Organisatiebesluit BZK 2025

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

gelet op artikel 3, tweede lid van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;

besluit

vast te stellen het navolgende Organisatiebesluit BZK 2025:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Ministerie:

het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. Minister:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

c. bewindspersonen:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, of de Staatssecretaris Digitalisering en Koninkrijksrelaties of de Staatssecretaris Herstel Groningen, afhankelijk van wie het aangaat;

d. capaciteitsplan:

schriftelijk stuk waarin de uitwerking van de flexibele organisatiestructuur van een dienstonderdeel wordt vastgelegd evenals de verdeling van de formatie binnen deze structuur;

e. BZK Kerndepartement:

de Directoraten-Generaal Openbaar Bestuur en Democratische Rechtsstaat, Volkshuisvesting en Bouwen, Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Overheidsorganisatie, Ruimtelijke Ordening en de clusters Mensen en Middelen en Bestuursondersteuning.

f. secretaris-generaal:

de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

HOOFDSTUK 2. HOOFD- EN OVERLEGSTRUCTUUR

Artikel 2

  • 1. Het Ministerie bestaat uit de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal en de volgende dienstonderdelen:

    • a. het directoraat-generaal Openbaar Bestuur en Democratische Rechtsstaat (DGOBDR);

    • b. het directoraat-generaal Volkshuisvesting en Bouwen (DGVB);

    • c. het directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening (DGRO);

    • d. het directoraat-generaal Koninkrijksrelaties (DGKR);

    • e. het directoraat-generaal Digitalisering en Overheidsorganisatie (DGDOO);

    • f. het directoraat-generaal Algemene Bestuursdienst (DGABD);

    • g. het directoraat-generaal Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD);

    • h. het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk (DGVBR);

    • i. de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR);

    • j. de regeringscommissaris Omgevingswet;

    • k. het cluster Mensen en Middelen (M&M);

    • l. het cluster Bestuursondersteuning (BO);

    • m. het agentschap Dienst van de Huurcommissie (DHC);

    • n. het agentschap Logius;

    • o. het agentschap Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG);

    • p. de dienst Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB);

    • q. de dienst Nationaal Coördinator Groningen (NCG).

  • 2. De dienstonderdelen bestaan uit organisatieonderdelen waarvan de inrichting nader kan worden beschreven op een wijze als bedoeld in artikel 31, tweede lid.

  • 3. De secretaris-generaal geeft hiërarchisch leiding aan de leidinggevende functionarissen van de dienstonderdelen genoemd in het eerste lid.

  • 4. De secretaris-generaal geeft ook functioneel leiding aan de leidinggevende functionarissen van de dienstonderdelen genoemd in het eerste lid, met uitzondering van:

    • a. het directoraat-generaal Volkshuisvesting en Bouwen;

    • b. het directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening;

    • c. het Rijksvastgoedbedrijf dat ressorteert onder het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk;

    • d. de regeringscommissaris Omgevingswet;

    • e. het agentschap Dienst van de Huurcommissie dat ressorteert onder het bestuur van de Huurcommissie;

    • f. de dienst Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw die ressorteert onder het bestuur van de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw.

  • 5. De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme genoemd in het eerste lid, onder i, voert de opgedragen taken uit onder verantwoordelijkheid van de Minister. De regeringscommissaris Omgevingswet genoemd in het eerste lid, onder j, voert de opgedragen taken uit onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Artikel 3

  • 1. Er is een Bestuursraad Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Smal en een Bestuursraad Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Breed.

  • 2. De Bestuursraad Smal is samengesteld uit de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal Openbaar Bestuur en Democratische Rechtsstaat, Volkshuisvesting en Bouwen, Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Overheidsorganisatie, Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk, Ruimtelijke Ordening en de directeuren Constitutionele Zaken en Wetgeving en Financieel-economische Zaken. De leden kunnen zich incidenteel laten vervangen door hun plaatsvervangers of, in uitzonderlijke gevallen, door een andere rechtstreeks onder hen ressorterende functionaris. De overige directeuren-generaal en de Chief Information Officer BZK (CIO BZK) hebben een staande uitnodiging voor de Bestuursraad Smal.

  • 3. De Bestuursraad Breed is samengesteld uit de Bestuursraad Smal aangevuld met de directeuren-generaal Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en Algemene Bestuursdienst. De leden kunnen zich incidenteel laten vervangen door hun plaatsvervangers of, in uitzonderlijke gevallen, door een andere rechtstreeks onder hen ressorterende functionaris. De CIO BZK heeft een staande uitnodiging voor de Bestuursraad Breed.

  • 4. De secretaris-generaal van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening neemt deel aan zowel de Bestuursraad breed en smal alleen voor zover het beleidsonderwerpen betreft die het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan gaan.

  • 5. Het overleg in de Bestuursraad Smal, respectievelijk de Bestuursraad Breed, heeft, onverminderd het bepaalde in de departementale mandaat- en volmachtsbesluiten over de bevoegdheden van de afzonderlijke leden van de Bestuursraad Smal, respectievelijk de Bestuursraad Breed ten aanzien van de onderwerpen die in het overleg aan de orde komen, ten doel het bespreken en het bereiken van overeenstemming over de departementale beleids- en beheerkaders en het toezien op de uitvoering van deze kaders.

  • 6. De Bestuursraad Smal, respectievelijk de Bestuursraad Breed, heeft tevens tot doel het bespreken en het bereiken van overeenstemming over aspecten van het departementale personeelsbeleid en personele aangelegenheden alsmede het toezien op de uitvoering hiervan.

  • 7. Al hetgeen in de vergaderingen aan de orde komt is vertrouwelijk, voor zover niet anders is besloten of indien bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 8. Een adviseur van de directie Bestuursadvisering voert het secretariaat van de Bestuursraad.

  • 9. Een adviseur van de directie P&O voert het secretariaat van de bespreking van het departementale personeelsbeleid.

Artikel 4

  • 1. Overeenkomstig artikel 1 van het Besluit regeling functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499), is de secretaris-generaal belast met de ambtelijke leiding van al hetgeen het Ministerie betreft. Tot deze taak behoort in ieder geval:

    • a. het informeren en adviseren van de bewindspersonen over aangelegenheden, de bewindspersonen of het Ministerie betreffende;

    • b. het zorgdragen voor de coördinatie en integratie van beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering binnen het Ministerie;

    • c. het uitoefenen van de algemene controlfunctie bij het Ministerie;

    • d. het leiding geven aan de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de directeur FEZ;

    • e. het voorzitterschap van de Bestuursraad;

    • f. het zorgdragen voor het nemen van besluiten over en het geven van algemene aanwijzingen ten aanzien van de formatie van het Ministerie;

    • g. het voeren van overleg met de Departementale Ondernemingsraad en de Ondernemingsraad BZK Kerndepartement, als bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden, en met de vakbonden zoals bedoeld in paragraaf 26.2 CAO Rijk 2024–2025;

    • h. het geven van uitvoering aan de Regeling audit committees van het Rijk;

    • i. het verlenen of weigeren van goedkeuring van besluiten tot uitzonderingen op de aanbestedingsregelgeving.

  • 2. De secretaris-generaal werkt samen met de secretaris-generaal van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op basis van de afspraken die zijn vastgelegd (Besturingsafspraken).

Artikel 5

  • 1. De plaatsvervangend secretaris-generaal staat onder leiding van de secretaris-generaal.

  • 2. De plaatsvervangend secretaris-generaal heeft onder meer de volgende taken:

    • a. de verantwoordelijkheid voor de departement brede samenhangende bedrijfsvoering georganiseerd in het cluster M&M en cluster BO;

    • b. het leiding geven aan en de eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van de directeuren Personeel en Organisatie (P&O), Chief Information Officer & Informatiemanagement (CIO&I), Communicatie, Kennis, Internationaal, Europa en Macro-economie (KIEM) en Bestuursadvisering (BA);

    • c. de portefeuillehouder in de Bestuursraad voor de onderwerpen P&O, CIO&I, Communicatie, KIEM en BA;

    • d. de verantwoordelijkheid voor één of meerdere departement brede portefeuilles;

    • e. de continuïteitsverantwoordelijke van alle tot het Ministerie behorende uitvoeringsorganisaties, tenzij deze rol ergens anders is belegd;

    • f. de vertegenwoordiging van het Ministerie in de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk;

    • g. de beleidsverantwoordelijke met betrekking tot de departementale herindelingen volgens ‘Handboek departementale herschikkingen 2019’ en eventuele vervolgversies;

    • h. de beleidsverantwoordelijke van de Beveiligingsautoriteit en het fungeren als contactpersoon bij afwezigheid van de secretaris-generaal en de beslissingsbevoegdheid bij calamiteiten.

