Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2025, 23598 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2025, 23598 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluit:
De Subsidieregeling onderwijscoalities af- en ombouw gesloten jeugdhulp wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van ‘instelling’ vervalt.
2. In de alfabetische rangschikking wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;.
B
In artikel 3 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
1a. De minister kan in 2025 aan een penvoerder subsidie verstrekken voor de uitvoering van een plan van aanpak in de periode van 1 juli 2025 tot en met 31 augustus 2028, voor kwalitatief goed onderwijs en passende ondersteuning aan jeugdigen die behoren tot de in artikel 4, eerste lid, bedoelde doelgroep, tijdens de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp.
C
In artikel 4, vierde lid, wordt ‘instelling’ vervangen door ‘mbo-instelling’.
D
In artikel 5 wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
3a. Een coalitie die een subsidieaanvraag doet als bedoeld in artikel 3, lid 1a, weigert geen mbo-instellingen die zich in het kader van die subsidieaanvraag bij de coalitie willen aansluiten.
E
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘artikel 4, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 4, derde lid’.
2. In het vierde lid wordt na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:
d1. indien het een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 3, lid 1a, betreft, in aanvulling op onderdeel d, een omschrijving van de betrokkenheid en rol van scholen bij gesloten jeugdhulpinstellingen en van mbo-instellingen, ongeacht of zij al bij de coalitie zijn aangesloten;.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het bepaalde in het vierde lid, onderdeel a, beschrijft de regiovisie voor aanvragen als bedoeld in artikel 3, lid 1a, voorgenomen regionale veranderingen in aanloop naar kalenderjaar 2030 als gevolg van de af- en ombouw van grootschalige gesloten jeugdhulpinstellingen, waarvan het bovenregionaal plan van de coördinerende gemeente of gemeenten een onderdeel kan zijn. De regiovisie bevat daarnaast een omschrijving van de gevolgen hiervan voor het onderwijs van de jeugdigen in de coalitie in de aanloop naar 2030.
F
In artikel 7 wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
2a. Een aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 3, lid 1a, kan worden ingediend van 24 juli tot en met 8 september 2025, 13.00 uur. Aanvragen die worden ontvangen na 8 september 2025, 13.00 uur, worden afgewezen.
G
Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 8 is voor het verstrekken van subsidie op grond van deze regeling in 2025 naar aanleiding van subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 3 lid 1a, een bedrag van € 17.250.000 beschikbaar.
2. Het subsidiebedrag dat in 2025 ten hoogste kan worden verstrekt, wordt berekend op basis van het aantal vo-leerlingen op 1 oktober 2024 op de vestigingen van de scholen die op 1 januari 2025 zijn aangesloten bij het desbetreffende samenwerkingsverband.
3. De subsidie bedraagt per vo-leerling € 18,49.
H
In artikel 9 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
1a. De Minister beoordeelt de subsidieaanvraag, bedoeld in artikel 3, lid 1a, aan de hand van het beoordelingskader dat als bijlage 1a bij deze regeling is gevoegd.
I
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt ‘bedoeld in het eerste lid’ vervangen door ‘bedoeld in het eerste of vijfde lid’.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid worden de activiteiten waarvoor in 2025 subsidie wordt verstrekt naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 3, lid 1a, uitgevoerd in de periode van 1 juli 2025 tot en met 31 augustus 2028.
6. De penvoerder levert voor subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 3, lid 1a, het activiteitenverslag, bedoeld in het derde lid, in afwijking van het derde lid uiterlijk op 1 oktober 2027 aan op basis van het daartoe door DUS-I beschikbaar gestelde format.
J
Aan artikel 11 worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. In afwijking van het eerste lid wordt een subsidie naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 3, lid 1a, verleend binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 7, lid 2a. De Minister stelt de subsidie vast binnen 22 weken na het moment van indiening van de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 12, met betrekking tot het laatste jaar waarin de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd.
