Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2025, 22916 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2025, 22916 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 3, eerste lid, en 4 van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 11, derde lid, en 14, van het Kaderbesluit BZK-subsidies
Besluit:
Kaderbesluit BZK-subsidies;
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een vennootschap, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;
ondernemer die een onderneming in stand houdt waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt;
een onderneming of een instelling die in Aruba, Curaçao of Sint Maarten op grond van de Landsverordening toezicht kredietwezen Aruba, de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 Curaçao of de Landsverordening bank- en kredietwezen Sint Maarten, bevoegd is om kredieten of andere vormen van financiering aan te bieden aan het publiek.
1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een kredietverstrekker voor het sluiten van een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer die betrekking heeft op een bedrijfsborgstellingskrediet.
2. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een borgstelling voor de terugbetaling van een krediet dat de kredietverstrekker op grond van een kredietovereenkomst aan een MKB-ondernemer heeft verstrekt voor de duur van de kredietovereenkomst.
De minister beslist afwijzend op een subsidieaanvraag indien:
a. een kredietverstrekker een kredietovereenkomst sluit met een MKB-ondernemer die geen onderneming in stand houdt die in Aruba, Curaçao of Sint Maarten is gevestigd; of
b. de MKB-ondernemer het krediet niet aanwendt voor activiteiten op Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
1. Het subsidieplafond bedraagt € 6.100.000 per kalenderjaar.
2. De verdeling van het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid vindt plaats op basis van volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
De subsidie bestaat uit een borgstelling voor 90 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet, tot ten hoogste € 1,5 miljoen per MKB-ondernemer.
Het model voor de bedrijfsborgstellingsovereenkomst is opgenomen in de bijlage.
1. De beschikking tot verlenen van een subsidie aan een kredietverstrekker wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat binnen acht weken na de beschikking een bedrijfsborgstellingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen de Staat en de kredietverstrekker.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien tussen de Staat en de kredietverstrekker reeds een overeenkomst is gesloten.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 2 bevat in ieder geval:
a. gegevens over de aanvrager, waaronder:
1°. de naam van de organisatie;
2°. het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel en Nijverheid in Aruba, de Kamer van Koophandel en Industrie in Curaçao of de Kamer van Koophandel en Nijverheid in Sint Maarten;
3°. het post- en bezoekadres; en
4°. het (bank)rekeningnummer;
b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder:
1°. de naam;
2°. het telefoonnummer; en
3°. het e-mailadres;
c. een verklaring van de Centrale Bank van Aruba of de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten dat de aanvrager een kredietverstrekker is als bedoeld in artikel 1; en
d. een uittreksel uit het Handelsregister.
1. Deze regeling treedt in werking op een bij besluit van de minister te bepalen tijdstip dat voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten verschillend kan luiden.
2. Een ministerieel besluit als bedoeld in het eerste lid wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.
3. Onverminderd artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht publiceert de minister in 2027 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieregeling in de praktijk.
4. De regeling vervalt met ingang van 1 juli 2027, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling voor die datum zijn verstrekt of aangevraagd.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 27 juni 2025
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, E. van Marum
Overeenkomst tussen:
1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
2. [...], hierna te noemen: de kredietverstrekker,
Partijen zijn het volgende overeengekomen:
1. De begrippen die in het Kaderbesluit BZK-subsidies en de Regeling Borgstelling MKB-kredieten Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn gedefinieerd hebben in deze overeenkomst de in deze regelingen gegeven betekenis.
2. Voorts wordt in deze overeenkomst verstaan onder:
krediet of een deel van een krediet waarvoor de Staat niet borg of garant staat op grond van de Regeling Borgstelling MKB-kredieten Aruba, Curaçao en Sint Maarten;
een rechtspersoon waaraan de kredietverstrekker direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft of voor het handelen waarvan de kredietverstrekker volledig aansprakelijk is, en die als kredietverstrekker-gelieerde is vermeld in artikel 24 van deze overeenkomst;
krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 5 is getoetst en gemeld;
één onderneming of alle ondernemingen die ten minste één van de volgende banden met elkaar onderhouden, waarbij ondernemingen die via één of meer andere ondernemingen één van de onder 1° tot en met 4° bedoelde banden onderhouden, ook als één onderneming worden beschouwd:
1°. één onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming;
2°. één onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;
3°. één onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met die onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming;
4°. één onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming;
bedrag dat de kredietverstrekker uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;
overeenkomst uit hoofde waarvan:
1°. de kredietverstrekker aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of
2°. de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de kredietverstrekker, of
3°. de kredietverstrekker tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de kredietverstrekker in een groep verbonden is of een kredietverstrekker-gelieerde, onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de kredietverstrekker-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de kredietverstrekker van invloed is;
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
1°. een MKB-ondernemer, die een natuurlijk persoon is en die niet langer dan drie jaar een onderneming in stand houdt;
2°. een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, tevens MKB-ondernemer, waarvan de bestuurder een natuurlijk persoon is die ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst direct of indirect de meerderheid van het geplaatst en gestort kapitaal houdt en deze meerderheid niet langer dan drie jaar houdt;
bedrijfsborgstellingskrediet dat uitsluitend wordt verstrekt aan een starter;
1°. uitwinning door de kredietverstrekker van de door de MKB-ondernemer aan de kredietverstrekker verstrekte zekerheden, zoals een redelijk handelend en bekwaam kredietverstrekker in het kader van een actief en winstgericht beleid zou hebben gedaan zonder borgstelling;
2°. onderhandse verkoop met toestemming van de kredietverstrekker door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder begrepen;
3°. executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer; en
4°. indien het faillissement van de MKB-ondernemer is uitgesproken of aan hem surseance van betaling is verleend de onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder;
een door een kredietverstrekker aan een ondernemer in rekening gebracht percentage van de lening, waarvan de hoogte gelijk is voor alle door de desbetreffende kredietverstrekker op dezelfde dag afgesloten of af te sluiten leningen met dezelfde looptijd. Indien een dergelijk percentage niet beschikbaar is, zal in overleg met de kredietverstrekker een ander redelijk, transparant en verifieerbaar percentage worden vastgesteld.
