Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Kansspelautoriteit | Staatscourant 2025, 29698 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Kansspelautoriteit | Staatscourant 2025, 29698 | beleidsregel |
De raad van bestuur van de Kansspelautoriteit,
gelet op artikel 30k, 31a, 31c, 31g, 31h, 31i, 31k, 31l, 33g, 33h en 35d van de Wet op de kansspelen, artikel 2.1, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 4.1, 4.3, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.12, 4.17, 4.18, 4.30, 4.32, 4.41, 4.53, 5.3 en 5.4 van het Besluit kansspelen op afstand, artikel 2, 3a, 7 en 11 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, artikel 3.19 van de Regeling kansspelen op afstand en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,
besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de wet;
degene die een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de wet aanvraagt;
het centraal register uitsluiting kansspelen als bedoeld in artikel 33h van de wet;
de inschrijving als speler als bedoeld in artikel 31k van de wet;
rapport als bedoeld in artikel 4.53, derde lid, van het Besluit kansspelen op afstand;
kwetsbare groepen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, waaronder in ieder geval worden begrepen minderjarigen, personen die kenmerken van risicovol spelgedrag vertonen, consumenten met een lage sociaaleconomische status, laaggeletterden, consumenten met een beperkte kennis van de Nederlandse taal, consumenten op hoge leeftijd en consumenten met een verstandelijke beperking;
de manipulatie van gebeurtenissen tijdens wedstrijden of sportcompetities of van uitslagen van wedstrijden of sportcompetities door op oneigenlijke wijze een wedstrijd of sportcompetitie te beïnvloeden;
raad van bestuur als bedoeld in artikel 33a van de wet;
het totale saldo van de tegoeden van de afzonderlijke spelers bij een vergunninghouder, waaronder begrepen de door spelers behaalde speelwinsten en bonussen;
degene die op het moment van de aanvraag beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de wet;
verklaring als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
degene die voorafgaand aan de aanvraag beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de wet;
Wet op de kansspelen;
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
De aanvraag wordt ingediend via het formulier op het speciaal daartoe bestemde gedeelte op de website van de Kansspelautoriteit dat is bedoeld voor de reguliere behandeling van een aanvraag.
1. Een vergunninghouder dient zijn aanvraag in via het formulier op het speciaal daartoe bestemde gedeelte op de website van de Kansspelautoriteit dat is bedoeld voor de aanvraagprocedure voor vergunninghouders.
2. Voor zover in deze beleidsregels de aanvraagprocedure voor vergunninghouders mogelijk wordt gemaakt, verklaart de vergunninghouder op het in het eerste lid genoemde formulier, per onderdeel van zijn aanvraag, dat hij voldoet aan alle voor dat onderdeel geldende wet- en regelgeving voor het organiseren van kansspelen op afstand.
3. De aanvraagprocedure voor vergunninghouders is niet van toepassing op:
a. een onderdeel van de aanvraag waarin relevante wijzigingen als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder a, van het Besluit hebben plaatsgevonden waarover de vergunninghouder de raad van bestuur niet heeft geïnformeerd; of
b. als een vergunninghouder bij een onderdeel niet overeenkomstig het tweede lid naar waarheid kan verklaren dat hij voldoet aan alle voor dat onderdeel geldende wet- en regelgeving voor het organiseren van kansspelen op afstand.
In dat geval verstrekt de vergunninghouder alle bij dat onderdeel van de aanvraag vereiste documenten en informatie.
4. Onverlet hetgeen in dit artikel is bepaald verstrekt een vergunninghouder op verzoek van de raad van bestuur nadere informatie of documenten per onderdeel van de aanvraag, indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is.
5. Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, kan de raad van bestuur bepalen dat de aanvraagprocedure voor vergunninghouders voor een of meerdere onderdelen van de aanvraag niet van toepassing is op een vergunninghouder.
1. De formulieren als bedoeld in artikelen 2.1 en 2.2, de daarbij behorende bijlagen en alle overige bij de aanvraag behorende bescheiden of documenten worden ingevuld dan wel aangeleverd in de Nederlandse taal, tenzij anders is bepaald.
2. Onverminderd hetgeen in het eerste lid is bepaald, kan de raad van bestuur de aanvrager verzoeken ook originele exemplaren van vertaalde bescheiden of documenten aan te leveren.
1. Een aanvrager verstrekt bij zijn aanvraag een exitplan, dat is bedoeld voor de situatie dat de aanvrager als vergunninghouder bij het eindigen van een vergunning het spelaanbod afwikkelt, ongeacht op welk moment, op welke wijze en om welke reden de vergunning eindigt, en voor de situatie dat hij het spelaanbod bij het staken daarvan afwikkelt voordat de vergunning eindigt.
2. Door het in het eerste lid bedoelde exitplan vergewist de aanvrager zich van alle wettelijke en overige verplichtingen die betrekking hebben op het afwikkelen van het spelaanbod en het eindigen van de vergunning.
3. De aanvrager beschrijft in het in het eerste lid bedoelde exitplan in ieder geval:
a. de juridische, financiële, fiscale, organisatorische, technische, en communicatieve aspecten van het afwikkelen van het spelaanbod, in het bijzonder voor zover die afwikkeling betrekking heeft op de verhouding met zijn (voormalige) spelers en met de Kansspelautoriteit;
b. hoe hij waarborgt dat hij alle verplichtingen volledig en tijdig en gedocumenteerd nakomt;
c. hoe hij waarborgt dat hij tijdens de afwikkeling goed bereikbaar blijft voor zijn (voormalige) spelers en voor de Kansspelautoriteit, welke vaste contactpersoon hij hiervoor tijdens de afwikkeling beschikbaar en bereikbaar houdt en hoe hij zijn (voormalige) spelers en de Kansspelautoriteit over diens contactgegevens informeert;
d. de wijze van afwikkeling en uitbetaling aan de spelers van de spelerstegoeden en de maatregelen die hij zal nemen indien het terugbetalen van enig spelerstegoed niet mogelijk blijkt als gevolg van toedoen of nalaten van spelers of een andere omstandigheid die niet aan hem kan worden toegerekend, ondanks vergaande inspanningen van zijn kant;
e. de wijze waarop hij bij het eindigen van de vergunning zal voldoen aan de verplichtingen en de termijnen die betrekking hebben op de in de controledatabank opgenomen gegevens, zoals bedoeld in artikel 4.13 van de Regeling kansspelen op afstand en op alle overige wettelijke verplichtingen en termijnen die betrekking hebben op het bewaren en archiveren van gegevens.
Een aanvrager verstrekt bij zijn aanvraag een document waarin hij beschrijft hoe hij waarborgt dat hij voldoet aan het bepaalde in artikel 5.1, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand, conform de wijze en de onderwerpen zoals beschreven in de Beleidsregels informatieplicht.
De raad van bestuur onderwerpt een aanvraag in alle gevallen aan een beoordeling van de betrouwbaarheid als bedoeld in artikel 31i, eerste lid, van de wet en op grond van de wet Bibob.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een vergunninghouder vraagt de raad van bestuur in eerste instantie geen gegevens op die de vergunninghouder al heeft verstrekt in het kader van de aanvraag van de huidige vergunning of in het kader van de in artikel 5.1 van het Besluit kansspelen op afstand genoemde meldplicht.
De betrouwbaarheid van een aanvrager staat onder andere niet buiten twijfel als bedoeld in artikel 31i, eerste lid, van de wet, als de aanvrager geen uitvoering heeft gegeven aan een onherroepelijk vonnis dan wel aan een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van een Nederlandse rechter.
1. Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat de risico’s op fraude met en misbruik van kansspelen en de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme worden onderkend en worden voorkomen en dat leidinggevenden, personen op sleutelposities en personen die bij het organiseren van kansspelen met spelers in aanraking komen betrouwbaar zijn, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag een exemplaar van zijn integriteitsbeleid, waaruit in ieder geval blijkt:
a. dat de inventarisatie, analyse en evaluatie van integriteitsrisico’s voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften; en
b. hoe het integriteitsbeleid intern wordt geïmplementeerd en toegepast.
2. De aanvrager verstrekt bij zijn aanvraag een risicoanalyse als bedoeld in artikel 2b, derde lid, van de Wwft.
Bij de beoordeling van het in artikel 4.1, eerste lid, genoemde integriteitsbeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:
a. de functies die de aanvrager heeft aangemerkt als integriteitsgevoelig;
b. de door de aanvrager gehanteerde procedures bij de beoordeling van de functies die hij heeft aangemerkt als integriteitsgevoelig;
c. de wijze waarop de aanvrager de betrouwbaarheid beoordeelt van de personen die de functies vervullen die de aanvrager heeft aangemerkt als integriteitsgevoelig; en
d. de maatregelen die de aanvrager treft met het oog op een integere bedrijfsvoering.
1. Een vergunninghouder verklaart overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2 dat hij voldoet aan de in artikel 4.1, eerste lid, genoemde vereisten.
2. Een vergunninghouder verstrekt bij zijn aanvraag een risicoanalyse als bedoeld in artikel 2b, derde lid, van de Wwft.
1. Ten behoeve van de beoordeling of de continuïteit van de aanvrager, als bedoeld in artikel 31g, vierde lid, van de wet, redelijkerwijs is gewaarborgd, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval het ingevulde formulier dat daartoe beschikbaar is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-continuiteit, waarin de aanvrager verklaart dat er geen sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden en dat hij evenmin bekend is met nog aanhangige procedures ter vaststelling van één of meer van de volgende omstandigheden:
a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement en er is geen sprake van liquidatie;
b. aan de aanvrager is geen surseance van betaling verleend;
c. op het vermogen van de aanvrager rust geen executoriale beslaglegging; of
d. indien er wel sprake is van executoriale beslaglegging, komt een zorgvuldige bedrijfsvoering met betrekking tot het aanbieden van de kansspelen waarvoor de vergunning is aangevraagd, daardoor redelijkerwijs niet in gevaar.
2. De verklaring van de aanvrager mag niet ouder zijn dan dertig dagen voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag wordt ingediend.
1. Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager op verzoek van de raad van bestuur een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen, ter bevestiging van de verklaring van de aanvrager als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid.
2. Het assurancerapport of rapport van feitelijke bevindingen als bedoeld in het eerste lid is opgesteld en ondertekend door een auditor:
a. als bedoeld in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2016 betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen; en
b. die is ingeschreven in een openbaar register als bedoeld in artikel 15 van Richtlijn 2006/43/EG.
1. Een vergunninghouder verklaart overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2 dat van de in artikel 5.1 genoemde omstandigheden geen sprake is en dat hij evenmin bekend is met nog aanhangige procedures tot vaststelling van dergelijke omstandigheden.
2. Artikel 5.2 is van overeenkomstige toepassing.
Ten behoeve van de beoordeling of passende waarborgen zijn getroffen voor een veilig verloop van de betalingen tussen de aanvrager en de speler, als bedoeld in artikel 31l, tweede lid, onderdeel a, van de wet, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval het ingevulde ‘Formulier betaalinstrumenten’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-betaalinstrumenten.
De tegoeden van de spelers, als bedoeld in artikel 31l, tweede lid, onderdeel b, en artikel 31l, derde lid, van de wet, zijn in ieder geval voldoende afgescheiden van ander vermogen, indien de aanvrager aantoont dat hij passende maatregelen heeft getroffen die waarborgen dat deze tegoeden te allen tijde kunnen worden uitgekeerd, door middel van:
a. gebruikmaking van een Nederlandse stichting derdengelden; of
b. een andere voorziening die voldoet aan de in artikel 7.6 genoemde vereisten.
1. De aanvrager toont het bestaan aan van de voorzieningen die hij heeft getroffen voor het waarborgen van de tegoeden van spelers. Daartoe verstrekt hij in ieder geval de documenten als bedoeld in artikel 7.3.
2. Indien de aanvrager ten tijde van zijn aanvraag nog niet in staat is om het daadwerkelijke bestaan van de door hem getroffen voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers aan te tonen, dan toont hij in ieder geval de opzet van de betreffende voorziening aan. Daartoe overlegt hij in ieder geval de documenten als bedoeld in artikel 7.4. De aanvrager toont het bestaan van de voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers alsnog aan uiterlijk twee maanden na verlening van de gevraagde vergunning.
1. De aanvrager toont het bestaan aan van de door hem genomen voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers door het volgende over te leggen:
a. een beschrijving van de door hem getroffen voorziening en de documentatie behorende bij de door hem getroffen voorziening; en
b. het ingevulde ‘Formulier Spelerstegoeden’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-spelerstegoeden.
2. Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager op verzoek van de raad van bestuur een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen.
3. Het assurancerapport of rapport van feitelijke bevindingen als bedoeld in het tweede lid is opgesteld en ondertekend door een auditor:
a. als bedoeld in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2016 betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen; en
b. die is ingeschreven in een openbaar register als bedoeld in artikel 15 van Richtlijn 2006/43/EG.
De aanvrager toont de opzet van de door hem te treffen voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers aan door bij de aanvraag het volgende over te leggen:
a. een beschrijving van de maatregelen die hij zal gaan treffen voor het waarborgen van de tegoeden van spelers, welke gepaard gaat met eventueel reeds aanwezige documenten die het gestelde onderbouwen; en
b. het ingevulde ‘Formulier Spelerstegoeden’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-spelerstegoeden.
Ten behoeve van de beoordeling of gebruikmaking van een in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel a, genoemde Nederlandse stichting derdengelden voldoende waarborgen biedt dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen, verstrekt de aanvrager in ieder geval:
a. de oprichtingsakte of de statuten van de stichting, waaruit blijkt dat de stichting tot doel heeft de afscheiding en het beheer van spelerstegoeden van een of meerdere vergunninghouders;
b. een uittreksel uit het handelsregister van de stichting, niet ouder dan zestig dagen voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag is ingediend;
c. een volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de stichting, waaruit volgt dat de stichting voldoet aan de in het eerste lid en onderdeel b, c en d, van het vierde lid, van artikel 3.19 van de Regeling kansspelen op afstand opgenomen vereisten; uit de overeenkomst blijkt tevens hoe de uitkering van tegoeden aan spelers door de stichting is gewaarborgd in het geval van financiële problemen bij de aanvrager, waaronder in ieder geval van faillissement of liquidatie van de aanvrager en na verlening van surseance van betaling aan de aanvrager; en
d. verklaringen omtrent het gedrag of buitenlandse equivalenten daarvan, van de bestuurders van de stichting en de leden van de raad van toezicht van de stichting, waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft vergewist van de betrouwbaarheid van de bestuurders van de stichting en de leden van de raad van toezicht van de stichting.
