Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 13 oktober 2025, nr. IENW/BSK-2025/254921, houdende regels in verband met de modernisering van het erkenningenstelsel (Regeling erkenningen wegverkeer)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 4aub, tweede lid, 4auc, tweede lid, 4aud, derde en vierde lid, 37, derde en zevende lid, 52b, 70j, 70n, tweede lid, 86, eerste en vijfde lid, en 186c, derde lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 13, 19, eerste lid, en 20, eerste en tweede lid, van het Besluit erkenningen wegverkeer, en de artikelen 28a, vierde lid, 31, eerste lid, onder d, en derde lid, en 32, tweede lid en derde lid, onder g, van het Kentekenreglement;

BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

APK-keurmeester:

natuurlijk persoon aan wie de bevoegdheid, bedoeld in artikel 14, vijfde lid, van het besluit is verleend;

besluit:

Besluit erkenningen wegverkeer;

bevoegdheid APK-keurmeester:

bevoegdheid bedoeld in artikel 14, vijfde lid, van het besluit;

bevoegdheid LPG-technicus:

bevoegdheid bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit;

blanco-kentekenplaat:

plaat, gebaseerd op een halffabricaat als bedoeld in de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000, die geschikt is voor het produceren van een kentekenplaat;

Dienst Wegverkeer:

dienst, genoemd in artikel 4a van de wet;

erkenning voor specifieke handelingen:

erkenning als bedoeld in artikel 4aud, eerste lid, van de wet;

folie:

folie geschikt voor het produceren van gele, lichtblauwe, lichtgroene of witte kentekenplaten volgens de modellen in de bijlage van de Regeling kenteken en kentekenplaten;

fabrikantenkeurmerk:

door de fabrikant van de kentekenplaat aan te brengen merk volgens model M. 3 in de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten;

foliefabrikant:

bedrijf met een erkenning foliefabrikant;

foliefabrikantwaarmerk:

door de foliefabrikant aan te brengen waarmerk als bedoeld in bijlage 5 van de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000;

handelsregister:

handelsregister, genoemd in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;

hologram:

hologram als bedoeld in artikel 2 van de Regeling kentekens en kentekenplaten;

kentekenplaat:

een plaat die bestemd is om te worden gebruikt als kentekenplaat;

kentekenplaatfabrikant:

bedrijf met een erkenning kentekenfabrikant;

keuringsplaats:

perceel of enkele kadastraal aangrenzende percelen waarop een erkend bedrijf de keuring verricht met daarop een keuringsruimte. De ruimte kan bestaan uit één of meer besloten ruimten gelegen in één gebouw, dan wel in verscheidene belendende of nagenoeg belendende gebouwen, bedoeld om deel uit te maken van een keuringsplaats;

lamineercode:

lamineercode als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Regeling kentekens en kentekenplaten;

lamineerder:

bedrijf met een erkenning lamineerder;

lamineerderswaarmerk:

door de lamineerder aan te brengen waarmerk als bedoeld in bijlage 8 van de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000;

LPG-technicus:

natuurlijk persoon aan wie de bevoegdheid, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit is verleend;

ombouwverklaring:

bewijs volgens een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model dat de seriematige wijziging in de goedkeuring van een voertuig conform hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen is uitgevoerd;

seriematige wijziging:

op een seriematige manier aangebrachte wijziging in de goedkeuring van voertuigen als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen;

wet:

Wegenverkeerswet 1994;

wijziging in de goedkeuring van voertuigen:

wijziging als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen.

HOOFDSTUK 2. BASISERKENNING

Artikel 2. Inschrijving handelsregister

Een rechtspersoon of de onderneming van de natuurlijke persoon die niet in Nederland is gevestigd en een basiserkenning uitsluitend aanvraagt met het oog op het verkrijgen van de erkenning foliefabrikant, de erkenning lamineerder of de erkenning wijziging goedkeuring voertuigen overlegt een met een bewijs van inschrijving in het handelsregister gelijkwaardig document, afgegeven in het land van vestiging.

Artikel 3. Termijn overleggen VOG

Het erkende bedrijf overlegt op verzoek van de Dienst Wegverkeer overeenkomstig artikel 4auc, tweede lid, van de wet binnen zes weken een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is dan twee maanden, indien daartoe naar het oordeel van deze dienst aanleiding bestaat als gevolg van:

  • a. een rechterlijke veroordeling;

  • b. de toetreding van een nieuw lid tot het bestuur van de onderneming; of

  • c. berichten en meldingen die doen vermoeden dat er in relatie tot de erkenning strafbare feiten zijn begaan.

HOOFDSTUK 3. ERKENNINGEN VOOR SPECIFIEKE HANDELINGEN

§ 3.1 Algemeen

Artikel 4. Bedrijfsgegevens
  • 1. De natuurlijke persoon of rechtspersoon, inclusief alle vestigingen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, is blijkens het handelsregister gevestigd in Nederland.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de erkenningen foliefabrikant, lamineerder en wijziging goedkeuring voertuigen.

  • 3. Een bedrijf met een erkenning voor specifieke handelingen meldt wijzigingen in de bedrijfsactiviteit of in de bedrijfsgegevens onmiddellijk schriftelijk aan de Dienst Wegverkeer voor zover deze wijzigingen van belang kunnen zijn voor de erkenning.

Artikel 5. Kenbaarheid erkende bedrijf

Vanaf de buitenkant van een bedrijf met een erkenning voor specifieke handelingen is op een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde en in de Staatscourant gepubliceerde wijze kenbaar dat een erkenning is verleend.

Artikel 6. Communicatie langs elektronische weg
  • 1. Als in het kader van een erkenning voor specifieke handelingen communicatie met de Dienst Wegverkeer is voorgeschreven, vindt deze communicatie plaats langs elektronische weg, waarbij de digitale identiteit van het erkende bedrijf verifieerbaar is.

  • 2. Het erkende bedrijf maakt daarbij alleen gebruik van de door de Dienst Wegverkeer toegestane authenticatiemiddelen en handelt overeenkomstig de bijbehorende gebruikersvoorwaarden.

  • 3. Het erkende bedrijf is verantwoordelijk voor de handelingen die door of namens hem worden verricht.

  • 4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid, bedoeld in artikel 4aue, eerste lid, van de wet.

Artikel 7. Correctiemelding

Als een erkend bedrijf een onjuistheid constateert binnen de kaders van de erkenning, wordt dat binnen een door de Dienst Wegverkeer te bepalen termijn gemeld aan de Dienst Wegverkeer op een door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze.

Artikel 8. Aanvraag- en erkenningseisen
  • 1. De Dienst Wegverkeer kan bij de aanvraag voor een erkenning voor specifieke handelingen toetsen of de aanvrager aan de eisen en voorwaarden voor de erkenning kan voldoen.

  • 2. Het erkende bedrijf voldoet bij voortduring aan de eisen en voorwaarden die gelden voor de aanvrager.

§ 3.2 Erkenning bedrijfsvoorraad

Artikel 9. Aanvrager
  • 1. Een erkenning bedrijfsvoorraad kan op aanvraag worden verleend aan:

    • a. een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die volgens het handelsregister exploitant is van een onderneming waar voertuigen bedrijfsmatig worden verkocht, verhuurd, verleaset of gedemonteerd;

    • b. Domeinen Roerende Zaken van het Ministerie van Financiën;

    • c. een verzekeringsmaatschappij;

    • d. een gemeente;

    • e. een waterschap.

  • 2. De aanvrager van de erkenning als bedoeld onder c, beschikt over een geldige vergunning als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, 2.36, eerste lid, of 2:40, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.

  • 3. Het erkende bedrijf beschikt over een of meer terreinen niet zijnde een weg waarop de bedrijfsvoorraad wordt gestald.

Artikel 10. Eisen en voorwaarden erkenning
  • 1. Voertuigen die bestemd zijn voor demontage betreffen bromfietsen die gedurende een periode van ten hoogste vier aaneengesloten weken worden of zijn opgenomen in de bedrijfsvoorraad.

  • 2. Voor voertuigen die in de bedrijfsvoorraad worden opgenomen geldt voor de kentekenplaten het volgende:

    • a. het erkende bedrijf neemt bij de opname van een voertuig in zijn bedrijfsvoorraad de bijbehorende kentekenplaten in ontvangst en bewaart ze bij het voertuig zolang dit voertuig in de bedrijfsvoorraad is opgenomen;

    • b. wanneer het een voertuig betreft met één of meerdere ontbrekende kentekenplaten waarvoor de Dienst Wegverkeer heeft bepaald dat met het voertuig niet op de weg mag worden gereden met betrekking tot de artikel 51a, derde lid, onderdeel d, van de wet bedoelde eis, geldt de inname- en bewaarplicht alleen voor de bij het voertuig aanwezige kentekenplaten. Het erkende bedrijf voorziet het voertuig alsnog van de benodigde kentekenplaten wanneer het verbod voor rijden op de weg wordt opgeheven of wanneer het voertuig ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van het erkende bedrijf, behalve wanneer het voertuig in de bedrijfsvoorraad van een ander erkend bedrijf wordt opgenomen;

    • c. voor zover het een voertuig betreft dat werd gebruikt voor taxivervoer met kentekenplaten met een lichtblauwe achtergrond, dienen deze kentekenplaten omgewisseld te worden voor kentekenplaten met een gele achtergrond of kentekenplaten met een donkerblauwe achtergrond, als bedoeld in artikel 3 van de Regeling kentekens en kentekenplaten als het voertuig ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van het erkende bedrijf;

    • d. voor zover het een voertuig betreft dat direct na inschrijving in de bedrijfsvoorraad is opgenomen, voorziet het erkende bedrijf het voertuig binnen drie werkdagen na opname in bedrijfsvoorraad van de bij het voertuig behorende kentekenplaten, of eerder als het voertuig ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van het erkende bedrijf.

  • 3. De erkenning geldt uitsluitend voor de vestigingen die in de erkenning worden vermeld.

  • 4. Het erkende bedrijf draagt er zorg voor dat met voertuigen die nog niet zijn ingeschreven of niet zijn tenaamgesteld in het kentekenregister, alsmede met voertuigen die in de bedrijfsvoorraad van het erkende bedrijf zijn opgenomen, geen gebruik wordt gemaakt van de weg zonder dat zij zijn voorzien van een aan het bedrijf opgegeven handelaarskenteken.

  • 5. Voertuigen kunnen uitsluitend in de bedrijfsvoorraad zijn opgenomen zolang de erkenning bedrijfsvoorraad niet is ingetrokken voor onbepaalde tijd. Ingeval de erkenning bedrijfsvoorraad voor onbepaalde tijd wordt ingetrokken, houden de voertuigen binnen een door de Dienst Wegverkeer te bepalen termijn op te behoren tot de bedrijfsvoorraad.

  • 6. Het erkende bedrijf zorgt ervoor dat de voertuigen in zijn importeursvoorraad bij overdracht worden tenaamgesteld, tenzij de overdracht op een door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze aan een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad plaatsvindt zonder dat het voertuig wordt tenaamgesteld.

  • 7. Het erkende bedrijf zorgt ervoor dat de voertuigen die in zijn bedrijfsvoorraad staan bij verkoop, lease of verhuur ophouden te behoren tot de bedrijfsvoorraad.

  • 8. Aan de verplichting als bedoeld in artikel 23k van het Besluit voertuigen, wordt gevolg gegeven door de tellerstand van een motorrijtuig te verstrekken aan de Dienst Wegverkeer zoals voorgeschreven in artikel 6.

§ 3.3 Erkenning tenaamstellen voertuigen voor derden

Artikel 11. Aanvrager

Bij de aanvraag wordt door de aanvrager zekerheid gesteld aan de Dienst Wegverkeer voor een bedrag ter grootte van de geschatte omzet van de te verlenen tenaamstellingen en schorsingen over twee maanden.

Artikel 12. Eisen en voorwaarden aan de erkenning
  • 1. Het erkende bedrijf heeft:

    • a. in de eerste twee jaar na verlening van de erkenning in ten minste 80% van de gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een loket waar een aanvraag voor tenaamstelling of schorsing van voertuigen kan worden gedaan;

    • b. vanaf twee jaar na verlening van de erkenning in tenminste 90% van de gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een loket;

    • c. in de gemeenten waarin het bedrijf geen loket heeft, een loket in een naastliggende gemeente.

  • 2. In de bedrijfsvoering van het erkende bedrijf is een kwaliteitsmanagementsysteem geïmplementeerd. De wijze waarop het kwaliteitsmanagementsysteem is geïmplementeerd, wordt omschreven in een kwaliteitshandboek. In het kwaliteitsmanagementsysteem wordt in ieder geval invulling gegeven aan de gestelde voorschriften van het eerste, zesde, zevende, negende, tiende en elfde lid. Het erkende bedrijf handelt overeenkomstig het kwaliteitshandboek.

  • 3. Het erkende bedrijf meldt wijzigingen in het kwaliteitshandboek onmiddellijk aan de Dienst Wegverkeer voor zover deze van belang kunnen zijn voor de erkenning.

  • 4. Elk loket van het erkende bedrijf is minimaal vijf dagen per week gedurende ten minste drie aaneengesloten uren voor het publiek geopend.

  • 5. Het erkende bedrijf meldt veiligheidsincidenten met betrekking tot digitale communicatie onmiddellijk aan de Dienst Wegverkeer.

  • 6. De gegevens die het erkende bedrijf verwerkt dan wel waarin het inzage heeft, worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de tenaamstelling en de schorsing van voertuigen.

  • 7. Het erkende bedrijf zorgt voor unieke identificatie van de medewerkers op de werkplek waar de tenaamstelling of schorsing wordt uitgevoerd, waarbij het vereiste beveiligingsniveau op een door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze wordt vastgesteld.

  • 8. Het erkende bedrijf stuurt informatie aan de Dienst Wegverkeer waaruit het loket blijkt waar de tenaamstelling of schorsing is aangevraagd.

  • 9. Het erkende bedrijf zorgt ervoor dat het personeel van het erkende bedrijf voldoende is opgeleid in identiteitsvaststelling en documentherkenning.

  • 10. Het erkende bedrijf zorgt ervoor dat er richtlijnen voor medewerkers zijn met betrekking tot het veilig gebruik van applicaties, wachtwoorden, de herkenning en melding van veiligheidsincidenten en de vernietiging van documenten met gevoelige informatie na het afronden van processen.

  • 11. In afwijking van artikel 5 is vanaf de buitenkant van elk loket van het erkende bedrijf op een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze zichtbaar dat hier tenaamstellingen en schorsingen van voertuigen kunnen worden verricht.

Artikel 13. Rapport van de registeraccountant

Het erkende bedrijf overlegt jaarlijks op een door de Dienst Wegverkeer te bepalen datum over het voorafgaande kalenderjaar een door een registeraccountant opgesteld rapport, waaruit blijkt dat het voldoet aan de eisen van artikel 12 van deze regeling.

§ 3.4 Erkenning tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad

Artikel 14. Aanvrager

Een erkenning tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die volgens het handelsregister exploitant is van een onderneming waar handelsactiviteiten met betrekking tot voertuigen worden verricht.

Artikel 15. Eisen en voorwaarden aan de erkenning
  • 1. Een aanvraag om een tenaamstelling namens een natuurlijk persoon door het erkende bedrijf vindt plaats nadat het erkende bedrijf heeft vastgesteld dat de identiteit van de natuurlijk persoon overeenstemt met het door deze persoon overgelegde rijbewijs, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling legitimatievoorschriften tenaamstelling en kentekenplaten, door middel van een door de natuurlijk persoon ondertekende verklaring met de volgende gegevens:

    • a. de naam en het adres van de betreffende natuurlijk persoon namens wie tenaamstelling door het erkende bedrijf wordt aangevraagd,

    • c. het kenteken van het voertuig dat wordt overgedragen,

    • d. de naam en het RDW-bedrijfsnummer van het erkende bedrijf dat de aanvraag indient, en

    • e. de handtekening van de betreffende natuurlijk persoon.

  • 2. Ten behoeve van het opmaken van de verklaring als bedoeld in artikel 25a, tweede lid, of artikel 28a, tweede lid, van het Kentekenreglement of de machtiging als bedoeld in artikel 25a, derde lid, onder b, of artikel 28a, derde lid onder b, van het Kentekenreglement neemt het erkende bedrijf de legitimatiegegevens over.

  • 3. Een aanvraag om een tenaamstelling namens een rechtspersoon vindt plaats nadat het erkende bedrijf heeft vastgesteld dat de identiteit van een tekenbevoegde van rechtspersoon overeenstemt met het door de tekenbevoegde van de rechtspersoon overgelegde rijbewijs, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de Regeling legitimatievoorschriften tenaamstelling en kentekenplaten, door middel van een door de tekenbevoegde ondertekende machtiging als bedoeld in artikel 25a, derde lid onder b, of artikel 28a, derde lid onder b, van het Kentekenreglement met de volgende gegevens:

    • a. de naam van de rechtspersoon,

    • b. unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007;

    • c. het kenteken van het voertuig dat wordt overgedragen,

    • d. de naam en het RDW-bedrijfsnummer van het erkende bedrijf die de aanvraag indient, en

    • e. de handtekening van de persoon die de rechtspersoon vertegenwoordigt indien de machtiging niet digitaal is ondertekend door de persoon die de rechtspersoon vertegenwoordigt.

  • 4. Ten behoeve van het opmaken van de machtiging als bedoeld in artikel 25a, derde lid onder b, of artikel 28a, derde lid onder b, van het Kentekenreglement neemt het erkende bedrijf de legitimatiegegevens over.

  • 5. Als een voertuig dat is tenaamgesteld in de bedrijfsvoorraad van het erkende bedrijf en ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad ten behoeve van de natuurlijke of rechtspersoon zelf, zijn het eerste tot en met vierde lid niet van toepassing.

  • 6. Als door de Dienst Wegverkeer niet positief op de aanvraag wordt beslist, verwijst het erkende bedrijf de aanvrager naar de Dienst Wegverkeer.

  • 7. De erkenning geldt voor de vestigingen die in de erkenning worden vermeld.

  • 8. Het erkende bedrijf beschikt over een goed afsluitbare voorziening, welke naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer voldoende bescherming tegen inbraak, diefstal en brand biedt, waarin de op de erkenning betrekking hebbende bescheiden en documenten moeten worden bewaard.

  • 9. Het erkende bedrijf zorgt ervoor dat het personeel van het erkende bedrijf, dat betrokken is bij de tenaamstelling een opleidingsmodule van de Dienst Wegverkeer met betrekking tot identiteitsvaststelling en documentherkenning heeft gevolgd.

  • 10. De verklaring, bedoeld in het artikel 25a, tweede lid, van het Kentekenreglement en artikel 28a, tweede lid, van het Kentekenreglement, of een machtiging als bedoeld in artikel 25a, derde lid, onder b en artikel 28a, derde lid, onder b, van het Kentekenreglement worden bewaard in een afsluitbare voorziening als bedoeld in het achtste lid en door het erkende bedrijf vernietigd wanneer ten minste een en ten hoogste twee jaren zijn verstreken sinds de dag van tenaamstelling. De bewaarplicht is niet van toepassing indien de verklaring digitaal met een door de Dienst Wegverkeer te bepalen authenticatiemiddel is ondertekend.

  • 11. Het erkende bedrijf verwerkt de gegevens uitsluitend voor de tenaamstelling van voertuigen.

  • 12. Het erkende bedrijf meldt veiligheidsincidenten rondom de digitale communicatie bij de Dienst Wegverkeer.

  • 13. Aan de verplichting als bedoeld in artikel 23k van het Besluit voertuigen, wordt gevolg gegeven door de tellerstand van een motorrijtuig te verstrekken aan de Dienst Wegverkeer zoals voorgeschreven in artikel 6.

§ 3.5 Erkenning inschrijven zonder onderzoek

Artikel 16. Aanvrager
  • 1. Een erkenning inschrijven zonder onderzoek kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die volgens het handelsregister exploitant is van een onderneming die bedrijfsmatig nieuwe en ongebruikte voertuigen fabriceert of invoert.

  • 2. Het erkende bedrijf beschikt over een of meer terreinen, niet zijnde een weg, waarop de ingeschreven en niet ingeschreven voertuigen kunnen worden gestald.

Artikel 17. Eisen en voorwaarden aan erkenning
  • 1. Het erkende bedrijf is, voor zover van toepassing op de voertuigen of de categorie voertuigen waarvoor inschrijving wordt gevraagd, in het bezit van:

    • a. de toestemming, bedoeld in artikel 8 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992;

    • b. een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst ten behoeve van de afdracht van de door het bedrijf verschuldigde afvalbeheerbijdrage voor autowrakken, bedoeld in artikel 49, eerste lid, onder c, van de wet, dan wel een instemming als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Besluit beheer autowrakken.

  • 2. Het erkende bedrijf zorgt ervoor dat de voertuigen in zijn importeursvoorraad bij overdracht worden tenaamgesteld, tenzij de overdracht op een door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze aan een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad plaatsvindt.

  • 3. Het erkende bedrijf vraagt alleen inschrijving van voertuigen aan die:

    • a. nog niet eerder in gebruik zijn genomen;

    • b. conform zijn aan een type met een geldige nationale dan wel Europese typegoedkeuring als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de wet en waarbij alle certificaten van overeenstemming aanwezig zijn; en

    • c. die volledig afgebouwd zijn conform het certificaat van overeenstemming.

  • 4. Het erkende bedrijf draagt zorg voor een correcte afdracht van de verschuldigde belasting van personenauto’s en motorrijwielen;

  • 5. Het erkende bedrijf voldoet de verschuldigde afvalbeheerbijdrage voor autowrakken, bedoeld in artikel 49, eerste lid, onder c, van de wet, dan wel neemt maatregelen waarop de instemming, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Besluit beheer autowrakken van toepassing is;

  • 6. Het erkende bedrijf verstrekt de door de Dienst Wegverkeer te bepalen voertuiggegevens die overeen dienen te komen met het voertuig en de voertuiggegevens op het certificaat van overeenstemming.

  • 7. Het erkende bedrijf toont op verzoek van de Dienst Wegverkeer binnen een door de Dienst Wegverkeer te bepalen termijn de voertuigen waarvoor inschrijving is aangevraagd, alsmede de daarbij behorende certificaten van overeenstemming indien deze niet op grond van artikel 36 en 37 van Verordening (EU) nr. 2018/858 reeds digitaal zijn aangeleverd aan de Dienst Wegverkeer.

  • 8. De erkenning geldt uitsluitend voor de vestigingen die in de erkenning worden vermeld.

  • 9. Het erkende bedrijf draagt er zorg voor dat met voertuigen die nog niet zijn ingeschreven in het kentekenregister, alsmede met voertuigen die in de importeursvoorraad van het erkende bedrijf zijn opgenomen, geen gebruik wordt gemaakt van de weg zonder dat zij zijn voorzien van een aan het bedrijf afgegeven handelaarskenteken.

  • 10. Het erkende bedrijf verstrekt de door de Dienst Wegverkeer te bepalen gegevens en aanvullende informatie met betrekking tot het voertuig waarvoor een inschrijving wordt aangevraagd.

  • 11. Het erkende bedrijf stuurt op verzoek van de Dienst Wegverkeer op een door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze na inschrijving het certificaat van overeenstemming naar de Dienst Wegverkeer.

§ 3.6 Erkenning inschrijven met onderzoek

Artikel 18. Aanvrager
  • 1. Een erkenning inschrijven met onderzoek kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die volgens het handelsregister exploitant is van een onderneming waar bedrijfsmatig aanvragen voor de inschrijving van voertuigen worden ingediend.

  • 2. De aanvrager van de erkenning beschikt over een of meer terreinen niet zijnde een weg waarop de niet ingeschreven voertuigen en ingeschreven voertuigen tot het moment van overdracht na inschrijving worden gestald.

Artikel 19. Eisen en voorwaarden aan erkenning
  • 1. Het erkende bedrijf beschikt over een goed afsluitbare voorziening, welke naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer voldoende bescherming tegen inbraak, diefstal en brand biedt, waarin de op de erkenning betrekking hebbende bescheiden en documenten moeten worden bewaard.

  • 2. Het erkende bedrijf zorgt ervoor dat de voertuigen in zijn importeursvoorraad bij overdracht worden tenaamgesteld, tenzij de overdracht plaatsvindt op een door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze aan een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad.

  • 3. Alvorens tot het indienen van de aanvraag tot inschrijving wordt overgegaan, stelt het erkende bedrijf vast dat de gegevens op het originele volledige buitenlandse kentekenbewijs overeenkomen met het voertuig waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd.

  • 4. Het erkende bedrijf:

    • a. vraagt alleen een inschrijving aan voor door de Dienst Wegverkeer te bepalen voertuigsoorten;

    • b. verstrekt de door de Dienst Wegverkeer te bepalen gegevens en aanvullende informatie met betrekking tot het voertuig waarvoor een inschrijving wordt aangevraagd;

    • c. stuurt op verzoek van de Dienst Wegverkeer op een door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze en binnen een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde termijn na inschrijving het buitenlands kentekenbewijs naar de Dienst Wegverkeer;

    • d. bewaart het originele buitenlandse kentekenbewijs in de afsluitbare voorziening tot het moment waarop de documenten aan de Dienst Wegverkeer worden gestuurd.

  • 5. De erkenning geldt uitsluitend voor de vestigingen die in de erkenning worden vermeld.

  • 6. Het erkende bedrijf draagt er zorg voor dat er met de voertuigen in zijn importeursvoorraad, bedoeld in artikel 18, tweede lid, geen gebruik wordt gemaakt van de weg zonder dat zij zijn voorzien van een aan het bedrijf afgegeven handelaarskenteken.

§ 3.7 Erkenning handelaarskenteken

Artikel 20. Aanvrager

Een erkenning handelaarskenteken kan op aanvraag worden verleend aan:

  • a. een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad;

  • b. een erkend bedrijf inschrijven zonder onderzoek;

  • c. een erkend bedrijf inschrijven met onderzoek; of

  • b. een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die volgens het handelsregister exploitant is van een onderneming, waar voertuigen bedrijfsmatig voor derden worden hersteld, bewerkt of gereinigd.

Artikel 21. Eisen en voorwaarden aan de erkenning
  • 1. Bij het verlenen van de erkenning wordt aan het erkende bedrijf het handelaarskentekenbewijs voor de opgegeven categorieën bedoeld in artikel 3 van het Kentekenreglement verstrekt.

  • 2. Het erkende bedrijf kan op aanvraag en tegen betaling meerdere handelaarskentekenbewijzen verkrijgen.

  • 3. De erkenning geldt uitsluitend voor de vestigingen die in de erkenning worden vermeld.

  • 4. Een handelaarskenteken mag slechts worden gebruikt voor de categorie waarvoor het is opgegeven.

  • 5. Het erkende bedrijf handelaarskenteken bewaart het handelaarskentekenbewijs en de bijbehorende handelaarskentekenplaten als die niet gebruikt worden in een goed afsluitbare voorziening op het adres van de vestiging waaraan de erkenning is toegekend, die naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer voldoende bescherming tegen inbraak, diefstal en brand biedt.

  • 6. Indien een handelaarskentekenbewijs dan wel een handelaarskentekenplaat verloren is geraakt of teniet is gegaan, dient het erkende bedrijf dit onmiddellijk te melden aan de Dienst Wegverkeer.

  • 7. Degene aan wie de erkenning handelaarskenteken is verleend, vernietigt de handelaarskentekenplaten onmiddellijk nadat de erkenning is ingetrokken of nadat het handelaarskentekenbewijs ongeldig is verklaard dan wel is verloren of tenietgegaan.

  • 8. Het handelaarskenteken mag uitsluitend voor de bedrijfsactiviteiten gebruikt worden voor voertuigen die:

    • a. nog niet zijn ingeschreven;

    • b. behoren tot een importeursvoorraad;

    • c. behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het kenteken is opgegeven;

    • d. ter bewerking, reiniging of herstel aan degene aan wie het handelaarskenteken is opgegeven ter beschikking zijn gesteld.

  • 9. Wanneer gebruik wordt gemaakt van het handelaarskenteken, is het niet toegestaan om goederen of personen te vervoeren, tenzij dit aantoonbaar gebeurt in het kader van beproeving van aan het voertuig verrichte of te verrichten werkzaamheden. In dat geval moeten de goederen op het adres, waar deze zijn ingeladen, ook worden uitgeladen en personen moeten op het adres waar ze zijn ingestapt ook weer uitstappen.

  • 10. Bij een motorrijtuig of een aanhangwagen voorzien van een handelaarskentekenplaat, dient het bijbehorende kentekenbewijs aanwezig te zijn.

  • 11. Het erkende bedrijf heeft het handelaarskenteken verzekerd op grond van artikel 13, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

  • 12. Het erkende bedrijf, bedoeld in artikel 7, aanhef en onder a, van het besluit, beschikt op zijn vestiging bedoeld in het derde lid over een overdekte en behoorlijk af te sluiten ruimte waar onder alle weersomstandigheden werkzaamheden voor het herstellen, bewerken en reinigen van een voertuig plaats kunnen vinden.

Artikel 22 Bezitten handelaarskentekenplaten
  • 1. Het is de houder van een handelaarskenteken met de lettercombinatie FH, HA, HF of HH toegestaan om maximaal vijf bijbehorende kentekenplaten te hebben. Daarbij is het enkel toegestaan:

    • a. van de modellen 27.11, 27.12 en 27.14 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten ten hoogste twee kentekenplaten per model te hebben; en

    • b. van het model 27.13 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten ten hoogste één kentekenplaat te hebben.

  • 2. Het is de houder van een handelaarskenteken met de lettercombinatie OA of LH toegestaan om over één bijbehorende kentekenplaat van het model 27.11, één van het model 27.12 en één van het model 27.13 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten te beschikken.

  • 3. Het is de houder van een handelaarskenteken met de lettercombinatie HC toegestaan te beschikken over één bijbehorende kentekenplaat van het model 30.5, één van het model 30.6, en één van het model 31.5 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten.

§ 3.8 Erkenning demontage

Artikel 23. Aanvrager
  • 1. Een erkenning demontage kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die exploitant is van een onderneming waar volgens het handelsregister bedrijfsmatig activiteiten met betrekking tot het demonteren van motorrijtuigen en aanhangwagens worden uitgevoerd.

  • 2. De aanvrager van de erkenning heeft voor elke vestiging:

    • a. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.153 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

    • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.186 van het Besluit activiteiten leefomgeving voor het demonteren van voertuigen; of

    • c. als er geen vergunning als bedoeld in onderdeel a of b vereist is, een melding als bedoeld in artikel 4.574, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving gedaan.

Artikel 24. Eisen en voorwaarden aan de erkenning
  • 1. Het erkende bedrijf meldt slechts voertuigen aan die voor demontage bestemd zijn. Het erkende bedrijf is verantwoordelijk voor de demontage.

  • 2. De erkenning geldt voor de vestigingen die in de erkenning worden vermeld.

  • 3. Het erkende bedrijf vernietigt de aanwezige kentekenplaten behorende bij het voor demontage afgemelde voertuig bij aankomst op het terrein van het erkende bedrijf, maar uiterlijk binnen vijf werkdagen na de melding.

  • 4. Het erkende bedrijf registreert bij de melding dat een voertuig voorgoed buiten gebruik is gesteld tevens hoeveel kentekenplaten hij heeft vernietigd.

  • 5. Het erkende bedrijf draagt er zorg voor dat de voertuigen die afgemeld zijn voor demontage geen gebruik maken van de weg.

§ 3.9 Erkenning export

Artikel 25. Aanvrager

Een erkenning export kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die exploitant is van een onderneming waar volgens het handelsregister bedrijfsmatig activiteiten worden verricht met betrekking tot het exporteren van tenaamgestelde voertuigen of daaraan gerelateerde handelingen ten behoeve van export, waardoor deze gerechtigd is aan de Dienst Wegverkeer te melden dat een voertuig dat in het kentekenregister is geregistreerd, voorgoed buiten Nederland wordt gebracht.

Artikel 26. Eisen en voorwaarden aan erkenning
  • 1. De erkenning geldt voor de vestigingen die in de erkenning worden vermeld.

  • 2. Het erkende bedrijf beschikt op zijn vestiging, bedoeld in het eerste lid over een goed afsluitbare voorziening, welke naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer voldoende bescherming tegen inbraak, diefstal en brand biedt, waarin de op de erkenning betrekking hebbende bescheiden en documenten kunnen worden opgeborgen.

  • 3. In geval van diefstal van op de erkenning betrekking hebbende bescheiden en documenten doet het erkende bedrijf daarvan aangifte bij een van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen.

  • 4. Het erkende bedrijf bewaart de blanco kentekenbewijzen deel II van de voor export afgemelde voertuigen in de voorziening, bedoeld in het tweede lid.

  • 5. Bij de melding dat het voertuig voorgoed buiten Nederland wordt gebracht, dient het erkende bedrijf in door de Dienst Wegverkeer bepaalde gevallen de lamineercodes van de kentekenplaten van het voertuig op te geven.

  • 6. Het erkende bedrijf neemt voorafgaand aan de melding voor export de kentekenplaten in van het voertuig en maakt de ingenomen kentekenplaten onbruikbaar door deze op zodanige wijze doormidden te knippen dat de lamineercode goed leesbaar blijft.

  • 7. Het erkende bedrijf bewaart de twee helften van de ingenomen kentekenplaten waarop de laatste tien meldingen voor het voorgoed buiten Nederland brengen van een voertuig betrekking hebben.

  • 8. Als de kentekenplaten of een deel van de kentekenplaten als gevolg van diefstal niet aanwezig zijn bij het voertuig:

    • a. zijn het vijfde tot en met zevende lid niet van toepassing;

    • b. legt de aanvrager een afschrift van het proces-verbaal over waaruit blijkt dat de kentekenplaten van het voertuig gestolen zijn; en

    • c. bewaart het erkende bedrijf het afschrift, bedoeld in onderdeel b, gedurende een termijn van minimaal één jaar maar maximaal twee jaar in de voorziening, bedoeld in het tweede lid.

  • 9. Als één of meerdere kentekenplaten niet aanwezig zijn bij een voertuig waarvoor de Dienst Wegverkeer heeft bepaald dat hiermee niet op de weg mag worden gereden met betrekking tot de in artikel 51a, derde lid, onderdeel d, van de wet bedoelde eis, zijn het derde tot en met vijfde lid niet van toepassing voor de kentekenplaten die niet meer aanwezig zijn.

  • 10. In geval van vermissing of diefstal van blanco kentekendelen II doet het erkende bedrijf, onder opgave van de nummers, daarvan onmiddellijk mededeling aan de Dienst Wegverkeer.

  • 11. Het erkende bedrijf stuurt een digitale kopie van het verkeerd geprinte kentekenbewijs deel II aan de Dienst Wegverkeer en vernietigt het verkeerd geprinte kentekenbewijs deel II daarna onmiddellijk.

  • 12. Bij beëindiging van de erkenning stuurt het erkende bedrijf de blanco kentekenbewijzen delen II binnen een termijn van een week terug aan de Dienst Wegverkeer.

  • 13. Aan een op grond van artikel 23k van het Besluit voertuigen bestaande verplichting wordt gevolg gegeven door de tellerstand van een motorrijtuig te verstrekken aan de Dienst Wegverkeer zoals voorgeschreven in artikel 6.

  • 14. Het erkende bedrijf handelt conform de Regeling tenaamstelling en kentekenbewijzen.

  • 15. De uitoefening van de erkenning heeft slechts plaats vanaf het adres van de vestiging waaraan de erkenning is toegekend.

Artikel 27. Verstrekken blanco documenten door de Dienst Wegverkeer

Ten behoeve van het melden dat voertuigen voorgoed buiten Nederland worden gebracht, verstrekt de Dienst Wegverkeer aan het erkende bedrijf blanco documenten om te worden gebruikt als kentekenbewijzen deel II welke bij de melding door het erkende bedrijf worden aangemaakt en verstrekt.

§ 3.10 Erkenning foliefabrikant

Artikel 28. Aanvrager

De erkenning foliefabrikant kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die volgens het handelsregister of gelijkwaardig buitenlands register exploitant is van een productieplaats die geschikt is voor het fabriceren van folie die geschikt is voor de productie van kentekenplaten.

Artikel 29. Aanvraag

De aanvrager van een erkenning overlegt bij de aanvraag een testrapport van een door de Dienst Wegverkeer aangewezen onderzoeksinstelling, waaruit blijkt dat de aanvrager folie kan produceren die geschikt is voor de productie van kentekenplaten overeenkomstig de Regeling kentekens en kentekenplaten en de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000.

Artikel 30. Eisen en voorwaarden aan de erkenning
  • 1. Het erkende bedrijf zorgt ervoor dat de folie bij de productie van folie en bij de levering aan een erkend bedrijf lamineerder voldoet aan de Regeling kentekens en kentekenplaten en de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000.

  • 2. Het erkende bedrijf beschikt over een goed afsluitbare ruimte, welke voldoende bescherming biedt om beschadiging, diefstal of achteruitgang van de folie te voorkomen, waarin de folie bewaard moet worden.

  • 3. In geval van diefstal van folie stelt het erkende bedrijf de Dienst Wegverkeer hiervan onmiddellijk op de hoogte.

  • 4. Folie wordt uitsluitend afgeleverd aan erkende lamineerders.

  • 5. Bij de aflevering is de folie voorzien van een document, waarin in ieder geval is vermeld:

    • a. de hoeveelheid en de soort folie, onderverdeeld naar kleur en model;

    • b. de datum van levering;

    • c. de naam en het adres van de foliefabrikant; en

    • d. de naam en het adres van het erkende bedrijf lamineerder.

  • 6. Van het in het zesde lid bedoelde document wordt gedurende twee jaren een afschrift bewaard.

  • 7. Het erkende bedrijf foliefabrikant levert op verzoek van de Dienst Wegverkeer een rapport van een door de Dienst Wegverkeer aangewezen onderzoeksinstelling, waaruit blijkt dat door het erkende bedrijf geproduceerde, folie geschikt is voor de productie van kentekenplaten die voldoen aan de eisen, gesteld in de Regeling kentekens en kentekenplaten en de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000.

  • 8. De uitoefening van de erkenning heeft slechts plaats vanaf de productieplaats waaraan de erkenning is toegekend.

§ 3.11 Erkenning lamineerder

Artikel 31. Aanvrager
  • 1. De erkenning lamineerder kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die volgens het handelsregister of gelijkwaardig buitenlands register exploitant is van een productieplaats die geschikt is voor het fabriceren van blanco kentekenplaten.

  • 2. De productieplaats van de aanvrager is gevestigd in de Europese Unie of in een staat die partij is bij het Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Artikel 32. Aanvraag

De aanvrager van een erkenning overlegt bij de aanvraag een testrapport van een door de Dienst Wegverkeer aangewezen onderzoeksinstelling, waaruit blijkt dat de aanvrager blanco-kentekenplaten kan produceren die voldoen aan de eisen gesteld in de Regeling kentekens en kentekenplaten en de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000.

Artikel 33. Eisen en voorwaarden aan de erkenning
  • 1. De uitoefening van de erkenning heeft slechts plaats vanaf de productieplaats waaraan de erkenning is toegekend.

  • 2. Het erkende bedrijf zorgt ervoor dat de blanco-kentekenplaten bij levering aan een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant voldoen aan de Regeling kentekens en kentekenplaten en de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000.

  • 3. Het erkende bedrijf beschikt op de productieplaats over een goed afsluitbare ruimte, welke naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer voldoende bescherming tegen inbraak, diefstal en brand biedt, waarin de op de erkenning betrekking hebbende bescheiden worden bewaard.

  • 4. Het erkende bedrijf neemt enkel folie in ontvangst van een erkend bedrijf foliefabrikant.

  • 5. Het erkende bedrijf draagt er zorg voor dat folie die het in bezit heeft niet beschadigt of achteruitgaat en dat de blanco kentekenplaten in goede staat worden afgeleverd op de plaats van bestemming.

  • 6. In afwachting van gebruik of aflevering maakt het erkende bedrijf gebruik van aangewezen afsluitbare opslag- of voorraadruimten om beschadiging, diefstal of achteruitgang van folie en blanco-kentekenplaten te voorkomen.

  • 7. Het erkende bedrijf voorkomt gebruik van folie en blanco-kentekenplaten voor een ander doel dan waarvoor het is bedoeld.

  • 8. In geval van diefstal van folie of blanco-kentekenplaten doet het erkende bedrijf daarvan onmiddellijk aangifte bij een van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen of bij bevoegde personen in het land van vestiging. Het erkende bedrijf stelt de Dienst Wegverkeer hiervan onmiddellijk op de hoogte en deelt onmiddellijk een afschrift van het proces-verbaal of een gelijkwaardig buitenlands document.

  • 9. Het erkende bedrijf kan aangeven waar door hem in ontvangst genomen folie, hologrammen en blanco-kentekenplaten die nog niet zijn afgeleverd, zich bevinden.

  • 10. Folie die in het bezit is van het erkende bedrijf, is voorzien van een foliefabrikantwaarmerk, indien een dergelijk waarmerk is voorgeschreven en is vergezeld van een document van de foliefabrikant dat tenminste de volgende gegevens bevat:

    • a. naam en adres van de foliefabrikant;

    • b. datum van afgifte; en

    • c. hoeveelheid en soort van de folie, onderverdeeld naar kleur en model.

  • 11. Folie die niet aan de eisen van het achtste lid voldoet wordt binnen een week na constatering door het erkende bedrijf vernietigd.

  • 12. Indien het erkende bedrijf de afgekeurde folie vernietigt, wordt daarvan door het erkende bedrijf een rapport opgemaakt en bewaard, dat tenminste bevat:

    • a. de naam en adres van de betrokken foliefabrikant;

    • b. de hoeveelheid en de soort folie, onderverdeeld naar kleur en model;

    • c. de datum van levering;

    • d. het in achtste lid bedoelde document; en

    • e. de reden van afkeuring.

  • 13. Blanco-kentekenplaten die niet aan de eisen voldoen worden binnen een week na constatering vernietigd. Van de vernietiging wordt onmiddellijk een rapport opgemaakt dat in ieder geval de volgende gegevens per kentekenplaat bevat:

    • a. de lamineercode indien deze is voorgeschreven;

    • b. het model en, indien van toepassing, de kleur van de blanco-kentekenplaat, en

    • c. de naam en adres van de fabrikant van de folie.

  • 14. Blanco-kentekenplaten worden uitsluitend afgegeven aan erkende kentekenplaatfabrikanten.

  • 15. Voorafgaand aan de levering van blanco-kentekenplaten, die voorzien zijn van een lamineercode, meldt het erkende bedrijf bij de Dienst Wegverkeer, op door deze dienst te bepalen wijze, ten behoeve van het register, bedoeld in artikel 70b, eerste lid, van de wet, de volgende gegevens:

    • a. de lamineercodes;

    • b. de hoeveelheid blanco-kentekenplaten;

    • c. het model, en indien van toepassing de kleur, van de blanco-kentekenplaten; en

    • d. de kentekenplatenfabrikant aan wie de blanco-kentekenplaten worden geleverd.

  • 16. Het erkende bedrijf bewaart de volgende bescheiden gedurende een termijn van twee jaar:

    • a. de documenten, bedoeld in het achtste lid;

    • b. de rapporten, bedoeld in het tiende lid; en

    • c. de rapporten, bedoeld in het elfde lid.

  • 17. Op verzoek van de Dienst Wegverkeer stelt het erkende bedrijf een gedeelte van de door het erkende bedrijf in ontvangst genomen folie voor onderzoek ter beschikking aan de Dienst Wegverkeer.

  • 18. Op verzoek van de Dienst Wegverkeer legt het erkende bedrijf een testrapport over met betrekking tot een of meer door de Dienst Wegverkeer aan te wijzen blanco-kentekenplaten van een door de Dienst Wegverkeer aangewezen onderzoeksinstelling waaruit blijkt dat de blanco-kentekenplaten voldoen aan de eisen, gesteld in de Regeling kentekens en kentekenplaten en de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000.

Artikel 34. Eisen en voorwaarden voor doorleveren blanco-kentekenplaten
  • 1. Het erkende bedrijf mag, in afwijking van artikel 33, twaalfde lid, blanco-kentekenplaten die hij zelf gemaakt heeft doorleveren aan een ander erkend bedrijf lamineerder. Deze blanco-kentekenplaten zijn bij die levering, indien van toepassing, voorzien van het hologram, en van het lamineerderswaarmerk van het erkende bedrijf dat de blanco-kentekenplaten levert.

  • 2. De doorgeleverde blanco-kentekenplaten worden, indien van toepassing, bij de levering door het erkende bedrijf dat levert, voorzien van de lamineercode van het erkende bedrijf lamineerder aan wie wordt geleverd.

  • 3. Het erkende bedrijf dat levert, registreert bij de levering de:

    • a. hoeveelheid en de soort blanco-kentekenplaten, onderverdeeld naar kleur en model;

    • b. lamineercodes, indien een lamineercode is voorgeschreven;

    • c. datum van levering; en

    • d. naam en het adres van het erkende bedrijf aan wie is geleverd.

  • 4. Het erkende bedrijf aan wie wordt geleverd registreert bij de inontvangstneming van die kentekenplaten:

    • a. de gegevens, bedoeld in artikel, derde lid, onder a, b en c, en

    • b. de naam en het adres van het erkende bedrijf dat heeft geleverd.

  • 5. Als blanco-kentekenplaten zijn doorgeleverd, worden deze niet opnieuw doorgeleverd aan een ander erkende bedrijf lamineerder.

  • 6. De registraties, bedoeld in het derde en vierde lid, worden gedurende twee  jaar op de productieplaats bewaard.

§ 3.12 Erkenning kentekenplaatfabrikant

Artikel 35. Aanvrager

Een erkenning kentekenplaatfabrikant kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die volgens het handelsregister exploitant is van een productieplaats die geschikt is voor het fabriceren van kentekenplaten worden uitgevoerd.

Artikel 36. Eisen en voorwaarden aan de erkenning
  • 1. Op de in artikel 12, eerste lid, van het besluit genoemde productieplaats:

    • a. is een overdekte en behoorlijk af te sluiten en goed verlichte ruimte die is voorzien van een passende verwarming;

    • b. is een goed afsluitbare ruimte, welke naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer voldoende bescherming tegen inbraak, diefstal en brand biedt, waarin de op de erkenning betrekking hebbende bescheiden worden afgesloten en bewaard. In de ruimte worden de blanco-kentekenplaten en kentekenplaten gescheiden van elkaar afgesloten en bewaard;

    • c. zijn middelen, waaronder ten minste een matrijzenset, een pers, een apparaat waarmee een keurmerk kan worden aangebracht en een hotprintmachine of verfwals. Deze middelen zijn deugdelijk en in goede staat van onderhoud.

  • 2. Het erkende bedrijf produceert geen platen die onvoldoende te onderscheiden zijn van officiële kentekenplaten.

Artikel 37. Bescherming van blanco-kentekenplaten en kentekenplaten
  • 1. Het erkende bedrijf draagt zorg voor een zodanige behandeling van blanco-kentekenplaten en kentekenplaten dat beschadiging of achteruitgang wordt voorkomen. Deze zorg strekt zich uit tot en met de afgifte van de kentekenplaten.

  • 2. Het erkende bedrijf voorkomt gebruik van blanco-kentekenplaten en kentekenplaten voor een ander doel dan waarvoor deze zijn bestemd.

  • 3. In geval van diefstal van blanco-kentekenplaten en kentekenplaten doet het erkende bedrijf daarvan aangifte bij een van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen. Het erkende bedrijf stelt de Dienst Wegverkeer hiervan onmiddellijk op de hoogte en deelt onmiddellijk een afschrift van het proces-verbaal.

Artikel 38. Vindplaats blanco-kentekenplaten en nog niet afgeleverde kentekenplaten

Het erkende bedrijf kan te allen tijde aangeven waar in ontvangst genomen blanco-kentekenplaten en de kentekenplaten die nog niet zijn afgeleverd, zich bevinden.

