U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Regeling van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 1 juli 2025, nr. WJZ/90133517, houdende wijzigingen van ondergeschikte aard in de Omgevingsregeling (Verzamelwijziging Omgevingsregeling LVVN 2025)

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;

Gelet op de artikelen 4.3, eerste lid, onder k, tweede lid, aanhef en onder a en b, en vierde lid, 5.2, derde lid, 13.1, zesde lid, en 16.139, derde lid, en 20.3, eerste lid, van de Omgevingswet en de artikelen 11.43 en 11.64, eerste lid, aanhef en onder d, onder 3°, van het Besluit activiteiten leefomgeving;

Besluit:

ARTIKEL I

De Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1a wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.1a (grondslag)

  • 1.

    Deze regeling berust op de volgende artikelen van de wet: 1.5, tweede lid, 2.15, tweede, derde en vierde lid, 2.20, tweede en derde lid, 2.21, 2.21a, eerste lid, 2.24, tweede lid, 4.1, tweede lid, 4.3, vierde lid, 5.2, derde lid, 5.34, tweede lid, 5.44, tweede lid, 12.6, vijfde lid, 12.26, derde lid, 13.1, tweede lid, 13.3e, tweede lid, 13.21, 16.6, 16.55, tweede en zesde lid, 16.139, derde en vierde lid, 18.21, eerste lid, 19.10, eerste lid, 19.11, 20.2, tweede lid, 20.3, eerste lid, 20.6, derde lid, aanhef en onder b, 20.10, derde lid, 20.14, zesde lid, 20.16, derde lid, 20.18, eerste lid, 20.21, tweede en vierde lid, 20.25, tweede lid, 20.26, vierde lid, 20.28, derde lid, 20.29 en 20.30, aanhef en onder b.

  • 2.

    Deze regeling berust ook op:

    • a.

      de artikelen 11.43, 11.45, 11.53, 11.59, 11.64 en 11.131, eerste lid, aanhef en onder d, en tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving;

    • b.

      artikel 6.5a van het Besluit bouwwerken leefomgeving; en

    • c.

      de artikelen 3.36, vierde, vijfde en zesde lid, 3.37, vijfde lid, 8.47, vijfde lid, 8.48, vijfde lid, 8.53, vijfde lid, 8.55, vijfde lid, 8.56, tweede lid, 8.57, derde lid, 8.57a, vierde lid, 8.57b, vierde lid, 8.59, tweede lid, 8.62c, vijfde lid, 8.62h, derde lid, 8.62i, derde lid, 8.62l, vierde lid, 8.66, derde lid, 8.68, derde lid, en 8.70g, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

  • 3.

    Deze regeling berust ook op de volgende artikelen voor zover het gaat om de daarbij aangegeven artikelen:

    • a.

      artikel 133, derde lid, van de Mijnbouwwet: de artikelen 14.1, 14.2, 14.18b, 14.28e en 14.31i van deze regeling; en

    • b.

      artikel 10.1, eerste lid van de Wet dieren: artikel 4.30, derde lid, van deze regeling.

  • 4.

    Artikel 4.30, derde lid, berust op artikel 10.1, eerste lid, van de Wet dieren.

B

Artikel 4.16 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.16 (erkende organisaties: uitoefening jacht met toestemming jachthouder)

Als organisaties die een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren in voldoende mate verzekeren als bedoeld in artikel 11.64, eerste lid, onder d, onder 3°, van het Besluit activiteiten leefomgeving worden aangewezen:

  • a.

    Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten in Nederland;

    G.A. van der Lugt Stichting;

  • b.

    LandschappenNLHeerlijkheid Mariënwaerdt B.V.;

  • c.

    Stichting het Gooisch NatuurreservaatIt Fryske Gea;

  • d.

    Stichting Marke Vragenderveen;

  • e.

    G.A. van der Lugtstichting;

  • f.

    Stichting Edwina van Heek;

  • g.

    Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe;

  • h.

    Staatsbosbeheer;

  • id.

    Staat der Nederlanden, voor zover het betreft de militaire luchthavens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit militaire luchthavens;

  • e.

    Staatsbosbeheer;

  • f.

    Stichting Edwina van Heek;

  • g.

    Stichting Flevo-Landschap;

  • h.

    Stichting Het Drentse Landschap;

  • i.

    Stichting Het Geldersch Landschap;

  • j.

    Stichting Huis Deelerwoudhet Goois Natuurreservaat;

  • k.

    Stichting Landgoed Windesheim; enHet Groninger Landschap;

  • l.

    Heerlijkheid Mariënwaerdt BV.Stichting het Limburgs Landschap;

  • m.

    Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe;

  • n.

    Stichting Het Noordbrabants Landschap;

  • o.

    Stichting Het Utrechts Landschap;

  • p.

    Stichting Het Zeeuwse Landschap;

  • q.

    Stichting “Het Zuid-Hollands Landschap”;

  • r.

    Stichting Huis Deelerwoud;

  • s.

    Stichting Landgoed Windesheim;

  • t.

    Stichting Landschap Noord-Holland;

  • u.

    Stichting Landschap Overijssel;

  • v.

    Stichting Marke Vragender Veen; en

  • w.

    Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten in Nederland.

C

Artikel 4.29 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.29 (aanwijzing vergunningvrije gevallen: vervoer zieke dieren)

  • 1.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de wet in samenhang met artikel 11.54, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, om zonder omgevingsvergunning in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in bijlage IX, onder A, bij dat besluit, te vangen geldt niet voor het opzettelijk vangen van een ziek of gewond dier, met uitzondering van de gewone zeehond of grijze zeehond, voor vervoer in een motorvoertuig dat is ingericht en bestemd om te worden gebruikt voor het vervoer van zieke of gewonde dieren.

  • 2.

    Het eerste lid geldt alleen als:

    • a.

      het dier binnen twaalf uur wordt overgedragen aan personen of instanties die zijn gerechtigd uit het wild afkomstige dieren onder zich te hebben voor opvang en verzorging, krachtens:

      • 1°.

        een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit; en

      • 2°.

        artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren; en

    • b.

      als het een zieke of gewondgewonde ree, of een ziek of gewond edelhert, damhert of wild zwijn betreft,: voorafgaand aan het vervoer melding is gemaaktgedaan bij de meldkamer van de politie van het aantal, de vindplaats en de soort zieke of gewonde dieren en het vervoer geschiedt door een door de politie aangewezen vervoerder.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de wet in samenhang met artikel 11.54,het eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, om zonder omgevingsvergunning in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in bijlage IX, onder A bij dat besluit, te vangen geldt niet voor het opzettelijk vangen van een zieke of gewonde gewone zeehond of grijze zeehond door personen die in dienst zijn van, of als opdrachtnemer of als vrijwilliger actief zijn voor een van de organisaties, bedoeld in het vierde lid, voor vervoer:

    • a.

      in een motorvoertuig dat is ingericht en bestemd om te worden gebruikt voor het vervoer van zieke of gewonde dieren; of

    • b.

      anders dan met een motorvoertuig dat is ingericht en bestemd om te worden gebruikt voor het vervoer van zieke of gewonde dieren.

  • 4.

    Het derde lid geldt alleen als:

    • a.

      de uit het wild afkomstige zieke of gewonde gewone zeehond of grijze zeehond binnen twaalf uur wordt overgedragen aan een van de volgende organisaties:

      • 1°.

        Stichting A Seal Centrum voor Zeezoogdierenzorg te Stellendam;

      • 2°.

        Stichting Texels Museum (Ecomare) op Texel;

      • 3°.

        Stichting Zeehondencentrum Pieterburen te PieterburenLauwersoog;

      • 4°.

        Stichting Zeehondenopvang Eemsdelta te Uithuizen; of

      • 5°.

        Stichting Zeehondenopvang Terschelling opte West-Terschelling;

    • b.

      de organisaties, genoemd onder a, bij de beslissing over het vangen, voor het vervoeren van het dier, het Handelingskader zeehondenopvang, opgenomen in bijlage VIIa, onder B, volgen, en als zij krachtens artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren zijn gerechtigd uit het wild afkomstige gewone zeehonden of grijze zeehonden onder zich te hebben en te verzorgen; en

    • c.

      de in het derde lid bedoelde personen werkzaam zijn binnen het werkgebied van de organisatie, genoemd onder a, weergegeven op de kaart in bijlage VIIa, onder A, en aantoonbaar beschikken over:

      • 1°.

        kennis van:

        • i.

          gewone en grijze zeehonden en hun leefomgeving;

        • ii.

          het beheer van de gewone en grijze zeehond;

        • iii.

          de belangrijkste wettelijke voorschriften op het terrein van de natuurbescherming en dierenwelzijn; en

        • iv.

          het gedrag van gewone en grijze zeehonden bij ziekte of verwonding; en

      • 2°.

        bekwaamheid in de omgang met de gewone en grijze zeehond.

D

Artikel 4.31c wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.31c (erkende maatregel specifieke zorgplicht: omgevingsDNA)

  • 1.

    Aan de verplichting om voorafgaand aan het na-isoleren van de spouwmuur van een grondgebonden woning na te gaan of er aanwijzingen zijn van de aanwezigheid van soorten op van de locatie waarop die activiteit wordt verricht of in de directe nabijheid van die locatie of van het gebruik door soorten van die locatie, bedoeld in artikel 11.27, tweede lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt in ieder geval voldaan als voorafgaand aan die flora- en fauna-activiteit de Beoordelingsrichtlijn omgevingsDNA-methode, als bedoeld in bijlage II, wordt toegepast.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid worden onder soorten verstaan dieren als bedoeld in tabel 4.31c.