De Staat stelt zich borg ten behoeve van de kredietverstrekker voor de terugbetaling van bedrijfsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit BZK subsidies en de Regeling Borgstelling MKB-kredieten Aruba, Curaçao en Sint Maarten en deze overeenkomst door de kredietverstrekker worden verstrekt, met dien verstande dat deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.
1. De toepasselijkheid van deze borgstellingsovereenkomst op een krediet of een deel van een krediet kan uitsluitend worden ingeroepen:
a. indien het krediet is gemeld als bedoeld in artikel 5;
b. indien de in artikel 3.11.4., eerste lid, van Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies vastgestelde eenmalige provisie, door de kredietverstrekker aan de Staat is betaald binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst;
c. indien en voor zover door de melding, bedoeld onder a, de som van de in een kalenderjaar gemelde kredieten of delen daarvan de door de minister op grond van artikel 5 van de Regeling Borgstelling MKB-kredieten Aruba, Curaçao en Sint Maarten met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde meldingslimiet niet is overschreden;
d. indien de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan de MKB-ondernemer, niet zijnde een natuurlijke persoon, zich borg heeft gesteld voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt, tot aan een bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000;
e. indien het bedrijfsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan het tekort aan zekerheden dat bij de kredietverstrekker ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;
f. indien de kredietovereenkomst in schriftelijke vorm is aangegaan;
g. indien in de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt een verplichting voor de MKB-ondernemer is opgenomen om alle medewerking te verlenen aan het uitoefenen door de Staat van de in artikel 19, eerste lid, genoemde bevoegdheden;
h. indien de kredietverstrekker in de door zijn gesloten borgstellingsovereenkomst met betrekking tot de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de Staat heeft opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de Staat en de kredietverstrekker geen bedingen heeft opgenomen, ertoe leidende dat:
1°. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken,
2°. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek;
i. indien door de kredietverstrekker gelijktijdig met het sluiten van de kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan de MKB-ondernemer wordt verstrekt, met de MKB-ondernemer een kredietovereenkomst is gesloten uit hoofde waarvan de MKB-ondernemer over een financieringsfaciliteit beschikt, die niet bestemd is en niet gebruikt wordt voor de aflossing van financieringsfaciliteiten waarover de MKB-ondernemer beschikt bij de kredietverstrekker of een kredietverstrekker-gelieerde of aan een rechtspersoon waarmee de kredietverstrekker in een groep verbonden is;
j. indien de financieringsfaciliteit, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, ten minste 100 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, of,
1°. ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was;
2°. ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat per kalenderjaar het bedrag van € 250.000 niet overschrijdt, indien de kredietverstrekker bij de melding, bedoeld in artikel 5, heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken;
k. indien de looptijd van de onder j bedoelde financieringsfaciliteit ten minste even lang is als de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet;
l. de kredietverstrekker in de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan de MKB-ondernemer over de financieringsfaciliteit, bedoeld in onderdeel i, beschikt, een beding heeft opgenomen, waarmee geborgd wordt dat de financieringsfaciliteit gedurende de gehele looptijd, bedoeld in onderdeel k, ten minste het op grond van onderdeel j van toepassing zijnde percentage van het bedrijfsborgstellingskrediet blijft bedragen.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen j en l, worden mede in aanmerking genomen de bedragen die een kredietverstrekker-gelieerde gelijktijdig met de gesloten kredietovereenkomst aan de MKB-ondernemer worden verstrekt, indien de zekerheden van de kredietverstrekker-gelieerde ter zake van die bedragen mede strekken tot zekerheid van de kredietverstrekker.
Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet aan de volgende criteria zijn voldaan:
1. de MKB-ondernemer:
a. beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn onderneming op economisch verantwoorde wijze te drijven;
b. is in Aruba, Curaçao of Sint Maarten gevestigd en wendt het krediet aan voor activiteiten op Aruba, Curaçao of Sint Maarten;
c. houdt geen onderneming in stand waarvan de laatste jaaromzet voor 50 procent of meer is verkregen, of, indien de onderneming nog geen heel jaar is gedreven, waarvan de omzet naar verwachting voor 50 procent of meer zal worden verkregen, uit:
1° de uitoefening van het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf, of het financieren van een of meer andere ondernemingen, of
2° het verwerven, vervreemden, beheren of exploiteren van onroerende zaken of het ontwikkelen van onroerende zaakprojecten;
d. houdt geen onderneming in stand:
– waartegen een collectieve insolventieprocedure loopt of
– die voldoet aan de criteria om op verzoek van zijn schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen;
e. beschikt niet over een door een andere kredietverstrekker verstrekte kredietfaciliteit, waarvoor de Staat op grond van deze regeling borg staat.
2. Er is een tekort aan zekerheden bij de MKB-ondernemer, waardoor de kredietverstrekker, oordelend zoals een redelijk handelend en bekwaam kredietverstrekker in het kader van een actief en winstgericht beleid zou hebben gedaan zonder borgstelling, het krediet niet geheel voor eigen rekening en risico kan verstrekken;
3. De rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend.
1. De kredietverstrekker stelt de Staat in kennis van een voorgenomen verstrekking van een krediet onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie.
2. Indien de voorgenomen verstrekking van het krediet naar het oordeel van de Staat voldoet aan de in artikel 3, eerste lid, onderdeel d tot en met l, en tweede lid, bedoelde voorwaarden, wordt de borgstelling voor dit krediet verleend op grond van deze overeenkomst. De Staat bericht de kredietverstrekker hierover binnen drie weken na ontvangst van de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, onder vermelding van de omvang en looptijd van de borgstelling.
3. De borgstelling wordt verleend onder de voorwaarde dat de kredietverstrekker een melding doet overeenkomstig het vijfde lid, de provisie bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, heeft betaald en de som van de in een kalenderjaar gemelde kredieten of delen daarvan niet hoger zijn dan het door de minister op grond van artikel 4 van de Subsidieregeling Borgstelling MKB-kredieten Aruba, Curaçao en Sint Maarten met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde subsidieplafond.
4. Indien het naar het oordeel van de Staat niet noodzakelijk wordt geacht dat de kredietverstrekker de Staat in kennis stelt van voorgenomen kredietvertrekkingen overeenkomstig het eerste lid, geldt de procedure van het vijfde lid. De Staat bericht de kredietverstrekker hierover.