  • 3. De plaatsvervangend secretaris-generaal is plaatsvervanger van de secretaris-generaal, met uitzondering van de inhoudelijke dossiers op het werkgebied van de directeuren-generaal. In voorkomende gevallen kan de secretaris-generaal ervoor kiezen om de plaatsvervangend secretaris-generaal aan te wijzen als vervanger voor:

    • a. de bestuurstaken in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden richting de Departementale Ondernemingsraad en de Ondernemingsraad Kerndepartement BZK;

    • b. de beleidsverantwoordelijke op het gebied van organisatieontwikkeling en begeleiden van transitie en organisatieveranderingstrajecten die voortvloeien uit wijzigingen in de organisatie;

    • c. domein overstijgende onderwerpen zoals vervanging in Secretarissen-Generaal Overleg en crisisbeheersing.

HOOFDSTUK 3. DIENSTONDERDELEN

Paragraaf 3.1. Directoraat-generaal Openbaar Bestuur en Democratische Rechtsstaat

Artikel 6
  • 1. Het directoraat-generaal Openbaar Bestuur en Democratische Rechtsstaat staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal draagt zorg voor het beschermen en vernieuwen van democratische instituties en het versterken van de rechtsstatelijkheid van overheidshandelen door het uitvoeren van onder andere de volgende taken:

    • a. de inrichting en de bekostiging van het openbaar bestuur, de interbestuurlijke en financiële verhoudingen en het vernieuwen van de financieringssystematiek;

    • b. de borging van de democratische rechtsstaat;

    • c. de borging van de rechtstatelijke instituties, waaronder het parlement, de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman;

    • d. de borging van fundamentele grondrechten en vrijheid van burgers in de Grondwet en andere wet- en regelgeving;

    • e. het onderhoud van het stelsel van de Grondwet en het Statuut;

    • f. de rijksbrede coördinatie van het antidiscriminatiebeleid en de beleidsverantwoordelijkheid voor de Algemene wet gelijke behandeling;

    • g. voorbereiding van de noodzakelijke wijzigingen in het constitutionele bestel;

    • h. de samenwerking met andere overheden aan openbaar bestuur en een weerbare, robuuste democratie;

    • i. het versterken van het gebiedsgericht werken en het inzetten op het verbeteren van de onderlinge samenwerking tussen directies, directoraten-generaal en departementen en interbestuurlijk met andere overheidslagen.

    • j. het zorgdragen voor het herstel van aardbevingsschade, bestaande uit schadeafhandeling, de versterking van gebouwen in Groningen en het bieden van toekomstperspectief voor de regio op sociaal en economisch gebied en de verantwoordelijkheid over de (publiekrechtelijke en privaatrechtelijke) procedures (NAM) die voortkomen uit het verhalen van de kosten van de schadeafhandeling en versterking.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Democratie en Bestuur;

    • b. de directie Bestuur, Financiën en Regio’s;

    • c. de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

    • d. de directie Schadeherstel Groningen;

    • e. de directie Versterken en Perspectief Groningen.

Artikel 7
  • 1. De directie Constitutionele Zaken en Wetgeving staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie is, naast de beleidsmatige taken zoals genoemd in artikel 6, tweede lid, onderdeel b tot en met j van dit besluit, belast met de departement brede juridische taken en zelfstandige advisering over onder meer:

    • a. het beheer en onderhoud van de Grondwet en het Statuut van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

    • b. de toetsing van (concept)regelgeving, beleid en maatregelen aan de Grondwet, het Statuut en relevante internationale verdragen, inclusief het EU-recht, alsmede het vervullen van de functie van Coördinatiepunt staatssteun decentrale overheden (CSDO);

    • c. het opstellen van regelgeving waar de bewindspersonen eerstverantwoordelijk voor zijn;

    • d. het bijdragen aan de totstandkoming van nationale en internationale wetgeving waarbij de bewindspersonen mede zijn betrokken;

    • e. de noodzaak, wenselijkheid en mogelijkheid om door middel van wetgeving bij te dragen aan het bereiken van de beleidsdoelstellingen van de bewindspersonen;

    • f. het begeleiden en voeren van bestuursrechtelijke en civielrechtelijke (gerechtelijke) procedures namens de bewindspersonen of de Staat der Nederlanden en de advisering over juridische aangelegenheden in het algemeen, alsmede de advisering in bijzondere opdrachten van bewindspersonen en de ambtelijke top;

    • g. de rijksbrede stelselverantwoordelijkheid voor de Omgevingswet van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Paragraaf 3.2. Directoraat-generaal Volkshuisvesting en Bouwen

Artikel 8
  • 1. Het directoraat-generaal Volkshuisvesting en Bouwen staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal richt zich op het domein van wonen en gebouwde omgeving, bouwen en de energietransitie van de gebouwde omgeving in Nederland, geeft uitvoering aan de regisserende en ondersteunende rol van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en heeft onder meer de volgende taken:

    • a. het beleid en de regelgeving voor de huurwoningmarkt, woningcorporaties en koopwoningmarkt, gericht op betaalbaarheid, kwaliteit en leefbaarheid van woningen;

    • b. de realisatie van de kwantitatieve en kwalitatieve bouwopgave – op korte, middellande en lange termijn – en het in balans brengen van vraag en aanbod op de woningmarkt;

    • c. de ontwikkeling van de kaders en de regelingen ter stimulering van de energietransitie in de gebouwde omgeving en de realisatie van aardgasvrije wijken en klimaat neutrale gebouwen;

    • d. de focus op wonen en gebouwde omgeving, financiële aspecten en het realiseren van energietransitie-doelen;

    • e. het ontwikkelen en realiseren van een hernieuwde Nationale Woon- en Bouwagenda en de maatregelen om vraag en aanbod op de woningmarkt in balans te brengen;

    • f. de samenwerking met andere overheden en partners ter realisatie van de gestelde ambitie op het gebied van de woningbouw;

    • g. het verlenen van ondersteuning in kennis en handelingsperspectief aan gemeenten, het bevorderen van kennisdeling tussen gemeenten ten behoeve van de lokale warmtetransitie en het versnellen daarvan, en het periodiek monitoren van de voortgang;

    • h. de beleidsverantwoordelijke voor het zelfstandige bestuursorgaan de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw;

    • i. de beleidsverantwoordelijke voor het zelfstandige bestuursorgaan de Huurcommissie.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Bouwen en Energie;

    • b. de directie Woningbouwbeleid;

    • c. de directie Realisatie Woningbouw;

    • d. de directie Wonen;

    • e. de programmadirectie Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW).

  • 4. De directeur Woningbouwbeleid is tevens plaatsvervangend directeur-generaal Volkshuisvesting en Bouwen.

Paragraaf 3.3. Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening

Artikel 9
  • 1. Het directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal richt zich op het algemeen beleid ruimtelijke ordening en de regie op de uitvoering van de inrichting van de leefomgeving in Nederland, en heeft onder meer de volgende taken:

    • a. het algemeen beleid, de programmatische aanpak en de borging van de ruimtelijke ordening in Nederland;

    • b. de regie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en inrichting van de ruimte en de politieke, interdepartementale en interbestuurlijke besluitvorming bij tegengestelde belangen;

    • c. de interbestuurlijke en interdepartementale programmering en coördinatie van (de inwerkingtreding, implementatie en doorontwikkeling van) de Nationale omgevingsvisie, de Omgevingswet en GEO-informatie als stelselverantwoordelijk Ministerie, en de doorontwikkeling van de stelselverantwoordelijkheid;

    • d. de beleidsvorming op hoe de nationale regie op de ruimtelijke inrichting vorm krijgt, voorbereiding van politieke besluitvoering en voorbereiding van wetgeving vanuit ruimtelijk perspectief;

    • e. de nationale regie op de gebieden en/of regio’s die aandacht behoeven en/of waar sprake is van conflicterende belangen en inzet richting de uitvoering;

    • f. het grondbeleid en de inzet van het grondinstrumentarium ten behoeve van de realisatie;

    • g. het inzicht van juridisch instrumentarium.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Ruimtelijk Beleid;

    • b. de directie Ruimtelijke Ontwikkeling;

    • c. de programmadirectie Aan de Slag.