    Tabel 4.31c vleermuizenVleermuizen

    baardvleermuis (Myotis mystacinus)

    bosvleermuis (Nyctalus leisleri)

    brandt’s vleermuis (Myotis brandtii)

    gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus)

    gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus)

    ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus)

    ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus)

    laatvlieger (Eptesicus serotinus)

    meervleermuis (Myotis dasycneme)

    rosse vleermuis (Nyctalus noctula)

    ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii)

    tweekleurige vleermuis (Vespertilio murinus)

    watervleermuis (Myotis daubent)

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing als de na-isolatie plaatsvindt inop een gebiedlocatie waarvoor geldt dat door gedeputeerde staten een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit voor na-isolatie van spouwmuren is verleend dat samenhangt met een soortenmanagementplan voor vleermuizen dat is vastgesteld door het gemeentebestuur of het provinciebestuur.

E

Artikel 4.34 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.34 (aangewezen organisaties en verplichtingen administratie pootringen gefokte vogels)

  • 1.

    Als organisaties als bedoeld in artikel 11.104, derde lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving die zijn belast met de afgifte van gesloten pootringen worden aangewezen:

    • a.

      Kleindier Liefhebbers Nederland, gevestigd te Utrecht;

    • b.

      Nederlandse Bond voor Vogelliefhebbers, gevestigd te Bergen op Zoom;

    • c.

      Parkieten Sociëteit, gevestigd te Arnhem;

    • d.

      Vereniging Aviornis International Nederland, gevestigd te Wijchen; en

    • e.

      Vereniging Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel, gevestigd te Eindhoven.

  • 2.

    De organisaties, bedoeld in het eerste lid, houden een administratie bij met gebruikmaking van een door de Minister voor Natuur en Stikstof beschikbaar gesteld automatiseringssysteem.

  • 3.

    De administratie wordt bewaard gedurende een periode van ten minste vijf jaar en bevat per soort de volgende gegevens:

    • a.

      de soorten vogels waarvoor gesloten pootringen zijn aangevraagd;

    • b.

      als het gaat om gefokte vogels:

      • 1°.

        het aantal verstrekte gesloten pootringen;

      • 2°.

        de ringmaat; en

      • 3°.

        de bijbehorende unieke nummers als bedoeld in artikel 4.35, tweede lid, onder b, en derde lid;

    • c.

      als het gaat om gefokte vogels behorende tot soorten die zijn opgenomen in bijlage A bij de cites-basisverordening:

      • 1°.

        de gegevens onder b, onder 1° en 2°; en

      • 2°.

        de bijbehorende unieke nummers als bedoeld in artikel 4 van de cites-basisverordening; en

      • 32°.

        het aantal ouderparen;

    • d.

      de datum van toekenning van de gesloten pootringen; en

    • e.

      de noodzakelijke gegevens ter identificatie van de personen aan wie de gesloten pootringen zijn verstrekt.

  • 4.

    De organisaties, bedoeld in het eerste lid, verschaffen de minister op verzoek, op een door de minister te bepalen wijze, alle informatie over de afgifte van gesloten pootringen.

F

Artikel 7.222 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 7.222 (indieningsmoment flegt-vergunning)

In afwijking vanaanvulling op artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (PbEU 2005, L 347), wordt bij het in het vrije verkeer brengen van hout de vergunning, bedoeld in dat artikel, verstrekt aan de douanebevoegde autoriteit ten minste één werkdag voorafgaand aan het moment dat de aangifte daarvoor bij de douane wordt ingediend.

G

Artikel 14.45 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 14.45 (tarief ringen, merken of merktekens)

  • 1.

    Voor de behandeling van een aanvraag om merktekens voor een geprepareerde vogel als bedoeld in artikel 7.2167.219, vierde lid, bedraagt het tarief: € 1 per merkteken.

  • 2.

    De aan erkende organisaties, als bedoeld in artikel 4.224.34, eerste lid, door de leverancier in rekening gebrachte kostprijs voor de vervaardiging van gesloten pootringen wordt aan de aanvrager doorberekend.

  • 3.

    De erkende organisaties kunnen de in het eerstetweede lid bedoelde kostprijs verhogen met een bedrag ter dekking van de kosten voor de uitreiking van ringen ter hoogte van maximaal € 1 per ring.

  • 4.

    Gesloten pootringen worden uitgereikt na voldoening van de som van de gelden, bedoeld in het eerstetweede en tweedederde lid.

H

Artikel 17a.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 17a.9 (bestemming stikstofdepositieruimte verkregen door maatregelen gedeputeerde staten)

  • 1.

    Stikstofdepositieruimte die is verkregen door een maatregel als bedoeld in artikel 17a.4, eerste lid, onder h, is alleen beschikbaar voor projecten waarvoor gedeputeerde staten van de betrokken provincie bevoegd gezag zijn voor de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit of waarvoor de voorgenomen beslissing op de aanvraag om een dergelijke vergunning op grond van artikel 4.25 van het Omgevingsbesluit instemming van gedeputeerde staten behoeft.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen de stikstofdepositieruimte op verzoek van een minister of gedeputeerde staten van een andere provincie ook beschikbaar stellen voor andere projecten als bedoeld in artikel 17a.3.

I

Binnen bijlage I wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

A. Begrippen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

AERIUS Register:

register stikstofdepositieruimte, bedoeld in artikel artikel 10.25 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en beschikbaar op www.aerius.nl;

airconditioningsysteemdeskundige:

persoon die in het bezit is van een diploma EPBD A-airconditioningsystemen of een diploma EPBD B-airconditioningsystemen;

ANP:

Algemeen Nederlands Persbureau;

bouwkosten:
  • a.

    aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van het Besluit vaststelling Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012, voor het uit te voeren werk,

  • b.

    voor zover een aannemingssom ontbreekt: een raming van de bouwkosten exclusief omzetbelasting; of

  • c.

    als het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het bouwen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;

bovenbouwconstructie:

samenstel van onderdelen voor het dragen en geleiden van spoorvoertuigen;

civiele en cultuurtechniek:

werkzaamheden als bedoeld in bijlage IV, onder A5, A6, A8, B3 en B4, met uitzondering van bodemsanering als bedoeld in bijlage IV, onder A6 en B4, bij het Omgevingsbesluit, ook als het kostensoorten als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid, onder b, van de wet betreft;

diploma EPBD A-airconditioningsystemen:

diploma dat wordt afgegeven aan degene die blijkens een examen voldoet aan de in bijlage XIII opgenomen eisen voor het diploma EPBD A-airconditioningsystemen;

diploma EPBD B-airconditioningsystemen:

diploma dat wordt afgegeven aan degene die blijkens een examen voldoet aan de in bijlage XIII opgenomen eisen voor het diploma EPBD B-airconditioningsystemen;

energieadviseur:

persoon die de energieprestatie van een gebouw opneemt of registreert;

energielabelplichtige:

degene die op grond van artikel 6.27, eerste tot en met vijfde lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving verplicht is een energielabel voor een gebouw beschikbaar te stellen of aanwezig te hebben;

etmaalperiode:

een van de volgende drie perioden: dagperiode van 07.00 tot 19.00 uur, avondperiode van 19.00 tot 23.00 uur en nachtperiode van 23.00 tot 07.00 uur;

examen airconditioningsysteemdeskundige:

examen om een diploma EPBD A-airconditioningsystemen of een diploma EPBD B-airconditioningsystemen te behalen;

exameninstelling voor airconditioningsysteemdeskundige:

instelling, bedoeld in artikel 5.19, eerste lid;

geluidbronregisterlijn:

lijn boven een gedeelte van een weg of spoorweg die gebruikt wordt als rijlijn als bedoeld in de bijlagen IVe en IVg of bronlijn als bedoeld in de bijlagen IVf en IVg, bij het bepalen van het geluid op een referentiepunt volgens bijlage IVg of de basisgeluidemissie en geluidemissie in Lden volgens bijlage IVd;

geluidemissiegetal (LE):

het jaargemiddelde geluidvermogen dat door het gezamenlijk verkeer op een gedeelte van een weg of spoorweg wordt uitgestraald per octaafband per beoordelingsperiode;

geluidemissietraject:

deel van een weg of spoorweg, bepaald volgens bijlage IVe of IVf, waarover de geluidemissie van motorvoertuiggeluid of spoorvoertuiggeluid min of meer constant kan worden verondersteld;

GGD:

Gemeentelijke Gezondheidsdienst;

gemeld PAS-project:

gemeld PAS-project als bedoeld in artikel 3.69;

grondwaterkarakteristiek:

samenstel van gegevens over de langjarig gemiddeld hoogste en langjarig gemiddeld laagste grondwaterstand ten opzichte van het maaiveld;

ISSO:

publicatie die door het Kennisinstituut voor de Installatiesector is uitgegeven;

kavelbesluit:

kavelbesluit als bedoeld in artikel 1 van de Wet windenergie op zee;

kostenverhaalsdeelgebied:

deel van het kostenverhaalsgebied, waarin de werkzaamheden niet gelijktijdig met die in een aangrenzend deel van het kostenverhaalsgebied plaatsvinden;

kostenverhaalslooptijd:

de periode van voorbereiding van een omgevingsplan of een projectbesluit of van de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit tot de werken, werkzaamheden en maatregelen en activiteiten als bedoeld in artikel 13.15, eerste lid, van de wet, zijn uitgevoerd;

NL-EPBD-certificaathouder:

organisatie die beschikt over een geldig NL-EPBD procescertificaat;

NL-EPBD-certificerende instelling:

instelling die NL-EPBD procescertificaten verstrekt;

plafondcorrectiewaarde:

getal waarmee de geluidemissie van een daarbij in het geluidregister aangegeven gedeelte van een weg of spoorweg wordt vermeerderd voor het bepalen van het geluid;

plankosten:

kosten als bedoeld in bijlage IV, onder A1, A10 en A14 bij het Omgevingsbesluit en, voor zover het gaat om werken, werkzaamheden en maatregelen als bedoeld in bijlage IV, onder B2, B3 en B4, bij het Omgevingsbesluit, de kosten van voorbereiding en toezicht op de uitvoering van die werken, werkzaamheden en maatregelen met uitzondering van het daarvoor benodigde onderzoek;

RIVM:

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;

smog:

een tijdelijk verhoogde concentratie van de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide, ozon en PM10;

Soortenmanagementplan:

een beleidsplan gericht op het versterken van de staat van instand-houding van beschermde diersoorten binnen een gemeente of enkelemeer gemeenten, berustend opecologisch onderzoek, op basis waarvan een omgevingsvergunning wordt verleend ter versnellingvan de energiebesparende isolatie van de thermische schil van gebouwen in de gebouwdeomgeving;

toelaatbare flux:

de toelaatbare maat voor het stoftransport, uitgedrukt in grammen per hectare per jaar, die is weergegeven in bijlage XVIIIg;

wet:

Omgevingswet.

J

Bijlage XIV wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

BIJLAGE XIV BIJ ARTIKEL 5.29 VAN DEZE REGELING (MAATREGELEN TER VERDUURZAMING VAN HET ENERGIEGEBRUIK MET BETREKKING TOT GEBOUWEN)

Inhoudsopgave

Onderdeel Code

Categorie Code

Categorie Omschrijving (onderwerp)

G

A

Energiebeheersysteem

G

B

Isolatie van de schil

G

C

Ruimteverwarming

G

D

Ruimteventilatie

G

E

Warm tapwater

G

F

Binnenverlichting

G

G

Buitenverlichting

G

H

Zonnepanelen

 
 
 

Onderdeel 3 Gebouwen:

Categorie: Energiebeheersysteem

Onderwerp

Energiebeheersysteem

Nummer maatregel

GA1

Toe te passen maatregel

Pas een automatisch energieregistratie- en bewakingssysteem (EBS) met rapportagefunctie toe, waarbij gas- en warmte- (per uur) en elektragebruik (per kwartier) van het gebouw wordt geregistreerd.

Voor het beheren van het gas-, elektriciteits- en warmtegebruik is een automatisch energieregistratie- en bewakingssysteem (EBS) met rapportagefunctie (voor inzicht in het energiegebruik per uur, dag, maand en jaar) een belangrijk middel. Door de geregistreerde data minimaal halfjaarlijks te controleren en instellingen zo nodig aan te passen, kan hiermee een optimale energiezuinige in- en afstelling van klimaatinstallaties worden geborgd.

Huidige situatie

Er is geen energieregistratie- en bewakingssysteem (EBS) met rapportagefunctie aanwezig, waarmee het gebruik van gas, warmte en elektriciteit wordt gemonitord.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Analyseer de gemonitorde data eenmaal aan het begin van het stookseizoen en eenmaal direct na het stookseizoen en stel de energiegebruikers zo optimaal mogelijk in.

Wijs iemand aan die verantwoordelijk is voor het optimaliseren van de instellingen van de energiegebruikers.

Categorie: Isolatie van de schil

Onderwerp

Isolatie van de schil

Nummer maatregel

GB1

Toe te passen maatregel

Isoleer spouwmuren van gebouwen.Doorgebouwen door het aanbrengen van isolatie in spouwmuren wordt het warmteverlies in het stookseizoen beperkt.

Voor het aanbrengen van spouwisolatie kunnen beperkingen van toepassing zijn door de aanwezigheid van bijvoorbeeld dampdichte lagen aan de buitenzijde, een waterdoorlatende buitenmuur of de aanwezigheid van niet verwijderbare vervuiling in de spouw. Win voor het aanbrengen van spouwisolatie eerst deskundig advies in over de mogelijkheden in uw situatie.

Huidige situatie

Er zijn ongeïsoleerde spouwmuren aanwezig met een spouwbreedte van ten minste 5 cm en het gebouw wordt verwarmd (tot ten minste 18 °C ).

Economische randvoorwaarden

Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het aardgasgebruik is ten hoogste 170.000 m3 per jaar.

Technische randvoorwaarden

Er is geen steiger nodig voor het aanbrengen van de isolatie.

Er is in het kader van dehet Besluit activiteiten leefomgeving geen nieuw onderzoek naar nestelplaatsen van beschermde diersoorten (zoals vleermuizen) nodig.

De maatregel is niet van toepassing in winkels en in andere gebouwen die slechts beperkt bijverwarmd hoeven te worden (bijvoorbeeld omdat er veel warmte vrijkomt van aanwezige processen en/of apparatuur)

Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels.

Onderwerp

Isolatie van de schil

Nummer maatregel

GB2

Toe te passen maatregel

Isoleer platte daken (bovenop de dakbedekking). 

Door het aanbrengen van isolatiemateriaal met een Rd-waarde van ten minste 2,1 m2K/W op ongeïsoleerde daken wordt het warmteverlies in het stookseizoen beperkt. Dit kan worden aangebracht bovenop de dakbedekking (omgekeerd dak).

Huidige situatie

Er zijn ongeïsoleerde daken aanwezig in verwarmde gebouwen (18 °C of hoger).

Economische randvoorwaarden

Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het aardgasgebruik is ten hoogste 170.000 m3 per jaar.

Technische randvoorwaarden

Het dak heeft voldoende draagkracht voor het isolatiemateriaal en de benodigde ballast.

Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer regelmatig de staat van de isolatie en herstel het materiaal bij eventuele schade.

Onderwerp

Isolatie van de schil

Nummer maatregel

GB3

Toe te passen maatregel

Pas een automatisch sluitmechanisme toe bij overheaddeuren. 

Door het toepassen van een automatisch sluitmechanisme bij een overheaddeur sluit deze zodra iemand de deur is gepasseerd . Dit voorkomt warmteverlies, doordat de deur een kortere tijd openstaat.

Huidige situatie

Er is een overheaddeur aanwezig zonder automatisch sluitmechanisme die gemiddeld ten minste 1 uur per dag open staat.

De ruimte wordt matig verwarmd (ten minste 15 °C).

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels.

Stel de sensor goed in en zorg er daarbij voor dat de deur niet te snel (automatisch) open gaat.

Onderwerp

Isolatie van de schil

Nummer maatregel

GB4

Toe te passen maatregel

Isoleer platte daken (onder de dakbedekking). 

Door het aanbrengen van isolatie met een Rd-waarde van ten minste 3,7 m2K/W op ongeïsoleerde daken wordt het warmteverlies in het stookseizoen beperkt. Breng de isolatie aan onder de dakbedekking en boven de dakconstructie (warm dak) op het moment dat de dakbedekking aan vervanging toe is. Doe dit zo nodig in combinatie met een dampremmende laag.

Huidige situatie

Er zijn ongeïsoleerde daken aanwezig in verwarmde gebouwen (18 °C of hoger).

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Niet van toepassing

Onderwerp

Isolatie van de schil

Nummer maatregel

GB5

Toe te passen maatregel

Vervang in bestaande kozijnen en ramen het enkelglas door HR++ glas. 

Door in bestaande kozijnen en ramen het enkelglas door HR++ glas te vervangen wordt warmteverlies in het stookseizoen beperkt.

Huidige situatie

Er zijn kozijnen of ramen met enkelglas aanwezig in verwarmde gebouwen (ten minste 15 °C).

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

HR++ glas kan in het bestaande kozijn of raam worden geplaatst.

Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels.

Onderwerp

Isolatie van de schil

Nummer maatregel

GB6

Toe te passen maatregel

Vervang in bestaande kozijnen en ramen dubbelglas door HR++ glas.

Door in bestaande kozijnen en ramen het dubbel glas door HR++ glas te vervangen wordt warmteverlies in het stookseizoen beperkt.

Huidige situatie

Er zijn kozijnen of ramen met dubbelglas aanwezig in verwarmde gebouwen (ten minste 18 °C).

Economische randvoorwaarden

Natuurlijk moment: het aardgasgebruik is ten hoogste 170.000 m3 per jaar.

Technische randvoorwaarden

HR++ glas kan in het bestaande kozijn of raam worden geplaatst.

Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels.

Onderwerp

Isolatie van de schil

Nummer maatregel

GB7

Toe te passen maatregel

Gebruik opblaasbare luchtkussens bij een vrachtwagendocking. 

Door een afsluitvoorziening met opblaasbare luchtkussens te plaatsen bij een docking voor vrachtwagens wordt het warmteverlies beperkt.

Huidige situatie

Er zijn dockings voor vrachtwagens aanwezig met of zonder flappen en zonder opblaasbare luchtkussens.

Economische randvoorwaarden

Natuurlijk moment: de docking wordt gemiddeld genomen ten minste 10 u/wk gebruikt voor het laden en of lossen.

Technische randvoorwaarden

De ruimte wordt matig verwarmd (ten minste 15 °C).

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels.

Onderwerp

Isolatie van de schil

Nummer maatregel

GB8

Toe te passen maatregel

Plaats een loopdeur in overheaddeuren. 

Door het plaatsen van overheaddeuren met een loopdeur voor personen wordt warmteverlies voorkomen, omdat de gehele deur dan minder vaak open gaat.

Huidige situatie

Er is een overheaddeur in een matig verwarmde ruimte (ten minste 15 °C) aanwezig zonder aparte loopdeur of naastgelegen deur en deze wordt gebruikt voor personentoegang.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

De ruimte wordt ten minste matig verwarmd (15°C of hoger).

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Verminder het warmteverlies via naden, kieren en andere openingen in muren en gevels.

Categorie: Ruimteverwarming

Onderwerp

Ruimteverwarming

Nummer maatregel

GC1

Toe te passen maatregel

Pas een klokregeling toe en regel deze in.