Artikel 39. Voorschriften productie

De uitoefening van de erkenning heeft slechts plaats vanaf de productieplaats waaraan de erkenning is toegekend.

Artikel 40. Ontvangst blanco-kentekenplaten
  • 1. Het erkende bedrijf neemt uitsluitend blanco-kentekenplaten in ontvangst van een erkende lamineerder, die zijn voorzien van het door de lamineerder aangebrachte lamineerderswaarmerk, indien dat is voorgeschreven. Het erkende bedrijf meldt, ten behoeve van het register, bedoeld in artikel 70b, eerste lid, van de wet, bij de Dienst Wegverkeer binnen één week na de ontvangst van blanco-kentekenplaten die op grond van de Regeling kentekens en kentekenplaten voorzien zijn van een lamineercode, dat de blanco-kentekenplaten zijn ontvangen, op een door deze dienst te bepalen wijze.

  • 2. Een erkend bedrijf mag geen blanco-kentekenplaten doorleveren aan een ander erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant of een erkend bedrijf lamineerder, tenzij hiervoor door de Dienst Wegverkeer toestemming is verleend.

Artikel 41. Eindcontrole en afgekeurde blanco-kentekenplaten of kentekenplaten
  • 1. Alvorens het erkende bedrijf overgaat tot aflevering van kentekenplaten controleert hij of deze voldoen aan de in de Regeling kentekens en kentekenplaten en de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000 gestelde eisen.

  • 2. Het erkende bedrijf maakt de blanco-kentekenplaten en kentekenplaten die beschadigd zijn, dan wel niet aan de eisen van de Regeling kentekens en kentekenplaten of de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000 voldoen, binnen één week na constatering onbruikbaar door deze op zodanige wijze doormidden te knippen dat de lamineercode goed leesbaar blijft.

  • 3. Het erkende bedrijf meldt, ten behoeve van het register, bedoeld in artikel 70b, eerste lid, van de wet, onmiddellijk het onbruikbaar maken van blanco-kentekenplaten en kentekenplaten die voorzien zijn van een lamineercode aan de Dienst Wegverkeer.

Artikel 42. Bewaarplicht afgekeurde blanco-kentekenplaten of kentekenplaten

Het erkende bedrijf bewaart de twee helften van de afgekeurde blanco-kentekenplaten of kentekenplaten waarop de laatste tien meldingen, bedoeld in artikel 41, derde lid, betrekking hebben.

Artikel 43. Afgifte kentekenplaten
  • 1. Het erkende bedrijf controleert bij de afgifte van de kentekenplaat dat het kenteken op de kentekenplaat overeenkomt met het kenteken zoals gemeld aan de Dienst Wegverkeer en met het kentekenbewijs, indien dat getoond moet worden.

  • 2. Het erkende bedrijf geeft kentekenplaten, bedoeld in artikel 41, eerste lid, slechts af conform de Regeling legitimatievoorschriften tenaamstelling en kentekenplaten.

  • 3. Onverminderd het tweede lid, geeft het erkende bedrijf kentekenplaten volgens het model 18.2A tot en met 18.2E van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten slechts af indien blijkens het kentekenregister toestemming is verleend voor het voeren van kentekenplaten volgens dat model.

  • 4. Onverminderd het tweede lid, geeft het erkende bedrijf donkerblauwe kentekenplaten slechts af indien aan de voorwaarden wordt voldaan volgens artikel 3, tweede lid, van de Regeling kentekens en kentekenplaten.

  • 5. Indien de Dienst Wegverkeer meldt dat er geen kentekenplaten mogen worden afgegeven, geeft het erkende bedrijf geen kentekenplaten voor het desbetreffende kenteken af.

  • 6. Bij de afgifte van kentekenplaten volgens de modellen 27.15A tot en met 27.17E, 30.7 en 30.8 voorziet het erkende bedrijf de kentekenplaten van een maandaanduiding. Aangeduid wordt het nummer van de lopende maand. Indien de afgifte plaatsvindt na de zevende dag van de lopende maand, wordt aangeduid het nummer van de lopende of de volgende maand.

Artikel 44. Aantal af te geven kentekenplaten
  • 1. Het erkende bedrijf geeft bij de afgifte van kentekenplaten volgens de modellen 18.2A tot en met 18.2E, 27.1A tot en met 27.2H, 27.10A tot en met 27.14, 27.30A tot en met 27.31E, 30.1A tot en met 30.6 en 31.1 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten per kenteken:

    • a. één kentekenplaat af voor een motorrijtuig op twee of drie wielen met of zonder zijspanwagen, niet zijnde een bromfiets, een landbouw- of bosbouwtrekker, een motorrijtuig met beperkte snelheid of een mobiele machine;

    • b. twee kentekenplaten af voor een motorrijtuig op meer dan drie wielen, niet zijnde een bromfiets, een landbouw- of bosbouwtrekker, een motorrijtuig met beperkte snelheid of een mobiele machine;

    • c. één kentekenplaat af voor een bromfiets, een landbouw- of bosbouwtrekker, een motorrijtuig met beperkte snelheid of een mobiele machine, en

    • d. één kentekenplaat af voor een aanhangwagen.

  • 2. Indien een handelaarskentekenbewijs voor een motorrijtuig op twee of drie wielen met of zonder zijspanwagen, niet zijnde een bromfiets, een landbouw- of bosbouwtrekker, een motorrijtuig met beperkte snelheid of een mobiele machine, of voor een motorrijtuig op meer dan drie wielen, niet zijnde een bromfiets, een landbouw- of bosbouwtrekker, een motorrijtuig met beperkte snelheid of een mobiele machine wordt overgelegd, worden in afwijking van het eerste lid, ten minste één en ten hoogste vijf kentekenplaten afgegeven, met dien verstande dat van de modellen 27.11, 27.12 en 27.14 per model ten hoogste twee kentekenplaten worden afgegeven, en van model 27.13, ten hoogste één kentekenplaat wordt afgegeven.

  • 3. In afwijking van het eerste lid mogen per handelaarskentekenbewijs voor aanhangwagens ten hoogste drie bijbehorende handelaarskentekenplaten worden afgegeven, waarvan ten hoogste één per model van de modellen 27.11, 27.12 en 27.13.

  • 4. In afwijking van het eerste lid mogen per handelaarskentekenbewijs voor bromfietsen ten hoogste drie bijbehorende handelaarskentekenplaten worden afgegeven, waarvan ten hoogste één per model van de modellen 30.5, 30.6 en 31.5.

  • 5. In afwijking van het eerste lid mogen per handelaarskentekenbewijs voor een landbouw- of bosbouwtrekker, een motorrijtuig met beperkte snelheid of een mobiele machine ten hoogste drie bijbehorende kentekenplaten worden afgegeven, waarvan ten hoogste één per model van de modellen 27.11, 27.12 en 27.13.

Artikel 45. Omwisseling van kentekenplaten met lamineercode
  • 1. In geval van omwisseling van kentekenplaten met een lamineercode mogen deze kentekenplaten worden afgegeven met hetzelfde kenteken en, indien aanwezig, dezelfde duplicaatcode.

  • 2. Het erkende bedrijf geeft de nieuwe kentekenplaten af nadat hij de om te wisselen kentekenplaten in ontvangst heeft genomen en heeft geregistreerd overeenkomstig artikel 48, eerste lid.

  • 3. In afwijking van artikel 44, eerste lid, mag voor een kenteken ingeval van omwisseling ten hoogste het aantal kentekenplaten worden afgegeven dat aan om te wisselen kentekenplaten in ontvangst is genomen.

  • 4. Het erkende bedrijf maakt de omgewisselde kentekenplaten binnen één dag onbruikbaar door deze doormidden te knippen. Het erkende bedrijf meldt de lamineercodes aan de Dienst Wegverkeer zoals bedoeld in artikel 48, eerste lid en bewaart de twee helften van de kentekenplaten waarop de laatste tien meldingen betrekking hebben.

  • 5. In geval van omwisseling van kentekenplaten volgens de modellen 27.11 tot en met 27.14, 30.5, 30.6 en 31.5 dienen de af te geven kentekenplaten van hetzelfde model te zijn als de ingenomen kentekenplaten.

Artikel 46. Omwisseling van kentekenplaten in verband met taxigebruik of beëindiging daarvan

Bij omwisseling van kentekenplaten in verband met het voorgenomen gebruik van het voertuig als taxi dan wel in verband met de beëindiging van zodanig gebruik, is artikel 45 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de omwisseling slechts kan plaatsvinden per twee kentekenplaten.

Artikel 47. Vervanging van kentekenplaten met lamineercode
  • 1. Het erkende bedrijf voorziet bij vervanging, de kentekenplaten met een lamineercode van een door de Dienst Wegverkeer aan het erkende bedrijf gemelde duplicaatcode.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op kentekenplaten van het model 18.2 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten.

  • 3. Handelaarskentekenplaten van de modellen 27.11 t/m 27.14, 30.5, 30.6 en 31.5 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten worden niet vervangen.

Artikel 48. Registratie in verband met afgifte
  • 1. Het erkende bedrijf meldt bij de afgifte van kentekenplaten, die voorzien behoren te zijn van een lamineercode, bij de Dienst Wegverkeer, ten behoeve van het register, bedoeld in artikel 70b van de wet, de volgende gegevens:

    • a. het betrokken kenteken;

    • b. indien dat bewijs moet worden overgelegd: het documenttype, het nummer en het land van afgifte van het legitimatiebewijs van degene die de kentekenplaten in ontvangst neemt;

    • d. de lamineercodes van de afgegeven kentekenplaten

    • e. indien van toepassing: dienstenpasnummer en bedrijfsnummer of door de Dienst Wegverkeer te bepalen gegevens;

    • f. de lamineercodes en indien van toepassing modellen en kleuren van de om te wisselen kentekenplaten, indien deze moeten zijn voorzien van een lamineercode;

    • g. indien de kentekenplaten zijn voorzien van een duplicaatcode: de duplicaatcode; en

    • h. de reden voor afgifte.

  • 2. Indien de lamineercode niet meer in zijn geheel aanwezig is op de kentekenplaat, mag, in afwijking van het eerste lid onder f, als de Dienst Wegverkeer hiervoor toestemming verleent, de melding zonder lamineercode worden gedaan.

Artikel 49. Doorleveren kentekenplaten
  • 1. Het erkende bedrijf mag kentekenplaten, niet zijnde blanco-kentekenplaten, volgens de modellen 1.1 tot en met 18.2E, 27.11, 27.12, 27.14, 27.30A tot en met 27.31E en kentekenplaten met de tekens van de modellen C1, indien uitgevoerd in kunststof, C2 en C3 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten, uitsluitend doorleveren aan een ander erkende bedrijf kentekenplaatfabrikant.

  • 2. Kentekenplaten zijn bij doorlevering, indien van toepassing, reeds voorzien van een duplicaatcode. Zij zijn niet voorzien van een merk als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling kentekens en kentekenplaten.

  • 3. Bij doorlevering als bedoeld in het eerste lid zijn de artikelen 43, tweede, derde en vijfde lid, 44, 45, eerste lid, 46, en 47 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het erkende bedrijf meldt voorafgaand aan de doorlevering van kentekenplaten die voorzien behoren te zijn van een lamineercode, aan de Dienst Wegverkeer, ten behoeve van het register, bedoeld in artikel 70b van de wet, de volgende gegevens:

    • a. de betrokken kentekens en, indien aanwezig, de duplicaatcodes;

    • b. de lamineercodes;

    • c. de hoeveelheid kentekenplaten;

    • d. de reden voor doorlevering;

    • e. de kentekenplaatfabrikant aan wie de kentekenplaten worden doorgeleverd.

  • 5. Het erkende bedrijf levert geen kentekenplaten door aan een ander erkend bedrijf, indien de Dienst Wegverkeer meldt dat er geen kentekenplaten mogen worden geleverd.

Artikel 50. Ontvangen doorgeleverde kentekenplaten
  • 1. Kentekenplaten die zijn doorgeleverd, mogen niet opnieuw worden doorgeleverd.

  • 2. Het erkende bedrijf aan wie de kentekenplaten zijn geleverd, dient de geleverde kentekenplaten bij afgifte te voorzien van een keurmerk als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling kentekens en kentekenplaten.

Artikel 51. Afgifte op andere locatie dan de productieplaats
  • 1. Het afgeven van kentekenplaten op een andere locatie dan de productieplaats, in afwijking van artikel 36, derde lid, mag uitsluitend worden verricht door een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant.

  • 2. Bij levering als bedoeld in het eerste lid zijn de artikelen 43 tot en met 47 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 45, tweede lid.

  • 3. Voorafgaand aan de afgifte van kentekenplaten die voorzien behoren te zijn van een lamineercode, op een andere locatie dan de productieplaats, meldt het erkende bedrijf bij de Dienst Wegverkeer, op een door deze dienst te bepalen wijze, de volgende gegevens:

    • a. de betrokken kentekens en, indien aanwezig, de duplicaatcodes;

    • b. de lamineercodes, en;

    • c. de reden van afgifte.

  • 4. Het erkende bedrijf levert geen kentekenplaten op een andere locatie dan de productieplaats als de Dienst Wegverkeer meldt dat er geen kentekenplaten mogen worden geleverd.

  • 5. Op de dag van de afgifte van kentekenplaten op een andere locatie dan de productieplaats doet het erkende bedrijf de melding, bedoeld in artikel 48, eerste lid.

§ 3.13 Erkenning APK

§ 3.13.1 Algemeen
Artikel 52. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

adviespunt:

in het kader van een keuring geconstateerd te verwachten gebrek;

afkeurpunt:

in het kader van een keuring geconstateerd gebrek;

anonieme keuring:

keuring als bedoeld in artikel 86a van de wet;

bevoegdheidspas:

pas als bedoeld in artikel 111;

Regelgeving APK:

via de website van de Dienst Wegverkeer bekendgemaakte Regelgeving Algemene Periodieke Keuring die door de Dienst Wegverkeer is vastgesteld en geldig is op het moment van de keuring;

erkenning APK:

erkenning om keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, als bedoeld in artikel 14 van het besluit;

exameninstantie:

door de Minister aangewezen instantie als bedoeld in artikel 115 van de wet;

keuring:

periodieke keuring als bedoeld in artikel 75 van de wet;

keuringseisen:

op de desbetreffende voertuigcategorie toepasselijke permanente eisen in de Regeling voertuigen;

keuringsinstelling:

keuringsinstelling als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Regeling voertuigen;

landbouw- en bosbouwtrekkers:

landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen met een maximumconstructiesnelheid van meer dan 40 km/h;

lichte voertuigen:

motorrijtuigen of aanhangwagens met een toegestane maximummassa van minder dan of gelijk aan 3.500 kg;

onderzoeksgerechtigde:

erkende onderneming of instelling als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Regeling voertuigen;

reparatiepunt:

in het kader van een keuring gerepareerd gebrek;

reparatieadviespunt:

in het kader van een keuring geconstateerd gebrek ten aanzien van de controlepunten opgenomen in bijlage 1;

resultaat van de keuring:

goedkeuring dan wel afkeuring, alsmede eventuele adviespunten, reparatieadviespunten, reparatiepunten, afkeurpunten en opmerkingen inzake de uitvoering van de keuring;

spelingsdetector:

inrichting om de wielophanging te controleren zonder de as op te tillen;

steekproef:

steekproefsgewijze herkeuring als bedoeld in artikel 86 van de wet;

voor de verbruiksmonitoring uit te lezen personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen:

nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, van Verordening (EU) 2019/631, die met ingang van 1 januari 2021 zijn geregistreerd en die zijn uitgerust met boordinstrumenten voor de meting van het brandstof- en/of elektriciteitsverbruik overeenkomstig artikel 4 bis van Verordening (EU) 2017/1151;

werkelijke gegevens:

gegevens, als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/392;

zware voertuigen:

motorrijtuigen of aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg.

§ 3.13.2 Aanvrager
Artikel 53. Aanvrager
  • 1. Een erkenning APK kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon voor één of meer in Nederland gevestigde keuringsplaatsen.

  • 2. Een erkenning APK kan worden verleend voor het afgegeven van keuringsrapporten voor:

    • a. zware voertuigen;

    • b. lichte voertuigen; of

    • c. landbouw- en bosbouwtrekkers.

  • 3. Een erkenning APK kan ook met beperkingen worden verleend, waaronder in ieder geval voor het uitsluitend afgeven van keuringsrapporten voor:

    • a. motorrijtuigen dan wel aanhangwagens;

    • b. motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met een elektrische ontsteking;

    • c. motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met een compressie-ontsteking die wel dan wel niet is voorzien van een roetfilter;

    • d. motorrijtuigen die wel dan wel niet zijn voorzien van een druklucht-remsysteem;

    • e. motorrijtuigen met een beperkte voertuiglengte; of

    • f. motorrijtuigen behorende tot het eigen wagenpark.

Artikel 54. Economische eenheid
  • 1. Als een erkenning wordt of is verleend voor het eigen wagenpark en een andere rechtspersoon of andere rechtspersonen in een zodanig verband tot een erkend bedrijf staan dat er sprake is van één economische eenheid, kunnen alle voertuigen van de desbetreffende economische eenheid worden beschouwd als voertuigen van het eigen wagenpark.

  • 2. Bij een erkenning, als bedoeld in het eerste lid, doet de exploitant onder opgave van de naam en het adres van die rechtspersoon of rechtspersonen, terstond na de verlening van de erkenning schriftelijk opgave hiervan aan de Dienst Wegverkeer. Het verband moet bij de Dienst Wegverkeer worden aangetoond door middel van een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel of een accountantsverklaring.

§ 3.13.3 Eisen en voorwaarden aan de erkenning
§ 3.13.3.1 Gebouw en uitrusting
Artikel 55. Keuringsruimte
  • 1. De keuringsruimte is overdekt, behoorlijk af te sluiten, goed verlicht en voorzien van een vlakke vloer en verwarming.

  • 2. De inrichting en afmetingen van de keuringsruimte zijn zodanig dat de voertuigen die behoren tot de groep waarvoor de erkenning is verleend, in deze ruimte kunnen worden opgesteld zodat zij van alle zijden goed toegankelijk zijn.

  • 3. Als een keuringsruimte bestemd is voor het keuren van motorrijtuigen met verbrandingsmotor met een elektrische ontsteking en motorrijtuigen met een compressie-ontsteking die is voorzien van een roetfilter, is een voorziening aanwezig waarmee uitlaatgassen direct door een daartoe bestemde opening naar buiten kunnen worden gevoerd.

  • 4. Als een keuringsruimte bestemd is voor het keuren van motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking die niet is voorzien van een roetfilter, is een voorziening aanwezig die bestaat uit:

    • a. een afzuigventilator met voldoende capaciteit voor de te keuren voertuigen;

    • b. een afvoersysteem dat voorkomt dat uitlaatgassen in de keuringsruimte terecht kunnen komen;

    • c. een systeem dat ervoor zorgt dat de uitlaatgassen die door de roetmeter gaan eveneens worden afgevoerd, en

    • d. afvoerkanalen die bovenstaande onderdelen met elkaar verbinden waardoor de uitlaatgassen direct naar buiten worden afgevoerd.

  • 5. In afwijking van het vierde lid is in de keuringsruimte die uitsluitend is bestemd voor de keuring van landbouw- of bosbouwtrekkers een voorziening aanwezig waarmee uitlaatgassen direct door een daartoe bestemde opening naar buiten kunnen worden gevoerd.

  • 6. In de keuringsruimte kan de administratie van de keuringen behoorlijk worden uitgevoerd.

  • 7. In de keuringsruimte is een voorziening aanwezig, geschikt voor het raadplegen van het kentekenregister, het afmelden van voertuigen en het bewaren van steekproefcontrolerapporten. In de keuringsruimte is een voorziening aanwezig, ten behoeve van het afdrukken van keuringsrapporten.

  • 8. Gezamenlijk gebruik van een keuringsruimte door meerdere erkende bedrijven is niet toegestaan.

Artikel 56. Inspectieput en hefinrichting
  • 1. In de keuringsruimte is een doelmatige inspectieput of hefinrichting aanwezig. Deze is geschikt voor de groep voertuigen waarvoor de erkenning is verleend en is voorzien van een doelmatige verlichting. Wanneer niet duidelijk blijkt wat het draagvermogen van een hefinrichting is, wordt hiervoor door de fabrikant of een onafhankelijk instituut een verklaring overgelegd. Het erkende bedrijf stelt in dat geval deze verklaring op aanvraag ter beschikking aan de Dienst Wegverkeer. Het draagvermogen wordt zichtbaar op de hefinrichting aangebracht.

  • 2. De inspectieput en de hefinrichting zijn zodanig uitgevoerd dat de APK-keurmeester in staat is de onderkant van een voertuig nagenoeg over de hele lengte rechtopstaand te inspecteren. Dit houdt in dat in een keuringsruimte die bestemd is voor het keuren van:

    • a. zware voertuigen de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,35 meter en de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,35 meter;

    • b. lichte voertuigen de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,65 meter en de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,55 meter.

  • 3. De hefinrichting kan ten minste vier wielen van het voertuig ondersteunen. Een met steunpoten gecombineerde hefinrichting voldoet niet aan deze eis.

  • 4. De hefinrichting is deugdelijk en verkeert in een goede staat van onderhoud.

  • 5. In afwijking van het eerste lid, hoeft er geen inspectieput of hefinrichting aanwezig te zijn in de keuringsruimte die uitsluitend wordt gebruikt voor APK landbouw- en bosbouwtrekkers. Indien in de keuringsruimte een inspectieput of hefinrichting aanwezig is, zijn het eerste tot en met vierde lid van toepassing.

Artikel 57. Aangewezen plaats voor controle afstelling dimlichten en mistvoorlichten
  • 1. In de keuringsruimte die bestemd is voor het keuren van motorrijtuigen is een aangewezen plaats aanwezig ten behoeve van de controle van de afstelling van dimlichten en mistvoorlichten. Deze aangewezen plaats is duidelijk gemarkeerd in de keuringsruimte en is voorzien van:

    • a. een horizontale vlakke vloer van voldoende afmetingen waarop gelijktijdig zowel het te keuren voertuig als het koplamptestapparaat kan worden geplaatst;

    • b. een horizontaal geplaatste hefinrichting waarop gelijktijdig het koplamptestapparaat en het te keuren voertuig kan worden geplaatst; of

    • c. een horizontaal geplaatste hefinrichting waarop het te keuren voertuig kan worden geplaatst met voor de hefinrichting een horizontale vlakke vloer of rails. De vloer of de rails bevinden zich in hetzelfde horizontale vlak als de hefinrichting. De rails bevinden zich haaks op de rijplaten van de hefinrichting.

  • 2. Als het koplamptestapparaat is ontworpen voor uitsluitend gebruik op rails moeten deze rails aanwezig zijn en zich in hetzelfde horizontale vlak als de vloer of hefinrichting bevinden.

  • 3. De keuringsruimte voor de keuring van landbouw- of bosbouwtrekkers is geschikt voor de controle van de afstelling van de dimlichten, bedoeld in artikel 113 van bijlage VIII bij de Regeling voertuigen.

§ 3.13.3.2 Apparatuur keuringsruimte
Artikel 58. Apparatuur algemeen

In de keuringsruimte is de volgende apparatuur aanwezig:

  • a. een doelmatige krik die voldoende draagvermogen heeft om van de voertuigen van de groep waarvoor de erkenning is verleend, de wielen van de voorste as gelijktijdig en de wielen van de achterste as afzonderlijk op zodanige wijze te kunnen heffen, dat deze vrij kunnen draaien;

  • b. een dubbel geïsoleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn, al dan niet voorzien van een oplaadbare accu, die enerzijds een zodanige lichtsterkte heeft dat ook moeilijk bereikbare onderdelen van een voertuig voldoende helder kunnen worden verlicht om een nauwkeurige inspectie van een voertuig mogelijk te maken en die anderzijds zodanig is afgeschermd dat degene die de keuring uitvoert niet door het uitgestraalde licht wordt verblind;

  • c. een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III van:

    • i. ten minste 12,00 meter voor het afgeven van keuringsbewijzen voor lichte voertuigen;

    • ii ten minste 20,00 meter voor het afgeven van keuringsbewijzen voor zware voertuigen of landbouw- of bosbouwtrekkers.

    Als een erkend bedrijf uitsluitend keuringsbewijzen afgeeft voor voertuigen met een beperkte lengte, heeft de meetband tenminste dezelfde lengte als de toegestane voertuiglengte;

  • d. een doelmatige schuifmaat die is voorzien van een meetstift voor dieptemeting;

  • e. basisgereedschap voor de controle op het vastzitten van nagels en bouten en andere verbindingen, te weten een set steek- en ringsleutels, schroevendraaiers en een hamer, alsmede een bolkophamertje voor de controle op corrosie;

  • f. een doelmatige bandenspanningsmeter en een doelmatige bandenpomp;

  • g. hulpmiddelen om speling in voertuigonderdelen zichtbaar te maken, zoals een bandijzer, wielbewegingsapparaat of een koevoet;

  • h. een rollenremtestbank of platenremtestbank, die voldoet aan de in artikel 64 gestelde eisen. Voor APK landbouw- en bosbouwtrekkers is een rollenrembanktest of een zelfregistrerende remvertragingsmeter aanwezig. Voor APK zware voertuigen is in elk geval een rollenremtestbank aanwezig. Het draagvermogen van een rollenremtestbank of platenremtestbank is voldoende voor de groep voertuigen waarvoor de erkenning wordt of is verleend;

  • i. een doelmatige bandenprofieldieptemeter, met verende meetstift en een meetnauwkeurigheid van 0,1 mm.

Artikel 59. Apparatuur voor specifieke groep voertuigen

Naast de in artikel 58 genoemde apparatuur is, afhankelijk van de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt of is verleend, tevens de volgende apparatuur aanwezig die voldoet aan de in artikel 60 gestelde eisen:

  • a. voor zware voertuigen en lichte voertuigen:

    • 1°. een koplamptestapparaat;

    • 2°. een pedaalkrachtmeter; deze is niet verplicht in geval van een vóór 1 maart 2000 afgegeven erkenning voor het eigen wagenpark en in geval van een erkenning die uitsluitend geldt voor het keuren van voertuigen die zijn voorzien van een druklucht-remsysteem;

    • 3°. een apparaat om LPG-, CNG- of LNG-lekkages op te sporen;

    • 4°. een universele toerenteller; en

    • 5°. een hulpstuk waarmee de speling op de sluiting van 2 inch koppelingsschotels meetbaar gemaakt kan worden;

  • b. voor zware voertuigen:

    • 1°. twee manometers met slangen en aansluitstukken voor drukmeetpunten alsmede aansluitkoppen voor aanhangwagenremsystemen, waarmee de druk in drukluchtremsystemen en in gasveersystemen kan worden gemeten;

    • 2°. een stalen rei met een lengte van ten minste 0,90 m;

    • 3°. een hulpstuk waarmee de speling op de sluiting van 2 inch koppelingsschotels meetbaar gemaakt kan worden; en

    • 4°. een spelingsdetector;

  • c. voor lichte voertuigen:

    • 1°. een uitleesapparaat ten behoeve van het uitlezen van het emissiegerelateerd diagnostisch boordsysteem;

    • 2°. een apparaat om verbinding te maken met de elektronische voertuiginterface, ten behoeve van het uitlezen van de werkelijke gegevens en het voertuigidentificatienummer.

  • d. voor landbouw- en bosbouwtrekkers:

    • 1°. de apparatuur genoemd in onderdeel a, onder 1°, 2° en 3°;

    • 2°. de apparatuur genoemd in onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°;

    • 3°. een hydraulische manometer met slangen en aansluitstukken voor drukmeetpunten alsmede aansluitkoppen voor hydraulische aanhangwagenremsystemen, waarmee de druk in hydraulische remsystemen kan worden gemeten;

  • e. voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking die niet is voorzien van een roetfilter, niet zijnde landbouw- of bosbouwtrekkers: een roetmeter en olietemperatuurmeter;

  • f. voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking die is voorzien van een roetfilter, niet zijnde landbouw- of bosbouwtrekkers: een deeltjesteller;

  • g. voor motorrijtuigen die zijn voorzien van een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking, niet zijnde landbouw- of bosbouwtrekkers: een uitlaatgastester met lambda-bepaling;

  • h. voor lichte bedrijfsauto’s die zijn voorzien van een drukluchtremsysteem en een vangmuilkoppeling ten behoeve van een aanhangwagen: de apparatuur, genoemd in onderdeel b, onder 1°.

  • i. voor lichte bedrijfsauto’s die zijn voorzien van een drukluchtremsysteem en een schotelkoppeling ten behoeve van een aanhangwagen: de apparatuur, genoemd in onderdeel b, onder 1° tot en met 3°.

Artikel 60. Eisen aan apparatuur
  • 1. Ten aanzien van roetmeters, deeltjestellers, manometers, pedaalkrachtmeters, rollenremtestbanken, platenremtestbanken, remvertragingsmeters en uitlaatgastesters met lambda-bepaling, beschikt een erkend bedrijf over:

  • 2. Het certificaat van eerste keuring en het certificaat van herkeuring zijn afgegeven door een keuringsinstelling dan wel een onderzoeksgerechtigde.

  • 3. Ten aanzien van de in het eerste lid genoemde meetmiddelen beschikt de aanvrager van een erkenning over een handleiding in de Nederlandse taal als bedoeld in artikel 8.3.6 van de Regeling voertuigen.

  • 4. Een koplamptestapparaat voldoet aan artikel 8.4.110 van de Regeling voertuigen en is voorzien van een handleiding in de Nederlandse taal, waarin ten minste vermeld is een procedure voor het gebruik van het koplamptestapparaat.

  • 5. De in artikel 55, derde lid, bedoelde afzuiginstallatie ten behoeve van de roetmeting is voorzien van een goedkeuring, afgegeven door een keuringsinstelling.

  • 6. Een niet in de roetmeter geïntegreerde toerenteller voldoet aan artikelen 8.4.15 en 8.4.16 van de Regeling voertuigen en is voorzien van:

    • a. CE-markering met een aanvullende metrologische markering; en

    • b. een handleiding in de Nederlandse taal, waarin tenminste vermeld is een procedure voor het gebruik van de toerenteller.

  • 7. Een olietemperatuurmeter voldoet aan artikelen 8.4.20, 8.4.21 en 8.4.22 van de Regeling voertuigen en is voorzien van:

    • a. een CE-markering met een aanvullende metrologische markering, voor zover het een elektronische olietemperatuurmeter betreft, en

    • b. een handleiding in de Nederlandse taal, waarin tenminste vermeld is een procedure voor het gebruik van de olietemperatuurmeter.

  • 8. Een uitleesapparaat ten behoeve van het uitlezen van het emissiegerelateerd diagnostisch boordsysteem moet:

    • a. over een ISO-15031-3 connector (16-polige stekker) beschikken;

    • b. kunnen communiceren met het in het voertuig aanwezige emissiegerelateerd diagnostisch boordsysteem en minimaal de modus 03 ondersteunen;

    • c. de volgende protocollen ondersteunen:

      • i. ISO 9141-2;

      • ii. ISO/DIS 11519-4 PWM dan wel SAE J1850 PWM;

      • iii. ISO/DIS 11519-4 VPW dan wel SAE J1850 VPW;

      • iv. ISO/DIS 14230-4; en

      • v. ISO/DIS 15765-4.

    • d. de status van de in het voertuig aanwezige waarschuwingsinrichting (MIL) kunnen weergeven;

    • e. de status van de readiness-test kunnen weergeven;

    • f. de aanwezige fouten in de in ISO 15031-6 vastgestelde codering kunnen weergeven;

    • g. voorzien zijn van CE-markering;

    • h. voorzien zijn van een handleiding in de Nederlandse taal waarin ook de ondersteunde communicatieprotocollen zijn beschreven. Indien de communicatieprotocollen niet zijn beschreven in de handleiding mogen deze zijn beschreven in een bij het uitleesapparaat behorende fabrikantenverklaring.

  • 9. Een spelingsdetector is uitgerust met twee elektrisch bediende platen, die in tegenovergestelde richting kunnen bewegen, zowel in de lengte- als in de dwarsrichting, waarvan:

    • a. de beweging door de bediener vanuit de controlepositie kan worden beheerst,

    • b. de bewegingsruimte in de lengte- en in de dwarsrichting ten minste 95 mm is,

    • c. bewegingssnelheid in de lengte- en in de dwarsrichting 5 tot 15 cm/s bedraagt.

  • 10. Een apparaat om verbinding te maken met de elektronische voertuiginterface zoals bedoeld in artikel 59, onderdeel c:

    • a. beschikt over een ISO-15031-3 connector (16-polige stekker);

    • b. is voorzien van CE-markering;

    • c. is voorzien van een handleiding in de Nederlandse taal; en

    • d. kan verbinding maken met het door de Dienst Wegverkeer opgegeven protocol benodigd voor de overdracht van de uitgelezen werkelijke gegevens en het voertuigidentificatienummer.

  • 11. De in dit artikel genoemde documenten en markeringen zijn steeds aanwezig in de keuringsruimte.

  • 12. Wijzigingen ten aanzien van de in dit artikel genoemde apparatuur en ten aanzien van de afgifte van een certificaat van herkeuring of goedkeuring worden terstond gemeld aan de Dienst Wegverkeer.

Artikel 61. Deugdelijkheid en goede staat apparatuur

De apparatuur, bedoeld in de artikelen 58 en 59, is deugdelijk en verkeert in een goede staat van onderhoud.

§ 3.13.3.3 Inrichting
Artikel 62. Kenbaarheid erkend bedrijf APK

De eis van kenbaarheid van het erkende bedrijf, bedoeld in artikel 5, geldt niet voor keuringsplaatsen waarvan in het erkenningsbesluit is vastgelegd dat de erkenning alleen geldt voor voertuigen die behoren tot het eigen wagenpark.

Artikel 63. Verplaatsing apparatuur
  • 1. Na verwijdering van de rollenremtestbank of de platenremtestbank van zijn fundering waaraan hij was bevestigd teneinde te worden herplaatst op dezelfde plaats of een andere plaats, wordt wederom een certificaat van eerste keuring dan wel herkeuring afgegeven en is de verzegeling aan de fundering aangebracht.

  • 2. Na verplaatsing van de nulemissie-eenheid naar een andere keuringsplaats, moet wederom een certificaat van eerste keuring, dan wel herkeuring worden afgegeven.

§ 3.13.3.4 Voorschriften ten aanzien van de rapportage aan de Dienst Wegverkeer
Artikel 64. Doorgeven tellerstand

Aan een op grond van artikel 23k van het Besluit voertuigen bestaande verplichting wordt gevolg gegeven door de tellerstand van een motorrijtuig te verstrekken aan de Dienst Wegverkeer door middel van de voorziening, bedoeld in artikel 55, zevende lid.

Artikel 65. Uitlezen voertuigidentificatienummer en werkelijke gegevens gebruik
  • 1. Het voertuigidentificatienummer en de werkelijke gegevens van voor de verbruiksmonitoring uit te lezen personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen worden uitgelezen en verstrekt aan de Dienst Wegverkeer, tenzij:

    • a. de eigenaar of houder van het voertuig uitdrukkelijk heeft geweigerd deze gegevens beschikbaar te stellen; of

    • b. het beschikbaar stellen van deze gegevens niet mogelijk is vanwege een technische reden.

  • 2. Het uitlezen en verstrekken van het voertuigidentificatienummer en de werkelijke gegevens vindt plaats gedurende een periode van maximaal 15  jaar en vangt aan vanaf de datum waarop de werkelijke gegevens voor het eerst aan het Europees Milieuagentschap worden gerapporteerd.

§ 3.13.3.5 Voorschriften administratie en bescheiden
Artikel 66. Administratie en bescheiden
  • 1. Van het steekproefcontrolerapport wordt ten minste gedurende twee  jaar een afschrift bewaard. Op dit afschrift worden geen wijzigingen aangebracht.

  • 2. Gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn worden de genoemde bescheiden en de controlelijsten desgevraagd onverwijld aan een functionaris van de Dienst Wegverkeer ter inzage gegeven of ter inzage opgestuurd.

  • 3. Het erkende bedrijf draagt er zorg voor dat de aan hem ten behoeve van datacommunicatie verstrekte code niet toegankelijk is voor onbevoegden.

  • 4. De Regelgeving APK alsmede de vereiste certificaten en handleidingen zijn goed geordend aanwezig.

  • 5. Het erkende bedrijf vermeldt op de factuur bij afgifte van een keuringsrapport het door hem ingevolge artikel 4aug van de wet, aan de Dienst Wegverkeer verschuldigde tarief.

  • 6. Foutief ingevulde of onbruikbaar geworden afdrukken van keuringsrapporten worden vernietigd.

§ 3.13.3.6 Doorgeven wijzigingen
Artikel 67. Wijzigingen
  • 1. Indien zich wijzigingen voordoen in de samenstelling van de economische eenheid als bedoeld in artikel 54 worden deze door het erkende bedrijf schriftelijk aan de Dienst Wegverkeer gemeld.

  • 2. Indien als gevolg van een wijziging, als bedoeld in artikel 4, de bedrijfsvoering van de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de rechtsvorm waaraan een erkenning APK is verleend, wordt voortgezet door een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, worden de toegekende bonus- en strafpunten van het systeem als bedoeld in artikel 75 en eventuele opgelegde sancties beschouwd als te zijn toegekend aan deze natuurlijke persoon of rechtspersoon.

  • 3. Wijziging en uitbreiding van een erkenning is niet mogelijk indien de erkenning op grond van artikel 4auh van de wet is ingetrokken.

§ 3.13.4 Voorschriften keuringen
§ 3.13.4.1 Algemene keuringsvoorschriften
Artikel 68. Algemene keuringsvoorschriften
  • 1. Keuringen worden slechts verricht door een APK-keurmeester in de keuringsruimte waarvoor de erkenning geldt.

  • 2. In de keuringsruimte worden slechts keuringen verricht van voertuigen waarvoor de erkenning geldt.

  • 3. Het erkende bedrijf stelt een actuele versie van de Regelgeving APK beschikbaar aan de APK-keurmeester.

  • 4. De keuring wordt verricht in een keuringsruimte met behulp van de vereiste apparatuur, genoemd in paragraaf 3.13.3.2. Van deze eis kan worden afgeweken indien volgens de wijze van keuren zoals vermeld in hoofdstuk 5 van de Regeling voertuigen een rij- of remproef buiten de keuringsruimte wordt uitgevoerd, mits de buitentemperatuur binnen het temperatuurgebied van de verplichte apparatuur ligt.

  • 5. Bij de keuring wordt het voertuig tevens gecontroleerd aan de hand van de in bijlage 1 opgenomen reparatieadviespunten.

§ 3.13.4.2 Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring
Artikel 69. Keuring
  • 1. Als bij een erkend bedrijf een keuringsrapport wordt aangevraagd, stelt deze, na overleg met de aanvrager, onverwijld het tijdstip voor de keuring vast. De keuring vindt zo spoedig mogelijk na de aanvraag plaats.

  • 2. Er wordt geen keuring verricht voordat het kentekenregister is geraadpleegd ten aanzien van:

    • a. het voor het voertuig opgegeven kenteken;

    • b. het identificatienummer van het ter keuring aangeboden voertuig; en

    • c. de datum eerste toelating van het voertuig.

  • 3. Als in het kentekenregister of op het kentekenbewijs bij bijzonderheden is vermeld ‘Taxi, zie goedkeuringsdocument’ of ’OV-auto, zie goedkeuringsdocument’, wordt er geen keuring verricht voordat door de aanvrager het goedkeuringsdocument als bedoeld in artikel 3.15, tweede en derde lid, van de Regeling voertuigen is overgelegd.

  • 4. Er wordt geen keuring verricht en de aanvrager van een keuringsrapport wordt naar de Dienst Wegverkeer doorverwezen indien:

    • a. het raadplegen van het kentekenregister niet mogelijk is door een onjuiste combinatie van het kenteken en de laatste vier posities van het voertuigidentificatienummer of indien de laatste vier posities van het voertuigidentificatienummer niet bekend zijn;

    • b. het voertuigidentificatienummer van het voertuig niet in overeenstemming is met het kentekenregister;

    • c. blijkens het kentekenregister de beperkte inschrijvingsduur van de tenaamstelling verstreken is, waardoor de tenaamstelling ingevolge artikel 51a, vijfde lid, van de wet, is vervallen.

  • 5. Als het voertuig is voorzien van een kenteken bevattende de lettergroep AA, CD, CDJ dan wel de lettergroep BN of GN en twee groepen van twee cijfers, wordt er geen keuring verricht voordat door de aanvrager de voor het voertuig afgegeven kentekencard, dan wel het kentekenbewijs is overgelegd.

  • 6. In geval van een aanvraag voor een keuringsrapport voor voertuigen waarbij het om technische redenen als bedoeld in artikel 58, vijfde lid, van bijlage VIII van de Regeling voertuigen, niet mogelijk is het voertuig op een rollenremtestbank of platenremtestbank te remmen, dient een deugdelijke, goed functionerende remvertragingsmeter in de keuringsruimte aanwezig te zijn, waarvoor een geldig certificaat van eerste keuring of herkeuring als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Regeling voertuigen is afgegeven.

Artikel 70. Resultaat van de keuring en keuringsrapport
  • 1. Het resultaat van elke keuring wordt door de APK-keurmeester schriftelijk vastgelegd op het keuringsrapport. Onmiddellijk na de keuring wordt het resultaat door de APK-keurmeester gemeld aan de Dienst Wegverkeer.

  • 2. Voor dit keuringsrapport wordt gebruikgemaakt van het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model keuringsrapport, dat bekend is gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 71. Afmelden voertuig en afgegeven keuringsrapport
  • 1. Na afloop van elke keuring wordt het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid in acht genomen voordat een keuringsrapport wordt afgegeven aan de aanvrager van een keuring.

  • 2. Het voertuig wordt na authenticatie door de APK-keurmeester bij de Dienst Wegverkeer afgemeld onder verstrekking van de volgende gegevens:

    • a. het pasnummer op de bevoegdheidspas van de APK-keurmeester;

    • b. het kenteken van het voertuig;

    • c. de meldcode, gevormd door de laatste vier cijfers van het voertuigidentificatienummer, letters en leestekens buiten beschouwing gelaten;

    • d. indien het een voertuig betreft dat is voorzien van een kilometerteller, de afgelezen kilometerstand van het voertuig;

    • e. het resultaat van de keuring;

    • f. ten aanzien van de voor de verbruiksmonitoring uit te lezen personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen, de werkelijke gegevens en het voertuigidentificatienummer, tenzij:

      • 1°. de eigenaar of houder van het voertuig uitdrukkelijk heeft geweigerd deze gegevens beschikbaar te stellen; of

      • 2°. het beschikbaar stellen van deze gegevens niet mogelijk is vanwege een technische reden.

  • 3. Na acceptatie van de afmelding wordt weergegeven:

    • 1°. de transactiecode en het tijdstip van de afmelding;

    • 2°. indien het voertuig is goedgekeurd: tevens een nieuwe vervaldatum;

    • 3°. indien het voertuig aan een steekproef moet worden onderworpen: tevens de einde wachttijd van de steekproef;

  • 4. Op het keuringsrapport wordt schriftelijk vermeld:

    • a. het pasnummer op de bevoegdheidspas als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en het bepaalde in de onderdelen b en c;

    • b. de afgelezen kilometerstand indien het voertuig is voorzien van een kilometerteller;

    • c. het resultaat van de keuring;

    • d. de transactiecode, en uitsluitend indien de schriftelijke invulling rechtstreeks plaatsvindt uit het door de Dienst Wegverkeer bijgehouden kentekenregister de tekst ‘afdruk RDW’;

    • e. indien het voertuig is goedgekeurd de vervaldatum, waarbij de maand van de vervaldatum voluit in letters is geschreven;

    • f. indien het voertuig aan een steekproef wordt onderworpen de einde wachttijd van de steekproef;

    • g. de naam, adresgegevens en het keuringsinstantienummer van het erkende bedrijf.

  • 5. Voordat hij het keuringsrapport ondertekent, gaat de APK-keurmeester na of het rapport volledig is ingevuld.

  • 6. Een APK-keurmeester meldt niet meer dan vier voertuigen per zestig minuten af.

  • 7. Het keuringsrapport wordt onverwijld aan de aanvrager afgegeven als het voertuig niet aan een steekproef wordt onderworpen.

  • 8. Als het voertuig aan een steekproef wordt onderworpen, deelt het erkende bedrijf dit aan de aanvrager mede en houdt het erkende bedrijf het keuringsrapport onder zich voor een periode van ten hoogste negentig minuten, vanaf het tijdstip van afmelding.

Artikel 72. Aantal steekproeven

Het aantal voertuigen, bedoeld in artikel 86, eerste lid, van de wet, dat na een verrichte keuring steekproefsgewijs aan een herkeuring wordt onderworpen, bedraagt ten minste zevenentwintig van elke duizend voertuigen.

Artikel 73. Verplichtingen bij een steekproef
  • 1. Er worden gedurende negentig minuten na het tijdstip van afmelding geen wijzigingen aangebracht in de staat van het voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen. Er worden met betrekking tot een dergelijk voertuig ook geen metingen verricht.

  • 2. Het erkende bedrijf wijst de eigenaar of houder van het voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen erop dat deze verplicht is het voertuig voor de uitvoering van de steekproef beschikbaar te houden.

  • 3. Voorafgaande aan de steekproefherkeuring wordt het keuringsrapport door het erkende bedrijf of de APK-keurmeester aan de daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer overhandigd. Als artikel 69, derde lid, van toepassing is, overhandigt het erkende bedrijf of de APK-keurmeester ook het in dat artikellid bedoelde goedkeuringsdocument.

  • 4. Aan een steekproef wordt alle medewerking verleend en de terzake door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen worden in acht genomen. Onder alle medewerking wordt in ieder geval verstaan dat:

    • a. bij uitsluiting de APK-keurmeester die het voertuig aan een keuring heeft onderworpen, aanwezig is vanaf het moment dat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan en zelf feitelijke assistentie verleent bij het uitvoeren van de steekproef;

    • b. het voertuig niet van de keuringsruimte wordt verwijderd gedurende de steekproef;

    • c. de desbetreffende ruimte en apparatuur gedurende de steekproef beschikbaar worden gesteld.

  • 5. Als bij de steekproef wordt vastgesteld dat het voertuig niet voldoet aan de keuringseisen, het voertuig onterecht is af- of goedgekeurd, het keuringsrapport onjuist of onvolledig is ingevuld of indien wordt geconstateerd dat de voorschriften met betrekking tot de steekproef niet in acht zijn genomen, wordt door de daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer een steekproefcontrolerapport opgemaakt dat door deze wordt ondertekend alsmede door de APK-keurmeester.

Artikel 74. Voertuig dat keuringsruimte verlaat tijdens steekproef
  • 1. Als de eigenaar of houder van een voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen met het betreffende voertuig de keuringsruimte verlaat, wordt dit onverwijld door de APK-keurmeester aan de Dienst Wegverkeer gemeld. Een eventuele goedkeuring van het betreffende voertuig wordt door de Dienst Wegverkeer ingetrokken en dat voertuig kan niet meer worden afgemeld.

  • 2. Het erkende bedrijf draagt er zorg voor dat de eigenaar of houder van een voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen in het geval, bedoeld in het eerste lid, op de hoogte is gesteld van de verplichting om een nieuwe aanvraag van een keuringsrapport bij de Dienst Wegverkeer in te dienen.