5. In afwijking van het tweede lid verstrekt de minister voor een subsidie naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 3, lid 1a, een voorschot van 100%, dat wordt uitbetaald in drie termijnen. De betaling van de eerste termijn vindt plaats in december 2025 en bedraagt 32,0% van het verleende subsidiebedrag. De betaling van de tweede termijn vindt plaats in december 2026 en bedraagt 33,5% van het verleende subsidiebedrag. De betaling van de derde termijn vindt plaats in december 2027 en bedraagt 34,5%.
K
Na bijlage 1 wordt een bijlage ingevoegd, die luidt:
Deze bijlage hoort bij artikel 9, lid 1a, van de Subsidieregeling onderwijscoalities af- en ombouw gesloten jeugdhulp.
|
Criterium |
Voldoet aan dit criterium |
|
|---|---|---|
|
1 |
Het plan van aanpak bevat een regiovisie met voorgenomen veranderingen in de gesloten jeugdzorg op lange en korte termijn en de gevolgen daarvan voor onderwijs |
De belangrijkste voorgenomen regionale veranderingen vanuit de zorg die relevant zijn voor onderwijs in aanloop naar kalenderjaar 2030 als gevolg van de af- en ombouw zijn beknopt omschreven, zowel kwantitatief als kwalitatief. |
|
De belangrijkste (verwachte) consequenties voor het onderwijs van de jeugdigen in de coalitie voor de jaren in de aanloop naar 2030 zijn beschreven. Daarbij wordt breed gekeken, en in ieder geval gereflecteerd op wat dit vraagt van de scholen bij gesloten jeugdhulp, mbo-instellingen en de samenwerkingsverbanden. Indien aan de orde wordt hierbij ook ingegaan op het effect dat dit heeft op de overige scholen voor (v)so, zorginstelling(en) en gemeenten. |
||
|
In de regiovisie is geput uit gesprekken met – of bronnen van – relevante partijen, zoals het bovenregionaal plan van de coördinerende gemeenten of het transformatieplan van de gesloten instelling. Als er belangrijke informatie mist, is duidelijk aangegeven waarom dit nog niet benoemd kan worden. |
||
|
2 |
Het plan van aanpak bevat concrete beoogde doelstellingen van de coalitie die aansluiten op de regiovisie en het doel van de subsidieregeling |
De doelstellingen zijn helder en concreet geformuleerd in aansluiting op de eigen regiovisie en de doelstelling van de subsidieregeling. |
|
3 |
Het plan van aanpak bevat de beoogde activiteiten, welke onder één van de subsidiabele activiteiten vallen |
Per activiteit is een korte toelichting opgenomen welke activiteiten uitgevoerd gaan worden, met daarbij een beschrijving van: – onder welke subsidiabele activiteit het valt; – de concrete inhoud van de activiteit, waaruit ook blijkt dat de activiteit zich richt op de doelgroep; – begin- en einddatum van de activiteit; – welke partij de activiteit uit gaat voeren, waar mogelijk zo concreet mogelijk wie wat gaat doen (dus bijvoorbeeld: zijn het docenten, onderwijsconsulenten, mentoren). |
|
De activiteiten sluiten logisch aan op de doelstellingen van de coalitie. |
||
|
Bij de uitvoering van de activiteiten wordt zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van bestaande expertise en kennis van de scholen bij jeugdhulpinstellingen. |
||
|
4 |
Het plan van aanpak bevat een begroting op hoofdlijnen |
Het plan bevat per activiteit een sluitende begroting op hoofdlijnen van de geraamde kosten. De onderdelen uit het format van DUS-I zijn hierin verwerkt. |
|