Pas voor het centrale verwarmingssysteem een klokregeling of klokthermostaat toe en regel deze zo in dat de werkelijke gebruikstijden zo nauw mogelijk worden gevolgd. Dit voorkomt energiegebruik buiten bedrijfstijd.

Huidige situatie

Er is een verwarmingssysteem aanwezig waarbij automatische regeling voor verlaging van de temperatuur in de nacht, het weekend en/of de vakanties ontbreekt.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer jaarlijks de klokinstellingen van het verwarmingssysteem en zorg dat deze nauw aansluiten bij de werkelijke gebruikstijden van het gebouw. Regel naast de gebruikelijke openingstijden van het pand ook de vakanties in. Voor deze controle kan gebruik worden gemaakt van de data uit het energiebeheersysteem.

Onderwerp

Ruimteverwarming

Nummer maatregel

GC2

Toe te passen maatregel

Pas naast de bestaande verwarmingsketel een elektrische warmtepomp toe.

Door naast de bestaande verwarmingsketel een elektrische lucht/water warmtepomp toe te passen kan een groot gedeelte van het jaar de warmte uit de buitenlucht en/of ventilatielucht worden onttrokken voor de warmteopwekking. De warmteopwekking is met gebruik van deze zogenoemde hybride warmtepomp efficiënter dan met een verwarmingsketel.

Huidige situatie

Er is een verwarmingsketel aanwezig met een vermogen van ten minste 70 kW en een afgiftesysteem via radiatoren, convectoren en/of vloerverwarming. Het gebouw wordt verwarmd tot ten minste 18 °C.

Het gebouw voldoet aan de eisen uit het bouwbesluit van 1 oktober 1992. Vanaf dit moment hebben gebouwen dubbelglas en geldt voor de isolatie van vloer, gevel en dak een Rc-waarde van ten minste 2,5 m2K/W.

Economische randvoorwaarden

Zowel natuurlijk als zelfstandig moment: het aardgasgebruik is ten hoogste 170.000 m3 per jaar.

Technische randvoorwaarden

De bestaande elektriciteitsaansluiting heeft voldoende capaciteit en er is voldoende transportcapaciteit beschikbaar op het elektriciteitsnet.

Er is voldoende ruimte beschikbaar voor het plaatsen van de warmtepomp.

Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer jaarlijks de instelling van de stooklijn en het functioneren van de regeling.

Controleer minimaal jaarlijks de effectieve en efficiënte werking van de warmtepomp.

Onderwerp

Ruimteverwarming

Nummer maatregel

GC3

Toe te passen maatregel

Pas een weersafhankelijke regeling toe. 

Gebruik voor de aanvoertemperatuur van het verwarmingswater een automatische regeling op basis van de buitentemperatuur. Hierdoor kan de warmte uit het rookgas teruggewonnen worden en krijgt de verwarmingsketel een hogere efficiëntie. Ook zijn de verliezen in het distributiesysteem kleiner.

Huidige situatie

Er is een verwarmingsketel aanwezig in een verwamd gebouw (ten minste 18 °C) en de aanvoertemperatuur van het verwarmingswater wordt niet geregeld op basis van de buitentemperatuur.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Bij een gecombineerd opweksysteem voor verwarming en warm tapwater is het technisch mogelijk om het tapwater in een aparte groep tot ten minste 65 °C te verwarmen.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer jaarlijks de instelling van de stooklijn.

Onderwerp

Ruimteverwarming

Nummer maatregel

GC4

Toe te passen maatregel

Isoleer de verwarmingsleidingen en appendages in onverwarmde ruimtes. 

Door het toepassen van buisisolatie met een Rd-waarde van ten minste 0,5 m2K/W om de verwarmingsleidingen en appendages wordt het warmteverlies in onverwarmde ruimtes beperkt.

Huidige situatie

Er ontbreekt isolatie om verwarmingsleidingen en appendages in niet of beperkt verwarmde ruimtes, waaronder stookruimtes en vorstvrij gehouden ruimtes.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer jaarlijks het isolatiemateriaal rond leidingen en appendages in onverwarmde ruimtes, zorg dat het goed bevestigd is en herstel het materiaal bij eventuele schade.

Onderwerp

Ruimteverwarming

Nummer maatregel

GC5

Toe te passen maatregel

Isoleer ventilatiekanalen in onverwarmde ruimtes. 

Door het toepassen van isolatiemateriaal met een Rd-waarde van ten minste 0,7 m2K/W om de ventilatiekanalen wordt het warmteverlies in onverwarmde ruimtes beperkt.

Huidige situatie

Er zijn ongeïsoleerde ventilatiekanalen in onverwarmde ruimtes (ten hoogste 14 °C in het stookseizoen) aanwezig. De ventilatiekanalen zijn aangesloten op een luchtbehandelingskast.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer jaarlijks het isolatiemateriaal rond de ventilatiekanalen, zorg dat het goed bevestigd is en herstel het materiaal bij eventuele schade.

Onderwerp

Ruimteverwarming

Nummer maatregel

GC6

Toe te passen maatregel

Pas een individuele regeling van de temperatuur per ruimte toe. 

Door per ruimte een individuele (na)regeling van de temperatuur met een thermostatische radiatorkraan of andere temperatuurregeling toe te passen, hoeft deze niet onnodig te worden verwarmd.

Huidige situatie

Er zijn radiatoren of convectoren aanwezig in een verwarmde ruimte, maar de temperatuur van de ruimte is niet apart (na) te regelen met een lokale regeling of thermostatische radiatorkranen.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer regelmatig de instellingen van de individuele regeling en/of de stand van de themostatischthemostatische radiatorkranen.

Onderwerp

Ruimteverwarming

Nummer maatregel

GC7

Toe te passen maatregel

Pas frequentiegeregelde circulatiepompen toe. 

Door toepassing van frequentiegeregelde circulatiepompen in het verwarmingssysteem kan het debiet worden aangepast aan de warmtevraag, waardoor de pomp efficienterefficiënter werkt. Pas de frequentiegeregelde pompen toe op zowel bij de hoofdcirculatiepomp als bij de groepenpompen.

Huidige situatie

Er is een centraal verwarmingssysteem aanwezig waarbij de circulatiepompen niet zijn voorzien van een frequentieregeling.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Het verwarmingssysteem laat een variabel debiet toe.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer de instellingen van pompen en controleer of het afgiftesysteem nog goed werkt.

Onderwerp

Ruimteverwarming

Nummer maatregel

GC8

Toe te passen maatregel

Vervang directgestooktedirect gestookte gasheaters in bedrijfshallen door directgestookte HR-gasheaters. 

Door in bedrijfshallen een directgestookte conventionele gasheater te vervangen door een directgestookt hoog rendement (HR) toestel wordt energie bespaard.

Huidige situatie

De bedrijfshal wordt met een of meer directgestookte gasheaters matig verwarmd (ten minste 15 °C).

Economische randvoorwaarden

Natuurlijk moment: het aardgasgebruik is ten hoogste 1.000.000 m3 per jaar.

Technische randvoorwaarden

In de ruimte is een rioolaansluiting aanwezig voor het aansluiten van de condensafvoer(en).

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer regelmatig de temperatuurinstellingen van de regeling en onderhoud de gasheater volgens leveranciersvoorschriften.

Categorie: Ruimteventilatie

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD1

Toe te passen maatregel

Pas een klokregeling toe op het ventilatiesysteem. 

Door het ventilatiesysteem van een gebouw te voorzien van een klokregeling kan deze buiten bedrijfstijden uit of naar een veel lager debiet worden gezet. Er geldt hier een dubbel besparingseffect. De ventilatoren maken minder draaiuren en doordat er minder luchtverversing is, verdwijnt er ook minder verwarmde, gekoelde en/of bevochtigde lucht uit het gebouw. In de zomerperiode kan de klokregeling worden benut om juist in de nachturen met koele buitenlucht te ventileren, waardoor overdag minder koeling nodig is.

Huidige situatie

Er is een ventilatiesysteem aanwezig waarbij geen sturing op basis van ingestelde tijden wordt toegepast.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Maak filters, ventilatoren en luchtkanalen van het ventilatiesysteem regelmatig schoon.

Controleer jaarlijks de klokinstellingen van het ventilatiesysteem en zorg dat deze nauw aansluiten bij de werkelijke gebruikstijden van het gebouw.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD2

Toe te passen maatregel

Pas warmteterugwinning toe op een ventilatiesysteem met mechanische toevoer en afvoer. 

Door in een ventilatiesysteem met mechanische toevoer en afvoer warmteterugwinning met een twincoilsysteem toe te passen worden warmteverliezen door ventilatie beperkt. Er zijn verschillende systemen op de markt zoals een kruisstroomwisselaar, een warmtewiel of een twincoilsysteem. Welk systeem het beste kan worden toegepast is afhankelijk het aanwezige ventilatiesysteem en de beschikbare ruimte.

Huidige situatie

Er is een ventilatiesysteem met mechanische toevoer en afvoer aanwezig zonder warmteterugwinning.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Het twincoilsysteem is inpasbaar in de luchtbehandelingskast of de luchtkanalen.

Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Maak filters, ventilatoren en luchtkanalen van het ventilatiesysteem regelmatig schoon.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD3

Toe te passen maatregel

Vervang ventilatoren van klasse IE1 door ventilatoren van klasse IE4 of hoger. 

Door IE1-ventilatoren door ventilatoren van klasse IE4 of hoger te vervangen, neemt de efficiëntie van de ventilatie toe. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik.

Huidige situatie

Er is een ventilator met efficientieklasseefficiëntieklasse IE1 of lager aanwezig. Deze motoren zijn herkenbaar doordat er geen IE-klasse of dat er klasse IE1 op het typeplaatje van de motor staat.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 3.700 draaiuren van de ventilator per jaar.

Technische randvoorwaarden

Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Maak ventilatoren regelmatig schoon.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD4

Toe te passen maatregel

Vervang indirect gedreven IE1-slakkenhuisventilatoren door direct gedreven ventilatoren. 

Door in de luchtbehandelingskast (LBK) de ventilatorsectie met indirect gedreven IE1-slakkenhuisventilatoren te vervangen door een ventilatorsectie met direct gedreven ventilatoren (plugfans) neemt de efficiëntie van de ventilatoren toe. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik.

Huidige situatie

Er zijn in de LBK één of meerdere indirect gedreven slakkenhuisventilatoren met IE1-motor aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 2.900 draaiuren van de ventilator per jaar.

Technische randvoorwaarden

Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Maak ventilatoren regelmatig schoon.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD5

Toe te passen maatregel

Vervang indirect gedreven IE2-slakkenhuisventilatoren door direct gedreven ventilatoren. 

Door in de luchtbehandelingskast (LBK) de ventilatorsectie met indirect gedreven IE2-slakkenhuisventilatoren te vervangen door een ventilatorsectie met direct gedreven ventilatoren (plugfans) wordt de efficiëntie van de ventilatoren verbeterd. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik.

Huidige situatie

Er zijn in de LBK één of meerdere indirect gedreven slakkenhuisventilatoren met IE2-motor aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 3.300 draaiuren van de ventilator per jaar.

Technische randvoorwaarden

Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Maak ventilatoren regelmatig schoon.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD6

Toe te passen maatregel

Vervang indirect gedreven IE3 slakkenhuisventilatoren door direct gedreven ventilatoren. 

Door in de luchtbehandelingskast (LBK) de ventilatorsectie met indirect gedreven IE3-slakkenhuisventilatoren te vervangen door een ventilatorsectie met direct gedreven ventilatoren (plugfans) wordt de efficientieefficiëntie van de ventilatoren verbeterd. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik.

Huidige situatie

Er zijn in de LBK één of meerdere indirect gedreven slakkenhuisventilatoren met IE3-motor aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 3.600 draaiuren van de ventilator per jaar.

Technische randvoorwaarden

Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Maak ventilatoren regelmatig schoon.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD7

Toe te passen maatregel

Vervang ventilatoren van klasse IE2 of IE3 door ventilatoren van klasse IE4 of hoger. 

Door IE2 of IE3-ventilatoren door ventilatoren van klasse IE4 of hoger te vervangen, neemt de efficiëntie van de ventilatie toe. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik.

Huidige situatie

Er is een ventilator met efficientieklasseefficiëntieklasse IE2 of IE3 aanwezig. Deze motoren zijn herkenbaar doordat er er klasse IE2 of IE3 op het typeplaatje van de motor staat.

Economische randvoorwaarden

Natuurlijk moment: bij meer dan 1.000 draaiuren van de ventilator per jaar.

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Maak ventilatoren regelmatig schoon.

Categorie: Warm tapwater

Onderwerp

Warm tapwater

Nummer maatregel

GE1

Toe te passen maatregel

Isoleer warmwaterleidingen en appendages. 

Met het aanbrengen van isolatie met een Rd-waarde van ten minste 0,5 m2K/W rondom de circulatieleidingen en appendages van het warme tapwater wordt warmteverlies tegengegaan.

Isoleer alleen de circulatieleidingen. De uittapleidingen van het tapwater mogen vanwege de kans op legionella niet worden geïsoleerd.

Huidige situatie

Er zijn ongeïsoleerde circulatieleidingen en appendages voor transport van warm tapwater aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

De leidingen zijn goed bereikbaar.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer jaarlijks het isolatiemateriaal rond leidingen en appendages en herstel deze bij eventuele schade.

Onderwerp

Warm tapwater

Nummer maatregel

GE2

Toe te passen maatregel

Gebruik waterbesparende douchekoppen. 

Door in douches waterbesparende douchekoppen toe te passen wordt er minder warm tapwater gebruikt.

Huidige situatie

De douches hebben geen waterbesparende douchekop.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij een gemiddeld gebruik van meer dan 6 douchebeurten per week.

Technische randvoorwaarden

Door toepassing van de waterbesparende douchekop komt het tapdebiet bij systemen zonder voorraadvat niet onder de tapdrempel van het tapwatertoestel.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer regelmatig de instellingen van het warmtapwatersysteem en voer regelmatig onderhoud uit aan kranen, kleppen en warmtapwaterinstallaties.

Onderwerp

Warm tapwater

Nummer maatregel

GE3

Toe te passen maatregel

Vervang bij een indirect verwarmd voorraadvat de bestaande ketel door een HR-ketel. 

Door in een warm tapwatersysteem met een indirect verwarmd voorraadvat een hoogrendementsketel (HR) toe te passen in plaats van een verbeterd rendementsketel of conventionele ketel wordt het warm tapwater energiezuiniger opgewekt.

Huidige situatie

Er is een hoge tapwatervraag voor onder meer douchen en dit warm tapwater wordt opgewekt met een verbeterd rendement (VR) of conventionele ketel en opgeslagen in een buffervat.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer regelmatig de instellingen van het warmtapwatersysteem en voer regelmatig onderhoud uit aan kranen, kleppen en warmtapwaterinstallaties.

Categorie: Binnenverlichting

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF1

Toe te passen maatregel

Pas een regeling toe op de verlichting, zodat deze buiten gebruikstijden niet onnodig brandt. 

Door gebruik van een regeling wordt het onnodig branden van verlichting buiten gebruikstijden voorkomen. Er zijn diverse regelingen die hiervoor kunnen worden toegepast, zoals aanwezigheidsdetectie per ruimte, een tijdgestuurde veegschakeling, een centrale regeling met overwerktimers of een regelbord bij de ingang van het gebouw.

Huidige situatie

De verlichting brandt onnodig buiten gebruikstijden.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Controleer dagelijks bij het verlaten van het pand of alle verlichting die uit kan ook is uitgezet.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF2

Toe te passen maatregel

Vervang TL8-buizen door LED-buizen. 

Door het vervangen van TL-buizen (TL8) in de armaturen door LED-buizen wordt het energiegebruik beperkt. Het wisselen van de buizen door LED-buizen met een vergelijkbare lichtopbrengst en lichtkleur is voldoende. Soms moet ook de starter worden vervangen.

Huidige situatie

Armaturen met TL8-buizen, met of zonder starter zijn aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 1.600 branduren per jaar.

Technische randvoorwaarden

De bestaande armaturen zijn geschikt voor toepassing van LED-buizen.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF3

Toe te passen maatregel

Vervang TL5-fluorescentiebuizen door LED-buizen. 

Door het vervangen van TL5-buizen in de armaturen door LED-buizen wordt het energiegebruik beperkt. Het wisselen van de buizen door LED-buizen met een vergelijkbare lichtopbrengst en lichtkleur is voldoende.

Huidige situatie

Er zijn armaturen met TL5-buizen aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 6.100 branduren per jaar.

Technische randvoorwaarden

De bestaande armaturen zijn geschikt voor de toepassing van LED-buizen.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF4

Toe te passen maatregel

Vervang gloei-, halogeen- en spaarlampen door LED-lampen. 

Door gloei-, halogeen- en spaarlampen in de bestaande armaturen te vervangen door LED-lampen wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Armaturen met gloei-, halogeen- of spaarlampen zijn aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 600 branduren per jaar.

Technische randvoorwaarden

De bestaande armaturen zijn geschikt voor LED-lampen, waardoor de lampen één-op-één vervangbaar zijn.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF5

Toe te passen maatregel

Vervang gasontladingslampen door LED-lampen. 

Vervang gasontladingslampen in de armaturen door LED-lampen. Dit beperkt het energiegebruik.

Huidige situatie

Er zijn armaturen met één van de volgende gasontladingslampen aanwezig: kwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 1.000 branduren per jaar.

Technische randvoorwaarden

De bestaande armaturen zijn geschikt voor LED-lampen, waardoor de lampen één-op-één vervangbaar zijn.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF6

Toe te passen maatregel

Vervang montagebalken en lichtlijnen met TL8-buizen door LED-armaturen. 

Door bij montagebalken en lichtlijnen de armaturen met TL8-buizen te vervangen door LED-armaturen wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Er zijn montagebalken of lichtlijnen met TL8-armaturen aanwezig. Dit kunnen zowel opbouwarmaturen als zwevende armaturen zijn.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 3.100 branduren per jaar.

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF7

Toe te passen maatregel

Vervang plafondspots met spaarlampen door LED-spots. 

Door plafondspots met spaarlampen (CFL of PL) te vervangen door spots met LED-verlichting wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Er zijn plafondspots met spaarlampen (CFL of PL) aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 3.300 branduren per jaar.

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF8

Toe te passen maatregel

Vervang wandarmaturen met spaarlampen door LED-wandarmaturen. 

Door wandarmaturen met spaarlampen te vervangen door LED-wandarmaturen wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Er zijn wandarmaturen met spaarlampen aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 3.600 branduren per jaar.

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF9

Toe te passen maatregel

Vervang wandarmaturen met halogeenlampen door LED-wandarmaturen. 

Door wandarmaturen met halogeenlampen te vervangen door LED-wandarmaturen wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Er zijn wandarmaturen met halogeenlampen aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 1.100 branduren per jaar.

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF10

Toe te passen maatregel

Vervang spots met halogeenlampen door LED-spots. 

Door spots met halogeenlampen te vervangen door spots met LED-verlichting wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Er zijn spots met halogeenlampen aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 2.400 branduren per jaar.

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF11

Toe te passen maatregel

Vervang railspots met halogeenlampen door LED-railspots. 

Door railspotarmaturen met halogeenlampen te vervangen door LED-railspots wordt het energiegebruik beperkt. De bestaande spanningsrail/contactrail blijft bewaard.