Ten behoeve van de beoordeling of een voorziening als bedoeld in artikel 7.1, onderdeel b, voldoende waarborgen biedt dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen, verstrekt de aanvrager:
a. een beschrijving van de door hem getroffen maatregelen, die gepaard gaat met documenten die het gestelde onderbouwen; uit de beschrijving blijkt in ieder geval:
i. hoe de tegoeden van de spelers worden afgescheiden van het andere vermogen of anderszins worden gewaarborgd;
ii. wie de beheerder is, dat wil zeggen: door wie de tegoeden van de spelers namens de aanvrager worden beheerd;
iii. namens wie de tegoeden van de speler worden beheerd;
iv. dat de beheerder de spelerstegoeden enkel kan gebruiken voor het verrichten van betalingstransacties overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wet;
v. dat de beheerder zijn werkzaamheden onafhankelijk van de aanvrager en niet onder diens verantwoordelijkheid verricht;
vi. dat de beheerder de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften naleeft en zijn werkzaamheden zodanig uitvoert dat het toezicht op de naleving van de wet en de gestelde voorschriften niet wordt belemmerd;
vii. dat de beheerder de speler van wie het tegoed wordt beheerd, onverwijld de bedragen betaalt die die speler toekomen nadat het verzoek daartoe door of namens die speler is gedaan;
viii. dat de beheerder de spelerstegoeden enkel aanwendt voor het verrichten van betalingstransacties overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wet;
ix. dat de aanvrager jegens de beheerder uitsluitend aanspraak maakt op betaling van gelden die namens hem worden beheerd;
x. welke maatregelen de beheerder neemt om onrechtmatige transacties met de tegoeden van de spelers tegen te gaan;
xi. dat het door de derde voor de aanvrager afgescheiden of anderszins gewaarborgde vermogen voldoende is om de tegoeden van de spelers volledig te dekken;
xii. welke maatregelen zijn genomen om de tegoeden van de spelers uit keren of te doen uitkeren aan de rechthebbende spelers in het geval de samenwerking tussen de aanvrager en de beheerder van die tegoeden van de spelers wordt beëindigd; en
b. indien de verzekering of afscheiding van de spelerstegoeden plaatsvindt via een financiële onderneming, een document waaruit blijkt dat die financiële onderneming ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen en die in ieder geval is geverifieerd aan de hand van gegevens uit de openbare registers van De Nederlandsche Bank; en
c. een toelichting waarin de aanvrager motiveert waarom de door hem gekozen voorziening minimaal dezelfde juridische waarborgen biedt als de in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel a, genoemde voorziening. Indien de aanvrager gebruik maakt van een voorziening waarop wettelijke voorschriften van een andere jurisdictie dan Nederland van toepassing zijn, bevat de toelichting mede een beschrijving van de relevante wettelijke voorschriften van de betreffende jurisdictie met betrekking tot die voorziening.
1. Een vergunninghouder verklaart overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2 dat hij voldoet aan de in artikel 7.5 of 7.6 genoemde vereisten.
2. Voor zover een vergunninghouder voor zijn bestaande vergunning gebruik maakt van een voorziening die op grond van deze beleidsregels niet meer is toegestaan, toont hij, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, het bestaan of de opzet van een andere voorziening voor spelerstegoeden aan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.3 of 7.4.
1. De aanvrager stelt financiële zekerheid voor het nakomen van zijn financiële verplichtingen, als bedoeld in artikel 5.4 van het Besluit kansspelen op afstand. De hoogte van de financiële zekerheidstelling ten tijde van de vergunningverlening bedraagt € 50.000.
2. De aanvrager stelt de financiële zekerheid ter hoogte van het in het vorige lid genoemde bedrag in de vorm van:
a. een bankgarantie;
b. een waarborgsom;
c. een borgtocht; of
d. een andere vorm die gelijkwaardig is aan de in onderdeel a, b of c genoemde vormen.
3. Ten behoeve van de beoordeling of de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bankgarantie voldoende zekerheid biedt voor het nakomen van zijn financiële verplichtingen, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval:
a. een digitaal en fysiek exemplaar van de volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de bank die de bankgarantie afgeeft, waaruit in ieder geval blijkt:
i. voor welk doel de bankgarantie is verleend;
ii. wie de begunstigde is van de bankgarantie;
iii. welke partijen betrokken zijn bij de bankgarantie;
iv. welke partijen zekerheden verlenen;
v. onder welke voorwaarden de bankgarantie is verleend;
vi. welke looptijd de bankgarantie heeft; en
vii. voor welk bedrag, uitgedrukt in euro’s, de bankgarantie is afgesloten.
b. een document waaruit blijkt dat de bankgarantie is afgegeven door een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen en die in ieder geval is geverifieerd aan de hand van gegevens uit de openbare registers van De Nederlandsche Bank.
4. Indien de aanvrager financiële zekerheid stelt in een van de in het eerste lid, onderdeel c of d, genoemde vormen, dient hij aannemelijk te maken dat de door hem gekozen vorm minimaal gelijkwaardig is aan de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bankgarantie.
1. De aanvrager verstrekt bij zijn aanvraag de onderdelen van zijn antiwitwasbeleid, als bedoeld in artikel 2c, tweede lid, van de Wwft, waaruit blijkt:
a. wat de werkwijze is omtrent het uitvoeren van een cliëntenonderzoek, als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Wwft; en
b. wat de werkwijze is omtrent het onverwijld melden van een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie aan de Financiële inlichtingen eenheid, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wwft.
2. Voor aanvragen voor een vergunning voor het op afstand organiseren van weddenschappen geldt als aanvullende verplichting dat in het antiwitwasbeleid ook de risico’s ten aanzien van matchfixing zijn verwerkt.
1. Bij de beoordeling van de wijze waarop een in artikel 9.1, eerste lid, onderdeel a, genoemd cliëntenonderzoek wordt uitgevoerd, betrekt de raad van bestuur in ieder geval:
a. de werkwijze omtrent de verificatie van de identiteit van een speler, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de Wwft;
b. de werkwijze omtrent het toekennen van een risicoprofiel aan een speler, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, en achtste lid, van de Wwft;
c. de werkwijze omtrent de voortdurende controle op spelers en hun transacties, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, van de Wwft, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
i. de werkwijze omtrent de beoordeling van risico’s van witwassen, waaronder ook – voor zover van toepassing – het risico van manipulatie van een wedstrijd; en
ii. de werkwijze omtrent de beoordeling van een ongebruikelijke transactie, als bedoeld in artikel 15, eerste lid van de Wwft en artikel 4, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018, in deze werkwijze zijn verwerkt.
d. de werkwijze omtrent het zo nodig uitvoeren van een onderzoek naar de bron van de middelen, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, van de Wwft.
2. Bij de beoordeling van de wijze waarop een in artikel 9.1, eerste lid, onderdeel a, genoemd cliëntenonderzoek wordt uitgevoerd, beoordeelt de raad van bestuur eveneens of wordt gewaarborgd:
a. dat voor iedere speler een cliëntenonderzoek wordt uitgevoerd als bedoeld in artikel 3, eerste lid en artikel 3, vijfde lid, onderdeel a, van de Wwft; en
b. dat de verificatie van de identiteit van een speler is afgerond voordat de zakelijke relatie wordt aangegaan, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wwft.
Bij de beoordeling van de wijze waarop de in artikel 9.1, eerste lid, onderdeel b, genoemde verplichting wordt uitgevoerd, betrekt de raad van bestuur in ieder geval de werkwijze omtrent de melding van een ongebruikelijke transactie, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wwft.
Ten behoeve van de beoordeling of voldoende is gewaarborgd dat de kansspelen op afstand overeenkomstig de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften zullen worden georganiseerd en dat het toezicht op naleving en de handhaving van de Sanctiewet 1977 doelmatig en doeltreffend kan worden uitgeoefend, als bedoeld in artikel 31c, eerste lid, van de wet, verklaart de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval dat hij de kansspelen op afstand overeenkomstig de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften organiseert.
1. De aanvrager verstrekt bij zijn aanvraag:
a. zijn uitbestedingsbeleid;
b. een verklaring van de aanvrager waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft vergewist dat de derden aan wie de aanvrager werkzaamheden uitbesteedt de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977 naleven; en
c. een overzicht van de werkzaamheden die worden uitbesteed of zullen worden uitbesteed en een overzicht van de derden aan wie de werkzaamheden worden uitbesteed of zullen worden uitbesteed.
2. Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager de relevante uitbestedingsovereenkomsten en service level agreements waarom de raad van bestuur verzoekt.
3. De documenten als bedoeld in het tweede lid kunnen in de Engelse taal worden overgelegd. Ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag kan de raad van bestuur de aanvrager verzoeken een Nederlandse vertaling van deze documenten over te leggen.
1. Bij de beoordeling van het in artikel 11.1, eerste lid, onderdeel a, genoemde uitbestedingsbeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:
a. welke taken en werkzaamheden worden uitbesteed aan een derde;
b. welke risico’s zijn verbonden aan het uitbesteden van taken en werkzaamheden aan een derde en hoe deze risico’s worden afgedekt; en
c. hoe de aanvrager toezicht houdt op de uitbestede taken en werkzaamheden.
2. Met betrekking tot het uitbesteden van de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde taken en werkzaamheden aan een derde, acht de raad van bestuur het in ieder geval niet mogelijk dat de taken en werkzaamheden van de leden van het bestuur of de functionaris als bedoeld in artikel 31h, vierde lid van de wet, worden uitbesteed aan een derde.
3. Bij de beoordeling van de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde risico’s betrekt de raad van bestuur in ieder geval:
a. hoe wordt gewaarborgd dat de aanvrager zich voldoende vergewist en passende maatregelen treft met betrekking tot de naleving van de voorschriften gesteld bij of krachtens de wet, de Wwft of de Sanctiewet 1977 door de derde;
b. hoe de geschiktheid en de betrouwbaarheid van de derde worden gewaarborgd; en
c. hoe de transparantie en kenbaarheid met betrekking tot de aanvrager voor de consument worden gewaarborgd.
4. Bij de beoordeling van het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde toezicht betrekt de raad van bestuur in ieder geval:
a. hoe wordt gewaarborgd dat toezicht door de aanvrager op de naleving van de voorschriften gesteld bij of krachtens de wet, de Wwft of de Sanctiewet 1977 bij de derde mogelijk is;
b. hoe wordt gewaarborgd dat toezicht door de raad van bestuur op de naleving van de voorschriften gesteld bij of krachtens de wet en de Wwft bij de derde mogelijk is;
c. dat de getroffen maatregelen jegens de derde schriftelijk worden vastgelegd.
1. De raad van bestuur stelt op de website www.kansspelautoriteit.nl/aansluiten-cruks de aansluitprocedure voor CRUKS beschikbaar en maakt via deze website bekend hoe organisaties op CRUKS aangesloten kunnen worden, welke bescheiden zij daarvoor moeten verstrekken en aan welke vereisten zij moeten voldoen.
2. Ten behoeve van de beoordeling of de organisatie van de aanvrager aangesloten kan worden op CRUKS verstrekt de aanvrager het vrijgave-advies van de Kansspelautoriteit dat hij heeft ontvangen na het succesvol doorlopen van de in het eerste lid genoemde aansluitprocedure.
1. Een vergunninghouder verklaart overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2 dat hij voldoet aan de in artikel 12.1 genoemde vereisten.
2. Een vergunninghouder verklaart dat zijn organisatie is aangesloten op CRUKS in overeenstemming met de meest recente aansluitprocedure zoals bedoeld in artikel 12.1, eerste lid, en dat zijn leverancier van de daarvoor benodigde ICT-voorzieningen niet is gewijzigd sinds het laatst afgegeven vrijgave-advies van de Kansspelautoriteit als bedoeld in artikel 12.2, tweede lid.
Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager zorg draagt voor een stelsel van intern toezicht, als bedoeld in artikel 3.6 van het Besluit kansspelen op afstand, verstrekt hij een overzicht hoe het stelsel van intern toezicht is ingericht en welke functionarissen dit toezicht uitoefenen.
Een vergunninghouder verklaart overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2 dat hij voldoet aan de in artikel 3.6 van het Besluit kansspelen op afstand genoemde vereisten en derhalve dat hij een stelsel van intern toezicht heeft ingericht, uitgeoefend door een of meer functionarissen.
1. De aanvrager richt zijn controledatabank, als bedoeld in artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand, in conform de op de website www.kansspelautoriteit.nl/inrichten-cdb gepubliceerde ‘Specifications for the remote gambling data safe’ en het ‘Data Model for the remote gambling data safe’.
2. Ten behoeve van de beoordeling van zijn controledatabank, als bedoeld in artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand, dient de aanvrager in ieder geval de op de website www.kansspelautoriteit.nl/formulier-cdb genoemde documenten in.
3. De documenten, als bedoeld in het tweede lid, kunnen in de Engelse taal worden aangeleverd.
1. Ten behoeve van de beoordeling of de controledatabank, als bedoeld in artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand, naar behoren functioneert, stelt de aanvrager de raad van bestuur in staat zijn controledatabank te onderwerpen aan een testprogramma dat in ieder geval betrekking heeft op:
a. de technische verbindingen tussen de controledatabank van de aanvrager en de Kansspelautoriteit;
b. de gegevensverwerking, als bedoeld in de ‘Guidelines for data transfers’ van het op de website www.kansspelautoriteit.nl/inrichten-cdb gepubliceerde ‘Data Model for the remote gambling data safe’;
c. de scripts en logging die worden gebruikt om de data van de aanvrager te kunnen ontvangen; en
d. de onderdelen die specifiek betrekking hebben op de aanvrager.
2. De raad van bestuur publiceert de generieke eisen van het testprogramma, als bedoeld in het eerste lid, op de website www.kansspelautoriteit.nl/inrichten-cdb.
3. Voorafgaand aan het uitvoeren van het testprogramma, als bedoeld in het eerste lid, stelt de raad van bestuur een individueel testprogramma vast per aanvrager, aan de hand van de door de aanvrager aangeleverde documenten.
4. De raad van bestuur kan een aanvrager meerdere malen in de gelegenheid stellen om het individuele testprogramma te doorlopen. Als gedurende de eerste keer dat het testprogramma wordt doorlopen blijkt dat sprake is van een aanwijsbare tekortkoming van de kant van de aanvrager, wordt het testprogramma pas herhaald nadat de aanvrager deze tekortkoming heeft hersteld.
5. Indien de raad van bestuur onvoldoende vertrouwen heeft dat de aanvrager in staat is het testprogramma succesvol te doorlopen, kan de raad van bestuur besluiten het in het derde lid genoemde testprogramma pas weer uit te voeren na een door de raad van bestuur te bepalen periode. Van onvoldoende vertrouwen is in ieder geval sprake als:
a. twee pogingen om de uitvoering van het testprogramma in te plannen zijn mislukt en dit te wijten is aan tekortkomingen van de aanvrager; of
b. twee of meer onderdelen als genoemd in het eerste lid niet succesvol zijn doorlopen en dit te wijten is aan tekortkomingen van de aanvrager.
1. Een vergunninghouder verklaart overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2 dat hij voldoet aan de in artikel 15.1, eerste lid, genoemde vereisten.
2. Een vergunninghouder verstrekt een actueel beheersingsplan en een bewijs van conformiteitsbeoordeling overeenkomstig het op de website van de Kansspelautoriteit gepubliceerde ‘Vragenformulier CDB – KOA-aanvraag’.