5. De bank meldt het krediet of het deel van het krediet waarop deze bedrijfsborgstellingsovereenkomst van toepassing is binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst aan de Staat onder de gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie. De Staat bevestigt de ontvangst van een melding binnen 35 dagen na ontvangst.
6. Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, is de volgorde van ontvangst door de Staat van de meldingen, bedoeld in het vijfde lid, bepalend.
1. Het tarief van de provisie bedraagt voor een kredietovereenkomst met een MKB-ondernemer eenmalig:
a. het percentage conform dat voor de MKB-ondernemer in artikel 3.11.4, eerste lid, onder a, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van niet langer dan twee jaar;
b. het percentage conform dat voor de MKB-ondernemer in artikel 3.11.4, eerste lid, onder b, van de Regeling EZK- en LNV-subsidies indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan twee jaar, maar niet langer dan zes jaar, en
c. het percentage conform dat voor de MKB-ondernemer in artikel 3.11.4, eerste lid, onder c, van de Regeling EZK- en LNV-subsidies indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan zes jaar, maar niet langer dan twaalf jaar.
2. Over de wijze van facturering en betaling van de provisie, bedoeld in het eerste lid, maakt de kredietverstrekker procesafspraken met de minister.
3. Indien overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een provisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de kredietverstrekker, wordt de provisie door de Staat terugbetaald aan de kredietverstrekker mits de kredietverstrekker binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de Staat heeft gedaan.
1. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een bedrijfsborgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet het totaal van de bedrijfsborgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer een bedrag van € 1.500.000 niet overschrijdt.
2. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een starters-borgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van dit krediet het totaal van de starters-borgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer een bedrag van € 250.000 niet overschrijdt.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt een bedrijfsborgstellingskrediet dat is verstrekt aan een andere MKB-ondernemer ten behoeve van een onderneming voor het drijven waarvan de MKB-ondernemer volledig aansprakelijk is, geacht aan de MKB-ondernemer te zijn verstrekt.
4. Voor de toepassing van het eerste lid is de toestand op het tijdstip onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt bepalend.
5. Voor de toepassing van het eerste lid worden bedrijfsborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 5 zijn gemeld, slechts voor het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 8 en 9 berekende gedeelte van die bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen;
6. In afwijking van het eerste lid overschrijdt het totaal van de bedrijfsborgstellingskredieten per kalenderjaar een bedrag van € 250.000 niet, indien de kredietverstrekker heeft aangegeven van de mogelijkheid, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel j, subonderdeel 2°, gebruik te maken.
1. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt het na toepassing van artikel 7 in aanmerking te nemen bedrijfsborgstellingskrediet na verloop van ieder kalenderkwartaal verminderd met een zodanig vast bedrag, dat het bedrijfsborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van 6 jaar, nihil bedraagt.
2. Voor de toepassing van het eerste lid geldt in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste twaalf jaar indien:
a. het bedrijfsborgstellingskrediet uitsluitend is bestemd voor de betaling van de kosten van de stichting, van de aankoop of van de verbouwing van een onroerende zaak,
b. deze onroerende zaak voor ten minste de helft bestemd is te worden gebruikt voor de onderneming van de MKB-ondernemer, en
c. de kredietverstrekker met betrekking tot de onder a bedoelde kosten financieringsfaciliteiten verstrekt die een bedrag van ten minste 100 procent van de in onderdeel a bedoelde kosten belopen, dan wel, indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet of een bedrijfsborgstellingskrediet dat per kalenderjaar het bedrag van € 250.000 niet overschrijdt, indien de kredietverstrekker bij de melding, bedoeld in artikel 5, heeft aangegeven hiervan gebruik te maken, 33,3 procent van dit bedrijfsborgstellingskrediet.
3. Voor de toepassing van het eerste lid vangt het eerste kalenderkwartaal uiterlijk aan op de eerste dag van het vierde kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.
4. Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt voor de betaling van de kosten van de stichting of verbouwing van een onroerende zaak, het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt uiterlijk aanvangt op de eerste dag van het achtste kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.
5. De kredietverstrekker kan de vermindering, bedoeld in het eerste lid, gedurende een periode van ten minste een kalenderkwartaal opschorten indien:
a. de kredietverstrekker voor ten minste de duur van de opschorting uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet,
b. de kredietverstrekker uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van alle financieringsfaciliteiten gedurende de duur van de opschorting, dan wel uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van een gedeelte van de financieringsfaciliteiten, waarbij de som van de aflossingsbedragen ten minste even groot is als de som van de aflossingsbedragen waarvoor de kredietverstrekker uitstel verleent als bedoeld onder a, of, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan:
1° .een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was, ten minste 33,3 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de kredietverstrekker uitstel verleent als bedoeld onder a; of
2° .een MKB-ondernemer en sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat per kalenderjaar het bedrag van € 250.000 niet overschrijdt, indien de kredietverstrekker bij de melding, bedoeld in artikel 5, heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken, ten minste 33,3 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de kredietverstrekker uitstel verleent als bedoeld onder a.
c. de kredietverstrekker de opschorting meldt binnen 35 dagen na aanvang van de opschorting onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie. De minister bevestigt de melding binnen 35 dagen na ontvangst.
8. De in het zevende lid bedoelde opschorting van de vermindering vindt ten hoogste voor een totaal van acht kalenderkwartalen plaats. De opschorting van de vermindering vindt ten hoogste voor een totaal van twaalf kalenderkwartalen plaats indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een starter.
9. Indien een bedrijfsborgstellingskrediet wordt aangewend voor herfinanciering van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat eerder is gebruikt voor de in het tweede lid, onder a en b genoemde doelen, en tevens is voldaan aan het tweede lid, onder b en c, is de nieuwe periode ten hoogste gelijk aan de periode waarvoor het bedrijfsborgstellingskrediet nog zou hebben gelopen zonder herfinanciering, indien en voor zover deze restperiode meer bedraagt dan zes jaar.