Huidige situatie

Er zijn railspotarmaturen met halogeenlampen op een spannings/contactrail aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 3.200 branduren per jaar.

Technische randvoorwaarden

De bestaande spanningsrail/contactrail is geschikt voor toepassing van de LED-railspots.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF12

Toe te passen maatregel

Vervang railspots met gasontladingslampen door LED-railspots. 

Door railspots met gasontladingslampen te vervangen door LED-railspots wordt het energiegebruik beperkt. De bestaande spanningsrail/contactrail blijft bewaard.

Huidige situatie

Er zijn railspots met een van de volgende gasontladingslampen aanwezig: kwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 5.200 branduren per jaar.

Natuurlijk moment: bij meer dan 2.000 branduren per jaar.

Technische randvoorwaarden

De bestaande spanningsrail/contactrail is geschikt voor toepassing van de LED-railspots.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF13

Toe te passen maatregel

Vervang pendelarmaturen en opbouwarmaturen met gasontladingslampen door LED-armaturen. 

Door pendelarmaturen en opbouwarmaturen ("high bay") met gasontladingslampen te vervangen door LED-armaturen wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Er zijn pendelarmaturen en opbouwarmaturen met één van de volgende gasontladingslampen aanwezig: kwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF14

Toe te passen maatregel

Vervang ingebouwde plafondarmaturen met TL8-buizen door LED-armaturen. 

Door de ingebouwde plafondarmaturen met TL8-buizen te vervangen door LED-armaturen wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Er zijn ingebouwde plafondarmaturen met TL8-buizen, met of zonder starter aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Binnenverlichting

Nummer maatregel

GF15

Toe te passen maatregel

Vervang vluchtwegsignaleringsarmaturen met TL-buizen of spaarlampen door LED-armaturen. 

Door vluchtwegsignaleringsarmaturen met TL-buizen of spaarlampen te vervangen door vluchtwegsignaleringsarmaturen met LED-verlichting wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Er zijn vluchtwegsignaleringsarmaturen met TL-buizen of spaarlampen aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Niet van toepassing

Categorie: Buitenverlichting

Onderwerp

Buitenverlichting

Nummer maatregel

GG1

Toe te passen maatregel

Vervang armaturen met TL8-buizen door LED-armaturen.

Door ingebouwde en opgebouwde armaturen met TL8-buizen (die niet op een mast zitten) te vervangen door LED-armaturen wordt het energiegebruik verlaagd.

Huidige situatie

Er zijn armaturen met TL8-buizen voor buitenverlichting aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Buitenverlichting

Nummer maatregel

GG2

Toe te passen maatregel

Vervang wandarmaturen met halogeenlampen door LED-armaturen. 

Door wandarmaturen met halogeenlampen te vervangen door LED-armaturen, wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Er zijn wandarmaturen met halogeenlampen voor buitenverlichting aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Buitenverlichting

Nummer maatregel

GG3

Toe te passen maatregel

Vervang wandarmaturen met spaarlampen door LED-armaturen. 

Door wandarmaturen met spaarlampen te vervangen door LED-armaturen, wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Er zijn wandarmaturen met spaarlampen voor buitenverlichting aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Onderwerp

Buitenverlichting

Nummer maatregel

GG4

Toe te passen maatregel

Vervang armaturen met gasontladingslampen door LED-armaturen. 

Door ingebouwde en opgebouwde armaturen (die niet op een mast zitten) met gasontladingslampen (Kwiklampenkwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI) door LED-armaturen te vervangen, wordt het energiegebruik beperkt.

Huidige situatie

Er zijn armaturen met gasontladingslampen (kwiklampen, SON, HPL, HQL of HPI) voor buitenverlichting aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer en onderhoud

Reinig regelmatig de lampen, armaturen, reflectoren en sensoren van de regelingen die erbij horen.

Categorie: Zonnepanelen

Onderwerp

Zonnepanelen

Nummer maatregel

GH1

Toe te passen maatregel

Plaats zonnepanelen op het dak. 

Door de plaatsing van zonnepanelen wordt duurzame elektriciteit opgewekt. Daarmee wordt bespaard op de inkoop van elektriciteit via het elektriciteitsnet.

Huidige situatie

Er is ten minste 2.000 m2 aan geschikt dakoppervlak beschikbaar voor het plaatsen van minimaal 300 kWp aan zonnepanelen.

Er is sprake van een grootverbruikaansluiting voor elektriciteit (meer dan 3x80 A).

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Het dak heeft voldoende vrije draagkracht voor de plaatsing van zonnepanelen en bijbehorende ballast.

De bestaande elektriciteitsaansluiting heeft voldoende capaciteit en er is voldoende transportcapaciteit beschikbaar op het elektriciteitsnet.

Het dak hoeft de komende 10 jaar niet te worden gerenoveerd.

De verzekeraar gaat akkoord met plaatsen van de zonnepanelen zonder dat dit tot een significante prijsstijging van de verzekeringspremie leidt.

Bij een installatie van 300 kWp kan alle opgewekte energie direct in het gebouw worden gebruikt.

Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast.

Direct uitvoerbaar (zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer en ondeoudonderhoud

Maak de zonnepanelen jaarlijks schoon.

Controleer regelmatig of de verwachte productie gehaald wordt of laat dit monitoren.

K

Binnen bijlage XIVA wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Categorie : Ruimteventilatie

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD1

Toe te passen maatregel

Pas een klokregeling toe op het ventilatiesysteem.

Door het ventilatiesysteem van een gebouw te voorzien van een klokregeling kan deze buiten bedrijfstijden uit of naar een veel lager debiet worden gezet. Er geldt hier een dubbel besparingseffect. De ventilatoren maken minder draaiuren en doordat er minder luchtverversing is, verdwijnt er ook minder verwarmde, gekoelde en/of bevochtigde lucht uit het gebouw. In de zomerperiode kan de klokregeling worden benut om juist in de nachturen met koele buitenlucht te ventileren, waardoor overdag minder koeling nodig is.

Huidige situatie

Er is een ventilatiesysteem aanwezig waarbij geen sturing op basis van ingestelde tijden wordt toegepast.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar

(zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer

en onderhoud

Maak filters, ventilatoren en luchtkanalen van het ventilatiesysteem regelmatig schoon.

Controleer jaarlijks de klokinstellingen van het ventilatiesysteem en zorg dat deze nauw aansluiten bij de werkelijke gebruikstijden van het gebouw.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD2

Toe te passen maatregel

Pas warmteterugwinning toe op een ventilatiesysteem met mechanische toevoer en afvoer.

Door in een ventilatiesysteem met mechanische toevoer en afvoer warmteterugwinning met een twincoilsysteem toe te passen worden warmteverliezen door ventilatie beperkt. Er zijn verschillende systemen op de markt zoals een kruisstroomwisselaar, een warmtewiel of een twincoilsysteem. Welk systeem het beste kan worden toegepast is afhankelijk het aanwezige ventilatiesysteem en de beschikbare ruimte.

Huidige situatie

Er is een ventilatiesysteem met mechanische toevoer en afvoer aanwezig zonder warmteterugwinning.

Economische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Technische randvoorwaarden

Het twincoilsysteem is inpasbaar in de luchtbehandelingskast of de luchtkanalen.

Indien het gebouw een monument is, wordt de monumentale status niet door de maatregel aangetast.

Het gebouw wordt verwarmd door middel van een verwarmingsketel.

Direct uitvoerbaar

(zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer

en onderhoud

Maak filters, ventilatoren en luchtkanalen van het ventilatiesysteem regelmatig schoon.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD3

Toe te passen maatregel

Vervang ventilatoren van klasse IE1 door ventilatoren van klasse IE4 of hoger.

Door IE1-ventilatoren door ventilatoren van klasse IE4 of hoger te vervangen, neemt de efficiëntie van de ventilatie toe. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik.

Huidige situatie

Er is een ventilator met efficientieklasse IE1 of lager aanwezig. Deze motoren zijn herkenbaar doordat er geen IE-klasse of dat er klasse IE1 op het typeplaatje van de motor staat.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 3.700 draaiuren van de ventilator per jaar.

Technische randvoorwaarden

Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW.

Direct uitvoerbaar

(zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer

en onderhoud

Maak ventilatoren regelmatig schoon.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD4

Toe te passen maatregel

Vervang indirect gedreven IE1-slakkenhuisventilatoren door direct gedreven ventilatoren.

Door in de luchtbehandelingskast (LBK) de ventilatorsectie met indirect gedreven IE1-slakkenhuisventilatoren te vervangen door een ventilatorsectie met direct gedreven ventilatoren (plugfans) neemt de efficiëntie van de ventilatoren toe. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik.

Huidige situatie

Er zijn in de LBK één of meerdere indirect gedreven slakkenhuisventilatoren met IE1-motor aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 2.900 draaiuren van de ventilator per jaar.

Technische randvoorwaarden

Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW.

Direct uitvoerbaar

(zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer

en onderhoud

Maak ventilatoren regelmatig schoon.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD5

Toe te passen maatregel

Vervang indirect gedreven IE2-slakkenhuisventilatoren door direct gedreven ventilatoren.

Door in de luchtbehandelingskast (LBK) de ventilatorsectie met indirect gedreven IE2-slakkenhuisventilatoren te vervangen door een ventilatorsectie met direct gedreven ventilatoren (plugfans) wordt de efficiëntie van de ventilatoren verbeterd. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik.

Huidige situatie

Er zijn in de LBK één of meerdere indirect gedreven slakkenhuisventilatoren met IE2-motor aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 3.300 draaiuren van de ventilator per jaar.

Technische randvoorwaarden

Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW.

Direct uitvoerbaar

(zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer

en onderhoud

Maak ventilatoren regelmatig schoon.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD6

Toe te passen maatregel

Vervang indirect gedreven IE3 slakkenhuisventilatoren door direct gedreven ventilatoren.

