De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet en de artikelen 3,
eerste lid, aanhef en onder b, 4, eerste en tweede lid, en 5, aanhef en onderdeel h,
van de Kaderwet subsidies I en M;
BESLUIT:
ARTIKEL I
De Regeling specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 8, derde lid, onderdeel d, wordt ‘in 2024’ vervangen door ‘in 2024 of 2025’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen
TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling voorziet in een wijziging van de op 1 april 2021 in werking getreden
Regeling specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord1 (Spuk SLA). De Spuk SLA is een invulling van de afspraak uit het Regeerakkoord van
het kabinet Rutte III om te komen tot een nationaal actieplan luchtkwaliteit dat zich
richt op een permanente verbetering van de luchtkwaliteit.
2. Inhoud en noodzaak tot wijziging
De regeling bevatte voor de aanvraagperiode in 2025 nog geen maximum aan de omvang
van de uitkeringen die een gemeente kan aanvragen. Dit zou tot het ongewenste resultaat
kunnen leiden dat één gemeente het volledige budget benut. Gelet hierop is de regeling
aangepast.
3. Gevolgen van de wijziging
Deze regeling betreft een aanpassing waarmee de verdelingsregels voor 2025 op een
lijn worden gebracht met de verdelingsregels voor 2024.
De wijziging van de regeling heeft naar haar aard geen gevolgen voor de administratieve
lasten voor ondernemers en burgers en ook geen andere noemenswaardige gevolgen voor
burgers en bedrijven. Op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie2, kan internetconsultatie daarom achterwege blijven.
De financiële gevolgen voor de rijksoverheid van de onderhavige wijziging van de regeling
vallen binnen de kaders van de Rijksbegroting.
4. Inwerkingtreding van de regeling
Deze regeling treedt de dag na publicatie in werking. De wijzigingen hebben betrekking
op een komende aanvraagperiode en niet op al eerder ingediende aanvragen. Daarom blijft
overgangsrecht achterwege.
Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is afgeweken van de minimuminvoeringstermijn
van drie maanden (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vierde lid). De reden van deze
afwijking is dat sprake is van reparatieregelgeving (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17,
vijfde lid, onderdeel c).
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen