Regeling registratie en declaratie protonentherapie

NR/REG-2621

Vastgesteld op 16 september 2025

Op grond van de artikelen 35, 36, 37 en 38 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), alsmede de Beleidsregel prestaties en tarieven protonentherapie, stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de volgende regeling vast.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. beleidsregel:

de Beleidsregel prestaties en tarieven protonentherapie.

b. dbc-zorgproduct en overig zorgproduct voor protonentherapie:

een declarabele prestatie in het kader van protonentherapie.

c. protonentherapie:

een vorm van radiotherapie, waarbij protonen uit waterstofkernen worden toegepast.

Artikel 2. Doel van de regeling

In deze regeling legt de NZa regels vast die zorgaanbieders als bedoeld in artikel 3 in acht moeten nemen bij het aanbieden en leveren van protonentherapie.

Artikel 3. Reikwijdte

Deze regeling is van toepassing op zorgaanbieders die op grond van een vergunning ex artikel 2 Wbmv, afgegeven door de Minister van VWS, gerechtigd zijn om protonentherapie aan te bieden en te leveren.

Artikel 4. Algemeen

De Regeling medisch-specialistische zorg is van overeenkomstige toepassing op de aanbieders van protonentherapie, tenzij in de onderhavige regeling anders is bepaald.

Artikel 5. Declaratiebepalingen

  • 1. Een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 3 is slechts gerechtigd tot declaratie van een zorgproduct voor protonentherapie, indien aantoonbaar is voldaan aan voorschrift 1 van Bijlage 3 behorend bij de Regeling protonentherapie d.d. 29 juli 2013, kenmerk 129230-106270-CZ, van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, luidend:

    • “1. De vergunninghouder stelt samen met de andere vergunninghouders en de beroepsgroep landelijke uniforme indicatieprotocollen vast en hanteert deze protocollen bij de beoordeling of patiënten in aanmerking komen voor protonentherapie.”

  • 2. Wanneer binnen één bestralingsplan primair sprake is van een behandeling met protonentherapie, maar een combinatie van zowel protonen- als fotonentherapie medisch-inhoudelijk als voorkeursbehandeling wordt gezien, wordt uitsluitend een dbc-zorgproduct voor protonentherapie in rekening gebracht. De zorgactiviteiten behorende bij de fotonenbestraling worden in dat geval vastgelegd in het subtraject dat afleidt naar een dbc-zorgproduct voor protonentherapie.

  • 3. De prestatie ‘planningsvergelijking protonen- en fotonentherapie’ als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de beleidsregel wordt uitsluitend in rekening gebracht wanneer sprake is van een zogenaamde model-based indicatie. Deze prestatie wordt eenmalig per indicatie in rekening gebracht. De planningsvergelijking protonen- en fotonentherapie wordt voorts zowel apart als in combinatie met een van de prestaties genoemd in artikel 5, eerste lid, onderdelen b en d tot en met f, van de beleidsregel in rekening gebracht.

  • 4. De prestatie ‘voorbereiding protonentherapie, niet gevolgd door bestraling’ als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de beleidsregel wordt eenmalig per indicatie in rekening gebracht als de voorbereiding niet wordt gevolgd door een protonenbestraling om redenen die ten tijde van de voorbereiding niet bekend waren of konden zijn. Deze prestatie wordt niet in combinatie met een van de prestaties genoemd in artikel 5, eerste lid, onderdelen c tot en met g, van de beleidsregel in rekening gebracht.

  • 5. De prestatie ‘protonentherapie volwassenen oog’ als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de beleidsregel wordt eenmalig in rekening gebracht voor een volledige radiotherapeutische behandeling met protonen van een patiënt met een tumor gelokaliseerd in de oogkas.

  • 6. De prestatie ‘protonentherapie volwassenen licht’ als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de beleidsregel wordt eenmalig in rekening gebracht voor de volledige radiotherapeutische behandeling met protonen van een patiënt met een indicatie, c.q. tumor lokalisatie, die is ingedeeld in de klasse ‘licht’.

  • 7. De prestatie ‘protonentherapie volwassenen middel’ als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van de beleidsregel wordt eenmalig in rekening gebracht voor de volledige radiotherapeutische behandeling met protonen van een patiënt met een indicatie, c.q. tumorlokalisatie, die is ingedeeld in de klasse ‘middel’.

  • 8. De prestatie ‘protonentherapie volwassenen zwaar’ als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel f, van de beleidsregel wordt eenmalig in rekening gebracht voor de volledige radiotherapeutische behandeling met protonen van een patiënt met een indicatie, c.q. tumorlokalisatie, die is ingedeeld in de klasse ‘zwaar’.

  • 9. De prestatie ‘protonentherapie kind’ als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel g, van de beleidsregel wordt eenmalig in rekening gebracht voor de volledige radiotherapeutische behandeling met protonen van een patiënt die bij de start van de behandeling jonger is dan 18 jaar.

Artikel 6. Overloopbepaling

Declaratie van een dbc-zorgproduct voor protonentherapie is niet toegestaan wanneer deze prestatie voor die specifieke zorgvraag al als overig zorgproduct is gedeclareerd.

Artikel 7. Intrekking voorgaande regeling en overgangsbepaling

De Regeling registratie en declaratie protonentherapie, kenmerk NR/REG-1911, wordt ingetrokken.

De Regeling registratie en declaratie protonentherapie, kenmerk NR/REG-1911, blijft van toepassing op gedragingen (handelen en nalaten) van zorgaanbieders die onder de werkingssfeer van die regeling vallen en die zijn aangevangen – en al dan niet beëindigd – in de periode dat die regeling gold.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

Ingevolge artikel 5, aanhef en onder d, van de Bekendmakingswet, zal deze regeling met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De regeling, inclusief toelichting, ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl, alsmede op www.wetten.nl.

Deze regeling wordt aangehaald als: “Regeling registratie en declaratie protonentherapie”.

Nederlandse Zorgautoriteit, G.J.C.M. Engwirda-Kromwijk Voorzitter Raad van Bestuur

TOELICHTING

Algemeen Protonentherapie is een in Nederland nieuw beschikbare bestralingstechniek. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aan vier protonencentra een vergunning in het kader van de Wet op de bijzondere medische verrichtingen (Wbmv) afgegeven om deze zorg te leveren. In aansluiting daarop heeft de NZa vier individuele tariefbeschikkingen afgegeven op basis waarvan alleen die vier centra protonentherapie mogen declareren. In overleg met zorgaanbieders en zorgverzekeraars is besloten om protonentherapie met ingang van 1 januari 2019 op te nemen in de dbc-systematiek.

Naar boven