§ 3.13.5 Toezicht
Artikel 75. Bonus- en strafpunten
  • 1. De Dienst Wegverkeer kan in het kader van het toezicht op het erkende bedrijf of de APK-keurmeester een systeem van bonus- en strafpunten vaststellen, dat wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2. Als een systeem als bedoeld in het eerste lid is vastgesteld, wordt aan de hand daarvan, afhankelijk van de resultaten van het uitgeoefende toezicht, beoordeeld of het toezicht wordt verminderd of verscherpt dan wel of een erkenning of een keuringsbevoegdheid wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 76. Anonieme keuringen

De Dienst Wegverkeer kan steekproefsgewijs anonieme keuringen uitvoeren door middel van het ter keuring aanbieden van een voertuig, in het kader van het toezicht op de erkenning en het verrichten van keuringen.

Artikel 77. Reikwijdte wijziging, schorsing of intrekking erkenning
  • 1. Een wijziging, schorsing of intrekking van een erkenning als bedoeld in artikel 4auh, zesde lid, van de wet, geldt in beginsel uitsluitend voor de betrokken keuringsplaats.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de Dienst Wegverkeer, als omstandigheden daartoe aanleiding geven, bepalen dat een wijziging, schorsing of intrekking alle keuringsplaatsen betreft waarvoor de erkenning geldt.

Artikel 78. Wijziging, schorsing of intrekking voor bepaalde groep voertuigen

De in artikel 4auh, zesde lid van de wet bedoelde wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning kan, als de erkenningseis of het erkenningsvoorschrift waaraan niet wordt voldaan slechts betrekking heeft op het keuren van een bepaalde groep voertuigen, beperkt blijven tot het keuren van die desbetreffende groep voertuigen.

§ 3.14 Erkenning wijziging goedkeuring voertuigen

Artikel 79. Begripsbepalingen
werkplaats:

perceel of enkele kadastraal aangrenzende percelen waarop een erkend bedrijf wijziging goedkeuring voertuigen zijn werkzaamheden verricht met daarop een werkruimte. De werkruimte kan bestaan uit één of meer besloten ruimten gelegen in één gebouw, dan wel in verscheidene belendende of nagenoeg belendende gebouwen, bedoeld om deel uit te maken van een werkplaats.

§ 3.14.1 Aanvrager van de erkenning
Artikel 80. Aanvrager
  • 1. Een erkenning wijziging goedkeuring voertuigen kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die volgens het handelsregister exploitant is van een of meer ondernemingen waar bedrijfsmatig wijzigingen in de goedkeuring van geregistreerde voertuigen worden uitgevoerd.

  • 2. De aanvrager dient te beschikken over:

    • a. Een goedgekeurd rapport van de Dienst Wegverkeer waaruit blijkt dat de aanvrager voldoende in staat is seriematige wijzigingen in voertuigen uit te voeren.

    • b. Ten minste één door de Dienst Wegverkeer afgegeven geldige toestemming voor een seriematige wijziging van voertuigen.

§ 3.14.2 Eisen aan de erkenning
§ 3.14.2.1 Seriematige wijziging
Artikel 81. Seriematige wijziging
  • 1. De erkenning is alleen geldig voor de seriematige wijzigingen waarvoor toestemming is verleend door de Dienst Wegverkeer.

  • 2. Een erkend bedrijf heeft tenminste één geldige toestemming voor een seriematige wijziging.

Artikel 82. Elementen seriematige wijziging
  • 1. Een aanvraag voor een seriematige wijziging bevat de volgende elementen:

    • a. het voertuigtype waarop de seriematige wijziging betrekking heeft;

    • b. het merk van het voertuigtype waarop de seriematige wijziging betrekking heeft;

    • c. indien beschikbaar, de handelsbenaming van het voertuigtype waarop de seriematige wijziging betrekking heeft;

    • d. de voertuigcategorie van het voertuigtype waarop de seriematige wijziging betrekking heeft;

    • e. naam en adres van het erkende bedrijf; en

    • f. een omschrijving van de seriematige wijziging, waaronder in ieder geval:

      • 1°. overige relevante voertuiggegevens van het voertuigtype waarop de seriematige wijziging betrekking heeft;

      • 2°. de wijziging die wordt aangebracht, bedoeld in hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen.

  • 2. Een seriematige wijziging kan meerdere voertuigtypes, merknamen of handelsbenamingen bevatten, mits een basisvoertuig dat wordt gebruikt bij die seriematige wijziging is typegoedgekeurd op grond van de dezelfde goedkeuringscertificaten of testrapporten.

Artikel 83. Verlening toestemming seriematige wijziging
  • 1. Voordat toestemming, als bedoeld in artikel 80, tweede lid, onder b, wordt verleend, stelt het erkende bedrijf één of meerdere voertuigen van het voertuigtype waarop een seriematige wijziging betrekking heeft en waarvoor toestemming wordt aangevraagd, ter beoordeling beschikbaar aan de Dienst Wegverkeer. Een toestemming wordt verleend als de ter beschikking gestelde exemplaren voldoen aan de eisen van wijziging in de goedkeuring van voertuigen uit hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen.

  • 2. Bij het verlenen van toestemming krijgt de seriematige wijziging een uniek WGV-nummer.

§ 3.14.2.2 Eisen aan de werkplaats
Artikel 84. Werkplaats
  • 1. Het erkende bedrijf beschikt over een werkplaats bestemd voor de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 2. Op de werkplaats is een ruimte die, afhankelijk van de in de erkenning opgenomen voertuigcategorie, voorzien is van een doelmatige inspectieput of hefinrichting, die geschikt is voor deze gewijzigde voertuigen, en van doelmatige verlichting.

  • 3. De ruimte is overdekt, behoorlijk af te sluiten, goed verlicht en voorzien van een vlakke vloer en verwarming.

  • 4. Op de werkplaats kan de administratie behoorlijk worden uitgevoerd.

Artikel 85. Apparatuur
  • 1. In de ruimte is de volgende apparatuur aanwezig:

    • a. een dubbel geïsoleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn die enerzijds een zodanige lichtsterkte heeft dat ook moeilijk bereikbare onderdelen van een voertuig voldoende helder kunnen worden verlicht om een nauwkeurige inspectie van een voertuig mogelijk te maken en die anderzijds zodanig is afgeschermd dat degene die de keuring uitvoert niet door het uitgestraalde licht wordt verblind;

    • b. basisgereedschap voor de uitvoering van de wijzigingen aan voertuigen; en

    • c. alle noodzakelijke apparatuur en meetmiddelen voor het uitvoeren van de werkzaamheden voor elke seriematige wijziging waarvoor de toestemming, bedoeld in artikel 80, tweede lid, onder b, is verleend.

  • 2. De apparatuur is deugdelijk, verkeert in een goede staat van onderhoud en is, indien noodzakelijk, voorzien van geldige ijkcertificaten afgegeven door een geaccrediteerd meetinstituut.

§ 3.14.2.3 Erkenningsvoorschriften
Artikel 86. Maatregelen en procedures voor effectieve controle
  • 1. Het erkende bedrijf beschikt over een adequaat systeem van maatregelen en procedures voor een effectieve controle van de werkzaamheden om zeker te stellen dat de uitvoering van de seriematige wijziging waarvoor toestemming is verleend, overeenstemmen met hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen.

  • 2. Het erkende bedrijf is verantwoordelijk voor het invoeren van en het op peil houden van het kwaliteitssysteem.

  • 3. Het erkende bedrijf is verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de aan de erkenning verbonden voorschriften en het nemen van maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de voorschriften wordt voldaan.

Artikel 87. Technische verandering in seriematige wijziging

Wanneer een erkend bedrijf voornemens is een technische verandering aan te brengen in de seriematige wijziging waarvoor toestemming is verleend, moet deze hiervan vooraf melding doen aan de Dienst Wegverkeer. De Dienst Wegverkeer beoordeelt vervolgens of er voor de seriematige wijziging opnieuw toestemming, als bedoeld in artikel 80, tweede lid, onder b, dient te worden verkregen door het erkende bedrijf.

Artikel 88. Uitvoeren van wijzigingen in goedkeuring voertuig

Het erkende bedrijf dient voor elk gewijzigd voertuig vast te stellen dat aangebrachte wijzigingen, als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen, geheel overeenstemmen met de seriematige wijziging waarvoor toestemming is verleend.

Artikel 89. Ombouwverklaring
  • 1. Als een wijziging als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen is aangebracht wordt voor elk gewijzigd voertuig een ombouwverklaring, conform het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model, compleet en volledig ingevuld.

  • 2. De ombouwverklaring wordt onmiddellijk na de wijziging aan de Dienst Wegverkeer toegezonden.

§ 3.14.2.4 Administratie
Artikel 90. Administratie
  • 1. Het erkende bedrijf draagt er zorg voor dat:

    • a. de relevante regelgeving, voorschriften, specificaties en documentatie betreffende de toe te passen materialen en onderdelen binnen het erkende bedrijf beschikbaar en toegankelijk zijn voor het personeel;

    • b. de administratie doelmatig en deugdelijk is, waardoor voldoende inzicht wordt geboden in de verschillende fasen die het voertuig tijdens en na fabricage van de wijziging doorloopt, en

    • c. de administratie omtrent geproduceerde wijzigingen in de goedkeuring van voertuigen ten minste 10 jaar beschikbaar blijft.

§ 3.15 Erkenning gasinstallaties

Artikel 91. Begripsbepalingen
  • 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    keuring:

    keuring als bedoeld in artikel 98 van de wet;

    keuringseisen:

    voor de desbetreffende voertuigcategorie geldende goedkeuringseisen als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de wet;

    opnamekaart gasinstallatie:

    bewijs volgens een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model dat de gasinstallatie overeenkomstig deze regeling is gekeurd;

    Regelgeving keuring gasinstallatie:

    editie van het boekwerk Regelgeving keuring gasinstallatie of de via de website van de Dienst Wegverkeer bekendgemaakte Regelgeving keuring gasinstallatie die door de Dienst Wegverkeer is vastgesteld en geldig is op het moment van de keuring;

    steekproef:

    steekproefsgewijze herkeuring.

  • 2. Artikel 1.3 van de Regeling voertuigen is van overeenkomstige toepassing.

§ 3.15.1 Aanvrager erkenning gasinstallaties
Artikel 92. Aanvrager erkenning

Een erkenning gasinstallaties kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die exploitant is van een of meer keuringsplaatsen.

§ 3.15.2 Eisen en voorwaarden aan de erkenning
§ 3.15.2.1 Keuringsruimte en uitrusting
Artikel 93. Keuringsruimte
  • 1. In de keuringsruimte bestemd voor het keuren van gasinstallaties is artikel 55, eerste, tweede, zesde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de voorziening die conform het zevende lid aanwezig is ten behoeve van afdrukken van keuringsrapporten, wordt gebruikt ten behoeve van het afdrukken van opnamekaarten gasinstallatie.

  • 2. In de in het eerste lid bedoelde ruimte is een voorziening aanwezig waarmee uitlaatgassen en andere gassen direct door een daartoe bestemde opening naar buiten kunnen worden gevoerd.

Artikel 94. Inspectieput of hefinrichting

Op de keuringsruimte bestemd voor het keuren van gasinstallaties zijn de artikelen 56, eerste, tweede en vierde lid, en 57 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder APK-keurmeester, bedoeld in artikel 56, wordt verstaan: LPG-technicus.

§ 3.15.2.2 Apparatuur
Artikel 95. Apparatuur keuringsruimte
  • 1. In de keuringsruimte is de volgende apparatuur aanwezig:

    • a. een dubbel geïsoleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn, al dan niet voorzien van een oplaadbare accu, die enerzijds een zodanige lichtsterkte heeft dat ook moeilijk bereikbare onderdelen van een voertuig voldoende helder kunnen worden verlicht om een nauwkeurige inspectie van een voertuig mogelijk te maken en die anderzijds zodanig is afgeschermd dat degene die de keuring uitvoert niet door het uitgestraalde licht wordt verblind;

    • b. een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III van voldoende lengte;

    • c. een doelmatige bandenspanningsmeter en een doelmatige bandenpomp;

    • d. een koplamptestapparaat;

    • e. een universele toerenteller;

    • f. een uitlaatgastester met lambda-bepaling;

    • g. een apparaat waarmee een gasconcentratie overeenkomende met 800 ppm koolwaterstoffen gedetecteerd kan worden; en

    • h. basisgereedschap voor de keuring van de inbouw van een gasinstallatie.

  • 2. Op de apparatuur zijn de artikelen 60, eerste tot en met zesde lid, en 61 van toepassing.

§ 3.15.2.3 Algemene voorschriften
Artikel 96. Erkenningsvoorschriften
  • 1. Het erkende bedrijf verricht de keuring van gasinstallaties met inachtneming van de artikelen 6.1, 6.2, tweede lid, en 6.3 van de Regeling voertuigen en maakt gebruik van de in artikel 95 vermelde apparatuur.

  • 2. De keuring van gasinstallaties vindt slechts plaats in de keuringsruimte waarvoor de erkenning is verleend.

  • 3. Keuringen worden slechts verricht door een LPG-technicus in de keuringsruimte waarvoor de erkenning geldt.

  • 4. De Regelgeving keuring gasinstallatie wordt door het erkende bedrijf beschikbaar gesteld aan de LPG-technicus.

Artikel 97. Doorgeven tellerstand

Aan de verplichting als bedoeld in artikel 23k van het Besluit voertuigen, wordt gevolg gegeven door de tellerstand van een motorrijtuig te verstrekken aan de Dienst Wegverkeer zoals voorgeschreven in artikel 6.

§ 3.15.3 Voorschriften met betrekking tot de keuring
Artikel 98. Aanwezigheid documenten
  • 1. De LPG-technicus controleert alvorens hij aan zijn werkzaamheden begint of hij de beschikking heeft over de Regelgeving keuring gasinstallatie.

  • 2. Bij keuring van:

    • a. een G3-installatie is de G3-fabrikantenverklaring aanwezig;

    • b. een installatie volgens VN/ECE-reglement 115 is de inbouwhandleiding en een afschrift van de VN/ECE-goedkeuring aanwezig.

Artikel 99. Keuringsvoorschriften
  • 1. Als bij het erkende bedrijf een keuring van een gasinstallatie wordt aangevraagd, stelt deze, na overleg met de aanvrager, onverwijld het tijdstip voor de keuring vast. De keuring vindt zo spoedig mogelijk na de aanvraag plaats.

  • 2. Er wordt geen keuring verricht voordat het kentekenregister is geraadpleegd ten aanzien van:

    • a. het voor het voertuig opgegeven kenteken;

    • b. het voertuigidentificatienummer van het ter keuring van de gasinstallatie aangeboden voertuig.

  • 3. Er wordt geen keuring verricht en de aanvrager van een keuring van een gasinstallatie wordt naar de Dienst Wegverkeer doorverwezen als:

    • a. het raadplegen van het kentekenregister niet mogelijk is door een onjuiste combinatie van het kenteken en de laatste vier posities van het voertuigidentificatienummer of indien de laatste vier posities van het voertuigidentificatienummer niet bekend zijn;

    • b. het voertuigidentificatienummer van het voertuig niet in overeenstemming is met het kentekenregister;

    • c. in geval van een tenaamstelling met een beperkte geldigheidsduur als bedoeld in artikel 40a van het Kentekenreglement, de tenaamstelling is vervallen;

    • d. het aantal cilinders van de motor in het voertuig niet overeenkomt met het aantal cilinders vermeld in het kentekenregister.

  • 4. Als het raadplegen van de voertuiggegevens als gevolg van een storing in een door de Dienst Wegverkeer geaccepteerd netwerk, als bedoeld in artikel 55, zevende lid, niet mogelijk is, wordt niet tot keuring van de gasinstallatie overgegaan.

  • 5. Indien het voertuig is voorzien van kentekenplaten dient het kenteken vermeld op de kentekenplaten overeen te komen met het kenteken zoals vermeld in het kentekenregister. Is dit niet het geval, dan wordt de aanvrager van de keuring doorverwezen naar de Dienst Wegverkeer.

  • 6. Het voertuigidentificatienummer dient zonder demontage van onderdelen van de gasinstallatie leesbaar te zijn. Is dit niet mogelijk, dan wordt de aanvrager doorverwezen naar de Dienst Wegverkeer.

Artikel 100. Controle op lekkage

Het voertuig wordt onmiddellijk na binnenkomst in de keuringsruimte op lekkage gecontroleerd.

Artikel 101. Keuringsvereisten
  • 1. Tijdens de keuring van de gasinstallatie wordt met gebruikmaking van de apparatuur, als bedoeld in artikel 99, vastgesteld of het voertuig, inclusief de gasinstallatie, voldoet aan de artikelen 6.1, 6.2, tweede lid, en 6.3 van de Regeling voertuigen.

  • 2. Indien in het kentekenregister het veld van de datum eerste toelating niet is gevuld dan geldt de dag van keuring als datum eerste toelating voor de toepassing van de artikelen 6.1, 6.2, tweede lid, en 6.3 van de Regeling voertuigen.

Artikel 102. Afmelden
  • 1. Na afloop van elke keuring, als bedoeld in artikel 99, wordt het bepaalde in het tweede tot en met zesde lid in acht genomen, alvorens de opnamekaart gasinstallatie af te geven aan de aanvrager.

  • 2. Het voertuig wordt na authenticatie door de LPG-technicus bij de Dienst Wegverkeer afgemeld onder verstrekking van de volgende gegevens:

    • a. het pasnummer op de bevoegdheidspas van de LPG-technicus;

    • b. het kenteken van het voertuig;

    • c. de meldcode, gevormd door de laatste vier cijfers van het voertuigidentificatienummer, letters en leestekens buiten beschouwing gelaten;

    • d. indien het een voertuig betreft dat is voorzien van een kilometerteller, de afgelezen tellerstand;

    • e. als de keuring van de gasinstallatie de inbouw van een LPG-installatie betreft:

      • 1°. het merk en typegoedkeuringsnummer van de LPG-installatie;

      • 2°. de totale inhoud van de aanwezige LPG-tanks.

  • 3. Op de opnamekaart gasinstallatie moet schriftelijk worden vermeld:

    • a. het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a tot en met e;

    • b. als het voertuig aan een steekproef wordt onderworpen, het einde van de wachttijd van de steekproef;

    • c. de naam, adresgegevens en het keuringsinstantienummer van het erkende bedrijf;

    • d. de transactiecode.

  • 4. Voordat de opnamekaart gasinstallatie wordt ondertekend, wordt door de LPG-technicus nagegaan of de opnamekaart gasinstallatie volledig is ingevuld.

  • 5. De opnamekaart gasinstallatie wordt onverwijld aan de aanvrager afgegeven indien de gasinstallatie niet aan een steekproef wordt onderworpen.

  • 6. Voor de opnamekaart gasinstallatie wordt gebruikt gemaakt van het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model opnamekaart gasinstallatie, zoals bekend gemaakt in de Staatscourant.

§ 3.15.4 Toezicht
Artikel 103. Toezicht
  • 1. In het kader van het toezicht kan de Dienst Wegverkeer steekproefsgewijs een herkeuring uitvoeren van de in het voertuig aangebrachte gasinstallatie.

  • 2. Op steekproeven zijn artikel 73 en 74 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder APK-keurmeester wordt verstaan: LPG-technicus, en onder ‘keuringsrapport’ wordt verstaan: ‘opnamekaart’.

    • a. De tweede zin van het derde lid van artikel 73 is niet van toepassing.

  • 3. Een wijziging, schorsing of intrekking van een erkenning als bedoeld in artikel 4auh, zesde lid, van de wet, geldt in beginsel uitsluitend voor de betrokken keuringsplaats.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan de Dienst Wegverkeer, als omstandigheden daartoe aanleiding geven, bepalen dat een wijziging, schorsing of intrekking alle keuringsplaatsen betreft waarvoor de erkenning geldt.

Artikel 104. Bonus- en strafpunten
  • 1. De Dienst Wegverkeer kan in het kader van het toezicht op een erkend bedrijf een systeem van bonus- en strafpunten vaststellen, dat wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2. Als een systeem als bedoeld in het eerste lid is vastgesteld, wordt aan de hand daarvan, afhankelijk van de resultaten van het uitgeoefende toezicht, beoordeeld of het toezicht wordt verminderd of verscherpt dan wel of een erkenning wordt gewijzigd of ingetrokken.

  • 3. Indien als gevolg van een wijziging, als bedoeld in artikel 4, de bedrijfsvoering van de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de rechtsvorm waaraan een erkenning gasinstallaties is verleend, wordt voortgezet door een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, worden de toegekende bonus- en strafpunten en de opgelegde sancties beschouwd als te zijn toegekend aan deze natuurlijke persoon of rechtspersoon.

§ 3.16 Erkenning voorbehoud en verplichtingen

Artikel 105. Aanvrager

Een erkenning voorbehoud en verplichtingen kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die zich volgens het handelsregister richt op lease of financiering van voertuigen.

Artikel 106. Eisen en voorwaarden
  • 1. Een erkend bedrijf vraagt de Dienst Wegverkeer onmiddellijk de aantekeningen als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van het besluit, door te halen wanneer de instemming, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van het besluit is komen te vervallen en maakt, in geval het gaat om een aantekening als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, de tenaamstellingscode onmiddellijk kenbaar aan de kentekenhouder.

  • 2. Wanneer het erkende bedrijf namens een rechtspersoon het erkende bedrijf tenaamstellen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad heeft verzocht de aanvraag voor de tenaamstelling in te dienen, blijkt uit een daartoe strekkende bepaling in de lease- of financieringsovereenkomst dat de rechtspersoon toestemming heeft gegeven om het voertuig op naam te krijgen.

Artikel 107. Tijdelijk document

Een erkend bedrijf kan een tijdelijk document aanvragen voor de voertuigen die het op naam heeft, of voertuigen die het in eigendom heeft waarover een aantekening als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, in het kentekenregister is opgenomen. Zolang deze aantekening in het kentekenregister is opgenomen, wordt het tijdelijk document enkel gezonden aan het erkende bedrijf.

HOOFDSTUK 4. BEVOEGDHEDEN

§ 4.1 Eisen en voorwaarden aan bevoegdheden

Artikel 108. Bevoegdheden APK-keurmeester en LPG-technicus
  • 1. Een bevoegdheid APK-keurmeester kan op aanvraag worden verleend aan een natuurlijk persoon die in het bezit is van een:

    • a. diploma keurmeester periodieke keuring zware (bedrijfs)voertuigen;

    • b. diploma keurmeester periodieke keuring lichte voertuigen; of

    • c. diploma keurmeester landbouw- en bosbouwtrekkers.

  • 2. Een bevoegdheid APK-keurmeester wordt uitsluitend verleend voor het afgeven van keuringsrapporten voor de groep motorrijtuigen en aanhangwagens waarvoor een natuurlijk persoon een diploma, als bedoeld in het eerste lid, bezit.

  • 3. Een bevoegdheid LPG-technicus kan worden verleend aan een natuurlijk persoon die in het bezit is van een diploma LPG-technicus.

  • 4. Een bevoegdheid APK-keurmeester is twee jaar geldig en kan telkens met twee  jaar worden verlengd. Een bevoegdheid LPG-technicus is vier jaar geldig en kan telkens met vier jaar worden verlengd.

Artikel 109. Examen diploma APK-keurmeester en LPG-technicus
  • 1. Een diploma als bedoeld in artikel 108, eerste lid, onderdelen a tot en met c, en een diploma als bedoeld in artikel 108, derde lid, wordt verleend na het met goed gevolg afleggen van het examen voor het betreffende diploma.

  • 2. De Dienst Wegverkeer bepaalt aan welke voorwaarden is voldaan voordat kan worden deelgenomen aan een examen. Deze voorwaarden worden in de Staatscourant bekendgemaakt.

  • 3. Een examen wordt afgenomen overeenkomstig een reglement als bedoeld in artikel 116, eerste lid, onder e.

Artikel 110. Verlenging bevoegdheid APK-keurmeester en LPG-technicus
  • 1. Een natuurlijk persoon aan wie een bevoegdheid APK-keurmeester is verleend, legt iedere twee jaar een toets af voor de verlenging van de bevoegdheid APK-keurmeester.

  • 2. Een natuurlijk persoon aan wie een bevoegdheid LPG-technicus is verleend, legt iedere vier jaar een toets af voor de verlenging van de bevoegdheid LPG-technicus.

  • 3. Een toets, als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt afgenomen overeenkomstig een reglement als bedoeld in artikel 116, eerste lid, onder e.

  • 4. Afhankelijk van het resultaat van een toets als bedoeld in het eerste lid wordt de bevoegdheid APK-keurmeester verlengd met de termijn, genoemd in artikel 108, vierde lid, dan wel niet verlengd. Afhankelijk van het resultaat van een toets als bedoeld in het tweede lid, wordt de bevoegdheid LPG-technicus verlengd voor de termijn, genoemd in artikel 108, vierde lid, dan wel niet verlengd.

Artikel 111. Bevoegdheidspas
  • 1. Als bewijs voor een bevoegdheid APK-keurmeester of een bevoegdheid LPG-technicus wordt door de Dienst Wegverkeer een bevoegdheidspas verstrekt, behorende bij de betreffende bevoegdheid, overeenkomstig een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model.

  • 2. De APK-keurmeester en LPG-technicus geven op verzoek van de aanvrager van een keuringsrapport, onderscheidenlijk een keuring, als bedoeld in §3.15, zijn bevoegdheidspas ter inzage.

Artikel 112. Datacommunicatie

De APK-keurmeester en de LPG-technicus dragen er zorg voor dat zij bij datacommunicatie met de Dienst Wegverkeer gebruikmaken van een door die Dienst voorgeschreven authenticatiemethode en dat een ander niet namens hen de datacommunicatie kan verrichten.

§ 4.2 Toezicht op bevoegdheden

Artikel 113. Sancties bevoegdheid
  • 1. De in artikel 4auh, zesde lid, van de wet bedoelde intrekking van de bevoegdheid APK-keurmeester kan worden beperkt tot een intrekking voor het keuren van een bepaalde groep voertuigen, als de keuringsbevoegdheidseis, het keuringsbevoegdheidsvoorschrift of het keuringsvoorschrift waaraan niet wordt voldaan slechts betrekking heeft op het keuren van de desbetreffende groep.

  • 2. Bij een intrekking kan worden bepaald dat een toets moet worden afgelegd bij de exameninstantie alvorens de bevoegdheid opnieuw kan worden gebruikt.

  • 3. Het erkende bedrijf namens wie de bevoegde persoon optreedt is verantwoordelijk voor de handelingen in het kader van de erkenning van de bevoegde persoon.

Artikel 114. Schorsing bevoegdheid
  • 1. Als er sprake is van een situatie waarin een APK-keurmeester of LPG-technicus niet voldoet aan een of meer keuringsbevoegdheidseisen, keuringsbevoegdheidsvoorschriften of keuringsvoorschriften, terwijl die situatie op korte termijn kan worden hersteld, kan, in plaats van intrekking van de betreffende bevoegdheid, overgegaan worden tot schorsing van die bevoegdheid voor een termijn van ten hoogste twaalf weken.

  • 2. Wordt binnen de in het eerste lid genoemde termijn niet aangetoond dat wederom aan de keuringsbevoegdheidseisen, keuringsbevoegdheidsvoorschriften of keuringsvoorschriften wordt voldaan, dan volgt alsnog intrekking van de betreffende bevoegdheid.

§ 4.3 Exameninstantie APK-keurmeester en LPG-technicus

Artikel 115. Aanwijzing exameninstantie

Het exameninstituut IBKI van de Stichting VAM is de exameninstantie voor de examens, bedoeld in artikel 109, eerste lid, en de toetsen, bedoeld in artikel 110, eerste en tweede lid.

Artikel 116. Taken exameninstantie
  • 1. De exameninstantie is belast met het:

    • a. afnemen van de examens, bedoeld in artikel 109;

    • b. afgeven van een diploma als bedoeld, in artikel 108, eerste lid, onderdelen a tot en met c, en derde lid;

    • c. afnemen van een toets als bedoeld in artikel 110, eerste en tweede lid, en het afgeven van een afschrift van het resultaat van deze toets;

    • d. afnemen van een toets, als bedoeld in artikel 113, tweede lid, en het afgeven van een afschrift van het resultaat van deze toets;

    • e. na goedkeuring door de Dienst Wegverkeer vaststellen van een reglement, als bedoeld in de artikelen 109, derde lid, en 110, derde lid;

    • f. vaststellen van de tarieven voor de voornoemde taken.

  • 2. De exameninstantie is verder met betrekking tot het afnemen van de examens, bedoeld in artikel 109 en de toetsen, bedoeld in artikel 110, belast met het:

    • a. geven van voorlichting en bekendheid aan het examen;

    • b. vaststellen van de examendatum, het tijdstip en de plaats;

    • c. toezenden van de uitnodiging voor de deelname aan het examen;

    • d. factureren van de tarieven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, aan een deelnemer; en

    • e. registreren van individuele en algemene resultaten van de examens;

    • f. behandelen van bezwaar tegen de uitslag van een examen of toets.

Artikel 117. Eisen aan exameninstantie

De exameninstantie voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de exameninstantie is onafhankelijk en onpartijdig en neemt bij de uitvoering van de werkzaamheden het examenreglement in acht;

  • b. de exameninstantie neemt afdoende maatregelen om fraude, voor, tijdens en na het examen te voorkomen.

HOOFDSTUK 5. HANDHAVING

Artikel 118. Handhaving

In de artikelen 2 tot en met 114 zijn de voorwaarden opgenomen, bedoeld in de artikelen 21 en 22 van het besluit.

HOOFDSTUK 6. WIJZIGING EN INTREKKING VAN ANDERE MINISTERIËLE REGELINGEN

Artikel 119. Wijziging Aanwijzing keuringsinstelling meetmiddelen Voertuigreglement

In artikel 1 van de Aanwijzing keuringsinstelling meetmiddelen Voertuigreglement wordt ‘artikel 84, eerste lid, en 101, eerste lid,’ vervangen door ‘artikel 4aud, derde lid,’.

Artikel 120. Wijziging Regeling gegevensverstrekking kentekenregister 2008

De Regeling gegevensverstrekking kentekenregister 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder verwijdering van ‘en’ aan het slot van onderdeel c en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door ‘, en’, een onderdeel toegevoegd luidende:

  • e. een bedrijf waaraan een erkenning voorbehoud en verplichtingen is verleend als bedoeld in artikel 17 van het Besluit erkenningen wegverkeer.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘onverminderd het derde lid’ vervangen door ‘onverminderd het derde en vierde lid’.

b. Aan het slot van onderdeel d vervalt ‘en’.

c. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door ‘, en’, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. wat betreft houders van de erkenning voorbehoud en verplichtingen: gegevens ten behoeve van voertuigen in eigendom van het bedrijf waaraan een erkenning voorbehoud en verplichtingen is verleend, en waarover een aantekening, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit erkenningen wegverkeer, in het kentekenregister is opgenomen.

3. Na het derde lid wordt een artikellid toegevoegd, luidende:

  • 4. Aan de beroepsbeoefenaren bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, kunnen persoonsgegevens worden verstrekt over een beslag, als bedoeld in artikel 440, derde lid of artikel 442 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, op een motorrijtuig of aanhangwagen, waarover een aantekening, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van het Besluit erkenningen wegverkeer, in het kentekenreglement is opgenomen.

B

In artikel 3b wordt ‘een erkenning als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de wet’ vervangen door ‘een erkenning bedrijfsvoorraad als bedoeld in artikel 1 van het Besluit erkenningen wegverkeer’.

Artikel 121. Wijziging Regeling gegevensverstrekking uit het rijbewijzenregister

In artikel 9, tweede lid, onder c, wordt ‘erkenninghouders als bedoeld in de artikelen 61a en 62 van de Wegenverkeerswet 1994’ vervangen door ‘erkenninghouders tenaamstellen voertuigen van derden en erkenninghouders bedrijfsvoorraad’.

Artikel 122. Wijziging Regeling indicatieve vaststelling reikwijdte Dienstenwet

In de paragraaf 1.2 van de bijlage bij de Regeling indicatieve vaststelling reikwijdte Dienstenwet wordt in de kolom Naam regelgeving ‘Regeling aanpassing voertuigen’ vervangen door ‘§ 3.14 en § 3.15 van de Regeling erkenningen wegverkeer’.

Artikel 123. Wijziging van de Regeling kentekens en kentekenplaten

De Regeling kentekens en kentekenplaten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel b, vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.

2. In het vierde lid wordt ‘bedoeld in de Regeling erkenning lamineerders’ vervangen door ‘bedoeld in artikel 1 van de Regeling erkenningen wegverkeer’ en wordt ‘bedoeld in de Erkenningsregeling foliefabrikanten’ vervangen door ‘bedoeld in artikel 1 van de Regeling erkenningen wegverkeer’.

B

In artikel 6, tweede lid, wordt ‘lamineercode’ vervangen door ‘unieke lamineercode volgens model E’.

Artikel 124. Wijziging Regeling legitimatievoorschriften tenaamstelling en kentekenplaten

De Regeling legitimatievoorschriften tenaamstelling en kentekenplaten wordt als volgt gewijzigd:

A

De titel van hoofdstuk 1 komt te luiden:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

B

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

besluit:

Besluit erkenningen wegverkeer

erkenning inschrijven met onderzoek:

erkenning als bedoeld in artikel 6 van het Besluit erkenningen wegverkeer

erkenning inschrijven zonder onderzoek:

erkenning als bedoeld in artikel 5 van het Besluit erkenningen wegverkeer;

erkenning tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad:

erkenning als bedoeld in artikel 4 van het Besluit erkenningen wegverkeer;

erkenning tenaamstellen voertuigen voor derden:

erkenning als bedoeld in artikel 3 van het Besluit erkenningen wegverkeer;

wet:

Wegenverkeerswet 1994.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef vervalt ‘een erkende instantie als bedoeld in de artikelen 61a, eerste lid, of 62, eerste lid, van de wet’.

b. In onderdeel d vervalt ‘dan wel een geldige buitenlandse identiteitskaart, afgegeven door een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat van de Europese Unie’.

c. In onderdeel e wordt ‘Europese identiteitskaart’ vervangen door ‘buitenlandse identiteitskaart’, en wordt na ‘identiteitskaart’ toegevoegd: ‘, afgegeven door een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat van de Europese Unie’

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

3. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

  • 2. Indien de aanvraag van een tenaamstelling wordt ingediend door een erkend bedrijf tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad namens een natuurlijke persoon, wordt door de natuurlijke persoon een geldig Nederlands rijbewijs, als bedoeld in artikel 107 van de wet, als mede een machtiging, als bedoeld in artikel 15, eerste lid van de Regeling erkenningen wegverkeer overgelegd aan het erkende bedrijf.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef vervalt ‘een erkende instantie als bedoeld in artikel 61a, eerste lid, van de wet’;

b. in onderdeel a, subonderdeel 2°, en onderdeel b, subonderdeel 2° en 3°, vervalt ‘, met dien verstande dat geen afschrift als bedoeld in artikel 1 behoeft te worden overgelegd’.

c. in de aanhef van onderdeel b vervalt ‘, niet zijnde een erkend bedrijf’;

d. in onderdeel b, subonderdeel 4°, komt te luiden:

  • 4°. het voor de aanvraag bestemde machtigingsformulier, als bedoeld in artikel 15, derde lid van de Regeling erkenningen wegverkeer.

e. onderdelen c en d vervallen.

2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, luidende:

  • 2. Bij een aanvraag van een tenaamstelling, ingediend door een erkend bedrijf tenaamstellen voertuigen voor derden of een erkend bedrijf tenaamstellen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat uitsluitend een geldig Nederlands rijbewijs, als bedoeld in artikel 107 van de wet, als legitimatiebewijs kan dienen.

E

Artikel 8a, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na ‘een natuurlijke persoon,’ ingevoegd ‘bij een daartoe door de Dienst Wegverkeer aangewezen vestiging van deze dienst,’;

b. Aan het slot vervalt ‘, met dien verstande dat geen afschrift als bedoeld in artikel 1 behoeft te worden overgelegd’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Als de aanvraag wordt ingediend door een erkend bedrijf tenaamstellen voertuigen voor derden namens een natuurlijke persoon, wordt door de natuurlijke persoon een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de wet overgelegd aan het erkende bedrijf.

F

In artikel 8b vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

G

De titel van hoofdstuk 5 komt te luiden:

Hoofdstuk 5. Aanvraag verval tenaamstelling bij voorgoed buiten Nederland brengen, bij aanvraag transitokenteken

H

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9. Aanvraag verval tenaamstelling bij voorgoed buiten Nederland brengen en aanvraag transitokenteken

Bij de aanvraag tot verval van de tenaamstelling op grond van de artikelen 31 en 32 van het Kentekenreglement dan wel bij de aanvraag van een kenteken als bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel b, van het Kentekenreglement, legt de aanvrager een van de in artikel 2, eerste lid, genoemde legitimatiebewijzen over, met dien verstande dat bij de aanvraag van een kenteken als bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel b, van het Kentekenreglement kan ook een ander in Nederland geldig buitenlands reisdocument worden overgelegd dan de in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, genoemde.

I

Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In de aanhef vervalt ‘door een natuurlijk persoon’.

3. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. een van de in artikel 2, eerste lid, genoemde legitimatiebewijzen,

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder b, kunnen voor voertuigen ingeschreven op aanvraag van een erkend bedrijf inschrijven zonder onderzoek en die niet langer dan zeven dagen daarvoor voor het eerst zijn tenaamgesteld, bij verkrijging van kentekenplaten de in artikel 9c, onder b, bedoelde dienstenpas of gegevens worden overgelegd.

J

Artikel 9c komt te luiden:

Artikel 9c. Verkrijging met de erkenning inschrijven zonder onderzoek, inschrijven met onderzoek of bedrijfsvoorraad

In afwijking van artikel 9a moet een erkend bedrijf inschrijven zonder onderzoek, inschrijven met onderzoek of bedrijfsvoorraad, voor verkrijging van kentekenplaten voor voertuigen uit de eigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad overleggen:

  • a. een van de in artikel 2, eerste lid, genoemde legitimatiebewijzen van degene die de kentekenplaten namens het erkend bedrijf in ontvangst neemt, en

  • b. een aan het bedrijf afgegeven geldige dienstenpas of door de Dienst Wegverkeer te bepalen gegevens.

K

Artikel 9d wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot eerste tot en met vierde lid.

2. In het eerste lid (nieuw) en het tweede lid (nieuw) vervalt ‘, 9b’.

L

Artikel 9e wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef wordt ‘artikelen 9a tot en met 9c’ wordt vervangen door ‘artikelen 9a en 9c’;

b. in onderdeel a, vervalt ‘, respectievelijk 9b’.

2. In het derde lid wordt ‘in onderdeel a van de artikelen 9a of 9b’ vervangen door ‘van artikel 9a, onderdeel a’.

M

De titel van hoofdstuk 6 komt te luiden:

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 125. Wijziging Regeling schorsing geldigheid tenaamstelling

In artikel 1 van de Regeling schorsing geldigheid tenaamstelling wordt ‘een erkende instantie als bedoeld in de artikelen 61a, eerste lid, van de wet’ vervangen door ‘een erkend bedrijf tenaamstellen voertuigen voor derden als bedoeld in artikel 4 van het Besluit erkenningen wegverkeer of een erkend bedrijf tenaamstellen voertuigen vanuit bedrijfsvoorraad als bedoeld in artikel 5 van het Besluit erkenningen wegverkeer’.

Artikel 126. Wijziging Regeling tachografen

De Regeling tachografen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2:1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een werkplaats die voldoet’ vervangen door ‘een of meerdere werkplaatsen die voldoen’.

2. Het tweede lid, onder b, komt te luiden:

  • b. een KvK-inschrijving die niet ouder is dan twee maanden, waaruit blijkt dat de natuurlijke persoon of rechtspersoon exploitant is van een onderneming waar bedrijfsmatig tachografen worden geïnstalleerd, gecontroleerd, geïnspecteerd of gerepareerd tenzij de Handelsregisterwet 2007 of het Burgerlijk Wetboek een inschrijving in het handelsregister niet vereist.

B

Artikel 2:3 komt te luiden:

Artikel 2:3. Eisen aan de erkenning tachografen
  • 1. De erkenning tachografen vermeldt ten minste:

    • a. de naam- en adresgegevens van de erkenninghouder;

    • b. de werkplaatsadressen waarvoor de erkenning geldt;

    • c. het kenmerkteken werkplaatsen;

    • d. de geldigheidsduur.

  • 2. Met de erkenning tachografen ontvangt de aanvrager de toegangscode voor de melding van de werkzaamheden.

  • 3. De erkenninghouder is verplicht wijzigingen in de bedrijfsactiviteiten alsmede wijzigingen in de bedrijfsgegevens, voor zover deze van belang kunnen zijn voor de erkenning, onmiddellijk schriftelijk te melden aan de Dienst Wegverkeer.

  • 4. Per werkplaats wordt slechts één erkenning tachografen verleend.

  • 5. Het personeel van de erkenninghouder moet, voor zover dit nodig is in het kader van hun functie, op de hoogte zijn van de regels en voorschriften die gelden voor de erkenning tachografen.

  • 6. Ten behoeve van de erkenning communiceert de erkenninghouder met de Dienst Wegverkeer langs geautomatiseerde weg waarbij de digitale identiteit van de erkenninghouder verifieerbaar is. De erkenninghouder maakt daarbij alleen gebruik van de door de Dienst Wegverkeer toegestane authenticatiemiddelen en bijbehorende gebruikersvoorwaarden. De handelingen die ten behoeve van de erkenning worden verricht vallen te allen tijde onder verantwoordelijkheid van de erkenninghouder. Deze verantwoordelijkheid geldt ook indien systemen van de erkenninghouder of delen daarvan bij derden zijn ondergebracht.

C

In het opschrift van artikel 2:6 vervalt ‘erkenning’.

D

In artikel 2a:3, tweede lid, wordt ‘Voor 1 januari 2020 overlegt een’ vervangen door ‘De’ en wordt ‘eerste lid,’ vervangen door ‘eerste lid overlegt’.

E

Na artikel 3:1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:1a. Voorwaarden uitvoeren werkzaamheden
  • 1. Er worden geen werkzaamheden verricht dan nadat het kentekenregister is geraadpleegd ten aanzien van het voertuigidentificatienummer van het motorrijtuig waarin de tachograaf is geïnstalleerd.

  • 2. In geval de werkzaamheden betrekking hebben op een tachograaf in een niet in Nederland geregistreerd motorrijtuig wordt het voertuigidentificatienummer geraadpleegd via het voor dat motorrijtuig afgegeven kentekenbewijs.

  • 3. Er worden geen werkzaamheden verricht en de tachograaftechnicus wordt naar de Dienst Wegverkeer doorverwezen indien:

    • a. het raadplegen van het kentekenregister niet mogelijk is door een onjuiste combinatie van het kenteken en de laatste vier posities van het voertuigidentificatienummer of indien de laatste vier posities van het voertuigidentificatienummer niet bekend zijn;

    • b. het voertuigidentificatienummer van het voertuig niet in overeenstemming is met het kentekenregister.

F

In artikel 3:6, tweede lid, wordt ‘identificatienummer’ vervangen door ‘voertuigidentificatienummer’.

G

Artikel 5:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘erkenninghouder’ ingevoegd ‘en de tachograaftechnicus’.

2. Het vijfde lid, onder a, komt te luiden:

  • a. blijft de tachograaftechnicus die werkzaamheden aan de tachograaf verrichtte, aanwezig in de werkplaats vanaf het moment nadat de mededeling, bedoeld in het tweede lid is gedaan;

3. Aan het vijfde lid wordt een onderdeel toegevoegd, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, luidende:

  • d. worden aanwijzingen van de medewerker van de Dienst Wegverkeer opgevolgd.

H

In artikel 5:2, tweede lid, wordt ‘artikelen 2:1, tweede lid, 2:4, eerste, derde en vierde lid, 2a:2, 3:1, eerste en tweede lid, 3:2, 3:3, 3:4, 3:5, 3:6, 3:7, 4:1, 5:1 en 5:3, derde lid’ vervangen door ‘verplichtingen en voorschriften beschreven in hoofdstuk 2 tot en met 3 en hoofdstuk 5 van deze regeling’.

Artikel 127. Wijziging Regeling taken Dienst Wegverkeer

In artikel 2, onder hh, wordt ‘de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad’ vervangen door ‘de erkenning inschrijven zonder onderzoek’.

Artikel 128. Wijziging Regeling tenaamstelling en kentekenbewijzen

In artikel 8, tweede lid, van de Regeling tenaamstelling en kentekenbewijzen, vervalt onderdeel b, onder verlettering van de onderdelen c tot en met h tot b tot en met g.

Artikel 129. Wijziging Regeling transitokentekens

Artikel 4 van de Regeling transitokentekens wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, van het Kentekenreglement’ vervangen door ‘de erkenning inschrijven met onderzoek of de erkenning inschrijven zonder onderzoek’.

2. In het zesde lid wordt ‘de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, van het Kentekenreglement’ vervangen door ‘de erkenning inschrijven met onderzoek of de erkenning zonder onderzoek’.

Artikel 130. Wijziging Regeling voertuigen

A

In artikel 5.1.5, eerste lid, onder b, wordt ‘artikel 21 van het Kentekenreglement’ vervangen door ‘artikel 21, eerste lid, van het Kentekenreglement’.

B

In artikel 8.3.13 wordt ‘artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK’ vervangen door ‘artikel 55, vierde lid, van de Regeling erkenningen wegverkeer’.

C

In artikel 8.3.14, eerste lid, wordt ‘artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK’ vervangen door ‘artikel 55, vierde lid, van de Regeling erkenningen wegverkeer’.

D

In bijlage I, artikel 2, wordt ‘de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, van het Kentekenreglement’ vervangen door ‘de erkenning inschrijven met onderzoek of de erkenning inschrijven zonder onderzoek’.

E

In bijlage I, artikel 3, wordt ‘de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, met afzonderlijk onderzoek van het betrokken voertuig’ vervangen door ‘de erkenning inschrijven met onderzoek’.

F

In bijlage II, artikel 2, wordt ‘de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, van het Kentekenreglement’ vervangen door ‘de erkenning inschrijven met onderzoek of de erkenning inschrijven zonder onderzoek’.

Artikel 131. Intrekking andere ministeriële regelingen

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • a. Erkenningsregeling fabrikanten kentekenplaten;

  • b. Erkenningsregeling foliefabrikanten;

  • c. Erkenningsregeling lamineerders;

  • d. Regeling erkenning bedrijfsvoorraad;

  • e. Regeling erkenning exportdienstverlening;

  • f. Regeling erkenning tenaamstelling;

  • g. Regeling aanpassing voertuigen;

  • i. Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK;

  • j. Regeling handelaarskentekens en -kentekenbewijzen.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 132. Overgangsrecht

De datum waarop de verklaring omtrent het gedrag, bedoeld in artikel 186c, derde lid onderdeel a, van de wet, wordt overlegd, wordt door de Dienst Wegverkeer bepaald.

Artikel 133. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 10 mei 2023 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van het erkenningenstelsel, het verbeteren van de handhaafbaarheid en enkele andere wijzigingen van technische aard (Stb. 2023, 195) in werking treedt.

Artikel 134. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling erkenningen wegverkeer.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman

BIJLAGE 1. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 68, VIJFDE LID

Reparatieadviespunten bij APK
 

Adviespunt

Wijze van keuren

1.

De waarschuwingsinrichting van het airbagsysteem, gordelspansysteem of gordelkrachtbegrenzing-systeem van motorvoertuigen, in gebruik genomen voor 1 januari 2018, mag geen defect aangeven.

Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het airbagsysteem, gordelspansysteem of gordelkrachtbegrenzingsysteem niet goed functioneert, wordt dit vermeld op het keuringsrapport. Indien het een motorvoertuig met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg betreft, wordt in geval van twijfel een rijproef uitgevoerd.

2.

Onderdelen van motorvoertuigen en aanhangwagens, in gebruik genomen voor 1 januari 2018, niet zijnde onderdelen van het brandstofsysteem, het remsysteem, de stuurbekrachtiging of het veersysteem, mogen behalve water geen overmatige vloeistoflekkage vertonen.

