Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 juli 2025, kenmerk 1084426-4136042-DMO, houdende wijziging van de Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteuning en Zorg in verband met het toevoegen van een wijze van berekening van personele kosten en het wijzigingen van het subsidieplafond voor 2025 [KetenID WGK027665]

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteuning en Zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 7 worden twee leden toegevoegd:

  • 6. De hoogte van de subsidie wordt berekend op basis van de werkelijk gemaakte kosten.

  • 7. In afwijking van het zesde lid kan de hoogte van de personele kosten worden berekend op basis van de laagste trede van de functieschaal of salarisschaal van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst.

B

In artikel 8, eerste lid, onder b, wordt ‘€ 27.000.000’ vervangen door ‘€ 54.000.000’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, terug tot en met 9 april 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, D.E.M.C. Jansen

TOELICHTING

1. Algemeen

De Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteuning en Zorg (hierna: de Regeling) stimuleert (gezamenlijke) activiteiten voor het transformeren en anders organiseren van zorg- of ondersteuningsprocessen, via de inzet van digitale of hybride processen. Zorg- of ondersteuningsmedewerkers kunnen door deze getransformeerde processen substantieel minder of met meer arbeidsverlichting worden ingezet. Ook kan het mensen met een chronische ziekte of beperking – of een groot risico daarop – die thuis wonen in staat stellen om langer zo zelfstandig mogelijk thuis te blijven wonen (met gelijkblijvende of verminderde inzet van zorg- of ondersteuningsmedewerkers). Onder gezamenlijke activiteiten wordt verstaan dat er sprake is van regionale en/of domeinoverstijgende samenwerking tussen aanbieders onderling en met inkopers van zorg of ondersteuning.

Het gaat in de Regeling niet om de totstandkoming of aanschaf van nieuwe technologische toepassingen of vrijblijvende pilotprojecten, maar om het implementeren, opschalen en inbedden van bewezen digitale en hybride processen in zorg- of ondersteuning. De beoogde omslag vergt meer dan enkel de aanschaf en implementatie van technologie; het betekent vooral dat de wijze waarop zorg of ondersteuning verleend wordt op een andere manier ingericht moet worden. De Regeling is daarom gericht op de transformatie van fysieke processen tot digitale of hybride processen.

Met deze wijzigingsregeling is het subsidieplafond verhoogd van € 27.000.000 naar € 54.000.000 vanwege de grote belangstelling onder aanvragers. In de vorige aanvraagronde zijn 736 aanvragen ingediend met een geclaimd bedrag van € 48 miljoen. Ook voor de huidige tranche is de belangstelling groot. In de vorige aanvraagronde betroffen de aanvragen met name kleinere implementatiestartprojecten. De verwachting is dat veel van deze aanvragers dit jaar een vervolgaanvraag indienen in de vorm van omvangrijkere projecten in de opschaling- en evaluatieroute. Hoewel het benodigde budget voor de verhoging al was gereserveerd is dit pas formeel vastgesteld bij de voorjaarsbesluitvorming.

Daarnaast is een bepaling toegevoegd met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de subsidie in het geval sprake is van personele kosten kan worden bepaald. Het bijhouden van de werkelijk gemaakte personele kosten kan met name voor grote organisaties tot hoge administratieve lasten leiden. Met deze wijziging is een extra mogelijkheid voor het bijhouden van de personele kosten opgenomen, waarmee een verlaging van de administratieve lasten wordt beoogd. Aanvragers kunnen de personele kosten berekenen op basis van de laagste trede van de schalen van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst (hierna: CAO). Dit maakt het mogelijk om de personele kosten van de deelnemers aan een project mee te nemen met de functie en schaal waarin zij zich bevinden zonder daarbij de treden waarin de individuele deelnemers zich bevinden te bepalen. Dit is bij de subsidieaanvraag (bij het aanleveren van de begroting) en met name bij de verantwoording van de ontvangen subsidie van belang. Op de website van RVO (https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/stoz#voorwaarden%2C-beoordelingscriteria-en-subsidiabele-kosten) zijn deze uurtarieven op basis van de verschillende thans van kracht zijnde CAO’s gepubliceerd. Het is mogelijk dat gedurende de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten een nieuwe CAO in werking treedt. In dat geval kan worden uitgegaan van de dan van kracht zijnde toepasselijke CAO.

De Algemene Groepsvrijstellingsverordening kent maximale steunpercentages en met de laagste trede van de betreffende schaal wordt voorkomen dat deze steunpercentages worden overschreden. De toegevoegde optie zal voor aanvragers dus in de regel tot gevolg hebben dat er een lager subsidiebedrag wordt ontvangen dan de werkelijk gemaakte personele kosten, maar hiermee wordt tegemoetgekomen aan de wens van aanvragers om hier zelf een afweging in te maken.

2. Artikelsgewijs

Artikel II

Deze regeling treedt in afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten en in afwijking van de publicatietermijn (aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving) in werking met ingang van de dag na publicatie en werkt, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, terug tot en met 9 april 2024, de datum van inwerkingtreding van de Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteuning en Zorg. De wijziging ten aanzien van de extra wijze waarop loonkosten kunnen worden berekend is louter begunstigend ten opzichte van de aanvragers. Met de terugwerkende kracht wordt ook aan diegenen die in 2024 of 2025 al een aanvraag respectievelijk een aanvraag tot vaststelling hebben ingediend de mogelijkheid geboden deze te herzien.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, D.E.M.C. Jansen

Naar boven