Tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 46, eerste lid van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor het gebruik van Sentrisol termite Bait tegen termieten (Vrijstelling Sentrisol tegen termieten 2025)

IENW/BSK-2025/52375

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;

Gelezen het verzoek van Anticimex van 14 februari 2025 tot vrijstelling van het verbod op het gebruik van het biocide Sentrisol, op zowel binnen- als buitenlocaties, ten behoeve van het bestrijden van termieten (waaronder Reticulitermes flavipes en Reticulitermes Grassei);

Gelet op artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012;

BESLUIT:

Artikel 1

Ten behoeve van het bestrijden van termieten op binnen- en buitenlocaties wordt op grond van:

  • a) artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, om in strijd te handelen met artikel 17, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 528/2012, voor het onder voorwaarden op de Nederlandse markt aanbieden en gebruiken van het biocide Sentrisol, en

  • b) artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012 toegestaan dat de in het onderdeel a genoemde biocide op de Nederlandse markt wordt aangeboden en gebruikt.

Artikel 2

Aan de vrijstelling en toestemming, bedoeld in artikel 1, onderdelen a onderscheidenlijk b, zijn de in de bijlage bij dit besluit opgenomen beperkingen en voorschriften verbonden.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 180 dagen na het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Vrijstelling Sentrisol tegen termieten 2025.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, namens deze de directeur Omgevingsveiligheid en Milieurisico's, J. Elsinghorst

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden een bezwaarschrift indienen tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, afdeling Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt.

Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift.

Een bezwaarschrift kan uitsluitend per gewone post en niet per e-mail worden ingediend. Machtigt u iemand om namens u bezwaar te maken? Stuur dan ook een kopie van de machtiging mee. Bij indiening van een bezwaarschrift namens een rechtspersoon, dient u documenten mee te sturen (origineel uittreksel uit het handelsregister en/of een kopie van de statuten van de rechtspersoon) waaruit blijkt dat u bevoegd bent namens de rechtspersoon op te treden.

BIJLAGE, BEDOELD IN ARTIKEL 2

Het biocide Sentrisol mag in Nederland gebruikt worden, uitsluitend ter bestrijding van termieten (waaronder Reticulitermes flavipes en Reticulitermes Grassei) in en buiten gebouwen. Bij bestrijding moet het plan van aanpak worden gevolgd dat door een deskundig adviesbureau is opgesteld en dat voorziet in een effectieve bestrijding met minimale risico’s voor mens, dier en het milieu, en in monitoring.

Voor het gebruik van het biocide gelden daarnaast – overeenkomstig het advies van het Ctgb – de volgende voorwaarden:

Voorwaarden ter bescherming van de mens

Om blootstelling van de gebruiker te voorkomen, is het gebruik van de biocide alleen toegestaan door een professionele gebruiker die:

  • beschikt over de vereiste kwalificaties (bewijs van vakbekwaamheid voor het beheren van plaagdieren en houtaantastende organismen), en

  • huidbescherming draagt (zoals handschoenen) die blootstelling van de huid voorkomt.

Om blootstelling van de mens aan de biocide te voorkomen,

  • wordt de biocide buiten bereik van minderjarigen gehouden, en

  • worden op of in de directe omgeving van de te behandelen locatie attenderingen geplaatst over de aanwezigheid en het gebruik van de biocide.

Voorwaarden ter bescherming van het milieu

Om doorvergiftiging van niet-doelwitorganismen te voorkomen of (als dat niet mogelijk blijkt) te minimaliseren, wordt gemonitord of en in hoeverre het biocide door bodemorganismen (niet zijnde termieten), regenworm-etende vogels en zoogdieren wordt ingenomen. Maatregelen worden genomen om doorvergiftiging te voorkomen of te minimaliseren (waaronder begrepen de verwijdering van stations en eventuele restanten biocide na afloop van bestrijding).

Ter informatie: bovenstaande voorwaarden richten zich op het gebruik van de biocide op de behandellocatie. De gebruiksaanwijzing behorend bij de biocide en algemene voorschriften, zoals over de opslag en afvoer van gevaarlijke stoffen waaronder deze biocide, zijn onverkort van toepassing.

TOELICHTING

Inleiding

Het bedrijf Anticimex plaagdiermanagement heeft op 14 februari 2025 een aanvraag ingediend voor vrijstelling van het biocide Sentrisol, met daarin de werkzame stof hexaflumuron, bedoeld voor de bestrijding van termieten. Termieten kunnen grote schade veroorzaken in gewassen en in houten constructies, gebruikt in onder meer funderingen en monumentale gebouwen.

Termieten moeten planmatig worden bestreden, gedurende een langere periode. Een methode die in de praktijk wordt toegepast, komt op het volgende neer:

  • Inspectie-Detectie-Installatie: Inrichten bestrijdingssysteem en monitoringssysteem in de gebouwen en rondom de verschillende gebouwen op de locatie. Dat houdt in dat bodemstations worden geplaatst met een onderlinge afstand van ongeveer vijf meter. Ook worden zogenoemde ‘muurstations’ geïnstalleerd, die zich bevinden in de ruimtes in gebouwen waar termietenactiviteit wordt gedetecteerd. Het aantal is afhankelijk van de lokale situatie en wordt na inspectie van de locatie bepaald.