Visuele controle, terwijl het voertuig, met uitzondering van een landbouw- of bosbouwtrekker, zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. In geval van overmatige vloeistoflekkage behalve water, wordt dit vermeld op het keuringsrapport.

3.

De waarschuwingsinrichting van het stabilisatiecontrolesysteem van motorvoertuigen, in gebruik genomen voor 1 januari 2018, mag geen defect aangeven.

Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het stabilisatiecontrolesysteem niet goed functioneert, wordt dit vermeld op het keuringsrapport. Indien het een motorvoertuig met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg betreft, wordt in geval van twijfel een rijproef uitgevoerd.

4.

De waarschuwingsinrichting van het controlesysteem voor de bandenspanning van motorvoertuigen, in gebruik genomen voor 1 januari 2018, mag geen defect aangeven.

Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het controlesysteem voor de bandenspanning niet goed functioneert, wordt dit vermeld op het keuringsrapport. Indien het een motorvoertuig met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg betreft, wordt in geval van twijfel een rijproef uitgevoerd.

5.

De waarschuwingsinrichting van de elektronische stuurbekrachtiging van motorvoertuigen, in gebruik genomen voor 1 januari 2018, mag geen defect aangeven.

Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat de elektronische stuurbekrachtiging niet goed functioneert, wordt dit vermeld op het keuringsrapport. Indien het een motorvoertuig met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg betreft, wordt in geval van twijfel een rijproef uitgevoerd.

6.

De waarschuwingsinrichting van het antiblokkeersysteem van motorvoertuigen, in gebruik genomen voor 1 januari 2018, mag geen defect aangeven.

Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het antiblokkeersysteem niet goed functioneert, wordt dit vermeld op het keuringsrapport. Indien het een motorvoertuig met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg betreft, wordt in geval van twijfel een rijproef uitgevoerd.

7.

De waarschuwingsinrichting van het elektronisch remsysteem van motorvoertuigen, in gebruik genomen voor 1 januari 2018, mag geen defect aangeven.

Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het elektronisch remsysteem niet goed functioneert, wordt dit vermeld op het keuringsrapport. Indien het een motorvoertuig met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg betreft, wordt in geval van twijfel een rijproef uitgevoerd.

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

De Dienst Wegverkeer (hierna: RDW) kan erkenningen verlenen aan ondernemingen waarmee die ondernemingen bevoegd worden om bepaalde specifieke handelingen, zoals APK-keuringen of het fabriceren van kentekenplaten, uit te voeren. Dat stelsel is gemoderniseerd met de Wet van 10 mei 2023 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van het erkenningenstelsel, het verbeteren van de handhaafbaarheid en enkele andere wijzigingen van technische aard (Stb. 2023, 195) (hierna: Wet MERK). Doordat erkenningen nu bij algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB) worden aangewezen in het Besluit erkenningen wegverkeer (hierna: Bew) in plaats van in de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: wet) is het stelsel flexibeler geworden voor het toevoegen van nieuwe erkenningen aan het bestaande stelsel.

Daarnaast is er in de wet een basiserkenning geïntroduceerd waarmee de handhaafbaarheid is verbeterd. Om gebruik te kunnen maken van een specifieke erkenning is het voor een onderneming verplicht om ook een basiserkenning te hebben (artikel 4aua van de wet). Als de basiserkenning wordt ingetrokken, vervallen daarmee ook de erkenningen voor de specifieke handelingen die de onderneming heeft (4auh, derde lid, van de wet). Voor een verdere toelichting op de wet wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.1

Het Bew wijst de verschillende erkenningen aan en schrijft voor wie deze erkenningen aan mag vragen. Ook worden er enkele zaken rondom sanctionering en de basiserkenning in geregeld. De erkenning tachografen valt deels buiten het stelsel omdat deze haar grondslag niet in de Wegenverkeerswet vindt, maar in de Arbeidstijdenwet. Wel is in het Bew een verwijzing naar de Arbeidstijdenwet opgenomen, zodat ook de erkenning Tachografen onder de basiserkenning valt. Het opnemen van de erkenning boordcomputer taxi (hierna: BCT) die gebaseerd is op de Wet personenvervoer 2000, is in het nieuwe stelsel niet langer noodzakelijk. De BCT zal naar verwachting in 2028 worden vervangen door de Centrale Database Taxivervoer (CDT). De CDT zal niet onder het erkenningenstelsel vallen. Er is nog maar een klein aantal erkende bedrijven voor de BCT.

De Regeling erkenningen wegverkeer (Rew) specificeert de eisen en voorwaarden aan de verschillende erkenningen. Dit zijn zowel de eisen en voorwaarden bij aanvraag om de erkenning te kunnen krijgen, als de eisen en voorwaarden waar bij voortduring aan moet worden voldaan. Van de eisen en voorwaarden waar bij voortduring aan moet worden voldaan kan de RDW ook bij aanvraag al vragen aan te tonen dat aan deze eisen wordt voldaan. De Rew schrijft ook de regels rondom het opvragen van een Verklaring omtrent Gedrag (hierna: VOG) voor. Ten slotte stelt de Rew nadere regels voor de bevoegdheden voor APK-keurmeester en LPG-technicus, die zijn ingesteld op basis van artikel 4aue van de wet en respectievelijk artikel 14, vijfde lid, en artikel 16, tweede lid, van het besluit.

De Rew vervangt een aantal ministeriële regelingen die vóór inwerkingtreding van de Wet MERK regels stelden voor de erkenningen voor specifieke handelingen en de bevoegdheden APK-keurmeester en LPG-technicus. Daarnaast zijn in de Rew regels toegevoegd voor erkenningen die in het nieuwe erkenningenstelsel onder het Bew zijn ingesteld. Hieronder worden de regels die de Rew stelt voor de erkenningen voor specifieke handelingen per erkenning behandeld. Ook wordt per erkenning naar de gevolgen voor de regeldruk gekeken.

1.1 Erkenning bedrijfsvoorraad

Met een erkenning Bedrijfsvoorraad kunnen erkende bedrijven Nederlands gekentekende voertuigen in hun bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad opnemen. Voor een voertuig dat in de bedrijfsvoorraad staat, hoeft geen motorrijtuigenbelasting te worden betaald. Ook hoeft een voertuig in de bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad geen geldige APK te hebben. Voor de verzekering van de voorraad moet een verzekering, zoals bijvoorbeeld een garagepolis, worden afgesloten of kunnen de voertuigen individueel verzekerd worden. Onder voertuigen in de importeurvoorraad worden de nieuwe en ongebruikte – niet eerder tenaamgestelde, waar ook ter wereld – voertuigen verstaan. Zie voor verdere toelichting de nota van toelichting bij het Besluit erkenningen wegverkeer.

De belangrijkste voorwaarde voor de opname in de bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad van een voertuig is dat het bedrijf eigenaar is van het voertuig of, indien dat niet het geval is, het voertuig gefinancierd is, of er sprake is van wagenparkbeheer. Daarnaast moet het voertuig bestemd zijn voor verkoop, verhuur, lease of demontage (het laatste geldt alleen voor bromfietsen). Het voertuig mag zich niet op de weg (als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994) bevinden tenzij deze onder de daarvoor geldende voorwaarden voorzien is van groene handelaarskentekenplaten.

De erkenning Bedrijfsvoorraad is van oorsprong ingericht voor bedrijven die voertuigen in- en verkopen. Ook verzekeraars kunnen voertuigen in de bedrijfsvoorraad opnemen. Dit betreft gestolen voertuigen waarvoor de verzekeringsmaatschappij een vergoeding heeft uitgekeerd. Binnen het nieuwe erkenningenstelsel is het mogelijk gemaakt dat ook verhuurmaatschappijen en leasemaatschappijen voertuigen in de bedrijfsvoorraad mogen plaatsen ten behoeve van verhuur, lease of in het kader van wagenparkbeheer. Daarnaast mogen in het nieuwe stelsel ook gemeentes en waterschappen inbeslaggenomen voertuigen in de bedrijfsvoorraad opnemen.

Onder de erkenning Bedrijfsvoorraad zoals die gold in het oude erkenningenstelsel vielen daarnaast vier bevoegdheden:

  • 1. Versnelde inschrijving met en zonder afzonderlijk onderzoek;

  • 2. Tenaamstellen voertuig;

  • 3. Export;

  • 4. Demontage.

Deze bevoegdheden zijn in het nieuwe erkenningenstelsel omgezet in losse erkenningen. Zie daarvoor onderdelen 1.2, 1.4, 1.7 en 1.8 van het algemene deel van deze toelichtingen.

Verder gelden in het nieuwe stelsel enkele nieuwe bepalingen:

  • voertuigen met taxiplaten mogen in de bedrijfsvoorraad opgenomen worden. Het erkende bedrijf moet de platen omgewisseld hebben voor gele platen wanneer het voertuig op een ander tenaamgesteld wordt vanuit de bedrijfsvoorraad;

  • bij schadevoertuigen als bedoeld in artikel 1 van de Regeling voertuigen met een rijverbod in de zin van artikel 38, eerste lid, van het Kentekenreglement, zijn niet altijd nog alle kentekenplaten aanwezig. Voor deze voertuigen wordt dan ook niet meer geëist dat de kentekenplaten aanwezig moet zijn bij opname in de bedrijfsvoorraad.

  • bromfietsen die bestemd zijn voor demontage mogen voor maximaal vier weken aaneengesloten vanaf het moment van aanmelding in de bedrijfsvoorraad zijn opgenomen;

  • wanneer de erkenning Bedrijfsvoorraad voor onbepaalde tijd wordt ingetrokken, houden de voertuigen op te behoren tot de bedrijfsvoorraad. Voertuigen worden op een door de RDW te bepalen termijn ambtshalve overgeschreven op naam van de rechtspersoon, of natuurlijke persoon ingeval van een eenmanszaak. Wanneer dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld in het geval van overlijden of faillissement, wordt de tenaamstelling ambtshalve beëindigd;

  • momenteel ligt de verantwoordelijkheid voor een nog niet tenaamgesteld voertuig dat in de importeursvoorraad staat, en de verplichting om dat voertuig op naam van de nieuwe eigenaar/houder te zetten, altijd bij het erkende bedrijf dat het voertuig heeft ingeschreven. In het nieuwe stelsel wordt deze verantwoordelijkheid bij verkoop aan een (ander) erkend bedrijf bedrijfsvoorraad overgedragen naar de nieuwe eigenaar van het voertuig. Het voertuig komt dan in de importeursvoorraad van het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad dat het voertuig heeft gekocht. Op deze manier houdt de RDW in het kader van effectief toezicht zicht op de meest actuele locatie en eigenaar van het voertuig.

  • Het is voor het erkende bedrijf Bedrijfsvoorraad niet meer mogelijk een digitale machtiging ten behoeve van het tenaamstellen bij een erkend bedrijf tenaamstellen aan te maken. Dit omdat bedrijven competent moeten zijn voor het controleren van identificatiebewijzen. Ook moeten ze hier verantwoordelijk voor worden gehouden. Hiervoor zijn de erkenningen tenaamstellen voor in het leven geroepen.

1.1.1 Regeldruk

Ervaren regeldruk

De mogelijkheid om een digitale machtiging aan te maken is verplaatst naar de erkenning tenaamstellen voertuigen(lastenneutraal). Ook kan het erkende bedrijf de verantwoordelijkheid nemen voor ingeschreven (en dus gekentekende), maar niet tenaamgestelde voertuigen die het erkende bedrijf onder zich heeft. Deze verantwoordelijkheid ligt nu bij de importeur (lastenneutraal).

Voertuigen met taxiplaten mogen in de bedrijfsvoorraad opgenomen worden, mits de platen bij tenaamstelling vanuit de bedrijfsvoorraad worden omgewisseld voor gele platen. Momenteel moet dat onmiddellijk (lastenneutraal).

Ook hoeven voertuigen met een verbod rijden op de weg geen kentekenplaten te hebben in de Bedrijfsvoorraad (lastenverlichting).

Na beëindiging van de erkenning bedrijfsvoorraad voor onbepaalde tijd mogen de bedrijfsvoorraadvoertuigen nog maximaal 3 maanden in de beëindigde voorraad blijven staan. Daarna volgt een tenaamstelling of beëindiging aansprakelijkheid. Dit gebeurt automatisch door de RDW (lastenneutraal).

De termijn voor correcties van de bedrijfsvoorraad verandert van 14 dagen naar 7 dagen (lastenneutraal).

Regeldrukkosten

Voertuigen mogen worden opgenomen in de bedrijfsvoorraad als er sprake is van eigendom, financiering of wagenparkbeheer (lastenverlichting). De eis omtrent eigendom geldt niet als er sprake is van financiering met een eigendomsvoorbehoud door de financierder en als er sprake is van wagenparkbeheer (lastenverlichting). Naast voertuigen die bestemd zijn voor verkoop mag het erkende bedrijf ook voertuigen met als bestemming lease en verhuur in de bedrijfsvoorraad opnemen (lastenverlichting).

Het betreft hier circa 1.439.000 voertuigen (verwachte stand per begin 2026) die niet meer geschorst hoeven te worden (lastenverlichting), waarbij verondersteld wordt dat deze met lease-/verhuurcontracten voor gemiddeld 4 jaar per voertuig worden afgesloten en 25% van de genoemde voertuigen dus per jaar tijdelijk in de bedrijfsvoorraad moet worden genomen. Het erkende bedrijf bespaart een periode motorrijtuigenbelasting (aanname gemiddeld 25 euro) en verzekering (aanname 25 euro per maand). Daarbij wordt aangenomen dat een voertuig gemiddeld 1 maand in de bedrijfsvoorraad wordt opgenomen voordat het een nieuwe bestemming krijgt.

De erkenning Bedrijfsvoorraad kan ook worden aangevraagd en afgegeven aan een gemeente of een waterschap t.b.v. inbeslaggenomen voertuigen (lastenverlichting). Door de opname in de bedrijfsvoorraad hoeft de koper van het voertuig geen legitimatieopname bij de RDW uit te laten voeren, het voertuig te tonen en een aanvraag met 2 formulieren in te dienen. Ook voorkomt het dat de kosten voor de eigenaar verder oplopen omdat de voertuigverplichtingen door blijven lopen. De totale besparing inclusief reistijd wordt geschat op 3 uur per aanvraag. Doordat de gemeente of het waterschap dit alles kan inregelen, komen deze handelingen te vervallen. Het aantal voertuigen waarop dit van toepassing is betreft gemiddeld 1.000 stuks per jaar.

Het erkende bedrijf mag schadevoertuigen zonder kentekenplaten in de bedrijfsvoorraad opnemen. Dit kan alleen als het voertuig volgens de wet een verbod voor het rijden over de weg heeft (lastenverlichting). Het totaal aantal rijverboden per jaar bedraagt 13.440. 10% van deze voertuigen zullen opgenomen worden in de bedrijfsvoorraad en hebben geen kentekenplaat. Het voordeel ontstaat pas op het moment dat deze voertuigen worden geëxporteerd. Dan hoeven erkende bedrijven namelijk geen nieuwe kentekenplaten aan te vragen, waar dat normaal wel zou moeten. Daarom zijn deze kosten meegenomen bij in paragraaf 1.8.

Regeldrukkosten 2026

Uur/jaar

#Aantal

Tarief €

Kosten €

Structurele regeldrukkosten

       

Niet meer voldoen verzekering

 

359.750 voertuigen

25,–

-8.993.750

Vervallen bijzonder proces gemeenten/waterschappen

3

1.000 aanvragen door gemeenten/ waterschappen

33,–

-99.000

Totale regeldrukkosten 2026

     

-9.092.750

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is een afname van € 9.092.750.

Financiële lasten

Financiële lasten 2026

Uur/jaar

#Aantal

Tarief €

Kosten €

Niet meer voldoen motorrijtuigenbelasting

 

359.750 voertuigen

25,–

-8.993.750

Totale financiële lasten 2026

     

-8.993.750

1.2 Erkenning tenaamstellen voertuigen voor derden

Met een erkenning tenaamstellen voertuigen voor derden (art. 3 Bew) kunnen erkende bedrijven namens een klant een aanvraag voor een tenaamstelling, een schorsing of het opheffen van eenschorsing indienen bij de RDW. In tegenstelling tot de erkenning Tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad, maakt het daarbij niet uit op wiens naam het voertuig staat. Van het erkende bedrijf wordt geëist dat het een landelijk dekkend netwerk heeft van loketten zodat er voor de burger altijd de mogelijk bestaat om laagdrempelig een voertuig op naam te zetten, te schorsen of de schorsing op te heffen.

De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd in de eisen en voorwaarden:

  • De eisen met betrekking tot de landelijke dekking zijn in het nieuwe stelsel iets versoepeld om tegemoet te komen aan de marktomstandigheden. Verder zijn de eisen die aan de erkende bedrijven en de loketten worden gesteld grotendeels gelijk gebleven. De eisen en voorwaarden voor de erkenning tenaamstellen voertuigen voor derden werden voorheen geregeld in de Regeling erkenning tenaamstelling.

  • Vanwege privacy-regelgeving2 is het binnen het nieuwe stelsel voor erkende bedrijven geen optie meer om het burgerservicenummer (bsn) te verwerken. Zonder het bsn kan een burger die zich identificeert met een paspoort of een identiteitsbewijs niet meer met zekerheid aan de juiste persoon gekoppeld worden. Daarom moeten burgers die een aanvraag voor een tenaamstelling, schorsing of het opheffen van een schorsing indienen, zich legitimeren bij het erkende bedrijf met een geldig door Nederland uitgegeven rijbewijs. Als dit niet mogelijk is dienen zij de aanvraag rechtstreeks bij de RDW te doen. Dat kan zowel fysiek op een RDW-locatie als digitaal met DigiD of eHerkenning. Dit gold al voor buitenlandse identiteitsbewijzen, inclusief rijbewijzen. Deze wijziging staat los van het traject MERK Het wordt wel in deze regeling meegenomen.

1.2.1 Regeldruk

Ervaren regeldruk

De eis dat bedrijven die deze erkenning willen een landelijke dekkingsgraad van 100% moeten hebben is naar beneden bijgesteld naar 90%, wat beter aansluit bij de huidige praktijk (lastenneutraal).

De eis omtrent een kwaliteitshandboek is omgezet naar een eis m.b.t een kwaliteitssysteem die invulling geeft aan bepaalde eisen (lastenneutraal).

Aan het loket van het erkende bedrijf kan geen machtiging meer gebruikt worden ten behoeve van de aanvraag van een tenaamstelling, schorsing of ontschorsing door een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad. De Opdracht tot tenaamstelling kan straks juist wel gebruikt worden (lastenneutraal). Tot slot is de opzegtermijn voor de erkenning van 2 jaar komen te vervallen (lastenneutraal).

Regeldrukkosten

Tenaamstellingen en (ont-)schorsingen mogen door een erkende bedrijf alleen op basis van een Nederlands rijbewijs uitgevoerd worden. Een identiteitskaart of paspoort is daarbij niet meer mogelijk omdat erkende bedrijven het bsn niet mogen gebruiken. Dit geeft geen verschil in afhandeltijd per tenaamstelling.

Voor een klein deel van de burgers dat geen rijbewijs heeft, maar wel een tenaamstelling wil aanvragen, betekent dit dat zij naar één van de 18 RDW-locaties moeten omdat de RDW wel het bsn van burgers mag verwerken. Als alternatief kunnen burgers ook gebruik maken van de website van de RDW samen met een DigiD-account. In totaal gaat het hier om 0,29% van de +/- 3,3 miljoen jaarlijkse tenaamstellingen = 9.046 personen. Onzeker is welk deel van de 0,29% kiest voor een fysieke RDW-locatie en welk deel de online dienst gaat gebruiken, aangezien deze laatste optie er afgelopen jaren ook al was, maar desalniettemin prefereert een deel van de burgers een fysiek loket.

Vanwege de lagere dekkingsgraad van de RDW locaties betekent dit dat de betreffende 9.046 burgers extra reistijd gaan krijgen (ervanuitgaande dat alle betrokken burgers voor een fysiek loket blijft kiezen, scenario 1). Uitgangspunt is een gemiddelde enkele reistijd van 30 minuten en een enkele reisafstand van 40 kilometer per tenaamstelling of (ont-)schorsing. De gemiddelde kosten voor een burger voor 1 uur is bepaald op € 17,– (bron: Handboek Regeldrukmeting). De voertuig- en brandstofkosten per gereden kilometer worden geschat op € 0,25 per kilometer. Per tenaamstelling komen de reiskosten daarmee uit op 2x40km x € 0,25ct = € 20,– per tenaamstelling. Een alternatief scenario (1) is dat circa de helft van de burgers naar een fysieke RDW-locatie gaat en de andere helft voor de online optie kiest. Beide scenario’s zijn hierna doorgerekend.

Regeldrukkosten 2026

Uur/jaar

#Aantal

Tarief €

Kosten €

Structurele regeldrukkosten

       

Extra reiskosten burgers

0,5

9.046 (1) of 4.523 (2) tenaamstellingen

17,–

+76.891 (1)

+38.445 (2)

Extra voertuig- en brandstofkosten burgers

 

9.046 (1) of 4.523 (2 tenaamstellingen

20,–

+180.920 (1)

+90.460 (2)

Totale regeldrukkosten 2026

     

+257.811 (1)

+128.905 (2)

Scenario’s: (1) 100% van de burgers zonder rijbewijs gaat naar een fysieke RDW locatie, (2) 50% van de burgers zonder rijbewijs maakt gebruik van de tenaamstellingsmogelijkheid op RDW.nl

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is een toename van € 272.194. Deze toename komt voort uit het uitvoeren van een wettelijke bepaling.

Financiële lasten

De betrokken erkende bedrijven lopen een klein deel van hun winst mis doordat klanten direct bij de RDW (fysiek of online) hun tenaamstellingen moeten gaan regelen (0,29% minder tenaamstellingen). Zij rekenen het maximaal toegestane tarief voor een tenaamstelling van € 13,10, waarvan zij € 5,13 aan de RDW moeten afdragen. De aanname is dat zij 20% winst maken op de resterende omzet van € 7,97 = € 1,59 winst per tenaamstelling.

Financiële lasten 2026

Uur/jaar

#Aantal

Tarief €

Kosten €

Winstverlies door 0,29% minder tenaamstellingen

 

9.046 tenaamstellingen

1,59

+14.383

Totale financiële lasten 2026

     

+14.383

1.3 Erkenning tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad

Met een erkenning tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad kunnen erkende bedrijven namens een klant een aanvraag voor een tenaamstelling indienen bij de RDW voor voertuigen die in hun eigen bedrijfsvoorraad of een importeursvoorraad staan. Ten behoeve van de tenaamstelling stelt het erkende bedrijf de identiteit vast van de persoon op wiens naam het voertuig tenaamgesteld moet worden. Vervolgens maakt het erkende bedrijf een verklaring of machtigingsformulier op waarin de aspirant-tenaamgestelde het erkende bedrijf machtigt om de aanvraag tot de tenaamstelling in te dienen bij de RDW.

In het nieuwe erkenningenstelsel vervangt deze erkenning de bevoegdheid met betrekking tot het tenaamstellen van voertuigen die onder de erkenning Bedrijfsvoorraad was ondergebracht.

De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd in de eisen en voorwaarden:

  • Het erkende bedrijf hoeft niet meer zelf eigenaar te zijn van nieuwe en ongebruikte voertuigen die in een importeursvoorraad staan die tenaamgesteld worden, hiermee wordt tenaamstellen van voertuigen die verkocht worden vanuit een agentuurovereenkomst mogelijk.

  • Wanneer de verklaring (voor natuurlijke personen) of machtiging (voor bedrijven) digitaal (via DigiD of eHerkenning) wordt ondertekend door de aspirant tenaamgestelde, hoeft deze niet meer bewaard te worden door het erkende bedrijf;

    Het is niet meer verplicht om de tenaamstelling uit te voeren op de bedrijfslocatie van het erkende bedrijf en dit kan dus straks ook bijvoorbeeld aan huis;

  • Het punt over het gebruik van identificatiemiddelen bij de erkenning tenaamstellen voertuigen voor derden (paragraaf 1.2 van de Nota van Toelichting) geldt in dezelfde mate voor de erkenning tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad.

1.3.1 Regeldruk

Ervaren regeldruk

De machtiging en de verklaring mogen digitaal (via DigiD of eHerkenning?) ondertekend worden en hoeven in die situatie niet meer bewaard te worden (lastenverlichting). Als de machtiging of de verklaring niet digitaal wordt ondertekend, moet deze fysiek bewaard worden. De bewaartermijn wijzigt van tussen de 2 en 3 jaar naar tussen de 1 en 2 jaar (lastenneutraal).

Tenaamstellen op de bedrijfslocatie is niet meer verplicht en kan dus straks ook bijvoorbeeld aan huis plaatsvinden (lastenverlichting). De reiskosten verschuiven dan van de klant (die voorheen altijd naar het erkende bedrijf moest) naar het erkende bedrijf. Vanwege het optionele karakter en de verschuiving van reiskosten wordt deze wijziging als lastenneutraal beschouwd.

Regeldrukkosten

De impact van de veranderde mogelijkheden rondom identificatiemiddelen voor deze erkenning is meegenomen als onderdeel van de erkenning Tenaamstellen voertuigen voor derden (paragraaf 1.2).

De totale verdere wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is nihil.

1.4 Erkenning inschrijven zonder onderzoek

Met een erkenning inschrijven zonder onderzoek (art. 5 Bew), eerder bekend als de bevoegdheid Versnelde Inschrijving (VI) zonder onderzoek, kunnen erkende bedrijven een aanvraag indienen bij de RDW voor de inschrijving in het kentekenregister van nieuwe ongebruikte, nooit ingeschreven voertuigen waar ook ter wereld, zonder dat er een fysiek onderzoek hoeft plaats te vinden van het voertuig en de af te dragen belastingen door de RDW. De erkende bedrijven betreffen vaak importeurs die in grote getallen nieuwe voertuigen importeren vanuit de fabrikant. Omdat het hier gaat om nieuwe en ongebruikte voertuigen, is de fysieke controle op onder meer de identiteit van het voertuig niet nodig.

De nieuwe voertuigen worden met behulp van deze erkenning voorzien van een kenteken. De voertuigen worden vervolgens geplaatst in de importeursvoorraad van het erkende bedrijf inschrijven zonder onderzoek. De inschrijving vindt plaats met behulp van geautomatiseerde systemen waarin het erkende bedrijf de gegevens met betrekking tot het voertuig opgeeft. In het nieuwe erkenningenstelsel vervangt deze erkenning de bevoegdheid met betrekking tot het aanvragen van een versnelde inschrijving van voertuigen die onder de erkenning Bedrijfsvoorraad was ondergebracht. De eisen en voorwaarden waren geregeld in de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad. Naast dat de erkenningsregeling is aangepast op het nieuw geïntroduceerde digitale Certificaat van Overeenstemming, zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd in de eisen en voorwaarden:

  • bij de aanvraag van de erkenning wordt het kwaliteitshandboek niet meer vereist van het erkende bedrijf;

  • het erkende bedrijf hoeft niet meer zelf eigenaar te zijn van het voertuig waarvoor de aanvraag ingediend wordt;

  • bij overdracht van het voertuig aan een ander erkend bedrijf kan de verplichting tot tenaamstelling en de verantwoordelijkheid voor het voertuig ook mee overgedragen worden aan een ander erkend bedrijf. Dit is zichtbaar voor de RDW en inzichtelijk voor het desbetreffende erkende bedrijf.

1.4.1 Regeldruk

Ervaren regeldruk

De huidige bevoegdheid Versnelde Inschrijving (VI) onder de erkenning ‘Bedrijfsvoorraad’ wordt omgezet naar een losse erkenning. Hiermee hoeft een voertuig niet meer aan de eigendomseisen van de erkenning bedrijfsvoorraad te voldoen (lastenneutraal). Daarnaast kan bij overdracht van een voertuig aan een ander erkend bedrijf de verplichting tot tenaamstelling ook mee overgedragen worden aan een ander erkend bedrijf (lastenneutraal). Dit is zichtbaar voor de RDW en inzichtelijk voor het desbetreffende erkende bedrijf. Door het zichtbaar maken van de overdracht, zal toezicht uitgeoefend worden, daar waar de verplichting rust. Bovenstaande kan leiden tot een vermindering van het aantal sancties en een verlaging van de ervaren regeldruk.

Regeldrukkosten

Voor nieuwe erkende bedrijven is het niet meer nodig om een kwaliteitshandboek aan te leveren. Dit scheelt gemiddeld 5 uur per aanvraag. Voor 2026 worden 40 nieuwe aanvragen verwacht.

Erkende bedrijven hoeven jaarlijks geen verklaring te geven of het handboek gewijzigd is of niet. Dit is een verwachte jaarlijkse besparing van 0,5 uur per erkende bedrijf.

Regeldrukkosten 2026

Uur/jaar

#Erkende bedrijven

Tarief €

Kosten €

Structurele regeldrukkosten

       

Geen kwaliteitshandboek meer nodig

5

40

33,–

-6.600

Geen verklaring wijziging handboek meer nodig

0,5

972

33,–

-16.038

Totale regeldrukkosten 2026

     

-22.638

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is een afname van € 22.638.

1.5 Erkenning inschrijven met onderzoek

Met een erkenning inschrijven met onderzoek (art. 6 Bew) kunnen erkende bedrijven digitaal een aanvraag indienen voor het inschrijven van een voertuig dat eerder in het buitenland is gekentekend. Hiertoe levert het erkende bedrijf gegevens van het voertuig en foto’s van het buitenlandse kentekenbewijs en van het voertuig aan. De behandeling van de aanvraag door de RDW (het onderzoek) vindt zoveel mogelijk digitaal plaats en in de meeste gevallen hoeft het voertuig op basis van het nieuwe stelsel niet langer voor een fysiek onderzoek naar de RDW.

De erkende bedrijven zijn voertuigbedrijven die voertuigen importeren uit het buitenland, hetzij voor eigen verkoop, hetzij in opdracht van een klant. De erkenning inschrijven met onderzoek is een nieuwe erkenning in het erkenningenstelsel en vervangt een tijdelijke procedure die was ingesteld aan het begin van de COVID-periode. Deze tijdelijke procedure was gericht op het minimaliseren van fysiek contact waarbij de dienstverlening wel doorgang kon blijven vinden. Voor de COVID-periode moesten alle voertuigen fysiek worden onderzocht bij de RDW. Deze procedure is dusdanig goed bevallen vanwege de afname van onnodige regeldruk, met behoud van de noodzakelijke kwaliteit, dat deze officieel is vastgesteld in een erkenning.

In het nieuwe erkenningenstelsel vervangt deze erkenning de bevoegdheid met betrekking tot het aanvragen van een inschrijving van een voertuig met onderzoek die onder de erkenning Bedrijfsvoorraad was ondergebracht.

Om de kwaliteit van de aanvraag te borgen, moet het erkend bedrijf ten tijde van de aanvraag in het bezit zijn van het voertuig en het bijbehorende originele volledige buitenlandse kentekenbewijs. Zoals vereist door Richtlijn 1999/37/EG, moet het originele buitenlandse kentekenbewijs worden bewaard door de RDW. Om die reden moet het erkende bedrijf deze fysieke documenten, na bevestiging van inschrijving, toesturen aan de RDW.

1.5.1 Regeldruk

Regeldrukkosten

Reiskostenbesparing door digitale inschrijving versus fysieke keuring

Vanwege de tijdelijkheid van de procedure kon iedereen met de erkenning Bedrijfsvoorraad aanvragen digitaal aanbieden en digitaal laten beoordelen in plaats van een fysiek bezoek aan de keuringslocatie. Door deze constructie was het niet mogelijk om een tarief in rekening te brengen.

Voorheen diende men eerst online een afspraak voor een keuring in te plannen bij een keuringslocatie. Daarna diende men met het voertuig fysiek naar de keuringslocatie te komen voor het uitvoeren van de keuring. Dit gehele proces is nu vervangen door het indienen van een digitale aanvraag. Omdat daarbij meer informatie moet worden aangeleverd dan bij het maken van een afspraak is er in het aanvraagproces een kleine lastenverzwaring van ongeveer 15 minuten per aanvraag.

Daartegenover staat de besparing van de reistijd en brandstof om vanaf het bedrijf naar de RDW keuringslocatie en terug te reizen met een gemiddelde enkele reistijd van 30 minuten en een reisafstand van 40 kilometer. Hierbij is ook de verplichting om 15 minuten voor de afspraak, die 20 minuten in beslag neemt, aanwezig te zijn. Over de gehele linie levert deze werkwijze voor het bedrijf een tijdsbesparing van 80 minuten op (-15 minuten langere aanvraag + 2*30 minuten reistijd + 15 minuten vooraf aanwezig + 20 minuten keuring) per voertuig. In 2024 zijn er ongeveer 285.000 voertuigen ingeschreven. Op basis van de 8.000 verwachte erkende bedrijven zijn dit 36 voertuigen per erkende bedrijf. Per erkende bedrijf is dit een besparing van 36 x 80/60 uur x tarief € 33 = € 1.584,– op jaarbasis, exclusief de kosten voor brandstof en eventuele files. Op voertuig- en brandstofkosten wordt per erkende bedrijf gemiddeld 2x40km x 36 voertuigen x 0,25ct per km = € 720,– per jaar bespaard.

Deze manier van werken heeft daarnaast de doorlooptijd aanmerkelijk verkort, waardoor erkende bedrijven een hogere omloopsnelheid kunnen realiseren.

De totale jaarlijkse tijdsbesparing van deze nieuwe erkenning ten opzichte van de oude situatie (vóór de gedoogde tijdelijke procedure) is € 1.584,– x 8.000 erkende bedrijven = € 12.672.000,–. Op voertuig- en brandstofkosten besparen de erkende bedrijven jaarlijks € 720,– x 8.000 erkende bedrijven = € 5.760.000,–.

Een groot deel van de veranderde lastendruk als gevolg van deze erkenning is reeds geeffectueerd door tijdelijke invoering van het proces tijdens COVID-periode en door het jaarlijks verlengen van de tijdelijke situatie, vooruitlopend op de invoering van deze nieuwe regelgeving. De lastenverlichting is daarmee wel direct het gevolg van deze regelgeving en is daarom toch zichtbaar gemaakt in deze calculatie.

Insturen buitenlands kentekenbewijs

Als gevolg van Europese regelgeving3 dient het originele buitenlandse kentekenbewijs opgestuurd te worden naar de RDW (lastenverzwaring). De verwachte tijdsinspanning is 10 minuten per inschrijving. Gemiddeld schrijft een erkend bedrijf 36 voertuigen per  jaar in (6 uur in totaal). Let op: deze regelgeving zal ook geïmplementeerd moeten worden indien de Regeling erkenningen wegverkeer niet ingevoerd zou worden. Er is geen keuze in het implementeren van deze verplichting.

Regeldrukkosten 2026

Uur/jaar

#Erkende bedrijven

Tarief €

Kosten €

Structurele regeldrukkosten

       

Reistijdkosten besparing

48

8.000

33,–

-12.672.000

Voertuig+brandstofkosten besparing

 

8.000

720,–

-5.760.000

Insturen kentekenbewijs

6

8.000

33,–

+1.584.000

Totale regeldrukkosten 2026

     

-16.848.000

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is een afname van € 16.848.000. Wanneer alleen gekeken wordt naar wijzigingen die nog niet zijn geëffectueerd en die niet voortkomen uit Europese verplichtingen is de wijziging nihil.

1.6 Erkenning handelaarskenteken

Met een erkenning handelaarskenteken (art. 7 Bew) kunnen bedrijven één of meerdere handelaarskentekens aanvragen. Deze kentekens staan bekend als de groene platen. Deze handelaarskentekens kunnen in het kader van de bedrijfsactiviteiten van het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad, inschrijven met onderzoek of inschrijven zonder onderzoek vervolgens gebruikt worden voor bijvoorbeeld proefritten of het testen van gerepareerde voertuigen.

Om de mogelijkheden tot misbruik te voorkomen, is besloten om het handhavingsstelsel van het handelaarskenteken uit te breiden door het onder een nieuwe erkenning te brengen. Zo kan er bij overtreding van de aan de erkenning gestelde eisen en voorwaarden een last onder bestuursdwang, een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete worden opgelegd en kan de erkenning – en daarmee de handelaarskentekens – worden ingetrokken.

De eisen die gesteld worden aan de erkenning komen overeen met de eisen die voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling in de Wegenverkeerswet, het Kentekenreglement en de Regeling handelaarskentekens en -kentekenbewijzen waren neergelegd. In deze regeling is expliciet opgenomen dat een handelaarskenteken voor motorvoertuigen verzekerd moet zijn.

1.6.1 Regeldruk

Ervaren regeldruk

Eerder moest het erkende bedrijf een aanvraag voor een handelaarskenteken indienen en nu wordt er een aanvraag voor een erkenning ingediend (lastenneutraal). Op grond van art. 13 lid 6 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen dient een handelaarskenteken altijd al verzekerd te zijn. Dit wordt nu expliciet opgenomen in de Rew en zorgt ervoor dat bij het niet voldoen aan de verplichting de erkenning ingetrokken kan worden (lastenneutraal).

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is nihil.

1.7 Erkenning demontage

Met een erkenning demontage (art. 8 Bew) kunnen voertuigdemontagebedrijven bij de RDW digitaal melden dat een voertuig gedemonteerd gaat worden. De RDW laat vervolgens de tenaamstelling vervallen van het voertuig waarna het demontagebedrijf het vrijwaringsbewijs moet verstrekken aan de laatste tenaamgestelde. Belangrijke voorwaarde om erkend bedrijf te mogen worden is dat het bedrijf in het bezit moet zijn van een omgevingsvergunning of een melding moet doen als bedoeld in artikel 4.574, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving.

In het nieuwe erkenningenstelsel vervangt deze erkenning de bevoegdheid binnen de erkenning Bedrijfsvoorraad met betrekking tot het melden dat tot de bedrijfsvoorraad behorende voertuigen voorgoed buiten gebruik worden gesteld.

De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd in de eisen en voorwaarden:

  • In huidige situatie kan een erkend bedrijf alleen een demontagemelding doen als het voertuig al in de eigen bedrijfsvoorraad staat óf door deze gelijktijdig in de voorraad op te nemen. Dat hoeft niet meer. Het voertuig wordt niet meer tenaamgesteld in de bedrijfsvoorraad van de tenaamgestelde, maar enkel de tenaamstelling van de laatste geregistreerde wordt beëindigd. Wel blijft het erkende bedrijf die de demontage meldt aansprakelijk voor het voertuig. Dit wordt geregistreerd bij de RDW. Het erkende bedrijf is ook aansprakelijk voor de demontage van het voertuig volgens de daarvoor geldende regels.

  • Belangrijk binnen de erkenning is dat de bij het voertuig horende kentekenplaten vernietigd moeten worden. Eerder moesten de platen ook bewaard worden.

  • Het vernietigen van kentekenplaten hoeft niet meer onmiddellijk na de melding zodat bij demontagevoertuigen die op transport zijn, de platen gedurende het transport op het voertuig kunnen blijven en niet kwijt kunnen raken. Het erkende bedrijf krijgt vijf werkdagen om de kentekenplaten te vernietigen, maar moet dat in ieder geval doen bij aankomst bij het erkend bedrijf.

  • Bij de aanvraag van een demontagecode hoeft er geen kopie legitimatie meer gemaakt te worden maar moet de identiteit van de persoon die het voertuig aanbiedt vastgelegd worden in het systeem (naam + soort legitimatienummer + documentnummer van het legitimatiemiddel).

  • De verplichte opgave van een tellerstand bij melding voor demontage vervalt. Beleidsmatig wordt al sinds 1 januari 2020 niet meer gehandhaafd op het opnemen van de tellerstand bij demontage, zoals opgenomen in de RDW Informatiemap voor de voertuigbranche.

1.7.1 Regeldruk

Ervaren regeldruk

Het beëindigen van de tenaamstelling is volledig geautomatiseerd door de RDW (lastenneutraal). Voor wat betreft het vernietigen van de kentekenplaten wijzigen de handelingen niet maar is alleen de verplichting komt te vervallen (lastenneutraal). Het veranderen van de termijn voor het vernietigen van de platen heeft ook geen aanmerkelijke impact op de regeldrukkosten (lastenneutraal). Voor de aanvraag van de demontagecode moeten nog steeds gegevens genoteerd worden (netto-effect is lastenneutraal).

Regeldrukkosten

Het vervallen van het doorgeven van de tellerstand bij demontage scheelt tijd (in totaal zo’n 200.000 demontagemeldingen x 5 minuten = 16.666 uur). Echter is deze besparing al geëffectueerd en daarom niet meegenomen.

De totale wijziging in regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is nihil.

1.8 Erkenning export

Met een erkenning export (art. 9 Bew) kunnen erkende bedrijven bij de RDW digitaal melden dat een voertuig voorgoed buiten Nederland gebracht gaat worden. De RDW laat vervolgens de tenaamstelling vervallen van het voertuig waarna het erkende bedrijf het kentekenbewijs deel II moet verstrekken aan de persoon die het voertuig naar het buitenland brengt -na controle van het legitimatiebewijs- en het vrijwaringsbewijs moet verstrekken aan de laatste tenaamgestelde.

In het nieuwe erkenningenstelsel vervangt deze erkenning de bevoegdheid binnen de erkenning Bedrijfsvoorraad met betrekking tot het melden dat tot de bedrijfsvoorraad behorende voertuigen voorgoed buiten Nederland worden gebracht (Online Registratie Export Handelaren, OREH) en de erkenningsregeling exportdienstverlening (ED).

De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd in de eisen en voorwaarden:

  • Door er één erkenning van te maken wordt er geen onderscheid gemaakt op wiens naam het voertuig staat. Binnen de bevoegdheid kon het voertuig alleen in de eigen bedrijfsvoorraad staan onder de daarvoor geldende voorwaarden, terwijl bij de erkenning exportdienstverlening het voertuig juist op naam van een derde stond.

  • Bij schadevoertuigen als bedoeld in artikel 1 van de Regeling voertuigen met een rijverbod in de zin van artikel 38, eerste lid, van het Kentekenreglement, zijn niet altijd nog alle kentekenplaten aanwezig. Voor deze voertuigen wordt dan ook niet meer geëist dat de volledige set aan kentekenplaten bewaard moeten blijven na de melding van export.

  • Als er nooit kentekenplaten voor het voertuig zijn aangemaakt, hoeven er ook geen platen doorgeknipt en bewaard te worden. Om dit te weten moet een erkend bedrijf contact opnemen met de RDW.

  • In beginsel is het niet langer verplicht om de ingenomen lamineercodes op te voeren. De RDW heeft wel de mogelijkheid om tijdelijk van een erkend bedrijf te eisen dat de lamineercodes worden ingevoerd als bijvoorbeeld is gebleken dat het erkende bedrijf geen kentekenplaten inneemt en/of vernietigt.

1.8.1 Regeldruk

Ervaren regeldruk

Omdat de bestaande erkenning ED en de bevoegdheid OREH worden samengevoegd tot één erkenning mogen straks zowel voertuigen die in de eigen bedrijfsvoorraad staan als voertuigen die dat niet staan voor export worden gemeld. Deze uitbreiding van mogelijkheden kan leiden tot een afname van de ervaren regeldruk.

Regeldrukkosten

Bij de export van schadevoertuigen hoeven niet alle kentekenplaten meer aanwezig te zijn en bewaard te worden (lastenverlichting). Het gaat dan om voertuigen die volgens de wet niet op de weg mogen rijden. Het betreft hier 1% van het aantal voertuigen dat een rijverbod heeft, en geëxporteerd worden (1% van 13.440 = 134,4 voertuigen). Uitgangspunt is dat er in deze gevallen bespaard wordt op 1 kentekenplaat á € 15,– en reistijd van circa 0,5 uur per voertuig.

Het vervallen van de verplichting om de ingenomen lamineercodes op te voeren scheelt een kleine handeling (lastenverlichting). Door alle erkende bedrijven worden 380.000 exportmeldingen per jaar gedaan (gemiddeld 88 meldingen per erkende bedrijf per jaar). Het vervallen van de verplichte opgave van de lamineercode scheelt circa 5 minuten per melding (7,33 uur per erkende bedrijf per jaar).

Regeldrukkosten 2026

Uur/jaar

#Aantal

Tarief €

Kosten €

Structurele regeldrukkosten

       

Besparing tijd door vervallen opvoeren lamineercode

7,33

3.894 + 408 = 4.302 erkende bedrijven

33,–

-1.040.611

Reistijd ophalen kentekenplaat

0,5

134,4 voertuigen met rijverbod

33,–

-2.218

Kosten kentekenplaat

 

134,4 voertuigen met rijverbod

15,–

-2.016

Totale regeldrukkosten 2026

     

-1.044.845

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is een afname van € 1.044.845.

1.9 Erkenning foliefabrikant

Met een erkenning foliefabrikant (art. 10 Bew) kan een erkend bedrijf foliefabrikant (gele, witte, blauwe, etc.) folie produceren, die in een later stadium door een erkend bedrijf lamineerder wordt aangebracht op een aluminium plaat. In de folie worden echtheidskenmerken aangebracht door de foliefabrikant. In de deze erkenning worden eisen gesteld aan de foliefabrikanten en zijn productieplaats. De erkenning foliefabrikant in de Regeling erkenningen wegverkeer vervangt in het nieuwe erkenningenstelsel de ministeriële regeling Erkenningsregeling foliefabrikanten. De erkenningseisen blijven in het nieuwe stelsel ongewijzigd.

In de eisen en voorwaarden voor de erkenning Foliefabrikant zijn geen significante functionele wijzigingen doorgevoerd.

1.9.1 Regeldruk

Er zijn geen wijzigingen in deze erkenning die invloed hebben op de regeldruk.

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is nihil.

1.10 Erkenning lamineerder

Een erkend bedrijf lamineerder voegt het aluminium van de kentekenplaat samen met de folie. Hierbij wordt ook het lamineerderswaarmerk, de lamineercode en, indien van toepassing (bij kentekenplaten voor bromfietsen) het hologram aangebracht. De lamineercode is een uniek nummer en wordt geregistreerd bij de RDW. Deze blanco-kentekenplaat is geschikt voor het produceren van een kentekenplaat. De erkenning in de Rew vervangt de ministeriële regeling Erkenningsregeling lamineerders.

De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd in de eisen en voorwaarden:

  • Het retourneren van folie die niet aan de eisen voldoet is niet langer mogelijk. De folie moet vernietigd worden.

  • Ten behoeve van de aanvraag hoeven geen organogram en beschrijving van procedures meer overlegd te worden.

  • In de productieplaats waarvoor de erkenning is verleend hoeft het besluit van de Dienst Wegverkeer niet meer aanwezig te zijn;

  • Alle eisen met betrekking tot de ingangscontrole zijn komen te vervallen.

1.10.1 Regeldruk

Het laten vervallen van de ingangscontrole en het niet meer kunnen retourneren van folie heeft geen aanmerkelijk effect op de regeldruk. Dit gebeurde in de praktijk namelijk al niet meer. Het niet meer hoeven overleggen van een organogram zou wel een half uur schelen per aanvraag. Het gemiddeld aantal aanvragers van deze erkenning is echter dusdanig laag dat dit niet tot een kwantificeerbare wijziging in de regeldruk leidt. Het laten vervallen van de ingangscontrole heeft geen aanmerkelijk effect op de regeldrukkosten.

De totale wijziging in regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is nihil.