3. Een vergunninghouder verklaart dat hij zijn beheersingsplan heeft geïmplementeerd.
4. Een vergunninghouder stelt de raad van bestuur in staat zijn controledatabank te onderwerpen aan een testprogramma als bedoeld in artikel 15.2. De vergunninghouder voldoet aan alle voor deze integratietest bepaalde eisen.
1. Ten behoeve van de beoordeling of het gehele spelsysteem van de aanvrager is gekeurd aan de hand van het op de website www.kansspelautoriteit.nl/keuren-spelsysteem gepubliceerde schema tot conformiteitsbeoordeling, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag het ingevulde ‘Formulier keuring spelsysteem’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulieren-spelsysteem.
2. Daarnaast verstrekt de aanvrager:
a. de keuringsrapporten, als bedoeld in artikel 4.53, derde lid, van het Besluit kansspelen op afstand, die betrekking hebben op de controledatabank, als bedoeld in artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand; en
b. de keuringsrapporten, als bedoeld in artikel 4.53, derde lid, van het Besluit kansspelen op afstand, die betrekking hebben op het informatiebeveiligingssysteem, als bedoeld in artikel 4.40 van het Besluit kansspelen op afstand; en
c. de keuringsrapporten waarin één of meer non-conformiteiten zijn vastgesteld.
3. Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager de keuringsrapporten waarom de raad van bestuur verzoekt.
1. Een vergunninghouder verklaart overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2 dat zijn spelsysteem op de datum van aanvraag is gekeurd volgens de daarvoor geldende voorschriften zoals bedoeld in paragraaf 2 van het Besluit kansspelen op afstand.
2. In afwijking van artikel 2.2, derde lid, is de aanvraagprocedure voor vergunninghouders niet van toepassing voor het deel van zijn spelsysteem dat op de datum van de aanvraag niet volgens deze voorschriften is gekeurd.
Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat zijn wervings- en reclameactiviteiten voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of de aanvrager voldoende maatregelen heeft getroffen om de naleving daarvan te verankeren in systemen, procedures en afspraken, zowel intern als extern, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag een exemplaar van zijn reclamebeleid, waaruit in ieder geval blijkt:
a. dat voldoende is gewaarborgd dat de wervings- en reclameactiviteiten zullen voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften; en
b. hoe het reclamebeleid wordt geïmplementeerd en toegepast.
Bij de beoordeling van het in artikel 17.1 genoemde reclamebeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:
a. hoe het reclamebeleid is afgestemd op de uitkomsten van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen;
b. welke maatregelen de aanvrager heeft genomen om agressieve wervings- en reclameactiviteiten te voorkomen;
c. welke maatregelen de aanvrager heeft genomen om misleidende wervings- en reclameactiviteiten te voorkomen; en
d. welke maatregelen de aanvrager heeft genomen om wervings- en reclameactiviteiten te voorkomen die leiden tot onmatige deelneming aan kansspelen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen.
Bij de beoordeling van het in artikel 17.1 genoemde reclamebeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval hoe wordt gewaarborgd dat:
a. de wervings- en reclameactiviteiten niet gericht zijn op minderjarigen; en
b. de wervings- en reclameactiviteiten niet gericht zijn op jongvolwassenen tussen de 18 en 24 jaar; en
c. de wervings- en reclameactiviteiten niet gericht zijn op personen die kenmerken van risicovol spelgedrag vertonen; en
d. de wervings- en reclameactiviteiten van de aanvrager niet gericht zijn op personen die zich hebben uitgesloten van deelname aan de door hem georganiseerde kansspelen.
Bij de beoordeling van de implementatie en toepassing van het reclamebeleid, als bedoeld in artikel 17.1, onderdeel b, betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:
a. hoe de implementatie en effectieve toepassing van het reclamebeleid binnen de organisatie van de aanvrager is gewaarborgd;
b. welke functionaris binnen de organisatie van de aanvrager verantwoordelijk is voor het implementeren, evalueren en actualiseren van het reclamebeleid en of daarmee deze functie gedegen is ingericht en ingebed in de organisatie;
c. welke functionaris binnen de organisatie van de aanvrager verantwoordelijk is voor reclamecampagnes en of daarmee deze functie gedegen is ingericht en ingebed in de organisatie;
d. hoe de aanvrager in samenwerking met derden bij wervings- en reclameactiviteiten waarborgt dat de wettelijke verplichtingen worden nageleefd; en
e. hoe het reclamebeleid past binnen het algemene compliancebeleid van de aanvrager.
Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager voldoende heeft geborgd dat de bij of krachtens de wet gestelde eisen met betrekking tot verslavingspreventie worden nageleefd, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval:
a. een document waaruit blijkt dat de vertegenwoordiger of vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand bevoegd zijn de aanvrager buiten rechte te vertegenwoordigen;
b. de contactgegevens van de vertegenwoordiger of vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand; en
c. een exemplaar van zijn verslavingspreventiebeleid, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen.
De raad van bestuur verbindt in ieder geval de volgende voorschriften aan de vergunning:
a. De vergunninghouder meldt, voordat hij start met het aanbieden van kansspelen, en daarna bij elke wijziging, bij de Kansspelautoriteit alle merknamen, domeinnamen en applicatienamen die hij gebruikt bij het aanbieden van kansspelen onder deze vergunning. De melding gebeurt volgens de op de website van de Kansspelautoriteit voorgeschreven wijze;
b. Onverlet het bepaalde in artikel 4a tweede lid, van de Wet op de kansspelen maakt de vergunninghouder bij wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen in ieder geval geen gebruik van persoonsgegevens waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat ze zijn verkregen in het kader van deelname van die personen aan een kansspel waarvoor de raad van bestuur geen vergunning heeft verleend als bedoeld in deze wet; en
c. Bij de inschrijving als bedoeld in artikel 4.11 van het Besluit kansspelen op afstand maakt de vergunninghouder geen gebruik van gegevens met betrekking tot spelers, waarover hij reeds beschikte voordat hem een vergunning is verleend op grond van de Wet op de kansspelen. Bij deze inschrijving maakt de vergunninghouder evenmin gebruik van gegevens met betrekking tot spelers, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze zijn verworven door een andere aanbieder van kansspelen die ten tijde van die verwerving niet beschikte over een vergunning die is verleend op grond van de Wet op de kansspelen;
d. Bij en na het eindigen van de vergunning en bij en na het staken van het spelaanbod handelt de vergunninghouder overeenkomstig het exitplan, dat hij bij de aanvraag van de vergunning heeft verstrekt;
e. De vergunninghouder geeft onverwijld uitvoering aan onherroepelijke vonnissen en aan uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnissen van een Nederlandse rechter.
Voor de toepassing van deze paragraaf begrijpt de raad van bestuur onder vergunninghouder tevens voormalige vergunninghouder.
1. Een vergunninghouder verstrekt bij zijn aanvraag een document waarin hij beschrijft welke concrete maatregelen hij heeft genomen ter zake van alle overtredingen van de wet- en regelgeving voor het organiseren van kansspelen op afstand waarop de raad van bestuur hem heeft aangesproken.
2. Uit de in het eerste lid bedoelde maatregelen moet in ieder geval blijken:
a. over welk concreet lerend vermogen en welke deskundigheid de vergunninghouder beschikt en hoe hij dit toepast binnen zijn organisatie als gevolg van het door de raad van bestuur uitgeoefende toezicht en ten behoeve van de naleving van de wet- en regelgeving voor het organiseren van kansspelen op afstand;
b. hoe de vergunninghouder concreet voorkomt dat de in het eerste lid bedoelde overtredingen of soortgelijke overtredingen zich nogmaals kunnen voordoen.
1. Bij de beoordeling van de aanvraag van een vergunninghouder weegt de raad van bestuur in ieder geval de informatie die door het toezicht op de naleving als bedoeld in titel Vla van de wet ten aanzien van de vergunninghouder door de raad van bestuur is verkregen en bij de raad van bestuur berust (hierna: toezichtervaring).
2. De raad van bestuur weegt de toezichtervaring ten behoeve van de op grond van artikel 31a, derde lid, van de wet te verrichten afweging. De weging van de toezichtervaring is er in het bijzonder op gericht om vast te stellen of de raad van bestuur aanleiding ziet tot:
a. het weigeren van de vergunning;
b. het verlenen van de vergunning onder een of meer beperkingen;
c. het aan de vergunning verbinden van een of meer bijzondere voorschriften;
d. het na vergunningverlening uitoefenen van gerichter toezicht.
3. Tot de toezichtinformatie die de raad van bestuur relevant kan achten voor de beoordeling van de aanvraag van een vergunninghouder, behoort ook:
a. de informatie die ten aanzien van de vergunninghouder bij de raad van bestuur berust en die anders dan uit de aanvraag of door het houden van toezicht is verkregen;
b. de houding van beleidsbepalers, leidinggevenden, personen op sleutelposities en de bestuurs- en organisatiecultuur van de vergunninghouder.
1. Bij de weging zoals bedoeld in artikel 20.2, tweede lid, betrekt de raad van bestuur in ieder geval de aan een vergunninghouder opgelegde sancties als bedoeld in artikel 5:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Tot de in het eerste lid bedoelde sancties behoren in ieder geval:
a. een bestuurlijke boete;
b. een last onder dwangsom; en
c. een last onder bestuursdwang.
3. Bij de weging zoals bedoeld in artikel 20.2, tweede lid, betrekt de raad van bestuur ook andere aan de vergunninghouder opgelegde maatregelen en overige toezichtinformatie.
4. Tot de in het derde lid bedoelde maatregelen en overige toezichtinformatie behoren in ieder geval:
a. een waarschuwing;
b. een sommatie;
c. een (bindende) aanwijzing;
d. een normoverdragend gesprek;
e. een voorgenomen besluit tot het opleggen van een sanctie, indien het voorgenomen besluit niet heeft geresulteerd in een definitief besluit; en
f. de relevante toezichtinformatie, zoals in ieder geval alle correspondentie over de vaststelling van een overtreding.
1. Bij de beoordeling van de aanvraag van een vergunninghouder kan de raad van bestuur door buitenlandse (kansspel)toezichthouders en autoriteiten aan de vergunninghouder opgelegde sancties en maatregelen betrekken.
2. Tot de in het eerste lid bedoelde sancties en maatregelen behoren in ieder geval de buitenlandse equivalenten van de in artikel 20.3 genoemde sancties en andere maatregelen.
Bij de weging zoals bedoeld in artikel 20.2, tweede lid, waaronder wordt begrepen de weging van een sanctie of maatregel als bedoeld in artikel 20.3 of 20.4, betrekt de raad van bestuur in ieder geval:
a. de ernst van de aan de sanctie of maatregel ten grondslag liggende gedraging of gedragingen;
b. de verwijtbaarheid van de vergunninghouder bij de aan de sanctie of maatregel ten grondslag liggende gedraging of gedragingen;
c. de opstelling van de vergunninghouder ten aanzien van de sanctie of maatregel;
d. eerdere sancties of maatregelen die zijn opgelegd aan de vergunninghouder voor eenzelfde of een vergelijkbare gedraging;
e. het tijdsverloop sinds de aan de sanctie of maatregel ten grondslag liggende gedraging of gedragingen; en
f. het tijdsverloop sinds het opleggen van de sanctie of maatregel.
De Beleidsregels vergunningverlening kansspelen op afstand 2023 (Staatscourant 2023, 7958) worden ingetrokken met ingang van de in artikel 21.1 bedoelde datum.
Den Haag, 26 augustus 2025
De raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, M.C.J. Groothuizen Voorzitter
Met deze beleidsregels beoogt de Kansspelautoriteit nadere invulling te geven aan de procedure voor het indienen van de aanvraag om een vergunning voor het op afstand organiseren van kansspelen en aan de beoordeling van die aanvraag. Tevens wordt hierin vastgesteld welke voorschriften in ieder geval aan de vergunning worden verbonden.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen die zijn ingediend na 31 december 2025. Op aanvragen die voor 1 januari 2026 zijn ingediend, zijn de Beleidsregels vergunningverlening kansspelen op afstand 2023 van toepassing.
Definitie ‘voormalige vergunninghouder’. Een aanvrager die voorafgaand aan de aanvraag als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de wet beschikte over een vergunning, maar op het moment van de aanvraag niet meer, wordt beschouwd als een voormalige vergunninghouder. Deze definitie is nodig voor paragraaf 20 die van toepassing is op aanbieders die nu een vergunning hebben en ook op aanbieders die in het verleden een vergunning hadden.
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op het indienen van de aanvraag voor een vergunning voor het op afstand organiseren van kansspelen. Zo moet de aanvraag worden ingediend via een digitaal formulier op een speciaal daartoe bestemd gedeelte op de website van de Kansspelautoriteit. Ook moeten de bij het formulier behorende bijlagen, (deel)formulieren en alle overige bij de aanvraag behorende bescheiden of documenten via het speciaal daartoe bestemde gedeelte op de website van de Kansspelautoriteit worden verstrekt. Zij moeten bovendien in het Nederlands worden ingevuld of aangeleverd, tenzij anders is bepaald. Dat betekent ook dat indien een document is opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, daarvan een Nederlandse vertaling moet worden overgelegd. Indien de Kansspelautoriteit dat nodig acht, verzoekt zij de aanvrager tevens om de originele exemplaren van vertaalde bescheiden of documenten aan te leveren. Dit betreft derhalve de oorspronkelijke documenten of bescheiden die later naar het Nederlands zijn vertaald.
Voor aanbieders die op het moment van de aanvraag een vergunning hebben, geldt een aparte aanvraagprocedure. Deze speciale regeling voor vergunninghouders staat in artikel 2.2. Voor vergunninghouders richt de Kansspelautoriteit een apart gedeelte van haar website in. Per onderdeel staat telkens aan het slot van een paragraaf beschreven waaruit deze aanvraagprocedure voor vergunninghouders bestaat.
De aanvraagprocedure voor vergunninghouders is niet van toepassing op de onderdelen van de aanvraag waarin relevante wijzigingen als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder a, van het Besluit hebben plaatsgevonden waarover de vergunninghouder de raad van bestuur niet heeft geïnformeerd. Bijvoorbeeld als een vergunninghouder blijkens zijn aanvraag voor een andere voorziening spelerstegoeden kiest. Dit geldt ook als een vergunninghouder bij een onderdeel niet naar waarheid kan verklaren dat zijn organisatie aan de voor dat onderdeel op de datum van de aanvraag geldende vereisten voldoet. Als zo’n geval zich voordoet, dan moet de vergunninghouder alle voor dat onderdeel vereiste documenten en informatie verstrekken.
In het vierde en vijfde lid is geregeld dat de raad van bestuur altijd kan bepalen dat nadere informatie of documenten nodig zijn of kan bepalen dat een vergunninghouder voor een of meer onderdelen geen gebruik kan maken van de procedure voor vergunninghouders. Bijvoorbeeld wanneer de Kansspelautoriteit bekend is met risico's voor de continuïteit of liquiditeit van een vergunninghouder, of heeft ervaren dat een vergunninghouder herhaaldelijk niet de gevraagde informatie heeft verstrekt of zich niet aan aanwijzingen houdt.