Paragraaf 3.4. Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties

Artikel 10
  • 1. Het directoraat-generaal Koninkrijksrelaties staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal heeft onder meer de volgende taken:

    • a. het zorg dragen voor een toekomstbeeld, scenario’s en handvatten om het Koninkrijk nader vorm en inhoud te geven, door beleidsvorming, beleidsvaststelling en uitvoering;

    • b. het onderhouden van goede relaties met en het coördineren van de samenwerking met de openbare lichamen van Caribisch Nederland en met Curaçao, Aruba en Sint Maarten;

    • c. het met andere partners binnen en buiten het departement zorg dragen voor het opstellen en verwezenlijken van het beleid van het Ministerie voor de openbare lichamen van Caribisch Nederland;

    • d. het met andere partners binnen en buiten het departement zorg dragen voor de coördinatie van het algemene beleid van de Rijksoverheid op dit terrein, met de speerpunten die samen met de openbare lichamen van Caribisch Nederland en de departementen worden bepaald;

    • e. het beheersmatig aansturen van de kabinetten van de gouverneur en de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • f. het ter beschikking stellen van mensen en middelen aan het College Financieel Toezicht Curaçao en Sint Maarten, het College Financieel Toezicht Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en het College Aruba Financieel Toezicht;

    • g. het aansturen van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN);

    • h. het ondersteunen van de Vertegenwoordiger bij het uitvoeren van zijn taken en opdracht zoals vastgelegd in het koninklijk besluit van 4 maart 2013 (Stcrt. 2013, nr. 8486).

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de dienst Rijksdienst Caribisch Nederland;

    • b. de dienst SSO-CN.

  • 4. Het directoraat-generaal kent geen directies, maar wel de volgende verantwoordelijken:

    • a. de directeur Landen;

    • b. de directeur Caribisch Nederland.

  • 5. Onder de directeur Landen ressorteert de Vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. De Vertegenwoordiger geeft leiding aan de Vertegenwoordiging.

  • 6. De Vertegenwoordiger heeft de taken als bedoeld in het besluit in het tweede lid onder h.

Paragraaf 3.5. Directoraat-generaal Digitalisering en Overheidsorganisatie

Artikel 11
  • 1. Het directoraat-generaal Digitalisering en Overheidsorganisatie staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal heeft onder meer de volgende taken:

    • a. de ontwikkeling van het werkgeverschap in de publieke sector (met een accent op de kabinetssectoren), modernisering van het werkgeverschap voor de sector Rijk, en de doorontwikkeling van de personele functie (HRM) van en in de Rijksdienst;

    • b. de interbestuurlijke en interdepartementale ontwikkeling van de i-Overheid voor burgers en bedrijven:

      • 1°. de randvoorwaardelijke beleidsontwikkeling ten behoeve van de i-samenleving waaruit onder andere voortvloeit de ontwikkeling en realisatie van de digitale basisvoorzieningen voor burgers en bedrijven, met inbegrip van de bijbehorende regelgeving, toezicht en de bijbehorende bestuurlijke structuur voor de aansturing en financiering van de voorzieningen;

      • 2°. de beleidsverantwoordelijke van RvIG, Logius, DICTU, ICTU, de Kamer van Koophandel en de samenwerkingsovereenkomsten met de Rijksdienst voor ondernemend Nederland voor zover deze voortkomen uit de verantwoordelijkheid voor de voorzieningen en beleidsverantwoordelijkheden;

      • 3°. de digitale identificatie (eID);

    • c. het bevorderen van de optimale vormgeving van de informatisering en ICT in het Rijk en bij zelfstandige bestuursorganen door het stellen van kaders en het toezicht daarop;

    • d. de ontwikkeling van en sturing op het rijksbrede bedrijfsvoeringsbeleid en de beoordeling of de beleidsambities worden gerealiseerd;

    • e. de kaders voor inkoop, aanbesteden, faciliteiten en huisvesting bij het Rijk en het toezicht daarop;

    • f. de doorontwikkeling van een rijksdienst en van een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering van de overheid, inclusief de monitoring en verantwoording van het rijksbrede bedrijfsvoeringsbeleid;

    • g. het zorgdragen voor de stelsels van de basisregistratie personen, de Persoonsinformatievoorziening in de Caribische delen van het Koninkrijk (PIVA), het burgerservicenummer en reisdocumenten met de bijbehorende registraties, alsmede de verwerking van persoonsgegevens met het oog op die stelsels;

    • h. de zorg voor het bewaken van het integrale karakter en de consistentie van de rijksbrede kaders voor beveiliging alsmede het toezicht op de werking van de integrale beveiliging van de Rijksdienst;

    • i. de coördinerende functie op digitalisering van de samenleving, waarin economisch belang, grondrechten en veiligheid samenkomen en geborgd worden in de digitale driehoek van het Ministerie, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat;

    • j. het versterken van de samenwerking tussen de EU-lidstaten op het gebied van digitalisering en het aanpakken van digibetisme.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Ambtenaar en Organisatie (DA&O);

    • b. de directie Inkoop- Facilitair- en Huisvestingsbeleid Rijk (DIFHR);

    • c. de directie Chief Information Officier Rijk;

    • d. de directie Digitale Samenleving;

    • e. de directie Digitale Overheid;

    • f. het secretariaat voor het Adviescollege ICT-toetsing;

    • g. het bureau Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding.

  • 4. De directeur Digitale Samenleving is tevens plaatsvervangend directeur-generaal Digitalisering en Overheidsorganisatie. De plaatsvervangend directeur-generaal Digitalisering en Overheidsorganisatie is verantwoordelijk voor de positionering, profilering en vertegenwoordiging van Nederland in Europa op de digitaliseringopgave.

Paragraaf 3.6. Directoraat-generaal Algemene Bestuursdienst

Artikel 12
  • 1. Het directoraat-generaal Algemene Bestuursdienst staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal heeft onder meer de volgende taken:

    • a. het bijdragen aan de versterking van het management door beleid te ontwikkelen en uit te voeren op het gebied van management development;

    • b. het ontwikkelen van instrumenten nodig voor de realisatie van het beleid;

    • c. het ontwikkelen van producten en diensten ter bevordering van de ontwikkeling van managers;

    • d. het adviseren en begeleiden van individuele managers op gebied van opleiding en in hun (loopbaan)ontwikkeling;

    • e. het bijdragen aan de beschikbaarheid van managers en aan talentontwikkeling;

    • f. het waar nodig realiseren van strategisch advies en de bezetting met tijdelijke capaciteit;

    • g. het zorgen voor loopbaanbegeleiding en fungeren als gedelegeerd werkgever voor het topmanagement van de Rijksdienst;

    • h. het uitvoeren van HRM-dienstverlening voor de bewindspersonen.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Management Development Rijk (MDR);

    • b. de directie Beleid en Bedrijfsvoering;

    • c. ABD Topconsult.

Paragraaf 3.7. Directoraat-generaal Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Artikel 13
  • 1. Het directoraat-generaal Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst staat onder leiding van een directeur-generaal en een plaatsvervangend directeur-generaal.

  • 2. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst heeft de taken, bedoeld in artikel 8 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

  • 3. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de Directie Inlichtingen;

    • b. de Directie Operatiën;

    • c. de Directie Bedrijfsvoering;

    • d. de Directie Data & Informatievoorziening;

    • e. de Centrale Staf.

  • 4. De Centrale Staf staat onder leiding van de plaatsvervangend directeur-generaal.

Paragraaf 3.8 Het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk

Artikel 14
  • 1. Het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Onder de directeur-generaal ressorteert een plaatsvervangend directeur-generaal. De plaatsvervangend directeur-generaal heeft de personele verantwoordelijkheid van de directeuren van de organisatieonderdelen genoemd in het vierde lid, onder b tot en met i, en treedt tevens op als gemandateerd continuïteitsverantwoordelijke. De plaatsvervangend directeur-generaal is plaatsvervangend directeur-generaal op Rijksbrede bedrijfsvoering. De plaatsvervangend directeur-generaal is geen plaatsvervangend directeur-generaal voor het Rijksvastgoedbedrijf.

  • 3. Het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk heeft onder meer de volgende taken:

    • a. de taken, bedoeld in het Besluit taak RVB 2017;

    • b. het op kwalitatief goede en efficiënte wijze uitvoeren van bedrijfsvoeringstaken voor de Rijksoverheid;

    • c. het bevorderen, realiseren en (doen) in stand houden van onderlinge samenhang, integratie en synergie in de dienstverlening vanuit het directoraat-generaal;

    • d. het optreden als gemandateerd continuïteitsverantwoordelijke voor de organisatieonderdelen, genoemd in het vierde lid, onder b tot en met i.

  • 4. Het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. het agentschap Rijksvastgoedbedrijf;

    • b. het agentschap Organisatie en Personeel Rijk;

    • c. het agentschap Rijksorganisatie voor Ontwikkeling, Digitalisering en Innovatie;

    • d. het agentschap Rijksorganisatie Beveiliging en Logistiek;

    • e. het agentschap FMHaaglanden;

    • f. het agentschap SSC-ICT;

    • g. de kasdienst Rijksinkoopsamenwerking;

    • h. de kasdienst Organisatie voor Bedrijfsvoering en Financiën;

    • i. de kasdienst Rijksorganisatie voor Informatiehuishouding.

  • 5. Het Rijksvastgoedbedrijf bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Strategie en Digitalisering;

    • b. de directie Transacties & Projecten;

    • c. de directie Gebieds- en Vastgoedontwikkeling;

    • d. de directie Vastgoedbeheer;

    • e. de directie Financiën en Bestuursadvisering;

    • f. het bureau directeur-generaal;

    • g. het Atelier Rijksbouwmeester.

  • 6. Het Rijksvastgoedbedrijf staat onder leiding van een directeur-generaal die tevens directeur-generaal is van het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk.

  • 7. Voor aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het Rijksvastgoedbedrijf treedt de directeur-generaal op en doet stukken af en ondertekent deze als directeur-generaal Rijksvastgoedbedrijf en voor de overige aangelegenheden als directeur-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk.

Paragraaf 3.9. De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme

Artikel 15
  • 1. De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme staat beheersmatig onder leiding van de secretaris-generaal.

  • 2. De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme heeft onder meer de volgende taken:

    • a. het bevorderen en voeren van overleg met en het onderhouden van relaties met maatschappelijke initiatieven, bewegingen en belangengroepen op het terrein van discriminatie, alsmede met betrokken bestuursorganen en bedrijven;

    • b. het doen van een voorstel aan de Minister voor het meerjarig programma alsmede de jaarlijkse actieprogramma’s;

    • c. het bevorderen dat alle betrokken partijen, zowel binnen de overheid als in de samenleving, vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, hun rol vervullen om de aanpak van discriminatie te versterken en de doelen van het Nationaal Programma te halen;

    • d. het bewaken van de voortgang van de uitvoering van het Nationaal Programma en daarover rechtstreeks adviseren aan de Minister;

    • e. het op verzoek bijstaan van de Minister bij de behandeling van het Nationaal Programma in het parlement, waarbij de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme desgewenst het woord kan voeren over feiten en omstandigheden betreffende het Nationaal Programma;

    • f. het doen van voorstellen voor de agenda van de vergaderingen van de ‘Stuurgroep voor de aanpak van discriminatie en racisme;

    • g. het nemen van initiatieven in het opbouwen en in stand houden van draagvlak voor het Nationaal Programma;

    • h. het bevorderen van de communicatie over het Nationaal Programma.

  • 3. De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme wordt bij het uitvoeren van zijn taken ondersteund door een bureau. Het hoofd van het Bureau wordt rechtstreeks aangestuurd door de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme.

Paragraaf 3.10. De regeringscommissaris Omgevingswet

Artikel 16
  • 1. De regeringscommissaris Omgevingswet staat beheersmatig onder leiding van de secretaris-generaal.

  • 2. De regeringscommissaris Omgevingswet heeft de volgende taken:

    • a. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Ministers die het mede aangaat over en het doen van voorstellen voor de kwaliteit, eenheid of doorontwikkeling van het wettelijk stelsel van de Omgevingswet;

    • b. het signaleren en agenderen van belangrijke ontwikkelingen rondom het wettelijk stelsel van de Omgevingswet; en

    • c. het bij de uitvoering van de taken onder a en b: zorgen voor verbinding met de uitvoeringspraktijk, bestuur, wetenschap en rechtelijke macht.

    • d. De regeringscommissaris Omgevingswet wordt voor de werkzaamheden ondersteund door de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving en heeft een budget voor de toebedeelde taken. De middelen hiervoor worden verstrekt door het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Paragraaf 3.11. Cluster Mensen en Middelen

Artikel 17
  • 1. Het cluster Mensen en Middelen, met uitzondering van FEZ en sRob, staat onder inhoudelijke leiding van de plaatsvervangend secretaris-generaal en onder beheersmatige leiding van de clusterdirecteur Mensen en Middelen. De directeur P&O vervult de rol van clusterdirecteur Mensen en Middelen. Bij afwezigheid van de plaatsvervangend secretaris-generaal is de clusterdirecteur Mensen en Middelen plaatsvervanger ten aanzien van aangelegenheden die het cluster Mensen en Middelen als geheel betreffen. Bij afwezigheid van de clusterdirecteur Mensen en Middelen is de directeur FEZ eerste plaatsvervanger en de directeur Chief Information Officer & Informatiemanagement tweede plaatsvervanger.

  • 2. De directie FEZ staat onder de inhoudelijk leiding van de secretaris-generaal en onder de beheersmatige leiding van de plaatsvervangend secretaris-generaal.

  • 3. Het sRob staat onder de beheersmatige leiding van de clusterdirecteur Mensen en Middelen.

  • 4. Het cluster Mensen en Middelen draagt zorg voor integrale advisering over mensen en middelen op niveau van de bestuursraden, de directoraten-generaal en directies.

  • 5. Het cluster bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie P&O (P&O);

    • b. de directie Financieel-Economische Zaken (FEZ);

    • c. de directie Chief Information Officer & Informatiemanagement (CIO&I);

    • d. het secretariaat van de Raad voor het openbaar bestuur (sRob).

Artikel 18
  • 1. De directie P&O staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft onder meer de volgende taken:

    • a. kaders stellen, adviseren, initiëren en controller zijn in de P-kolom voor het Ministerie;

    • b. bemensen van het tijdelijk werk binnen het kerndepartement;

    • c. vormen van de permanent flexibele schil van het kerndepartement voor project- en programmamanagement;

    • d. vormgeven van de organisatieontwikkeling;

    • e. samen met Rijksleveranciers het aanbieden van huisvesting, een (Arbo conforme) werkplek en (kantoor-)automatisering.

  • 3. Onderdeel van de Directie P&O is et Bureau Integriteit en Sociale Veiligheid. Het Bureau Integriteit en Sociale Veiligheid geeft invulling aan de stelselverantwoordelijkheid op integriteit en sociale veiligheid. Het Bureau Integriteit en Sociale Veiligheid staat beleids- en beheersmatig onder leiding van de directeur P&O en voor de behandeling van integriteitscasuïstiek onder leiding van de secretaris-generaal.

Artikel 19
  • 1. De directie Financieel-economische Zaken staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft onder meer de volgende taken:

    • a. de dienstverlening en vakinhoudelijke advisering ten behoeve van het beleid van de financieel-economische processen, het (doen) vertalen van centrale kaders en richtlijnen in specifieke voorschriften en procedures;

    • b. het beoordelen van beleidsvoorstellen op samenhang tussen inhoudelijke doelstellingen en middeleninzet, inclusief de advisering aan de bewindspersonen, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal en de bestuursraad;

    • c. het Ministerie breed toetsen van de producten in het kader van de begroting, beleid en beheer en het adviseren van de politieke en ambtelijke top hierover;

    • d. het voeren van overleg namens het departement met het Ministerie van Financiën over alle begrotings- en verantwoordingsaangelegenheden;

    • e. het zorgdragen voor een adequaat financieel-economisch beheer voor het Ministerie;

    • f. het borgen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de daaraan verbonden (financieel administratieve) processen binnen het Ministerie;

    • g. het adviseren van de bewindspersonen, de secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal ten aanzien van bijzondere vraagstukken op concernniveau.

    • h. het adviseren van de (gemandateerd) continuïteitsverantwoordelijken van agentschappen, ZBO’s en diensten.

  • 3. De directeur Financieel-economische Zaken bekleedt de functie van coördinerend directeur Inkoop (CDI) en heeft vanuit die hoedanigheid onder meer de volgende taken:

    • a. het stellen van kaders voor het inkoopbeleid van het Ministerie;

    • b. de coördinatie van de inkoopfunctie en het contractbeheer van het Ministerie;

    • c. de centrale ondersteuning en advisering bij inkoopvraagstukken;

    • d. het adviseren van de (gemandateerd) continuïteitsverantwoordelijken van rijksbrede inkoopcategorieën binnen het Ministerie.

Artikel 20
  • 1. De directie CIO&I staat onder leiding van een directeur. De directeur CIO&I vervult tevens de rol van CIO BZK.

  • 2. De directie draagt conform het Besluit CIO-stelsel Rijksdienst 2021 onder meer zorg voor de advisering, kaderstelling, toezicht en handhaving op het terrein van de informatievoorziening en ICT binnen bedrijfsvoering en beleid in algemene zin, het gebruik van ICT-middelen, alsmede voor het bevorderen van informatiebewustzijn, informatiebeveiliging en (toezicht op) privacy. De directie CIO & I draagt hiertoe bij op de volgende wijze:

    • a. het opstellen en coördineren van de departementale strategie en visie op de informatievoorziening en ICT voor bedrijfsvoering en beleid;

    • b. het adviseren op en strategisch sparren over de sturing op het geheel aan programma’s en projecten, de samenhang en de risico’s ten aanzien van de IT-projectenportfolio en de sturing op Lifecyclemanagement, Beheer en Exploitatie, Architectuur en portfoliomanagement;

    • c. het opstellen en coördineren van een samenhangende aanpak op privacy, gegevensbescherming en integrale- en informatiebeveiliging, waartoe de directie ook de Functionaris Gegevensbescherming van het Ministerie huisvest;

    • d. het stimuleren van de digitale vernieuwing binnen het Ministerie door te investeren in een cultuur van kennisdeling en het vertalen van technologische ontwikkelingen naar BZK-beleid en het vertalen van het Rijksbrede beleid naar de eigen organisatie;

    • e. het ontwikkelen en coördineren van informatievoorzieningsbeleid en digitaliseringsbeleid en de ontwikkeling, met inachtneming van toepasselijke rijksbrede kaders en ICT-voorzieningen;

    • f. het sturen op het gebruik, de toegankelijkheid en integriteit van data en informatie van en door het Ministerie met als doel een duurzame en toegankelijke informatiehuishouding te realiseren binnen het Ministerie;

    • g. het uitvoeren van oordelen aangaande de beheersing, haalbaarheid, risico’s en implicaties van alle voorgenomen en in uitvoering zijnde activiteiten met een (grote) ICT-component, conform de daarvoor geldende rijksbrede kwaliteitsnormen en het adviseren van lijnmanagement en bewindspersonen hierover;

    • h. de verantwoordelijk voor het CIO stelsel van het Ministerie, het uitvoeren van de bijbehorende PDCA cyclus, CIO gesprekken, eigenaar van het I-beraad en het aanmelden van activiteiten bij het Adviescollege ICT-toetsing, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet Adviescollege ICT-toetsing.

Paragraaf 3.13. Cluster Bestuursondersteuning

Artikel 21
  • 1. Het cluster Bestuursondersteuning staat onder inhoudelijke leiding van de plaatsvervangend secretaris-generaal en onder beheersmatige leiding van de clusterdirecteur Bestuursondersteuning. De rol van clusterdirecteur Bestuursondersteuning wordt roulerend vervuld door de directeuren KIEM, BA en Communicatie. Bij afwezigheid van de plaatsvervangend secretaris-generaal is de clusterdirecteur Bestuursondersteuning plaatsvervanger ten aanzien van aangelegenheden die het cluster Bestuursondersteuning als geheel betreffen.

  • 2. Het cluster Bestuursondersteuning helpt beleid en uitvoering publieke waarde te realiseren, rekening houdend met de politieke omgeving waarin die waardecreatie plaatsvindt en moet worden gelegitimeerd. Het cluster draagt zorg voor de overkoepelende blik, de signaalfunctie en het verbindend vermogen.

  • 3. Het cluster bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • a. de directie Communicatie;

    • b. de directie Bestuurlijke Advisering (BA);

    • c. de directie Kennis, Internationaal, Europa en Macro-economie (KIEM).

Artikel 22
  • 1. De directie Communicatie staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft onder meer de volgende taken:

    • a. optreden als strategische, autonome adviseur van bewindspersonen, ambtelijke top en beleid met als doel het helpen ontwikkelen en realiseren van maatschappelijk gedragen beleid;

    • b. werken aan het realiseren van de lange-termijn-ambities van kabinet en departement;

    • c. managen van de dagelijkse actualiteit (kansen, issues, crises).

Artikel 23
  • 1. De directie BA staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft onder meer de volgende taken:

    • a. het Ministerie en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in de volle breedte ondersteunen bij het aanbrengen van samenhang en integraliteit in het politieke en beleidswerk, specifiek vanuit politiek-bestuurlijk oogpunt;

    • b. adviseren van directies en bewindspersonen op inhoud;

    • c. faciliteren van het proces van stukkenstroom onder meer door gerichte kennisoverdracht, het aanbieden van een aanpak bij belangrijke, nieuwe dossiers, het beschikbaar stellen van informatie en hulpmiddelen en met inzet van haar uitgebreide netwerk binnen en buiten het Ministerie en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

    • d. coördinatie en monitoring van de parlementaire informatiestromen tussen het Ministerie en/of het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Eerste en Tweede Kamer en facilitaire, protocollaire en managementondersteuning van de ambtelijke en politieke leiding;

    • e. advisering Openbare Orde, Inlichtingen en Veiligheid, ondersteuning ten aanzien van de sturing en het beheer van de AIVD en de besluitvorming, verantwoording en toezicht op het gebied van operationele uitvoering;

    • f. voorbereiding van het departement op het beheersen van grootschalige incidenten, actualiteiten of crises, en invulling van de piketfunctie en interdepartementaal aanspreekpunt in geval van crisis.

Artikel 24
  • 1. De directie KIEM staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft onder meer de volgende taken:

    • a. de inhoudelijke, BZK/VRO-brede strategische agenda versterken;

    • b. het Europees en internationaal beleid van BZK en VRO coördineren;

    • c. de economische rationaliteit inbrengen in het BZK/VRO-beleid.

Paragraaf 3.14. Dienst van de Huurcommissie

Artikel 25

Paragraaf 3.15. Agentschap Logius

Artikel 26
  • 1. Logius staat onder leiding van een algemeen directeur.

  • 2. Logius heeft onder meer de volgende taken:

    • a. het beheren en exploiteren van overheidsbrede samenhangende ICT voorzieningen op het gebied van toegang, gegevensuitwisseling, informatiebeveiliging, standaardisatie, overheidspublicaties en overheidsinformatie ten behoeve van digitale dienstverlening van de overheid en publieke instellingen aan burgers en bedrijven;

    • b. het bevorderen van het gebruik van deze generieke voorzieningen;

    • c. het beheren van stelsels van de generieke digitale infrastructuur;

    • d. het voeren van het secretariaat voor het Forum voor Standaardisatie.

Paragraaf 3.17. Agentschap Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Artikel 27
  • 1. De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens staat onder leiding van een algemeen directeur.

  • 2. De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens heeft onder meer de volgende taken:

    • a. het beheer van de basisregistratie personen, de persoonsinformatievoorziening in de Caribische delen van het Koninkrijk, het burgerservicenummer en de Nederlandse reisdocumenten;

    • b. de wijze waarop de persoonsgegevens van burgers worden vastgelegd, beheerd en verstrekt voor de publieke dienstverlening;

    • c. het bijdragen aan onderzoek en ontwikkeling, innovatie en regie in het identiteitsdomein.

Paragraaf 3.18. Dienst Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw

Artikel 28
  • 1. De dienst Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw staat onder leiding van het bestuur van de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw.

  • 2. De dienst Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw heeft de taken bedoeld in artikel 7ak Woningwet.

Paragraaf 3.19 Dienst Nationaal Coördinator Groningen

Artikel 29
  • 1. De dienst Nationaal Coördinator Groningen staat onder leiding van een algemeen directeur.