1.11 Erkenning kentekenplaatfabrikant

Met een erkenning kentekenplaatfabrikant (art. 12 Bew) kan een erkend bedrijf officiële kentekenplaten produceren. Het erkende bedrijf perst het kenteken in de plaat en verzorgt de kleur van de letters en cijfers. Het erkende bedrijf registreert bij de RDW de afgifte van de kentekenplaat. Met een erkenning Kentekenplaatfabrikant kan een erkend bedrijf officiële kentekenplaten produceren. Het erkende bedrijf perst het kenteken in de plaat en verzorgt de kleur van de letters en cijfers. Het erkende bedrijf registreert bij de RDW de afgifte van de kentekenplaat.

De erkenning Kentekenplaatfabrikant in de Regeling erkenningen wegverkeer vervangt de ministeriële regeling Erkenningsregeling fabrikanten kentekenplaten.

De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd in de eisen en voorwaarden:

  • De erkenning kan alleen nog maar worden afgegeven aan een bedrijven met een inschrijving bij de Kamer van Koophandel. De productieplaats mag niet meer buiten Nederland liggen. Dit om goed toezicht uit te kunnen voeren.

  • Er hoeft ten behoeve van de aanvraag van de erkenning geen testrapport meer overgelegd te worden waaruit blijkt dat de aanvrager kentekenplaten kan produceren die voldoen aan de eisen gesteld in de Regeling kentekens en kentekenplaten en de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000. In de praktijk werd dit rapport al niet opgevraagd.

  • Er worden geen organogram en beschrijving van procedures meer geëist.

  • Afgekeurde blanco-kentekenplaten kunnen niet meer retour gestuurd worden naar de lamineerder

1.11.1 Regeldruk

Er zijn geen wijzigingen in deze erkenning die een aanmerkelijke invloed hebben op de regeldruk. Het niet meer hoeven overleggen van een organogram zou wel een half uur schelen per aanvraag. Het gemiddeld aantal aanvragers van deze erkenning is echter dusdanig laag dat dit niet tot een kwantificeerbare wijziging in de regeldruk leidt. Het testrapport werd in de praktijk al niet meer opgevraagd.

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is nihil.

1.12 Erkenning APK

Met een erkenning APK (art. 14 Bew) kan een erkend bedrijf voertuigen onderwerpen aan een verplichte Algemene Periodieke Keuring (APK), keuringsbewijzen afgeven en de voertuigen voor de APK afmelden bij de RDW. De verplichting om voertuigen met een kenteken te voorzien van een keuringsrapport komt voort uit Richtlijn 2014/45/EU en is verder uitgewerkt in de Wegenverkeerswet 1994 en lagere regelgeving. Naast een erkenning APK kan de RDW een bevoegdheid afgeven aan een natuurlijk persoon om het voertuig te onderwerpen aan een APK. Het keuren van een voertuig is voorbehouden aan die personen die beschikken over deze bevoegdheid, de zogenoemde APK-keurmeesters.

Erkende bedrijven betreffen veelal garages die naast het uitvoeren van de APK ook onderhoud kunnen uitvoeren aan voertuigen. Voertuigen worden tijdens de APK periodiek gecontroleerd op de technische eisen uit de Regeling voertuigen, met als doel om de verkeersveiligheid en het milieu te beschermen. Deze regeling schrijft voor aan welke eisen het erkende bedrijf moet voldoen voor wat betreft onder andere de keuringsplaats. Ook worden de eisen aan de APK-keurmeesters beschreven en de manier waarop toezicht wordt gehouden op de APK.

In de APK wordt een onderscheid gemaakt in verschillende voertuigcategorieën. Afhankelijk van de categorie of aandrijving van het voertuig verschilt de benodigde apparatuur. In de nieuwe regeling zijn geen wezenlijke veranderingen opgenomen. Binnen het nieuwe stelsel zijn wel de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • Er wordt niet langer een fysiek boekwerk vereist met daarin de actuele regelgeving, maar slechts toegang tot de digitale versie van de APK-regelgeving;

  • De methodiek voor het afmelden voertuigen bij de RDW is flexibel gemaakt om te kunnen blijven voldoen aan de nieuwe securityeisen van de RDW en overheid;

  • De leesbaarheid is vergroot

1.12.1 Regeldruk

De bovengenoemde wijzigingen in deze erkenning zullen geen aanmerkelijke invloed hebben op de regeldruk.

De totale wijziging in regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is nihil.

1.13 Erkenning wijziging goedkeuring voertuigen

Met een erkenning wijziging goedkeuring voertuigen (art. 15 Bew) kan een erkend bedrijf seriematige wijzigingen op de goedkeuring van voertuigen uitvoeren. Denk bijvoorbeeld aan een opbouw op steeds hetzelfde type voertuig.

De erkenning wijziging goedkeuring voertuigen (WGV) is tot op heden bekend als de erkenning Goedkeuring Wijziging Constructie (GWC) die beschreven staat in de Regeling aanpassing voertuigen. Om verwarring tussen de toestemming die de RDW geeft om de wijziging uit te voeren en de goedkeuring van het voertuig waar met deze erkenning iets aan gewijzigd wordt, is gekozen voor de naam Wijziging goedkeuring voertuigen. Daarnaast spreken we van een toestemming om de wijziging uit te voeren in plaats van een goedkeuring.

1.13.1 Regeldruk

De wijzigingen in deze erkenning zullen geen aanmerkelijke invloed hebben op de regeldruk.

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is nihil.

1.14 Erkenning gasinstallaties en bevoegdheid LPG-technicus

Met een erkenning gasinstallaties (art. 16 Bew) kan een erkend bedrijf gasinstallaties in voertuigen inbouwen. Een erkenning gasinstallaties is net als de erkenning wijziging goedkeuring voertuigen een erkenning als bedoeld in artikel 99, derde lid, van de wet. De erkenning zelf werd voorheen in artikel 101 e.v. van de wet (oud) en de Regeling aanpassing voertuigen geregeld. Het gaat hier om een erkenning om de installatie van LPG-gasinstallaties in motorrijtuigen te keuren. Naast een erkenning gasinstallaties kan de RDW een bevoegdheid afgeven aan een natuurlijke persoon om de inbouw van gasinstallaties te keuren. Het keuren van de installatie van gasinstallaties is voorbehouden aan personen die beschikken over deze bevoegdheid, zogenaamde LPG-technici. Het keuren van een gasinstallatie in een voertuig is voorbehouden aan die personen die beschikken over deze bevoegdheid.

De regeling beschrijft aan welke eisen het gebouw moet voldoen en welke apparatuur er is vereist voor het uitvoeren van de keuring als er een LPG-installatie is ingebouwd in een motorrijtuig. Ook de eisen aan de LPG-technici worden beschreven en de manier waarop toezicht wordt gehouden op de installatie van gasinstallaties. Tijdens de keuring wordt er door de bevoegde LPG-technici beoordeeld of het voertuig voldoet aan de technische eisen uit de Regeling voertuigen. Hiermee wordt gecontroleerd of de veiligheids- en milieueisen nog voldoen bij het motorrijtuig op de onderdelen die door de inbouw van een LPG-installatie zijn gewijzigd. De regels zijn grotendeels overgenomen uit de oude Regeling aanpassing voertuigen.

Binnen het nieuwe stelsel zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • De methodiek voor het afmelden voertuigen bij de RDW is flexibel gemaakt om te kunnen blijven voldoen aan de nieuwe securityeisen van de RDW en overheid;

  • Het boekwerk ‘Regelgeving keuring gasinstallatie’ en het erkenningenbesluit hoeven niet meer fysiek aanwezig te zijn in de werkplaats.

  • De leesbaarheid is vergroot.

1.14.1 Regeldruk

De wijzigingen in deze erkenning zullen geen aanmerkelijke invloed hebben op de regeldruk.

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is nihil.

1.15 Erkenning voorbehoud en verplichtingen

Met een erkenning Voorbehoud en verplichtingen kunnen lease- en financieringsmaatschappijen ten behoeve van hun bedrijfsvoering (lease, wagenparkbeheer, financiering) aantekeningen laten opnemen door de RDW bij een voertuig in het kentekenregister die op naam staan van de lessee (zoals bijvoorbeeld vaak bij private lease). Het erkende bedrijf kan voor deze voertuigen aangeven de motorrijtuigenbelasting, de parkeerbelasting en/of de Wet mulder boetes te willen voldoen. Ook kan het erkende bedrijf aangeven dat ze de attendering met betrekking tot de APK-keuring of het niet verzekerd zijn van een voertuig willen ontvangen. Deze vijf genoemde aantekeningen worden ook wel de verplichtingverwijzingen genoemd.

Daarnaast kan het erkende bedrijf een verzoek indienen tot het plaatsen van een aantekening dat het erkende bedrijf de tenaamstellingscode voor de kentekenhouder bewaart en hiervoor de code van de Dienst Wegverkeer ontvangt. Dit staat bekend als het verstrekkingsvoorbehoud. Hiermee voorkomt het erkende bedrijf dat het voertuig in eigendom heeft, dat het voertuig zonder diens toestemming overgeschreven kan worden.

In het nieuwe erkenningenstelsel vervangt deze erkenning de huidige Overeenkomst Registratie Tenaamstellen Leasevoertuigen (RTL-overeenkomst) waarin deze zaken zijn geregeld. Het betreft een overeenkomst tussen de RDW en de lease- en financieringsmaatschappijen. De erkenningseisen en faciliteiten van de erkenning blijven ten opzichte van de overeenkomst in het nieuwe stelsel ongewijzigd. Deze RTL-overeenkomst komt te vervallen. De overeenkomst wordt eenzijdig opgezegd. Daarbij krijgen de houders van de overeenkomst automatisch en zonder aanvraagkosten een erkenning aangeboden.

In het Besluit erkenningen wegverkeer is opgenomen welke aantekeningen een erkenninghouder kan plaatsen en onder welke voorwaarden. Zo moet de erkenninghouder eigenaar zijn van het voertuig ingeval van een verstrekkingsvoorbehoud en moet er een overeenkomst liggen met de lessee waarin de lessee akkoord gaat met de aantekeningen. In deze regeling zijn een aantal aanvullende eisen opgenomen. Ook wordt het gebruik van het tijdelijk documentnummer door de erkenninghouder gereguleerd.

1.15.1 Regeldruk

Ervaren regeldruk

De leasemaatschappij moet kunnen aantonen dat de lessee bekend is met het plaatsen van een verstrekkingsvoorbehoud en/of een verplichtingenregistratie (lastenneutraal).

Per 1 januari 2026 is het mogelijk om een Opdracht tot Tenaamstellen (OTT) te gebruiken bij een tenaamstelling via een loket van PostNL of een Kentekenloket. Bij een tenaamstelling bij de RDW was dit al mogelijk.

Bij een tenaamstelling via PostNL en een Kentekenloket moet dit legitimatienummer een rijbewijsnummer zijn (Paspoort of ID-kaart kan niet meer, dit benadeelt 0,29% van alle tenaamstellingen, lastenverzwaring is nihil). Bij tenaamstellen bij een RDW-balie mag dit ook het paspoortnummer of identiteitskaartnummer zijn. Het invullen van het kenteken en legitimatienummer wordt verplicht. Daardoor hoeft de klant bij de tenaamstelling geen kentekenbewijs meer te laten zien (lastenneutraal).

Bij gebruik van een OTT hoeft de klant geen tenaamstellingscode te krijgen. Het kentekenbewijs hoeft dan ook niet getoond te worden (lastenverlichting). Dit geldt alleen als het voertuig uit de bedrijfsvoorraad van de leasemaatschappij komt of als er al een verstrekkingsvoorbehoud (VVB) op het voertuig staat. Bijvoorbeeld bij een wisseling van berijder.

Als de RDW tijdens de tenaamstelling geen link kan leggen tussen het kenteken en de leasemaatschappij, dan is het kentekenbewijs (kentekencard of een tijdelijk documentnummer en de tenaamstellingscode) wel noodzakelijk (lastenneutraal).

Regeldrukkosten

In tegenstelling tot de huidige situatie hoeft er geen RTL-overeenkomst meer opgestuurd, ondertekend en retour gestuurd te worden. Het aanvraagproces wordt versneld. Besparing: 30 minuten per aanvraag. Het  jaarlijks aantal nieuwe erkende bedrijven is +/-88.

Regeldrukkosten 2026

Uur/jaar

#Aantal

Tarief €

Kosten €

Eenmalige regeldrukkosten

Geen papieren overeenkomst meer

0,5

88 erkende bedrijven

33,–

-1.452

Totale regeldrukkosten 2026

     

-1.452

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is een afname van € 1.452.

1.16 Erkenning tachograaf en bevoegdheid tachograaftechnicus

Met een erkenning tachograaf (art. 18 Bew) kunnen erkende bedrijven tachografen inbouwen in voertuigen. De erkenning tachograaf is een voertuiggerelateerde erkenning die gebaseerd is op de Arbeidstijdenwet, het Arbeidstijdenbesluit vervoer en Verordening (EU) 165/2014.4 Ook deze erkenning valt onder het nieuwe erkenningenstelsel, waardoor de basiserkenning van toepassing wordt. Het toezicht op de erkenning tachograaf zelf blijft gebaseerd op de hiervoor genoemde regelgeving. Het toezicht wordt wel verbeterd doordat in het nieuwe stelsel ook een basiserkenning op grond van artikel 4aua van de wet verleend moet zijn. Artikel 4auh, derde lid, van de wet bepaalt dat bij het intrekken van de basiserkenning een erkenning voor specifieke handelingen zoals de erkenning tachograaf vervalt.

Omdat de erkenning tachograaf onder een andere wetsfamilie valt blijft deze erkenning een aparte regeling. Wel is de tekst in lijn gebracht met de andere erkenningen in de Rew.

Binnen de regeling zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • Het erkenningenbesluit hoeft niet meer fysiek aanwezig te zijn op de keuringslocatie.

  • De regeling is aangepast zodat in de toekomst de tachograaftechnicus kan gaan inloggen volgens de nieuwste overheidsvereisten voor digitale communicatie met de overheid.

1.16.1 Regeldruk

De wijzigingen in deze erkenning zullen geen aanmerkelijke invloed hebben op de regeldruk.

De totale wijziging in structurele regeldrukkosten voor deze erkenning als gevolg van deze regeling is nihil.

2. Gevolgen

2.1. Regeldrukgevolgen

Het erkenningenstelsel is over de decennia ontstaan voor meerdere redenen. Vrijwel alle taken van de RDW staan uiteindelijk ten dienste van de verkeersveiligheid. Zo geldt dat ook voor het erkenningenstelsel. Dankzij het erkenningenstelsel kunnen burgers voor bepaalde taken niet alleen bij de RDW terecht, maar daar waar de markt goede alternatieven kan bieden ook bij een marktpartij naar keuze. Zonder dit stelsel zou de RDW een enorme hoeveelheid ambtenaren in dienst moeten hebben om al deze taken zelf uit te voeren. Om ervoor te zorgen dat er een basisniveau aan kwaliteit is waarbij de verkeersveiligheid geborgd is worden eisen gesteld aan de erkende bedrijven en wordt hier toezicht op gehouden.

De Rew stelt eisen en voorwaarden aan de verschillende erkende bedrijven met verschillende redenen. Zo geven veel erkenningen de bevoegdheid om wijzigingen aan het kentekenregister voor te stellen. Het kentekenregister is een basisregister dat (verplicht) wordt gebruikt door allerlei overheidspartijen als de Belastingdienst en de Politie om hun taken uit te kunnen voeren. Voor de integriteit van het kentekenregister is het van groot belang dat de juistheid van de voorgestelde wijzigingen niet in twijfel wordt getrokken.

Dat geldt in zelfde mate voor de erkenningen die voornamelijk administratieve handelingen uitvoeren als de erkenning inschrijven met/zonder onderzoek of de erkenning tenaamstellen voertuigen voor derden/vanuit bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad als ook voor erkenningen die te maken hebben met de fabricage van kentekens (erkenningen kentekenplaatfabrikant, foliefabrikant en lamineerder). Deze erkenningen hebben potentieel grote risico’s voor misbruik, door bijvoorbeeld kentekens op een andere naam te zetten zodat deze voor criminele doeleinden gebruikt kunnen worden. Ook is het van groot belang dat de kwaliteit van de kentekenplaten hoog is en stabiel blijft zodat voertuigen altijd identificeerbaar blijven.

Daarnaast staan de erkenningen die impact hebben op de technische staat van het voertuig als APK, tachograaf, WGV en gasinstallaties. Deze moeten aan strenge eisen voldoen vanwege hun directe impact op de verkeersveiligheid. Wanneer een APK-keurmeester zijn werk niet goed doet betekent het dat voertuigen onveilig op de weg rijden, met mogelijk levensgevaarlijke gevolgen.

De verschillende eisen en voorwaarden zijn over lange tijd ontstaan en worden als effectief beschouwd. Hoewel dit niet direct af te leiden is aan de werking van het erkenningenstelsel heeft Nederland een relatief hoge mate van verkeersveiligheid5 en kent het kentekenregister een hoge mate van betrouwbaarheid. De effectiviteit van de eisen en voorwaarden is te danken aan het feit dat er hierachter ook een stelsel van toezicht en sancties staat, dat als ultiem gevolg kan hebben dat er erkenningen worden ingetrokken. Erkende bedrijven zijn in principe geneigd om de regelgeving te volgen, omdat bij sancties de bedrijfsvoering van de erkende bedrijven in gevaar kan komen. Erkende bedrijven die de regelgeving niet volgen kunnen de erkenning worden ontnomen waarmee zij geen risico meer vormen voor het ondermijnen van de kwaliteit.

Bij het ontwikkelen van het nieuwe erkenningenstelsel is, samen met de branche, uitgebreid gekeken naar de noodzaak van de verschillende eisen en voorwaarden en mogelijke alternatieven daarvoor. Daarbij is ook de nul-optie (niks veranderen) overwogen, maar dit was om meerdere redenen niet mogelijk en niet wenselijk. Ten eerste zijn er nieuwe erkenningen geïntroduceerd en was in ieder geval enige herziening van regelgeving daarvoor noodzakelijk. Bovendien was dan, zoals de hieronder beschreven regeldrukkostenberekening aantoont, de kans laten lopen om een significante regeldrukvermindering op te leveren binnen het stelsel. De branchepartijen hebben meerdere malen opgeroepen om haast te maken met deze herziening omdat zij veel behoefte hebben aan de wijzigingen die worden voorgesteld.

De eisen en voorwaarden in de Rew zijn grotendeels onder te verdelen in de volgende soort eisen:

  • Eisen aan de fysieke omgeving:

    • In relatie tot de locatie van werkzaamheden: in het kader van toezicht is het noodzakelijk dat het erkende bedrijf de werkzaamheden uitvoert op het bij de RDW bekende adres.

    • In relatie tot de fabricage van kentekenplaten: om de kwaliteit van de kentekenplaten te borgen is het belangrijk dat zowel de omgeving als de materialen aan hoge eisen voldoen.

    • In relatie tot technische voertuiggerelateerde handelingen: om te zorgen dat voertuigen in de juiste omstandigheden worden geïnspecteerd en aangepast is het van belang dat de werkruimte aan bepaalde eisen voldoet. Zo vertoont een voertuig onder verschillende temperaturen verschillend gedrag. Ook moeten zowel de keurmeester als de toezichthouder hun werk kunnen doen in het pand van het erkende bedrijf. Daarom is bijvoorbeeld een voldoende hoge brug nodig. Om de verschillende handelingen in de erkenningen goed uit te kunnen voeren is het verplicht stellen van bepaalde apparatuur noodzakelijk.

    • In relatie tot voertuigen in importeursvoorraad of bedrijfsvoorraad: omdat voertuigen die in de bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad staan niet op de weg mogen staan is een afgesloten terrein noodzakelijk.

    • In relatie tot een voorziening voor opslag: dit is noodzakelijk omdat documenten aangaande de erkenning, die belangrijke en gevoelige informatie kunnen bevatten, goed afgesloten opgeborgen moeten worden en niet als gevolg van brand per ongeluk of opzettelijk uit het zicht moeten verdwijnen.

  • Eisen aan de inname en afgifte van kentekenplaten: in het verleden is gebleken dat zonder gecontroleerde afgifte en inname van kentekenplaten er veel misbruik plaatsvindt met kentekenplaten. Daarom zijn eisen hieromtrent noodzakelijk.

  • Eisen aan het personeel: het moet duidelijk zijn welke verantwoordelijkheden er aan welke personen wordt toegedicht, en dat het erkende bedrijf ook een verantwoordelijkheid richting zijn personeel draagt.

  • Eisen rondom het bewaren en aanleveren van informatie: dit is noodzakelijk omdat veel erkenningen met de informatie die zij aanleveren impact hebben op de integriteit van het kentekenregister. Er is aantoonbaarheid nodig in het kader van toezicht dat de juiste informatie wordt aangeleverd. Het moet mogelijk zijn voor de toezichthouders van de RDW om hierop toezicht te houden.

    • Voor verschillende processen, zoals het afgeven van kentekenplaten en een tenaamstelling, is het van groot belang dat de handeling aan de juiste persoon wordt gekoppeld. Daarom moet een persoon zich identificeren en moet de identiteit vastgesteld worden. Zo wordt voorkomen dat er misbruik wordt gemaakt door bijvoorbeeld ongeoorloofd een voertuig op naam van een derde te zetten.

  • Eisen rondom steekproeven en controles: het is van groot belang om goed toezicht te kunnen houden op het juist uitvoeren van handelingen rondom erkenningen, bijvoorbeeld het juist uitvoeren van een APK. Er moet voorkomen worden dat er bijvoorbeeld na afmelding voor APK nog aan het voertuig gesleuteld wordt.

  • Eisen aan het handelaarskenteken: het handelaarskenteken moet aan strenge eisen voldoen omdat er veel risico’s voor misbruik zijn verbonden aan het handelaarskenteken. Zo kan er met het handelaarskenteken in voertuigen gereden worden waar geen belasting voor wordt betaald en die niet aan de APK-plicht voldoen.

Waar mogelijk zijn eisen gemoderniseerd, gewijzigd of geschrapt. Ook zijn hier en daar eisen toegevoegd vanwege bijvoorbeeld gewijzigde regelgeving of nieuwe inzichten. Voor het grootste gedeelte is gebleken dat eisen en voorwaarden noodzakelijk zijn om de in de vorige paragraaf genoemde redenen. Zo was er bijvoorbeeld een wens om geen kentekenplaten meer te eisen op voertuigen in de bedrijfsvoorraad, maar is het in het kader van toezicht toch noodzakelijk om snel zicht te hebben op welke voertuigen op een terrein in de bedrijfsvoorraad staan. Soms echter bleek dat vanwege ontwikkelingen zoals digitalisering of voortschrijdend inzicht bepaalde eisen niet meer nodig zijn. Zo geldt dat bijvoorbeeld voor het fysiek aanwezig hebben van bepaalde documenten. Hier volgt een opsomming met eisen en voorwaarden die zijn komen te vervallen of die zijn versoepeld:

  • Voertuigen in de bedrijfsvoorraad hoeven niet per se voor verkoop te zijn, maar mogen ook voor verhuur, lease of demontage (bij bromfietsen) zijn. Dit omdat het risico

  • In het geval van voertuigen met een verbod rijden op de weg hoeven kentekenplaten niet meer op het voertuig te zitten.

  • Erkende bedrijven tenaamstellen voor derden hoeven nog maar in 90% van de gemeenten een loket te hebben. Ook is de opzegtermijn voor de erkenning van 2 jaar komen te vervallen.

  • Voertuigen met lichtblauwe taxiplaten mogen 3 dagen lang in de bedrijfsvoorraad opgenomen worden. Hiervoor was dat niet toegestaan.

  • Tenaamstellingen vanuit de bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad hoeven niet meer op de bedrijfslocatie plaats te vinden.

  • Erkende bedrijven inschrijven zonder onderzoek hoeven geen kwaliteitshandboek meer te overleggen. Ze hoeven dit handboek daarmee ook niet meer bij te houden.

  • Het criterium van eigendom van het voertuig is komen te vervallen bij inschrijven zonder onderzoek. Ook kan de verantwoordelijkheid voor de tenaamstelling worden overgedragen naar een ander erkend bedrijf.

  • De verplichting voor het opgeven van de tellerstand bij demontage vervalt.

  • Het handboek regelgeving voor APK en gasinstallaties hoeft niet meer aanwezig te zijn.

  • Er hoeft geen fysieke RTL-overeenkomst meer te worden verstuurd met de introductie van de erkenning voorbehoud & verplichtingen.

  • Erkenningsbesluiten hoeven niet meer fysiek aanwezig te zijn in het erkende bedrijf.

Van al deze eisen is in overleg met de branche geconcludeerd dat deze weinig tot niet bijdragen aan de effectiviteit van het stelsel of dat de risico’s dusdanig klein zijn dat die geen belemmering vormen. Zo kan regelgeving ook digitaal geraadpleegd worden, gaat het maar om een heel klein aantal voertuigen met een verbod rijden op de weg en is geconcludeerd dat het voor een tenaamstelling niet uitmaakt of een voertuig in eigen eigendom is of niet.

Daar waar het een verhoging van de regeldrukkosten betreft komen deze voort uit bovenliggende (Europese) regelgeving en is gekozen voor de haalbare implementatie met de minste regeldruk.

Werkbaarheid

Het uitgangspunt van de Rew is om de regeldrukgevolgen voor individuele erkende bedrijven beperkt en daarmee goed werkbaar te houden. Voor alle bestaande erkenningen geldt dat de eisen en voorwaarden die aan de erkende bedrijven zijn gesteld in de basis gelijk zijn gebleven. Ook voor de nieuwe of gewijzigde erkenningen geldt dat de eisen en voorwaarden voor het overgrote deel overeenkomen met de bestaande praktijk rondom de handelingen waar de erkenningen betrekking op hebben. Waar door de branche aangegeven werd dat de huidige praktijk niet werkbaar was is gekeken naar alternatieven, zoals uiteengezet in de vorige paragraaf. Bij enkele eisen heeft de branche aangegeven moeite te hebben met de werkbaarheid. In sommige gevallen kon daaraan tegemoet worden gekomen, zoals bij het in bedrijfsvoorraad nemen van voertuigen met taxiplaten en het laten vervallen van het eigendomscriterium bij tenaamstellingen. In andere gevallen is er echter nog geen werkbaar alternatief gevonden, zoals bij de wens om geen kentekenplaten aan te hoeven vragen bij voertuigen in de bedrijfsvoorraad.

De Rew komt voort uit een ontwerp dat samen met de branchepartijen is ontwikkeld. Zij zijn gedurende het proces betrokken geweest. Daarnaast heeft er een MKB-panelgesprek plaatsgevonden waarin de werkbaarheid van verschillende erkenningseisen zijn besproken. De uitkomsten van dit gesprek staan in paragraaf 2.1.1 van deze Nota van Toelichting.

Regeldrukkosten

Ook waar het gaat om beperkte wijzigingen van de eisen en voorwaarden zijn er vanwege de grote aantallen erkende bedrijven en transacties wel meetbare financiële besparingen op macroniveau meetbaar.

Het uitgangspunt van het nieuwe stelsel is dat alle bedrijven die momenteel een erkenning hebben, of gebruik maken van een dienst die in het nieuwe stelsel onder een erkenning zal komen te vallen, deze erkenning automatisch en kosteloos zullen ontvangen vanaf 1 januari 2026. Deze bedrijven zullen in de aanloop naar de inwerkintreding van het nieuwe stelsel een brief ontvangen waarin duidelijk wordt welke erkenningen zij automatisch en zonder aanvraagtarief of aanvraagvoorwaarden zullen ontvangen. In deze brief zit ook een mogelijkheid tot bezwaar voor het geval het bedrijf de toegewezen erkenning toch niet wenst. Vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel zal voor de erkenningen die zijn toegekend wel een instandhoudingstarief moeten worden betaald, zoals nu ook het geval is. Voor nieuwe aanvragers van erkenningen geldt het eenmalige aanvraagtarief en gelden de aanvraagvoorwaarden wel.

De specifieke wijzigingen en de effecten daarvan op de regeldruk zijn beschreven in de paragrafen van de specifieke erkenningen. In deze paragrafen worden de regeldrukgevolgen gekwantificeerd aan de hand van de aanwijzingen het Handboek regeldruk van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Hierbij wordt de nieuwe regelgeving in principe vergeleken met de huidige praktijk. Bij de erkenning Inschrijven met onderzoek is de huidige praktijk middels een tijdelijke procedure ingericht vooruitlopend op de nieuwe regelgeving. In dit geval wordt ook de vergelijking gemaakt naar de situatie voor deze tijdelijke procedure bestond.

In de berekening van de kosten van tijdslast wordt in overeenstemming met het Handboek Meting Regeldrukkosten 2.1 uitgegaan van een tarief voor technici en ander middelbaar opgeleid personeel van € 33,– per uur en voor burgers wordt gerekend met € 17,– per uur. Per gereden kilometer wordt aanvullend € 0,25 gerekend als gemiddelde voertuig- en brandstofkosten (bron: ANWB/Nibud, 2024).

Niet in scope van deze analyse zijn de gevolgen voor de administratieve lasten van de bovenliggende stelselwijziging die in zal gaan met de inwerkingtreding van deze regeling. Deze zijn uitgelicht in de memorie van toelichting bij de Wet MERK en de Nota van toelichting bij het Besluit erkenningen wegverkeer. Hier zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor de regeldruk voor het inregelen van de basiserkenning en de eisen die daarbij komen kijken tegen het licht gehouden. Ook is daar aandacht voor de gevolgen van het onder erkenning brengen van nieuwe erkenningen zoals het handelaarskenteken.

Van bevoegdheid naar erkenning

In het huidige stelsel valt onder de erkenning Bedrijfsvoorraad een aantal bevoegdheden die het erkende bedrijf additioneel kan aanvragen (tegen aanvullende aanvraag- en instandhoudingstarieven). Zonder een erkenning Bedrijfsvoorraad zijn deze bevoegdheden niet aan te vragen. Bevoegdheden kunnen gelijktijdig met de erkenning Bedrijfsvoorraad worden aangevraagd of naderhand met losse aanvragen. Daarom is de benodigde inspanning voor het aanvragen van deze nieuwe erkenningen gelijkgesteld aan het los aanvragen van bevoegdheden in de huidige situatie.

Vanwege de huidige koppeling van de bevoegdheden aan de erkenning Bedrijfsvoorraad bevatten de eisen en voorwaarden voor de bevoegdheden altijd minimaal ook alle eisen voor de bovenliggende erkenning. Dit terwijl niet alle eisen voor de erkenning altijd relevant zijn voor de onderliggende bevoegdheden. Ook geldt dat bij de intrekking van de erkenning bedrijfsvoorraad ook de onderliggende bevoegdheden ingetrokken worden. Hierdoor worden de activiteiten die met de bevoegdheden worden verricht stilgelegd, terwijl deze activiteiten geen nauwe relatie of verwevenheid hoeven te hebben met de Erkenning Bedrijfsvoorraad.

In het nieuwe stelsel worden de bevoegdheden omgezet naar zelfstandige erkenningen. Dit leidt in theorie tot een lastenverlichting: er hoeft alleen aan relevante eisen en voorwaarden te voldoen en intrekking van één specifieke erkenning leidt niet tot intrekking van andere erkenningen. Echter zullen alle erkende bedrijven automatisch naast de nieuwe erkenning ook de erkenning bedrijfsvoorrraad krijgen. Bovendien is de verwachting dat de meeste van hen beide zullen blijven gebruiken vanwege de voordelen die de erkenning Bedrijfsvoorraad biedt. Er wordt daarom niet gekeken specifiek naar de afname van regeldrukgevolgen door het niet meer nodig hebben van de erkenning Bedrijfsvoorraad.

Soorten regeldrukkosten

Per erkenning zijn de volgende aspecten – zoals onderscheiden door de ATR – onderzocht en deze worden per erkenning toegelicht als er sprake is van een wijziging (positief of negatief) in de regeldrukkosten voor erkende bedrijven van de RDW of haar klanten (burgers en bedrijven), waar mogelijk uitgedrukt in tijd en geld. Hieronder staan de verschillende soorten regeldrukkosten toegelicht:

  • 1. Regeldrukkosten:

    • Eenmalige regeldrukkosten: de eenmalige tijdsbestedingen en kosten van erkende bedrijven om aan de eisen en voorwaarden voor de erkenning te voldoen, gekwantificeerd in euro’s.

    • Structurele regeldrukkosten: de periodiek terugkerende tijdsbestedingen en kosten van erkende bedrijven (zowel bestaande als nieuwe erkende bedrijven gedurende het basisjaar), gekwantificeerd in euro’s.

  • 2. Ervaren regeldruk: niet-kwantificeerbare regeldruk die te maken heeft met de werkbaarheid van wet- en regelgeving in de praktijk. Het gaat daarbij om de mate waarin de doelgroep verwacht dat met de opgelegde verplichtingen het beoogde (maatschappelijke) doel kan worden gerealiseerd.

  • 3. Financiële lasten: het gevolg van een verplichting om een geldbedrag over te maken aan de overheid of het bevoegd gezag. In het geval van RDW erkenningen zijn – in lijn met de richtlijnen ATR – de eenmalige aanvraagtarieven, de jaarlijkse instandhoudingtarieven en eventuele transactietarieven buiten beschouwing van de regeldruktoets gelaten. Dit omdat deze niet van invloed zijn op de regeldruk en omdat de tarieven in relatie tot deze nieuwe regelgeving pas vastgesteld worden bij publicatie in de Staatscourant door het Ministerie IenW vanaf november 2025.

Indien er op geen sprake is van een significante wijziging in de regeldruk, dan wordt dit ook expliciet vermeld.

Eenmalige regeldrukkosten

De enige eenmalige regeldrukkosten zijn in het kader van kennisnamekosten. Hierbij gaan we ervan uit dat elke erkenninghouder ongeveer een kwartier per erkenning nodig heeft om de nieuwe regelgeving tot zich te nemen. De hoeveelheid tijd wordt beperkt doordat de RDW erkende bedrijven actief informeert over de wijzigingen die voor hen relevant zijn. Bovendien zijn voor veel erkenningen de eisen vrijwel gelijk gebleven.

In 2025 had de RDW bijna 80.000 individuele erkenningen, bevoegdheden of overeenkomsten die als erkenning onder het nieuwe stelsel komen te vallen. Er wordt nu vanuit gegaan dat dit aantal ongeveer gelijk zal blijven. Bedrijven kunnen tegelijker verschillende erkenningen hebben. Uitgaande van het uurtarief van € 33,– bedragen de totale eenmalige kosten per erkenning daarom (33 * 15/60) = € 8,25. Omdat het om een flink aantal erkenningen gaat zijn de totale eenmalige kosten voor de sector (8,25 * 80.000) = € 660.000,00.

Structurele regeldrukkosten

Onderstaande tabel beschrijft per erkenning het netto-effect op de structurele regeldrukkosten, uitgedrukt als resultaat van tijd x geld x totaal aantal erkende bedrijven voor de structurele regeldrukkosten in het basisjaar 2026. In het erkenningsgewijze deel van het algemeen deel van de toelichting (paragraaf 1.1 t/m 1.16) worden deze kosten onderbouwd en uitgesplitst.

ERKENNING

Regeldruk kosten 2026

Erkenning bedrijfsvoorraad

-9.092.750

Erkenning Tenaamstellen voertuigen voor derden

+257.811 (1)

+128.905 (2)

Erkenning Tenaamstellen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad

Erkenning Inschrijven zonder onderzoek

-22.638

Erkenning Inschrijven met onderzoek (3)

-16.848.000

Erkenning handelaarskenteken

Erkenning demontage

Erkenning export

-1.044.845

Erkenning foliefabrikant

Erkenning lamineerder

Erkenning kentekenplaatfabrikant

Erkenning APK & bevoegdheid APK-keurmeester

Erkenning wijziging goedkeuring voertuigen

Erkenning gasinstallaties & bevoegdheid LPG-technicus

Erkenning voorbehoud & verplichtingen

-1.452

Erkenning tachografen en bevoegdheid tachograaf-technicus

Totale netto lastendruk 2026 (minimaal scenario) (1)

-9.903.874

Totale netto lastendruk 2026 (tussen scenario) (2)

-10.032.780

Totale netto lastendruk 2026 (maximaal scenario) (1+3)

-26.880.780

(1)/(2): Tenaamstellen voor derden: Scenario (1): 100% van de burgers zonder rijbewijs (9.046) gaat naar een fysieke RDW locatie, Scenario (2) 50% van de burgers zonder rijbewijs (4.523) maakt gebruik van de tenaamstellingsmogelijkheid op RDW.nl

(3) Een groot deel van de veranderde lastendruk als gevolg van deze erkenning is reeds geeffectueerd door tijdelijke invoering van het proces tijdens COVID-periode en nadien in stand gelaten, vooruitlopend op de invoering van deze nieuwe regelgeving. De lastenverlichting is daarmee wel direct het gevolg van deze regelgeving en is daarom in deze calculatie opgenomen.

Totale regeldrukkosten

Wanneer het omzetten van de tijdelijke importprocedure wordt meegenomen is er sprake van een afname van de structurele regeldrukkosten als gevolg van deze regeling van € 26.880.780 (maximale scenario). Wanneer dit niet wordt meegenomen is sprake van een afname van de structurele regeldrukkosten als gevolg van deze regeling van € 9.903.874 (minimale scenario. Wanneer de eenmalige regeldrukkosten worden meegenomen gaat het voor het basisjaar 2026 om een totale afname van de regeldrukkosten van € 26.220.780 (maximale scenario) of € 9.243.874 (minimale scenario).

2.1.1. Mkb-toets

Op 16 april 2025 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en mkb-ondernemers over de regeldruk van het erkenningenstelsel en waar deze in het nieuwe stelsel verminderd konden worden. De deelnemers waren te spreken over de flexibilisering van het erkenningsstelsel dat met inwerkingtreding van deze regeling in zal gaan. Ook was men positief over het loskoppelen van de verschillende erkenningen die momenteel als bevoegdheid onder de erkenning Bedrijfsvoorraad hangen. Zo werd als positief effect daarvan gesteld dat het maken van fouten bij de erkenning Bedrijfsvoorraad geen direct effect meer zal hebben op de erkenning Demontage. Daarnaast werden er meerdere suggesties gedaan om de regeldruk voor de erkende bedrijven te verminderen. Zo werd opgemerkt dat het APK-handboek niet meer fysiek aanwezig zou moeten zijn bij erkende bedrijven APK. Dit is verwerkt in de Rew.

Ook werden opmerkingen gemaakt over het beperkte rechtmatige gebruik van de bedrijfsvoorraad. Zo ondervinden bedrijven problemen met gefinancierde voertuigen waarvan de tenaamgestelde berijder de afbetalingen niet betaalt. In dit geval neemt de financieringsmaatschappij het voertuig terug, maar omdat het vaak zelf geen bedrijfsvoorraad heeft kan het voertuig niet in de bedrijfsvoorraad geplaatst worden. De reikwijdte van de bedrijfsvoorraad neemt wel toe, maar voor deze specifieke situatie is nog geen oplossing gevonden.

Daarnaast hebben enkele ondernemers problemen met het feit dat het erkende bedrijf Tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad een verkocht voertuig niet op naam mag zetten wanneer dat voertuig vanwege veelvuldig gebruik niet in de bedrijfsvoorraad stond. Wanneer het voertuig dan alsnog in de bedrijfsvoorraad wordt gezet om tenaamgesteld te kunnen worden wordt dat aangemerkt als misbruik. Dit komt echter niet direct voort uit de Rew maar zal met de RDW worden besproken in het kader van hun toezichtsbeleid. Deze situatie lijkt niet vaak voor te komen.

Demontagebedrijven ondervinden problemen met (elektrische) voertuigen die bij hen afgeleverd worden, maar niet afgemeld mogen worden voor demontage omdat er een verstrekkingsvoorbehoud (als bedoeld in artikel 17, lid 1 onder b van het Besluit erkenningen Wegverkeer) op het voertuig staat. Dan is men afhankelijk van de lease- of financieringsmaatschappij (in het nieuwe stelsel het erkende bedrijf Voorbehoud en verplichtingen) die mee moeten werken om het verstrekkingsvoorbehoud van het voertuig af te halen of het voertuig op te komen halen. Wanneer het voertuig niet gedemonteerd kan worden kan dit leiden tot gevaarlijke situaties, zeker bij elektrische voertuigen. In het nieuwe stelsel is een termijn opgenomen waarbinnen een erkend bedrijf Voorbehoud en Verplichtingen actie moet ondernemen. Doet men dat niet, dan wordt het verstrekkingsvoorbehoud door de RDW van het voertuig gehaald.

In het kader van de erkenning Wijziging Goedkeuring Voertuigen (WGV, voorheen Goedkeuring Wijziging Constructie, GWC, art. 15 Bew) werd steun uitgesproken voor de manier waarop de erkenning wordt ingericht. Men spreekt de hoop uit dat via de erkenning WGV meerdere soorten ombouw via deze systematiek kunnen worden goedgekeurd zodat niet elk afzonderlijk voertuig naar het RDW keuringsstation hoeft. Een probleem dat ervaren wordt met de huidige erkenning is dat het voertuig bij inschrijving meteen tenaam moet worden gesteld. De kentekencard wordt opgestuurd naar degene op wie het voertuig tenaam is gesteld. Om waardeverlies te voorkomen gebeurt dit op naam van de klant, maar dan ligt de kentekencard niet in het voertuig die nog bij het erkende bedrijf staat. IenW schat de impact als beperkt in. Er is niet meteen een oplossing voorhanden.

De deelnemers merken op dat er regelmatig discussie is over het gebruik van het handelaarskenteken met verschillende instanties. Zo mag het handelaarskenteken maar voor een beperkt aantal doeleinden gebruikt worden. Een deelnemer merkt op dat er voor de ombouw van voertuigen ook behoefte is aan gebruik van het handelaarskenteken. In het nieuwe stelsel wordt dat mogelijk.

Rondom de erkenning Inschrijven zonder onderzoek wordt het probleem aangekaart dat het voor erkende bedrijven niet mogelijk is om te weten of er een transitokenteken op het voertuig heeft gezeten. Dit heeft namelijk als gevolg dat het voertuig niet via deze erkenning kan worden ingeschreven en naar een RDW keuringsstation moet. Dit kan vanwege met samenhang met hogere regelgeving niet opgelost worden in deze regeling.

In het kader van de erkenning Tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad wordt verzocht om in meer gevallen tenaamstelling door het erkende bedrijf mogelijk te maken om te voorkomen dat klanten naar een loket moeten van het erkende bedrijf Tenaamstellen voertuigen voor derden. Dit probleem valt echter helaas niet op te lossen in deze regeling omdat dit samenhangt met hogere regelgeving.

2.1.2 Internetconsultatie

De Regeling erkenningen wegverkeer is zes weken in internetconsultatie geweest. Er zijn in totaal 9 reacties ingediend. Het overgrote deel hiervan afkomstig van het bedrijfsleven en de branche. De reacties waren voor het grootste gedeelte gericht op 7 thema’s:

  • 1. Het mogelijk maken van breder gebruik van het handelaarskenteken, zoals voor het (internationaal) vervoeren van lading (zoals opleggers).

  • 2. Het gebruik van het handelaarskenteken bij voertuigen in consignatieverkoop.

  • 3. Het binnen drie dagen na opname in bedrijfsvoorraad plaatsen/omwisselen van kentekenplaten.

  • 4. Het verplicht stellen van het keurmerk Kwaliteitszorg Demontage (KZD).

  • 5. Aansluiting van importeurs en distributeurs bij een goedgekeurd inzamel- en verwerkingssysteem in het kader van de Batterijverordening;

  • 6. Termijn voor het vervallen van het verstrekkingsvoorbehoud bij afmelding demontage;

  • 7. het aanpassen van de Wet op de Motorrijtuigenbelasting 1994 om onmiddellijke overgang van betalingsverantwoordelijkheid mogelijk te maken.

In het kader van thema 3 heeft een wijziging in de het Besluit erkenningen wegverkeer plaatsgevonden voor zover het taxiplaten betreft. Deze termijn is opgerekt. Ook in het kader van thema 6 is een wijziging doorgevoerd. De eigenaar van het voertuig krijgt een langere termijn om bezwaar te maken tegen een demontage.

2.1.3 Persoonsgegevens

Scope

Voor de onderliggende regelgeving van de Wet MERK (het Besluit erkenningen wegverkeer en deze regeling) heeft een Data Protection Impact Assessment plaatsgevonden (DPIA). Deze DPIA heeft voornamelijk gefocust op het in kaart brengen van de verwerkingen die in het kader van de Regeling erkenningen wegverkeer plaatsvinden en de proportionaliteit van deze verwerkingen. Hierbij zijn de verwerkingen die gedaan worden als gevolg van de Wet MERK (zoals de basiserkenning) en het Besluit erkenningen wegverkeer buiten beschouwing gelaten.

Verwerkingen

Binnen het erkenningenstelsel wordt gebruik gemaakt van persoonsgegevens, waaronder bijzondere persoonsgegevens en het persoonlijk identificatienummer. Zo moet een erkend bedrijf bij de aanvraag van een RDW-erkenning zakelijke persoonsgegevens en NAW-gegevens afgeven. Ook moet daarbij het burgerservicenummer worden opgegeven. Dit wordt door de RDW gebruikt om bevoegde personen en personen die een erkenning aanvragen aan de juiste gegevens te koppelen. Zo moet een bevoegd persoon gekoppeld worden aan een DigiD-account om in te kunnen loggen op een persoonlijke pagina. Bij de aanvraag worden de volgende gegevens verwerkt:

  • NAW-gegevens

  • Telefoonnummer

  • E-mailadres

  • BSN

  • Pasfoto (bevoegde personen)

  • Handtekening

  • Geboortedatum

  • Bankrekeningnummer

  • Keuringsinstantienummer

  • Bedrijfsnummer

  • Dienstenpasnummer

  • Bevoegdheidspasnummer (bevoegde personen)

Deze gegevens zijn noodzakelijk om de erkenningen af te kunnen geven en uit te kunnen voeren. Communicatie zonder deze gegevens is niet mogelijk.

Daarnaast moeten bevoegde personen een pasfoto aanleveren voor hun bevoegdheidspas. Dit is een bijzonder persoonsgegeven. Hiervoor geldt echter een zwaarwegend algemeen belang. In de context van de bevoegdheidspas is het namelijk noodzakelijk voor een bevoegd persoon om aan te kunnen tonen dat hij handelt vanuit een aan hem toegekende wettelijke bevoegdheid. Omdat deze bevoegdheid persoonsgebonden is, wordt de foto gebruikt op de pas.

Erkende bedrijven tenaamstellen voertuigen vanuit bedrijfsvoorraad en tenaamstellen voertuigen voor derden moeten bij een tenaamstelling of een schorsing naast persoonsgegevens ook het rijbewijsnummer invoeren. Dit is nodig om in het kentekenregister

Ook moeten erkende bedrijven soms informatie over hun klanten bewaren, zoals een verklaring waaruit blijkt dat een persoon (of een door de persoon tekenbevoegde gemachtigde) gemachtigd is om een voertuig tenaam te stellen. Hiervoor zijn zakelijke gegevens en NAW-gegevens noodzakelijk.

Ter bescherming van de kwaliteit van bevoegde personen vinden voor de bevoegdheden examens plaats. Voor het afnemen van deze examens worden NAW-gegevens van de bevoegde personen uitgewisseld tussen de RDW en het exameninstituut.

In sommige gevallen moet een erkend bedrijf een proces-verbaal van diefstal bewaren. Dit om bijvoorbeeld aan te tonen dat er geen kentekenplaten op een voertuig dat ter export is gegaan zaten. Op dit proces-verbaal kunnen persoonsgegevens staan.

Verwerkingsverantwoordlijkheid

Voor zover het erkende bedrijf persoonsgegevens uitvoert vanuit zijn wettelijke taak uitvoert is hij zelfstandig verwerkingsverantwoordelijke. De RDW is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen die daar plaatsvinden.

