Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2025, 34486 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2025, 34486 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Kaderwet subsidies I en M juncto artikel 92, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
BESLUIT:
De Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2025–2030 wordt als volgt gewijzigd:
A
Voor artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
B
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van aanvrager wordt na ‘een tot die regio’s behorende gemeente’ ingevoegd ‘, het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba’.
2. In de begripsomschrijving van rijksbijdrage wordt na ‘Financiële-verhoudingswet’ ingevoegd ‘, bijzondere uitkering als bedoeld in artikel 91 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba’.
C
In artikel 4, derde lid, onder a, wordt na ‘specifieke uitkering’ ingevoegd ‘, bijzondere uitkering’.
D
In artikel 6 wordt ‘artikel 5, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 4, tweede lid’.
E
Artikel 10 komt te luiden:
Voor zover de rijksbijdrage wordt verleend ten laste van een nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat, wordt in de beschikking tot verlening van een rijksbijdrage vermeld dat de verlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de Wet tot vaststelling van de rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat.
F
Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zenden informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de activiteiten uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister in de vorm van de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 28 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
G
Na artikel 13 worden 4 artikelen ingevoegd, luidende:
1. De Minister stelt de bijzondere uitkering overeenkomstig de verlening vast.
2. In afwijking van het eerste lid kan de bijzondere uitkering lager worden vastgesteld dan het bij beschikking verleende bedrag als:
a. de activiteiten waarvoor de bijzondere uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;
b. de aanvrager niet heeft voldaan aan de verplichtingen die zijn verbonden aan de bijzondere uitkering;
c. de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van een bijzondere uitkering zou hebben geleid; of
d. de verlening van een bijzondere uitkering anderszins onjuist was en de aanvrager dit wist of behoorde te weten.
3. De Minister kan de bijzondere uitkering geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
a. de aanvrager niet tijdig de laatste verantwoording heeft ingediend; of
b. de beschikking tot verlening van een bijzondere uitkering wordt ingetrokken of ten nadele van de aanvrager wordt gewijzigd.
1. Zolang de bijzondere uitkering niet is vastgesteld kan de Minister de verlening van de bijzondere uitkering intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen, indien:
a. de activiteiten waarvoor bijzondere uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;
b. de ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de bijzondere uitkering verbonden verplichtingen;
c. de ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van de bijzondere uitkering zou hebben geleid; of
d. de verlening van de bijzondere uitkering anderszins onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.
2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de bijzondere uitkering is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
1. De Minister kan de vaststelling van de bijzondere uitkering intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:
a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de vaststelling van de bijzondere uitkering redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de bijzondere uitkering lager dan overeenkomstig de verlening van de bijzondere uitkering zou zijn vastgesteld;
b. indien de vaststelling van de bijzondere uitkering onjuist was en de ontvanger van de bijzondere uitkering dit wist of behoorde te weten; of
c. indien de ontvanger van de bijzondere uitkering na de vaststelling van de bijzondere uitkering niet heeft voldaan aan de aan de bijzondere uitkering verbonden verplichtingen.
2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de bijzondere uitkering is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
3. De vaststelling van de bijzondere uitkering kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
1. De verplichting tot betaling van een bijzondere uitkering of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Minister aan de ontvanger van de bijzondere uitkering schriftelijk kennisgeeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 13b of 13c, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
2. De Minister kan onverschuldigd betaalde bedragen van de bijzondere uitkering terugvorderen.
3. Terugvordering van een bijzondere uitkering of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de bijzondere uitkering is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 13c, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman
Onderhavige regeling wijzigt de Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2025–2030 in verband met de toepasselijkheid van die regeling in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna ook: Caribisch Nederland). De Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2025–2030 (hierna: de Regeling) beoogt ter uitvoering van de Investeringsimpuls Verkeersveiligheid medeoverheden met een rijksbijdrage te ondersteunen en te stimuleren om infrastructurele verkeersveiligheidsmaatregelen te treffen op de bij hen in beheer zijnde wegen. Alhoewel in bijlage 2 bij de Regeling ook voorzien is in maximumbijdragen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba, was de toepasselijkheid van de Regeling in Caribisch Nederland niet expliciet in de Regeling bepaald en ontbrak het voor Caribisch Nederland relevante begrip ‘bijzondere uitkering’. Ook ontbraken in de Regeling enige aanvullende bepalingen die nodig zijn, omdat de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is in Caribisch Nederland. Deze wijzigingsregeling corrigeert genoemde omissies door de Regeling aan te vullen met een expliciete grondslag, relevante terminologie en een aantal bepalingen specifiek voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Daarnaast wordt een onjuiste verwijzing in artikel 6 van de Regeling gecorrigeerd.
