ingesteld. De financiële middelen staan in dit geval als subsidie op de begroting van het Deltafonds.

5. Bestuurlijke lasten

Het is vanuit het oogpunt van verbetering van de waterkwaliteit wenselijk dat de waterschappen investeren in vergaande zuiveringen op rioolwaterzuiveringsinstallaties. De effecten van dergelijke investeringen zijn waarschijnlijk pas jaren later zichtbaar in de oppervlakte- en grondwaterwaterkwaliteit, mede gelet op de gedragseffecten van medicijnresten. Ongeveer 20% van de totale kosten van de vergaande zuivering kunnen worden gesubsidieerd. De exacte bijdrage is afhankelijk het aantal kubieke meters vergaand behandeld afvalwater van de zuivering.

6. Financiële gevolgen rijksoverheid

Het beschikbare bedrag voor de subsidie is al eerder vrijgemaakt en is onderdeel van het Deltafonds. Het totaal gereserveerde bedrag voor de verwijdering van medicijnresten uit het oppervlaktewater middels het implementeren van vergaande zuiveringstechnieken op rioolwaterzuiveringen, voor de eerste en de tweede tranche tezamen bedraagt € 60 miljoen.

7. Uitvoering, toezicht en handhaving

Ter uitvoering van deze subsidieregeling zullen verleningsbeschikkingen en vaststellingsbeschikkingen opgesteld worden voor de waterschappen die een aanvraag hebben ingediend en voldoen aan de voorwaarden. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voert de regeling uit en houdt toezicht op een correcte uitvoering.

8. Consultatie en voorhang

Consultatie

Er is gesproken met vertegenwoordigers van de waterschappen over het subsidiëren van de aanleg van de vierde trap in de zuiveringsinstallaties. Deze inbreng is gebruikt bij het opstellen van de regeling en de toelichting. Van 10 januari tot en met 21 februari 2025 is de ontwerpregeling gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl. Er zijn drie reacties ontvangen, waarvan er twee openbaar zijn. De reacties geven aan dat er een aantal verbeterpunten zijn in de regeling en de toelichting, welke zijn verwerkt in de regeling en de toelichting. De definitie van ‘looptijd/einde looptijd van het project’ was onvoldoende duidelijk. Dit is verduidelijkt in de tekst – het betreft hier de datum van het functioneel in bedrijf stellen van de installatie. Verder is aangegeven dat de toegestane werkinstructies niet overeen komen met de verwachte methode zoals genoemd in de herziene Richtlijn stedelijk afvalwater. Dat is een bewuste keuze, omdat de nieuwe Nederlandse methode een beter beeld van de verwijderingspercentages lijkt te geven en de methode zoals genoemd in de herziene Richtlijn stedelijk afvalwater nog niet is uitgewerkt door de Europese Commissie. Hier zal nog een Europese Uitvoeringshandeling voor worden opgesteld in de komende jaren. Wel is er ruimte in de regeling om te kiezen welke methode wordt toegepast: de methode uit de eerste tranche of de nieuwe methode. Daarnaast is er een verzoek om de regeling te verbreden naar zorginstellingen. Daar kan niet aan voldaan worden omdat de regeling ziet op het lerend implementeren van de bouw van vierde trappen op rioolwaterzuiveringsinstallaties van huishoudelijk afvalwater die in beheer zijn bij waterschappen. In een van de reacties is opgemerkt dat de burger via belastingen deze subsidieregeling financiert. In het beleidskompas is dit verduidelijkt, het leidt niet tot wijzigingen in de regeling zelf.

Voorhang

Een concept van deze regeling is van 2 september tot en met 2 oktober 2025 overeenkomstig artikel 4.10, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 voorgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Deze voorhang heeft niet tot opmerkingen geleid. De ontwerpregeling is dan ook niet gewijzigd naar aanleiding van deze procedure.