De middelen (geld, tijd en mankracht) worden zo doelmatig mogelijk ingezet om de doelstellingen te behalen. Externe inhuur wordt zo veel mogelijk vermeden. |
||
|
5 |
Het plan van aanpak bevat een omschrijving van de beoogde samenwerking in de coalitie en de inspanning die is geleverd om partijen te betrekken |
Er wordt duidelijk beschreven hoe de betrokken samenwerkingsverbanden, scholen, mbo-instellingen en/of gemeenten in de coalitie hun samenwerking voor de activiteiten vormgeven. Er wordt in ieder geval ingegaan op de betrokkenheid en (beoogde) rol van de coördinerende gemeente(n), mbo-instelling(en) en de school of scholen bij de gesloten instelling. |
|
Er is aannemelijk gemaakt dat er een inspanning is verricht om relevante regionale partijen, waaronder in ieder geval mbo-instellingen en scholen bij gesloten jeugdhulpinstellingen, te betrekken bij de uitvoering van het plan van aanpak. Als dit niet gelukt is, is hiervoor een verklaring gegeven en is opgenomen hoe de coalitie hier gedurende de subsidieperiode inzet op blijft plegen. |
||
|
6 |
Het plan van aanpak bevat een beschrijving van de voorgenomen eigen monitoring en evaluatie |
Het plan van aanpak bevat een beschrijving van de voorgenomen eigen monitoring en evaluatie. |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
De Subsidieregeling onderwijscoalities af- en ombouw gesloten jeugdhulp (hierna: subsidieregeling) is bedoeld om tijdens de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp bij te dragen aan de verdere ontwikkeling en verbetering van onderwijs en ondersteuning van jeugdigen die buiten hun eigen gezin verblijven in residentiële jeugdhulpinstellingen, inclusief kleinschalige woonvoorzieningen.
Met deze wijzigingsregeling wordt een nieuw aanvraagtijdvak toegevoegd aan deze subsidieregeling, zodat de onderwijscoalities in de schooljaren 2025–2026, 2026–2027 en 2027–2028 kunnen voortbouwen op hun ingezette regionale samenwerking en activiteiten. Hiermee kunnen zij uitvoering geven aan een plan van aanpak dat aansluit bij de ambitie om de gesloten jeugdhulp kleinschalig en regionaal te organiseren en in 2030 zo dicht mogelijk bij nul gesloten plaatsingen te zijn. Hiervoor komt in totaal € 17.250.000 beschikbaar. Daarbij blijft de subsidieregeling grotendeels ongewijzigd, op enkele kleine punten na, die hierna worden toegelicht.
De subsidie kan weer aangevraagd worden door coalities van samenwerkingsverbanden passend onderwijs voortgezet onderwijs (hierna: samenwerkingsverbanden), in samenwerking met regionale partners. Denk daarbij aan scholen bij gesloten en open jeugdhulpinstellingen, scholen in het regulier (speciaal) onderwijs, mbo-instellingen, jeugdhulpinstellingen en gemeenten. Het samenwerkingsverband dat subsidie aanvraagt is de penvoerder namens de coalitie.
Het ligt daarbij voor de hand om de reeds bestaande coalities die in de eerste aanvraagronde zijn gevormd en waarin al is geïnvesteerd qua samenwerking, verder voort te zetten en uit te breiden. Zo kunnen coalities voortbouwen op hun ingezette activiteiten en zorgen voor continuïteit in de ondersteuning van de kleine maar zeer kwetsbare groep jeugdigen in de residentiële jeugdhulp. Bovendien is de inzet van tijd en middelen het meest efficiënt wanneer op de bestaande samenwerking uit de eerste aanvraagronde wordt voortgebouwd.