Alle aanbieders moeten een exitplan aanleveren. Hiermee laten aanbieders zien hoe zij het spelaanbod en alles wat daar bij komt kijken, afwikkelen bij een naderend einde van de vergunning of als zij zelf beslissen stoppen met het spelaanbod. Uiteraard treedt zo’n exitplan niet in werking als de aanbieder een nieuwe vergunning aanvraagt en hij redelijkerwijs kan inschatten dat die ook zal worden verleend. Een belangrijke voorwaarde van een exitplan is dat een aanbieder alle spelerstegoeden snel en efficiënt aan de (voormalige) spelers kan uitbetalen. Het goed documenteren van alle contacten en pogingen daartoe is belangrijk voor die gevallen dat een aanbieder, door toedoen of nalaten van spelers, gelden niet kan terugbetalen en bijvoorbeeld een beroep wil doen op de Consignatiekas1 of een soortgelijke voorziening. Ook is het van belang dat een aanbieder goed bereikbaar blijft voor (voormalige) spelers en voor de Kansspelautoriteit, met een vaste contactpersoon voor de afwikkeling. Als er een nieuwe contactpersoon komt, moet de aanbieder dat direct kenbaar maken.
De Kansspelautoriteit vraagt de aanbieder 'zich ervan te vergewissen' welke verplichtingen passen bij het individuele bedrijfsmodel van een aanbieder. In dit opzicht is de norm in het tweede lid vormvrij.
Artikel 2.4 lid 3 geeft een uitgebreide opsomming van de onderwerpen die de Kansspelautoriteit voor het exitplan ten minste voor ogen heeft. Hieronder valt ook het onderwerp CDB waarvoor aanbieders nu ook al een exitplan moeten opstellen en verstrekken aan de Kansspelautoriteit en dat vaak onderdeel uitmaakt van het beheersingsplan.
Aanbieders kunnen, in het licht van hun bedrijfsmodel en de vergunde spelsoorten, ervoor kiezen om in het exitplan diverse scenario’s beschrijven, zoals:
1. een exitscenario bij onvoorziene omstandigheden;
2. een exitscenario bij grootscheepse migratie van het spelplatform;
3. een exitscenario bij het tijdelijk volledig of gedeeltelijk staken van het aanbod en de exploitatie van de vergunning, bijvoorbeeld op eigen initiatief door marktontwikkelingen of bij omstandigheden zoals een mogelijke overnames of faillissement;
4. een exitscenario bij het tussentijds intrekken van de vergunning op verzoek van de vergunninghouder;
5. een exitscenario bij het tussentijds intrekken en/ of schorsen van de vergunning door de Kansspelautoriteit, op grond van artikel 31d, eerste of tweede lid van de Wet; en
6. een exitscenario bij het eindigen van de vergunning door het verloop van de geldigheidsduur als de vergunninghouder geen nieuwe vergunning aanvraagt of als voor hem aannemelijk is dat een nieuwe aanvraag niet wordt toegewezen.
Tot slot moeten aanbieders beschrijven hoe zij organiseren dat zij aan de uit de Besluit kansspelen op afstand voortvloeiende informatieplicht jegens de Kansspelautoriteit voldoen. Dit is geregeld in artikel 2.5.
Aan een vergunning voor het organiseren van kansspelen op afstand worden strenge eisen gesteld op het gebied van integriteit. Zowel de speler als de overheid moet kunnen vertrouwen op de integriteit van de vergunninghouder en de bij de organisatie van kansspelen op afstand betrokken (rechts)personen. De betrouwbaarheid van de aanvrager, als beoogde vergunninghouder, van degenen die bij het organiseren van de kansspelen op afstand betrokken zijn en van de uiteindelijk belanghebbenden moet buiten twijfel staan. Ook moet zo veel mogelijk worden voorkomen dat de Kansspelautoriteit ongewild criminele activiteiten en het benutten van criminele voordelen faciliteert.
De integriteitsbeoordeling is benoemd in paragraaf 3. Het gaat om een toets aan het betrouwbaarheidscriterium in artikel 31i van de wet (de betrouwbaarheidstoets) en een toets op grond van de wet Bibob. Het gaat in deze paragraaf niet om het beoordelen van het integriteitsbeleid van een aanvrager. Daarop is paragraaf 4 van deze beleidsregels van toepassing.
De beoordeling van de integriteit van de aanvrager bestaat uit meerdere deelbeoordelingen. Op grond van artikel 31i, eerste lid, van de wet beoordeelt de Kansspelautoriteit of de betrouwbaarheid van de aanvrager, als beoogde vergunninghouder, de personen die zijn beleid bepalen of mede bepalen en van zijn uiteindelijke belanghebbenden buiten twijfel staat. Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet Bibob beoordeelt de Kansspelautoriteit of een gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten. Dit wordt de A-grond genoemd. Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de wet Bibob beoordeelt de Kansspelautoriteit of een gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Dit wordt de B-grond genoemd. Ten slotte beoordeelt de Kansspelautoriteit op grond van artikel 3, zesde lid, van de wet Bibob of ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd. Elk van deze deelbeoordelingen kan zelfstandig een grondslag zijn om een aanvraag af te wijzen.
In deze beleidsregels wordt niet in detail op de integriteitsbeoordeling ingegaan. Hiervoor hanteert de Kansspelautoriteit aparte, algemeen geldende beleidsregels. Daarvoor is gekozen omdat integriteitsbeoordelingen niet alleen worden uitgevoerd bij aanvragen, maar ook veelvuldig bij (wijzigingen van) reeds verleende vergunningen.
De Kansspelautoriteit voert ook bij vergunninghouders een reguliere integriteitsbeoordeling uit. Hiervoor zullen vergunninghouders in eerste instantie minder informatie hoeven te verstrekken dan bij een nieuwe aanvraag. Dit volgt uit artikel 3.2. Een groot deel van de daarvoor benodigde gegevens hebben vergunninghouders namelijk al verstrekt in het kader van hun eerdere aanvraag en bij de verplichte melding van relevante wijzigingen.
De vragen in het digitale aanvraagformulier zijn aangepast voor vergunninghouders. Om praktische redenen en voor de begrijpelijkheid van het digitale aanvraagformulier wordt in sommige gevallen toch nog gevraagd naar eerder verstrekte gegevens. Het digitale aanvraagformulier is daarin leidend.
Daarnaast kan de Kansspelautoriteit tijdens de behandeling van een aanvraag altijd nog om aanvullende informatie vragen, als dat noodzakelijk wordt geacht voor de integriteitsbeoordeling.
Bij wijze van uitzondering heeft de raad van bestuur in artikel 3.3 inhoudelijk al één situatie beschreven waarin de betrouwbaarheid van een aanvrager in ieder geval niet buiten twijfel staat: als de aanvrager geen uitvoering heeft gegeven aan een onherroepelijk vonnis dan wel een vonnis uitvoerbaar bij voorraad van een Nederlandse rechter. Het niet-uitvoeren leidt dus tot weigering van de vergunning. De Kansspelautoriteit vindt dit niet-uitvoeren onacceptabel. In het bijzonder bij vonnissen die zien op verplichtingen die voorvloeien uit het aanbieden van kansspelen, zoals het verstrekken van spelergegevens, de uitbetaling van winsten en het terugbetalen van verliezen.
Wanneer een aanvrager geen uitvoering geeft aan bovengenoemde vonnissen, leidt dit tot weigering van de vergunning. De raad van bestuur zal ook een voorschrift aan vergunningen verbinden dat ziet op de verplichting om uitvoering te geven aan bovengenoemde vonnissen. Dit is geregeld in artikel 19.1, onderdeel e.
Op grond van artikel 31i van de wet en artikel 4.5 van het Besluit kansspelen op afstand dient een aanbieder van kansspelen op afstand zorg te dragen voor het ontwikkelen, toepassen en onderhouden van een doeltreffend integriteitsbeleid. Dit integriteitsbeleid is tweeledig. Enerzijds dient de aanbieder van kansspelen op afstand beleid te ontwikkelen, toe te passen en te onderhouden dat is gericht op het onderkennen en voorkomen van fraude en misbruik van de vergunde kansspelen. Anderzijds dient de aanbieder van kansspelen op afstand beleid te ontwikkelen, toe te passen en te onderhouden waarmee de integriteit van leidinggevenden, personen op sleutelposities en personen die bij het op afstand organiseren van kansspelen met spelers in aanraking komen, wordt geborgd.
Het integriteitsbeleid van de aanvrager heeft betrekking op de controle en borging van de integriteit van de bij of voor de aanvrager werkzame personen. Het integriteitsbeleid van de aanvrager staat los van de integriteitsbeoordeling van de aanvrager, zoals omschreven in paragraaf 3.
Naast het integriteitsbeleid moet een aanvrager ook een risicoanalyse als bedoeld in artikel 2b, derde lid, van de Wwft verstrekken. Aanbieders zijn op grond van de Wwft verplicht een analyse te maken van de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering.
De Kansspelautoriteit beoordeelt het integriteitsbeleid van een aanbieder van kansspelen op afstand ten tijde van de aanvraag. In het gedeelte van het integriteitsbeleid van de aanvrager dat is gericht op het onderkennen en voorkomen van fraude met en misbruik van de vergunde kansspelen, moet worden benoemd wat de integriteitsrisico’s zijn van de door de aanvrager georganiseerde kansspelen, welke maatregelen worden getroffen ter voorkoming en beheersing van deze risico’s, hoe deze maatregelen worden geïmplementeerd en hoe de toepassing daarvan wordt geborgd. Daartoe moet in ieder geval worden voldaan aan de vereisten die voortvloeien uit artikel 4.5, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand.
Het gedeelte van het integriteitsbeleid van de aanvrager dat betrekking heeft op de betrouwbaarheid van leidinggevenden, van personen op sleutelposities en personen die bij het organiseren van de vergunde kansspelen met spelers in aanraking komen, moet inzicht geven in de procedures en maatregelen die de aanvrager heeft getroffen met het oog op een integere bedrijfsvoering. Dit volgt uit artikel 4.6 van het Besluit kansspelen op afstand.
In het integriteitsbeleid moet in ieder geval worden opgenomen welke integriteitsgevoelige functies binnen de organisatie van de aanvrager voorkomen en op welke manier de aanvrager de betrouwbaarheid van deze personen beoordeelt. Dit geldt ook voor de beoordeling van door de aanvrager ingeschakelde derden die deze integriteitsgevoelige functies binnen de organisatie van de aanvrager vervullen. Door uitbesteding mogen de eisen aan de aanvrager niet worden omzeild.
De aanvrager moet zelf een afweging maken welke functies binnen zijn organisatie als integriteitsgevoelig moeten worden aangemerkt en van welke personen hij de betrouwbaarheid moet beoordelen. Daarbij gaat het in ieder geval om functies of personen die in hoge mate invloed (kunnen) uitoefenen op de bedrijfsvoering of de uitvoering en om personen die direct in contact staan met spelers. De integriteit van deze personen moet worden onderzocht als zij in dienst treden of als zij binnen de onderneming een overstap maken naar een integriteitsgevoelige functie. Volgens de Kansspelautoriteit moet in ieder geval de betrouwbaarheid van de volgende personen worden getoetst bij hun aanstelling of overstap:
− bestuurders;
− leden van de raad van commissarissen;
− leden van de raad van toezicht;
− managers;
− leidinggevenden;
− compliance officers;
− beleidsmedewerkers;
− juridisch medewerkers;
− medewerkers die in direct contact staan met spelers en in zekere mate invloed op het speelgedrag kunnen uitoefenen; en
− derden die betrokken zijn bij de werkzaamheden die door de vergunninghouder zijn uitbesteed.
Mede gezien de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager om personen of functies aan te wijzen als integriteitsgevoelig is de hierboven genoemde opsomming niet limitatief. De Kansspelautoriteit beoordeelt of de juiste personen en functies zijn opgenomen in het integriteitsbeleid en of de betrouwbaarheid op een deugdelijke manier wordt getoetst.
Het ligt daarbij voor de hand dat de aanvrager onderzoekt of deze personen wetsovertredingen hebben begaan. Hiervoor kan dan een verklaring omtrent gedrag of een buitenlands equivalent worden gebruikt. Daarnaast ligt het in de rede dat de aanvrager nagaat of er sprake is van belangenverstrengeling, bijvoorbeeld met een sportorganisatie die de aanvrager financiert of door wie de aanvrager wordt gefinancierd. Ook kan de aanvrager onderzoeken of er sprake is van andere relaties met derden die het vertrouwen in de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen kunnen schaden.
Vergunninghouders kunnen volstaan met een verklaring dat hun integriteitsbeleid voldoet aan de in deze paragraaf genoemde vereisten. Daarnaast moeten vergunninghouders een risicoanalyse als bedoeld in artikel 2b, derde lid, van de Wwft verstrekken. Aanbieders zijn op grond van de Wwft immers verplicht een analyse te maken van de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering.
De financiële continuïteit van de aanvrager dient redelijkerwijs te zijn gewaarborgd. De Kansspelautoriteit beoordeelt de continuïteit van een aanbieder van kansspelen op afstand ten tijde van de aanvraag. In artikel 3.3, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand is opgenomen in welke gevallen de continuïteit van de aanbieder van kansspelen op afstand in ieder geval niet is gewaarborgd. Dat is het geval indien hij in staat van faillissement of liquidatie verkeert, indien surseance van betaling is verleend of indien beslag is gelegd op zijn vermogen of op een of meer bedrijfsmiddelen die een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen. Voor de omschrijving van de termen in staat van faillissement en surseance van betaling zoekt de Kansspelautoriteit aansluiting bij de wettelijke omschrijvingen die daarvoor worden gegeven in de Faillissementswet. De aanvrager verkeert in liquidatie indien ten aanzien van zijn rechtspersoon een ontbindingsbesluit is genomen en hij eraan gehouden is om de titel ‘in liquidatie’ in zijn naam te voeren. Indien het faillissement, de surseance van betaling of de liquidatie door een buitenlandse rechter wordt uitgesproken of verleend, kan ook bij de daarop toepasselijke wettelijke omschrijvingen in de desbetreffende jurisdictie worden aangesloten. Voor de vraag of er beslag is gelegd op een aanmerkelijk deel van het vermogen van de aanvrager, betrekt de Kansspelautoriteit in ieder geval executoriale beslagen die een risico vormen voor de zorgvuldige bedrijfsvoering. Onder executoriale beslaglegging verstaat de Kansspelautoriteit niet alleen beslaglegging die is uitgesproken door een rechter. Het kan ook gaan om opgelegde executoriale beslaglegging door een overheidsinstelling of een bank. Indien sprake is van executoriale beslaglegging op het vermogen van de aanvrager, hoeft dat nog niet te betekenen dat de continuïteit van de aanvrager niet is gewaarborgd. De continuïteit van de aanvrager is niet (langer) gewaarborgd indien hij door de executoriale beslaglegging zijn bedrijfsvoering niet op zorgvuldige wijze kan uitoefenen, waardoor het zorgvuldig aanbieden van de kansspelen in gevaar komt. In dat geval zal de Kansspelautoriteit oordelen dat de continuïteit van de aanbieder van kansspelen op afstand niet redelijkerwijs is gewaarborgd.
