Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 35015 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 35015 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;
Besluit:
De Regeling nationale EZ-, LVVN- en KGG-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van titel 2.5 komt te luiden:
B
Artikel 2.5.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepalingen van ‘biologische landbouw’, ‘duurzame landbouwbedrijfsvoering’, ‘landbouwinnovatie’, ‘MKB-landbouwondernemer’ en ‘omschakeling’ vervallen.
2. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
krediet dat overeenkomstig artikel 8 van bijlage 2.5.1 is verleend;
MKB-ondernemer die een LV-onderneming in stand houdt;
landbouwonderneming of onderneming die actief is in de visserij- of aquacultuursector met activiteiten voor de productie van producten als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354);
Verordening (EU) 2018/848 van het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);
C
In de begripsomschrijvingen van ‘overnemer’ en ‘starter’ in artikel 2.5.1, eerste lid, artikel 2.5.3, eerste lid, onderdelen a, b en c, en de artikelen 4, onderdeel b, subonderdelen 2°, 3° en 4°, en onderdelen c en d, 9, onderdeel d, 14, tweede lid, en 23, tweede lid, onderdeel a, van bijlage 2.5.1, wordt ‘landbouwonderneming’ telkens vervangen door ‘LV-onderneming’.
D
In de begripsomschrijving van ‘starter’ in artikel 2.5.1, eerste lid, de artikelen 2.5.2, tweede lid, en 2.5.3, eerste lid, aanhef, de begripsomschrijvingen van ‘kredietovereenkomst’ en ‘uitwinning’ in artikel 1, tweede lid, van bijlage 2.5.1, de artikelen 3, onderdelen a, d, f, g en h, 4, aanhef en onderdelen a en b, 5, aanhef, 8, eerste lid, 10, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, 11, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, 12, eerste lid, 14, tweede lid, 15, derde lid, 16, tweede lid, 17, aanhef en onderdeel b, 23, tweede lid, onderdelen a, b en c, 25, eerste lid, aanhef, tweede en derde lid en vierde lid onderdeel c, en 26, tweede lid, derde lid, aanhef, en vierde lid, van bijlage 2.5.1, en in het opschrift van artikel 4 van bijlage 2.5.1, wordt ‘MKB-landbouwondernemer’ telkens vervangen door ‘LV-ondernemer’.
E
In artikel 2.5.2, eerste lid, wordt ‘MKB-landbouwondernemers’ vervangen door ‘LV-ondernemers’.
F
In artikel 2.5.2, eerste lid, en de artikelen 2, 12, eerste lid en derde lid, onderdelen a en b, 17, aanhef en onderdeel a, 18, tweede en vierde lid, en 29, zevende lid, van bijlage 2.5.1 wordt ‘landbouwborgstellingskredieten’ telkens vervangen door ‘LV-borgstellingskredieten’.
G
In artikel 2.5.4, tweede lid, de artikelen 3, onderdelen d tot en met j, 4, aanhef, 5, aanhef, 8, tweede lid, 9, aanhef en onderdelen a en d, 10, eerste lid, aanhef, en tweede lid, aanhef, 11, eerste lid, onderdelen a en b, en het tweede lid, 12, tweede lid, 14, eerste en tweede lid, 16, eerste en tweede lid, 17, aanhef en onderdeel a, 18, eerste lid, 19, eerste lid, 20, eerste lid, 21, eerste lid, 22, eerste lid, 23, eerste lid, tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, en derde lid, 25, eerste lid, aanhef, en vierde lid, onderdelen a, b en d, en 26, eerste en tweede lid en derde lid, aanhef, van bijlage 2.5.1, en in het opschrift van de artikelen 4, 8, 9, 10, 12, 19, 21, 22 en 25 van bijlage 2.5.1, wordt ‘landbouwborgstellingskrediet’ telkens vervangen door ‘LV-borgstellingskrediet’.
H
Artikel 2.5.5, tweede lid, komt te luiden:
2. De minister stelt uiterlijk op 1 februari van elk kalenderjaar ambtshalve het maximum subsidiebedrag per financier vast.
I
In de artikelen 2.5.5, derde lid, en 2.5.7, in het opschrift van artikel 2.5.7, in het opschrift van bijlage 2.5.1, en de artikelen 3, aanhef en onderdeel g, en 16, eerste lid, van bijlage 2.5.1, en in het opschrift van de artikelen 3 en 16 van bijlage 2.5.1, wordt ‘landbouwborgstellingsovereenkomst’ telkens vervangen door ‘LV-borgstellingsovereenkomst’.