Wijzigingen van de regeling
Inhoudelijk is de subsidieregeling voor deze nieuwe ronde op twee punten gewijzigd. Ten eerste is de samenwerking met de scholen bij gesloten jeugdhulpinstellingen verder geborgd. Dit is belangrijk in het kader van kennisoverdracht en inzet in het ‘regulier’ (speciaal) onderwijs en mbo-instellingen, alsmede ten behoeve van een soepele in-, door- en uitstroom van de jeugdigen die behoren tot de doelgroep van deze subsidieregeling. Aanvragers wordt gevraagd om de scholen bij gesloten jeugdhulpinstellingen actief te betrekken bij de ontwikkeling en uitvoering van hun plannen. Daarbij is als verplichting opgenomen om de samenwerking en de inspanning die hiertoe is verricht te beschrijven. Dit in aanvulling op de bepaling dat scholen bij gesloten jeugdhulpinstellingen niet geweigerd mogen worden indien zij zich bij een coalitie aan willen sluiten, en dat bij de beoordeling van het activiteitenplan wordt gekeken of zoveel als mogelijk gebruikmaakt wordt van de kennis en expertise van deze scholen.
Ten tweede is de betrokkenheid van het mbo vergroot, omdat een aanzienlijk deel van de jeugdigen tijdens of na hun residentiële verblijf mbo-onderwijs volgt.1 Daarom is het van belang dat kennis en expertise over het bieden van onderwijs en ondersteuning over deze kwetsbare doelgroep ook voor het mbo beschikbaar komt. Daarnaast moeten ook de mbo-instellingen binnen de coalitie voorbereid worden op de situatie na de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp.
Om dit te bevorderen, worden aanvragers van de subsidie nadrukkelijk opgeroepen om relevante mbo-instellingen voor het werkgebied van hun coalitie actief te betrekken. In de vorige aanvraagronde is dat nog weinig gebeurd. Het blijft daarbij ook mogelijk dat de penvoerder subsidiemiddelen overdraagt aan een mbo-instelling voor de uitvoering van subsidiabele activiteiten. In deze aanvraagronde is het verplicht om te beschrijven hoe de samenwerking met relevante mbo-instellingen in de coalitie wordt vormgegeven en welke inspanningen hiervoor zijn verricht, net zoals dat voor andere relevante partijen in de regio moet worden beschreven. Voor scholen bij gesloten jeugdhulpinstellingen gold al dat zij niet geweigerd mogen worden, als zij willen deelnemen aan een coalitie. Datzelfde geldt nu ook voor mbo-instellingen.
Beoordeling
De aanvragen worden inhoudelijk beoordeeld aan de hand van het beoordelingskader dat is opgenomen in bijlage 1a. Dit beoordelingskader komt grotendeels overeen met het kader dat in vorige aanvraagperiode is toegepast, met toevoeging van de hierboven beschreven wijzigingen.
Ondersteuning bij planvorming en uitvoering
Ten behoeve van een goede planvorming en uitvoering van deze subsidieregeling stelt het Ministerie van OCW twee vormen van ondersteuning beschikbaar:
• Via info@awrj.nl kan contact opgenomen worden met de Academische Werkplaats Risicojeugd (AWRJ) voor ondersteuning bij de inzet van data bij de planvorming en uitvoering. Denk daarbij aan ondersteuning bij de actualisatie van de regiovisie en het kiezen van regionale activiteiten. De AWRJ verzamelt de aankomende jaren met subsidie van het Ministerie van OCW data om het onderwijs voor jeugdigen binnen de gesloten jeugdhulp te monitoren. De resultaten van het onderzoek kunnen benut worden bij de planvorming en uitvoering van de aanvraag. Denk aan het benutten van de landelijke datamonitor, de monitor per jeugdhulpaanbieder, inzichten uit de verdiepende focusgroepen en interviews, en op termijn ook inzichten uit het bijbehorende promotieonderzoek naar het onderwijs voor deze jeugdigen.
• Via a.vandehaar@gespecialiseerdonderwijs.nl kan de landelijk coördinator benaderd worden, die op basis van subsidie van het Ministerie van OCW is aangesteld door de sectorraad Gespecialiseerd Onderwijs. Deze coördinator kan ten behoeve van de planvorming en uitvoering meedenken over de inzet van goede voorbeelden en geleerde lessen van coalities in het land.
Daarnaast is er net als bij het vorige aanvraagtijdvak weer een handreiking beschikbaar om aanvragers te ondersteunen.
Regeldruk
Met deze wijziging kan opnieuw een aanvraag worden ingediend. Hiermee zijn administratieve lasten gemoeid. De lasten die gepaard gaan met het voorbereiden en opstellen van de aanvraag, de verantwoording door de penvoerder en deelname aan het onderzoek dat bij deze subsidie uitgevoerd wordt zijn al in beeld gebracht bij de huidige regeling. Er is wel een verschil in de verdeling van het aantal uren dat nodig is per onderdeel van deze aanvraag. Zo zal er minder tijd aan de coalitievorming en regiovisie besteed hoeven te worden, aangezien coalities voort kunnen bouwen op bestaande documentatie, kennis en samenwerkingsrelaties. Daar staat tegenover dat in sommige coalities wel meer tijd geïnvesteerd zal moeten worden om mbo-instellingen te betrekken bij de aanvraag. De ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen heeft voor de regeldruk.
Bij deze regeling zijn verschillende typen ‘instellingen’ betrokken, namelijk jeugdhulpinstellingen en mbo-instellingen. In de regeling werd met het begrip ‘instelling’ gerefereerd aan mbo-instellingen, maar dit bleek in de praktijk tot enige verwarring te leiden. In overleg met de betrokken partijen is besloten om dit te verhelderen. De begripsbepaling ‘instelling’ is daarom aangepast in ‘mbo-instelling’.
Deze wijzigingsregeling regelt in artikel 3 een nieuwe periode waarvoor onderwijscoalities, vertegenwoordigd door een penvoerder, subsidie kunnen aanvragen.
Deze subsidie is niet bedoeld voor het in stand houden van de scholen bij gesloten jeugdhulpinstellingen. Daarvoor ontvangen de betreffende scholen immers al reguliere bekostiging, en is tot en met 2028 tijdelijk extra aanvullende bekostiging beschikbaar.2 De subsidie is wel bedoeld om eraan bij te dragen dat jeugdigen die nu en in de toekomst in gesloten of open jeugdhulpinstellingen, inclusief kleinschalige woonvoorzieningen, verblijven, vanaf dag één goed onderwijs en passende ondersteuning krijgen. Regionale samenwerking en kennis- en deskundigheidsbevordering staan daarbij centraal. Naast de samenwerkingsverbanden, spelen de scholen bij gesloten jeugdhulpinstellingen hier gezien hun ervaring met deze kwetsbare jeugdigen een essentiële rol.
Aanvragers dienen weer een plan van aanpak in te dienen dat voldoet aan de onderdelen uit artikel 6 van de huidige regeling. In de huidige subsidieregeling is onder artikel 4, derde lid, een lijst met subsidiabele activiteiten opgenomen. Deze activiteiten zijn niet gewijzigd. Deze richten zich op extra of betere ondersteuning aan jeugdigen, docenten of mentoren, het bevorderen van samenwerking en afstemming tussen scholen, samenwerkingsverbanden, mbo-instellingen of gemeenten, en het benutten en opbouwen van kennis en expertise voor het regulier (speciaal) onderwijs en het mbo om tegemoet te komen aan de veranderende vraag vanwege de af- en ombouw. Tot slot kunnen de activiteiten zich richten op projectleiding van het plan van aanpak.
Om te bepalen welke activiteiten passend zijn, kunnen coalities die al eerder subsidie hebben aangevraagd de regiovisie die ze in 2023 hebben aangeleverd bij de aanvraag van subsidie op grond van deze regeling actualiseren. Daarbij kan worden aangegeven wat er al dan niet is gerealiseerd vanuit de coalitie, en hoe men daar op wil voortbouwen. Verder is van belang dat wordt geactualiseerd met welke ontwikkelingen vanuit de zorg3 men wordt geconfronteerd, welke consequenties dat heeft voor het onderwijs, en hoe men de subsidie daarvoor wil benutten.