    Monitoring vindt plaats in gebieden waar (nog) geen aanwezigheid van termieten is vastgesteld.

  • Beheersing-Controle-Verwijdering: Uitvoering van deze fase vindt plaats nadat de grondstations en muurstations zijn geïnstalleerd. De biocide wordt aangeboden in afgesloten baitstations. De controlebezoeken gaan door tot het moment dat kan worden overgegaan op de onderhoudsfase. De aard en de lengte van de onderhoudsfase is afhankelijk van de resterende termietenactiviteit.

  • Nacontroles: Na eliminatie van de plaag en/of de bevestigde afwezigheid van termietenactiviteit, worden nacontroles uitgevoerd, uitgaande van een bezoekfrequentie van twee bezoeken per jaar.

De bestrijdingsmethode maakt gebruik van een lokaassysteem, met daarin de werkzame stof hexaflumuron en cellulose als drager en voedselbron. De werkzame stof is een chitineremmer (een groeiregulator), die ertoe leidt dat de werkers van de termieten niet meer vervellen. Daardoor wordt een essentieel onderdeel van het systeem van de kolonie, namelijk de werkers, geblokkeerd. Zonder de werkers is eliminatie van de kolonie onvermijdelijk.

Toepasselijke wet- en regelgeving

Volgens artikel 55, eerste lid van de Biocidenverordening (Verordening (EU) nr. 528/2012) kan ‘een bevoegde autoriteit voor een periode van ten hoogste 180 dagen toestaan dat een biocide dat niet aan de in deze verordening vastgelegde voorwaarden voor toelating voldoet, op de markt wordt aangeboden of gebruikt voor een beperkt en gecontroleerd gebruik, onder toezicht van de bevoegde autoriteit, indien die maatregel noodzakelijk is wegens een niet op andere wijze te bestrijden gevaar voor de volksgezondheid, de gezondheid van dieren of het milieu.’ De genoemde periode kan na toestemming van de Europese Commissie worden verlengd, voor een periode van ten hoogste 550 dagen. Met deze maatregel voor zogenoemde noodsituaties wordt afgeweken van de hoofdregel (artikel 17, eerste lid Biocidenverordening) dat alleen biociden mogen worden gebruikt, die door het Ctgb zijn toegelaten tot de Nederlandse markt.

Artikel 46, eerste lid van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden bepaalt dat ‘Onze Minister’, in dit geval de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de gevraagde ‘vrijstelling’ van het verbod kan verlenen. De directeur Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s is daartoe bevoegd, op grond van artikel 1 van het Ondermandaatbesluit directoraat-generaal Milieu en Internationaal 2023.

Een vrijstelling wordt verleend ‘in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Visserij Voedselzekerheid en Natuur’.

Overwegingen bij het besluit

Volgens de Biocidenverordening kan een vrijstelling worden verleend in ‘noodsituaties’, als overbrugging naar een structurele oplossing. De periode van vrijstelling is om die reden beperkt, met als doel om betrokkenen te stimuleren een structurele oplossing te realiseren. Vanuit die optiek verleent de minister een vrijstelling in beginsel alleen als concreet zicht wordt geboden op het bereiken van een structurele oplossing, in dit geval door het aanvragen en verkrijgen van een toelating bij het Ctgb.

Het Ctgb wijst in zijn advies op het belang van deze structurele oplossing, omdat het vrij te stellen biocide beschikt over sterk ongunstige eigenschappen: ‘Omdat de werkzame stof zeer persistent, zeer bioaccumulatief en toxisch is, is het wenselijk dat onderzocht wordt of er (...) alternatieve stoffen/producten zijn die fungeren als chitine synthase remmer (IGR), maar die niet persistent en bioaccumulatief zijn.’ De werkzame stof is een PFAS, dus een zeer zorgwekkende stof.

Het Ctgb heeft geadviseerd vrijstelling te verlenen ‘ondanks mogelijke risico’s voor milieu (op beperkte schaal en zeer lokaal)’, mits de gebruiksvoorschriften zorgvuldig zullen worden nageleefd.

Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen is van oordeel dat volgens zijn kennis bij zorgvuldige naleving een laag risico resteert voor mens, dier en milieu.

Na afweging van de belangen heeft de Staatssecretaris besloten vrijstelling te verlenen, voor een periode van 180 dagen. De argumenten daarvoor zijn:

  • Zoals boven vermeld kunnen termieten grote economische schade veroorzaken aan het menselijke en agrarische milieu, in het bijzonder aan hout (zoals houtskeletwoningen, houten funderingen). Verspreiding naar andere locaties en bestrijding op reeds besmette locaties is daarom van belang.

  • Volgens de beoordeling van het Ctgb zijn de risico’s voor de menselijke gezondheid niet onaanvaardbaar.