J
Artikel 2.5.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onverminderd het eerste lid, bedraagt het krediet waarvoor wordt borg gestaan ten hoogste € 2.500.000.
2. Het derde en vierde lid vervallen.
K
In artikel 2.5.10 wordt ‘31 december 2025’ vervangen door ‘31 december 2030’.
L
Bijlage 2.5.1 behorende bij artikel 2.5.7 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift en in de artikelen 1, eerste lid, 2, 3, onderdeel b, 25, eerste lid en 29, eerste, vijfde, zesde en achtste lid, wordt ‘Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies ‘ telkens vervangen door ‘Regeling nationale EZ-, LVVN- en KGG-subsidies’.
2. In de aanhef en in artikel 18, vierde lid, wordt telkens ‘de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ vervangen door ‘de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur’.
3. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt ‘Kaderbesluit nationale EZ-subsidies’ vervangen door ‘Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies’.
b. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
1°. De begripsbepalingen van ‘landbouwborgstellingskrediet’ en ‘omschakelingskrediet’ vervallen.
2°. Er worden in de alfabetische volgorde twee begripsbepalingen toegevoegd, luidende:
nieuwe investeringen voor de extra kosten, waaronder begrepen een beperkt exploitatie- en liquiditeitstekort voor een specifiek bepaalde periode, die moeten worden gedaan om de lopende bedrijfsvoering van de LV-onderneming aan te passen en uit te breiden tot biologische productie in de zin van Verordening (EU) 2018/848;
vissersvaartuig als bedoeld in artikel 4, eerste lid, punt 4, van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354), dat is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998.
4. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a, vervalt ‘derde, vierde of vijfde lid,’.
b. In onderdeel e, vervalt ‘, met uitzondering van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van artikel 7, derde en vierde lid,’.
c. Onderdeel k vervalt, onder verlettering van onderdeel l tot k.
d. In onderdeel k (nieuw) wordt ‘landbouwborgstellingskrediet’ vervangen door ‘LV-borgstellingskrediet’ en ‘MKB-landbouwondernemer’ vervangen door ‘LV-ondernemer’.
5. In de artikelen 5, onderdeel a, en 14, tweede lid, wordt na ‘onroerende zaken’ telkens ingevoegd ‘of vissersvaartuigen’.
6. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
a. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
b. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid verleent de Staat uitsluitend een LV-borgstellingskrediet voor omschakelkapitaal indien het door de Bank te verstrekken krediet of een deel van het krediet betrekking heeft op nieuwe investeringen uiteengezet in een investeringsplan gericht op het aanpassen of uitbreiden van de lopende bedrijfsvoering van de LV-onderneming tot biologische productie in de zin van Verordening (EU) 2018/848 van de LV-ondernemer.
3. In de in het tweede lid bedoelde kredietovereenkomst wordt opgenomen dat de LV-ondernemer na het verstrekken van het LV-borgstellingskrediet een certificaat verkrijgt betreffende biologische productie van de Stichting Skal volgens de toepasselijke Unierechtelijke en nationale wet- en regelgeving.
7. De artikelen 7 en 7a vervallen.
8. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het tweede lid vervalt ‘voor zover dit geen betrekking heeft op landbouwinnovatie’.
b. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
9. Artikel 9 onderdeel c komt te luiden:
c. aan de LV-ondernemer voor kredieten voor investeringen als bedoeld in artikel 5, reeds een borgstelling door de minister of het bestuur van de Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw is verstrekt en het totaalbedrag aan LV-borgstellingskredieten aan de LV-ondernemer in totaal hoger wordt dan € 2.500.000;.
10. In artikel 10, tweede lid, onderdeel b, wordt na ‘de groepsvrijstellingsverordening landbouw’ ingevoegd ‘, de groepsvrijstellingsverordening visserij’.
11. In de artikelen 11, eerste lid, aanhef, 12, eerste lid, 14, eerste lid, 15, eerste, tweede en derde lid, 17, aanhef, en in het opschrift van de artikelen 14, 15, 17 en 20 wordt ‘landbouwborgstelling’ telkens vervangen door ‘borgstelling’.