De aanvrager overlegt bij zijn aanvraag een verklaring waarin hij verklaart dat geen van de omstandigheden zich voordoen op grond waarvan tot het oordeel dient te worden gekomen dat de continuïteit niet is gewaarborgd. Indien wel sprake is van enige executoriale beslaglegging op het vermogen, dient uit de verklaring te volgen waarom de zorgvuldige bedrijfsvoering van de aanvrager daardoor redelijkerwijs niet in gevaar komt. Gelet op de omstandigheid dat de continuïteit van de aanvrager redelijkerwijs dient te zijn gewaarborgd, verklaart de aanvrager tevens dat bij hem geen lopende procedures bekend zijn inzake een aanvraag voor of verzoek tot faillissement of liquidatie, surseance van betaling, of een voornemen tot executoriale beslagging op het vermogen van de aanvrager.
De aanvrager maakt voor zijn verklaring gebruik van het formulier dat te vinden is op de website van de Kansspelautoriteit (zie: www.kansspelautoriteit.nl/formulier-continuiteit). Het gebruik van dit formulier is verplicht en dient als bijlage te worden gevoegd bij de digitale aanvraag. De verklaring van de aanvrager mag niet ouder zijn dan dertig dagen voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag wordt ingediend.
Indien er aanwijzingen of signalen zijn dat de continuïteit van de aanvrager niet (langer) is gewaarborgd, kan de Kansspelautoriteit de aanvrager verzoeken om een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen te verstrekken dat is opgesteld en ondertekend door een auditor, waarin de verklaring van de aanvrager wordt bevestigd dat geen van de omstandigheden zich voordoen op grond waarvan tot het oordeel dient te worden gekomen dat de continuïteit niet is gewaarborgd.
Vergunninghouders kunnen volstaan met een verklaring dat van de in deze paragraaf genoemde omstandigheden geen sprake is en dat zij niet bekend zijn met nog aanhangige procedures tot vaststelling van dergelijke omstandigheden. Daarnaast kan de Kansspelautoriteit vergunninghouders verzoeken om een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen te verstrekken dat is opgesteld en ondertekend door een auditor, waarin de verklaring van de vergunninghouder wordt bevestigd dat geen van de omstandigheden zich voordoen op grond waarvan tot het oordeel dient te worden gekomen dat de continuïteit niet is gewaarborgd.
In artikel 31l, tweede lid, onderdeel a, van de wet is bepaald dat een aanbieder van kansspelen op afstand passende waarborgen treft voor het veilige verloop van de betalingen tussen hem en de speler. De Kansspelautoriteit beoordeelt of een aanvrager passende waarborgen heeft getroffen voor een veilig verloop van de betalingen tussen de aanvrager en de speler. Daartoe vult de aanvrager het ‘Formulier betaalinstrumenten’ in dat te vinden is op de website van de Kansspelautoriteit (zie: www.kansspelautoriteit.nl/formulier-betaalinstrumenten). De aanvrager wordt daarbij onder meer geacht in te vullen van welke betaalinstrumenten en betaaldienstverleners gebruik zal worden gemaakt. Aan de hand daarvan kan de Kansspelautoriteit vervolgens vaststellen of is voldaan aan artikel 4.25 van het Besluit kansspelen op afstand. Het gebruik van dit formulier is verplicht en dient als bijlage te worden gevoegd bij de digitale aanvraag.
Vergunninghouders kunnen volstaan met een verklaring dat zij voldoen aan de in het formulier vermelde vereisten.
Op grond van artikel 31l, tweede lid, onderdeel b, en artikel 31l, derde lid, van de wet, dient een aanbieder van kansspelen op afstand ervoor te zorgen dat de tegoeden van de spelers geen deel uitmaken van zijn risicodragend vermogen. Hiermee wordt gewaarborgd dat de tegoeden van de spelers altijd kunnen worden uitbetaald, ook als zich (financiële) problemen voordoen bij een vergunninghouder, zoals een faillissement, liquidatie, surseance van betaling of in het geval van een storing.
Dit betekent dat de aanvrager zal moeten aantonen dat de tegoeden van de spelers veilig worden gesteld en dat ze geen onderdeel uitmaken van het risicodragend vermogen. Dit kan hij doen door bij de aanvraag documenten over te leggen die het bestaan aantonen van de door hem getroffen voorziening voor het waarborgen van de spelerstegoeden. Aangezien de hoogte van de spelerstegoeden fluctueert, zal de door hem getroffen voorziening moeten meebewegen gedurende de looptijd van de vergunning, zodat de spelerstegoeden altijd afdoende worden gewaarborgd. De aanvrager blijft ervoor verantwoordelijk dat het door hem afgescheiden of anderszins gewaarborgde vermogen saldo te allen tijde toereikend is voor het waarborgen van de tegoeden van spelers die bij hem staan ingeschreven. Ook blijft de aanvrager aanspreekpunt voor de Kansspelautoriteit ten aanzien van vragen die betrekking hebben op de door hem gekozen voorziening en het functioneren daarvan. Om die reden kan de Kansspelautoriteit niet als begunstigde of als beheerder worden aangewezen. Evenmin kan de Kansspelautoriteit treden in geschillen tussen spelers en vergunninghouders.
Indien en voor zover de aanvrager bij de indiening van zijn aanvraag nog niet in staat is het daadwerkelijke bestaan van de door hem gekozen voorziening ter verzekering of afscheiding van de tegoeden van spelers aan te tonen, toont hij daarvan in ieder geval de opzet aan. In dat geval toont de aanvrager het bestaan van de voorziening zo snel mogelijk daarna aan, maar uiterlijk binnen twee maanden na verlening van de gevraagde vergunning. Hij moet dan daartoe alle in een hiervoor opgenomen vergunningvoorschrift vermelde stukken aanleveren. Mocht het bestaan van de voorziening niet binnen twee maanden na verlening van de vergunning zijn aangetoond en niet al die stukken zijn verstrekt, dan kan de Kansspelautoriteit beslissen de vergunning te schorsen of in te trekken.
Afscheiding van het vermogen door middel van een derdengeldrekening of verzekering in de vorm van een bankgarantie is niet langer toegestaan.
In de praktijk blijkt er geen vraag geweest naar het gebruik maken van een derdengeldrekening. En hoewel de toelichting op artikel 4.30 Besluit Koa de derdengeldenrekening als een optie benoemt, is gebleken dat notarissen en deurwaarders – en evenmin advocaten overigens – hun derdengeldrekening niet voor een dergelijk doel aan aanbieders van online kansspelen ter beschikking mogen stellen, respectievelijk willen stellen. Het voorbeeld in de toelichting bij artikel 4.30 Besluit Koa ging hier abusievelijk aan voorbij.
Het afschaffen van de mogelijkheid van de bankgarantie is ingegeven door het gegeven dat een bankgarantie met vele duizenden potentiële begunstigden in de praktijk niet realiseerbaar is. De Kansspelautoriteit acht het niet functioneel als spelers rechtstreeks een beroep bij een bank moeten doen op de gestelde bankgarantie. Als daarvan sprake zou zijn, dan zal dit problematisch zijn omdat de spelers zich moeten melden bij een onbekende partij en de bank dan de identiteit van de spelers en hoogte van de geclaimde bedragen zou moeten nagaan, terwijl die administratie niet bij de bank bekend is en de begunstigden (tien)duizenden voor de bank onbekende individuen zijn. Om deze redenen is het ook niet goed denkbaar dat de Kansspelautoriteit de bankgarantie en de derdengeldrekening via het voorgestelde alternatief van artikel 7.6. ‘andere voorzieningen’ alsnog mogelijk maakt.
Afscheiding van het vermogen door gebruikmaking van een Nederlandse stichting derdengelden is door de Kansspelautoriteit beter en sneller te beoordelen dan andere voorzieningen. Indien de aanvrager kiest voor een andere voorziening, kan dit ertoe leiden dat de Kansspelautoriteit omwille van een zorgvuldige afweging advies moet inwinnen van een externe deskundige. Dit kan in geval van bijvoorbeeld een financiële constructie die buiten Nederland gangbaar is maar waarmee de Kansspelautoriteit niet of onvoldoende bekend is. Als de Kansspelautoriteit beslist om advies in te winnen van een externe deskundige met de vraag of de betreffende voorziening voldoende waarborg biedt dat de tegoeden van de spelers buiten het risicodragend vermogen vallen, kan de Kansspelautoriteit gebruik maken van de mogelijkheid van artikel 2.4, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand om de beslistermijn met maximaal zes maanden te verlengen. Daardoor wordt dan mogelijk niet binnen zes maanden na indiening op de aanvraag beslist.
De aanvrager moet er bovendien rekening mee houden dat het in Nederland in beginsel verboden is om in de uitoefening van een bedrijf, van het publiek opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben. Voor houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand kan hiervan vrijstelling worden verleend op grond van artikel 24c van de Vrijstellingsregeling van de Wet op het financieel toezicht, voor zover zij opvorderbare gelden aanhouden op een rekening als bedoeld in artikel 31l van de wet. Vrijstelling van het hierboven genoemd verbod wordt ook verleend aan stichtingen die voldoen aan het gestelde in artikel 24c, onderdeel b, sub 1 tot en met 3, Vrijstellingsregeling van de Wet op het financieel toezicht.
In artikel 7.3 is bepaald hoe het bestaan van de getroffen voorziening wordt aangetoond. In artikel 7.4 is bepaald hoe de opzet van de getroffen voorziening wordt aangetoond. In beide gevallen dient in ieder geval het ‘Formulier Spelerstegoeden’ te worden overgelegd. Dit formulier is te vinden op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-spelerstegoeden. Het gebruik van dit formulier is verplicht en dient als bijlage te worden gevoegd bij de digitale aanvraag.
Daarnaast gelden er, afhankelijk van de gekozen voorziening, specifieke vereisten voor het aantonen van het bestaan van de getroffen voorziening. Deze eisen worden genoemd in de desbetreffende artikelen per voorziening. Van belang is in ieder geval dat er een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het afgescheiden of anderszins gewaarborgde vermogen saldo toereikend is voor het waarborgen van de cumulatieve tegoeden van de betreffende spelers.
Indien de door de aanvrager verstrekte documentatie daartoe aanleiding geeft, kan de Kansspelautoriteit de aanvrager verzoeken een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen te verstrekken dat is opgesteld door een auditor die zijn bevindingen baseert op methodes en maatstaven die in het financiële verkeer gebruikelijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het raadplegen van daartoe geëigende registers en het raadplegen van financiële stukken van de aanvrager. De auditor dient het rapport volgens gangbare standaarden op te stellen. Daarbij kan worden gedacht aan de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS) volgens de Nederlandse Beroepsvereniging van Accountants (NBA). De assuranceverklaring of het rapport van feitelijke bevindingen wordt door de auditor ondertekend. Indien het verstrekken van zo’n rapport op verzoek van de Kansspelautoriteit de nodige tijd vergt, kan de Kansspelautoriteit gebruik maken van de mogelijkheid de beslistermijn met maximaal zes maanden te verlengen. Daardoor wordt dan mogelijk niet binnen zes maanden na indiening op de aanvraag beslist.
Indien de aanvrager voor het waarborgen van de tegoeden van spelers gebruik maakt van de diensten van een bank, dan dient dit een bank te zijn die op grond van de Wet op het financieel toezicht het bedrijf van bank (ook) in Nederland mag uitoefenen. Daarvoor is een vergunning nodig die kan worden aangevraagd bij De Nederlandsche Bank. Op grond van de Capital Requirements Directive is het een buitenlandse Europese bank die een zogenaamd Europees paspoort heeft onder bepaalde voorwaarden toegestaan om, op basis van een verkregen vergunning in het land van herkomst, ook actief te zijn in andere landen. De Nederlandsche Bank houdt een register bij van buitenlandse Europese banken die genotificeerd zijn hun diensten aan te bieden in Nederland. De Kansspelautoriteit zal dit register raadplegen ten behoeve van de aanvraag. Daarnaast is het van belang dat de bedrijfsnaam en handelsgegevens (waarbij in ieder geval wordt gedacht aan de statutaire naam, het vestigingsadres en de registratienummers in het handelsregister) duidelijk zijn opgenomen in de overeenkomst tussen de aanvrager en de begunstigde van de bankgarantie.
Vergunninghouders kunnen volstaan met een verklaring dat hun voorziening voldoet aan de in deze paragraaf genoemde vereisten. Als een vergunninghouder gebruik maakt van een voorziening die niet langer is toegestaan op grond van deze beleidsregels, zoals een bankgarantie of afscheiding van het vermogen middels een derdengeldrekening, zal hij het bestaan of de opzet van een andere voorziening moeten aantonen.
Op grond van artikel 35d van de wet moet een aanbieder van kansspelen op afstand financiële zekerheid stellen voor het nakomen van financiële verplichtingen. Deze verplichtingen volgen uit de kansspelheffing en uit de sancties die de Kansspelautoriteit kan opleggen wegens overtreding van de wet. Daarbij gaat het om bestuurlijke boetes, dwangsommen en de kosten van de uitoefening van bestuursdwang.
Ingevolge artikel 5.4 van het Besluit kansspelen op afstand kan de Kansspelautoriteit van een vergunninghouder financiële zekerheidstelling vereisen ten genoegen van de raad van bestuur voor het nakomen van zijn financiële verplichtingen. Voorafgaande aan de vergunningverlening vereist de Kansspelautoriteit van iedere aanvrager een zekerheidsstelling voor een bedrag van € 50.000.
Bij het vaststellen van het bedrag waarvoor financiële zekerheid moet worden gesteld, houdt de Kansspelautoriteit het proportionaliteitsbeginsel in het oog. Gelet op de hoogte van de heffingen, de hoogte van eventueel op te leggen boetes en de maximale hoogte van het bedrag waarvoor zekerheid verlangd mag worden (€ 900.000), wordt uitgegaan van een bedrag van ten minste € 50.000. Dat is voor geen enkele aanvrager een onevenredig hoog bedrag.
Voor de Kansspelautoriteit heeft een financiële zekerheidsstelling in de vorm van een bankgarantie of een waarborgsom de voorkeur. Indien de aanvrager kiest voor een andere vorm, dan kan dit worden voorgelegd aan een externe deskundige voor advies met de vraag of deze vorm volstaat voor het nakomen van financiële verplichtingen. In dat geval kan de Kansspelautoriteit gebruik maken van de mogelijkheid de beslistermijn met zes maanden te verlengen.
Kiest de aanvrager voor een bankgarantie, dan moet hij bij zijn aanvraag zowel een digitaal als een fysiek exemplaar van de volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de bank die de bankgarantie afgeeft, verstrekken. Daarbij is van belang dat de bankgarantie een looptijd heeft van tenminste vijf jaar en zes maanden na de dag waarop de aanvraag is ingediend. Kiest de aanvrager voor een waarborgsom, dan kan intern worden nagegaan of de waarborgsom daadwerkelijk is verstrekt aan de Kansspelautoriteit.