9. Toetsing regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

10. Begrotingsvoorbehoud

Het Deltafonds is de grondslag voor de onderhavige subsidie. Het wetsvoorstel voor de begroting van het Deltafonds wordt naar verwachting eerst in 2026 door de Eerste Kamer behandeld, omdat de huidige Tweede Kamer het goedkeuren van begrotingen overlaat aan de nieuwe Tweede Kamer. Bij het verlenen van een subsidie voorafgaand aan de goedkeuring van de begroting, wordt terughoudendheid betracht op grond van artikel 2.25 van de Comptabiliteitswet 2016. Daartoe wordt een begrotingsvoorbehoud in de beschikking tot verlening van de subsidie opgenomen. Dat houdt in dat de subsidie wordt verleend onder voorwaarde dat er voldoende middelen beschikbaar gesteld zijn. Indien een begrotingsvoorbehoud in de subsidiebeschikking is opgenomen, kan de subsidieverlening worden ingetrokken en kunnen eventueel verleende voorschotten worden teruggevorderd.

11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimum invoeringstermijn, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking is gerechtvaardigd, omdat de specifieke doelgroep (waterschappen) gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding. De waterschappen zijn tijdens het opstellen van deze regeling betrokken. Een aantal van hen is ook al in de voorbereidende fase voor het doen van een subsidieaanvraag, of is reeds met de activiteiten gestart. Daarnaast is het wenselijk dat, gelet op het voorkomen van overlap van deze subsidieregeling met de herziene Richtlijn stedelijk afvalwater, deze regeling spoedig in werking treedt zodat waterschappen voortvarend aan de slag kunnen met het implementeren van vergaande zuiveringen.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. De belangrijkste worden hieronder toegelicht.

gidsstoffen: het minimale verwijderingsrendement wordt bepaald aan de hand van de volgende gidsstoffen uit deze regeling. De gidsstoffen die staan genoemd in categorie 1 betreffen gidsstoffen die eenvoudig verwijderbaar zijn. De gidsstoffen uit categorie 2 betreffen stoffen die moeilijker verwijderbaar zijn.

Het verwijderingsrendement van 80% wordt bepaald aan de hand van het rekenkundig gemiddelde van de specifieke verwijderingspercentages van minimaal zes van bovengenoemde gidsstoffen, waarbij de verhouding gidsstoffen uit categorie 1 in verhouding tot de gidsstoffen uit categorie 2 een factor 2 is.

Bij de keuze voor deze gidsstoffen om het verwijderingsrendement te bepalen, zijn de stoffen en methoden uit Deel B en Tabel 3 van Annex I van de herziene Richtlijn stedelijk afvalwater gevolgd.

functioneel in bedrijf stellen van de installatie: de aanvraag tot subsidievaststelling is gekoppeld aan het moment van in bedrijf stellen van de installatie, daarom is het van belang dat hiervoor een begripsbepaling is opgenomen. Het functioneel in bedrijf stellen van de installatie voor de vergaande zuivering, betekent dat de volledige capaciteit in gebruik wordt genomen en in werking wordt gezet. Dit volgt na de officiële oplevering van de installatie door de leverancier.

Artikel 2 Doel

Met deze subsidieregeling worden financiële middelen ter beschikking gesteld aan waterschappen ter stimulering van de kennisontwikkeling en de implementatie van vergaande zuiveringstechnieken op rioolwaterzuiveringen om medicijnresten en andere organische microverontreinigingen vergaand te verwijderen uit stedelijk afvalwater, ter bevordering van de waterkwaliteit. Met het realiseren van vergaande zuiveringstechnieken op rioolwaterzuiveringen worden de concentraties van medicijnresten en andere organische microverontreinigingen in het oppervlaktewater verlaagd. Bovendien spannen de waterschappen zich in om de ecotoxicologische risico’s van het geloosde water voor het ontvangende oppervlaktewater zoveel mogelijk te verlagen.

Artikel 3 Artikelen Kaderbesluit van overeenkomstige toepassing

In dit artikel is een aantal artikelen van het Kaderbesluit subsidies I en M (verder: Kaderbesluit) van overeenkomstige toepassing verklaard. Het betreft onder meer de termijn waarop de minister beslist op een aanvraag tot subsidieverlening en op een aanvraag tot subsidievaststelling en de verplichtingen van de subsidieontvangers.

