Regeling van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 25 september 2025, nr. WJZ/ 101196738, tot wijziging van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2025 en de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie in verband met het herstel van enkele omissies [KetenID 28300]

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-, LVVN- en KGG-subsidies en de artikelen 15, 55e en 62 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2025 wordt als volgt te gewijzigd:

A

In artikel 11, tweede lid, wordt ‘artikelen 35, onderdelen b, d, f en h’ vervangen door ‘artikelen 35, onderdelen b, d, f, h en j’.

B

In artikel 15, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°, en in artikel 19, eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 1°, wordt ‘≥ 8,0;’ telkens vervangen door ‘≥ 8,0 m/s;’.

C

In artikel 17, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°, wordt ‘‘≥ 8,0 s;’ vervangen door ‘≥ 8,0 m/s;’.

D

In artikel 49, tweede lid, en artikel 51, tweede lid, wordt ‘van de energetische waarde biogeen’ telkens vervangen door ‘van de energetische waarde van de jaarlijks in de productie-installatie gebruikte brandstof biogeen’.

E

In artikel 55, onderdeel c, wordt ‘een aanvoertemperatuur in het stookseizoen van ten minste 90°C in het stookseizoen,’ vervangen door ‘een aanvoertemperatuur in het stookseizoen van ten minste 90°C en’.

F

In de tabellen opgenomen in de artikelen 87, tweede lid, 88, tweede lid, en 92, eerste lid, vervalt telkens in de categorieomschrijving in de tweede kolom, horend bij artikel 79, derde lid, onderdeel b, subonderdeel 1° en bij artikel 79, derde lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, ‘of uit omgevingslucht’.

ARTIKEL II

De Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, achtste lid, vervalt ‘, mits de subsidie-ontvanger exploitant is van een broeikasgasinstallatie als bedoeld in de artikelen 16.1, tweede lid, en 16.3 van de Wet milieubeheer of exploitant is van een industriële installatie als bedoeld in artikel 16b.2 van de Wet milieubeheer’.

B

Artikel 7l wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘afvangt en permanente opslaat of gebruikt’ gewijzigd in ‘afvangt, permanent opslaat, doet opslaan of gebruikt’.

2. In het vierde lid wordt ‘afvangt en permanent opslaat’ gewijzigd in ‘afvangt en permanent opslaat of doet opslaan’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 september 2025

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

TOELICHTING

Met deze wijzigingsregeling zijn enkele fouten in de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2025 (hierna: Aanwijzingsregeling 2025) en in de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: Uitvoeringsregeling SDEK) hersteld.

Artikel I, onderdelen A tot en met F, en artikel II onderdeel B, van deze wijzigingsregeling repareren enkele kennelijke fouten in de Aanwijzingsregeling 2025 en in de Uitvoeringsregeling SDEK. Deze wijzigingen zijn niet inhoudelijk van aard.

De wijziging opgenomen in artikel II, onderdeel A, heeft betrekking op de Uitvoeringsregeling SDEK, zoals deze was gewijzigd bij Regeling van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 6 juli 2025, nr. WJZ/98375155 tot wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie in verband met de openstelling 2025 (Stcrt. 2025, 23408). Producenten die koolstofdioxide afvangen en opslaan én niet onder het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten of niet onder de Wet CO2-heffing industrie, hebben ook de verplichting om te rapporteren over hun broeikasgasemissies. Hierdoor is er voldoende zekerheid in de keten om te waarborgen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ook voor deze producenten met voldoende zekerheid kan vaststellen of de gesubsidieerde CO2-reductie door opslag buiten Nederland en binnen de Europese Unie of in een land dat lid is van de Europees Economische Ruimte daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Om die reden is de restrictie die voor deze producenten volgde uit artikel 3, achtste lid, van de Uitvoeringsregeling SDEK, dat het ondergronds opslagvoorkomen voor permanente opslag van koolstofdioxide uitsluitend in Nederland of de Nederlandse exclusieve economische zone moet zijn gelegen komen te vervallen.

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

Naar boven