De Kansspelautoriteit zal het instrument van financiële zekerheidstelling vooral risico gestuurd inzetten. Indien en zodra op enig moment na vergunningverlening gegronde vrees bestaat dat een vergunninghouder zijn financiële verplichtingen inzake de kansspelheffing of eventuele sancties niet zal nakomen, kan de Kansspelautoriteit, naast de reeds gestelde zekerheid, aanvullende financiële zekerheid vereisen.
Vergunninghouders kunnen volstaan met een verklaring dat zij voldoen aan de in deze paragraaf genoemde vereisten.
Op grond van artikel 31c, eerste lid, van de wet wordt een aanvraag voor een vergunning voor het op afstand organiseren van kansspelen afgewezen indien onvoldoende is gewaarborgd dat de kansspelen op afstand overeenkomstig de Wwft zullen worden georganiseerd en dat het toezicht op naleving en de handhaving van de Wwft doelmatig en doeltreffend kan worden uitgeoefend. De Wwft kent een groot aantal voorschriften waaraan moet worden voldaan. Bij de beoordeling van een aanvraag voor kansspelen op afstand zal de Kansspelautoriteit zich in ieder geval richten op de kernverplichting van de Wwft: het uitvoeren van cliëntenonderzoeken en het melden van transacties aan de Financiële inlichtingen eenheid.
Voor aanvragen voor een vergunning voor het op afstand organiseren van weddenschappen is matchfixing een specifiek witwasrisico. Er wordt gesproken van matchfixing als het resultaat van een sportwedstrijd volledig of gedeeltelijk bepaald wordt door een deelnemer (bijvoorbeeld speler, trainer, scheidsrechter) die moedwillig verliest of vals speelt. Matchfixing is op zichzelf geen gronddelict. Wel is bij matchfixing vaak sprake van omkoping, oplichting, belastingfraude en witwassen en daarvoor kan de deelnemer strafrechtelijk vervolgd worden. Het plaatsen van een weddenschap (inzet) is een transactie in de zin van de Wwft. Dat betekent dat inzetten waaruit mogelijke manipulatie van een wedstrijd blijkt, ook onder de Wwft vallen. Dit geldt ook voor een wedpatroon waaruit mogelijke manipulatie blijkt, aangezien een wedpatroon wordt veroorzaakt door transacties.
De beperkte toetsing bij de aanvraag neemt niet weg dat een vergunninghouder, zodra hij kansspelen op afstand gaat aanbieden, zal moeten voldoen aan alle voorschriften van de Wwft. Na vergunningverlening zal het toezicht op de naleving en de handhaving van de Wwft betrekking hebben op de volledige Wwft en niet alleen op de in deze beleidsregels genoemde onderwerpen. Als een vergunninghouder niet voldoet aan de Wwft, kunnen maatregelen worden opgelegd op grond van de Wwft en kan de vergunning worden ingetrokken op grond van artikel 4c en artikel 31d, eerste lid, onderdeel b, van de wet. Als hulpmiddel bij het opstellen van het antiwitwasbeleid wordt verwezen naar de ‘Leidraad Wet ter voorkoming witwassen en financieren van terrorisme’ van de Kansspelautoriteit.
Vergunninghouders kunnen volstaan met een verklaring dat zij voldoen aan de in deze paragraaf genoemde vereisten.
Op grond van de Sanctiewet 1977 is het verboden om bij te dragen aan elke ondersteuning van een activiteit of transactie van een gesanctioneerd persoon, entiteit of land. Op grond van artikel 31c, eerste lid van de wet, dient de aanvraag te worden afgewezen indien een aanbieder van kansspelen op afstand onvoldoende heeft gewaarborgd dat de kansspelen op afstand overeenkomstig de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften zullen worden georganiseerd en het toezicht op naleving en de handhaving van de Sanctiewet 1977 doelmatig en doeltreffend kan worden uitgeoefend. De Kansspelautoriteit gaat ervan uit dat de aanvrager aan deze verplichtingen voldoet, als hij op het aanvraagformulier verklaart dat hij de kansspelen op afstand organiseert overeenkomstig de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften.
Het uitgangspunt is dat aanbieders van kansspelen op afstand binnen de door de wet en regelgeving gestelde kaders vrij zijn om bepaalde werkzaamheden uit te besteden. Op zich is het uitbesteden van werkzaamheden niet bezwaarlijk. Daarbij gelden wel randvoorwaarden. De aanbieder van kansspelen op afstand is verantwoordelijk voor de naleving van de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977, ook voor de werkzaamheden die hij aan derden heeft uitbesteed. De aanvrager moet zijn bedrijfsvoering zo inrichten dat een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand is gewaarborgd. Ook moet intern toezicht en toezicht door de Kansspelautoriteit op de naleving van de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977 mogelijk zijn. Het uitbesteden van werkzaamheden mag hieraan niet in de weg staan. Met uitbesteding mogen de eisen aan de aanvrager niet worden omzeild. De betreffende derde en zijn bedrijfsvoering moeten voldoen aan de eisen waaraan de aanvrager zelf moet voldoen (Kamerstukken II 2013/14, 33 996, nr. 3, p. 104; toelichting bij artikel 4.3 van het Besluit kansspelen op afstand).
Indien de aanvrager of de Kansspelautoriteit geen doelmatig en doeltreffend toezicht kan uitoefenen, komen de belangen die de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977 beogen te beschermen in het gedrang. Voor de uitoefening van het toezicht is het van belang dat de aanvrager en de Kansspelautoriteit alle informatie krijgen op grond waarvan zij kunnen beoordelen of alle werkzaamheden, en dus ook de uitbestede werkzaamheden, worden uitgevoerd conform de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977. Hierbij geldt overigens dat de Kansspelautoriteit op grond van artikel 34n van de wet bindende aanwijzingen kan geven aan aanbieders van kansspelen op afstand met betrekking tot de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften. Daarmee kan de Kansspelautoriteit ook aanwijzingen geven ten aanzien van de uitbestede werkzaamheden. De Wwft kent een eigen toezichts- en handhavingsinstrumentarium.
In deze beleidsregels is nader uitgewerkt op grond van welke normen de aanvraag wordt beoordeeld met betrekking tot het onderdeel uitbesteding. Onder uitbesteding wordt in dit verband ook verstaan uitbesteding aan andere personen of rechtspersonen binnen hetzelfde concernverband.
Op grond van artikel 11.1 moet de aanvrager bij zijn aanvraag een exemplaar van zijn uitbestedingsbeleid verstrekken, een verklaring dat hij zich ervan heeft vergewist dat de derde de wettelijke voorschriften naleeft en een overzicht van de werkzaamheden die zijn uitbesteed en aan welke partijen die zijn uitbesteed. Naast bovenbedoelde verklaring kan de Kansspelautoriteit ook de documenten opvragen op basis waarvan de aanvrager zich heeft vergewist dat de derde de wettelijke voorschriften naleeft. De Kansspelautoriteit kan daartoe besluiten als er naar haar oordeel aanleiding toe is, bijvoorbeeld omdat er een risico bestaat dat de derde bepaalde voorschriften niet zal naleven. Daartoe kan de Kansspelautoriteit kopieën van relevante uitbestedingsovereenkomsten (en service level agreements) opvragen. De uitbestedingsovereenkomsten (en service level agreements) kunnen in de Engelse taal worden overgelegd, maar de Kansspelautoriteit kan de aanvrager verzoeken om een Nederlandse vertaling, indien zij dat nodig acht voor de beoordeling van de aanvraag.
In artikel 11.2 is bepaald op grond waarvan de Kansspelautoriteit het uitbestedingsbeleid van de aanvrager beoordeelt. Daarin moet bepaald zijn hoe de aanvrager omgaat met uitbesteding en hoe hij ervoor zorgt dat naleving van de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977 gewaarborgd is, ook bij werkzaamheden die zijn uitbesteed. De aanvrager moet in zijn uitbestedingsbeleid in ieder geval vastleggen welke risico’s bij uitbestedingen te verwachten zijn en hoe hij deze risico’s wil afdekken. Aan de hand daarvan kan de Kansspelautoriteit beoordelen of de aanvrager in staat is werkzaamheden verantwoord uit te besteden en uitbesteding niet in de weg zal staan aan een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de kansspelen. Meer specifiek moet de aanvrager in zijn uitbestedingsbeleid opnemen hoe hij de naleving van de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977 en de geschiktheid en de betrouwbaarheid van derden beoordeelt en waarborgt. De aanvrager kan bijvoorbeeld in zijn beleid opnemen in hoeverre hij opleidingseisen stelt aan derden of welke contractuele afspraken worden gemaakt over informatievoorziening, audits en betrouwbaarheidsbeoordelingen van het personeel van derden. Ook moet de aanvrager vastleggen hoe hij bij uitbestedingen de transparantie en kenbaarheid voor de consument wil waarborgen. Daarbij valt vooral te denken aan contractuele afspraken. Daarnaast moet de aanvrager in zijn uitbestedingsbeleid vastleggen hoe hij ervoor zorgt dat bij uitbesteding adequaat intern toezicht door de aanvrager en extern toezicht door de Kansspelautoriteit bij de derde kan plaatsvinden. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan contractuele afspraken over informatievoorziening, medewerking en toegang bij de derde voor een compliance officer van de aanvrager en medewerkers van de Kansspelautoriteit. Ook moet in het uitbestedingsbeleid zijn opgenomen dat zulke voorzieningen schriftelijk worden vastgelegd. Daarmee kan worden nagegaan of de uitbesteding van de werkzaamheden geen afbreuk doet aan de vereisten en de waarborgen van de wet, de Wwft of de Sanctiewet 1977. Tenslotte moet in het uitbestedingsbeleid worden opgenomen dat de aanvrager wijzigingen in de uitbesteding van essentiële werkzaamheden onverwijld meedeelt aan de Kansspelautoriteit.
De werkzaamheden en taken van de leden van het bestuur en de functionaris als bedoeld in artikel 31h, vierde lid van de wet (bijvoorbeeld een compliance officer) kunnen niet worden uitbesteed. De reden daarvoor is dat deze functies een cruciale rol spelen in de exploitatie van en de controle op de kansspelen waarop de vergunning ziet. Deze functies moeten worden uitgeoefend door natuurlijke personen die aan de aanvrager zijn verbonden en voor de toezichthouder beschikbaar zijn. Gewaarborgd moet zijn dat de natuurlijke persoon die voor de functie is aangesteld een duurzame relatie met de aanvrager en de toezichthouder onderhoudt. Het bestuur moet beschikken over deskundigheid en draagt een belangrijke verantwoordelijkheid. Het bestuur moet deskundig genoeg zijn om de geschiktheid van derden te beoordelen (Kamerstukken II 2013/14, 33 996, nr. 3, p. 105–106). Deze essentiële taak van het bestuur wordt ondermijnd indien de eigen deskundigheid en de beoordeling van de geschiktheid van derden uitbesteed zou worden aan derden. De deskundigheid van de aanvrager zou onvoldoende gewaarborgd zijn als hij deze werkzaamheden zou uitbesteden.
Dat betekent niet dat de persoon die deze werkzaamheden uitvoert, verplicht werkzaam moet zijn op basis van een arbeidsovereenkomst met de aanvrager. Deze persoon kan bijvoorbeeld ook worden ingehuurd of via zijn eigen management-BV worden ingezet. Het gaat erom dat de aanvrager de regie heeft en de uitvoering van de werkzaamheden onder zijn verantwoordelijkheid plaatsvindt. Bij uitbesteding van de betreffende werkzaamheden is die regie er niet, althans onvoldoende. Het spreekt vanzelf dat de betreffende persoon voldoende deskundig moet zijn en permanent en daadwerkelijk beschikbaar moet zijn voor de aanvrager. Dat moet blijken uit de afspraken die gemaakt zijn in de onderliggende overeenkomsten.
De functionaris als bedoeld in artikel 31h, vierde lid, van de wet moet bij de werkzaamheden voor het op afstand organiseren van kansspelen intern toezicht houden op de naleving van de wettelijke voorschriften. Dat geldt ook voor zover werkzaamheden zijn uitbesteed aan derden. De interne auditfunctie is een belangrijk hulpmiddel voor de aanbieder van kansspelen op afstand om de naleving van de relevante voorschriften en de procedures en maatregelen ter beheersing van risico’s te borgen. De interne auditfunctie beschikt bovendien over vaktechnische deskundigheid, detailkennis van de structuur van de organisatie en moet permanent beschikbaar zijn. Het uitbesteden van deze functie belemmert de borging van de kwaliteit van de interne controle. Evenals bij de bestuursfunctie betekent dat niet dat de persoon in dienst moet zijn bij aanvrager. De aanvrager kan hem ook inhuren mits duidelijk is dat hij voldoende deskundig is en permanent beschikbaar is voor de aanvrager.
Voor alle duidelijkheid merkt de Kansspelautoriteit het volgende op. De eisen voor de betrouwbaarheid van de aanvrager staan in artikel 31i van de wet en zijn nader uitgewerkt in artikel 3.2, artikel 3.4 en artikel 4.6 van het Besluit kansspelen op afstand. Deze eisen mogen niet worden omzeild door uitbesteding. Ook derden moeten betrouwbaar zijn voor wat betreft hun werkterrein en voor zover zij de uitbestede werkzaamheden uitvoeren. De aanvrager moet zich dus vergewissen van de betrouwbaarheid van de derde. Daarvoor moet hij in ieder geval nagaan of de derde de relevante wet- en regelgeving kent en naleeft. Daarnaast kan de Kansspelautoriteit bij de beoordeling als bedoeld in artikel 31i, eerste en derde lid, van de wet, ook derden betrekken waaraan bepaalde werkzaamheden zijn uitbesteed. Op grond van artikel 31i, tweede lid van de wet en artikel 4.6 van het Besluit kansspelen op afstand moet de aanvrager ook een integriteitsbeleid hebben. De beoordeling van de betrouwbaarheid van het personeel moet voldoen aan de eisen van artikel 4.6 van het Besluit kansspelen op afstand en moet worden geregistreerd. Ook deze verplichtingen mogen niet worden omzeild door uitbesteding. In dit kader wordt ook verwezen naar de beleidsregels met betrekking tot de integriteitsbeoordeling (paragraaf 3) en het integriteitsbeleid (paragraaf 4).
Vergunninghouders kunnen volstaan met een verklaring dat zij voldoen aan de in deze paragraaf genoemde vereisten.
De organisatie van een aanbieder van kansspelen op afstand moet zijn aangesloten op CRUKS. In artikel 4.12 en artikel 4.18 van het Besluit kansspelen op afstand is bepaald dat de aanbieder van kansspelen op afstand verplicht is CRUKS te raadplegen bij iedere inschrijving en aanmelding van een speler. De Kansspelautoriteit heeft op de website www.kansspelautoriteit.nl/aansluiten-cruks bekendgemaakt welke aansluitprocedure en technische voorwaarden voor CRUKS gelden en welke bescheiden de aanvrager voor deze aansluitprocedure moet verstrekken. Bij de aanvraag van een vergunning voor het organiseren van kansspelen op afstand zal de aanvrager ten behoeve van de beoordeling of de organisatie van de aanvrager is aangesloten op CRUKS een vrijgave-advies moeten verstrekken. Hiermee toont de aanvrager aan dat hij de aansluitprocedure succesvol heeft doorlopen en dat hij CRUKS kan raadplegen.