Risico’s

Er zijn meerdere risico’s geconstateerd gerelateerd aan de persoonsverwerkingen. Zo zou het kunnen dat erkenninghouders persoonsgegevens gebruiken voor andere doelen dan ze bedoeld zijn. Om hierop te kunnen handhaven is een bepaling opgenomen dat dit niet toegestaan is.

Ook zou het kunnen dat erkenninghouders gegevens te lang bewaren. Hierop wordt toezicht gehouden door de RDW. Daarnaast zou een erkend bedrijf bewust of onbewust verkeerde mutaties in het kentekenregister kunnen maken, waardoor de kwaliteit van de data achteruitgaat. Er zijn meerdere maatregelen die dit tegen proberen te gaan. Ook zou er onduidelijkheid kunnen zijn voor betrokkenen bij wie men moet zijn om diens rechten uit te oefenen, of datalekken te melden. Hiervoor moeten afspraken gemaakt worden tussen de RDW en erkende bedrijven. Daarnaast zijn zij beiden zelf verantwoordelijk voor het inrichten van een proces van melden van datalekken.

Wetgevingstoets Autoriteit Persoonsgevens

De Autoriteit Persoonsgegevens had als enige opmerking op de versie die ter advisering is voorgelegd dat bovenstaande paragraaf de inhoud van de DPIA uitgebreider zou moeten reflecteren. Dat advies is verwerkt in bovenstaande tekst.

Artikelsgewijze deel

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn aanvullend op de Wvw 1994 en Wet MERK en het BEW nog enkele begripsbepalingen opgenomen.

HOOFDSTUK 2. BASISERKENNING

Artikel 2. Inschrijving handelsregister

Een erkend bedrijf moet in Nederland gevestigd zijn. Dit wordt gecontroleerd middels een uittreksel van het handelsregister. Deze eis is noodzakelijk omdat toezichthouders van de RDW alleen binnen de Nederlandse jurisdictie hun wettelijke taken uit kunnen voeren. Deze eis geldt echter niet voor de erkenning Foliefabrikant en de erkenning Lamineerder. Dit omdat de markten voor de diensten en producten die voor deze erkenning nodig zijn internationaal van aard zijn. Buitenlandse bedrijven zonder vestiging in Nederland hebben geen inschrijving in het Nederlandse handelsregister. Om te kunnen controleren dat het bedrijf legitiem opereert wordt een uittreksel van het handelsregister in het land van vestiging gevraagd. De kwaliteitscontroles die onderdeel zijn van het toezicht op deze bedrijven kunnen ook vanuit Nederland plaatsvinden.

Artikel 3. Termijn overleggen VOG

In de Wegenverkeerswet 1994, artikel 4auc, tweede lid, is geregeld dat erkende bedrijven elke drie jaar een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) moeten overleggen. Daarbovenop krijgt de RDW de mogelijkheid om in drie gevallen een nieuwe VOG aan te vragen. Ten eerste in het geval van een rechterlijke veroordeling van het erkende bedrijf of van personen in het bestuur van het erkende bedrijf. Ten tweede in het geval van wisseling van het bestuur bij het erkende bedrijf. Dit om te voorkomen dat een bedrijf opgericht wordt door personen die wel een VOG kunnen overleggen die het bedrijf na het aanleveren van de VOG bij de RDW overdoen aan bestuurders die geen VOG kunnen overleggen om zo deze eis te omzeilen. Ten derde bij signalen die de RDW ontvangt over mogelijke strafbare feiten door het erkende bedrijf of door bestuurders van het erkende bedrijf. Dit kan gaan om een krantenbericht of een melding van een overheidsinstantie die leiden tot een vermoeden dat er door het erkende bedrijf strafbare feiten zijn begaan die van belang kunnen zijn voor het uitvoeren van de erkenning. Het is hierbij de bedoeling dat het gaat om betrouwbare signalen.

HOOFDSTUK 3. ERKENNINGEN VOOR SPECIFIEKE HANDELINGEN

§ 3.1 Algemeen
Artikel 4 Bedrijfsgegevens

Het eerste lid regelt dat de bedrijven onder het erkenningenstelsel in Nederland gevestigd zijn. Dit is van belang voor het uit kunnen voeren van toereikend toezicht, zoals bedrijfsbezoeken en controles, onder een geldige Algemene wet bestuursrecht.

Het tweede lid maakt voor bepaalde erkenningen een uitzondering. Dit geldt voor de erkenningen foliefabrikant, lamineerder en wijziging goedkeuring voertuigen. Dit omdat de markten waar deze bedrijven in functioneren zwaar geïnternationaliseerd zijn. Het toezicht voor deze erkenningen kan voldoende uitgevoerd worden ondanks de hierbovengenoemde beperkingen.

Het derde lid verplicht erkende bedrijven wanneer er een wijziging in de bedrijfsgegevens of bedrijfsactiviteiten ontstaat dit te melden aan de RDW. Het is belangrijk voor de RDW om te weten wanneer een erkend bedrijf nieuwe bedrijfsactiviteiten ontplooit. Dit kan namelijk als gevolg hebben dat een erkend bedrijf niet meer aan de eisen aan de erkenning voldoet, met de mogelijke gevolgen van dien.

Waar in dit artikel ‘vestiging’ wordt gebruikt wordt ook een productieplaats of een keuringsplaats bedoeld.

Artikel 5. Kenbaarheid erkende bedrijf

Burgers moeten een manier hebben om te weten of een bedrijf handelt met een erkenning van de RDW. Voor de meeste erkenningen ontvangen erkende bedrijven momenteel van de RDW een combinatie van een metalen schildje en stickers die bevestigd moet worden aan de buitenkant van het bedrijf. Dit is echter niet altijd actueel. Daarom heeft de RDW ook een website waarop altijd gezien kan worden welk erkend bedrijf welke specifieke erkenningen heeft. Om flexibiliteit in te bouwen in de manier waarop erkende bedrijven hun status als erkend bedrijf kenbaar moeten en kunnen maken, is de manier waarop dit moet gebeuren gedelegeerd naar een beleidsregel van de RDW.

Artikel 6. Communicatie langs elektronische weg

Het eerste en tweede lid van het artikel schrijven voor dat alle handelingen in het kader van de erkenningen en bevoegdheden waarbij communicatie met de RDW nodig is verloopt via elektronische weg en met gebruikt van authenticatiemiddelen die voorgeschreven zijn door de RDW. Dit gebeurt bijvoorbeeld via applicaties van de RDW zelf of via een provider die de verbinding legt tussen de erkende bedrijven en de RDW. De authenticatiemiddelen zijn bijvoorbeeld een digitaal certificaat van de RDW. Dit betekent overigens dus niet dat erkende bedrijven handelingen die niet zijn voorgeschreven in de erkenning niet op een andere manier mogen communiceren. Zo mag een erkend bedrijf een klacht aan de RDW gewoon via de mail of via de post verzenden

Om ervoor te zorgen dat het erkende bedrijf verantwoordelijkheid neemt voor het beschermen van de authenticatiemiddelen die gebruikt worden voor communicatie met de RDW is het derde lid opgenomen. Een erkend bedrijf kan zich niet aan verantwoordelijkheid onttrekken wanneer er met behulp van de hem toebehorende authenticatiemiddelen handelingen zijn uitgevoerd die onrechtmatig zijn.

Het vierde lid maakt het eerste lid ook van toepassing op bevoegde personen.

Artikel 7. Correctiemelding

Wanneer een erkend bedrijf een fout constateert in een handeling die door het erkende bedrijf is uitgevoerd, bijvoorbeeld wanneer blijkt dat het verkeerde voertuig is afgemeld voor de APK, is het erkende bedrijf verplicht dit onmiddellijk na constatering te melden. Wanneer blijkt dat dit niet is gebeurd kan de RDW hier ook op sanctioneren.

De RDW draagt zorg voor de procedures en faciliteiten voor het melden van onjuistheden.

Artikel 8. Aanvraag- en erkenningseisen

Dit artikel verduidelijkt in het eerste lid dat – hoewel de regeling onderscheid maakt in eisen aan de aanvrager en eisen en voorwaarden aan de erkenning –, de RDW al bij de aanvraag mag toetsen of aan de eisen en voorwaarden aan de erkenning kan worden voldaan. Zo mag de RDW al bij het behandelen van de aanvraag toetsen of de juiste apparatuur aanwezig is. Daarnaast wordt in het tweede lid verduidelijkt dat er ook bij voortduring worden voldaan aan de aanvraageisen. Wanneer een erkend bedrijf bijvoorbeeld niet meer over het juiste terrein kan beschikken ten opzichte van tijdens de aanvraag kan daarop gehandhaafd worden.

§ 3.2 Erkenning bedrijfsvoorraad
Artikel 9. Aanvrager

In het eerste lid van artikel 9 wordt geregeld dat de erkenning bedrijfsvoorraad door de Dienst Wegverkeer afgegeven kan worden aan drie groepen organisaties. De eerste zijn de voertuigbedrijven die bedrijfsmatig voertuigen in- en verkopen, fabriceren of de voertuigen bedrijfsmatig beheren. Onder bedrijfsmatig beheer valt onder meer lease, verhuur en wagenparkbeheer. Consignatie valt niet onder bedrijfsmatig beheer en is niet toegestaan omdat het erkende bedrijf geen eigendom heeft over het voertuig. De tweede groep betreft verzekeringsmaatschappijen die een gestolen voertuig in de bedrijfsvoorraad opnemen wanneer ze een vergoeding hebben uitgekeerd op dat voertuig. De derde groep betreft organisaties die na in beslagname van een voertuig, deze in hun bedrijfsvoorraad plaatsen zoals Domeinen Roerende Zaken van het Ministerie van Financiën. In het nieuwe erkenningenstelsel zijn daar gemeenten en waterschappen aan toegevoegd.

Het tweede lid stelt specifiek regels voor verzekeringsmaatschappijen in relatie tot een erkenning bedrijfsvoorraad. Verzekeringsmaatschappijen kunnen een erkenning bedrijfsvoorraad aanvragen ten behoeve van de gestolen voertuigen waarop een vergoeding is uitgekeerd. De verzekeringsmaatschappij moet hiervoor een vergunning hebben van de Nederlandsche Bank met betrekking tot het uitoefenen van levensverzekeraar of schadeverzekeraar.

Volgens het derde lid moet een erkend bedrijf beschikken over één of meerdere terreinen waarop de voertuigen die in de bedrijfsvoorraad zijn opgenomen gestald kunnen worden. De terreinen mogen geen onderdeel zijn van de ‘weg’ zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994. Een voertuig dat in de bedrijfsvoorraad is opgenomen mag zich namelijk niet op de weg bevinden, tenzij het is voorzien van een aan het erkende bedrijf afgegeven handelaarskenteken. Dit om te voorkomen dat voertuigen enkel in de bedrijfsvoorraad worden opgenomen om onder de voertuigverplichtingen uit te komen. In de praktijk betekent dit onder meer dat de voertuigen op een afgesloten terrein moeten staan. Ook mogen ze op de oprit staan van het bedrijf wanneer deze is gevestigd op het woonadres van het erkende bedrijf.

Artikel 10. Eisen en voorwaarden erkenning

In artikel 10 worden de eisen en voorwaarden beschreven die aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad worden gesteld.

Volgens het eerste lid mogen voertuigen bestemd voor demontage alleen in de bedrijfsvoorraad worden opgenomen wanneer het gaat om bromfietsen, en dan alleen gedurende maximaal vier aaneengesloten weken. De afgelopen jaren is gewerkt aan een landelijk dekkend systeem voor afvalinzameling en -verwerking van bromfietsen waardoor laagdrempelig bromfietsen ingeleverd kunnen worden bij een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad ten behoeve van demontage bij een erkend demontagebedrijf. Deze bromfietsen worden vervolgens periodiek opgehaald bij dit erkende bedrijf bedrijfsvoorraad (vaak rijwielhandelaren) door demontagebedrijven die gespecialiseerd zijn in de demontage van bromfietsen. Om het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad de mogelijkheid te geven om de bromfietsen in te nemen en de laatste eigenaar te vrijwaren zonder dat daarmee direct het erkende bedrijf verzekeringsplichtig wordt, is in de regeling opgenomen dat het erkende bedrijf bromfietsen die bestemd zijn voor demontage vanaf dat moment gedurende maximaal 4 weken in zijn bedrijfsvoorraad mogen staan.

In het tweede lid staan eisen opgenomen voor de kentekenplaten van voertuigen die in de bedrijfsvoorraad zijn opgenomen. Voertuigen die in de bedrijfsvoorraad staan dienen voorzien te zijn van kentekenplaten zodat het toezicht door de RDW op het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad effectief uitgevoerd kan worden. Bij de opname in bedrijfsvoorraad moeten de bijbehorende kentekenplaten dus al aanwezig zijn. Op deze regel gelden twee uitzonderingen die ten behoeve van administratieve lastenverlichting in het nieuwe erkenningenstelsel zijn opgenomen.

De eerste uitzondering betreft schadevoertuigen die op grond daarvan een verbod voor rijden op de weg opgelegd hebben gekregen. De definitie van een schadevoertuig is opgenomen in de Regeling voertuigen. Wanneer voertuigen zwaar beschadigd zijn, zijn niet altijd alle kentekenplaten meer aanwezig. Deze voertuigen worden door verzekeraars verkocht aan schadevoertuighandelaren die de voertuigen vervolgens vaak exporteren naar het buitenland. Met deze uitzondering wordt voorkomen dat het erkende bedrijf nieuwe kentekenplaten moet laten maken alvorens het voertuig op te kunnen nemen in bedrijfsvoorraad, waarna deze nieuwe kentekenplaten bij de export van het voertuig weer vernietigd moeten worden.

De tweede uitzondering betreft gebruikte voertuigen die geïmporteerd zijn door het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad uit het buitenland. Wanneer de RDW overgaat tot inschrijving van zo’n voertuig, wordt het afgegeven kenteken gecommuniceerd aan het erkende bedrijf en tegelijkertijd wordt het voertuig in zijn bedrijfsvoorraad gezet. Op dat moment kunnen er geen kentekenplaten aanwezig zijn. Het erkende bedrijf krijgt drie dagen de tijd om de kentekenplaten voor deze voertuigen aan te laten maken.

Erkende bedrijven bedrijfsvoorraad waaronder schadevoertuighandelaren en leasemaatschappijen worden soms geconfronteerd met voertuigen die voorzien zijn van lichtblauwe kentekenplaten. Omdat de voertuigen niet meer ingezet worden als taxi, mogen ze deze lichtblauwe kentekenplaten niet dragen. Het is eigenlijk de verantwoordelijkheid van de vorige tenaamgestelde om de taxiplaten om te wisselen voor gele of donkerblauwe kentekenplaten. In de praktijk is gebleken dat dit vaak niet gebeurt en lastig te handhaven is. Het erkende bedrijf krijgt een plicht om de lichtblauwe platen om te wisselen voor gele of donkerblauwe kentekenplaten wanneer het voertuig ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad, bijvoorbeeld omdat het verkocht wordt. Dit om erkende bedrijven toch de mogelijkheid te geven om het voertuig in de bedrijfsvoorraad op te nemen terwijl gewaarborgd wordt dat er geen ongeldige taxiplaten op de weg komen.

In de situatie voor de inwerkingtreding van het nieuwe erkenningenstelsel was het alleen toegestaan om voertuigen met gele of donderblauwe historische kentekenplaten in de bedrijfsvoorraad op te nemen. Dit leidde tot problemen omdat de laatste eigenaar niet gevrijwaard kon worden voordat de kentekenplaten omgewisseld waren. Het gevolg was allerlei extra handelingen voorafgaand aan de opname in bedrijfsvoorraad wat leidde tot een extra administratieve last. Het risico van het feit dat er in het nieuwe stelsel meer lichtblauwe kentekenplaten zonder taxivergunning in bedrijfsvoorraden staan wordt als beperkt beschouwd.

Volgens het derde lid geldt de erkenning alleen voor de vestigingen die in de aanvraag voor de erkenning zijn opgegeven en waarvoor de erkenning is verschaft. Elke vestiging krijgt dan een zogenaamde deelerkenning met een eigen registratienummer bij de RDW.

Het vierde lid stelt dat erkende bedrijf ervoor zorgen dat de voertuigen in diens bedrijfsvoorraad geen gebruik maken van de weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 tenzij de voertuigen zijn voorzien van een aan het bedrijf opgegeven handelaarskenteken. Dit geldt ook voor:

  • 1. de voertuigen op diens terrein die nog niet zijn ingeschreven en waarvoor geen kenteken is uitgegeven door de RDW en;

  • 2. voor de voertuigen die wel zijn ingeschreven maar nog nooit zijn tenaamgesteld.

Het vijfde lid stelt regels over de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf in het geval van een intrekking van de erkeninning voor onbepaalde tijd. Voor een voertuig in de bedrijfsvoorraad hoeft geen belasting betaald te worden en geldt geen APK-plicht. Wanneer de erkenning bedrijfsvoorraad op verzoek van het erkende bedrijf of door de RDW voor onbepaalde tijd wordt ingetrokken, houden de voertuigen die nog in de bedrijfsvoorraad staan, op te behoren tot de bedrijfsvoorraad. Bij een intrekking van de erkenning bedrijfsvoorraad voor bepaalde tijd door de RDW blijven de voertuigen wel behoren tot de bedrijfsvoorraad. Wanneer de voertuigen ophouden te behoren tot de bedrijfsvoorraad komt het voertuig ambtshalve op naam van de natuurlijk- of rechtspersoon aan wie de erkenning bedrijfsvoorraad was afgegeven. Wanneer deze niet meer bestaat of zich in het buitenland heeft gevestigd, gaat de RDW over tot ambtshalve verval van de tenaamstelling. Het bedrijf waarvan de erkenning is ingetrokken krijgt de kans om de voertuigen zelf over te schrijven.

In de praktijk constateerde de RDW dat voertuigen jaren na einde van de erkenning nog in de bedrijfsvoorraad bleven staan zonder dat de RDW zicht heeft op deze voorraad en het überhaupt zeker was dat deze voertuigen nog bestonden. Ter voorkoming hiervan is deze bepaling toegevoegd aan de erkenning bedrijfsvoorraad.

Het zesde lid stelt regels over de tenaamstelling van een voertuig bij overdracht uit een importeursvoorraad. Wanneer op aanvraag van een erkend bedrijf inschrijven zonder onderzoek, erkend bedrijf inschrijven met onderzoek of erkend bedrijf bedrijfsvoorraad een nieuw en ongebruikt voertuig wordt ingeschreven, krijgt het voertuig een kenteken maar wordt nog niet tenaamgesteld. Het voertuig wordt opgenomen in de importeursvoorraad.

De importeur is verantwoordelijk voor het voertuig en moet er voor zorgen dat het voertuig wordt tenaamgesteld als het voertuig wordt verkocht. Deze tenaamstellingsverplichting ten aanzien van dit voertuig kan overgaan van de importeur (erkend bedrijf inschrijven zonder onderzoek, erkend bedrijf inschrijven met onderzoek of erkend bedrijf bedrijfsvoorraad) aan een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad die het op zijn beurt ook weer kan overdragen aan een andere erkend bedrijf bedrijfsvoorraad. Zo wordt met ingang van het nieuwe erkenningenstelsel voorkomen dat de importeur tot het moment van tenaamstelling verantwoordelijk is voor het voertuig terwijl deze al lang uit zijn zicht kan zijn.

Volgens het zevende lid is een erkend bedrijf verplicht om ervoor te zorgen dat een voertuig wordt tenaamgesteld, wanneer een voertuig verkocht, geleased of verhuurd wordt. Door deze tenaamstelling kan de tenaamgestelde zich met het voertuig begeven op de weg. Deze tenaamstelling kan ook op de naam van de natuurlijke of rechtspersoon zijn die het voertuig in de bedrijfsvoorraad had zelf. Om verwarring te voorkomen wordt daarom gesproken van ‘ophouden te behoren tot de bedrijfsvoorraad’.

Het achtste lid houdt verband met de verplichting voor een erkend bedrijf uit het Besluit voertuigen om tellerstanden op te geven. Via dit lid kan het erkende bedrijf erop aangesproken worden wanneer dit niet gebeurt.

§ 3.3 Erkenning tenaamstellen voertuigen voor derden
Artikel 11. Aanvrager

De aanvrager van een erkenning tenaamstellen voor derden dient een zekerheid aan de RDW te stellen met betrekking tot af te dragen leges. De zekerheidstelling is gewenst omdat juist binnen deze erkenning de volumes en de daarmee gemoeide bedragen hoog zijn. De zekerheidstelling voorkomt dat het financiële risico bij de RDW komt te liggen.

Artikel 12. Eisen en voorwaarden aan de erkenning

Volgens het eerste lid verzorgt een erkend bedrijf tenaamstellen voertuigen voor derden een landelijk dekkend stelsel van tenaamstellingsloketten. Daardoor heeft aanvrager altijd de mogelijkheid heeft om in zijn eigen gemeente een voertuig op naam te zetten, een voertuig te schorsen of te ontschorsen. Omdat door toenemende digitalisering het aantal transacties bij de tenaamstellingsloketten dalende is, is om bedrijfseconomische redenen binnen het nieuwe erkenningenstelsel de eis met betrekking tot de landelijke dekking bijgesteld van 100% naar 90% na twee  jaar. Om rekening te houden met de mogelijk noodzakelijke ingroei van bedrijven kan bij aanvraag worden volstaan met een dekking van 80%.

Volgens het tweede lid dient het erkende bedrijf een kwaliteitsmanagementsysteem in te richten als borging voor de kwaliteit van de dienstverlening. De wijze waarop het erkende bedrijf het kwaliteitsmanagementsysteem heeftgeïmplementeerd, wordt omschreven in een kwaliteitshandboek. Uit dit handboek dient te blijken welke maatregelen de aanvrager neemt ter waarborging van de privacy van de burger, de beschikbaarheid van de te verlenen diensten voor de burger, de bescherming van de zuiverheid van het kentekenregister en het voorkomen van fouten door het personeel dat de diensten daadwerkelijk uitvoert. Het bevat tevens een beschrijving van de wijze waarop de interne opleiding wordt verzorgd alsmede de wijze waarop wordt vastgelegd welke medewerker een tenaamstelling of schorsing heeft verzorgd.

Op basis van het derde lid moeten wijzigingen in het kwaliteitshandboek die relevant zijn voor de erkenning, worden doorgegeven aan de RDW, zodat de RDW kan toetsen of het erkend bedrijf nog aan de eisen voldoet.

Het vierde lid stelt minimale eisen aan de openingstijden die binnen deze minimumeisen door het erkende bedrijf zelf mogen worden vastgesteld.

Het vijfde lid stelt dat veiligheidsincidenten, met betrekking tot digitale communicatie, zoals security incidenten of datalekken die verband kunnen houden met de erkenning, onmiddellijk moeten worden gemeld aan de RDW.

Volgens het zesde lid mogen tenaamstellings-en schorsinggegevens die het erkende bedrijf verwerkt dan wel waarin het inzage heeft, niet worden gebruikt voor andere doeleinde dan de tenaamstelling en de schorsing van voertuigen. Door opname van deze bepaling kan een erkend bedrijf worden gesanctioneerd door de RDW als het zich niet aan deze voorwaarde houdt.

Het zevende lid stelt regels over de unieke identificatie van de medewerkers van een erkend bedrijf op hun werkplek en de vereiste beveiligingsniveaus bij een aanvraag van een tenaamstelling of een schorsing. Om de tenaamstellings- en schorsingshandelingen uit te mogen voeren, moet de medewerker zich authentiseren, zodat onbevoegden deze handelingen niet kunnen uitvoeren en inzichtelijk is wie een transactie heeft uitgevoerd. De gegevens van de medewerker hoeven niet doorgegeven te worden aan de RDW.

Het achtste lid bepaalt dat bij een tenaamstellings- of schorsingshandeling informatie aan de RDW dient te worden verstrekt over het loket waar deze handeling plaatsvond. Deze informatie is relevant vanwege rechtszekerheid en fraudebestrijding. De erkenninghouder dient dan ook per transactie de locatie door te geven waar deze heeft plaatsgevonden.

Op basis van het negende lid dient personeel van een erkend bedrijf voldoende kennis te hebben over de identiteitsvaststelling van een klant (tenaamgestelde of toekomstig tenaamstgestelde) en documentherkenning. Het erkende bedrijf dient er dan ook voor te zorgen dat de medewerkers die de handelingen uit voeren hierin voldoende zijn opgeleid.

Het tiende lid van dit artikel regelt dat het erkende bedrijf richtlijnen heeft met betrekking tot het gebruik van de applicatie, wachtwoorden, melding van veiligheidsincidenten en vernietiging van documenten zodat het risico op lekken van gegevens zoveel mogelijk wordt beperkt.

Het elfde lid bepaalt dat bij elk loket zichtbaar dient te zijn dat bij dat loket tenaamstellingen en schorsingen van voertuigen kunnen worden aangevraagd. Deze regel is van belang omdat op de loketten de daadwerkelijke tenaamstellings- of schorsingshandeling plaatsvindt en het erkende bedrijf zelf centraal is gesitueerd in het land. Ook vormt het artikellid een uitzondering op de hoofdregel dat een erkenning alleen vanaf het adres van het erkende bedrijf mag worden uitgevoerd. De erkenning tenaamstellen voertuigen voor derden mag worden uitgevoerd vanaf alle loketten van het erkende bedrijf.

Artikel 13. Rapport van de registeraccountant

Hoewel de RDW op basis van bijvoorbeeld een klacht het erkende bedrijf kan bezoeken, zal het toezicht in de eerste plaats vooral administratief plaatsvinden. Hiertoe dient het erkende bedrijf jaarlijks aan de RDW te rapporteren in de vorm van een accountantsverklaring. Deze eis beperkt de kosten van het toezicht op het grote aantal vestigingen van het erkende bedrijf.

§ 3.4 Erkenning tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad
Artikel 14. Aanvrager

Artikel 14 regelt dat de erkenning tenaamstellen voertuigen bedrijfsvoorraad of importeursvoorraad alleen verleend worden aan ondernemingen die handelsactiveiten met voertuigen verrichten.

Artikel 15. Eisen en voorwaarden aan de erkenning

In het eerste en tweede lid wordt beschreven dat de aanvraag voor een tenaamstelling bij de RDW door de erkenninghouder namens een natuurlijk persoon ingediend wordt door middel van een verklaring. De erkenninghouder identificeert de natuurlijk persoon die het voertuig op naam wil hebben en maakt vervolgens deze verklaring op, met behulp van de gegevens op het legitimatiedocument. Met de ingang van het nieuwe erkenningenstelsel kan bij een erkend bedrijf alleen maar het Nederlandse rijbewijs gebruikt worden voor legitimatie omdat de legitimatiegegevens gebruikt worden om de verklaring op te maken. Bij een identiteitskaart en paspoort is hiervoor het burgerservicenummer nodig. Voor het verwerken van het burgerservicenummer door de erkenninghouder is geen grondslag gebleken. De verklaring kan zowel fysiek als digitaal, via DigiD, ondertekend worden.

In het derde en vierde lid wordt beschreven dat de aanvraag voor een tenaamstelling bij de RDW door de erkenninghouder namens een rechtspersoon ingediend wordt door middel van een machtiging. De erkenninghouder identificeert de tekenbevoegde of diens gemachtigde van de rechtspersoon die het voertuig op naam wil hebben. Verder wordt de inhoud van de machtiging met ingang van het nieuwe erkenningenstelsel geregeld in dit artikel geregeld en niet meer in het Kentekenreglement.

Het vijfde lid bepaalt dat wanneer een erkend bedrijf een voertuig vanuit de eigen bedrijfsvoorraad op de eigen naam wil zetten zonder de registratie bedrijfsvoorraad, dan is het niet nodig om een identiteitscontrole te doen of een verklaring op te maken. Dit is bijvoorbeeld aan de orde wanneer het erkende bedrijf met het voertuig op de weg wil rijden. Het erkende bedrijf zou zonder deze bepaling zijn eigen identiteit moeten controleren, terwijl dat niet nuttig wordt geacht.

Het zesde lid bepaalt dat wanneer de tenaamstelling afwijkt van de machtiging, het erkende bedrijf dit onmiddellijk meldt bij de RDW zodat hierop actie ondernomen kan worden.

Volgens het achtste lid moet een erkend bedrijf beschikken over een afsluitbare voorziening waarin het bedrijf de ondertekende machtigingen en verklaringen bewaart. Wanneer er sprake is van een betwisting van de tenaamstelling, kan de RDW controleren of de machtiging of verklaring is ondertekend en of de aanvraag tot tenaamstelling met instemming van de tenaamgestelde is uitgevoerd. De digitaal ondertekende machtigingen hoeven niet bewaard te worden, omdat de RDW het akkoord van de persoon die het voertuig op naam krijgt, al digitaal heeft ontvangen.

Het negende lid bepaalt dat het erkende bedrijf ervoor zorgt dat het personeel dat betrokken is bij de tenaamstelling een opleidingsmodule van de Dienst Wegverkeer met betrekking tot identiteitsvaststelling en documentherkenning heeft gevolgd.

Het tiende lid stelt dat de ondertekende verklaringen en machtigingen moeten worden bewaard, zodat achteraf gecontroleerd kan worden of de tenaamgestelde ook de verklaring of machtiging had ondertekend. Daarnaast bevatten de documenten gevoelige informatie en moeten daarom in een afgesloten voorziening worden bewaard gedurende minimaal één jaar en maximaal twee jaar. Daarna moeten ze worden vernietigd. De bewaarplicht geldt alleen voor de documenten die fysiek zijn ondertekend.

Het elfde lid bepaalt dat het erkende bedrijf uitsluitend de gegevens die het verwerkt op basis van dit artikel, gebruikt voor de tenaamstelling van voertuigen. Het erkende bedrijf komt in aanraking met de tenaamstellingsgegevens van een voertuig. Deze informatie mag hij voor geen enkel ander doeleinde, zoals marketing, gebruiken dan voor de tenaamstelling. Deze bepaling stelt de RDW in staat om binnen het erkenningenstelsel te kunnen sanctioneren wanneer er sprake is van misbruik van gegevens.

Op basis van het twaalfde lid moet het erkende bedrijf veiligheidsincidenten rondom de digitale communicatie bij de Dienst Wegverkeer melden. Onder veiligheidsincidenten vallen onder andere cyber security incidenten of datalekken.

Het dertiende lid houdt verband met de verplichting voor een erkend bedrijf uit het Besluit voertuigen om tellerstanden op te geven. Via dit lid kan het erkende bedrijf erop aangesproken worden wanneer dit niet gebeurt.

§ 3.5 Erkenning inschrijven zonder onderzoek
Artikel 16. Aanvrager

In artikel 16 worden de eisen aan de aanvrager van de erkenning inschrijven zonder onderzoek beschreven. Het eerste lid regelt dat de erkenning inschrijven zonder onderzoek alleen verleend wordt aan ondernemingen die bedrijfsmatig nieuwe en ongebruikte voertuigen fabriceren of invoeren.

Conform het tweede lid moet een erkend bedrijf beschikken over één of meerdere terreinen waarop de voertuigen die nog niet zijn ingeschreven en waarvoor geen kenteken is uitgegeven door de RDW en de voertuigen die wel zijn ingeschreven maar nog nooit zijn tenaamgesteld, gestald kunnen worden. De terreinen mogen geen onderdeel zijn van de ‘weg’ zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994. In de praktijk betekent dit onder meer dat de voertuigen op een afgesloten terrein moeten staan. Ook mogen ze op de oprit staan van het bedrijf wanneer deze is gevestigd op het woonadres van het erkende bedrijf.

Artikel 17. Eisen en voorwaarden aan erkenning

In artikel 17 zijn de eisen en voorwaarden opgenomen die gelden voor de erkenning inschrijven zonder onderzoek. Voorwaardelijk voor de inschrijving van een voertuig is volgens het eerste lid dat conform artikel 49, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, de ter zake van het voertuig verschuldigde afvalbeheerbijdrage en belastingen en rechten zijn voldaan. Omdat er geen afzonderlijke controle is op het voldoen van de afvalbeheerbijdrage en de belastingen moet dit op voorhand al zijn geregeld. Het erkende bedrijf moet in het bezit zijn van een zogenoemde artikel 8-vergunning (op basis van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992), die betrekking heeft op de afdracht van de op het voertuig verschuldigde BPM. Als deze vergunning wordt ingetrokken, wordt de erkenning ook ingetrokken. Tevens moet een overeenkomst zijn gesloten met betrekking tot de afdracht van de afvalbeheerbijdrage. Tijdens de inschrijving moet desbetreffende overeenkomst geldig zijn.

Het tweede lid stelt regels over de tenaamstelling van een voertuig uit de importeursvoorraad van een erkend bedrijf. Wanneer op aanvraag van een erkend bedrijf inschrijven zonder onderzoek, erkend bedrijf inschrijven met onderzoek of erkend bedrijf bedrijfsvoorraad een nieuw en ongebruikt voertuig wordt ingeschreven, krijgt het voertuig een kenteken, maar wordt nog niet tenaamgesteld. Het voertuig wordt opgenomen in de importeursvoorraad. De importeur is verantwoordelijk voor het voertuig en moet er voor zorgen dat het voertuig wordt tenaamgesteld als het voertuig wordt verkocht. Deze tenaamstellingsverplichting ten aanzien van dit voertuig gaat bij overdracht van het voertuig mee over van de importeur (erkend bedrijf inschrijven zonder onderzoek, erkend bedrijf inschrijven met onderzoek of erkend bedrijf bedrijfsvoorraad) aan een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad, die het op zijn beurt ook weer kan overdragen aan een ander erkend bedrijf bedrijfsvoorraad. Zo wordt met ingang van het nieuwe erkenningenstelsel voorkomen dat de importeur tot het moment van tenaamstelling verantwoordelijk is voor het voertuig terwijl deze al lang uit zijn zicht kan zijn.

Het derde lid stelt regels over de voertuigen die mogen worden ingeschreven onder de erkenning inschrijven zonder onderzoek. Omdat er bij deze erkenning geen afzonderlijk onderzoek plaatsvindt op het voertuig en de indiening en afhandeling van de aanvraag in grote mate is gedigitaliseerd, geldt deze erkenning voor een beperkte groep voertuigen. Binnen de erkenning mag alleen een aanvraag worden ingediend voor nieuwe voertuigen. Dit zijn voertuigen die nieuw en ongebruikt zijn en niet eerder, waar ook ter wereld, zijn ingeschreven. Ook moeten de voertuigen een geldige nationale of Europese goedkeuring hebben en volledig zijn afgebouwd conform typegoedkeuring.

Omdat het hebben van deze erkenning belangrijke verplichtingen ten aanzien van de belastingbetaling met zicht meebrengt, regelt het vierde lid dat een erkend bedrijf aangesproken kan worden wanneer blijkt dat het hier niet aan voldoet. Het vijfde lid heeft een soortgelijk doel voor de afvalbeheerbijdrage.

Het zesde lid zorgt ervoor dat de RDW voor nieuw in te schrijven voertuigen de informatie krijgt die nodig is.

Ten behoeve van de controle op de aanvragen, moet het erkende bedrijf volgens het zevende lid de voertuigen en het certificaat van overeenstemming kunnen tonen. Wanneer het voertuig is ingeschreven op basis van het digitale certificaat van overeenstemming, zoals bedoeld in de verordening 2028/858/EU, welke al in het bezit is van de RDW, hoeft deze niet overlegd te worden door de het erkende bedrijf. Dit digitale certificaat van overeenstemming wordt voor voertuigen geproduceerd vanaf 1 juli 2026 op grond van de verordening 2018/858/EU digitaal door fabrikanten afgegeven.

Volgens het achtste lid geldt de erkenning alleen voor de vestigingen die in de aanvraag voor de erkenning zijn opgegeven en waarvoor de erkenning is verschaft. Elke vestiging krijgt dan een zogenaamde deelerkenning met een eigen registratienummer bij de RDW.

Op basis van het negende lid zorgt het erkende bedrijf ervoor dat de voertuigen op diens terrein die nog niet zijn ingeschreven en waarvoor geen kenteken is uitgegeven door de RDW en de voertuigen die wel zijn ingeschreven maar nog nooit zijn tenaamgesteld, en dus in de importeursvoorraad staan geen gebruik maken van de weg, als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, tenzij de voertuigen zijn voorzien van een aan het bedrijf opgegeven handelaarskenteken.

Het tiende en elfde lid regelen dat de RDW het de juiste informatie krijgt om de inschrijving af te handelen, bijvoorbeeld voor het vullen van het kentekenregister.

§ 3.6 Erkenning inschrijven met onderzoek
Artikel 18. Aanvrager

In artikel 18 worden de eisen aan de aanvrager van de erkenning inschrijven met onderzoek beschreven. In het eerste lid wordt geregeld dat de erkenning inschrijven met onderzoek door de Dienst Wegverkeer afgegeven kan worden aan bedrijven die zich bezig houden met het bedrijfsmatig inschrijven van voertuigen. Dit kunnen bedrijven zijn die zelf voertuigen importeren of dat namens een derde doen.

Conform het tweede lid moet een erkend bedrijf beschikken over één of meerdere terreinen waarop de voertuigen die nog niet zijn ingeschreven en waarvoor geen kenteken is uitgegeven door de RDW en de voertuigen die wel zijn ingeschreven maar nog nooit zijn tenaamgesteld, gestald kunnen worden. De terreinen mogen geen onderdeel zijn van de ‘weg’ zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994. In de praktijk betekent dit onder meer dat de voertuigen op een afgesloten terrein moeten staan. Ook mogen ze op de oprit staan van het bedrijf wanneer deze is gevestigd op het woonadres van het erkende bedrijf.

Artikel 19. Eisen en voorwaarden aan erkenning

In artikel 19 worden de eisen en voorwaarden beschreven die aan het erkende bedrijf Inschrijven met onderzoek worden gesteld. Het erkende bedrijf moet volgens het eerste lid beschikken over een afsluitbare voorziening waarin het erkende bedrijf de buitenlandse kentekenbewijzen kan bewaren tot het moment dat deze opgestuurd worden naar de RDW. Dit kan bijvoorbeeld een kluis zijn die volgens de RDW voldoende brandwerend is en ook niet zomaar in zijn geheel kan worden meegenomen.

Het tweede lid stelt regels over de tenaamstelling van een voertuig uit de importeursvoorraad van een erkend bedrijf. Hierbij wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 17, tweede lid.

Ten behoeve van de juistheid van de gegevens in de aanvraag voor inschrijving, moet het erkende bedrijf volgens het derde lid op het moment van de aanvraag in het bezit zijn van het originele buitenlandse kentekenbewijs en het voertuig. Alleen zo kan het erkende bedrijf ervoor zorgen dat de gegevens in de aanvraag overeenkomen met het voertuig en het buitenlandse kentekenbewijs.

Het vierde lid stelt regels over de aanvraag voor een inschrijving van een voertuig door een erkend bedrijf. De aanvraag voor inschrijving door een erkend bedrijf verloopt langs digitale weg. Deze digitale route is ingericht voor de meest voorkomende voertuigsoorten zoals personenvoertuigen en lichte bedrijfswagens. De digitale route is niet ingericht voor inschrijvingen van voertuigsoorten die per definitie niet digitaal afgehandeld kunnen worden (omdat er bijvoorbeeld metingen uitgevoerd moeten worden) of voor voertuigsoorten waarvoor vrijwel nooit een inschrijving wordt aangevraagd.

Ten behoeve van de aanvraag voor inschrijving dienen naast voertuig- en fiscale gegevens ook foto’s aangeleverd te worden van het voertuig. Daarnaast kunnen nog andere gegevens gevraagd worden door de Dienst Wegverkeer ten behoeve van de inschrijving.

Richtlijn 1999/37/EG inzake kentekenbewijzen voor motorvoertuigen eist dat de bevoegde autoriteiten de buitenlandse kentekenbewijzen inneemt en gedurende ten minste 6 maanden bewaart. Een erkend bedrijf moet daarom vanwege de aanvraag de buitenlandse documenten sturen naar de RDW op een door de RDW te bepalen moment. Tot dat moment moeten de documenten in een afgesloten voorziening bewaard te worden. De RDW kan in sommige gevallen ook geen verzoek doen om deze documenten.

Volgens het vijfde lid geldt de erkenning alleen voor de vestigingen die in de aanvraag voor de erkenning zijn opgegeven en waarvoor de erkenning is verschaft. Elke vestiging krijgt dan een zogenaamde deelerkenning met een eigen registratienummer bij de RDW.

§ 3.7 Erkenning handelaarskenteken
Artikel 20. Aanvrager

In artikel 20 worden de eisen aan de aanvrager van de erkenning handelaarskenteken beschreven. Zo kan de erkenning handelaarskenteken door de Dienst Wegverkeer worden afgegeven aan een erkend bedrijven bedrijfsvoorraad, inschrijven zonder onderzoek en inschrijven met onderzoek. De erkenning kan ook verleend worden aan een onderneming die bedrijfsmatig voertuigen voor derden hersteld, bewerkt of gereinigd zoals bijvoorbeeld autopoetsbedrijven. Om aan te sluiten op het nieuwe erkenningenstelsel kunnen naast erkende bedrijven bedrijfsvoorraad, nu ook erkende bedrijven inschrijven zonder onderzoek en erkend bedrijven met onderzoek inschrijven met onderzoek een handelaarskenteken aanvragen. Om aan te sluiten bij de alledaagse praktijk, is toegevoegd dat ook bedrijven die voertuigen reinigen, een handelaarskenteken kunnen aanvragen. De erkenning handelaarskenteken kan tegelijkertijd aangevraagd en afgegeven worden met de erkenningen die benodigd zijn voor het hebben van de erkenning handelaarskenteken.

Artikel 21. Eisen en voorwaarden aan de erkenning

In artikel 21 staan de eisen en voorwaarden opgenomen die aan erkende bedrijven handelaarskenteken worden gesteld. Volgens het eerste lid kan een handelaarskentekenbewijs worden verstrekt voor de in de erkenning opgegeven categorieën. Het gaat hier om:

  • motorvoertuigen (lettercombinatie HA, HH, FH of HF);

  • aanhangwagens, opleggers, land- en bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingstukken (lettercombinatie OA);

  • brom- en snorfietsen (lettercombinatie HC); en

  • voor land- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid (MMBS) en mobiele machines (lettercombinatie LH).

De RDW verstrekt bij de verlening van de erkenning de handelaarskentekens van de gevraagde categorieën.

Op basis van het tweede lid kan het erkende bedrijf op aanvraag en tegen betaling meerdere handelaarskentekenbewijzen van dezelfde categorie of van een andere categorie verkrijgen als dit gewenst is.

Volgens het derde lid geldt de erkenning alleen voor de vestigingen die in de aanvraag voor de erkenning zijn opgegeven en waarvoor de erkenning is verschaft. Elke vestiging krijgt dan een zogenaamde deelerkenning met een eigen registratienummer bij de RDW.

Uit het vierde lid blijkt dat het niet is toegestaan om handelaarskentekens te gebruiken die uitgegeven zijn voor een bepaalde categorie, te gebruiken op een andere categorie voertuigen. Zo mag bijvoorbeeld een handelaarskentekenplaat voor bijzondere bromfietsen niet op een aanhangwagen worden gebruikt.

Volgens het vijfde lid moet het handelaarskentekenbewijs, om diefstal en misbruik te voorkomen, wanneer deze niet gebruikt wordt, worden bewaard in een afsluitbare voorziening. Dit kan bijvoorbeeld een kluis zijn die volgens de RDW voldoende brandwerend is en ook niet zomaar in zijn geheel kan worden meegenomen.

Op basis van het zesde lid dient een erkende bedrijf, als een handelaarskentekenbewijs of handelaarskentekenplaat is verloren of vernietigd, dit direct bij de RDW te melden, zodat het handelaarskenteken als ongeldig kan worden verklaard.

In het zevende lid wordt het erkende bedrijf verplicht om bij intrekking van de erkenning of een andersoortige ongeldigverklaring van het handelaarskenteken de platen vernietigt. Dit om te voorkomen dat deze platen onterecht in omloop komen.

Het achtste lid stelt beperkingen aan het gebruik van handelaarskentekens. Een handelaarskenteken mag alleen gebruikt worden voor voertuigen die:

  • a. nog niet zijn ingeschreven en dus geen kenteken hebben;

  • b. gekentekende nieuwe voertuigen die nog niet zijn tenaamgesteld;

  • c. behoren tot de bedrijfsvoorraad van het erkende bedrijf zelf;

  • d. ter beschikking zijn gesteld aan het erkende bedrijf ten behoeve van bewerking, reiniging of herstel om het voertuig bijvoorbeeld te testen of op te halen bij de klant.

Het negende lid verbiedt in beginsel het gebruik van een handelaarskenteken voor personen- of goederenvervoer. Het handelaarskenteken is bedoeld om met een voertuig op de weg te rijden, bijvoorbeeld voor een proefrit. Dit is ook toegestaan wanneer het erkende bedrijf in opdracht van een klant een voertuig ophaalt, aflevert of test, bijvoorbeeld na een reparatie of poetsbeurt. Het vervoeren van personen of goederen is niet toegestaan, tenzij dit noodzakelijk is voor het testen van het voertuig. Daarom bestaat de eis dat de rit niet mag eindigen op een andere locatie dan waar deze is begonnen.

Het elfde lid stelt regels over de verzekering van een handelaarskenteken. Het bijbehorende handelaarskentekenbewijs moet verzekerd zijn, zodat het voertuig WA-verzekerd is wanneer deze met een handelaarskenteken zich op de weg begeeft. Dit is een nieuwe bepaling in het nieuwe erkenningenstelsel om te voorkomen dat voertuigen onverzekerd zich op de weg begeven. Deze bepaling geldt alleen voor WA-plichtige voertuigen, dus niet voor aanhangwagen en opleggers.

Om misbruik te voorkomen wordt in het twaalfde lid gewaarborgd dat bedrijven die de erkenning niet in combinatie met andere erkenningen aanvragen in ieder geval in staat zijn om de handelingen die beschreven zijn in het Besluit uit te voeren.

Artikel 22 Verstrekken handelaarskentekens

Artikel 22 stelt regels voor het maximumaantal handelaarskentekenplaten dat mag worden verstrekt per handelaarskenteken. Het uitgangspunt is dat het erkende bedrijf bij een handelaarskenteken niet meer kentekenplaten heeft dan hij bij gebruik op één voertuig normaliter nodig zou hebben. Op basis van het eerste lid geldt dat een erkend bedrijf per handelaarskenteken voor motorvoertuigen maximaal 5 handelaarskentekenplaten mag hebben, in maximaal drie van de volgende categorieën:

  • max. 2 platen van het model 27.11, formaat lang en/of

  • max. 2 platen van het model 27.12, formaat rechthoekig en/of

  • max. 2 platen van het model 27.14, formaat Amerikaans en/of

  • max. 1 plaat model 27.13, formaat klein rechthoekig voor onder andere motorrijwielen.

Het is dus niet mogelijk om voor één handelaarskentekenbewijs een handelaarskentekenplaat van al deze categorieën te hebben. Wel is het mogelijk combinaties te maken van de categorieën.

Voor een handelaarskenteken voor aanhangwagens, opleggers, land- en bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingstukken of voor een handelaarskenteken voor land- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid (MMBS) en mobiele machines geldt volgens het tweede lid dat een erkend bedrijf maximaal drie kentekenplaten per handelaarskenteken mag hebben verdeeld in:

  • max. 1 plaat van het model 27.11, formaat lang en/of

  • max. 1 plaat van het model 27.12, formaat rechthoekig en/of

  • max. 1 plaat van het model 27.13, formaat klein rechthoekig voor onder andere motorrijwielen.