  • 2. De dienst Nationaal Coördinator Groningen heeft tot taak:

    • a. het zorg dragen voor de versterkingsoperatie van woningen en gebouwen in het aardbevingsgebied in Groningen, waaronder begrepen:

      • 1°. het begeleiden van de bewoners gedurende het versterkingsproces;

      • 2°. het daartoe benodigde contracteren, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het voeren van de daartoe behorende inkoopprocessen;

      • 3°. het nemen van de daartoe nodige besluiten, en

      • 4°. het voeren van overleg over deze versterkingsoperatie met de partijen die hierin belang hebben dan wel een belang behartigen;

    • b. het bijdragen aan onderzoek, ontwikkeling en innovatie om de versterkingsoperatie te versnellen en het ter hand nemen van alle zaken die bijdragen aan de versterkingsoperatie;

    • c. het bevorderen van maatschappelijk, politiek en bestuurlijk draagvlak voor de versterkingsoperatie, maatschappelijke participatie in de uitvoering daarvan, het behandelen van geschillen, het vinden van oplossingen en het herstel van vertrouwen;

    • d. het nemen van beslissingen die de versterkingsoperatie bevorderen of die vanwege overwegingen van redelijke en billijke aard nodig zijn.

  • 3. De dienst Nationaal Coördinator Groningen bestaat uit:

    • a. de directie Bedrijfsvoering;

    • b. de directie Uitvoering Centraal;

    • c. de directie Versterking Eemsdelta;

    • d. de directie Versterking Stad & Ommeland.

Paragraaf 3.19. Toedeling taken aan het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Artikel 30
  • 1. De volgende dienstonderdelen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verrichten uitsluitend taken voor het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening:

    • a. het directoraat-generaal Volkshuisvesting en Bouwen;

    • b. het directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening;

    • c. het agentschap Rijksvastgoedbedrijf;

    • d. het agentschap Dienst van de Huurcommissie;

    • e. de dienst Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw;

    • f. de regeringscommissaris Omgevingswet;

    • g. de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving voor zover het de taak uit artikel 7, tweede lid, aanhef en onder g, betreft;

    • h. de directie Bestuur, Financiën en Regio’s.

  • 2. De volgende dienstonderdelen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verrichten ook taken voor het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening:

    • a. het cluster Mensen & Middelen;

    • b. het cluster Bestuursondersteuning;

    • c. de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving met uitzondering van de taak uit artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a.

HOOFDSTUK 4. OVERIGE BEPALINGEN

Paragraaf 4.1. Inrichting van de organisatie

Artikel 31
  • 1. De Minister stelt de inrichting van de organisatie vast conform het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011.

  • 2. De secretaris-generaal is bevoegd tot het nader vaststellen van de inrichting van de onder de directoraten-generaal, de clusters M&M en BO, Logius en RvIG ressorterende organisatieonderdelen, na advisering door de directeur P&O.

  • 3. De secretaris-generaal is bevoegd tot het nader vaststellen van de inrichting van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst op voordracht van de directeur-generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en na advisering van de directeur P&O.

  • 4. De secretaris-generaal en de directeuren-generaal van Algemene Bestuursdienst, Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk en van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst stellen met inachtneming van dit besluit ten behoeve van hun dienst- of organisatieonderdelen periodiek een capaciteitsplan vast.

Paragraaf 4.2. Overige taken

Artikel 32
  • 1. Tot de taak van de directoraten-generaal, de clusters M&M en BO, RvIG en Logius behoort voorts de uitvoering van andere taken dan hiervoor genoemd, in opdracht van de bewindspersonen, de secretaris-generaal of de plaatsvervangend secretaris-generaal, voor zover hogere wet- en regelgeving zich daartegen niet verzet.

  • 2. Tot de taak van de in dit besluit genoemde organisatieonderdelen, ressorterend onder de dienstonderdelen genoemd in het eerste lid, behoort voorts de uitvoering van andere taken dan vermeld, in opdracht van de bewindspersonen, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of de directeur-generaal, voor zover hogere wet- en regelgeving zich daartegen niet verzet.

Paragraaf 4.3. Beheer

Artikel 33
  • 1. De directeur P&O is belast met het beheer van dit besluit.

  • 2. De secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de algemeen directeuren Logius, RvIG en NCG, ieder voor zover het hen aangaat, zijn verantwoordelijk voor een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de directeur P&O van de gegevens die een goed beheer van dit besluit mogelijk maken.

  • 3. Het beheer en de aanlevering van gegevens geschieden met inachtneming van de desbetreffende (richtlijnen inzake) administratieve organisatiebeschrijvingen.

Artikel 34

Wijziging van dit besluit is voorbehouden aan de Minister en geschiedt op voordracht van de directeur P&O.

Paragraaf 4.4. Slotbepalingen

Artikel 35

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2025.

Artikel 36

Dit besluit wordt aangehaald als: Organisatiebesluit BZK 2025.

Artikel 37

Het Organisatiebesluit BZK 2023 wordt met ingang van 1 juli 2025 ingetrokken.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark

TOELICHTING

Algemeen

Het Organisatiebesluit BZK 2025 is vastgesteld op basis van artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011. Dit artikel schrijft voor dat de organisatie van een Ministerie bij beschikking wordt vastgesteld.

Met het Organisatiebesluit BZK 2025 is de organisatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vastgesteld. Het Kabinet Schoof heeft besloten tot oprichting van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO). Met de (politieke) keuze voor het inrichtingsmodel ‘twee ministeries, één organisatie’ wordt de ambtelijke ondersteuning van de Ministers van BZK en van VRO vanuit één ambtelijke organisatie geborgd. Die ambtelijke organisatie is onder het Ministerie BZK gepositioneerd.

Verder heeft het Kabinet Schoof besloten dat het Ministerie van BZK wordt belast met de belangenbehartiging van de aangelegenheden op het terrein van de hersteloperatie Groningen. De hiermee samenhangende organisatorische wijzigingen zijn in dit besluit doorgevoerd.

Artikel 2

In artikel 2 zijn de dienstonderdelen van het Ministerie van BZK opgenomen. De tijdelijke aanstelling van de regeringscommissaris Informatiehuishouding is per 1 juli 2024 afgelopen en is daarom niet langer in dit artikel opgenomen.

Verder is in de leden 3 en 4 van dit artikel omschreven op welke wijze de leidinggevende taak van de secretaris-generaal van het Ministerie van BZK wordt ingevuld ten aanzien van de organisatieonderdelen die deze leden worden genoemd. De ambtelijke organisatie die werkzaam is ten behoeve van zowel het Ministerie van BZK als het Ministerie van VRO is onder het Ministerie van BZK gepositioneerd. De Minister van BZK is voor alle dienstonderdelen en de daarbij werkzame personen hiërarchisch verantwoordelijk, ook als deze dienstonderdelen (volledig of ten dele) werkzaamheden verrichten voor het Ministerie van VRO. Dat betekent dat het Ministerie van BZK, in de persoon van de secretaris-generaal van BZK, verantwoordelijk is voor de organisatie, het beheer en het personeel van deze dienstonderdelen (lid 3). In lid 4 staat omschreven ten aanzien van welke dienstonderdelen de Minister van BZK, in de persoon van de secretaris-generaal, de functionele verantwoordelijkheid draagt voor het beleid en de beleidsuitvoering. Dit betreffen met name de organisatieonderdelen die geen werkzaamheden verrichten voor het Ministerie van VRO.

Artikel 3

De Bestuursraad is onderverdeeld in een Bestuursraad Smal en een Bestuursraad Breed. De strategische gesprekken en de Bestuursraad inzake Planning & Control en Bedrijfsvoering zijn altijd met de Bestuursraad Breed. De Bestuursraad-Personeel is samengesteld uit leden van de Bestuursraad en wordt voorbereid door ABD en de directeur P&O.

De Chief Information Officer BZK heeft een staande uitnodiging voor de Bestuursraad en neemt tevens deel aan het Portfolioboard. Daarmee is voldaan aan het Besluit CIO-stelsel Rijksdienst 2021, waaruit volgt dat de departementale CIO deelneemt aan de Bestuursraad of een daarmee vergelijkbaar overlegorgaan in het ministerie. De Portfolieboard is samengesteld uit leden van de Bestuursraad en wordt voorbereid door de CIO BZK.

De Bestuursraad werkt collegiaal, wat inhoudt dat de directeuren-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal in de Bestuursraad Breed – naast hun hiërarchische verantwoordelijkheid voor één of meerdere onderdelen – ook een verantwoordelijkheid op zich nemen voor de organisatieontwikkeling als geheel. Daarnaast kunnen de directeuren-generaal in de Bestuursraad waar de opgave dat vraagt ook een inhoudelijke verantwoordelijkheid toebedeeld krijgen die over de grenzen van hun hiërarchische verantwoordelijkheid heen gaat. Deze programmatische verantwoordelijkheden zullen expliciet worden toegedeeld. Een voorbeeld daarvan is werken aan uitvoering.