Vergunninghouders kunnen volstaan met een verklaring dat zij voldoen aan de in deze paragraaf genoemde vereisten. Daarnaast moeten ze verklaren dat hun organisatie is aangesloten op CRUKS, in overeenstemming met de meest recente aansluitprocedure zoals bedoeld in artikel 12.1, eerste lid, en dat hun leverancier van de daarvoor benodigde ICT-voorzieningen niet is gewijzigd sinds het laatst afgegeven vrijgave-advies van de Kansspelautoriteit als bedoeld in artikel 12.2, tweede lid.
Op grond van artikel 31g, eerste lid, van de wet, moet de statutaire zetel van een aanbieder van kansspelen op afstand, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging gevestigd zijn in de EU of in de EER. Artikel 31g, vijfde lid, van de wet geeft de Kansspelautoriteit de bevoegdheid hiervan ontheffing te verlenen, indien het recht van die staat voldoende waarborgen biedt voor de belangen die de wet beoogt te beschermen. Uit de memorie van toelichting blijkt dat de wetgever zo’n ontheffing alleen wenselijk acht wanneer dat nodig is voor de gewenste kanalisatie. In de huidige markt is er echter voldoende aanbod vanuit de EU of de EER. Veel internationale aanbieders van kansspelen op afstand hebben namelijk meerdere vestigingen, waaronder in de EU of de EER. Het verlenen van een ontheffing is op grond van de huidige stand van zaken dan ook niet nodig voor de kanalisatiedoelstelling.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand, moet een aanbieder van kansspelen op afstand zorgdragen voor een stelsel van intern toezicht. Het interne toezicht moet worden uitgeoefend door een of meer ter zake kundige functionarissen. Ten behoeve van de beoordeling van de inrichting van het stelsel van intern toezicht verstrekt de aanvrager een overzicht hoe het stelsel van intern toezicht is ingericht en welke functionarissen het interne toezicht uitoefenen. Daarbij zal de aanvrager in ieder geval moeten aantonen dat de functionarissen voldoen aan de in artikel 3.6, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand, genoemde voorwaarden en dat het stelsel van intern toezicht voldoet aan de in artikel 3.6, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand, genoemde waarborgen.
Vergunninghouders kunnen volstaan met een verklaring dat zij voldoen aan de in artikel 3.6 van het Besluit Koa genoemde vereisten.
Op grond van artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand onderhoudt een aanbieder van kansspelen op afstand een controledatabank. Deze controledatabank moet worden ingericht conform de op de website www.kansspelautoriteit.nl/inrichten-cdb gepubliceerde ‘Specifications for the remote gambling data safe’ en het ‘Data Model for the remote gambling data safe’. Daarnaast moet worden voldaan aan de specificaties zoals deze worden vastgesteld door de Belastingdienst.
Ten behoeve van de beoordeling van de controledatabank door de Kansspelautoriteit dient de aanvrager in ieder geval de op de website www.kansspelautoriteit.nl/formulier-cdb genoemde documenten in. Deze documenten kunnen in het Engels worden aangeleverd.
De Kansspelautoriteit beoordeelt de werking van de controledatabank tijdens de behandeling van de aanvraag op verschillende onderdelen, te weten de technische verbinding tussen de controledatabank van de aanvrager en de Kansspelautoriteit, de gegevensverwerking, de scripts en logging die worden gebruikt om de data van de aanvrager te kunnen ontvangen en de onderdelen die specifiek betrekking hebben op de aanvrager. Per aanvrager stelt de Kansspelautoriteit een individueel testprogramma vast, aan de hand van de door de aanvrager overgelegde documenten. Deze beoordeling betreft uitsluitend het deel dat betrekking heeft op de werking ten behoeve van het gebruik door de Kansspelautoriteit en niet het deel dat betrekking heeft op het gebruik door de Belastingdienst. Voor het laatst genoemde deel dient de aanvrager zich daarom te wenden tot de Belastingdienst.
De Kansspelautoriteit kan een aanvrager meerdere malen in de gelegenheid stellen het testprogramma te doorlopen. Als gedurende de eerste keer dat het testprogramma wordt doorlopen blijkt dat sprake is van een aanwijsbare tekortkoming van de kant van de aanvrager, dan wordt het testprogramma pas herhaald nadat de aanvrager deze tekortkoming heeft hersteld. Indien de Kansspelautoriteit onvoldoende vertrouwen heeft dat de aanvrager in staat is het testprogramma succesvol te doorlopen, kan de Kansspelautoriteit besluiten het testprogramma pas weer uit te voeren na een door de Kansspelautoriteit te bepalen periode. Hiervan is in ieder geval sprake als twee pogingen om het testprogramma in te plannen zijn mislukt en dit te wijten is aan tekortkomingen van de aanvrager of als twee of meer onderdelen niet succesvol zijn doorlopen en dit te wijten is aan tekortkomingen van de aanvrager. Dat kan ertoe leiden dat het langer duurt om de aanvraag te behandelen. Ook het feit dat een aanvrager niet in staat is om zelfstandig het testprogramma te doorlopen beschouwt de Kansspelautoriteit als een aanwijsbare tekortkoming. Er is geen uitputtende opsomming van eventuele tekortkomingen omdat niet voorzien kan worden of en zo ja welke technische problemen zich kunnen voordoen. De Kansspelautoriteit heeft immers geen zicht op de technische aanpak van de aanvrager, zijn hardware en de door hem gebruikte software, noch op de bij aanvrager beschikbare capaciteit en het kennisniveau.
In de procedure voor vergunninghouders beoordeelt de Kansspelautoriteit de inrichting van de CDB in mindere mate dan in de reguliere procedure. Vergunninghouders moeten verklaren dat hun controledatabank voldoet aan de in artikel 15.1, eerste lid genoemde vereisten. Hiermee verklaren zij dat het ontwerp van de controledatabank voldoet aan alle technische specificaties en aan het meest actuele datamodel en dat ze hun controleplan hebben geïmplementeerd. De Kansspelautoriteit acht de genoemde verklaring noodzakelijk, omdat in het toezicht op vergunninghouders is gebleken dat eerder afgegeven verklaringen in veel gevallen onjuist waren afgegeven.
Verder moeten vergunninghouders een actueel beheersingsplan verstrekken. Omdat het beheersingsplan de processen en beheersmaatregelen bevat die een vergunninghouder heeft opgetuigd rondom zijn CDB, wil de Kansspelautoriteit controleren of deze maatregelen doorlopend actueel zijn gehouden en op het moment van de nieuwe aanvraag juist zijn. Ook een bewijs van conformiteitsbeoordeling, zoals een auditrapport, moet worden ingediend. De conformiteitsbeoordeling moet zijn uitgevoerd volgens het op het moment van de aanvraag geldende schema. Het ingediende bewijs dient de onderdelen te omvatten zoals vermeld in het ‘Vragenformulier CDB – KOA aanvraag’. Dit is noodzakelijk om de actuele conformiteit te kunnen verifiëren. Eerder ingediende bewijzen van conformiteitsbeoordeling worden hierbij niet in aanmerking genomen omdat deze mogelijk niet actueel zijn.
De opzet van het testprogramma voor vergunninghouders zal anders zijn dan de integratietest zoals deze in het verleden is uitgevoerd met aspirant vergunninghouders. Het testprogramma voor vergunninghouders is een individueel testprogramma waarin getoetst wordt of er geen ernstige tekortkomingen aanwezig zijn in de CDB data. De Kansspelautoriteit maakt met iedere individuele vergunninghouder afspraken over de uit te voeren integratietest.
De Kansspelautoriteit beoordeelt of het gehele spelsysteem van de aanvrager is gekeurd aan de hand van het schema tot conformiteitsbeoordeling. Dit schema is gepubliceerd op de website www.kansspelautoriteit.nl/keuren-spelsysteem. Daartoe verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag het volledig ingevulde ‘Formulier keuring spelsysteem’, dat is gepubliceerd op www.kansspelautoriteit.nl/formulieren-spelsysteem.
Naast het hierboven genoemde formulier legt de aanvrager ook de keuringsrapporten over die betrekking hebben op de controledatabank, de keuringsrapporten die betrekking hebben op het informatiebeveiligingssysteem én de keuringsrapporten waarin één of meer non-conformiteiten zijn vastgesteld. Aan de hand van deze keuringsrapporten kan de Kansspelautoriteit de betrouwbare verwerking van gegevens vaststellen, dan wel vaststellen onder welke omstandigheden de non-conformiteiten tot stand zijn gekomen. Mede aan de hand daarvan kan de Kansspelautoriteit bepalen in hoeverre de betreffende non-conformiteiten van invloed zijn op de te verlenen vergunning en of de noodzaak bestaat om aanvullende voorschriften aan de vergunning te verbinden.
Indien de Kansspelautoriteit dat nodig acht, kan de Kansspelautoriteit de aanvrager bovendien verzoeken alsnog bepaalde keuringsrapporten over te leggen, alvorens de Kansspelautoriteit tot een oordeel komt. Dat kunnen derhalve ook rapporten zijn waarin geen non-conformiteiten zijn vastgesteld.
Vergunninghouders kunnen volstaan met een verklaring dat hun spelsysteem is gekeurd volgens de voorschriften uit paragraaf 2 van het Besluit kansspelen op afstand (Periodiciteit van de keuringen).
Als een deel van het spelsysteem op de datum van aanvraag niet volgens deze voorschriften is gekeurd, dan is de aanvraagprocedure voor vergunninghouders voor dat deel niet van toepassing (lid 2) en moet de vergunninghouder handelen volgens het bepaalde in artikel 16.1.
De wetgever heeft een aantal uitgangspunten en specifieke verboden benoemd ten aanzien van reclame- en wervingsactiviteiten voor kansspelen. Daarnaast heeft de Kansspelautoriteit de Beleidsregels verantwoord spelen vastgesteld, waarin nadere invulling wordt gegeven aan de wet- en regelgeving die van toepassing is op de wervings- en reclameactiviteiten van aanbieders van kansspelen.
Bij de aanvraag wil de Kansspelautoriteit kunnen vaststellen of de aanvrager van plan is de voorschriften na te leven die bij of krachtens de wet zijn gesteld ten aanzien van wervings- en reclameactiviteiten en of de aanvrager maatregelen heeft getroffen om de naleving hiervan te waarborgen binnen zijn organisatie en in samenwerking met externe partners. Om dit te kunnen beoordelen moet de aanvrager een exemplaar van zijn wervings- en reclamebeleid overleggen. Daaruit moet in ieder geval blijken dat de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat de voorschriften die bij of krachtens de wet zijn gesteld worden nageleefd en dat de naleving daarvan is verankerd binnen zijn organisatie. Ook is in het reclamebeleid omschreven op welke manier de aanvrager zijn reclamebeleid zal implementeren en toepassen binnen zijn organisatie.
De aanvrager dient bewust om te gaan met een aantal uitgangspunten uit de voorschriften die bij of krachtens de wet zijn gesteld ten aanzien van wervings- en reclameactiviteiten. Zo dient hij ervoor te zorgen dat zijn wervings- en reclameactiviteiten op zorgvuldige en evenwichtige wijze worden vormgegeven. Reclame- en wervingsactiviteiten moeten terughoudend zijn. Ze mogen niet aanzetten tot onmatige deelneming aan kansspelen en ze mogen niet agressief of misleidend zijn. Onmatige deelneming is uitgewerkt in artikel 2, eerste lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. Hieronder wordt begrepen risicovol spelgedrag dat kan leiden tot kansspelverslaving. De Kansspelautoriteit heeft nadere invulling van deze uitgangspunten gegeven in de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 van paragraaf 2 van de Beleidsregels verantwoord spelen.
In artikel 2.5 van de Beleidsregels verantwoord spelen is bepaald wat mede wordt verstaan onder onverantwoorde wervings- en reclameactiviteiten naar aanleiding van de uitkomsten van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 3a van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. Bij de aanvraag beoordeelt de Kansspelautoriteit op welke wijze het reclamebeleid is afgestemd op die risicoanalyse.
Verder mogen reclame- en wervingsactiviteiten zich niet richten op kwetsbare groepen van personen. In artikel 2.4 van de Beleidsregels verantwoord spelen is de Kansspelautoriteit nader ingegaan op wervings- en reclameactiviteiten die gericht zijn op deze kwetsbare groepen van personen. Bij de aanvraag beoordeelt de Kansspelautoriteit of de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat zijn wervings- en reclameactiviteiten niet gericht zijn op kwetsbare groepen van personen.
Het reclamebeleid van de aanvrager wordt bepaald door personen die deskundig zijn in verband met de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand. Uit artikel 3.5 van het Besluit kansspelen op afstand volgt dat een aanbieder van kansspelen op afstand ervoor dient te zorgen dat zijn medewerkers bekend zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet en met het reclamebeleid. Tevens moeten medewerkers het reclamebeleid goed en volledig kunnen uitvoeren. Ook bij uitbesteding blijft de aanbieder van kansspelen op afstand verantwoordelijk voor de naleving van de voorschriften.
Bij de aanvraag beoordeelt de Kansspelautoriteit of de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat het reclamebeleid wordt geïmplementeerd en toegepast binnen zijn organisatie en bij de samenwerking met externe partners. De compliance-afdeling, of in ieder geval de afdeling die verantwoordelijk is voor het interne toezicht, is daarbij een belangrijke schakel. Een aanbieder van kansspelen op afstand is verplicht compliance officer(s) aan te wijzen die binnen de organisatie verantwoordelijk en beschikbaar zijn voor zowel de uitvoering van de Nederlandse kansspelregelgeving als het interne toezicht daarop. Daarom betrekt de Kanspelautoriteit bij de beoordeling van de aanvraag ook de manier waarop het reclamebeleid past binnen het algemene compliancebeleid van de aanvrager. De compliance-afdeling, of in ieder geval de afdeling die verantwoordelijk is voor het interne toezicht, vormt een belangrijke schakel bij de beoordeling door de Kansspelautoriteit hoe het reclamebeleid wordt geïmplementeerd en wordt toegepast. De Kansspelautoriteit beoordeelt of de aanvrager op enigerlei wijze waarborgt dat het reclamebeleid zorgvuldig wordt opgesteld en goed wordt nageleefd binnen de organisatie. De Kansspelautoriteit kijkt daarbij onder meer naar de communicatiekanalen tussen de compliance-afdeling en/of de juridische afdeling en de marketingafdeling. Beide afdelingen streven immers een ander belang na.
Tevens dient de aanvrager te specificeren welke functionarissen op welke afdeling(en) verantwoordelijk zijn voor de reclamecampagnes en de evaluatie en actualisatie van het reclamebeleid. Hiermee beoordeelt de Kansspelautoriteit of deze functies gedegen in de organisatie zijn ingericht en ingebed. Uitgangspunt is dat de aanvrager op enigerlei wijze waarborgt dat het reclamebeleid zorgvuldig wordt opgesteld en goed wordt nageleefd binnen de organisatie.