Artikel 4 Kosten die in aanmerking komen voor subsidie

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (verder: minister) heeft binnen de Ketenaanpak ‘Medicijnresten uit Water’5 financiële middelen beschikbaar gesteld om ervaring op te doen met het verbeteren van de verwijdering van organische microverontreinigingen, waaronder medicijnresten, op rioolwaterzuiveringen. De kosten die rechtstreeks samenhangen met de keuze van de vergaande zuiveringstechniek op de rioolwaterzuivering, het bouwen en het functioneel in bedrijf stellen van de installatie zijn subsidiabel als deze zijn gemaakt voor 31 december 2028. Op 31 december 2028 treedt namelijk de UPV-verplichting uit de herziene richtlijn in werking, waardoor de kosten die vanaf dat moment worden gemaakt naar verwachting niet meer onder deze subsidieregeling kunnen vallen. Onder de herziene richtlijn geldt namelijk een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waardoor producenten verantwoordelijk worden voor de aanvullende behandeling voor het vergaand verwijderen van microverontreinigingen van producten die zij op de markt hebben gebracht.

Op grond van de regeling zijn verschillende kosten subsidiabel.

Kosten die verbonden zijn met de keuze van de vergaande zuiveringstechniek op de rioolwaterzuivering zijn bijvoorbeeld onderzoekskosten die nodig zijn om de keuze voor een vergaande zuiveringstechniek te kunnen maken. Kosten die gemaakt worden om een installatie functioneel in bedrijf te kunnen stellen zijn subsidiabel. Dit betekent dat bijvoorbeeld een eerste silo-poederkool wel onder subsidiabele kosten valt, maar het bijvullen van de silo niet.

Kosten die samenhangen met de uitvoering van genoemde activiteiten die zijn gemaakt vóór indiening van de aanvraag, zijn subsidiabel. Uit de praktijk blijkt namelijk dat sommige waterschappen, in afwachting van voorliggende subsidieregeling, voortvarend aan de slag zijn gegaan met het implementeren van een vergaande zuivering op rioolwaterzuiveringen. Dit heeft een positieve invloed op de waterkwaliteit en valt binnen de doelstellingen van deze regeling. Het is daarom ook wenselijk dat ook de waterschappen die al gestart zijn met het verrichten van activiteiten voor indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, of waterschappen die het project zelfs al afgerond hebben, voor subsidie in aanmerking komen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat dit onverlet laat dat projecten die al eerder gesubsidieerd zijn, bijvoorbeeld op grond van de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche, niet wederom voor subsidie in aanmerking komen op grond van de voorliggende regeling.

Artikel 5 Kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen

In dit artikel is bepaald welke kosten niet subsidiabel zijn op grond van deze regeling.

Kosten die verband houden met aanpassingen aan de reguliere zuivering die nodig zijn voor het behalen van de bestaande lozingseisen, vallen buiten deze regeling. Dit is expliciet opgenomen in de regeling, omdat het bijvoorbeeld mogelijk is dat het uitrusten van een zuivering met een vergaande zuiveringstechniek kan leiden tot ruimtegebrek in de beluchtingstanks. Dit soort kosten die moeten worden gemaakt voor dergelijke problemen met de reguliere zuivering, kunnen niet worden opgevoerd als subsidiabele kosten.

De operationele kosten die samenhangen met het in bedrijf houden van de vergaande zuivering, zijn niet subsidiabel. Dit is bepaald omdat het subsidiëren van operationele kosten, met het oog op inwerkingtreding van de herziening van de Richtlijn stedelijk afvalwater, niet doelmatig zou zijn. In de praktijk blijkt dat waterschappen enige tijd nodig hebben om de installatie te bouwen en in bedrijf te stellen. Doordat de UPV-verplichting uit de herziene richtlijn op 31 december 2028 in werking treedt, zou dit betekenen dat tegen de tijd dat de installatie functioneel in bedrijf zou zijn, de UPV-verplichting naar verwachting spoedig in werking zal treden.

Omdat de operationele kosten op grond van deze regeling niet subsidiabel zijn, zijn ook kosten die samenhangen met monitoring van de effectiviteit van de zuivering niet subsidiabel. Het gaat hierbij om monitoring van bijvoorbeeld de zuiveringsprestaties van de installatie.

Tot slot is in dit artikel uitdrukkelijk bepaald dat geen subsidie verstrekt wordt voor die subsidiabele kosten van projecten die al betaald zijn of worden op grond van een andere subsidie of een andere bijdrage dan onderhavige subsidieregeling. Hierbij gaat het bv. om een subsidie die op grond van de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche is verleend. Dat laat overigens onverlet dat een waterschap dat reeds op grond van de regeling voor de eerste tranche subsidie heeft ontvangen voor een bepaald project, wél in aanmerking komt voor subsidie op grond van deze regeling als dit een ander zuiveringtechnisch werk betreft.