Volgens het derde lid geldt voor een handelaarskenteken voor brom- en snorfietsen dat een erkend bedrijf maximaal 3 kentekenplaten per handelaarskenteken mag hebben verdeeld in:

  • max. 1 plaat van het model 30.5, formaat rechthoekig en/of

  • max. 1 plaat van het model 30.6, formaat vierkant en/of

  • max. 1 plaat van het model 31.5, formaat klein rechthoekig voor bijzondere bromfietsen.

§ 3.8 Erkenning demontage
Artikel 23. Aanvrager

In artikel 23 worden de eisen aan de aanvrager van de erkenning demontage beschreven. In het eerste lid wordt geregeld dat de erkenning demontage door de RDW kan worden afgegeven aan ondernemingen die voertuigen demonteren. In het tweede lid wordt erin voorzien dat een aanvrager een omgevingsvergunning moet hebben ten behoeve van de demontage van voertuigen, of daarvan een melding hebben gedaan indien de vergunning niet is vereist. Met deze vergunning wordt geborgd dat voertuigen op verantwoorde wijze worden ontmanteld.

Artikel 24. Eisen en voorwaarden aan de erkenning

In artikel 24 worden de eisen en voorwaarden beschreven die aan de erkenninghouder Bedrijfsvoorraad worden gesteld. Het erkende bedrijf mag volgens het eerste lid alleen voertuigen afmelden die bestemd zijn om gedemonteerd te worden. Hiervoor is het erkende bedrijf zelf verantwoordelijk ook al vindt de feitelijke demontage (gedeeltelijk) ergens anders plaats.

De erkenning geldt volgens het tweede lid alleen voor de vestigingen die in de aanvraag voor de erkenning zijn opgegeven. Elke vestiging krijgt dan een zogenaamde deelerkenning met een eigen registratienummer bij de RDW.

Met het derde lid wordt uitvoering gegeven aan de op 6 oktober 1999 tot stand gekomen wettelijke regeling van de afgifte en inname van kentekenplaten (GAIK) waarbij de artikelen 70 a tot en met j zijn ingevoegd in de Wegenverkeerswet 1994. Met GAIK wordt beoogd de fraude met kentekenplaten te bestrijden door de introductie van een systeem van gecontroleerde afgifte en inname van kentekenplaten. Doordat de kentekenplaten worden vernietigd, wordt misbruik van deze platen voorkomen. De melding van demontage wordt niet altijd op het terrein van het demontagebedrijf gedaan. Dit gebeurt geregeld eerder als het te demonteren voertuig door een transporteur opgehaald wordt bij de laatst tenaamgestelde. Met demontagemelding wordt de laatst tenaamgestelde gevrijwaard van de voertuigverplichtingen. In het nieuwe erkenningenstelsel hoeven de kentekenplaten niet direct vernietigd meer te worden na de melding. Voor demontagevoertuigen die op transport zijn, geldt dat de platen pas na het transport vernietigd hoeven te worden. Gedurende het transport kunnen zij op het voertuig blijven.

Op basis van het vierde lid moet een erkend bedrijf moet aangeven hoeveel platen deze heeft vernietigd. Hiermee wordt inzichtelijk dat alle kentekenplaten meer aanwezig waren op het moment van demontage. Wanneer op een later moment de kentekenplaten alsnog worden aangetroffen, dan hoeft het erkende bedrijf niet hierop worden aangesproken.

Het vijfde lid zorgt ervoor dat een erkend bedrijf erop aangesproken kan worden wanneer een voertuig dat gemeld is voor demontage, en daarmee niet meer mag rijden, toch wordt aangetroffen op de weg.

§ 3.9 Erkenning export
Artikel 25. Aanvrager

In artikel 25 worden de eisen aan de aanvrager van de erkenning export beschreven. Er wordt geregeld dat de erkenning export door de Dienst Wegverkeer afgegeven kan worden aan ondernemingen die exportdiensten voor voertuigen uitvoeren.

Artikel 26. Eisen en voorwaarden aan erkenning

In artikel 26 worden de eisen en voorwaarden beschreven die aan een erkend bedrijf export worden gesteld. De erkenning geldt volgens het eerste lid alleen voor de vestigingen die in de aanvraag voor de erkenning zijn opgegeven. Elke vestiging krijgt dan een zogenaamde deelerkenning met een eigen registratienummer bij de RDW.

Op basis van het tweede lid moet het erkende bedrijf beschikken over een afsluitbare voorziening waarin het erkende bedrijf de kentekenbewijzen deel II en de processen-verbaal van aangifte van diefstal van de kentekenbewijzen worden bewaard. Dit kan bijvoorbeeld een kluis zijn die volgens de RDW voldoende brandwerend is en ook niet zomaar in zijn geheel kan worden meegenomen.

Conform het derde lid doet het erkende bedrijf aangifte in het geval van diefstal van de bescheiden en documenten die betrekking hebben op de erkenning.

Op basis van het vierde lid geldt een bewaarplicht van de blanco-kentekenbewijzen deel II en processen-verbaal van aangifte van diefstal. De blanco-kentekenbewijzen deel II kunnen door onbevoegden gebruikt worden om valse delen II uit te geven. Vanwege deze fraudegevoeligheid moeten de documenten in een afsluitbare voorziening worden bewaard.

Op basis van het vijfde lid kan de RDW bepalen dat het erkende bedrijf bij een exportmelding de lamineercodes van de ingenomen kentekenplaten moet opgeven. Dit is niet standaard, maar kan worden ingezet als toezichtsmiddel wanneer bijvoorbeeld is gebleken dat het erkende bedrijf stelselmatig de kentekenplaten niet inneemt.

Door middel van het zesde lid wordt uitvoering gegeven aan de op 6 oktober 1999 tot stand gekomen wettelijke regeling van de afgifte en inname van kentekenplaten (GAIK) waarbij de artikelen 70 a tot en met j zijn ingevoegd in de Wegenverkeerswet 1994. Met GAIK wordt beoogd de fraude met kentekenplaten te bestrijden door de introductie van een systeem van gecontroleerde afgifte en inname van kentekenplaten. Doordat de kentekenplaten ingenomen en doorgeknipt worden voorafgaand aan de exportmelding, wordt misbruik van deze platen voorkomen.

Ten behoeve van effectief toezicht op de vernietiging van de kentekenplaten, dienen van de laatste meldingen de ingenomen en doorgeknipte kentekenplaten volgens het zevende lid te worden bewaard.

Het achtste lid regelt een uitzondering op hetgeen bepaald in het vijfde tot en met het zevende lid wanneer de kentekenplaten gestolen zijn.

Het negende lid, waarin is bepaald dat kentekenplaten mogen ontbreken bij schadevoertuigen, is met het nieuwe erkenningenstelsel ingevoerd om de administratieve lasten voor erkende bedrijven te verminderen. Voorheen moesten bij schadevoertuigen bestemd voor export, waarvan niet alle kentekenplaten meer aanwezig waren, nieuwe platen worden aangemaakt. Deze moesten vervolgens direct voorafgaand aan de exportmelding ingenomen en vernietigd worden. Dit leidde tot onnodige handelingen en kosten voor het erkende bedrijf.

De schadevoertuigen zijn voertuigen die op grond daarvan een verbod voor rijden op de weg opgelegd hebben gekregen. De definitie van een schadevoertuig is opgenomen in de Regeling voertuigen. Deze voertuigen mogen tevens zonder volledige kentekenplaten zijn in de bedrijfsvoorraad.

Volgens het tiende lid moet een erkend bedrijf in geval van vermissing van blanco kentekendelen II, onder opgave van de nummers, daarvan onmiddellijk mededeling doen aan de Dienst Wegverkeer. Vanwege de fraudegevoeligheid is het belangrijk dat de blanco-kentekenbewijzen deel II gecontroleerd wordt afgegeven door de RDW aan de erkende bedrijven. De RDW heeft hiermee inzicht in de hoeveelheid afgegeven blanco kentekenbewijzen deel II en de hoeveelheid gebruikte blanco kentekenbewijzen deel II door de erkende bedrijven. Ten einde een zuivere registratie en fraudebestrijding, is het belangrijk dat de erkende bedrijven direct melding doet bij de RDW wanneer er delen II vermist worden.

Volgens het elfde lid stuurt het erkende bedrijf een digitale kopie van het verkeerd geprinte kentekenbewijs deel II aan de RDW en vernietigt het de verkeerd geprinte kentekenbewijzen deel II daarna onmiddellijk. Vanwege de fraudegevoeligheid van blanco-kentekenbewijzen deel II is het belangrijk dat een erkend bedrijf direct na een misprint hiervan melding doet en het verkeerd geprinte kentekenbewijs deel II direct vernietigt.

Wanneer de erkenning wordt beëindigd, is het omwille van fraude onwenselijk dat de blanco- kentekenbewijzen deel II in het verkeer blijven. De blanco-kentekenbewijzen delen II dienen daarom volgens het twaalfde lid bij beëindiging van de erkenning te worden teruggestuurd aan de RDW.

Het dertiende lid houdt verband met de verplichting voor een erkend bedrijf uit het Besluit voertuigen om tellerstanden op te geven. Via dit lid kan het erkende bedrijf erop aangesproken worden wanneer dit niet gebeurt.

In het veertiende lid wordt ervoor gezorgd dat een erkend bedrijf aangesproken kan worden wanneer het niet aan de eisen in de Regeling tenaamstelling en kentekenbewijzen voldoet.

In het kader van toezicht regelt het vijftiende lid dat de handelingen rondom de erkenning alleen plaats mogen vinden op het adres van de vestiging waaraan de erkenning is toegekend.

Artikel 27. Verstrekken blanco documenten door de Dienst Wegverkeer

Wanneer het erkende bedrijf succesvol een exportmelding heeft gedaan, wordt vervolgens door het erkende bedrijf een kentekenbewijs deel II geprint op een voorbedrukt document. Het blanco kentekenbewijs deel II wordt gepersonaliseerd. Hierdoor ontstaat een volledig kentekenbewijs bestaande uit kentekenbewijs deel I en kentekenbewijs deel II. Dit volledige kentekenbewijs is nodig om het voertuig in te schrijven in een andere lidstaat. De RDW verstrekt in bundels de blanco kentekenbewijzen deel II aan het erkende bedrijf. Hiervan wordt een nauwkeurige administratie bijgehouden ten einde fraude te voorkomen.

§ 3.10 Erkenning foliefabrikant
Artikel 28. Aanvrager

In artikel 28 worden de eisen aan de aanvrager van de erkenning foliefabrikant beschreven. Een erkenning foliefabrikant wordt door de Dienst Wegverkeer alleen afgegeven aan een bedrijf met een productieplaats waar volgens het handelsregister of gelijkwaardig buitenlands register, folie wordt gefabriceerd die geschikt is voor de productie van kentekenplaten. Een aanvrager met de productieplaats in het buitenland moet bij de aanvraag aan de Dienst Wegverkeer aantonen dat het bedrijf in een aan het handelsregister gelijkwaardig register staat met als activiteit het fabriceren van folie voor kentekenplaten.

Artikel 29. Aanvraag

Het erkende bedrijf moet volgens artikel 29 een testrapport overleggen aan de RDW om aan te tonen dat de folie die geproduceerd wordt, voldoet aan de eisen die daarvoor gelden. De Dienst Wegverkeer wijst hiervoor een onderzoeksinstelling aan om te borgen dat de tests worden uitgevoerd door een instelling die de tests uitvoert volgens de regelgeving. De instelling moet de regelgeving juist kunnen interpreteren en het rapport zo kunnen opstellen dat het goed te controleren is door de Dienst Wegverkeer. Deze eisen voor de folie liggen voornamelijk vast in Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000.

Artikel 30. Eisen en voorwaarden aan de erkenning

Artikel 30 regelt de eisen en voorwaarden aan de erkenning foliefabrikant. Het eerste lid bepaalt dat de productie van folie voldoet aan de Regeling kentekens en kentekenplaten en de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000. De folie die wordt gebruikt wordt voor de productie van blanco-kentekenplaten moet aan de voorgeschreven eisen voldoen. De folie moet bijvoorbeeld retroreflecterend zijn zodat het kenteken op de kentekenplaat goed leesbaar is. Om ervoor te zorgen dat de folie aan de eisen voldoet moet het erkende bedrijf de folie volgens de gestelde eisen produceren. De folie die het erkende bedrijf aflevert, moet nog steeds aan die eisen voldoen. Dit houdt in dat het erkende bedrijf ervoor moet zorgen dat de folie niet beschadigd raakt bij het transport naar het erkende bedrijf lamineerder. Als de folie beschadigd raakt en het erkende bedrijf lamineerder gaat de folie gebruiken voor de productie van blanco-kentekenplaten dan zal het eindproduct, de kentekenplaten, ook niet aan de eisen voldoen.

Volgens het tweede lid beschikt een erkend bedrijf over een goed afsluitbare ruimte, om beschadiging, diefstal en achteruitgang van de folie te voorkomen. Het erkende bedrijf moet de folie zodanig bewaren dat de folie aan de eisen blijft voldoen. Als de folie niet aan de eisen voldoet, worden er uiteindelijk kentekenplaten geproduceerd en afgegeven die niet aan de eisen voldoen.Ook moet het erkende bedrijf voorkomen dat de folie wordt gestolen. Met gestolen folie kunnen mogelijk valse kentekenplaten worden gemaakt, die vervolgens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten.

Vanwege de mogelijke grote gevolgen van gesloten folie, dient een erkend bedrijf volgens het derde lid de diefstal van folie direct aan de RDW te melden. De RDW kan dan zo nodig de politie informeren. De politie kan de informatie gebruiken om valse kentekenplaten als zodanig te herkennen.

Het erkende bedrijf mag de folie volgens het vierde lid alleen leveren aan erkende lamineerders, om te voorkomen dat de folie in het bezit komt van onbevoegden. Onbevoegden kunnen met de folie valse kentekenplaten maken. Deze kentekenplaten zijn moeilijk te herkennen als vals omdat de folie voorzien is van het foliefabrikantenwaarmerk van het erkende bedrijf. De RDW informeert de erkende bedrijven welke bedrijven erkend lamineerder zijn en vermeldt daarbij de bijbehorende productieplaatsen. Voordat het erkende bedrijf folie levert vraagt het bedrijf de Dienst Wegverkeer of de aanvrager van de folie een erkend bedrijf lamineerder is, in het geval dat niet zeker is.

Het erkende bedrijf moet de folie bij aflevering aan een erkend bedrijf lamineerder volgens het vijfde lid voorzien van een document. In het document staat onder andere aan wie de folie wordt geleverd en de hoeveelheid en soort folie. Met deze gegevens wordt de goederenstroom van de folie gevolgd. Mocht er folie ontbreken dan wordt dit tijdig gesignaleerd. Ook kan de Dienst Wegverkeer met het document controleren of de folie is geleverd aan een erkend bedrijf lamineerder. De gegevens van het erkende bedrijf staan op het document zodat het erkende bedrijf lamineerder kan controleren of de folie komt van een productieplaats waarvoor de erkenning foliefabrikant is afgegeven.

Het erkende bedrijf moet volgens het zesde lid een afschrift van het document bewaren dat meegaat met de folie zodat het erkende bedrijf het document kan tonen tijdens een controle door de Dienst Wegverkeer. De Dienst Wegverkeer kan met de documenten de goederenstroom volgen en controleren of de folie geleverd is aan een erkend bedrijf lamineerder.

Het erkende bedrijf moet op basis van het zevende lid op verzoek van de RDW een testrapport aanleveren waaruit blijkt dat de geteste folie aan de eisen voldoet. De RDW wijst hiervoor een onderzoeksinstelling aan om te borgen dat de tests worden uitgevoerd door een instelling die de tests uitvoert volgens de regelgeving. De instelling moet de regelgeving juist kunnen interpreteren en het rapport zo kunnen opstellen dat het goed te controleren is door de RDW.

De RDW kan een testrapport opvragen als deze bijvoorbeeld signalen heeft dat de folie mogelijk niet voldoet. In elk geval moet het erkende bedrijf een testrapport verstrekken aan de RDW voordat het erkende bedrijf een nieuwe soort folie (folie met andere eigenschappen of folie waarvoor het erkende bedrijf nog niet erkend is) gaat leveren.

Omdat de productieplaats aan specifieke eisen moet voldoen regelt het achtste lid dat de handelingen rondom de erkenning alleen plaats mogen vinden op de productieplaats waaraan de erkenning is toegekend.

§ 3.11 Erkenning lamineerder
Artikel 31. Aanvrager

Artikel 31 stelt regels over de aanvrager van een erkenning lamineerder. De aanvrager van de erkenning lamineerder moet een productieplaats hebben waar blanco-kentekenplaten worden geproduceerd. Deze informatie moet in het handelsregister staan of, wanneer de productieplaats in het buitenland is, in een gelijkwaardig buitenlands register. Een aanvrager met de productieplaats in het buitenland moet bij de aanvraag aan de Dienst Wegverkeer aantonen dat het bedrijf in een aan het handelsregister gelijkwaardig register staat met als activiteit het fabriceren van blanco-kentekenplaten.

Voor de productie van blanco-kentekenplaten brengt het bedrijf folie van een erkend bedrijf foliefabrikant aan op een plaat van een aluminium legering. De productielocatie moet in elk geval gevestigd zijn in de EU, EER of Zwitserland. Dit is volgens de huidige praktijk.

Artikel 32. Aanvraag

De aanvrager moet een testrapport overleggen met betrekking tot de productie van blanco-kentekenplaten om zo de kwaliteit te borgen. De Dienst Wegverkeer wijst een onderzoeksinstelling aan om zeker te zijn dat de tests worden uitgevoerd door een instelling die de tests uitvoert volgens de regelgeving. De instelling moet de regelgeving juist kunnen interpreteren en het rapport zo kunnen opstellen dat het goed te controleren is door de Dienst Wegverkeer.

Artikel 33. Eisen en voorwaarden aan de erkenning

Artikel 33 stelt eisen en voorwaarden aan de erkenning lamineerder. Volgens het eerste lid vindt fabricage van de blanco-kentekenplaten alleen plaats op de productieplaats waarvoor de erkenning is verleend. Alleen die productieplaats is door de Dienst Wegverkeer gecontroleerd.

Het tweede lid stelt dat als een erkend bedrijf lamineerder blanco-kentekenplaten levert aan een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant, deze platen aan de gestelde eisen voldoen. Om hiervoor te zorgen, moet het erkende bedrijf materiaal gebruiken die aan de eisen voldoen en de blanco-kentekenplaten volgens de gestelde eisen produceren. De blanco-kentekenplaten die het erkende bedrijf vervolgens aflevert, moeten nog steeds aan die eisen voldoen.

Het derde lid vereist dat de productieplaats van een erkend bedrijf over een goed afsluitbare ruimte beschikt, die voldoende bescherming biedt tegen inbraak, diefstal en brand. Deze ruimte kan een afsluitbaar onderdeel van een gebouw zijn of een heel gebouw. In de ruimte moet het erkende bedrijf de rapporten, de van een erkende bedrijf foliefabrikant verkregen documenten, de folie en de blanco-kentekenplaten bewaren. Het erkend bedrijf moet diefstal van folie en blanco-kentekenplaten voorkomen zodat die niet worden gebruikt voor het maken van valse kentekenplaten. Ook brand moet worden voorkomen zodat de levering van blanco-kentekenplaten niet stagneert.

Om de kwaliteit van de folie te borgen neemt het erkende bedrijf lamineerder conform het vierde lid alleen folie in ontvangst van een erkend bedrijf foliefabrikant.

Het erkende bedrijf is tot aflevering verantwoordelijk voor de blanco-kentekenplaten. Dit houdt in dat het erkende bedrijf er volgens het vijfde lid voor moet zorgen dat de blanco-kentekenplaten niet beschadigd raken bij het transport naar het erkende bedrijf kentekenplaatfabrikant. Als de blanco-kentekenplaten beschadigd raken en het erkende bedrijf kentekenplaatfabrikant bestaat de kans dat de beschadigde blanco-kentekenplaten worden gebruikt voor de productie van kentekenplaten.

Het erkende bedrijf moet conform het zesde lid diefstal van folie en blanco-kentekenplaten voorkomen, zodat die niet worden gebruikt voor het maken van valse kentekenplaten. Ook moet het erkende bedrijf voorkomen dat de folie en blanco-kentekenplaten niet meer aan de eisen voldoen door beschadiging of achteruitgang. Mocht met folie of blanco-kentekenplaten die niet voldoen aan de eisen, kentekenplaten worden geproduceerd en afgegeven dan komen er kentekenplaten op voertuigen die niet aan de eisen voldoen. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat het kenteken op de kentekenplaat slecht leesbaar is.

De folie met een foliefabrikantenwaarmerk en blanco-kentekenplaten met lamineercode mogen volgens het zevende lid alleen worden gebruikt voor de productie van kentekenplaten. De folie en blanco-kentekenplaten mogen niet gebruikt worden om een ander product mee te maken. De goederenstroom is dan niet meer te volgen en de Dienst Wegverkeer kan geen goed toezicht houden.

Het achtste lid stelt regels over het geval dat folie of blanco-kentekenplaten worden gestolen van het erkende bedrijf lamineerder. Met gestolen folie en blanco-kentekenplaten kunnen valse kentekenplaten gemaakt worden. Daarom moet het erkende bedrijf onmiddellijk aangifte doen van de diefstal. Het erkende moet de diefstal ook gelijk melden aan de RDW zodat de RDW de diefstal kan vastleggen en de betreffende blanco-kentekenplaten als gestolen kan registeren. De politie kan deze informatie gebruiken om valse kentekenplaten als zodanig te herkennen. Het erkende bedrijf verstrekt de Dienst Wegverkeer een afschrift van het proces-verbaal of als het de productieplaats in het buitenland is, een gelijkwaardig buitenlands document waarmee de Dienst Wegverkeer kan controleren of er aangifte is gedaan.

Het negende lid vereist dat een erkend bedrijf bij een controle of onderzoek door de RDW kan aangeven waar de folie, blanco-kentekenplaten en hologrammen zich bevinden, zodat nagegaan kan worden of alles er nog is en of alles veilig is opgeborgen.

Het erkende bedrijf moet op basis van het tiende lid controleren of de folie voorzien is van een foliefabrikantenwaarmerk, voordat de folie wordt gebruikt, om te voorkomen dat de geproduceerde blanco-kentekenplaten niet aan de eisen voldoen. Een foliefabrikantenwaarmerk is een kenmerk waarmee de echtheid van de kentekenplaten kan worden gecontroleerd. Alleen folie van een erkend bedrijf foliefabrikant mag voorzien zijn van een foliefabrikantenwaarmerk. Bij de folie moet tevens een document van de foliefabrikant aanwezig zijn met gegevens, zoals de hoeveelheid en soort folie. Daarmee kan het erkende bedrijf controleren of alles is ontvangen. De gegevens van het erkende bedrijf foliefabrikant staan ook op het document, zodat het erkende bedrijf kan controleren of de folie afkomstig is van de productieplaats van een erkend bedrijf foliefabrikant.

Folie die niet aan de eisen voldoet moet volgens het elfde lid door het erkende bedrijf worden vernietigd om te voorkomen dat de folie toch wordt gebruikt voor de productie van kentekenplaten. Erkende bedrijven kentekenplaatfabrikant zullen niet altijd ontdekken dat de folie niet aan de eisen voldoet of herkennen dit niet. Het erkende bedrijf lamineerder moet de folie vernietigen voordat de folie wordt weggedaan. Wordt de afgekeurde folie weggedaan zonder vernietiging dan kan de folie gebruikt worden voor het maken van valse kentekenplaten. De folie wordt niet meer retour gestuurd naar het erkende bedrijf foliefabrikant om de kans op misbruik te verkleinen.

Het twaalfde lid stelt dat in het geval van vernietiging van afgekeurde folie een document wordt opgesteld met de voorgeschreven gegevens, zodat bij een controle kan worden nagegaan wat er met de ontvangen folie is gedaan. De goederenstroom van de folie is daarmee te volgen en wordt de kans op misbruik verkleind. Aan de hand van het document kan ook achterhaald worden waarom de folie is afgekeurd zodat verder onderzoek bij het erkende bedrijf foliefabrikant kan plaatsvinden. Met de e bedoeling dat er niet opnieuw folie wordt geleverd die niet aan de eisen voldoet.

Blanco-kentekenplaten die niet aan de eisen voldoen moeten volgens het dertiende lid door het erkende bedrijf laminieerder worden vernietigd om te voorkomen dat de blanco-kentekenplaten toch worden geleverd en worden gebruikt voor de productie van kentekenplaten. Het ontvangende erkende bedrijf kentekenplaatfabrikant zal niet altijd ontdekken dat de blanco-kentekenplaten niet aan de eisen voldoen of herkennen dit niet. Als blanco-kentekenplaten worden weggedaan zonder vernietiging, dan zouden deze kunnen worden gebruikt voor het maken van valse kentekenplaten. Om de productie van de blanco-kentekenplaten niet te verstoren, hoeven de afgekeurde blanco-kentekenplaten niet onmiddellijk te worden vernietigd. Ze moeten wel binnen één week na constatering worden vernietigd om de kans op gebruik of misbruik te verkleinen.

Van de vernietiging van afgekeurde blanco-kentekenplaten wordt een rapport opgesteld met de voorgeschreven gegevens zodat bij een controle nagegaan kan worden wat met de geproduceerde blanco-kentekenplaten is gedaan. De goederenstroom van de blanco-kentekenplaten is daarmee te volgen en wordt de kans op misbruik zoveel mogelijk verkleind. Het erkende bedrijf moet het rapport onmiddellijk bij de vernietiging opstellen zodat de te rapporteren gegevens nog beschikbaar zijn en om controles uit te kunnen voeren.

Het veertiende lid expliciteert dat een erkend bedrijf lamineerder uitsluitend blanco-kentekenplaten afgeeft aan een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant. Een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant is bevoegd om kentekenplaten te maken. Worden blanco-kentekenplaten afgegeven aan een ander dan een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant, dan worden de blanco-kentekenplaten afgegeven aan een onbevoegde. Als deze de blanco-kentekenplaten gaat gebruiken dan is er geen sprake meer van een gecontroleerde afgifte en inname van kentekenplaten en zijn de gemaakte kentekenplaten ongeldig.

Het vijftiende lid stelt regels over de aflevering van blanco-kentekenplaten. Blanco-kentekenplaten die geleverd worden aan een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant worden bij de RDW vastgelegd in het kentekenplaatregister (op basis van artikel 70b, eerste lid van de wet). Door de registratie zijn de blanco-kentekenplaten traceerbaar. De RDW weet welke blanco-kentekenplaten bij het erkende bedrijf kentekenplaatfabrikant aanwezig moeten zijn en kan dit controleren. De registratie van de levering van blanco-kentekenplaten is het begin van de registratie van de (blanco-)kentekenplaten in het kentekenplaatregister. Alle handelingen die vervolgens worden uitgevoerd met de blanco-kentekenplaten worden ook in het kentekenplaatregister vastgelegd. Doordat het model en eventueel de kleur van een blanco-kentekenplaat in het kentekenplaatregister staan, hoeven deze gegevens niet opnieuw worden opgegeven bij andere registraties. Het melden van de lamineercode is dan voldoende.

Vanwege de traceerbaarheid van de folie en blanco-kentekenplaten moet het erkend bedrijf op basis van het zestiende lid het begeleidend document bij de aangeleverde folie, het rapport met betrekking tot de vernietigde folie en het rapport met betrekking tot de vernietigde blanco-kentekenplaten gedurende twee jaar bewaren.

Volgens het zeventiende lid stelt een erkend bedrijf lamineerder op verzoek van de RDW een gedeelte van de door het erkende bedrijf in ontvangst genomen folie voor onderzoek ter beschikking aan de Dienst Wegverkeer. De RDW constateert in de meeste gevallen dat folie moet worden onderzocht aan de hand van afgegeven kentekenplaten. Door de lamineercode of het lamineerderswaarmerk op deze kentekenplaten, wordt achterhaald welk erkend bedrijf lamineerder de blanco-kentekenplaten heeft gemaakt en dus de te onderzoeken folie heeft. Het erkende bedrijf moet die folie aan de Dienst Wegverkeer overhandigen zodat die folie kan worden gebruikt voor het opstellen van een testrapport. Het erkende bedrijf foliefabrikant is verantwoordelijk voor het aanleveren van het testrapport aan de RDW (artikel 30, zevende lid).

Het erkende bedrijf lamineerder moet volgens het achttiende lid op verzoek van de RDW een testrapport aanleveren waaruit blijkt dat de geteste blanco-kentekenplaten aan de eisen voldoet. De RDW wijst hiervoor een onderzoeksinstelling aan om te borgen dat de tests worden uitgevoerd door een instelling die de tests uitvoert volgens de regelgeving. De instelling moet de regelgeving juist kunnen interpreteren en het rapport zo kunnen opstellen dat het goed te controleren is door de RDW. De RDW kan een testrapport opvragen als de RDW bijvoorbeeld signalen heeft dat bepaalde blanco-kentekenplaten van het erkende bedrijf mogelijk niet voldoen.

Artikel 34. Eisen en voorwaarden voor doorleveren blanco-kentekenplaten

Artikel 34 stelt regels over het doorleveren van blanco-kentekenplaten door een erkend bedrijf lamineerder aan een ander erkend bedrijf lamineerder.

Blanco-kentekenplaten mogen volgens het eerste lid eenmalig worden doorgeleverd aan een ander erkend bedrijf lamineerder. Hierdoor hoeft een erkend bedrijf lamineerder niet alle modellen te maken. Dat voorkomt dat één bedrijf een kleine oplage moet maken, waardoor de kosten voor het produceren van die blanco-kentekenplaten onevenredig hoog zouden worden. De doorlevering is niet beperkt tot die bepaalde modellen omdat de doorlevering van meer voorkomende modellen nodig kan zijn wanneer leveringen van een erkend bedrijf lamineerder in het geding komen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn door schaarste van materiaal. De doorgeleverde blanco-kentekenplaten moeten zijn voorzien van het lamineerderswaarmerk van het producerende erkende bedrijf, zodat de producent van de blanco-kentekenplaten altijd te achterhalen is.

Op basis van het tweede lid worden doorgeleverde blanco-kentekenplaten voorzien van een lamineercode. Bij doorlevering voorziet het erkende bedrijf dat levert de blanco-kentekenplaten met de lamineercode van het erkende bedrijf lamineerder waaraan de platen worden doorgeleverd.

Om de doorlevering van blanco-kentekenplaten te kunnen controleren, moet het erkende bedrijf de doorlevering op basis van het derde lid registreren. De goederenstroom van de blanco-kentekenplaten is door de registratie te volgen.

Om de doorgeleverde blanco-kentekenplaten te kunnen controleren, moet een erkend bedrijf lamineerder volgens het vierde lid de blanco-kentekenplaten die het heeft ontvangen registreren. Aan de hand van de registraties kan de Dienst Wegverkeer achterhalen of de blanco-kentekenplaten daadwerkelijk zijn ontvangen.

Om de blanco-kentekenplaten goed te kunnen blijven volgen en om de kans op misbruik te verkleinen, mogen de blanco-kentekenplaten op basis van het vijfde lid niet nog een keer worden doorgeleverd.

Vanwege de traceerbaarheid van de doorlevering van blanco-kentekenplaten moet een erkend bedrijf lamineerder volgens het zesde lid de registraties gedurende twee jaar bewaren. De registraties worden op de productieplaats bewaard omdat daar de controles plaatsvinden.

§ 3.12 Erkenning kentekenplaatfabrikant
Artikel 35. Aanvrager

Artikel 35 stelt regels over de aanvrager van een erkenning kentekenplaatfabrikant. De erkenning kentekenplaatfabrikant wordt door de RDW afgegeven aan een bedrijf met een productieplaats waar het bedrijf kentekenplaten produceert. Het bedrijf, de productieplaats en het feit dat een bedrijf kentekenplaten produceert, moet in het handelsregister zijn geregistreerd. De productie van kentekenplaten houdt in dat een kentekenplaatfabrikant een kenteken aanbrengt op blanco-kentekenplaat, die is verkregen van een erkend bedrijf lamineerder.

Artikel 36. Eisen en voorwaarden aan de erkenning

Artikel 36 stelt eisen en voorwaarden aan de erkenning kentekenplaatfabrikant. Om de kwaliteit van de kentekenplaten te borgen, moet de productie van kentekenplaten volgens het eerste lid plaatsvinden in een overdekte en verlichte ruimte die zodanig is verwarmd dat het kenteken goed kan worden aangebracht op de blanco-kentekenplaat. De ruimte moet ook behoorlijk af te sluiten zijn zodat onbevoegden geen toegang hebben tot de plek waar de kentekenplaten worden geproduceerd als het bedrijf gesloten is. De ruimte kan ook een gebouw zijn.

Als er geen handelingen worden verricht met de (blanco-)kentekenplaten, dan moeten die zijn opgeborgen in een voorziening die is afgesloten. De (blanco)-kentekenplaten zijn dan beschermd tegen inbraak, diefstal en brand. Diefstal van (blanco-)kentekenplaten moet worden voorkomen zodat met de blanco-kentekenplaten geen valse kentekenplaten worden gemaakt en de kentekenplaten niet oneigenlijk worden gebruikt. Om de levering van kentekenplaten te waarborgen, moet ook brand worden voorkomen. De blanco-kentekenplaten en kentekenplaten worden gescheiden bewaard om effectief te kunnen controleren en zodat er geen (blanco-)kentekenplaat zoekt raakt.

Om te borgen dat de kentekenplaten aan de eisen voldoen en dat het erkende bedrijf daadwerkelijk kentekenplaten kan maken, moet het erkende bedrijf beschikken over de middelen voor het maken van kentekenplaten. De middelen moeten in een zodanige staat zijn dat de kentekenplaten die het erkende bedrijf afgeeft aan de eisen voldoen. Het kenteken op de kentekenplaat moet bijvoorbeeld goed leesbaar zijn.

Het tweede lid stelt dat erkende bedrijven kentekenplaatfabrikant geen platen mogen produceren die lijken op officiële kentekenplaten, om te voorkomen dat deze platen vervolgens worden afgegeven zonder aan de voorschriften van de erkenning te voldoen, zoals registratie van kentekenplaten en identificatie van de ontvanger. Dit houdt in dat het erkende bedrijf geen kentekenplaat mag produceren die bijvoorbeeld de kleur, de vorm en de tekens hebben die al te veel lijken op een echte kentekenplaat, ook niet wanneer deze bijvoorbeeld een van de benodigde echtheidskenmerken mist.

Artikel 37. Bescherming van blanco-kentekenplaten

Artikel 37 stelt regels over de bescherming van blanco-kentekenplaten Het erkende bedrijf kentekenplaatfabrikant is op basis van het eerste lid tot de aflevering van de kentekenplaten verantwoordelijk voor de door het bedrijf ontvangen blanco-kentekenplaten en de door het bedrijf geproduceerde kentekenplaten. Dit houdt in dat het erkende bedrijf ervoor moet zorgen dat de blanco-kentekenplaten en kentekenplaten niet beschadigd raken tot de afgifte van de kentekenplaten op de productieplaats of op een andere locatie. Hiermee wordt voorkomen dat beschadigde kentekenplaten worden afgegeven en gebruikt. Bij een beschadigde kentekenplaat kan bijvoorbeeld het kenteken slecht leesbaar zijn.

De blanco-kentekenplaten mogen volgens het tweede lid alleen worden gebruikt voor de productie van kentekenplaten. De blanco-kentekenplaten mogen niet gebruikt worden om een ander product mee te maken. En kentekenplaten zijn alleen bestemd om te worden gebruikt op het voertuig met het kenteken dat op de kentekenplaat staat.

Het derde lid stelt eisen aan het erkende bedrijf kentekenfabrikant in geval van diefstal van blanco-kentekenplaten of kentekenplaten. Met gestolen blanco-kentekenplaten kunnen valse kentekenplaten gemaakt worden en gestolen kentekenplaten kunnen oneigenlijk worden gebruikt. Er moet aangifte van de diefstal worden gedaan zodat de politie onderzoek kan doen. Het erkende bedrijf moet de diefstal ook melden aan de RDW. De Dienst RDW kan deze dan als gestolen registreren. De politie gebruikt de informatie om valse kentekenplaten te herkennen. Het erkende bedrijf verstrekt de RDW een afschrift van het proces-verbaal van de politie als bewijs van de aangifte.

Artikel 38. Vindplaats blanco-kentekenplaten en nog niet afgeleverde kentekenplaten

Volgens artikel 38 moet een erkend bedrijf bij een controle of onderzoek aangeven waar de blanco-kentekenplaten en kentekenplaten zich bevinden, zodat nagegaan kan worden of alle (blanco-)kentekenplaten er zijn en of ze veilig zijn opgeborgen om misbruik te voorkomen. Ontbreken er (blanco-)kentekenplaten dan vindt verder onderzoek plaats.

Artikel 39. Voorschriften productie

De uitoefening van de erkenning mag uitsluitend plaatsvinden vanaf de productieplaats waaraan de erkenning is toegekend. Dat is vereist, omdat de RDW alleen voor de productieplaats van het erkende bedrijf heeft vastgesteld dat het bedrijf aan de eisen van de erkenning voldoet.

Artikel 40. Ontvangst blanco-kentekenplaten

Artikel 40 stelt eisen aan het in ontvangst nemen van blanco-kentekenplaten door een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant. Volgens het eerste lid mogen alleen blanco-kentekenplaten in ontvangst worden genomen die afkomstig zijn van een erkend bedrijf lamineerder. Bij die bedrijven heeft de RDW gecontroleerd of zij blanco-kentekenplaten kunnen maken volgens de geldige eisen. Alleen met de erkenning lamineerder mogen bedrijven blanco-kentekenplaten voorzien van een lamineerderswaarmerk. Om te controleren of de blanco-kentekenplaten voorzien zijn van de benodigde echtheidskenmerken, controleert het erkende bedrijf kentekenplaatfabrikant of de blanco-kentekenplaten een lamineerderswaarmerk hebben als dit is voorgeschreven. Met de echtheidskenmerken kunnen handhavers nagaan of de kentekenplaten niet vals zijn.

Een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant meldt de RDW dat het bedrijf blanco-kentekenplaten heeft ontvangen, zodat in het kentekenplaatregister staat waar de blanco-kentekenplaten zijn en wie ervoor verantwoordelijk is. Voor de melding hebben de bedrijven één week de tijd. Het erkende bedrijf kentekenplaatfabrikant kan de ontvangst alleen melden als de blanco-kentekenplaten door het erkende bedrijf lamineerder geregistreerd zijn als geleverd aan het betreffende erkende bedrijf kentekenplaatfabrikant. Met de melding wordt bevestigd dat de blanco-kentekenplaten van een erkende bedrijf lamineerder komen. De RDW slaat de betreffende gegevens op in het kentekenplaatregister op basis van artikel 70b van de wet.

Het tweede lid ziet op het doorleveren van blanco-kentekenplaten door een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant. Om zicht te blijven houden op de blanco-kentekenplaten, is doorlevering aan een ander erkend bedrijf niet toegestaan, tenzij de RDW toestemming heeft gegeven voor de doorlevering. De RDW geeft bijvoorbeeld toestemming als het erkende bedrijf stopt als een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant. Om te voorkomen dat de blanco-kentekenplaten moeten worden vernietigd, mogen de blanco-kentekenplaten met toestemming van de RDW doorgeleverd worden aan een ander erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant of erkend bedrijf lamineerder.

Artikel 41. Eindcontrole en afgekeurde blanco-kentekenplaten of kentekenplaten

Artikel 41 stelt regels over de eindcontrole door een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant vóórdat het bedrijf overgaat tot aflevering van kentekenplaten. Het erkende bedrijf is er volgens het eerste lid voor verantwoordelijk dat de kentekenplaten bij afgifte aan de eisen voldoen. Vóór afgifte moet het erkende bedrijf de kentekenplaten voor op de relevante eisen controleren. Kentekenplaten die niet aan de eisen voldoen, kunnen bijvoorbeeld een kenteken hebben dat slecht leesbaar is, waardoor het kenteken niet achterhaald kan worden bij de controles op de weg.

Het tweede lid regelt hoe een erkend bedrijf moet omgaan met beschadigde platen of platen die niet aan de eisen voldoen. Afgekeurde (blanco-)kentekenplaten moeten onbruikbaar worden gemaakt om mogelijk misbruik te voorkomen. Het erkende bedrijf moet dit binnen één week doen. Het erkende bedrijf hoeft de afgekeurde (blanco-)kentekenplaten niet gelijk onbruikbaar te maken, zodat het erkende bedrijf eerst door kan gaan met de werkzaamheden. Tot het onbruikbaar maken, moeten de afgekeurde (blanco-)kentekenplaten opgeborgen worden in de afsluitbare voorziening. De afgekeurde (blanco-)kentekenplaten worden doormidden geknipt met een leesbare lamineercode zodat de RDW de onbruikbaar gemaakte kentekenplaten kan controleren. De afgekeurde blanco-kentekenplaten worden niet meer retour gestuurd naar het erkende bedrijf lamineerder om de kans op misbruik te verkleinen.

Het erkende bedrijf meldt volgens het derde lid het onbruikbaar maken van afgekeurde (blanco-)kentekenplaten met lamineercode onmiddellijk bij de Dienst Wegverkeer, zodat de gegevens worden opgenomen in het kentekenplaatregister. Het register vermeldt welke (blanco-)kentekenplaten onbruikbaar zijn gemaakt, waardoor deze informatie beschikbaar is voor controles. Wanneer de melding niet gelijk plaatsvindt, dan is mogelijk later niet meer vast te stellen wat het erkende bedrijf met de (blanco-)kentekenplaten heeft gedaan.

Artikel 42. Bewaarplicht afgekeurde blanco-kentekenplaten of kentekenplaten

De twee helften van de onbruikbaar gemaakte kentekenplaten moeten op basis van artikel 42 voor controle worden bewaard. Voor de overzichtelijkheid hoeft het erkende bedrijf niet meer te bewaren dan de twee helften van (blanco-)kentekenplaten die behoren bij de laatste tien meldingen van het onbruikbaar maken van (blanco-)kentekenplaten.

Artikel 43. Afgifte kentekenplaten

Artikel 43 stelt regels over de afgifte van kentekenplaten door een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant. Op basis van het eerste lid controleert het erkende bedrijf bij afgifte of het kenteken op de kentekenplaat overeenkomt met het kenteken op het getoonde kentekenbewijs. Ook moet het kenteken op de kentekenplaat overeenkomen met het kenteken dat bij de kentekenplaat is gemeld aan de RDW.

Kentekenplaten mogen volgens het tweede lid alleen afgegeven worden aan een persoon die gerechtigd is de kentekenplaten te ontvangen. Om dit te waarborgen wordt bijvoorbeeld het kentekenbewijs of dienstenpas van een erkend bedrijf en het legitimatiebewijs van de afnemer van de kentekenplaten, gecontroleerd bij afgifte. Welke bescheiden of gegevens worden overgelegd staat aangegeven in de Regeling legitimatievoorschriften tenaamstelling en kentekenplaten.

Het derde lid stelt een specifieke regels voor de afgifte van kentekenplaten volgens model 18.2. Een kentekenplaat van dit model heeft afwijkende formaten en mag alleen op motorvoertuigen worden gevoerd die geen ruimte hebben voor een ander model. Of een voertuig het model 18.2 mag voeren, wordt door de Dienst Wegverkeer bepaald en vastgelegd in het kentekenregister. De Dienst Wegverkeer geeft elektronisch aan of het erkende bedrijf een kentekenplaat van het model 18.2 mag afgeven.

Volgens het vierde lid mag een donkerblauwe kentekenplaat alleen worden voor voertuigen die voor een bepaalde datum in gebruik zijn genomen en, indien van toepassing, voorzien zijn van een kenteken met een bepaalde indeling. Deze voorwaarden staan in de Regeling kentekens en kentekenplaten. Het erkende bedrijf moet dit controleren voordat de donkerblauwe kentekenplaat wordt afgegeven.

Het erkende bedrijf meldt in het geval van kentekenplaten met lamineercode, voordat dergelijke kentekenplaten daadwerkelijk worden afgegeven, de afgifte elektronisch bij de RDW. Tijdens de verwerking van de meldingen worden verschillende controles uitgevoerd en daar kan uit naar voren komen dat de betreffende kentekenplaten niet afgegeven mogen worden voor het voertuig. Als de Dienst Wegverkeer dit vervolgens elektronisch meldt, dan moet het erkende bedrijf dit op basis van het vijfde lid opvolgen. Het erkende bedrijf mag ook geen kentekenplaten (met of zonder lamineercode) afgeven als de Dienst Wegverkeer dit op een andere wijze aangeeft.

Het zesde lid stelt specifieke regels voor de afgifte van kentekenplaten volgens de modellen 27.15A tot en met 27.17E, 30.7 en 30.8. Kentekenplaten met deze modellen worden afgegeven als vervangende kentekenplaten nodig zijn en er geen kentekenbewijs is. Deze modellen zijn wit en slechts tijdelijk geldig. Met een nieuw kentekenbewijs kunnen later de definitieve kentekenplaten worden aangeschaft. De maandaanduiding die het erkende bedrijf op de witte kentekenplaten moet aanbrengen, geeft aan tot wanneer de witte kentekenplaten geldig zijn. De geldigheid kan worden gecontroleerd tijdens controles op de weg.

Artikel 44. Aantal af te geven kentekenplaten

Artikel 44 stelt een maximum voor het aantal af te geven kentekenplaten door een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant. Omwille van fraude is het niet wenselijk dat er meer kentekenplaten voor een voertuig worden gemaakt en afgegeven dan noodzakelijk. Artikel 44 stelt voor kentekens en handelaarskentekens per voertuigsoort aan hoeveel kentekenplaten er afgegeven mogen worden.

Artikel 45. Omwisseling van kentekenplaten met lamineercode

Artikel 45 stelt regels over de omwisseling van kentekenplaten. Bij een omwisseling neemt het erkende bedrijf kentekenplaatfabrikant een kentekenplaat in, bijvoorbeeld een beschadigde kentekenplaat, en geeft het een nieuwe kentekenplaat af. Het erkende bedrijf kan volgens het eerste lid een kentekenplaat van een ander model afgeven, mits dit model voor het voertuig is toegestaan. Het kenteken en de duplicaatcode op de nieuwe kentekenplaat moeten overeenkomen met de in te nemen kentekenplaat. Dit houdt in dat het kenteken en de duplicaatcode op de om te wisselen kentekenplaat nog goed leesbaar moeten zijn. Het erkende bedrijf hoeft het kentekenbewijs niet te controleren bij omwisseling omdat het kenteken en duplicaatcode op de oude en nieuwe kentekenplaat overeenkomen.

Het erkende bedrijf moet de om te wisselen kentekenplaat volgens het tweede lid eerst in ontvangst nemen voordat de nieuwe kentekenplaat wordt afgegeven. Zo wordt voorkomen dat er niet meer dan het toegestane aantal kentekenplaten met hetzelfde kenteken en dezelfde duplicaatcode in omloop zijn. Het erkende bedrijf registreert de ingenomen kentekenplaat gelijk zodat is vastgelegd dat deze niet meer gebruikt mag worden.

Het derde lid bepaalt dat een erkend bedrijf bij een omwisseling niet meer kentekenplaten mag afgeven dan wordt ingenomen, anders komen er voor het voertuig meer kentekenplaten in omloop dan het toegestane aantal. Van deze extra kentekenplaten kan misbruik worden gemaakt door ze bijvoorbeeld te gebruiken op een ander voertuig.

Volgens het vierde lid worden omgewisselde kentekenplaten onbruikbaar gemaakt om mogelijk misbruik te voorkomen. Het erkende bedrijf kentekenplaatfabrikant moet dit binnen één dag doen. Het erkende bedrijf kan de omgewisselde kentekenplaten innemen op een andere locatie dan de productieplaats, zodat het lastig is om de kentekenplaten gelijk onbruikbaar te maken. De omgewisselde kentekenplaten worden doormidden geknipt met een leesbare lamineercode zodat de RDW de onbruikbaar gemaakte kentekenplaten kan controleren. Voor de overzichtelijkheid hoeft het erkende bedrijf niet meer te bewaren dan de twee helften van omgewisselde kentekenplaten die behoren bij de laatste tien meldingen van het erkende bedrijf aan de RDW dat er kentekenplaten zijn omgewisseld.