Het voorkomen en tegengaan van kansspelverslaving is een van de primaire doelen van het Nederlandse kansspelbeleid. De wetgever heeft een aantal uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van preventie van kansspelverslaving. Daarnaast heeft de Kansspelautoriteit de Beleidsregels verantwoord spelen vastgesteld, waarin nadere invulling wordt gegeven aan de wet- en regelgeving die van toepassing is op het verslavingspreventiebeleid van aanbieders van kansspelen. De Kansspelautoriteit beoordeelt het verslavingspreventiebeleid van een aanbieder van kansspelen op afstand ten tijde van de aanvraag. Om dit te kunnen beoordelen moet de aanvrager een aantal documenten overleggen. In dit artikel is aangegeven welke documenten en informatie verstrekt moeten worden.
De aanvrager moet gegevens en bescheiden overleggen waaruit blijkt dat hij een vertegenwoordiger heeft gevolmachtigd om buiten rechte in Nederland op te treden met betrekking tot het verslavingspreventiebeleid van de aanvrager. Verder is het nodig dat de contactgegevens van de vertegenwoordiger vooraf bekend zijn bij de Kansspelautoriteit, zeker nu de vertegenwoordiger het aanspreekpunt is voor onder andere de Kansspelautoriteit en die contactgegevens op de website van de Kansspelautoriteit gepubliceerd moeten worden.
Ten aanzien van (de uitvoering van) zijn verslavingspreventiebeleid moet de aanvrager aantonen dat hij een verslavingspreventiebeleid heeft dat voldoet aan de eisen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving en de Beleidsregels verantwoord spelen. Daartoe moet hij een exemplaar van zijn verslavingspreventiebeleid overleggen. Het verslavingspreventiebeleid moet in ieder geval voldoen aan de in artikel 7, eerste en tweede lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, artikel 12 van de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen en paragrafen 3.1 en 3.3 van de Beleidsregel verantwoord spelen genoemde voorwaarden.
Uit zijn verslavingspreventiebeleid moet blijken dat een aanbieder zich inspant en nadenkt over de wijze waarop hij de relatief open wettelijke normen concreet naleeft. Het beleid moet zijn eigen visie hieromtrent weerspiegelen. De Kansspelautoriteit wil de aanbieder bij het toezicht hier concreet op kunnen aanspreken.
In het verslavingspreventiebeleid moet in ieder geval naar voren komen dat een aanbieder uitwerkt wanneer hij welke maatregelen neemt om jongvolwassen spelers beter te beschermen, bijvoorbeeld – en dus niet hiertoe beperkt – door een hogere risicoclassificatie, meer begrenzingen en specialistische trainingen voor personeel. Daarnaast moet uit de beschrijving van de rol van vertegenwoordiger verslavingspreventie blijken hoe deze vertegenwoordiger daadwerkelijk invloed kan uitoefenen op het verslavingspreventiebeleid van de organisatie en hoe is geborgd dat deze vertegenwoordiger ook daadwerkelijk invloed uitoefent op de uitvoering van dit beleid. Bij de risicoanalyse van kansspelen en de daarop af te stemmen interventies en maatregelen en uitkomsten van die analyse moet een aanbieder laten zien welke concrete maatregelen zijn ingericht voor de beheersing van de diverse risico’s en welke overwegingen hij voor de inrichting van elke soort maatregel heeft. Tot slot moet een aanbieder een zogeheten PDCA-cyclus (‘Plan-Do-Check-Act’) of een vergelijkbare werkwijze in zijn verslavingspreventiebeleid hebben ingebouwd, waarmee wordt geborgd dat bij hem sprake is en blijft van een lerende organisatie.
Uit artikel 31a, derde lid, van de wet volgt dat de Kansspelautoriteit voorschriften kan verbinden aan de vergunning in het belang van de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de kansspelen. Op grond van deze bepaling zal de Kansspelautoriteit voorschriften aan de vergunningen verbinden. Sommige van die voorschriften zullen specifiek afhangen van de feiten en omstandigheden betreffende de individuele vergunninghouder. Andere voorschriften zullen aan alle vergunningen worden verbonden. Drie van de voorschriften uit de laatst genoemde categorie zijn opgenomen in artikel 19.1.
Het eerst genoemde voorschrift heeft betrekking op de merknamen, domeinnamen en applicatienamen die de vergunninghouder gebruikt bij het aanbieden van de kansspelen die hij op grond van de vergunning aanbiedt. Als de aanbieder deze namen tijdig verstrekt, wordt het door de Kansspelautoriteit te houden toezicht aanzienlijk effectiever en efficiënter. Daarmee wordt het immers eenvoudiger om bepaald aanbod te kunnen koppelen aan de betreffende vergunninghouder en zijn vergunning. De organisatie van de kansspelen wordt zo aanmerkelijk beter controleerbaar. Hoe de melding van de merknamen, domeinnamen en applicatienamen dient te geschieden, is gepubliceerd op de website van de Kansspelautoriteit.
Het tweede voorschrift dat in artikel 19.1 wordt genoemd, wordt aan de vergunning verbonden in het belang van de verantwoorde organisatie van de kansspelen. De wetgever hecht er een groot belang aan dat spelers zich pas inschrijven bij een aanbieder van online kansspelen nadat zij zich bewust hebben gemaakt van de daaraan verbonden specifieke risico’s. Zo moet bijvoorbeeld voorkomen worden dat spelers die al deelnemen aan kansspelen met weinig risico’s, lichtvaardig overstappen naar risicovoller aanbod. Daarom verbiedt artikel 4a, tweede lid, van de wet dat vergunninghouders hun klanten persoonlijk benaderen om deel te nemen aan risicovollere kansspelen. In lijn hiermee ligt het voor de hand dat ook vergunninghouders die spelers hebben geworven zonder te beschikken over de daarvoor vereiste vergunning, die klanten niet persoonlijk mogen benaderen om deel te nemen aan zulke risicovolle kansspelen. Ook deze klanten moeten immers op eigen initiatief, welbewust en weloverwogen de beslissing nemen dat zij aan het online aanbod van de vergunninghouder willen deelnemen. Zij zijn geworven in een tijd dat de betreffende aanbieder nog niet over de vereiste vergunning beschikte en waarin geen toezicht werd gehouden op het inschrijvingsproces, spelaanbod en preventiebeleid. Omdat deze spelers zo’n aanbieder al kennen, zullen ze makkelijker te overtuigen zijn om zich in te schrijven bij diezelfde aanbieder zodra deze een vergunning heeft, dan spelers die er nooit eerder waren ingeschreven. Dat kan afbreuk doen aan de noodzaak om zich alleen welbewust en weloverwogen in te schrijven. Uit het oogpunt van verslavingspreventie en consumentenbescherming acht de Kansspelautoriteit dit voorschrift daarom noodzakelijk. Deze bepaling staat er eveneens aan in de weg dat vergunninghouders spelers benaderen die zijn geworven door een andere aanbieder, die ten tijde van die verwerving niet over een ingevolge de Wet op de kansspelen verleende vergunning beschikte. Hiermee wordt onder andere voorkomen dat het doel van deze bepaling gefrustreerd kan worden door een nieuwe rechtspersoon op te richten die vervolgens de vergunning aanvraagt of doordat aanbieders binnen hetzelfde concern deze gegevens met elkaar uitwisselen.
Het derde voorschrift ziet op het volgende. Uit artikel 31k van de wet en artikel 4.11 van het Besluit kansspelen op afstand volgt dat een vergunninghouder een speler slechts gebruik mag laten maken van zijn aanbod nadat die speler zich heeft ingeschreven conform de eisen die hoofdstuk 4, afdeling 3, van het Besluit kansspelen op afstand daaraan stelt. De speler zal daartoe de gegevens moeten verstrekken die in hoofdstuk 4, afdeling 3, van het Besluit kansspelen op afstand genoemd worden. Sommige vergunninghouders zullen echter al over alle of een deel van deze gegevens beschikken doordat de betreffende spelers zich al eerder bij hen ingeschreven hadden. Een aantal van die vergunninghouders heeft in het verleden mogelijk kansspelen aangeboden zonder over een vereiste vergunning te beschikken. Voor zulke vergunninghouders geldt dat zij al over klantgegevens hebben beschikt terwijl dat verboden was. Die gegevens mogen niet gebruikt worden bij de inschrijvingsprocedure. Dat betekent in de praktijk dat deze gegevens niet door de vergunninghouder mogen worden ingevuld en dat inschrijving slechts plaatsvindt nadat de speler zijn of haar gegevens, na de vergunningverlening, opnieuw aan de vergunninghouder heeft verstrekt. Het gaat er daarbij om dat de speler zelf het initiatief neemt tot inschrijving en dat er dus een bewuste handeling plaatsvindt. Een oude inschrijving uit de tijd dat de aanbieder nog geen vergunning had mag niet met de spreekwoordelijke druk op de knop overgezet worden naar een nieuwe inschrijving in de zin van de Wet Kansspelen op afstand. Ook als de vergunninghouder weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat gegevens die hij heeft verworven van een derde, niet zijnde de betreffende speler, direct of indirect afkomstig zijn van een aanbieder van kansspelen die ten tijde van die verwerving niet beschikte over een vergunning die is verleend op grond van de wet, mag hij deze gegevens niet gebruiken bij de inschrijvingsprocedure, zoals hierboven omschreven. Hiermee wordt onder andere voorkomen dat het doel van deze bepaling gefrustreerd kan worden door een nieuwe rechtspersoon op te richten die vervolgens de vergunning aanvraagt of doordat aanbieders binnen hetzelfde concern deze gegevens met elkaar uitwisselen. Nadat de speler de betreffende gegevens eenmaal conform deze procedure heeft verstrekt, kan de vergunninghouder ze uiteraard blijven gebruiken. Voor vergunninghouders die reeds eerder kansspelen hebben aangeboden op grond van een ingevolge de wet verleende vergunning geldt deze beperking niet. Zij hebben deze gegevens immers niet in strijd met een verbod verkregen. Uit het bovenstaande volgt dat alleen vergunninghouders aan wie al voorafgaande aan de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de wet, een andere vergunning is verleend op grond van de wet, bij de inschrijvingsprocedure zelf alvast gegevens van de speler mogen invullen.
Het vierde voorschrift is bedoeld om te verzekeren dat een vergunninghouder zowel voor als na het eindigen van de vergunning, respectievelijk zowel voor als na het staken van het speelaanbod, handelt overeenkomstig het exitplan dat hij bij de aanvraag heeft ingediend en daarop toezicht uit te kunnen oefenen.
Het vijfde voorschrift is bedoeld om te verzekeren dat vergunninghouders uitvoering geven aan onherroepelijke vonnissen en aan uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnissen van Nederlandse rechters. Het gaat in het bijzonder om vonnissen die zien op verplichtingen die voorvloeien uit het aanbieden van kansspelen, zoals tot het verstrekken van spelergegevens, de uitbetaling van winsten en het terugbetalen van verliezen.
Deze paragraaf is zowel van toepassing op vergunninghouders als op voormalige vergunninghouders. Dat laatste betekent dat een aanvrager die voorafgaand aan de aanvraag beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de wet, voor de toepassing van deze paragraaf wordt beschouwd als een vergunninghouder. Deze paragraaf is dus ook van toepassing op degene die voorafgaand aan de aanvraag wel over een vergunning beschikte maar op het moment van de aanvraag niet meer.
In het Besluit kansspelen op afstand heeft de wetgever gekozen voor een vergunning met een geldigheidsduur voor bepaalde tijd, te weten (maximaal) vijf jaar. Hiermee heeft de wetgever onder meer beoogd gelegenheid te bieden om de met het toezicht opgedane ervaringen van de Kansspelautoriteit op de exploitatie door vergunninghouders van een (eerdere) vergunning mee te wegen bij de beoordeling van de aanvraag voor een nieuwe vergunning. De weging van de toezichtervaringen in paragraaf 20 vindt plaats binnen de context van artikel 31a, derde lid, 31c en 31h van de wet. Hiervoor hanteert de Kansspelautoriteit een speciale procedure en beoordelingsnormen. Daarbij komen twee aspecten aan de orde.
Ten eerste moet een vergunninghouder bij zijn aanvraag een document verstrekken waarin hij aantoont hoe hij lering heeft getrokken en nog steeds trekt uit eerdere overtredingen van de kansspelwetgeving en uit het feit dat hij daarop is aangesproken door de Kansspelautoriteit. Hiermee kan een vergunninghouder hiermee laten zien hoe hij concreet waarborgt dat dergelijke overtredingen zich niet nogmaals kunnen voordoen. Hiermee wil de Kansspelautoriteit voorkomen dat op deze onderwerpen nogmaals sancties of maatregelen moeten worden genomen. Dat is niet alleen in het belang van de aanbieder, maar ook in het belang van spelers en de maatschappij, die betrouwbaarheid en deskundigheid verwachten van aanbieders. Als het document ontoereikend is, kan dit leiden tot het oordeel dat een vergunninghouder niet (langer) voldoet aan de criteria uit artikel 31c en 31h van de wet.
Ten tweede geeft de Kansspelautoriteit in deze paragraaf aan:
○ met welk doel toezichtervaring wordt meegewogen bij het oordeel over het al dan niet verlenen van een vergunning;
○ welke informatie hierbij kan worden betrokken; en
welke context kan worden gewogen.
Bij de weging van een sanctie of maatregel als bedoeld in artikel 20.3 kan de raad van bestuur gewicht toekennen aan het gegeven in welke boetecategorie deze sanctie of maatregel valt, zoals bedoeld in artikel 4 van het Algemeen boetebeleid Kansspelautoriteit.
De weging van de toezichtervaring over een vergunninghouder is in het bijzonder bedoeld om bij het verlenen van een vergunning te besluiten of er aanleiding is om aan de vergunning bijzondere voorschriften of beperkingen te verbinden, waaronder ter zake van het vergunnen van de in artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand genoemde categorieën. Verder kan de raad van bestuur na het verlenen van de vergunning gedurende een bepaalde periode gerichter toezicht uitoefenen. Dit kan hij doen voor bepaalde thema’s en vereisten en ook integraal, om erop toezicht te houden dat de bedrijfsvoering van een vergunninghouder breed voldoet aan de eisen van artikel 31h van de wet: een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de kansspelen op afstand en het gewaarborgd zijn van effectief toezicht op naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften. Tot slot kunnen toezichtantecedenten leiden tot weigering van een aanvraag op grond van artikelen 31c en 31h van de wet.
Toezichtantecedenten kunnen overigens ook leiden tot weigering van een vergunning in het kader van de integriteitsbeoordelingen op grond van artikel 31i, eerste en derde lid, van de wet. Paragraaf 20 van deze beleidsregels ziet echter niet op deze integriteitsbeoordelingen. Zoals bij paragraaf 3 al is opgemerkt, hanteert de Kansspelautoriteit voor de integriteitsbeoordelingen aparte, algemeen geldende beleidsregels.
Consignatiekas met geld dat in bewaring is gegeven aan het Ministerie van Financiën volgens de Wet op de consignatie van gelden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-29698.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.