12. In artikel 12, eerste lid, wordt ‘€ 1.200.000’ vervangen door ‘€ 2.500.000’.
13. Artikel 13 vervalt.
14. Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt ‘de artikelen 12 en 13’ vervangen door ‘artikel 12’.
b. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde tot en met negende lid tot vijfde tot en met achtste lid.
c. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘ eerste, tweede en vijfde lid’ vervangen door ‘eerste en tweede lid’.
d. In het zesde en zevende lid (nieuw) wordt ‘zesde lid’ telkens vervangen door ‘vijfde lid’.
e. In het achtste lid (nieuw) wordt ‘landbouwborgstellingskrediet’ vervangen door ‘LV-borgstellingskrediet’.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2026, met uitzondering van artikel I onderdeel K, dat op 30 december 2025 in werking treedt.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 13 oktober 2025
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Met deze regeling is titel 2.5 Borgstelling MKB-landbouwkredieten (BL) van de Regeling nationale EZ-, LVVN- en KGG-subsidies gewijzigd. De borgstellingsregeling is uitgebreid door de visserij- en aquacultuursector toegang te verlenen, zodat ook MKB-visserij- en aquacultuurbedrijven gebruik kunnen maken van de regeling. Gelet hierop is de naam van de titel gewijzigd in Borgstelling MKB Landbouw- en Visserijkredieten (BLV). Tevens is conform de aanbevelingen in de laatste beleidsevaluatie door Ecorys1 de regeling vereenvoudigd door de specifieke Plus-modules eruit te halen. Deze modules werden nauwelijks gebruikt.
De subsidiemodule BLV ondersteunt investeringskredieten van banken aan MKB-ondernemers, indien op basis van hun bedrijfs- of ondernemingsplan economische continuïteit verwacht wordt, maar de onderneming de bank onvoldoende zekerheden kan bieden voor kredietverlening volgens de normale bancaire praktijk. Met een borgstelling van de Staat der Nederlanden worden zulke kredieten wel mogelijk; daarmee wordt welvaartsverlies voorkomen en komt investeren in verduurzaming eerder binnen het bereik van MKB-ondernemers. Borgstelling voor financiering is een belangrijk generiek instrument in het economisch beleid van de Staat dat een bijdrage levert aan welvaart en andere beleidsdoelstellingen. De BLV biedt aan MKB-bedrijven in de sectoren landbouw, visserij en aquacultuur een mogelijkheid voor rijksborgstelling vergelijkbaar met de Borgstelling MKB-kredieten (module titel 3.11 Borgstelling MKB-kredieten; BMKB) aan het overig MKB-bedrijfsleven. De BLV naast de BMKB is de meest doelmatige manier om met de verschillen in staatsssteunkaders voor landbouw en voor visserij en aquacultuur ten opzichte van de andere MKB-sectoren om te gaan.
Het is voor gezonde visserij- en aquacultuurbedrijven van belang dat zij investeringskredieten kunnen krijgen om de kapitaalintensieve verduurzamingsopgaven te kunnen realiseren. Door te investeren in aanpassingen aan het vaartuig die ervoor zorgen dat er minder brandstof wordt verbruikt en minder uitstoot plaatsvindt, wordt de CO2-footprint van gevangen vis minder. Tegelijk wordt het verdienvermogen van de sector sterker, deze wordt immers minder kwetsbaar voor fluctuerende brandstofprijzen. Een tekort aan zekerheden belet ondernemers echter om krediet te verkrijgen bij de banken, ondanks een gezond toekomstperspectief. Dit creëert marktfalen voor een sector die graag wil investeren in verduurzaming, maar daartoe niet in de gelegenheid is door een gebrek aan financiering. Land- en tuinbouwbedrijven en overige MKB-bedrijven kunnen in de situatie van een zekerhedentekort gebruikmaken van de BL respectievelijk de BMKB. Door de visserij- en aquacultuurbedrijven ook toegang te verlenen tot rijksborgstelling is dit verschil van de baan en kunnen ook deze bedrijven op een vergelijkbare wijze toegang krijgen tot financiering.
In 2024 is de doeltreffendheid en doelmatigheid van de BL geëvalueerd, conform de wettelijk plicht om subsidieregelingen ten minste een keer in de vijf jaar te evalueren. In deze evaluatie is gebleken dat de BL plus-modules met specifieke voorwaarden, zoals voor landbouwinnovaties, geen of slechts beperkte meerwaarde hebben, omdat ze (te) weinig worden gebruikt. Het incorporeren van beleidsdoelen anders dan het oplossen van het zekerhedentekort in de borgstellingsregeling zien de evaluatie-onderzoekers als niet doelmatig.
De bovengenoemde wijziging vindt plaats door in titel 2.5 Borgstelling MKB-landbouwkredieten en in bijlage 2.5.1 bij die titel het begrippenkader aan te passen, door deze algemener te maken. De begrippen LV-borgstellingskrediet, LV-ondernemer en LV-onderneming zijn geïntroduceerd. Een LV-onderneming is een landbouw-, visserij- of aquacultuuronderneming. In de regelingstekst is telkens landbouwonderneming vervangen door LV-onderneming en MKB-landbouwer vervangen door LV-ondernemer. Het begrip landbouwborgstellingskrediet is vervangen door LV-borgstellingskrediet. Het begrip landbouwborgstellingsovereenkomst wordt niet langer gebruikt, maar vervangen door borgstellingsovereenkomst. Op deze wijze is de borgstelling ook van toepassing op de visserij- en aquacultuursector en wordt de mogelijkheid voor een borgstellingskrediet voor de visserij- en aquacultuursector geïncorporeerd in de reeds bestaande (landbouw)borgstellingsovereenkomst.