  • Reticulitermes flavipes en Reticulitermes Grassei zijn grondtermieten. Dit zijn termieten die zich onder de grond vestigen en via tunnels naar houtstructuren toe bewegen. Bestrijdingssoorten zoals fumigatie zijn dan niet toereikend voor de bestrijding van grondtermieten. Insecticiden en baiting zouden dan de enige beschikbare opties zijn voor de bestrijding.

  • Een onacceptabele blootstelling aan bodemorganismen en doorvergiftiging naar vogels en zoogdieren is niet uit te sluiten. Toereikende preventieve of niet-chemische maatregelen zijn op dit moment echter niet beschikbaar, evenmin als een minder schadelijke biocide. Algemene middelen tegen kruipende insecten zijn naar verwachting niet werkzaam tegen termieten en – omdat het vaak spuitmiddelen betreft – kunnen bij toepassing grote negatieve effecten hebben op het leven en waterleven (met name door afspoeling). Bovendien kunnen toegepaste restanten niet worden verzameld.

Adviezen Ctgb en Inspectie Leefomgeving en Transport

Ter voorbereiding van een beslissing over de vrijstelling heeft het Ctgb op 14 mei 2025 desgevraagd het volgende geadviseerd:

‘Op basis (van de risicobeoordeling) zijn er mogelijke risico’s voor milieu. Er zijn echter ook overige overwegingen die de Minister van IenW kan meewegen in de risicomanagement afweging, om tot een besluit te komen. Gezien de overige overwegingen adviseert het College een vrijstelling ex artikel 46 Wgb van het biocide Sentrisol ter bestrijding van termieten, ondanks mogelijke risico’s voor milieu (op beperkte schaal en zeer lokaal).’

Humane toxicologie

In het kader van de vrijstellingsaanvraag kan een positief advies worden afgegeven voor de toepassing van Sentrisol in de bestrijding van termieten.

Voor de professionele gebruiker dienen handschoenen te worden voorgeschreven. Vanwege de plaatsing en het design van de baitstations is indirecte blootstelling voor kinderen niet te verwachten. Echter de risicobeperkende maatregel ‘Buiten bereik van kinderen houden’ wordt aanbevolen. Gezien het middel alleen in baitstations wordt geplaatst waarbij geen indirecte blootstelling wordt verwacht, heeft de omvang en de uitbreiding naar verschillende locaties geen effect op het advies vanuit humane toxicologie.

Milieu

De stof is toxisch, persistent en bioaccumulatief en het voldoet aan de PBT-criteria. Bovendien zijn onacceptabele risico’s voor bodemorganismen en doorvergiftiging naar vogels en zoogdieren niet uit te sluiten.

Algemene middelen tegen kruipende insecten zijn naar verwachting niet werkzaam tegen termieten en hebben als bezwaar dat dit vaak spuitmiddelen zijn die tijdens het aanbrengen grote nadelige effecten op het bodemleven en waterleven (bij afspoeling) zal hebben en waarvan de resten van het middel niet kunnen worden verzameld voor afvoer.

Vanwege een risico op doorvergiftiging voor regenworm-etende vogels en zoogdieren zoals lijsters, egels en muizen worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • Periodiek regenwormen/slakken/andere invertebraten en grondwater rondom de buiten stations te monitoren op gehaltes actieve stof en eventuele metabolieten

  • Monitoren of op het terrein vogels en/of zoogdieren foerageren.

  • Overzicht over hoeveel product uit de stations (zowel binnen als buiten) wordt verwijderd, zodat de omvang van de bodemvervuiling kan worden bepaald.

  • De stations na bestrijding van de termieten moeten worden verwijderd zodat het middel niet onnodig achterblijft. Het is noodzakelijk dat de bestrijder onderzoekt hoe op de behandelde locaties ook op de lange termijn dit risico kan worden verminderd, door zo efficiënt en minimale gebruik van dit middel in relatie tot effectieve bestrijding.

  • Naast deze specifieke voorwaarden is het wenselijk dat wordt gezocht naar alternatieve stoffen/producten ter bestrijding van termieten, omdat de werkzame stof van Sentrisol zeer persistent, zeer bioaccumulatief en toxisch is.

Het advies is zorgvuldig tot stand gekomen; de voorgestelde voorschriften zijn in de bijlage bij deze vrijstelling – soms tekstueel gewijzigd – overgenomen.

De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft – gelet op de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de voorschriften – geen bezwaren tegen de vrijstelling (mededeling 2 juni 2025).

Bij het verlenen van de vrijstelling is de ernst van een termietenplaag zorgvuldig gewogen tegen de ernst van de schadelijke effecten van het vrijgestelde middel. Het betreft hierbij een verlening van een eerder verleende vrijstelling.

Een toekomstige vrijstelling zal niet meer worden verleend tenzij er op het moment van aanvragen van een vrijstelling concrete stappen zijn gezet om te komen tot een reguliere toelating van het middel waarbij een volledig dossier moet worden ingediend dat het Ctgb in staat stelt alle gezondheids- en milieuaspecten zorgvuldig te beoordelen.

Naar boven