Artikel 6 Subsidieplafond en verdeling

Voor de eerste en tweede tranche tezamen is een bedrag van € 60 miljoen gereserveerd voor subsidie aan de waterschappen. Voor de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche is een subsidieplafond van € 48 miljoen gehanteerd, waarbij beleidsmatig is afgesproken dat het bedrag dat van dit plafond onbenut blijft, wordt toegevoegd aan het subsidieplafond voor de tweede tranche. Met de eerste tranche is in totaal € 27,4 miljoen euro ingezet van het totale bedrag van € 60 miljoen euro dat hiervoor ter beschikking is gesteld. Dit betekent dat een bedrag van € 20,5 miljoen euro uit de eerste tranche wordt doorgeschoven naar de tweede tranche, waarmee het totale bedrag in de tweede tranche op € 32,6 miljoen euro komt.

De te ontvangen subsidie bestaat uit twee delen en kent een maximumbedrag van € 3 miljoen per rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het vaste deel bedraagt € 250.000,– en wordt verstrekt voor onderzoek rond de keuze en de bouw en implementatie van de vergaande zuiveringstechniek op de betreffende rioolwaterzuivering. Dit bedrag is gelijk voor elk zuiveringtechnisch werk.

Het variabele deel varieert per rioolwaterzuivering, afhankelijk van het aantal kubieke meters afvalwater dat jaarlijks vergaand wordt gezuiverd op de rioolwaterzuivering (zie bijlage I bij deze regeling voor de berekenwijze van het aantal m3 vergaand te behandelen afvalwater). De hoogte hiervan is afhankelijk van het gemiddeld aantal kubieke meters in drie voorgaande kalenderjaren op het moment van aanvraag. Hoe meer kubieke meters gezuiverd moeten worden, hoe groter de benodigde installatie om het gewenste zuiveringsrendement te halen. Het variabele bedrag is dus uitdrukkelijk niét variabel in die zin, dat het binnen één rioolwaterzuivering periodiek kan verschillen. Het verschil in hoogte van het bedrag tussen rioolwaterzuiveringen laat zich verklaren doordat de ontwerpcapaciteit van de aanvullende zuivering het aantal kubieke meters bepaalt dat jaarlijks vergaand wordt gezuiverd. Berekening van het variabele bedrag vindt plaats aan de hand van het aantal kubieke meter inkomend vergaand te zuiveren afvalwater via de formule: € 0,21 x aantal m3/jaar.

De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen. Voor een goede inzet van het beschikbare subsidiebudget is het van belang dat waterschappen alleen subsidie aanvragen voor die rioolzuiveringsinstallaties waar tijdig de aanvullende zuiveringstrap gerealiseerd kan worden. Indien een aanvraag onvoldoende onderbouwt dat de bouw tijdig gerealiseerd kan worden, kan dit een grond zijn om de subsidieaanvraag op af te wijzen conform het Kaderbesluit.

Artikel 7 Aanvraag

In dit artikel zijn regels opgenomen omtrent de aanvraag voor subsidieverlening. Een waterschap dat een vergaande zuiveringstechniek wil implementeren op de rioolwaterzuivering om medicijnresten te verwijderen, kan tot en met 30 november 2026 een aanvraag om subsidieverlening indienen. In artikel 10 van het Kaderbesluit Subsidies I en M staan de gegevens en bescheiden die de aanvrager in ieder geval moet indienen. Dit betreft: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de desbetreffende ministeriële regeling, een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, een tijdsplanning van de activiteit, een weergave van de liquiditeitsbehoefte gedurende het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, zo mogelijk per tijdvak van drie maanden (indien voorschotten worden gewenst) en het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort, inclusief bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat. Daarnaast wordt op grond van deze regeling vereist dat ook ingediend wordt: een plan van aanpak met een toelichting op welke vergaande zuiveringstechniek wordt toegepast, de verwachte zuiveringsprestaties hiervan en het aantal kubieke meter vergaand behandeld afvalwater per kalenderjaar over de drie voorafgaande jaren. Inzicht in de zuiveringsprestaties is nodig om te kunnen beoordelen of de gekozen zuiveringstechniek technisch gezien het verwijderingsrendement kan behalen. Het aantal kubieke meter vergaand behandeld afvalwater per kalenderjaar over de drie voorafgaande jaren is nodig om het subsidiebedrag te kunnen bepalen. In de formule om de variabele hoogte van de subsidie te berekenen in artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van deze regeling wordt deze hoeveelheid namelijk betrokken. Dit is omschreven bijlage I bij deze regeling.