De secretaris-generaal van het Ministerie van VRO neemt enkel deel aan de Bestuursraad breed en smal voor zover het beleidsonderwerpen betreft die het Ministerie van VRO als geheel aan gaan. Dit vloeit voort uit de (politieke) keuze voor het inrichtingsmodel ‘twee ministeries, één organisatie’, waarbij de ambtelijke ondersteuning voor het Ministerie van VRO vanuit het Ministerie van BZK wordt geborgd. Een en ander is in lijn met de taak van de secretaris-generaal van VRO als omschreven in artikel 3 van het Organisatiebesluit BZK 2025.

Artikelen 4 en 5

De plaatsvervangend secretaris-generaal is volwaardig vervanger van de secretaris-generaal, met uitzondering van de inhoudelijke dossiers op het werkgebied van de directeuren-generaal. Dat betekent dat bij afwezigheid van de secretaris-generaal de betreffende directeuren-generaal inhoudelijk verantwoordelijk zijn op het beleidsterrein, maar de plaatsvervangend secretaris-generaal is verantwoordelijk voor de coördinerende taken. De functie van plaatsvervangend secretaris-generaal is een bestuurlijke functie die uiteenvalt in twee primaire aandachtsgebieden: (i) de (gemandateerd) continuïteitsverantwoordelijke (voorheen werd de term eigenaar gebruikt), zoals bedoeld in de Regeling agentschappen 2024, voor de uitvoeringsorganisaties van het Ministerie van BZK en (ii) de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering en daarmee de aansturing van de stafdirecties en de vertegenwoordiging daarvan in de Bestuursraad (met uitzondering van FEZ).

Daarnaast vertegenwoordigt de plaatsvervangend secretaris-generaal het departement (‘BZK kleine pet’) in de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijksdienst (hierna: ICBR). In deze hoedanigheid onderhoudt de plaatsvervangend secretaris-generaal over de inbreng voor en de gevolgen van besluitvorming contacten met de uitvoeringsorganisaties en de kern in het zogenoemde Bedrijfsvoeringsoverleg. Tevens geeft de plaatsvervangend secretaris-generaal vorm aan interdepartementale thema’s en rollen als continuïteitsverantwoordelijke die voortkomen uit de ICBR, zoals respectievelijk het thema duurzaamheid en de inkoopcategorieën.

De directeur-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk is (gemandateerd) continuïteitsverantwoordelijke van de SSO’s (artikel 14). Voor alle overige tot het ministerie behorende uitvoeringsorganisaties wordt zo veel als mogelijk toegewerkt naar het mandateren van de continuïteitsverantwoordelijkheid door de plaatsvervangend secretaris-generaal, mits er een aparte rol als continuïteitsverantwoordelijke is en mits er voldaan wordt aan de eisen van het rapport ‘Verbeter de werking, Rollen in de sturing van uitvoeringsorganisaties in de Rijksdienst ABDTOPConsult, juli 2017’. In dit kader worden onder uitvoeringsorganisaties zowel agentschappen als zelfstandige bestuursorganen verstaan. De plaatsvervangend secretaris-generaal wordt in zijn rol als continuïteitsverantwoordelijke ondersteund door de afdeling Eigenaarsadvisering bij de directie FEZ.

Daarnaast is de plaatsvervangend secretaris-generaal verantwoordelijk voor de departement brede samenhangende bedrijfsvoering georganiseerd in de clusters Mensen en Middelen en Bestuursondersteuning. Vanuit deze hoedanigheid is de plaatsvervangend secretaris-generaal tevens eindverantwoordelijk voor het functioneren van de directeuren Personeel en Organisatie, Chief Information Office en Informatievoorziening, Communicatie, Kennis, Internationaal, EU en Macro-economie, en Bestuursadvisering.

De plaatsvervangend secretaris-generaal heeft – net zoals bij de directeuren-generaal – de verantwoordelijkheid voor één of meer departement brede portefeuilles.

In het tweede lid van artikel 4 wordt verwezen naar zogenaamde Besturingsafspraken. Dit document moet gezien worden als aanvulling op dit besluit, het Organisatiebesluit VRO en de Mandaatbesluiten van BZK en VRO en verschaft nadere duidelijkheid over de taakverdeling tussen de secretaris-generaal van het Ministerie van BZK en de secretaris-generaal van het Ministerie van VRO. De afspraken beperken zich enkel tot deze functies, omdat bij deze functies geen hiërarchische escalatiemogelijkheden bestaan.

Artikel 6

Het Kabinet Schoof heeft besloten dat het Ministerie van BZK wordt belast met de belangenbehartiging van de aangelegenheden op het terrein van de hersteloperatie Groningen. Dit heeft onder andere tot gevolg dat de directie Schadeherstel en Gaswinning Groningen (DSG) en de directie Versterken en Perspectief Groningen (VPG). De directies zijn per 1 juli 2025 van het Ministerie van Economische Zaken naar het Ministerie van BZK overgedragen. De hiervoor genoemde directies zijn onderdeel van het directoraat-generaal Openbaar Bestuur en Democratische Rechtsstaat (DGBOBDR).

De directie DSG werkt aan beleid ten behoeve van het vergoeden en herstellen van de schade die door de gaswinning is veroorzaakt en het in rekening brengen van de kosten hiervan bij de NAM. Het doel van de directie is dat de schade die door de gaswinning is veroorzaakt op een milde, makkelijke en menselijke wijze naar tevredenheid van bewoners wordt afgehandeld en daarnaast ook de financiële vraagstukken die voortvloeien uit het schadeherstel op een doelmatige wijze afhandelen zonder dat bewoners hier last van hebben. De directie is beleidsverantwoordelijke van het zelfstandig bestuursorgaan Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG).

De directie VPG werkt samen met de uitvoeringsorganisatie dienst NCG aan de versterking van de gebouwen in Groningen en Noord-Drenthe die door de aardbevingen als gevolg van de gaswinning niet meer aan de veiligheidsnorm voldoen (fysieke veiligheid en het gevoel van veiligheid van bewoners). Dit doet de directie door het ontwikkelen en uitvoeren van flankerend beleid en flankerende regelgeving voor de versterkingsopgave. Denk hierbij aan de uitvoering van de maatregelen van Nij Begun ten behoeve van de versterking. Daarnaast werkt de directie VPG aan het herstel en behoud van vertrouwen in het gebruik van de ondergrond en in de overheid door het bieden van sociaal en economisch perspectief in de regio. Dit doet de directie door het bijdragen aan de ontwikkeling van een bestendig maatschappelijk en economisch toekomstperspectief voor de Provincie Groningen. Verder heeft de directie het beleidsverantwoordelijke van de dienst NCG.

Artikel 7

Conform de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor de juridische functie Rijk, houdt de directeur belast met juridische zaken (i.e. directeur CZW en Juridisch Adviseur) rechtstreeks toegang tot de bewindspersonen en de secretaris-generaal van zowel het Ministerie van BZK als het Ministerie van VRO. De directeur CZW is lid van de bestuursraad. Onder de verantwoordelijkheid van de directeur CZW wordt wetgevingscapaciteit geleverd aan de andere directoraten-generaal. Hierin zijn ten opzichte van het Organisatiebesluit BZK 2023 geen wijzigingen beoogd.

Artikel 8

Het directoraat-generaal Volkshuisvesting en Bouwen werkt aan voldoende woningen, een goed functionerende woningmarkt en huursector en zet zich in voor duurzame en veilige bouw. Sinds 2 juli 2024 valt dit beleidsdossier onder de politieke verantwoordelijk van de Minister van VRO. Het directoraat-generaal Volkshuisvesting en Bouwen blijft echter een onderdeel van het Ministerie van BZK. De secretaris-generaal van BZK is verantwoordelijk voor de organisatie, het beheer en het personeel.

Artikel 9

Het directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening zorgt voor een eerlijke verdeling van de schaarse ruimte, nu en in de toekomst. Daarbij werkt het directoraat-generaal samen met andere ministeries en overheden voor de inrichting van Nederland.

Sinds 2 juli 2024 valt dit beleidsdossier onder de politieke verantwoordelijk van de Minister van VRO. Het directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening blijft echter een onderdeel van het Ministerie van BZK. De secretaris-generaal van BZK is verantwoordelijk voor de organisatie, het beheer en het personeel.