Een rijksbijdrage aan Caribisch Nederland heet niet specifieke uitkering, maar bijzondere uitkering. In artikel 91 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Wet finBES) is de bijzondere uitkering nader omschreven. Het artikel is het equivalent van de artikelen 16 en 18 van de Financiële-verhoudingswet. Iedere financiële bijdrage van het Rijk aan de openbare lichamen om bepaalde activiteiten uit te voeren is een bijzondere uitkering voor zover die middelen worden verstrekt met het oog op een daarmee te dienen openbaar belang.
Artikel 92, eerste lid, van de Wet finBES regelt dat bijzondere uitkeringen worden geregeld bij of krachtens de wet. Een dergelijke wettelijke grondslag wordt geboden in artikel 4 van de Kaderwet subsidies I en M (hierna: de Kaderwet). Artikel 4, derde lid, van de Kaderwet bepaalt dat de Kaderwet van toepassing is op een subsidie verstrekt in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, als een regeling op grond van het eerste lid van dat artikel bepaalt dat een subsidie aldaar kan worden verstrekt.
Het Kaderbesluit subsidies I en M (hierna: het Kaderbesluit) is niet van toepassing op rijksbijdragen aan medeoverheden, maar voorziet wel in de mogelijkheid dat artikelen van het besluit van overeenkomstige toepassing worden verklaard (artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit). In de Regeling is van die mogelijkheid gebruik gemaakt en zijn de artikelen 6, eerste lid, 8, tweede lid, onder a, 10, vierde lid, onder a tot en met d en f, 11, 12, aanhef en onder b, c en i, 14, eerste en vierde lid, 17, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, e en f, en tweede lid, 18 en 21 van het Kaderbesluit van overeenkomstige toepassing verklaard. De van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen van het Kaderbesluit blijven onverkort van toepassing op de aanvraag en verstrekking van een rijksbijdrage aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
In artikel 2 van de Kaderwet is bepaald dat titel 4.2 (Subsidies) van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing is op de aanspraak op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. De Awb is echter niet van toepassing op Caribisch Nederland. Dit is bepaald in artikel 3 van de Invoeringswet openbare lichamen BES. Dat betekent dat in een regeling die mede van toepassing is op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een aantal zaken aanvullend moet worden geregeld om te voorkomen dat voor deze openbare lichamen onbedoeld een afwijkend verstrekkingsregime geldt. Het gaat dan met name om de inhoud van enige bepalingen uit de Awb over vaststelling, intrekking, wijziging en terugvordering van een rijksbijdrage. Onderhavige wijzigingsregeling voorziet door opname van de nieuwe artikelen 13a tot en met 13d in de Regeling in deze aanvulling. Awb-bepalingen die voor de verstrekking van een rijksbijdrage op grond van de Regeling niet relevant zijn of waarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt zijn achterwege gelaten. Voor een nadere toelichting op de artikelen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel G.
Omdat deze regeling enkel technische verbeteringen bevat, is deze regeling uitgezonderd van toetsing door ATR. Ook is daarom afgezien van internetconsultatie. De wijzigingsregeling brengt geen verandering teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en heeft ook geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk.
Een concept van deze regeling is afgestemd met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Omdat in de Regeling de vermelding van de voor de toepasselijkheid van de Regeling op Caribisch Nederland specifieke grondslagen ontbrak, is een nieuw artikel ingevoegd, waarmee duidelijk blijk wordt gegeven van de relevante grondslagen naast de grondslagen waarnaar in het opschrift van de Regeling is verwezen.
De begripsomschrijvingen van aanvrager en rijksbijdrage zijn aangepast om in de Regeling helder tot uitdrukking te brengen dat deze ook van toepassing is op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De Financiële-verhoudingswet en het daarin gehanteerde begrip ‘specifieke uitkering’ geldt niet in Caribisch Nederland. Het equivalent in de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is het begrip ‘bijzondere uitkering’.