10. Voor de toepassing van het zesde lid wordt onder een onroerende zaak mede begrepen bedrijfspanden, schepen en vliegtuigen, alsmede ieder goederenrechtelijk recht dat omvat het uitsluitend gebruik van een onroerende zaak, met inbegrip van bovenbedoelde schepen en vliegtuigen.
1. De vermindering van de borgstelling, bedoeld in artikel 8, wordt geschorst met ingang van de dag waarop het bedrijfsborgstellingskrediet is opgeëist.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering van de borgstelling pas geschorst door de aanvang van de uitwinning, indien met die uitwinning geen aanvang is gemaakt binnen twee maanden na de dag waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet door de kredietverstrekker is opgeëist.
3. De vermindering van de borgstelling wordt tevens geschorst zolang de MKB-ondernemer in staat van faillissement verkeert of aan hem surseance van betaling is verleend.
1. De kredietverstrekker kan, zodra er sprake is van een wanbetaling onder een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt, een verzoek doen aan de Staat tot betaling uit hoofde van deze borgstellingsovereenkomst. Dit verzoek wordt ingediend in ieder geval binnen negen maanden na de datum waartegen het krediet is opgeëist of, indien dit eerder is, na datum van faillissement.
2. Voor de toepassing van het eerste lid is sprake van wanbetaling wanneer een MKB-ondernemer een achterstand heeft van meer dan 90 kalenderdagen in de betaling van een verplichting onder een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt.
3. Het verzoek wordt ingediend onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie.
4. De minister bevestigt de ontvangst van het verzoek om betaling binnen 35 dagen na de ontvangst en reageert op het verzoek binnen negen maanden na de bevestiging.
1. De omvang van de borgstelling bedraagt per MKB-ondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van het overeenkomstig artikel 10 ingediende verzoek uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is, doch
a. ten hoogste 90 procent van de met toepassing van de artikelen 7, 8, en 9 berekende omvang van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten, en
b. ten hoogste de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte financieringsfaciliteiten van de kredietverstrekker voor de MKB-ondernemer.
2. In afwijking van het eerste lid, onder b, bedraagt de omvang van de borgstelling:
a. indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet: ten hoogste drie maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte financieringsfaciliteiten van de kredietverstrekker voor de MKB-ondernemer;
b. ten hoogste drie maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte financieringsfaciliteiten van de kredietverstrekker voor de MKB-ondernemer indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel j, subonderdeel 2°;
3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden als financieringsfaciliteiten mede in aanmerking genomen:
a. de bedragen die een kredietverstrekker-gelieerde uit hoofde van een overeenkomst aan de MKB-ondernemer ter leen verstrekt of zal verstrekken, en
b. de verplichtingen die een kredietverstrekker-gelieerde tegenover een derde, niet zijnde een andere kredietverstrekker-gelieerde of een rechtspersoon waarmee de kredietverstrekker in een groep verbonden is, onherroepelijk is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel f, 3°, indien de zekerheden van de kredietverstrekker-gelieerde ter zake van de in dit lid bedoelde bedragen en verplichtingen mede strekken tot zekerheid van de kredietverstrekker.
1. De minister betaalt hetgeen de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met het oog op de door de kredietverstrekker in zijn verzoek bedoelde bedrijfsborgstellingskrediet verschuldigd is.
2. Voor zover de kredietverstrekker bij zijn verzoek om betaling aannemelijk maakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het, oordelend zoals een redelijk handelend en bekwaam kredietverstrekker in het kader van een actief en winstgericht beleid zou hebben gedaan zonder borgstelling, noodzakelijk maakten de andere financieringsfaciliteiten sterker in omvang terug te brengen dan de bedrijfsborgstellingskredieten, blijft artikel 11, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, buiten toepassing.
3. De Staat is niet verplicht tot betaling op het verzoek van de kredietverstrekker:
a. indien de kredietverstrekker of de kredietverstrekker-gelieerde niet voldaan heeft aan een verzoek als bedoeld in artikel 19, eerste lid;
b. indien de kredietverstrekker in het kader van het verzoek gegevens heeft verstrekt, waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op het verzoek zou hebben geleid;
c. indien niet is voldaan aan artikel 20, eerste lid.
4. Betalingen door de Staat aan de kredietverstrekker en door de kredietverstrekker aan de Staat geschieden door debitering respectievelijk creditering door de kredietverstrekker van een rekening die de kredietverstrekker zal aanhouden ten name van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met vermelding van ‘verliesdeclaraties’.
1. Gedurende vijf jaar nadat de kredietverstrekker uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet door de Staat is betaald, is de kredietverstrekker gehouden die pogingen in het werk te stellen om namens de Staat het door de Staat betaalde bedrag in te vorderen, die de kredietverstrekker in het werk zou hebben gesteld indien het krediet voor eigen rekening en risico door de kredietverstrekker zou zijn verstrekt. De Staat machtigt met het oog hierop de kredietverstrekker tot invordering bij de kredietnemer van de door deze aan de Staat verschuldigde bedragen.
2. De kredietverstrekker zendt binnen drie maanden na afloop van de in het eerste lid bedoelde periode de minister een overzicht van de door zijn ondernomen activiteiten, waarin de door de minister vastgestelde informatie is opgenomen.
1. Indien een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 10 is ingediend op een moment, waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, brengt de kredietverstrekker de minister ten minste jaarlijks verslag uit over de voortgang van de uitwinning.
2. De minister kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn nadere gegevens van de kredietverstrekker verlangen.
1. De kredietverstrekker betaalt de vanaf het moment van de indiening van een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 10 ontvangen opbrengsten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet binnen twee maanden na ontvangst aan de Staat.
2. Voor zover de opbrengsten na de aanvang van de periode, bedoeld in artikel 13, eerste lid, ontvangen zijn wordt de in het eerste lid bedoelde betalingsverplichting beperkt tot 80 procent van de ontvangen opbrengsten, tenzij opbrengsten ontvangen zijn uit hoofde van uitwinning van zekerheden.
3. De kredietverstrekker zal de rekening, bedoeld in artikel 12, vierde lid, per de datum van verzending van het verzoek, bedoeld in artikel 10, en binnen twee maanden na die datum, debiteren voor het bedrag waarvoor betaling wordt gevraagd, vermeerderd met een rente over de periode die verstreken is sinds de dag waarop de vermindering, bedoeld in artikel 8, op grond van artikel 9 is geschorst.
