Regeling van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 18 september 2025, nr. WJZ/ 99551451, tot wijziging van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren in verband met het wijzigen van de beoordelingstermijn en retributie voor gidsen voor goede praktijken

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op de artikelen 8.44, derde lid, 7.6 en 9.1, eerste lid, onderdeel i, van de Wet dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.5, eerste lid, wordt ‘acht weken’ vervangen door ‘vier maanden’.

B

In artikel 2.6 wordt ‘€ 1.000,–’ vervangen door ‘€ 500,–’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 september 2025

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

TOELICHTING

Deze regeling wijzigt twee onderdelen van de regelgeving over de behandeling van verzoeken om een beoordeling van gidsen voor goede praktijken in de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren. De retributie is verlaagd en de termijn van de beoordeling van gidsen is verruimd.

Gidsen voor goede praktijken beschrijven de interpretatie en de uitvoering van een set publieke normen door het betrokken (georganiseerde) bedrijfsleven en kunnen ook voor de handhaving een nuttige rol vervullen. De gidsen voor goede praktijken zijn hoofdzakelijk gericht op doelvoorschriften, omdat dit type voorschriften ruimte laat voor een op de praktijk geënte invulling van de norm.

In verscheidene EU-verordeningen is bepaald dat lidstaten het opstellen en verspreiden van nationale gidsen voor goede praktijken inzake de toepassing van daar aangewezen bepalingen stimuleren. Daarnaast is bepaald dat de lidstaten de nationale gidsen beoordelen om zich ervan te vergewissen dat zij in overeenstemming met de gestelde voorwaarden zijn opgesteld.

In artikel 2.5, eerste lid, van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren werd tot dusverre aangesloten bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor de beoordelingstermijn van acht weken. Mocht de beoordeling niet binnen de termijn van acht weken tot stand kunnen komen, dan deelt het bestuursorgaan dit aan de verzoeker mee en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beoordeling wel tegemoet kan worden gezien. Dit laatste is geregeld in artikel 4.14, eerste lid, van de Awb, welk artikel van overeenkomstige toepassing is verklaard.

In de praktijk is echter gebleken dat het proces van beoordeling van de gidsen meer tijd vergt. De termijn van acht weken is onvoldoende om de gidsen te toetsen op volledigheid en te beoordelen. Dit heeft een aantal redenen. Om alle relevante aspecten in de beoordeling van de gidsen te kunnen meenemen, zal een beoordelingsvoorbereidingsoverleg (BVO), samengesteld uit deskundigen op het betrokken deelterrein en deskundigen op het gebied van toezicht en handhaving, de beoordeling voorbereiden. Het vinden van geschikte deskundigen die direct beschikbaar zijn kan een uitdaging zijn. Ook blijkt dat er niet bij iedere beoordeling dezelfde systematiek kan worden gebruikt, wat maatwerk vereist waardoor het proces meer tijd kost. Omdat het gewenst is dat deze beoordeling zorgvuldig en door een geschikte deskundige wordt gedaan, is besloten om de termijn voor de beoordeling van gidsen uit te breiden naar vier maanden na het indienen van een verzoek. Mocht de beoordeling niet binnen vier maanden afgerond kunnen worden dan blijft de mogelijkheid voor het bestuursorgaan bestaan om de verzoeker mede te delen dat de beoordelingstermijn niet gehaald kan worden, met daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beoordeling wel tegemoet gezien kan worden.

Voor het laten beoordelen van een gids voor goede praktijken werd op grond van artikel 2.6 een retributie gevraagd van € 1.000,–. Uit de praktijk blijkt dat dat retributiebedrag dermate hoog is dat dit potentiële verzoekers van een beoordeling van een gids ontmoedigt, met name bij particulieren en kleine bedrijven. Gegeven het feit dat de toepassing van gidsen juist moet worden gestimuleerd is het wenselijk het bedrag dat gevraagd wordt voor een beoordeling te verlagen naar € 500,–.

De wijzigingen zijn niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) vanwege het begunstigende karakter en de niet-inhoudelijke aard van de wijzigingen.

Notificatie van technische voorschriften als bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241) en Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376) is niet aan de orde omdat geen sprake is van technische voorschriften of een beperking van diensten van de informatiemaatschappij.

De inwerkingtreding van deze regeling wijkt af van de systematiek van vaste verandermomenten. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd omdat het hierbij gaat om regelgeving die, voor wat betreft de verlaging van het retributiebedrag, ten gunste is van verzoekers en deze gebaat zijn bij spoedige inwerkingtreding. Daarnaast wordt met het verlengen van de termijn de kwaliteit van de beoordeling hoger en biedt de beoordelingstermijn van vier maanden meer zekerheid voor de verzoeker dat de beoordeling gedaan kan worden binnen de beoordelingstermijn zonder verlenging van de termijn.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

Naar boven