De verwijzing in artikel 6 van de Regeling is gecorrigeerd. Artikel 6 bepaalt dat de totale rijksbijdrage per subsidieverstrekking ten hoogste 50% van de kosten bedraagt met een maximum per ontvanger zoals vermeld in bijlage 2 bij de Regeling. In de Regeling werd voor de bedoelde kosten verwezen naar artikel 5, eerste lid. Het gaat echter om de in artikel 4, tweede lid, bedoelde uitvoeringskosten en infrastructurele kosten.
Dit onderdeel vervangt artikel 10 van de Regeling. Artikel 10 verplichtte de Minister om bij de verlening van de rijksbijdrage een begrotingsvoorbehoud te maken. Omdat in het artikel werd verwezen naar artikel 4:34 van de Awb en die wet niet van toepassing is op Caribisch Nederland, is de tekst vervangen door een bepaling van gelijke strekking zonder verwijzing naar de Awb. Indien een rijksbijdrage wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, wordt in de beschikking tot verlening van een rijksbijdrage vermeld dat de verlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden op de begroting ter beschikking worden gesteld.
Aan artikel 12 van de Regeling is een bepaling over de wijze van verantwoording door Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegevoegd. Deze vloeit voort uit een andere regeling dan welke voor gemeenten en provincies (eerste lid) en waterschappen (tweede lid) geldt. Deze overheden leggen verantwoording af volgens de Regeling informatieverstrekking sisa, welke niet van toepassing is in Caribisch Nederland en ook niet van overeenkomstige toepassing kan worden verklaard op Caribisch Nederland. Wel is verantwoording door de openbare lichamen op een wijze vergelijkbaar aan de sisa-systematiek wenselijk. Daarom is in het nieuwe derde lid opgenomen dat de openbare lichamen verantwoording afleggen door middel van het toezenden van de jaarrekening en het jaarverslag. Hierbij wordt duidelijk gemaakt of het al dan niet een eindverantwoording betreft. De stukken worden vergezeld van de verklaring en het verslag van de accountant overeenkomstig artikel 38, vierde en vijfde lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Onderdeel G voegt enige artikelen toe die specifiek gelden voor de rijksbijdrage (bijzondere uitkeringen) aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De Awb is niet van toepassing in Caribisch Nederland. Om een lacune in het stelsel voor de verstrekking van een bijzondere uitkering op grond van de Regeling te herstellen, zijn in 4 nieuwe artikelen de relevante bepalingen uit de Awb overgenomen. Het nieuwe artikel 13a, eerste en tweede lid, (overgenomen uit artikel 4:46, tweede lid, van de Awb) bepaalt dat in bepaalde gevallen de uitkering lager mag worden vastgesteld, bijvoorbeeld als blijkt dat de maatregelen niet of niet volledig zijn uitgevoerd of als niet is voldaan aan de verplichtingen die aan de bijzondere uitkering zijn verbonden. De bevoegdheid van de Minister tot het geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen van de bijzondere uitkering (artikel 13a, derde lid) is overgenomen uit artikel 4:47 Awb.
De artikelen 13b en 13c bevatten gronden voor intrekking of wijziging van de verlening of de vaststelling van de bijzondere uitkering. Deze gronden zijn overgenomen uit de Awb (artikelen 4:48 en 4:49). Na afronding van de maatregelen waarvoor een rijksbijdrage is verstrekt of in ieder geval na afloop van de uiterste termijn om die maatregelen af te ronden, beslist de Minister aan de hand van de eindverantwoording over de vaststelling van de rijksbijdrage (artikel 13 van de Regeling). Het nieuwe artikel 13d, eerste lid, bepaalt in navolging van artikel 4:56 van de Awb, dat de verplichting tot betaling van de bijzondere uitkering wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Minister aan het openbaar lichaam schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de verlening of vaststelling van de bijzondere uitkering in te trekken of ten nadele van het openbaar lichaam te wijzigen. In artikel 13d, tweede en derde lid, is de inhoud van artikel 4:57 van de Awb betreffende het terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen deels overgenomen. Niet overgenomen is de bevoegdheid uit artikel 4:57, tweede lid, van de Awb om het bedrag bij dwangbevel in te vorderen. Voor opname een dergelijke bevoegdheid in de Regeling ontbreekt een wettelijke grondslag.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2025, de datum van inwerkingtreding van de Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2025–2030. Dit is om te waarborgen dat ook voor inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling verstrekte bijzondere uitkeringen op de bedoelde wijze verantwoording kunnen afleggen. Aangezien het reparatieregelgeving betreft wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de uitzonderingsgrond in aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de Regelgeving.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-34486.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.