4. De kredietverstrekker zal de rekening op de datum van de reactie van de minister, bedoeld in artikel 10, vierde lid, en binnen twee maanden na die datum crediteren of debiteren voor respectievelijk het voor de Staat positieve of negatieve verschil tussen het bedrag waarvoor de rekening ingevolge het derde lid is gedebiteerd en het door de Staat blijkens de reactie, bedoeld in artikel 10, verschuldigde bedrag, vermeerderd met een over dat verschil te berekenen rente over de periode die is verstreken sinds de creditering of debitering, bedoeld in het derde lid, en de datum waarop de reactie is ontvangen.
5. De rente, bedoeld in het derde en vierde lid, is gelijk aan de zes maands Euribor op het moment van de indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 10.
1. De kredietverstrekker treft geen schuldregeling die inhoudt of mede inhoudt een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit een kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt, zonder voorafgaande toestemming van de minister. De minister kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden ten aanzien van de inhoud van een dergelijke regeling.
2. De minister beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid.
1. De verplichtingen van de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet vervallen door schuldvernieuwing, door schuldoverneming en – voor het gedeelte waarin subrogatie plaatsvindt – door subrogatie van derden in de rechten van de kredietverstrekker met betrekking tot het bedrijfsborgstellingskrediet, al dan niet voorafgegaan door verpanding van het bedrijfsborgstellingskrediet.
2. In afwijking van het eerste lid blijven de verplichtingen van de Staat met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet van kracht, indien:
a. de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt de onderneming en alle voor het drijven van de onderneming bestemde activa en passiva inbrengt of overdraagt aan een door de MKB-ondernemer voor het drijven van die onderneming opgerichte rechtspersoon,
b. de kredietverstrekker met de onder a bedoelde rechtspersoon een overeenkomst sluit als gevolg waarvan die rechtspersoon bij de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend de plaats inneemt van de MKB-ondernemer, en
c. de MKB-ondernemer zich naast de onder a bedoelde rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming door die rechtspersoon van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.
3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder rechtspersoon mede begrepen twee of meer rechtspersonen, indien die rechtspersonen gezamenlijk voldoen aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden en ieder van die rechtspersonen zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt.
Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de kredietverstrekker zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de kredietverstrekker de betalingsverplichting, bedoeld in artikel 15, eerste lid, niet is nagekomen.
1. De kredietverstrekker, en indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, tweede lid, en 11, derde lid, de kredietverstrekker-gelieerde, en de MKB-ondernemer voldoen aan hetgeen door de minister aangewezen bij zijn ministerie werkzame personen wordt verzocht, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het Kaderbesluit BZK-subsidies, de Regeling Borgstelling MKB-kredieten Aruba, Curaçao en Sint Maarten en deze overeenkomst, en met het oog op de nakoming door de Staat van op de Staat rustende internationaalrechtelijke verplichtingen, en voor zover het betrekking heeft op de uit het besluit of deze overeenkomst voortvloeiende zelfstandige verplichtingen van de kredietverstrekker of de kredietverstrekker-gelieerde op de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt of op de met deze MKB-ondernemer gesloten kredietovereenkomsten, omtrent:
a. het toegang verlenen tot door hen gebruikte plaatsen;
b. het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden;
c. het maken van kopieën van de onder b bedoelde gegevens en bescheiden;
d. het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen en
e. het verstrekken van inlichtingen.
2. Alleen in daartoe aanleiding gevende gevallen zal aan de kredietverstrekker, of indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, tweede lid, en 11, derde lid, aan de kredietverstrekker-gelieerde, of aan de MKB-ondernemer, gevraagd worden de in het eerste lid bedoelde inlichtingen ook door zijn accountant te doen verstrekken.
3. Van de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a, zal alleen gebruik worden gemaakt indien een ernstig vermoeden bestaat dat de kredietverstrekker, de kredietverstrekker-gelieerde of de MKB-ondernemer onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.
4. De kredietverstrekker stelt de minister binnen 35 dagen na kennisname op de hoogte van de volgende feiten en verstrekt daarbij de door de minister vastgestelde informatie:
a. vervroegde volledige aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet;
b. de verlening van surseance van betaling aan of de faillietverklaring van de MKB-ondernemer;
c. opeising van het bedrijfsborgstellingskrediet.
5. De kredietverstrekker meldt de Staat de indiening van een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de kredietverstrekker, dan wel een verzoek tot faillietverklaring van de kredietverstrekker.
1. Tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt en tijdens de uitwinning zal de kredietverstrekker waken over de belangen van de Staat als borg.
2. De kredietverstrekker zal er voor zorg dragen dat het bedrijfsborgstellingskrediet niet wordt gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan de kredietverstrekker die het bedrijfsborgstellingskrediet verstrekt, aan een kredietverstrekker-gelieerde of aan een rechtspersoon waarmee de kredietverstrekker in een groep verbonden is.
3. De kredietverstrekker zal tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verleend in de door zijn te sluiten overeenkomsten met allen, niet zijnde de Staat, die zich borg willen stellen voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend, een beding ten behoeve van de Staat opnemen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de Staat en de kredietverstrekker zal geen bedingen opnemen, ertoe leidende dat:
a. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken;
b. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.
4. De kredietverstrekker draagt er zorg voor dat de relaties tussen zijn en de bij zijn onderneming betrokkenen enerzijds, en de ondernemer aan wie een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt anderzijds transparant zijn.
Indien naar het oordeel van de minister de kans dat de toepasselijkheid van deze overeenkomst op een bedrijfsborgstellingskrediet of een deel van een bedrijfsborgstellingskrediet wordt ingeroepen in belangrijke mate wordt verkleind of indien naar het oordeel van de minister aannemelijk is dat daardoor het bedrag waarvoor de toepasselijkheid van deze overeenkomst wordt ingeroepen in belangrijke mate wordt verlaagd, kan de minister voor de toepassing van deze overeenkomst met betrekking tot dat krediet instemmen met een gemotiveerd verzoek van de kredietverstrekker om afwijking van deze overeenkomst.