Op grond van deze subsidieregeling is het mogelijk dat waterschappen die hun installatie in bedrijf hebben gesteld voor 1 december 2025, voor subsidie in aanmerking komen. Daarom is in het vierde lid van dit artikel bepaald dat bij de aanvraag van deze waterschappen voor subsidieverlening niet alleen de gegevens en bescheiden, bedoeld in dit artikel, overgelegd moeten worden, maar ook de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 12, derde lid, die nodig zijn voor vaststelling van de subsidie. De reden hiervan is dat in deze situatie de verlening en de vaststelling gelijktijdig plaatsvinden, omdat op het moment dat de aanvraag wordt gedaan het project reeds is afgerond.

Artikel 8 Verlening

In artikel 3 is artikel 14 van het Kaderbesluit van overeenkomstige toepassing verklaard. Hieruit volgt dat de minister een beschikking tot verlening van de subsidie afgeeft binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met dertien weken worden verlengd. De beschikking tot verlening van de subsidie vermeldt in ieder geval de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, het bedrag van de subsidie en de wijze waarop het subsidiebedrag is bepaald.

In deze regeling zijn geen aanvullende afwijzingsgronden opgenomen. Dit laat onverlet dat de afwijzingsgronden uit de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit van toepassing zijn. Dat is geregeld in artikel 3 van deze regeling.

Artikel 9 Voorwaarden

In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen. Dit betreft het vereiste dat de subsidie uitsluitend wordt besteed aan activiteiten waarvoor de subsidie is verleend (eerste lid) en dat moet worden voldaan aan de verplichtingen opgenomen in artikel 10 (tweede lid). Daarbij mag er geen andere subsidie of financiering ontvangen zijn voor dat deel van de activiteiten die betaald worden met subsidies op grond van deze regeling. Op het moment van vaststelling van de subsidie wordt getoetst of aan deze voorwaarden is voldaan.

Artikel 10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Dit artikel bevat de verplichtingen die verbonden zijn aan de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt op grond van deze regeling. Dit laat onverlet dat tevens moet worden voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 17, 18 en 19 van het Kaderbesluit. Dit volgt uit artikel 3 van deze regeling.

Lid 1

In dit lid is de eis gesteld dat de subsidieontvanger een projectcoördinator aanwijst. De projectcoördinator organiseert en coördineert het project. Deze eis is opgelegd zodat er in het kader van de subsidieverstrekking een aanspreekpunt is voor de minister.

Lid 2

De subsidieontvanger moet ervoor zorgen dat de installatie in bedrijf wordt gesteld voor 31 december 2028. Door deze eis te stellen wordt namelijk voorkomen dat inbedrijfstelling later plaats zal vinden, wanneer de UPV-verplichting uit de herziene Richtlijn stedelijk afvalwater al in werking is getreden. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting.

Lid 3

In het derde lid is de eis gesteld dat de gekozen vergaande zuiveringstechniek technisch gezien een verwijderingsrendement van minimaal 80% kan behalen ten opzichte van het influent. Er is gekozen voor deze formulering om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de herziene Richtlijn stedelijk afvalwater. Ook zijn in deze subsidieregeling alleen de investeringskosten en het functioneel in bedrijf stellen van de installatie subsidiabel en de operationele kosten van de vergaande zuivering niet. Daarom wordt uitsluitend de eis gesteld dat de vergaande zuiveringstechniek waarin wordt geïnvesteerd technisch gezien het verwijderingsrendement van 80% kan behalen. Dat de gekozen vergaande zuiveringstechniek technisch gezien het verwijderingsrendement kan behalen, zal in de aanvraag om subsidieverlening ook onderbouwd moeten worden.