Een coalitie bestaat uit een penvoerder en ten minste één ander samenwerkingsverband waarmee een samenwerkingsovereenkomst is gesloten. Hieruit blijkt dat er is ingestemd met de aanvraag, en is omschreven wat de gezamenlijke afspraken zijn met betrekking tot inzet van middelen en menskracht. Op de website van DUS-I vinden aanvragers net als tijdens de vorige aanvraagperiode een format voor de samenwerkingsovereenkomst, inclusief machtigingsverklaring waaruit blijkt dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie, op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.
Op het moment dat scholen die horen bij gesloten jeugdhulpinstellingen aangeven dat zij betrokken willen worden bij de coalitie, mag hun deelname niet worden geweigerd. Hetzelfde geldt voor mbo-instellingen. In de aanvraag moet daarom de betrokkenheid en rol van deze partijen, evenals de betrokken (coördinerende) gemeenten, worden beschreven. Als het niet lukt om deze scholen of mbo-instellingen te betrekken, moet de penvoerder in de aanvraag uitleggen wat daar de reden van is.
Hoewel dit niet verplicht is, wordt aanbevolen om niet alleen samenwerkingsverbanden, maar ook de betrokken scholen bij gesloten jeugdhulpinstellingen, mbo-instellingen of eventueel andere partijen die van belang zijn voor de uitvoering mee te laten tekenen in de samenwerkingsovereenkomst.
In deze artikelen is geregeld hoeveel subsidie in 2025 verstrekt kan worden, en voor welk bedrag de coalities in aanmerking komen. Voor deze gehele periode (dus niet per schooljaar) is een bedrag van € 17.250.000 beschikbaar. Dat leidt ertoe dat de samenwerkingsverbanden € 18,49 per vo-leerling kunnen aanvragen voor drie schooljaren. Er wordt dus niet meer gewerkt met een minimum- en maximumbedrag per vo-leerling, om meteen duidelijkheid aan de aanvragers te verstrekken over het bedrag dat zij mogelijk beschikt krijgen.
De verstrekkings- en verantwoordingsregimes zijn beperkt gewijzigd. In de huidige regeling werd de subsidie in het najaar van 2023 aangevraagd en kort daarna, uiterlijk op 31 december 2023, vastgesteld. Op dat moment moest een deel van de betalingen nog plaatsvinden en was ook de activiteitenperiode nog niet verstreken. Deze opzet is losgelaten. De subsidie wordt nu eerst verleend en vervolgens vastgesteld nadat het jaarverslag is ingediend dat gaat over het laatste jaar waarin de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd. Voor de aanvragers heeft dit geen praktische consequenties. Omdat de looptijd van de regeling ten tijde van de vaststelling is verstreken, volgt de bevoegdheid tot vaststelling rechtstreeks uit artikel 4:46 Awb.4
De middelen die op grond van deze wijzigingsregeling worden verstrekt mogen al voorafgaand aan de beoordeling van de aanvraag worden aangewend. Dit is wel voor eigen risico, omdat dan wordt vooruitgelopen op de besluitvorming en er op dat moment nog geen recht op subsidie bestaat.
Naast het realiseren van een nieuwe aanvraagronde, voert deze regeling ook enkele kleine inhoudelijke wijzigingen door voor de subsidie die in 2025 wordt verstrekt. Deze wijzigingen zijn ook van belang voor de beoordeling van de aanvragen en zijn daarom in het beoordelingskader doorgevoerd.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
S. Pronk, e.a., (2025). Factsheet jaarcijfers 2024 – Onderwijs en de transformatie van de JeugdzorgPlus, Academische Werkplaats Risicojeugd onderzoek. https://www.awrj.nl/actueel/onderwijs-en-de-transformatie-van-de-jeugdzorgplus-jaarcijfers-2024/
Het wordt aangeraden om de regiovisie zoveel mogelijk aan te laten sluiten op het bovenregionaal plan van de relevante coördinerende gemeente(n).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-23598.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.