Waar in deze overeenkomst sprake is van een vorm van communicatie geschiedt deze langs elektronische weg. De aanlevering door de kredietverstrekker kan in afwijking en bij wijze van alternatief en ter keuze van de kredietverstrekker ook geschieden in schriftelijke vorm en door aanlevering van een fysieke gegevensdrager.
1. De inwerkingtreding van een wijziging van het Kaderbesluit BZK-subsidies of de Regeling Borgstelling MKB-kredieten Aruba, Curaçao en Sint Maarten leidt te zelfder tijd tot een gelijke wijziging van deze overeenkomst.
2. Deze overeenkomst kan worden gewijzigd door een schriftelijke mededeling van de minister aan de kredietverstrekker.
3. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door de minister en de kredietverstrekker schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie hele kalendermaanden.
4. In afwijking van het derde lid kan deze overeenkomst door de minister met onmiddellijke ingang worden ontbonden, indien de kredietverstrekker in strijd heeft gehandeld met het gestelde in deze overeenkomst.
5. In afwijking van het derde lid kan de kredietverstrekker deze overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een termijn van een maand na publicatie in het Staatsblad van een wijziging van het Kaderbesluit BZK-subsidies, publicatie in de Staatscourant van een wijziging van de Regeling Borgstelling MKB-kredieten Aruba, Curaçao en Sint Maarten of een schriftelijke mededeling van de minister, inhoudende een wijziging van deze overeenkomst.
6. Deze overeenkomst eindigt van rechtswege door de intrekking van het Kaderbesluit BZK-subsidies of door intrekking van artikel 2, eerste lid, van de Regeling borgstelling MKB-kredieten Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
7. Wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging van deze overeenkomst heeft geen gevolg ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten, welke ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld en ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten die zijn of zullen worden verstrekt uit hoofde van een kredietovereenkomst die is aangegaan voor de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging.
8. Als het Kaderbesluit BZK-subsidies en artikel 2, eerste lid, van de Regeling borgstelling MKB-kredieten Aruba, Curaçao en Sint Maarten gelijktijdig worden ingetrokken en vervangen door materieel identieke wettelijke voorschriften in een andere algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling dan is het zesde lid niet van toepassing.
9. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
Kredietverstrekker-gelieerde in de zin van artikel 1, tweede lid, onder b, van deze overeenkomst is (zijn):
a. (...)
b. (... etc.)
Getekend te ’s-Gravenhage op [datum]
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties [naam en functie vertegenwoordigers kredietverstrekker]
In het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn er beperkte mogelijkheden tot financiering voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) waardoor er in Aruba, Curaçao en Sint Maarten minder bedrijven zijn die kunnen doorgroeien door te investeren. Dit zorgt voor een rem op de groei van de economie en beperkt de mate van diversificatie van de economie. Het bedrijvenlandschap in Aruba, Curaçao en Sint Maarten bestaat voor het overgrote deel uit MKB-bedrijven. Het MKB is hiermee van wezenlijk belang voor de werkgelegenheid, concurrentiekracht en verdere economische groei. De Subsidieregeling Borgstellig MKB-kredieten Aruba, Curaçao, Sint-Maarten (hierna: de BMKB ACS) is bedoeld om het marktfalen (zoveel mogelijk) weg te nemen en het mogelijk te maken dat kredietverstrekkers in Aruba, Curaçao en Sint Maarten gebruik kunnen maken van dezelfde faciliteit als financiers in Nederland en Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De regeling kan bij lokale banken een financieringsdrempel wegnemen indien er zich een tekort aan zekerheden voordoet bij het verlenen van krediet aan MKB-bedrijven. Met het openstellen van deze regeling wordt bijgedragen aan een betere toegang tot kapitaal voor het MKB in Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
De onderhavige regeling ziet op de Borgstelling MKB-kredieten (hierna: BMKB), de subsidiemodule (garantieregeling) die voor Nederland is geregeld in titel 3.11 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. Omdat de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, op grond waarvan deze subsidiemodule is vastgesteld, geen grondslag biedt voor een uitbreiding van de werkingssfeer van die subsidiemodule naar de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten, is besloten een separate subsidieregeling op te stellen op grond van (artikel 2, onderdeel d, van) de Kaderwet overige BKZ-subsidies. Voor de onderhavige regeling is inhoudelijk zoveel mogelijk aangesloten bij de (Nederlandse) BMKB, die ook geldt voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regeling. Ook wordt op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een reserve aangehouden. De middelen zijn afkomstig van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en worden overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (zie hiervoor paragraaf 4). Evenals de BMKB wordt de BMKB ACS uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Zie hiervoor paragraaf 3.
De BMKB ACS heeft tot doel dat kredietverstrekkers in Aruba, Curaçao en Sint Maarten gebruik kunnen maken van dezelfde faciliteit als kredietverstrekkers in Nederland en Caribisch Nederland. Met het openstellen van deze regeling wordt bijgedragen aan een betere toegang tot kapitaal in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en wordt de economische groei in deze drie landen bevorderd.
Onder de BMKB ACS verstrekt de minister een subsidie in de vorm van een borgstelling aan de kredietverstrekker. De borgstelling aan de kredietverstrekker heeft betrekking op de lening van de kredietverstrekker aan de MKB-ondernemer. Een MKB-ondernemer in de zin van deze regeling is ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt. Kleine en middelgrote ondernemingen zijn ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen en/of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Hierbij is aangesloten bij de definities die gelden in Nederland. In de praktijk zal dit ertoe leiden dat vrijwel alle ondernemers in Aruba, Curaçao en Sint Maarten MKB-ondernemer in de zin van deze regeling zijn. Dat maakt deze regeling dus breed toegankelijk. Daarnaast zijn er geen administratieve lasten voor de ondernemer. Het is aan de kredietverstrekker om de lening (al dan niet op verzoek van de MKB-ondernemer) onder de borgstelling te brengen. De kredietverstrekker zal zelf uiteindelijk niet de begunstigde van de subsidie zijn, maar de MKB-ondernemer aan wie de kredietverstrekker krediet verschaft. De Staat verleent een borgstelling van 90% over kredieten afgegeven door kredietverstrekkers van maximaal € 1,5 miljoen per krediet. Van de aan te trekken financiering kan 50% worden gedekt door de borgstelling. Die borgstelling bedraagt 90%. Dat betekent dat netto 45% van het geleende bedrag gedekt is. De BMKB ACS is enkel gericht op financiering met vreemd vermogen.
