Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 juli 2025, kenmerk 4150476-1085015-PG, houdende de wijziging van de Regeling specifieke uitkering aanvullende seksuele gezondheidszorg in verband met het toevoegen van de bedragen voor het kalenderjaar 2026 en het schrappen van de gemiddelde consulttarieven PrEP-zorg per 2026 [KetenID WGK028016]

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling specifieke uitkering aanvullende seksuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.2 wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De uitkering voor activiteiten, bedoeld in artikel 3.1, in het kader van soa-zorg, seksualiteitshulpverlening en de coördinatie daarvan bedraagt voor het kalenderjaar 2026 ten hoogste:

    • a. € 15.363.813,60 voor de GGD van de gemeente Amsterdam;

    • b. € 5.901.078,60 voor de GGD Regio Gelderland Zuid;

    • c. € 2.413.009,80 voor de GGD Groningen;

    • d. € 3.841.163,10 voor de afdeling GGD van de Dienst OCW van de gemeente Den Haag;

    • e. € 5.393.194,20 voor de GGD Rotterdam-Rijnmond;

    • f. € 4.968.508,50 voor de GGD van het openbaar lichaam Hart voor Brabant;

    • g. € 2.672.142,30 voor de GGD Zuid-Limburg;

    • h. € 2.022.036,30 voor de GGD Regio Utrecht.

B

Artikel 4.3 komt te luiden:

  • 1. Het gemiddelde tarief voor het kalenderjaar 2024 is:

    • a. per startconsult maximaal € 80,–.

    • b. per vervolgconsult maximaal € 50,–.

  • 2. Het gemiddelde tarief voor het kalenderjaar 2025 is:

    • a. per startconsult maximaal € 84,–.

    • b. per vervolgconsult maximaal € 53,–.

C

In artikel 4.4 wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De uitkering voor activiteiten in het kader van PrEP-zorg, bedoeld in artikel 4.1, en de coördinatie daarvan bedraagt voor het kalenderjaar 2026 ten hoogste:

    • a. € 807.396,30 voor de GGD van de gemeente Amsterdam;

    • b. € 319.860,00 voor de GGD Regio Gelderland Zuid;

    • c. € 148.935,60 voor de GGD Groningen;

    • d. € 180.738,90 voor de afdeling GGD van de Dienst OCW van de gemeente Den Haag;

    • e. € 327.943,80 voor de GGD Rotterdam-Rijnmond;

    • f. € 291.700,80 voor de GGD van het openbaar lichaam Hart voor Brabant;

    • g. € 149.238,90 voor de GGD Zuid-Limburg;

    • h. € 159.038,10 voor de GGD Regio Utrecht.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.Z.C.M. Tielen

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling specifieke uitkering aanvullende seksuele gezondheidszorg (hierna: de Regeling). De wijziging betreft toevoeging van de hoogte van de uitkering voor het kalenderjaar 2026 en het schrappen van de gemiddelde tarieven van de start- en vervolgconsulten voor PrEP-zorg (de medische begeleiding bij het gebruik van preventieve hiv-medicatie) per kalenderjaar 2026.

Op grond van de Regeling kan een specifieke uitkering (hierna: uitkering) worden verstrekt aan een van de acht coördinerende gemeentelijke gezondheidsdiensten (hierna: GGD) voor de uitvoering van aanvullende seksuele gezondheidszorg en de coördinatie daarvan in de regio waarbinnen de coördinerende GGD werkzaam is. De uitkering heeft betrekking op activiteiten in het kader van aanvullende soa-zorg, seksualiteitshulpverlening (ook wel Sense genoemd) en PrEP-zorg. Deze activiteiten vallen tezamen onder de noemer ‘aanvullende seksuele gezondheidszorg’. De uitvoering van de activiteiten gebeurt binnen Centra Seksuele Gezondheid (hierna: CSG’s), specifiek daarvoor ingerichte afdelingen binnen de GGD’en.

In de budgettaire bijlage bij het Regeerprogramma van 16 mei 2024 is beschreven dat het aantal specifieke uitkeringen sinds 2018 fors is gestegen.1 Gemeenten en provincies geven aan dat specifieke uitkeringen hen beperken in hun autonomie. Dit vanwege de strikte en gedetailleerde eisen die vanuit het Rijk worden gesteld aan de besteding van de gelden uit een specifieke uitkering. Daarnaast kennen deze uitkeringen zware administratieve- en controlelasten. Daarom is in het Regeerprogramma de maatregel opgenomen dat specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds met een budgetkorting van 10 procent.

Ten aanzien van de onderhavige regeling heeft het Kabinet besloten dat deze in 2026 behouden blijft en dat wordt geëvalueerd in hoeverre een Bijzondere Fondsuitkering (BFU)2 een passend alternatief instrument is. De aangekondigde budgetkorting gaat wel per 2026 in. Met deze wijzigingsregeling wordt de budgetkorting verwerkt in de maximum bedragen die de acht coördinerende GGD’en kunnen aanvragen voor aanvullende soa-zorg en seksualiteitshulpverlening en voor PrEP-zorg alsmede de coördinatie van deze zorgtaken.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en C

Deze onderdelen betreffen toevoeging van de hoogte van de uitkering in het kader van soa-zorg, seksualiteitshulpverlening en de coördinatie daarvan, en PrEP-zorg voor het kalenderjaar 2026. In deze bedragen is een budgetkorting van 10 procent verwerkt, zoals blijkt uit de maatregel uit het Regeerprogramma.

Onderdeel B

Dit onderdeel betreft het niet langer hanteren van gemiddelde consulttarieven voor de PrEP-zorg uit de regeling voor de activiteiten per 1 januari 2026. In 2024 heeft KPMG in opdracht van het Ministerie van VWS een kostprijsonderzoek naar de ASG-regeling uitgevoerd.3 Uit het kostprijsonderzoek blijkt dat er legitieme verschillen tussen regio’s zijn in de kosten voor zorg. Wat voor de ene regio een reëel tarief voor een startconsult is, is dat niet altijd voor een andere regio. Daarom wordt door middel van deze wijzigingsregeling het aparte gemiddeld tarief voor start- en vervolgconsulten van PrEP-zorg per 2026 geschrapt. De tarieven voor de jaren 2024 en 2025 blijven wel in de regeling staan.

Door het schrappen van deze tarieven, vindt de verantwoording in 2026 voor de PrEP-zorg enkel nog plaats op basis van werkelijk gemaakte kosten. De uitkering kan ten hoogste worden vastgesteld op basis van de beschikbare bedragen uit artikel 4.4. Hiermee wordt de verantwoordingslast verlaagd.

Voor de kalenderjaren 2024 en 2025 blijven de gemiddelde consulttarieven in de Regeling staan.

Artikel II

In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving, treedt deze Regeling in werking met ingang van dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Afwijking is gerechtvaardigd, zodat GGD’en zo snel mogelijk geïnformeerd zijn over het maximale bedrag dat zij mogen aanvragen voor het kalenderjaar 2026 en tijdig kunnen beginnen met het opstellen van hun aanvraag voor het kalenderjaar 2026.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.Z.C.M. Tielen


X Noot
1

Kamerbrief van 16 mei 2024, Kamerstukken II 2023/24, 36 471, nr. 37, bijlage, p. 8.

X Noot
2

In het wetsvoorstel herziening Financiële-verhoudingswet wordt de BFU als nieuwe uitkeringsvorm geïntroduceerd. Dit wetsvoorstel is reeds in internetconsultatie gebracht.

X Noot
3

Kamerstukken II 2024/25, 32 239, nr. 19

Naar boven