Het vijfde lid stelt specifieke regels over de omwisseling van handelaarskentekenplaten (modellen 27.11 tot en met 27.14, 30.5, 30.6 en 31.5). Per model is het aantal kentekenplaten gelimiteerd. Om te voorkomen dat het erkende bedrijf voor een handelaarskenteken meer dan het toegestane aantal handelaarskentekenplaten per model heeft, mag het erkende bedrijf een handelaarskentekenplaat alleen omwisselen voor hetzelfde model.

Artikel 46. Omwisseling van kentekenplaten in verband met taxigebruik of beëindiging daarvan

Artikel 46 stelt specifieke regels voor de omwisselingen van taxikentekenplaten. Wanneer taxikentekenplaten omgewisseld worden voor reguliere kentekenplaten of juist andersom, dan dienen alle bij het voertuig behorende kentekenplaten omgewisseld te worden om misbruik met de taxikentekenplaten te voorkomen. Het is niet meer nodig om de kentekenplaten gelijk onbruikbaar te maken, omdat het gelijk onbruikbaar maken op en andere locatie dan de productieplaats lastig is. Ook is het moment waarop het erkende bedrijf kentekenplaten uiterlijk moet vernietigen bij omwisseling door deze bepaling in alle gevallen gelijk, en daardoor minder foutgevoelig

Artikel 47. Vervanging van kentekenplaten

Artikel 47 stelt regels over een vervanging van een kentekenplaat. Volgens het eerste lid van voorziet een erkende bedrijf bij vervanging van een kentekenplaat, deze plaat van een door de RDW aan het erkende bedrijf gemelde duplicaatcode. Er is sprake van vervanging van een kentekenplaat als (één van) de vorige kentekenplaten niet meer aanwezig zijn, of zodanig niet meer leesbaar dat het erkende bedrijf de kentekenplaten niet mag omwisselen. Bij vervanging geeft de Dienst Wegverkeer door aan het erkende bedrijf welke duplicaatcode op de kentekenplaat moet staan. Om misbruik te voorkomen mogen er niet meer dan het toegestane aantal kentekenplaten afgegeven zijn voor het voertuig, zoals aangegeven in artikel 44, met hetzelfde kenteken en dezelfde duplicaatcode. De duplicaatcode geeft aan welke kentekenplaten de geldige kentekenplaten zijn. Welke duplicaatcode op de kentekenplaten komt te staan, is bijvoorbeeld afhankelijk van het aantal keer dat de kentekenplaten zijn vervangen.

Om ervoor te zorgen dat de duplicaatcode op alle kentekenplaten die het voertuig voert gelijk is, moet het erkende bedrijf bij vervanging het maximaal aantal kentekenplaten voor dat voertuig afgeven. Een kentekenplaat van het model 18.2 heeft geen duplicaatcode. Om die reden is volgens het tweede lid de verplichting om een diplomaatcode op te nemen niet van toepassing bij dit model. Dit houdt in dat het erkende bedrijf kentekenplaten van het model 18.2 kan vervangen zonder dat de kentekenplaten worden voorzien van een duplicaatcode.

Ook de modellen 27.11 t/m 27.14, 30.5, 30.6 en 31.5 voor handelaarskentekens hebben geen duplicaatcode. Het derde lid bepaalt dat voor handelaarskentekenplaten geen vervangende kentekenplaten kunnen worden afgegeven. Het erkende bedrijf kan voor een handelaarskenteken wel geheel nieuwe kentekenplaten afgegeven, mits hierdoor niet meer dan het toegestane aantal (van de modellen) handelaarskentekenplaten in omloop zijn.

Als de vervanging plaatsvindt omdat één van de kentekenplaten niet meer aanwezig is dan kan het erkende bedrijf de overgebleven kentekenplaat innemen en registreren. Dit geldt ook voor de kentekenplaten die niet omgewisseld kunnen worden in verband met leesbaarheid. Dit voorkomt misbruik.

Artikel 48. Registratie in verband met afgifte

Omwille van een volledig kentekenplaatregister moet een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant de afgifte van een kentekenplaat volgens het eerste lid van artikel 48 melden bij de RDW. Door de registratie van de afgifte in het kentekenplaatregister is bekend welk kenteken en eventueel welke duplicaatcode op de kentekenplaat staan, welk uniek nummer de kentekenplaat heeft (de lamineercode), aan wie de kentekenplaat is afgegeven door de geregistreerde gegevens van het legitimatiebewijs of de dienstenpas, op welk moment de kentekenplaat is afgegeven, of een kentekenplaat is ingenomen en waarom de kentekenplaat is afgegeven. De politie kan deze gegevens gebruiken bij controles en onderzoek. Voorwaardelijk is dat de gegevens correct zijn en op het juiste moment zijn ingevoerd. De RDW houdt hierop toezicht.

Het tweede lid stelt dat in bepaalde gevallen een melding mag plaatsvinden zonder lamineercode te vermelden. Het komt af en toe voor dat een deel van de lamineercode niet meer leesbaar is, bijvoorbeeld door roestvorming. Door een uitzonderingsgrond op te nemen, kan het erkende bedrijf met toestemming van de RDW de kentekenplaat omwisselen zonder dat de lamineercode van de ingenomen kentekenplaat wordt gemeld. De RDW geeft alleen toestemming als onomstotelijk wordt vastgesteld dat de om te wisselen kentekenplaat, een kentekenplaat is die eerder door een erkende kentekenplaatfabrikant voor het betreffende voertuig is afgegeven en, indien van toepassing, voorzien is van de hoogste duplicaatcode die voor het voertuig is afgegeven. De RDW kan vooraf om aanvullende bescheiden en gegevens vragen en aangeven dat het erkende bedrijf extra controles moet uitvoeren voordat het bedrijf de kentekenplaat omwisselt. Deze voorwaarden worden gesteld om misbruik met kentekenplaten te voorkomen.

Artikel 49. Doorleveren kentekenplaten

Artikel 49 stelt regels over het doorleveren van kentekenplaten aan een ander erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant. Niet alle erkende bedrijven hebben de middelen om de kentekenplaten te kunnen maken die minder vaak worden afgegeven dan de gangbare modellen. Het aanschaffen van de middelen om de kentekenplaten te kunnen maken, betekent dat de afnemers van deze kentekenplaten meer moeten betalen voor de kentekenplaten dan gebruikelijk. Vandaar dat een erkend bedrijf dat wel de middelen heeft, de kentekenplaten volgens het eerste lid mag doorleveren aan een ander erkend bedrijf. Doorlevering mag niet bij de gangbare modellen, de modellen 27.1 en 27.2 zonder kunststoffen tekens.

Volgens het tweede lid moet bij doorlevering al zijn voorzien van een duplicaatcode, als deze code is vereist. In het proces van het maken van een kentekenplaat, wordt de duplicaatcode altijd tezamen met het kenteken in de kentekenplaat aangebracht. Als de duplicaatcode er later in aangebracht wordt, dan bestaat de kans dat de duplicaatcode er niet goed in wordt aangebracht of op een verkeerde plek zit. Het erkende bedrijf dat doorlevert voorzien de kentekenplaat niet van het fabrikantenkeurmerk. Voor controles en onderzoek moet in een kentekenplaat het fabrikantenkeurmerk staan van het erkende bedrijf dat de kentekenplaat heeft afgegeven.

Het erkende bedrijf dat de kentekenplaten doorlevert, moet bij doorlevering volgens het derde lid aan bepaalde voorwaarden voldoen die ook gelden bij de afgifte van de kentekenplaten aan een burger. Het erkende bedrijf mag bijvoorbeeld niet meer kentekenplaten doorleveren dan voor het voertuig is toegestaan zodat er niet te veel kentekenplaten met hetzelfde kenteken en duplicaatcode in omloop worden gebracht.

Om na te kunnen gaan waar de kentekenplaten zijn, meldt het erkende bedrijf volgens het vierde lid bij de doorlevering de gegevens van de kentekenplaten en de gegevens van het bedrijf aan wie de kentekenplaten worden doorgeleverd. Dit ten bate van het kentekenplaatregister.

Net als bij de afgifte, controleert de RDW bij de melding van de doorlevering of de levering van de betreffende kentekenplaten voor het voertuig is toegestaan. Als de RDW aangeeft dat het erkende bedrijf de kentekenplaten niet mag leveren, dan levert het erkende bedrijf volgens het vijfde lid de kentekenplaten niet door. Dit geldt ook als de Dienst Wegverkeer dit op een andere wijze aangeeft dan elektronische.

Artikel 50. Ontvangen doorgeleverde kentekenplaten

Op basis van artikel 50 mag een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant de doorgeleverde kentekenplaten die het heeft ontvangen niet nogmaals doorleveren. Het erkende bedrijf dat de doorgeleverde kentekenplaat afgeeft aan de uiteindelijke afnemer, voorziet de kentekenplaat van het eigen fabrikantenkeurmerk. Daarmee kan bij controles en onderzoek worden achterhaald welk erkend bedrijf de kentekenplaat heeft afgegeven.

Artikel 51. Afgifte op andere locatie dan de productieplaats

Artikel 51 stelt specifieke regels voor het geval dat afgifte van kentekens plaatsvindt op een andere locatie dan de productieplaats. Op basis van het eerste lid mag afgifte alleen worden verricht door een erkend bedrijf kentekenplaatfabrikant. Bij de afgifte van kentekenplaten moeten de voorgeschreven bescheiden worden gecontroleerd. Bij omwisseling moeten ook kentekenplaten worden ingenomen. Het erkende bedrijf is hiervoor verantwoordelijk. Als de kentekenplaten als service op een andere locatie dan de productieplaats worden afgegeven, dan kan alleen het erkende bedrijf dit doen. Het erkende bedrijf controleert dan de benodigde bescheiden en neemt eventueel kentekenplaten in. Dit houdt in dat iemand van het erkende bedrijf, bijvoorbeeld iemand van het personeel, de kentekenplaten in persoon afgeeft en dat de kentekenplaten bijvoorbeeld niet per post worden verstuurd.

Op basis van het tweede lid gelden voor de afgifte op een andere locatie gelden dezelfde eisen en voorwaarden als bij de afgifte op de productieplaats.

Volgens het derde lid moet erkend bedrijf, voordat kentekenplaten met een verplichte lamineercode worden afgegeven, bij de RDW een aantal gegevens melden, waaronder de betrokken kentekens en de reden van afgifte. Dit is relevant voor de controles door de RDW.

Als de RDW aangeeft dat het afgeven van kentekenplaten niet is toegestaan, dan mag het erkende bedrijf volgens het vierde lid de kentekenplaten niet afgeven, ook niet op een andere locatie dan de productieplaats. Dit geldt ook als de Dienst Wegverkeer dit op een andere wijze aangeeft dan elektronische.

Bij de afgifte van kentekenplaten op een ander een locatie hoeft de afgifte volgens het vijfde lid niet gelijk worden gemeld. Melding op een andere locatie kan bijvoorbeeld niet omdat het erkende bedrijf daar doorgaans niet beschikt over geschikte apparatuur. Het erkende bedrijf kan de melding later doen. Voor een kloppend kentekenplaatregister, meldt het erkende bedrijf de afgifte wel op dezelfde dag.

§ 3.13 Erkenning APK
§ 3.13.1 Algemeen
Artikel 52 Begripsbepalingen

Bij de erkenning APK is ten opzichte van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK een aantal definities toegevoegd, aangepast of verplaatst naar een ander onderdeel van deze regeling. De gewijzigde definities worden toegelicht bij de desbetreffende artikelen.

Ter bevordering van de leesbaarheid zijn daarnaast vier nieuwe definities opgenomen. In de vorige regeling werden deze telkens volledig uitgeschreven. Door deze begrippen nu afzonderlijk te definiëren, wordt herhaling van volledige omschrijvingen in de regeling voorkomen. Deze aanpassing betreft uitsluitend een redactionele wijziging; inhoudelijk is geen sprake van een wijziging van de desbetreffende begrippen.

De nieuwe definities betreffen:

  • a. landbouw- en bosbouwtrekkers,

  • b. lichte voertuigen,

  • c. zware voertuigen, en

  • d. spelingsdetector.

De definities keuringsplaats en keuringsruimte zijn ook aangepast. De keuringsplaats betreft de kadastrale locatie van het erkende bedrijf van een perceel of enkele kadastraal aangrenzende percelen, hierop kunnen meerdere keuringsruimtes, en daarmee meerdere erkende bedrijven, gevestigd zijn. De keuringsruimte betreft het gebouw waar de specifieke handelingen worden verricht. Een keuringsruimte wordt door een erkend bedrijf gebruikt voor het verrichten van de handelingen waarvoor de erkenning wordt of is verleend, gezamenlijk gebruik van de erkenningsruimte is niet toegestaan.

§ 3.13.2 Aanvrager
Artikel 53. Aanvrager

Het artikel beschrijft de verschillende erkenningsvormen die afgegeven kunnen worden voor het afgeven van keuringsrapporten. In de regeling worden naast algemene verplichtingen en voorschriften ook per voertuigcategorie regels beschreven. Dit met als doel om een uniforme uitvoering van de APK te borgen waarbij voertuigen periodiek kunnen worden gecontroleerd. Ter verbetering van de leesbaarheid zijn de mogelijke erkenningsvormen uitgeschreven.

Het tweede lid beschrijft de drie APK-erkenningsvormen die kunnen worden aangevraagd en afgegeven. Een erkenning kan ook worden afgegeven voor een combinatie van de in het tweede lid beschreven categorieën. Het derde lid beschrijft enkele voorbeelden van beperkingen die kunnen worden verbonden op de in het tweede lid aangeven erkenningen. Dit om de verplichtingen voor de erkenning te kunnen beperken als het erkend bedrijft zich beperkt tot een specifieke groep voertuigen.

Tevens is de eis vervallen dat er minimaal een bevoegde keurmeester werkzaam is bij de erkenning ten tijde van de aanvraag, dit artikel niet meer actueel. Keurmeesters kunnen afmelden bij elke erkenning, mits zij beschikken over een geldig pasnummer, zij zijn niet langer gebonden aan een specifiek erkend bedrijf.

Artikel 54. Economische eenheid

In beginsel kan de aanvrager van een keuringsrapport zijn voertuig laten keuren bij elk erkend bedrijf dat bevoegd is voor deze categorie voertuigen. Met een erkenning voor een eigen wagenpark, zoals beschreven in artikel 53, derde lid, onder f, mag het erkend bedrijf enkel de voertuigen keuren die vallen onder het eigen wagenpark. Hiermee hoeft een erkend bedrijf ook geen andere voertuigen te accepteren die hem ter APK worden aangeboden.

§ 3.13.3 Eisen en voorwaarden aan de erkenning
§ 3.13.3.1 Gebouw en uitrusting
Artikel 55. Keuringsruimte

Artikel 55 stelt eisen aan de keuringsruimte. De eisen aan de keuringsruimte creëren een professionele, uniforme en veilige omgeving en waarborgt een betrouwbare keuring. Er zijn geen inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK, enkel een aantal aanpassingen ter verbetering van de leesbaarheid.

Artikel 56. Inspectieput en hefinrichting

Artikel 56 stelt regels over de verplichte inspectieput en hefinrichting. In lijn met het doel als beschreven bij artikel 55 dragen deze bij aan een veilige werkomgeving om het voertuig te controleren tijdens de keuring. Toevoeging ten aanzien van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK is dat de verklaring van het draagvermogen van de hefinrichting ter beschikking gesteld moet worden aan de RDW. Dit om door de RDW ook te kunnen vaststellen dat het draagvermogen geschikt is voor de erkenning.

Daarnaast is de leestbaarheid vergroot door de toepassing van definities, in het tweede lid, onderdelen a en b. Inhoudelijk is dit lid niet aangepast.

Artikel 57. Aangewezen plaats voor controle afstelling dimlichten en mistvoorlichten

Als een erkend bedrijf als onderdeel van de keuring de dimlichten en mistvoorlichten dient te controleren, moet dit volgens artikel 57 gebeuren op een locatie die voldoet aan de eisen. Dit om te waarborgen dat de lichten voldoen aan het veiligheidsniveau voor de lichten en er een betrouwbare reproduceerbare meting wordt uitgevoerd. De eisen zijn overgenomen uit de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.

§ 3.13.3.2 Apparatuur keuringsruimte
Artikel 58. Apparatuur algemeen

De in artikel 58 voorschreven apparatuur waarborgt dat keuringen technisch betrouwbaar en uniform zijn. Er zijn geen inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK, slechts enkele aanpassingen ter verbetering van de leesbaarheid door toepassing van definities.

Artikel 59. Apparatuur voor specifieke groep voertuigen

Naast de algemene apparatuur dient een erkend bedrijf te beschikken over apparatuur die aansluit bij de categorie waarvoor de erkenning geldt. Deze apparatuur dient voor een betrouwbare uniforme controle van de technische eisen tijdens de keuring. De eisen zijn overgenomen uit de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK. Er is wel een omissie verholpen uit deze regeling. Het in onderdeel a, onder 3° genoemde apparaat om LPG-, CNG- of LNG-lekkages op te sporen dient zowel bij zware, licht als landbouw- en bosbouwtrekkers te worden gebruikt.

Daarnaast is in dit artikel ook de leesbaarheid vergroot door de toepassing van definities.

Artikel 60. Eisen aan apparatuur

De in artikel 60 opgestelde eisen voor de apparatuur die op basis van artikel 58 en 59 is benodigd, zijn noodzakelijk om een veilige en betrouwbare meting te borgen. Deze eisen zijn overgenomen uit de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.

Artikel 61. Deugdelijkheid en goede staat apparatuur

Naast de verplichtingen zoals vastgelegd in de artikelen 58 en 59 met betrekking tot apparatuur, rust op het erkend bedrijf de verantwoordelijkheid ervoor zorg te dragen dat de apparatuur in goede staat verkeert. De apparatuur dient te allen tijde te worden gebruikt overeenkomstig het beoogde doel van de fabrikant.

§ 3.13.3.3 Inrichting
Artikel 62. Kenbaarheid erkend bedrijf APK

Volgens artikel 62 geldt de eis van kenbaarheid van het erkende bedrijf, bedoeld in artikel 5, geldt niet voor keuringsplaatsen waarvan de erkenning alleen geldt voor voertuigen die behoren tot het eigen wagenpark.

Ten opzichte van het oude artikel 15 van de Regeling Erkenning en keuringsbevoegdheid APK zijn het tweede en derde lid vervallen, waarin stond dat het bewijs van afgifte voor de erkenning door de houder van de erkenning diende te worden getoond. Zowel voor de RDW via haar eigen systemen als voor de aanvrager van een keuringsrapport via de website van de RDW is inzichtelijk voor welke groep voertuigen een afgegeven erkenning geldt. De eis wordt om die reden niet langer nuttig geacht.

Artikel 63. Verplaatsing apparatuur

Artikel 63 regelt de verplichting voor het erkend bedrijf om na een verplaatsing of wijziging van de beschreven apparatuur een (her)keuring uit te voeren. Dit is verplicht gesteld om te borgen dat de apparatuur na wijziging voldoet aan de eisen voor een betrouwbare meting. Deze eis is overgenomen uit artikel 17 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.

§ 3.13.3.4 Voorschriften ten aanzien van de rapportage aan de Dienst Wegverkeer
Artikel 64. Doorgeven tellerstand

Artikel 64 is een uitwerking van de verplichting uit artikel 23k van het Besluit voertuigen tot het doorgeven van tellerstand ter versterking van de controle en inzicht op kilometerstanden. Deze bepaling helpt (potentiële) tellerfraude tegen te gaan.

Artikel 65. Uitlezen voertuigidentificatienummer en werkelijke gegevens gebruik

De bepaling wordt gesteld in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2021/392 betreffende de monitoring en rapportering van gegevens met betrekking tot de CO2-emissies van personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen. Deze bepaling is identiek aan artikel 17b uit de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.

§ 3.13.3.5 Voorschriften administratie en bescheiden
Artikel 66. Administratie en bescheiden

Artikel 66 stelt voorschriften over te bewaren bescheiden in relatie tot de erkenning APK, zoals het steekproefcontrolerapport. De bepaling is grotendeels overgenomen uit artikel 18 van Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.

De in het eerste lid beschreven steekproefcontrolerapport wordt in beginsel digitaal bewaard in de portal van het erkende bedrijf. Als echter door omstandigheden, als storing, een fysiek steekproefcontrolerapport wordt uitgeschreven door de RDW, dient dit rapport bewaard te blijven. Het derde lid waarborgt dat alleen gekwalificeerden mogen afmelden, wat zorgt voor controleerbaarheid en traceerbaarheid van keuringen en het toezicht.

Het boekwerk Regelgeving APK wordt niet langer als fysiek boek vereist. De regelgeving is digitaal beschikbaar via de website van de RDW en is openbaar toegankelijk. Het boekwerk wordt ook beschikbaar gesteld door de RDW als digitaal document.

§ 3.13.3.6 Doorgeven wijzigingen
Artikel 67. Wijzigingen

Als zich wijzigingen voordoen in de samenstelling van de economische eenheid van een erkend bedrijf, of wijzigingen in de bedrijfsvoering, moeten deze wijzigingen worden gemeld aan de RDW, zodat de RDW het uit te oefenen toezicht effectief kan uitvoeren. Deze bepaling is grotendeels een voortzetting van artikel 19 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.

§ 3.13.4 Voorschriften keuringen
§ 3.13.4.1 Algemene keuringsvoorschriften
Artikel 68. Algemene keuringsvoorschriften

Algemene keuringsvoorschriften van artikel 68 bevatten de eisen en regels voor het consistent en correct gebruik van de erkenning, waarbij voertuigen volgens vastgestelde middelen, bevoegdheden en voorschriften worden gekeurd. Deze eisen zijn grotendeels identiek aan artikel 24 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.

§ 3.13.4.2 Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring
Artikel 69. Keuring

Artikel 69 beschrijft de handelingen voorafgaande aan de keuring. Het raadplegen van het voertuig geeft de keurmeester belangrijke informatie over het voertuig dat gekeurd dient te worden en is daarmee essentieel om voor de keuring uit te voeren. Deze bepalingen komen grotendeels overeen met artikel 27 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.

Artikel 70. Resultaat van de keuring en keuringsrapport

Artikel 70 stelt regels over het keuringsrapport. Voor het effectief toezien op de keuring is het proces van afmelden essentieel dat het voertuig na de keuring wordt gemeld aan de RDW.

In de voorschriften van de keuring is ten opzichte van het oude artikel 29 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK verduidelijkt dat het resultaat van de keuring onmiddellijk na de keuring doorgeven dient te worden aan de RDW. Hiermee wordt bedoeld dat de keuring een aaneengesloten proces dient te zijn vanaf het moment dat de bevoegde APK-keurmeester start met de keuring tot het afmelden van het voertuig en afgeven van het keuringsrapport.

Artikel 71. Afmelden voertuig en afgegeven keuringsrapport

Artikel 71 beschrijft de handelingen die door de bevoegde keurmeester genomen worden nadat het voertuig gekeurd op basis van de APK-regelgeving. De belangrijkste wijziging ten opzichte van het oude artikel 30 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK is de gebruikte authenticatiemethode bij het afmelden van een voertuigen. De oude methodiek van afmelden met een pasnummer en pincode, single-factor authenticatie, voldoet niet meer aan de veiligheidseisen van de RDW een de Rijksoverheid. De RDW heeft methode van afmelden verbeterd waardoor de bevoegde APK-keurmeester een voertuig dient af te melden door middel van een multi-factor authenticatie. Hierdoor is de term ‘pincode’ komen te vervallen en vervangen voor de overkoepelende term ‘authenticatie’.

Artikel 72. Aantal steekproeven

Tot de inwerkingtreding van de Wet MERK was in artikel 86, eerste lid, van de wet, het aantal voertuigen opgenomen dat aan een verplichte herkeuring door de RDW diende te onderworpen. De herkeuring is een middel voor het toezicht en draagt bij aan fraudepreventie en geeft de RDW inzicht in de kwaliteit van het erkend bedrijf en de keurmeester. Door inwerkingtreding de Wet MERK stelt artikel 86, eerste lid, van de wet, dat het aantal voertuigen dat dient te worden onderworpen aan een herkeuring, bij ministeriële regeling wordt bepaald. Artikel 72 van deze regeling is een uitwerking van het nieuwe artikel 86, eerste lid, van de wet.

Het oude artikel 86, eerste lid, van de wet, stelde dat ten minste drie van elke honderd voertuigen (3%) aan een herkeuring dienden te worden onderworpen. Door meer data-sturing, doorontwikkeling van systemen en verbeterde aansturing is gebleken dat met 2,7% hetzelfde kwaliteitsniveau gerealiseerd worden als eerdere norm van 3%. Daarom is in artikel 72 opgenomen dat ten minste 27 van elke duizend voertuigen aan een herkeuring worden onderworpen. Het minimale percentage van 2,7% gaat in principe alleen toegepast worden op APK-2, de APK voor lichte voertuigen. De andere steekproefpercentages blijven in de praktijk ongewijzigd.

Artikel 73. Verplichtingen bij een steekproef

Artikel 73 stelt verplichtingen en voorschriften aan een steekproef. Deze zijn essentieel voor een betrouwbare en werkzame manier van toezichthouden door de RDW. De verplichtingen zorgen ervoor dat de eigenaar of houder het voertuig beschikbaar stelt. De bepalingen zijn grotendeels identiek aan het oude artikel 31 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.

Artikel 74. Voertuig dat keuringsruimte verlaat tijdens steekproef

Op basis van artikel 74 mag bij een steekproef een voertuig de keuringsruimte niet verlaten gedurende negentig minuten na het tijdstip van afmelden. Dit om het voertuig direct te kunnen onderwerpen aan de steekproef bij aankomst van de functionaris van de RDW bij het erkende bedrijf. Als het voertuig niet aanwezig is zal de goedkeuring worden ingetrokken en zal het voertuig worden gekeurd door de RDW. De APK-keurmeester dient dit direct te melden aan de RDW.

§ 3.13.5 Toezicht
§ 3.13.5.1 Toezicht Algemeen
Artikel 75. Bonus- en strafpunten

Artikel 75 regelt het stelsel van bonus- en strafpunten, zoals dat gold op basis van artikel 37 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK. Het systeem van bonus- en strafpunten, het ook wel het cusum-systeem genoemd, wordt toegepast bij herkeuringen ten behoeve van het meten van de kwaliteit bij het toepassen van de keuringseisen. Het systeem is van toepassing op het erkend bedrijf en de APK-keurmeester.

Artikel 76. Anonieme keuringen

Anonieme keuringen kunnen op basis van artikel 76 worden ingezet als toezichtmiddel door de RDW. Het artikel komt grotendeels overeen met het oude artikel 33 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK. Hiermee kan de RDW toezien of er wordt gehouden aan de regels en voorschriften bij de uitvoering van de APK. Ter vergroting van de leesbaarheid zijn de opsommingen komen te vervallen, met dien verstande dat de desbetreffende bepalingen zijn opgenomen in de voorschriften van de keuringen van deze regeling en het geldende toezichtbeleid van de Dienst Wegverkeer.

§ 3.13.5.2 Toezicht op erkende bedrijf
Artikel 77. Reikwijdte wijziging, schorsing of intrekking erkenning

Een toezichtsmaatregel door de RDW kent een evenwicht tussen proportionaliteit en algemene handhaving. Op basis van artikel 77 treft een toezichtsmaatregel alleen de betrokken vestiging van een erkend bedrijf, tenzij er structurele of ernstige problemen zijn die een bredere maatregel noodzakelijk maken.

Artikel 78. Wijziging, schorsing of intrekking voor bepaalde groep voertuigen

In aanvulling op artikel 77 kan een toezichtsmaatregel zich ook beperken tot de keuring van een bepaalde groep voertuigen.

§ 3.14 Erkenning wijziging goedkeuring voertuigen
§ 3.14.1 Aanvrager van de erkenning
Artikel 79. Begripsbepalingen

Artikel 79 omschrijft nog enkele begrippen specifiek voor de erkenning wijziging goedkeuring voertuigen.

Artikel 80. Aanvrager

Artikel 80 voorziet erin dat personen of bedrijven die als exploitant staan ingeschreven in het handelsregister en aantoonbaar actief zijn in het aanbrengen van wijzigingen aan de goedkeuring van geregistreerde voertuigen, in aanmerking kunnen komen voor een erkenning.

§ 3.14.2 Eisen aan de erkenning
§ 3.14.2.1 Seriematige wijziging
Artikel 81. Seriematige wijziging

Artikel 81 beschrijft dat een erkenning wijziging goedkeuring voertuigen uitsluitend betrekking heeft op seriematige wijzigingen aan voertuigen, waarvoor door de RDW expliciet toestemming is verleend. Dit waarborgt dat uitsluitend wijzigingen die vooraf zijn getoetst op technische en wettelijke conformiteit, onder de erkenning mogen worden uitgevoerd.

Een erkend bedrijf dient te allen tijde ten minste één geldige toestemming voor het uitvoeren van een seriematige wijziging te bezitten. Als een bedrijf geen enkele geldige toestemming meer heeft, vervalt de grondslag voor de erkenning wijziging goedkeuring voertuigen.

Artikel 82. Elementen seriematige wijziging

Artikel 82 omschrijft welke gegevens een aanvraag voor een seriematige wijziging moet bevatten, zodat de beoordeling door de RDW op een uniforme kan plaatsvinden. Het uitgangspunt is dat seriematige wijzigingen aan voertuigen zorgvuldig worden gedocumenteerd, zodat de technische wijzigingen herleidbaar zijn tot specifieke voertuigtypes en kunnen worden uitgevoerd binnen het kader van de geldende wet- en regelgeving.

In het eerste lid is vastgelegd welke kerngegevens deel moeten uitmaken van een aanvraag voor een seriematige wijziging. Deze gegevens hebben betrekking op het specifieke voertuigtype waarop de wijziging betrekking heeft (zoals merk, handelsbenaming, voertuigcategorie), de identiteit van het erkende bedrijf dat de wijziging uitvoert, en een gedetailleerde omschrijving van de wijziging zelf. Daarbij moet ook worden aangegeven welke voertuiggegevens relevant zijn voor de beoordeling van de wijziging en of deze in overeenstemming is met de eisen uit hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen.

Het tweede lid biedt ruimte voor efficiëntie in het aanvraagproces door het mogelijk te maken dat één seriematige wijziging meerdere voertuigtypes, merknamen en of handelsbenamingen omvat. Dit is echter alleen toegestaan wanneer al deze voertuigen gebaseerd zijn op hetzelfde typegoedgekeurde basisvoertuig en dezelfde technische documentatie (zoals goedkeuringscertificaten of testrapporten).

Artikel 83. Verlening toestemming seriematige wijziging

Artikel 83 stelt nadere voorwaarden aan het proces voor het verkrijgen van toestemming voor seriematige wijzigingen aan voertuigen, zoals bedoeld in 80, tweede lid, onder b. Voordat een dergelijke toestemming door de Dienst Wegverkeer (RDW) wordt verleend, is het noodzakelijk dat het erkende bedrijf één of meerdere voertuigen beschikbaar stelt ter beoordeling.

Deze voertuigen moeten representatief zijn voor het voertuigtype waarop de aangevraagde wijziging betrekking heeft. De beoordeling door de RDW heeft als doel om vast te stellen of de wijziging in overeenstemming is met de technische en veiligheidsvoorschriften zoals opgenomen in hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen.

Pas wanneer uit deze beoordeling blijkt dat de ter beschikking gestelde voertuigen voldoen aan de relevante eisen, kan toestemming voor de seriematige wijziging worden verleend. Hiermee wordt geborgd dat voertuigen die na wijziging opnieuw in het verkeer worden gebracht, blijven voldoen aan de geldende toelatingseisen en verkeersveiligheidsnormen.

In het tweede lid is geregeld dat bij het verlenen van toestemming aan een seriematige wijziging een uniek identificatienummer wordt toegekend. Dit nummer maakt het mogelijk om de goedgekeurde wijziging administratief te registreren en te koppelen aan de bijbehorende voertuiggegevens en documentatie.

§ 3.14.2.3 Erkenningsvoorschriften
Artikel 86. Maatregelen en procedures voor effectieve controle

Artikel 86 stelt als vereiste dat het erkende bedrijf beschikt over een adequaat systeem van maatregelen en procedures waarmee de uitvoering van seriematige wijzigingen effectief wordt gecontroleerd. Dit systeem moet waarborgen dat de feitelijke werkzaamheden volledig in overeenstemming plaatsvinden met de voorwaarden en technische vereisten zoals neergelegd in hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen.

Het gaat hierbij onder meer om het correct toepassen van de goedgekeurde wijziging op elk individueel voertuig, het naleven van technische specificaties, en het zorgvuldig vastleggen en archiveren van uitgevoerde controles.

Artikel 87. Technische verandering in seriematige wijziging

Artikel 87 regelt de procedure wanneer een erkend bedrijf voornemens is een technische wijziging aan te brengen aan een seriematige wijziging waarvoor reeds toestemming is verleend door de RDW. Na ontvangst van de melding beoordeelt de RDW of de aard en omvang van de wijziging zodanig zijn dat een nieuwe toestemming vereist is. Dit waarborgt dat alle seriematige wijzigingen te allen tijde blijven voldoen aan de eisen uit de geldende regelgeving (zoals hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen) en voorkomt dat wijzigingen zonder voldoende controle worden doorgevoerd.

Artikel 88. Uitvoeren van wijzigingen in goedkeuring voertuig

Artikel 88 legt een verantwoordelijkheid bij het erkende bedrijf vast: het moet voor elk afzonderlijk voertuig waarop een seriematige wijziging wordt toegepast, vaststellen dat de aangebrachte wijziging volledig overeenkomt met de eerder goedgekeurde seriematige wijziging waarvoor toestemming is verleend door de RDW.

Artikel 89. Ombouwverklaring

Artikel 89 beschrijft de administratieve verplichtingen van erkende bedrijven na het aanbrengen van een wijziging aan een voertuig, zoals bedoeld in hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen.

In het eerste lid is vastgelegd dat voor elk voertuig waarop een wijziging is uitgevoerd, een ombouwverklaring moet worden opgesteld.

Het tweede lid verplicht het erkende bedrijf om deze verklaring direct na het uitvoeren van de wijziging aan de RDW te verzenden. Deze verplichting waarborgt een actueel en betrouwbaar overzicht van voertuigen die zijn aangepast.

§ 3.14.2.4 Administratie
Artikel 90. Administratie

Artikel 90 verplicht erkende bedrijven om intern goed georganiseerd te zijn en hun administratie op orde te hebben. Personeel moet toegang hebben tot relevante regelgeving en specificaties, zodat wijzigingen correct worden uitgevoerd. Daarnaast moet de administratie inzicht geven in alle fasen van de wijziging en minimaal 10 jaar worden bewaard. Dit waarborgt traceerbaarheid, controleerbaarheid en naleving van de regelgeving.

§ 3.16 Erkenning voorbehoud en verplichtingen
Artikel 105. Aanvrager

In artikel 105 is geregeld dat de erkenning voorbehoud en verplichtingen afgegeven kan worden aan lease- of financieringsmaatschappijen van voertuigen.

Artikel 106. Voertuigverplichtingen

Artikel 106 stelt een aantal verplichtingen voor een erkend bedrijf voorbehoud en verplichtingen. Wanneer de lessee niet meer instemt met de geplaatste verplichtingverwijzingen of verstrekkingsvoorbehoud, dan moet een erkend bedrijf volgens het eerste lid direct de aantekeningen laten vervallen en ingeval van een verstrekkingsvoorbehoud, de tenaamstellingscode overdragen aan de lessee.

Vanwege onder andere fiscale redenen wordt er soms voor gekozen leasevoertuigen op naam staan van de lessee zijnde een rechtspersoon te zetten. In het tweede lid wordt geregeld dat de leasemaatschappij ten behoeve van de tenaamstelling namens de rechtspersoon kan optreden zodat de rechtspersoon niet wordt belast met extra handelingen om het voertuigen op naam te krijgen. Uit het lease- of financieringsovereenkomst moet daartoe expliciet blijken dat de rechtspersoon ermee akkoord is dat het voertuig op zijn naam komt.

Artikel 107. Tijdelijk document

Artikel 107 is een uitwerking van artikel 26, achtste lid, en artikel 27, achtste lid, waardoor lease- en gefinancierde voertuigen overgeschreven kunnen worden door een erkende bedrijf zonder dat de kentekencard in bezit is van dat erkende bedrijf.

Het bedrijf kan daartoe bij de RDW een tijdelijk document aanvragen voor voertuigen die het bedrijf óf op naam heeft staan óf voor voertuigen die het bedrijf in eigendom heeft en waarop een verstrekkingsvoorbehoud rust. Dit tijdelijk document bevat een documentnummer en tenaamstellingscode die gebruikt kunnen worden voor de overschrijving. Het tijdelijk document wordt onder andere gebruikt om aan het einde van de leaseperiode, wanneer het voertuig terugkomt uit de lease, deze in haar bedrijfsvoorraad te zetten. Bij gefinancierde voertuigen wordt het tijdelijk document onder andere gebruikt wanneer er sprake is van het niet nakomen van de verplichtingen door de klant. In dat geval wordt het voertuig opgehaald en het voertuig overgeschreven.

HOOFDSTUK 4. BEVOEGDHEDEN

Hoofdstuk 4 stelt regels voor de bevoegdheden APK-keurmeester en LPG-technicus. De regels voor deze bevoegdheden zijn ongewijzigd ten opzichte van de regels die waren opgenomen in de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK en de Regeling aanpassing voertuigen.

§ 4.1 Eisen en voorwaarden aan bevoegdheden
Artikelen 108 tot en met 110. Bevoegdheid en examen APK-keurmeester en LPG-technicus

Om een bevoegdheid APK-keurmeester te verkrijgen dient een APK-keurmeester in het bezit te zijn één of meerdere diploma’s, genoemd in het eerste lid. De bevoegdheid is alleen geldig voor de groep voertuigen waarvoor de APK-keurmeester een diploma heeft behaald. Voor het verkrijgen van een bevoegdheid LPG-technicus is een diploma LPG-technicus vereist. De diploma’s kunnen worden behaald door het afleggen van een examen.

De bevoegdheid APK-keurmeester is twee jaar geldig, terwijl een bevoegdheid LPG-technicus vier jaar geldig is. Om een bevoegdheid te kunnen verlengen, is een toets vereist. Door middel van de toets wordt gecontroleerd of de APK-keurmeesters en LPG-technici nog steeds over het vereiste kennisniveau en vaardigheden beschikken voor het uitvoeren van hun werkzaamheden. Voor en verdere toelichting wordt kortheidshalve verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 108. Bevoegdheden APK-keurmeester en LPG-technicus

Door voldoende opgeleide en actuele vakbekwame personen de bevoegdheid te verlenen wordt de kwaliteit, betrouwbaarheid en veiligheid van de keuringen geborgd. Ter vergroting van de leesbaarheid zijn eisen en voorwaarden voor de APK- en LPG-bevoegdheid gebundeld in een hoofdstuk ‘bevoegdheden’. Inhoudelijk zijn de eisen en voorwaarden niet gewijzigd.

Artikel 110. Verlenging bevoegdheid APK-keurmeester en LPG-technicus

Om de kwaliteit te waarborgen dienen APK-keurmeesters en LPG-technicus hun vakbekwaamheid en kennis op peil houden door periodiek een toets af te leggen.

Artikel 111. Bevoegdheidspas

De bevoegdheidspas voor de APK-keurmeester of LPG-technicus dient als identificatiemiddel.

Artikel 112. Datacommunicatie

De authenticatiemethode waarmee het resultaat van de keuringen wordt doorgegeven zorgt ervoor dat de RDW de APK-keurmeester of LPG-technicus kan identificeren. Misbruik van het authenticatiemiddel schendt de betrouwbaarheid en veiligheid van het keuringssysteem.

§ 4.2 Toezicht op bevoegdheden
Artikelen 113 en 114. Sancties en schorsing van bevoegdheden

Het toezicht op de bevoegdheden APK-keurmeester en LPG-technicus zijn onveranderd gebleven ten opzichte van het oude bevoegdheidsstelsel. Er is verduidelijkt dat het erkende bedrijf verantwoordelijk gehouden wordt voor het handelen van de bevoegde persoon. Dit betekent niet dat er geen sanctiemaatregelen op de bevoegde persoon kunnen worden geplaatst.

De toezichtsmaatregel van artikel 113 kan de bevoegdheid beperken tot een specifieke groep voertuigen. Het opleggen van een toets kan als toezicht maatregel worden ingezet om aan te tonen dat de APK-keurmeester op LPG-technicus beschikt over de juiste kennis.

Als toezichtsmaatregel onder artikel 114 kan een schorsing worden bepaald indien de situatie op korte termijn kan worden hersteld. Indien dit niet tijdig wordt hersteld kan alsnog de bevoegdheid worden ingetrokken.

§ 4.3 Exameninstantie APK-keurmeester en LPG-technicus
Artikelen 115 tot en met artikel 117. Exameninstantie

In dit artikel wordt het exameninstituut IBKI van de stichting VAM als exameninstantie voor de examens en toetsen voor APK-keurmeester en LPG-technicus aangewezen. Om de kwaliteit te borgen zijn er eisen gesteld aan de exameninstantie bij de uitvoering van de taken. Daarmee is de regeling onveranderd ten opzichte van het oude erkenningenstelsel.

HOOFDSTUK 6. WIJZIGING EN INTREKKING ANDERE MINISTERIËLE REGELINGEN

Artikelen 119 tot en met 125 en artikelen 127 tot en met 130. Wijzigingen diverse regelingen

In de artikelen 119 tot en met 125 en artikelen 127 tot en met 130 worden diverse ministeriële regelingen gewijzigd, waarin verwijzingen stonden opgenomen naar oude erkenningsregelingen, die conform artikel 131 zijn vervallen. De verwijzingen zijn vervangen door verwijzingen naar de Rew.

Artikel 120. Wijziging Regeling gegevensverstrekking kentekenregister 2008

Met de invoering van de wet ‘Herziening beslag- en executierecht’ (wet van 15 juli 2020 Stb. 2020, 177) is het mogelijk om administratief beslag te leggen op motorrijtuigen en aanhangwagens door een registratie daarvan in het kentekenregister. Administratief beslag wil zeggen dat de deurwaarder het motorrijtuig of de aanhangwagen niet daadwerkelijk dient te zien om een beslag te kunnen leggen, maar zich voor het leggen van het beslag kan baseren op het kentekenregister. De registratie van het beslag op een motorrijtuig of aanhangwagen kan op twee momenten plaatsvinden, afhankelijk van de wijze waarop beslag wordt gelegd, via de weg van artikel 440, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) of via de weg van artikel 442, tweede lid, Rv. Door het beslag wordt de tenaamstelling geblokkeerd, waardoor het motorrijtuig niet meer te naam gesteld kan worden op naam van een derde, zoals een koper.

De gerechtsdeurwaarder kan eerst gegevens uit het kentekenregister opvragen om de aansprakelijkheid voor een voertuig vast te stellen. Het kentekenregister is een registratie van gekentekende voertuigen en geen eigendomsregister. Als niet de kentekenhouder maar een derde kan aantonen dat hij eigenaar is van het motorrijtuig of de aanhangwagen is het beslag niet geldig gelegd en dient het te worden opgeheven. Dit kan zich voordoen wanneer een leasemaatschappij ten aanzien van het kenteken een verstrekkingsvoorbehoud heeft geregistreerd. Met de invoering van de Wet MERK kan de leasemaatschappij hiervoor een erkenning krijgen en wordt in plaats van een verstrekkingsvoorbehoud gesproken over een aantekening, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van het besluit.

De gerechtsdeurwaarder wordt bij het opvragen van gegevens van een aansprakelijke geïnformeerd dat over het voertuigen een aantekening, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, is opgenomen. De gerechtsdeurwaarder kan voorafgaand aan een voorgenomen beslag op een voertuig om nadere informatie verzoeken bij het erkende bedrijf voorbehoud en verplichtingen. Dit laatste met als doel om inzicht te verkrijgen in de soort leaseovereenkomst en de resterende looptijd van die overeenkomst.

Als er administratief beslag wordt gelegd op een voertuig waarover een aantekening, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, is opgenomen dan informeert de RDW het erkende bedrijf voorbehoud en verplichtingen over het beslag dat is gelegd op diens voertuigen. Het erkiende bedrijf wordt daarmee in staat gesteld om afstemming te zoeken met de gerechtsdeurwaarder en daarmee zijn rechten als eigenaar van het voertuig uit te oefenen. De KBvG heeft een bestuursregel gepubliceerd over de voorwaarden voor het beëindigen van het beslag door de gerechtsdeurwaarder.

Het aanwijzen van een erkend bedrijf voorbehoud en verplichtingen als beroepsbeoefenaar in de zin van artikel 2 van de Regeling gegevensverstrekking kentekenregister 2008 is in lijn met artikel 12 van het Kentekenreglement omdat het gegeven dat administratief beslag is gelegd nodig is voor het realiseren van rechten en plichten met betrekking tot het desbetreffende voertuig dat voortvloeiend uit een aantekening, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van het besluit.

Artikel 124. Wijziging Regeling legitimatievoorschriften tenaamstelling en kentekenplaten

In de Regeling legitimatievoorschriften tenaamstelling en kentekenplaten is onder andere verwerkt dat erkende bedrijven alleen nog maar een geldig Nederlands rijbewijs mogen gebruiken voor identificatie vanwege gebrek aan grondslag voor het gebruik van het burgerservicenummer.

Artikel 126. Wijziging Regeling tachografen

Dit artikel wijzigt de Regeling tachografen. Omdat de Regeling tachografen niet is gebaseerd op de Wegenverkeerswet 1994, maar op de Arbeidstijdenwet, komt deze regeling niet te vervallen en wordt deze niet opgenomen in de Rew. Bij de wijziging van de Regeling tachografen is wel aangesloten bij de uitgangspunten van de modernisering van het erkenningenstelsel. Voor toelichting op de wijziging van specifieke artikelen wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 128. Wijziging Regeling tenaamstelling en kentekenbewijzen

Middels de wijziging van de Regeling tenaamstelling en kentekenbewijzen wordt het slopen in eigen beheer van bromfietsen, waarbij mensen zelf de registratie van hun bromfietsen af kunnen halen, niet langer mogelijk maakt. Deze wijziging draagt bij aan het verbeteren van het afvalbeheer en gaat voertuigcriminaliteit tegen. Dit loopt onder meer vooruit op aankomende Europese Verordening circulaire voertuigen.

Artikel 131. Intrekking andere ministeriële regelingen

Deze regelingen die worden ingetrokken vervallen omdat ze worden gebundeld in de Regeling erkenningen wegverkeer.

Artikel 133. Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van de Rew sluit aan bij de inwerkingtreding van de Wet MERK.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 36 164, nr. 3.

X Noot
2

In artikel 46, eerste lid, van de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG), is aan artikel 87 AVG invulling gegeven door te bepalen dat het BSN slechts mag worden gebruikt ter uitvoering van de betreffende wet dan wel voor doeleinden bij de wet bepaald.

X Noot
3

Zoals vereist door Richtlijn 1999/37/EG, moet het originele buitenlandse kentekenbewijs worden bewaard door het bevoegd gezag. Dat is in dit geval de RDW en niet het erkende bedrijf. Om die reden moet het erkende bedrijf deze fysieke documenten, na bevestiging van inschrijving, toesturen aan de RDW.

X Noot
4

Verordening (EU) Nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PbEG 2014, L 60).

Naar boven