Starters kunnen ook gebruik maken van de BMKB ACS onder de reguliere voorwaarden. Daarnaast biedt de regeling extra mogelijkheden voor starters en klein krediet (beide tot € 250.000) waarbij het krediet dat onder de borgstelling wordt gebracht maximaal 75% van de aan te trekken financiering mag zijn. Ook mag de start van de aflossingstermijn later aanvangen dan onder het reguliere BMKB ACS en mag de lening in overleg met de kredietverstrekker vaker opgeschort worden.
In het geval van opeising van het krediet door de kredietverstrekker bij de MBK-ondernemer, meldt de kredietverstrekker zich rechtstreeks bij RVO om de borg te claimen. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 2.3.
De BMKB ACS wordt opgezet om de mogelijkheden tot kredietverlening door kredietverstrekkers aan MKB-bedrijven met onvoldoende zekerheden te vergroten. Wezenlijk element van de regeling is dat MKB-bedrijven over voldoende rentabiliteits- en continuïteitsperspectief dienen te beschikken alvorens een kredietverstrekker een krediet onder de BMKB ACS mag brengen. Kredietverstrekkers kunnen met behulp van de subsidieregeling het dekkingstekort op de kredietverlening reduceren. De kredietverstrekker sluit hiertoe een overeenkomst met de Staat. Hierin wordt hoofdzakelijk geregeld welke eisen aan de borgstellingsovereenkomst en de MKB-ondernemer worden gesteld.
Als extra waarborg is, door opname in de met de nieuwe toetreders te sluiten bedrijfsborgstellingsmodelovereenkomst, voorzien dat alle voorgenomen bedrijfsborgstellingskredieten vooraf aan de minister ter goedkeuring moeten worden voorgelegd. Nadat de minister goedkeuring heeft verleend, en aan enkele andere vereisten is voldaan, is de borgstelling tot stand gekomen. Indien RVO, namens de minister, tot de conclusie komt dat de financieringen die onder de BMKB ACS gebracht zijn, stabiel en conform de kwaliteit zijn, kan RVO besluiten om te volstaan met een voorafgaande melding in plaats van een goedkeuring van de kredietovereenkomsten.
De kredietverstrekker is eenmalig provisie verschuldigd aan de Staat na het verstrekken van krediet aan een MKB-ondernemer op grond van deze regeling.
In Aruba, Curaçao en Sint Maarten houden respectievelijk de Centrale Bank van Aruba en de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten toezicht op het bank- en kredietwezen. Alleen kredietverstrekkers die onder de werking van de landsverordening toezicht kredietwezen Aruba, de landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 Curaçao of de landsverordening bank- en kredietwezen Sint Maarten vallen worden aangemerkt als kredietverstrekker in de zin van de regeling en komen in aanmerking voor subsidie. Daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen banken en andere kredietverstrekkers.
In geval van verlies op kredietverlening door faillissement of kredietopeising dient de kredietverstrekker een verliesdeclaratie in bij RVO. Deze verliesdeclaratie bevat een toelichting op kredietverlening en gevoerd kredietbeheer, daarnaast is er een opgave opgenomen van uitstaande bedragen en uitwinningsopbrengsten. Aan de hand van de ingediende verliesdeclaratie controleert RVO vervolgens of kredietverlening, kredietbeheer en claimbedrag voldoen aan de bepalingen zoals opgenomen in de borgstellingsovereenkomst.
RVO zal de subsidies in mandaat verstrekken namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarnaast is de gemandateerde ambtenaar gemachtigd om namens de Staat de borgstellingsovereenkomst te sluiten. RVO is betrokken geweest bij de totstandkoming van de regeling, heeft positief geadviseerd over het inzetten van deze regeling voor het ondersteunen van bedrijven op Aruba, Curaçao en Sint Maarten en acht deze uitvoerbaar.
De kredietverstrekkers verstrekken de BMKB ACS (het krediet) en de daarbij behorende garantie. Voorafgaand aan het verstrekken van een BMKB ACS legt de kredietverstrekker deze ter toetsing aan RVO voor, zie hierover paragraaf 2.2. Bij een verliesdeclaratie wordt achteraf door RVO getoetst of de BMKB ACS rechtmatig is verstrekt.
Naar verwachting zullen, gelet op de uitvoering van de BMKB in Nederland en Bonaire, Sint Eustatius en Saba, per jaar ongeveer 50 BMKB ACS worden verstrekt. De tijdsbesteding per BMKB ACS is ongeveer 1 uur en 32 minuten. De totale tijdsbesteding komt dus neer op circa 77 uur Uitgaande van een uurtarief van € 57 komen de geraamde administratieve lasten voor kredietverstrekkers uit op circa € 4.389. Voor een BMKB ACS-lening is er geen extra regeldruk voor MKB-ondernemers ten opzichte van een normale lening.
Een concept van deze regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Gelet op het Toetsingskader risicoregelingen Rijksoverheid bij de BMKB ACS en de ervaringen met de BMKB in Nederland en Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt voor de BMKB ACS uitgegaan van 50 verstrekkingen per jaar met een gemiddeld bedrag van € 135.000.
Er wordt een risicovoorziening van € 800.000 opgezet en overgeheveld vanuit het Ministerie van EZ zodat een eventueel zeer ongunstig scenario hiermee gedekt is. Verder is er tot en met 2027 een € 361.000 kasreeks voor de BMKB ACS aangelegd die wordt gedekt uit de BMKB. Deze middelen blijven gedurende de gehele looptijd op hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties van de Rijksbegroting staan. De premieontvangsten worden ook op hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties geboekt en gestort in de risicovoorziening.