Artikel 10

De directeur Landen en de directeur Caribisch Nederland geven ieder hiërarchisch leiding aan de onder hen ressorterende hoofden van afdeling of clusters en geven functioneel sturing aan de het aandachtsgebied dat aan hen is toegewezen. Voor de directeur Landen zijn dat Curaçao, Aruba en Sint-Maarten. Voor de directeur Caribisch Nederland betreft het Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Daarnaast omvat directoraat-generaal Koninkrijksrelaties twee diensten, te weten de Rijksdienst Caribisch Nederland en de shared service organisatie Caribisch Nederland (SSO-CN). Deze diensten worden aangestuurd door de directeur-generaal Koninkrijksrelaties. Voor deze diensten geldt het zogenaamde driehoeksmodel: de directeur-generaal Koninkrijksrelaties is beleidsverantwoordelijke en de plaatsvervangend secretaris-generaal is continuïteitsverantwoordelijke.

Artikel 11

Met de staatsecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering heeft het directoraat-generaal Digitalisering en Overheidsorganisatie de coördinerende functie op digitalisering van de samenleving, waarin economisch belang, grondrecht en veiligheid samenkomen en geborgd worden in de digitale driehoek van het Ministerie van BZK, Economische Zaken en Klimaat, en Justitie en Veiligheid. Om de Staatssecretaris optimaal te ondersteunen en adviseren, en de extra taken te kunnen vervullen is een directie Digitale Samenleving en een directie Digitale Overheid ingericht richten. Deze twee directies en de directie CIO-Rijk houden zich bezig met de digitaliseringsopgave.

De Directie CIO-Rijk wordt aangestuurd door de directeur CIO-Rijk, die tevens de CIO-Rijk is. De directie CIO Rijk heeft als missie het bevorderen dat informatisering en ICT in het Rijk en zbo's (zelfstandig bestuursorganen) optimaal wordt vormgegeven, door het stellen van kaders en daarop toe te zien. In het Besluit CIO-Stelsel Rijksdienst 2021 zijn onder andere de taken en bevoegdheden van de CIO Rijk (en de CISO-Rijk) vastgelegd.

Om het hoge ambitieniveau op digitale samenleving te kunnen waarmaken in Nederland en in de Europese Unie, is de functie van directeur Digitale Samenleving tevens plaatsvervangend directeur-generaal Digitalisering en Overheidsorganisatie ingesteld. De plaatsvervangend directeur-generaal Digitalisering en Overheidsorganisatie vervult Europees gezien de rol van (plaatsvervangend) directeur-generaal Digitalisering, zoals de Staatssecretaris Minister of Digital Affairs is in Europees verband.

Met ingang van 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo) in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de oprichting van het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding. Dit adviescollege is gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Woo opgericht. Om te kunnen voldoen aan de wettelijke taken wordt het adviescollege ondersteund door een ambtelijke bureau: het bureau Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding. De Minister van BZK stelt het ambtelijk bureau ter beschikking. De medewerkers zijn in dienst van het Ministerie van BZK, maar inhoudelijk zijn zij enkel verantwoording schuldig aan het Adviescollege. Het bureau ressorteert beheersmatig onder het directoraat-generaal Digitalisering en Overheidsorganisatie. De verantwoordelijkheid vanuit het directoraat-generaal is derhalve enkel beheersmatig van aard, en beperkt zich tot bedrijfsvoering en financiën.

Artikel 14

Samen met het Rijksvastgoedbedrijf vormen de shared service organisaties het directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk. Het Rijksvastgoedbedrijf valt met het aanstellen van de Minister van VRO onder diens ministeriële verantwoordelijkheid. De directeur-generaal Volkshuisvesting en Bouwen is ten aanzien van het Rijksvastgoedbedrijf beleidsverantwoordelijke, zoals bedoeld in de Regeling agentschappen 2024.

Het Rijksvastgoedbedrijf blijft echter een onderdeel van het Ministerie van BZK. De secretaris-generaal van BZK is verantwoordelijk voor de organisatie, het beheer en het personeel.

Artikel 15

De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van BZK, maar staat tegelijkertijd boven de partijen in een zelfstandige rol, om ook handelingen van de overheid kritisch te kunnen volgen. Deze regeringscommissaris valt derhalve, gelet op zijn coördinerende taak, beheersmatig onder het Ministerie van BZK. Gezien de zelfstandige rol van de deze regeringscommissaris is de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme binnen de organisatie administratief onder de secretaris-generaal gepositioneerd. Er vindt geen inhoudelijke aansturing vanuit de secretaris-generaal plaats, maar deze regeringscommissaris legt slechts in beheersmatige zin verantwoording af aan de secretaris-generaal. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat artikel 2 derde lid van dit besluit niet van toepassing is op de regeringscommissaris genoemd onder artikel 2 eerste lid onderdeel i van dit besluit.

Artikel 16

De regeringscommissaris Omgevingswet draagt bij aan het bewaken en borgen van de kwaliteit en eenheid van het stelsel. Met de Omgevingswet wordt de wet- en regelgeving van het omgevingsrecht gebundeld in één stelsel. De regeringscommissaris bevordert dat de potentie van het stelsel optimaal wordt benut en doet voorstellen voor doorontwikkeling. Gelet daarop heeft de regeringscommissaris ook de taak om gevraagd en ongevraagd te adviseren over belangrijke ontwikkelingen rondom het stelsel van de Omgevingswet.

De instelling van de regeringscommissaris vloeit voort uit aanbevelingen van de voormalige Integrale Adviescommissie Omgevingswet en uit toezeggingen aan het parlement.

Artikel 17

De integrale en beheersmatige opgave van het cluster Mensen en Middelen ligt bij het DT, de clusterdirecteur stuurt daarop. Die opgave omvat in ieder geval het versterken van de samenwerking tussen de directies in het cluster en (daarmee) bijdrage aan de effectieve besluitvorming in het departement door te sturen op (verbetering van) processen (jaarplan, p&c) en de bedrijfsvoeringsindicatoren. De directeuren binnen het cluster hebben, naast deze gezamenlijke verantwoordelijkheid, een eigenstandige verantwoordelijkheid en onafhankelijke positie ten opzichte van elkaar. Dat is voor de directeur FEZ geregeld in de Comptabiliteitswet en het Besluit FEZ van het Rijk en voor de CIO BZK in het Besluit CIO-stelsel Rijksdienst 2021.

De directie FEZ heeft een bijzondere positie als concerncontroller van de politieke en ambtelijke leiding van de Ministeries. Deze directie gaat na of de uitgaven rechtmatig, doelmatig en doeltreffend door de beleids- en stafdirecties en agentschappen zijn verricht, Daarnaast adviseert de directie FEZ de bewindspersonen over de financiële gevolgen van het beleid en de bedrijfsvoering. In dat kader voert de directie FEZ overleg met de beleids- en stafdirecties en de agentschappen.

Gezien de bijzondere positie als controller staat de directie FEZ ten aanzien van die taken onder de inhoudelijke leiding van de secretaris-generaal. De directie is binnen het departement beheersmatig ondergebracht bij het cluster Mensen en Middelen en staat onder beheersmatige leiding van de plaatsvervangend secretaris-generaal, daaronder valt onder meer de inrichting en formatie van de directie en aspecten met betrekking tot het MT.

Artikel 21

De integrale en beheersmatige opgave van het cluster Bestuursondersteuning ligt bij het DT, de clusterdirecteur stuurt daarop. Die opgave omvat in ieder geval het bevorderen van het leiderschap en de onderlinge samenhang en samenwerking binnen het cluster en (daarmee) een kwaliteitsslag te maken in de strategische en inhoudelijke advisering en ondersteuning van de politiek-ambtelijke leiding (politiek-bestuurlijk effectief en efficiënt en integraal). De directeuren binnen het cluster hebben, naast deze gezamenlijke verantwoordelijkheid, een eigenstandige verantwoordelijkheid en onafhankelijke positie ten opzichte van elkaar.

De directeuren in het cluster besluiten onderling over het invullen van het roulerend clusterdirecteurschap én de vervanging bij afwezigheid. Het clusterdirecteurschap (en vervanging) geldt in beginsel voor een periode van twee jaar.

Artikel 30

Onder verwijzing naar artikel 2 van deze toelichting is in dit artikel verduidelijkt welke organisatieonderdelen geheel of ten dele voor het Ministerie van BZK en/of het Ministerie van VRO werkzaamheden verrichten.

Naar boven