Lid 4 en lid 5

Het minimale verwijderingsrendement wordt bepaald aan de hand van de gidsstoffen. Dit wordt berekend met het rekenkundig gemiddelde van de specifieke verwijderingspercentages van minimaal zes gidsstoffen. Het aantal stoffen in categorie 1 van de gidsstoffen bedraagt tweemaal het aantal stoffen in categorie 2. De situatie kan zich voordoen dat minder dan zes stoffen in voldoende concentratie, onder de detectiegrens, kunnen worden gemeten. Dit blijkt uit een in 2021 uitgevoerde evaluatie naar de bruikbaarheid van negentien gidsstoffen in de Nederlandse situatie.6 Uit die evaluatie is gebleken dat de stoffen amisulpride, clarithromycine en candesartan niet algemeen voorkomen in de influenten en effluenten van rioolwaterzuiveringen in Nederland en dus niet bruikbaar zijn als gidsstof in Nederland. Juist deze stoffen staan op de lijst (gids)stoffen in de herziene Richtlijn stedelijk afvalwater, waar deze regeling zoveel mogelijk bij aansluit. Om deze reden wordt binnen de subsidieregeling de mogelijkheid opgenomen om, mochten de in deze regeling opgenomen gidsstoffen in onvoldoende concentratie kunnen worden gemeten, de stof te vervangen met een stof uit de lijst van de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche. Dit betreffen:

  • benzotriazool;

  • carbamazepine;

  • diclofenac;

  • gabapentine;

  • hydrochloorthiazide;

  • irbesartan;

  • metropolol;

  • mengsel van 4- en 5-methylbenzotriazool;

  • sotalol;

  • trimethoprim; en

  • venlafaxine.

Hierbij is aan te bevelen dat de waterschappen de keuze voor een alternatieve gidsstof gedurende de looptijd van het project vasthouden, zodat de monitoringsresultaten over de tijd vergelijkbaar zijn.

Lid 6

Het verwijderingsrendement wordt bepaald aan de hand van de in deze regeling opgenomen gidsstoffen, of, als die gidsstoffen onvoldoende gemeten kunnen worden, aan de hand van de gidsstoffen opgenomen in de eerste tranche regeling. Lid 6 bepaalt hoe de meting van deze gidsstoffen plaatsvindt, namelijk aan de hand van de werkinstructie, bedoeld in de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche, dan wel de werkinstructies voor monitoring van microverontreinigingen en voor de biologische effectmonitoring bedoeld in ‘STOWA 2024-43, werkinstructie bemonstering en chemische analyse medicijnresten in rwzi-afvalwater t.b.v. bijdrageregeling ‘zuivering medicijnresten’ (IenW)’ en de ‘Handreiking voor het uitvoeren van biologische effectmonitoring bij vergaande zuivering van RWZI-effluenten Versie 0.9, eindversie 24 oktober 2024’.7 Dit betreft namelijk hetzij de oude versie van de werkinstructie, hetzij de nieuwe versie van de werkinstructies. In de praktijk blijkt namelijk dat de overgang van de oude naar de nieuwe werkinstructies niet eenvoudig is en niet naadloos op elkaar aansluit. Dit betekent dus dat gekozen kan worden aan de hand van welke werkinstructie de bemonstering zal plaatsvinden. Wel wordt aanbevolen om de nieuwe, geactualiseerde, werkinstructie te gebruiken, omdat deze wetenschappelijk gezien een beter beeld lijkt te geven van de verwijdering van microverontreinigingen. Hierbij is aan te bevelen dat de waterschappen de keuze voor een gebruikte werkinstructie gedurende de looptijd van het project vasthouden, zodat de monitoringsresultaten over de tijd vergelijkbaar zijn.

Lid 7 en lid 8

Het waterschap rapporteert gedurende vijf jaar jaarlijks, uiterlijk per 1 maart van het opvolgende jaar, over de voortgang en bevindingen ten aanzien van het project (zie bijlage II bij de regeling). Deze eis is opgelegd vanuit het oogpunt van Lerend Implementeren, en in relatie tot de openbaarmakingsverplichting van artikel 11 waarbij kennis, ervaring en resultaten openbaar worden gemaakt voor de Nederlandse zuiveringspraktijk. De rapportage bevat daarom in ieder geval informatie over de inpasbaarheid van de vergaande zuivering op de rioolwaterzuivering, de bedrijfsvoering, de kosten, de zuiveringsprestaties en de gebruikte methode voor het bepalen van het zuiveringsrendement.