In de artikelen 5 en 14 van bijlage 2.5.1 is opgenomen dat de Staat ook een borgstellingskrediet aan de financier kan verlenen voor vissersvaartuigen. Dit geldt alleen indien in de kredietovereenkomst is opgenomen dat het door de financier te verstrekken krediet of een deel van het krediet betrekking heeft op nieuwe investeringen uiteengezet in een investeringsplan van de MKB-ondernemer. Indien een LV-ondernemer (MKB-visserijonderneming) het eigendom heeft van een vissersvaartuig, dan kan hij een borgstelling aanvragen als het betreffende vissersvaartuig is ingeschreven onder diens naam in het Nederlands register van vissersvaartuigen of, bij nieuwbouw, in de leningsovereenkomst is opgenomen dat het vaartuig daarin zal worden ingeschreven wanneer deze in gebruik zal worden genomen.
Ten slotte zijn de zogenoemde plus-modules vervallen, in navolging van de eerdergenoemde evaluatie. De regeling is daarmee overigens niet ingeperkt, doordat het maximale borgstellingsbedrag € 2,5 miljoen per onderneming blijft. Dit bedrag sluit aan bij de hedendaagse kredietbehoefte bij bedrijfsovernames, alsook om te blijven innoveren en verduurzamen, in de landbouw, visserij en aquacultuur. Ook een krediet voor het omschakelen naar biologisch landbouw blijft mogelijk onder de BLV indien een ondernemer dit wil doen met alleen een krediet van de bank, zonder gebruik te maken van een investeringskrediet vanuit het Investeringsfonds Duurzame Landbouw.
De subsidie die wordt verstrekt door de regeling uit te breiden tot MKB-ondernemers in de visserij- en aquacultuursector houdt staatssteun in. De staatssteun wordt gerechtvaardigd door de algemene groepsvrijstellingsverordening gelet op artikel 1, derde lid, aanhef en onderdeel a, en artikel 21 van die verordening.
MKB-visserij- en aquacultuurondernemers krijgen, in het geval zij voor hun krediet gebruik willen maken van de voor hen nieuwe mogelijkheid om de BLV te gebruiken, dezelfde regeldruk als de land- en tuinbouwondernemers in die situatie. Een ondernemer maakt afspraken met de financier over het afsluiten van een krediet. Die procedure is voor de ondernemer niet anders dan voor het afsluiten van een lening zonder borgstelling.
Door de vereenvoudiging van de regeling – geen plus-modules meer, dus geen aanvullende voorwaarden om voor maximaal € 2,5 miljoen borgstellingskrediet in aanmerking te komen – wordt de regeldruk voor land- en tuinbouwondernemers die gebruik maken van de borgstellingsregeling minder.
Door de vereenvoudiging van de regeling wordt ook de regeldruk voor de financiers minder. Deze worden nu becijferd op € 87,40 per aanvraag. Het investeringsniveau in de land- en tuinbouwsector is momenteel erg laag, waardoor het gebruik van de borgstellingsregeling ook is terug gelopen. Bij op korte termijn ca. 50 aanvragen per jaar zouden die dan € 4.370,– bedragen. Wanneer dat op enige termijn weer zou groeien naar 150 aanvragen per jaar zouden die € 13.110,– bedragen.
De regeldruk is voldoende in kaart gebracht, ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies omdat het geen significante gevolgen voorziet voor de regeldruk.
Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel I onderdeel K, in werking met ingang van 1 januari 2026. Deze datum voldoet aan de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en ten minste twee maanden voor de inwerkingtreding worden gepubliceerd.
Artikel I onderdeel K treedt in werking met ingang van 30 december 2025. Met deze datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd omdat de regeling zonder aanpassing zou zijn vervallen op 31 december 2025. Daarbij is de doelgroep gebaat bij spoedige inwerkingtreding. Agrarische ondernemers en hun financiers kunnen op deze wijze zonder onderbreking van deze regeling gebruikmaken via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Op 18 februari 2025 als bijlage bij Kamerstuk 32 637-666 aangeboden aan Tweede Kamer https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=2025D06869.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-35015.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.