Door in de luchtbehandelingskast (LBK) de ventilatorsectie met indirect gedreven IE3-slakkenhuisventilatoren te vervangen door een ventilatorsectie met direct gedreven ventilatoren (plugfans) wordt de efficientieefficiëntie van de ventilatoren verbeterd. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik.

Huidige situatie

Er zijn in de LBK één of meerdere indirect gedreven slakkenhuisventilatoren met IE3-motor aanwezig.

Economische randvoorwaarden

Zelfstandig moment: bij meer dan 3.600 draaiuren van de ventilator per jaar.

Technische randvoorwaarden

Het vermogen van de ventilator is ten minste 5,5 kW.

Direct uitvoerbaar

(zelfstandig moment)

Ja

Aspecten van doelmatig beheer

en onderhoud

Maak ventilatoren regelmatig schoon.

Onderwerp

Ruimteventilatie

Nummer maatregel

GD7

Toe te passen maatregel

Vervang ventilatoren van klasse IE2 of IE3 door ventilatoren van klasse IE4 of hoger.

Door IE2 of IE3-ventilatoren door ventilatoren van klasse IE4 of hoger te vervangen, neemt de efficiëntie van de ventilatie toe. IE staat voor International Efficiency en is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor. Hoe hoger het getal, hoe zuiniger de motor. Het toepassen van energiezuinigere motoren van ventilatoren bespaart op het elektriciteitsgebruik.

Huidige situatie

Er is een ventilator met efficientieklasseefficiëntieklasse IE2 of IE3 aanwezig. Deze motoren zijn herkenbaar doordat er er klasse IE2 of IE3 op het typeplaatje van de motor staat.

Economische randvoorwaarden

Natuurlijk moment: bij meer dan 1.000 draaiuren van de ventilator per jaar.

Technische randvoorwaarden

Niet van toepassing

Direct uitvoerbaar

(zelfstandig moment)

Nee

Aspecten van doelmatig beheer

en onderhoud

Maak ventilatoren regelmatig schoon.

L

Bijlage XXXII wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

BIJLAGE XXXII BIJ DE ARTIKELEN 9.37, TWEEDE LID, EN 9.38 VAN DEZE REGELING (MODELLEN OMGEVINGSVERGUNNING VOOR EEN JACHTGEWEERACTIVITEIT EN OMGEVINGSVERGUNNING VOOR EEN VALKENIERSACTIVITEIT)

1. Het model, bedoeld in artikel 9.37, tweede lid:

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

2. Het model, bedoeld in artikel 9.38:

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 12 juli 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage,

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

F.M. Wiersma

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

J.F. Rummenie

Toelichting

I ALGEMEEN

1. Inleiding

De Verzamelwijziging Omgevingsregeling LVVN 2025 bevat technische wijzigingen van ondergeschikte betekenis in de Omgevingsregeling (verder: Or). Met deze wijzigingen worden technische onvolkomenheden in de Or verholpen.

2. Hoofdlijnen van deze regeling

De Verzamelwijziging Omgevingsregeling LVVN 2025 voert technische wijzigingen van ondergeschikte betekenis door in de Or. Een deel van de wijzigingen betreft puur technische punten, zoals het oplossen van verschrijvingen en actualisering in verband met wijzigingen die zich in de tussentijd hebben voorgedaan. Deze wijzigingen worden in het artikelsgewijze deel toegelicht. Het andere deel van de wijzigingen betreft het corrigeren van omissies. Deze omissies zijn ontstaan, omdat onderdelen van het voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet (verder: Ow) geldende recht niet goed zijn omgezet naar het nieuwe stelsel. Dit betreft de volgende omissies:

  • het niet opnemen van de artikelen 11.43 en 11.64 in artikel 1.1a van de Or dat tot uitdrukking brengt waarop de Or is gebaseerd en het opnemen van een verdubbeling in artikel 1.1a van de Or (artikel I, onderdeel A);

  • het aanwijzen van LandschappenNL als organisatie die een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren in voldoende mate verzekert, als bedoeld in artikel 11.64, eerste lid, onder d, onder 3°, van het Besluit activiteiten leefomgeving (verder: Bal) (in plaats van 23 afzonderlijke provinciale landschappen) (artikel I, onderdeel B).

  • het regelen dat de flegt-vergunning bij de douane wordt ingediend (in plaats van bij de bevoegde autoriteit) (artikel I, onderdeel F);

  • het regelen dat artikel 7.222 van de Or “een afwijking van” artikel 5 van de flegt-basisverordening is (in plaats van “een aanvulling op”) (artikel I, onderdeel F).

Deze omissies zijn in deze regeling hersteld.

3. Verhouding tot hoger recht

De grondslag voor deze verzamelwijzigingen vormen de artikelen waarop de bepalingen die worden gewijzigd (of de bijbehorende bijlages) berusten. Dit zijn artikelen uit de Ow en het Bal.

4. Gevolgen van deze regeling

De puur technische punten zoals het oplossen van verschrijvingen, inconsistenties en herstel van onjuiste verwijzingen, in deze regeling hebben geen gevolgen voor de regeldruk. De wijzigingen die omissies herstellen, leiden ertoe dat onbedoelde en onvoorziene gevolgen van die omissies worden hersteld.

5. Uitvoering, toezicht en handhaving

Gedurende de internetconsultatie is een ontwerp van deze verzamelregeling in de versie van de internetconsultatie voor een uitvoerings- en handhavingstoets voorgelegd aan RVO en NVWA. NVWA heeft – gelet op de technische correcties die met deze regeling worden gedaan – geen uitvoerings- en handhavingstoets uitgebracht. RVO constateert dat met deze regeling verschillende wijzigingen van ondergeschikte aard zijn aangebracht in de Or. De wijzigingen zijn in lijn met de taken die RVO uitvoert. Om deze reden is er geen impact op de taken die RVO uitvoert.

6. Evaluatie

Deze wijzigingen vergen geen aparte evaluatie. Evaluatie vindt plaats als onderdeel van de evaluatie van het stelsel van de Ow.

7. Consultatie en advies

7.1 Internetconsultatie

Op grond van artikel 23.4, eerste lid, van de Ow wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om gedurende een periode van ten minste vier weken langs elektronische weg opmerkingen te maken over het ontwerp van een ministeriële regeling. Een ontwerp van deze regeling is gepubliceerd op internetconsultatie.nl van 7 februari tot en met 6 maart 2025. Er zijn gedurende deze openbare consultatie geen reacties ingediend.

7.2 Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)

Gedurende de internetconsultatie is een ontwerp van deze regeling in de versie van de internetconsultatie voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). De regeldruk is voldoende in kaart gebracht, ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies omdat het geen significante gevolgen voorziet voor de regeldruk.

7.3 Consultatie medeoverheden

Gedurende de internetconsultatie is een ontwerp van deze regeling in de versie van de internetconsultatie voorgelegd aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Unie van Waterschappen (UvW) en het Interprovinciaal Overleg (IPO). Dit is in overeenstemming met de Code interbestuurlijke verhoudingen. De UvW en de VNG hebben laten weten geen opmerkingen te hebben bij het ontwerp van de regeling. Het IPO heeft niet op het ontwerp van de regeling gereageerd.

8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 12 juli 2025. Met deze regeling wordt afgeweken van de minimum invoeringstermijn van drie maanden, die gebruikelijk voor ministeriële regelingen wordt aangehouden. Dit is mogelijk omdat sprake is van twee van de hiervoor bestaande uitzonderingsgronden. De eerste uitzonderingsgrond is erin gelegen dat omdat de regeling niet direct relevant is voor medeoverheden, er geen minimale termijn van drie maanden wordt aangehouden tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding. De tweede uitzonderingsgrond is erin gelegen dat er met deze regeling sprake is van reparatieregelgeving.

II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Met deze regeling zijn verschillende wijzigingen van ondergeschikte aard aangebracht in de Or. In het opschrift van de onderdelen is tussen vierkante haken [...] aangegeven wat de wettelijke grondslag van deze wijzigingen is.

Onderdeel A (artikel 1.1a Or) [artikelen 11.43 en 11.64 Bal]

Met artikel 1.1a wordt tot uitdrukking gebracht dat de Or gebaseerd is op verschillende grondslagen in de Ow, de onderhangende AMvB’s en wetten buiten het systeem van de Ow, namelijk de Mijnbouwwet en de Wet dieren.

De grondslag voor het aanwijzen van vogels waarvoor het verbod niet geldt om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten, ligt besloten in artikel 11.43 van het Bal. De grondslag voor het aanwijzen van organisaties die een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren in voldoende mate verzekeren, ligt besloten in artikel 11.64 van het Bal. Deze grondslagen zijn nu toegevoegd aan artikel 1.1a.

Door een recente wijziging van artikel 1.1a van de Or, was sprake van een dubbelling in deze bepaling (Stcrt. 2024, 42325). Zowel in het derde lid, onder b, en het vierde lid was geregeld dat artikel 4.30, derde lid, van de Or was gebaseerd op artikel 10.1, eerste lid, van de Wet dieren. Dit is met deze wijziging gecorrigeerd door het vierde lid te schrappen.

Deze wijzigingen zijn doorgevoerd na de internetconsultatie van het ontwerp van de regeling.

Onderdeel B (artikel 4.16 Or) [artikel 4.3, eerste lid, onder k, van de Ow in samenhang met artikel 11.64, eerste lid, aanhef en onder d, onder 3°, van het Bal]

In artikel 4.16 was onder meer LandschappenNL aangewezen als organisatie die een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren in voldoende mate verzekert, als bedoeld in artikel 11.64, eerste lid, onder d, onder 3°, van het Bal. LandschappenNL had niet in deze lijst opgenomen moeten worden, omdat zij geen jachthouder is. In plaats van LandschappenNL hadden 12 afzonderlijke provinciale landschappen (11 stichtingen en 1 vereniging) in deze lijst moeten worden opgenomen. Met deze wijziging is dit hersteld. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de lijst op alfabetische volgorde te zetten.