Artikel 11 Openbaarheid

Gelet op het uitgangspunt van Lerend Implementeren, worden de binnen het project gegenereerde resultaten en de opgedane kennis en ervaring, beschikbaar voor de Nederlandse zuiveringspraktijk. Dit impliceert dus dat het waterschap genoeg informatie over het project zal verzamelen, onder andere door te monitoren, om de resultaten, kennis en ervaring te kunnen delen.

Artikel 12 Vaststelling

Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt gedaan binnen dertien weken na de datum waarop de installatie functioneel in bedrijf is gesteld. Dit geldt niet voor de waterschappen die de installatie voor 1 december 2025 functioneel in bedrijf hebben gesteld, omdat in die situatie de verlening en vaststelling op één moment zal plaatsvinden (zie artikel 7, vierde lid). De minister stelt een formulier voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie ter beschikking.

Voorts bepaalt artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) dat de subsidie lager kan worden vastgesteld dan de verlening, als de activiteiten niet geheel hebben plaatsgevonden. Dit betekent dus ook dat als waterschappen de deadline voor inbedrijfstelling van 31 december 2028 niet gehaald hebben, wel subsidie kan worden verleend voor de subsidiabele activiteiten die wel zijn verricht.

Uit artikel 24 van het Kaderbesluit volgt reeds wat in ieder geval bij deze aanvraag ingediend moet worden, namelijk informatie over het verloop, de uitvoering en de resultaten van de activiteit, waaruit blijkt dat de subsidieontvanger aan de verplichtingen heeft voldaan. Daarnaast wordt de subsidie ook financieel verantwoord door indiening van een financiële verantwoording, controleverklaring en, indien de gemaakte kosten 10% of meer afwijken van de onderbouwde begrotingspost van de aanvraag, een toelichting daarop. In artikel 12 van deze regeling is geregeld dat naast deze gegevens, ook wordt aangetoond welke activiteiten zijn verricht en op welke datum de installatie functioneel in bedrijf is gesteld.

Conform artikel 25 van het Kaderbesluit (zie daartoe artikel 3) geeft de minister de beschikking tot subsidievaststelling af binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe. Deze termijn kan, indien nodig, eenmaal met dertien weken worden verlengd.

Hierbij wordt opgemerkt dat de minister bevoegd blijft tot uitoefening van zijn bevoegdheden uit artikel 4:49 van de Awb. Dit artikel bepaalt dat de minister de subsidievaststelling kan intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger kan wijzigen op grond van feiten of omstandigheden waarvan hij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager zou zijn vastgesteld, indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten of indien de subsidieontvanger na subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Na intrekking van de vaststellingsbeschikking of het ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen van de vaststellingsbeschikking, kan de minister overgaan tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde subsidie.

Artikel 13 Evaluatie

Uiterlijk op 31 december 2030 wordt door de minister een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Voor deze datum is aansluiting gezocht bij de evaluatiedatum genoemd in de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche, omdat deze regelingen tezamen worden geëvalueerd.

Artikel 14 Wijziging Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten eerste tranche

In artikel 3 van de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten is abusievelijk het tweede lid van artikel 17 van het Kaderbesluit niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Dat is nu hersteld.

Op grond van artikel 17, tweede lid, van het Kaderbesluit kan de minister ontheffing verlenen van de verplichting de activiteiten uit te voeren zoals die zijn opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 15 Inwerkingtreding en horizonbepaling

Voor een toelichting op de inwerkingtreding wordt verwezen naar paragraaf 11 van het algemeen deel van deze toelichting. De subsidieregeling vervalt op 15 oktober 2030, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman


X Noot
1

Verwijdering van organische microverontreinigingen: Handvatten voor de keuze van behandelingstechniek in combinatie met

de benodigde hydraulische capaciteit (STOWA-rapport 2020-06)

X Noot
2

Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, en Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EEG.

X Noot
6

Evaluatie Gidsstoffen. Ten behoeve van de bijdrageregeling 'Zuivering Medicijnresten' van het Ministerie van IenW en het InnovatieProgramma Microverontreinigingen uit RWZI-afvalwater van STOWA en het Ministerie van IenW. Notitie Mirabella Mulder. Waste Water Management. 12 juli 2021.

Naar boven