Onderdeel C (artikel 4.29 Or) [artikel 5.2, derde lid, van de Ow]

Het Zeehondencentrum in Pieterburen is verplaatst naar Lauwersoog, en daarom wordt er in de Omgevingsregeling niet langer verwezen naar het Zeehondencentrum te Pieterburen. De naamgeving van het Zeehondencentrum blijft echter onveranderd, waardoor er nu sprake is van het Zeehondencentrum Pieterburen te Lauwersoog.

Nadat de internetconsultatie van het ontwerp van de regeling was afgerond, zijn enkele (tekstuele) verbeteringen van ondergeschikte aard gedaan ter verduidelijking van het artikel, zoals het schrappen van de verwijzingen in het derde lid naar de artikelen 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de Ow, 11.54, eerste lid, onder a, van het Bal en bijlage IX, onder a, van dat besluit. Deze wijzigingen zijn van ondergeschikte aard, omdat in de consultatieversie al naar deze bepalingen werd verwezen in het eerste lid van artikel 4.29.

Onderdeel D (artikel 4.31c Or) [artikel 4.3, vierde lid, van de Ow]

Met dit onderdeel wordt artikel 4.31c op een aantal taalkundige onderdelen gewijzigd.

In het eerste lid vervalt ten behoeve van de leesbaarheid een keer het voorzetsel “van” en de verwijzing naar bijlage II van de Omgevingsregeling. De verwijzing naar bijlage II in de Omgevingsregeling is geregeld in artikel 1.4, en het is daarom niet nodig dit te herhalen in artikel 4.31c (eerste lid).

In het tweede lid wordt de titel van tabel 4.31c gewijzigd. In het stelsel van de Omgevingswet wordt de naam van de titel van een tabel zonder haakjes weergegeven (tweede lid).

In het derde lid wordt “in een gebied” gewijzigd naar “op een locatie”. In het stelsel van de Omgevingswet is “locatie” een van de kernbegrippen, dat ook wordt gebruikt bij het omgevingsplan en in het Bal.

Deze taalkundige wijzigingen zijn doorgevoerd na de internetconsultatie van het ontwerp van de regeling.

Onderdeel E (artikel 4.34 Or) [artikel 4.3, tweede lid, aanhef en onder a, en vierde lid, van de Ow]

In artikel 4.34, derde lid, onder c, onder 2 van de Or, werd ten onrechte verwezen naar artikel 4 van de cites-basisverordening. Artikel 4.34 van de regeling gaat over de aangewezen organisaties voor het verstrekken van pootringen voor gefokte vogels en de verplichtingen van de administratie die hieraan verbonden zijn, terwijl artikel 4 van de cites-verordening ziet op het verhandelen van cites-soorten die uit het wild afkomstig zijn en dus niet gefokt zijn. Met deze wijziging is de foutieve verwijzing komen te vervallen.

Onderdeel F (artikel 7.222 Or) [artikelen 4.3, tweede lid, aanhef en onder b, en vierde lid, en 16.139, derde lid, van de Ow]

Artikel 7.222 van de Or ziet op het indieningsmoment van de flegt-vergunning, en geeft uitvoering aan artikel 5, eerste lid, van de flegt-basisverordening. 1

In artikel 5, eerste lid, van deze Verordening wordt bepaald dat marktdeelnemers hun vergunning voor de invoer van hout indienen bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun lading wensen in te voeren. Deze autoriteit beoordeelt de geldigheid van de vergunning en beslist op basis van een risicoanalyse of een aanvullende controle noodzakelijk is. In Nederland wordt de flegt-vergunning ingediend bij de NVWA.

Deze praktijk was al gangbaar onder de Flora- en faunawet, en is voortgezet onder de Wet natuurbescherming. Met de invoering van de Ow is aan deze praktijk niets veranderd.2 In de tekst van het artikel was abusievelijk opgenomen dat de vergunning bij de douane wordt ingediend. Om dit te herstellen, is “de douane” gewijzigd in “de bevoegde autoriteit”.

Ten onrechte stond er in artikel 7.222 bovendien dat sprake is van een “afwijking” van de verordening, terwijl de gestelde regel een “aanvulling” is voor de verzekering van een spoedige afhandeling van de aangifte bij de douane. De tijd tussen een aangifte en de beslissing van de douaneautoriteiten om de goederen vrij te geven, is te kort om een beoordeling van de geldigheid van een vergunning te maken. Door de vergunning voorafgaand aan de aangifte te laten indienen bij de bevoegde autoriteit – in dit geval bij de NVWA – is geborgd dat een beslissing op de aanvaarding van de geldigheid van een vergunning is genomen voordat de douane haar beslissing neemt om de goederen wel of niet vrij te geven. Op deze wijze kan een vlotte doorstroming van goederen aan de grens beter worden gegarandeerd.3 De termijn van één dag voor indiening van de vergunning bij de NVWA voorafgaand aan de aangifte, is een minimumtermijn (“ten minste”), wat betekent dat de vergunning ook eerder kan worden ingediend.

In artikel 5, eerste lid, van de Verordening wordt geregeld wanneer uiterlijk de vergunning moet zijn ingediend. Met het in bepaling 7.222 Or neergelegde vereiste dat de vergunning ten minste één werkdag voorafgaand aan het moment van aangifte wordt ingediend, wordt dat uiterste moment gehaald. Het in 7.222 Or bepaalde doet dan ook geen afbreuk aan de bepaling in artikel 5, eerste lid, van de Verordening. Daarom is de zinsnede “in afwijking van artikel 5” vervangen door “in aanvulling op artikel 5”.

Onderdeel G (artikel 14.45 Or) [artikel 13.1, zesde lid, van de Ow]

In artikel 14.45, eerste lid, van de Or werd ten onrechte verwezen naar artikel 7.216, vierde lid, van de Or. Het merkteken waar artikel 14.45, vierde lid, van de Or op ziet, wordt namelijk geregeld in artikel 7.219, vierde lid van deze regeling. Met deze wijziging is de foutieve verwijzing gecorrigeerd.

In artikel 14.45, tweede lid, van de Or werd ten onrechte verwezen naar artikel 4.22, eerste lid, van de Or. Artikel 4.22 van de Or ziet op het aanwijzen van vergunningvrije gevallen van soorten van de vogelrichtlijn met betrekking tot het vervoeren van zieke of gewonde vogels. In 14.45, tweede lid van de Or, gaat het gezien de tekst echter om erkende organisaties voor de uitgifte van gesloten pootringen, die de kosten voor de vervaardiging van de pootringen verhalen op de aanvrager. Daarop heeft artikel 4.34, eerste lid, van de Or betrekking. Met de wijziging is de foutieve verwijzing via dit onderdeel gecorrigeerd.

In artikel 14.45, derde lid, Or, werd per abuis verwezen naar de in het “eerste lid bedoelde kostprijs”, terwijl de in het tweede lid bedoelde kostprijs wordt bedoeld. Met de wijziging is de foutieve verwijzing gecorrigeerd.

In artikel 14.45, vierde lid, van de Or, werd verwezen naar het “eerste en het tweede lid” van dit artikel, terwijl het “tweede en het derde lid” wordt bedoeld. Met de voorziene wijziging is de foutieve verwijzing gecorrigeerd.

Onderdeel H (Artikel 17a.9) [artikel 20.3, eerste lid, van de Ow]

In artikel 17a.9 het woord “artikel” voor “17a.4, eerste lid, onder h,” en “17a.3”. Met deze wijziging wordt dit hersteld. Deze wijziging is doorgevoerd na de internetconsultatie van het ontwerp van de regeling.

Onderdeel I (Bijlage I) [artikel 4.3, vierde lid, van de Ow]

Met dit onderdeel wordt de definitie van soortenmanagementplan gewijzigd. Een soortenmanagementplan kan meerdere gemeenten beslaan. In het stelsel van de Omgevingswet wordt dan de formulering “een of meer” gebruikt in plaats van “een of enkele”. Daarnaast vervalt de zinsnede “in de gebouwde omgeving”, aangezien gebouwen per definitie onderdeel uitmaken van de gebouwde omgeving, en deze zinsnede hiermee overbodig is.

Deze wijzigingen zijn doorgevoerd na de internetconsultatie van het ontwerp van de regeling.

Onderdeel J (Bijlage XIV) [artikel 4.3, vierde lid, van de Ow]

Met dit onderdeel wordt een grammatische correctie doorgevoerd in bijlage XIV, onderdeel 3 Gevouwen, Categorie: Isolatie van de schil. In de rij met betrekking tot Technische randvoorwaarden is in een eerder stadium “Wet natuurbescherming” vervangen door “Besluit activiteiten leefomgeving”. Hierbij is per abuis vergeten het lidwoord aan te passen van “de” naar “het”.

Deze wijzigingen zijn doorgevoerd na de internetconsultatie van het ontwerp van de regeling.

Onderdeel K (Bijlage XIVa) [artikel 4.3, vierde lid, van de Ow]

Met dit onderdeel worden grammatische correcties doorgevoerd in bijlage XIVa. Deze wijzigingen zijn doorgevoerd na de internetconsultatie van het ontwerp van de regeling.

Onderdeel L (Bijlage XXXII) [artikel 16.139, derde lid, van de Ow]

Bijlage XXXII is aangepast aan de portefeuilleverdeling van het kabinet-Schoof. De “Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit” is daarom gewijzigd in de “Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

F.M. Wiersma

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

J.F. Rummenie

Naar boven