Verder stelt het Ministerie van EZ jaarlijks voor een periode van vijf jaar uit de BMKB een verplichtingenbudget beschikbaar van € 6,1 miljoen voor de BMKB ACS. Deze wordt ook overgeheveld naar hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties. Dit bedrag is bestemd als het jaarlijkse garantieplafond voor deze regeling. De regeling zal in 2027 worden geëvalueerd waarbij onder meer zal worden gekeken naar de effectiviteit van de regeling en het financieringsmodel. Bij een negatieve evaluatie worden de resterende middelen aan het Ministerie van EZ teruggegeven. Deze evaluatie zal gelijktijdig worden uitgevoerd met de evaluatiecyclus van de BMKB in Nederland.
De regeling is kostendekkend. Mocht er in een jaar een lagere schade dan € 361.000 zijn, wordt het resterende positieve saldo van de kasreeks toegevoegd aan de risicovoorziening.
Tussen 10 februari 2025 en 16 maart 2025 kon via www.internetconsultatie.nl worden gereageerd op de conceptregeling, welke beschikbaar was gesteld in het Nederlands, Engels en Papiaments. Er zijn in totaal tien reacties ontvangen, waarvan er acht openbaar zijn. Indieners van de reacties zijn onder meer (de centrale) banken in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en de Vereniging van Bedrijfsleven Curaçao.
In alle binnengekomen reacties wordt de komst van de subsidieregeling positief ontvangen. De noodzaak voor het vergroten van de mogelijkheden tot financiering voor het MKB in Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt onderschreven.
Naar aanleiding van reacties over de reikwijdte van de regeling, het begrip ‘kredietverstrekker’, de looptijd en de omvang van het bedrijfsborgstellingskrediet zijn de artikelen 1, 3, 5 en 8 van de subsidieregeling aangescherpt en verhelderd. Daarnaast is in de toelichting uitgebreider uitgelegd op welke wijze de regeldruk van de regeling is berekend, wordt dieper ingegaan op de evaluatie van de regeling en is een toevoeging gedaan over de valuta waarin de subsidie kan worden uitbetaald.
Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben binnen de Europese Unie de status van Landen en Gebieden Overzee (hierna: LGO). Zij zijn geen onderdeel van de interne markt. Het gevolg van de LGO-status is dat het EU-recht slechts in beperkte mate van toepassing is. De regels met betrekking tot staatssteun, die zijn vastgelegd in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zijn niet van toepassing zijn op gebieden met de status van LGO zoals Aruba, Curaçao en Sint Maarten, noch op bedrijven die daar economisch actief zijn. Belangrijk is daarbij dat de subsidie daadwerkelijk ten goede komt aan ondernemingen die gevestigd zijn in de landen met een LGO-status en/of aan activiteiten op deze landen. Dit is in de regeling gewaarborgd door op te nemen dat de subsidie slechts kan worden aangewend voor in Aruba, Curaçao of Sint Maarten gevestigde ondernemingen en dat het krediet slechts wordt aanwend voor activiteiten in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
Inwerkingtreding van deze regeling zal bij besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geschieden. Om tot inwerkingtreding en vervolgens uitvoering van de regeling te komen dienen de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten hiermee in te stemmen. De reden hiervoor is dat deze subsidieregeling ziet op een autonome aangelegenheid van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Nederland kan daarmee niet zonder tot overeenstemming te komen over de uitvoering van de regeling overgaan tot openstelling van de regeling. Hiertoe zal een onderlinge regeling met elk van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten tot stand moeten komen. De te treffen onderlinge regeling is vormvrij. Doel is dat er een expliciete instemming van het desbetreffende land op papier staat alvorens wordt overgegaan tot het nemen van het besluit tot inwerkingtreding. Dit betekent dus dat het tijdstip van inwerkingtreding per land kan verschillen.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, wordt de subsidie verstrekt in de vorm van een borgstelling voor de terugbetaling van een krediet dat de kredietverstrekker op grond van een kredietovereenkomst aan een MKB-ondernemer heeft verstrekt voor de duur van de kredietovereenkomst. De subsidie wordt met andere woorden verleend in de vorm van een privaatrechtelijke borgstellingsovereenkomst. Dit impliceert dat al hetgeen de omvang van de borgstelling en de rechten en verplichtingen van de borg en de kredietinstelling betreft zal worden geregeld in die overeenkomst. Het model voor deze overeenkomst is opgenomen als bijlage bij artikel 6 van de regeling.
Naast de afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 12 en 13 van het Kaderbesluit BZK-subsidies, volgt uit artikel 3 dat een verzoek om subsidie wordt afgewezen indien een kredietverstrekker het krediet wil verstrekken aan een MKB-ondernemer die een onderneming in stand houdt die niet in Aruba, Curaçao of Sint Maarten is gevestigd of het krediet niet aanwendt voor activiteiten op Aruba, Curaçao of Sint Maarten. Een dergelijk krediet draagt niet bij aan de doelen waarvoor deze regeling wordt ingesteld. Daarnaast vloeit dit voort uit de EU-staatssteunregels. Zie hetgeen daarover is gemeld in het algemene deel van deze toelichting. Daarnaast wordt hiermee bewerkstelligd dat de toegang tot financiering ook daadwerkelijk de beoogde doelgroep bereikt, het MKB in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en dat het doel van de regeling, het bevorderen van economische groei van die landen door de verbetering van de toegang tot kapitaal voor het MKB, wordt behaald.
In dit artikel wordt het subsidieplafond bepaald. De garantieruimte bedraagt € 6.100.000 per jaar. De verdeling van dit subsidieplafond gebeurt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Uitbetaling van de subsidie kan plaatsvinden in Amerikaanse dollars, Arubaanse florin of Caribische guldens, waarbij gebruik wordt gemaakt van een vaste wisselkoers van het jaar van uitbetaling. Deze wordt jaarlijks vastgesteld op 1 januari.
Dit artikel bepaalt dat de overheidsborgstelling 90% is van het borgstellingskrediet.
In dit onderdeel is het model voor een bedrijfsborgstellingsovereenkomst tussen de Staat en de aangewezen kredietverstrekker geregeld, dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd. Zie hetgeen daarover is gemeld over de hoofdlijnen van de regeling in het algemene deel van deze toelichting.
Bij het verstrekken van subsidie in de vorm van een borgstelling, zal niet de kredietverstrekker zelf uiteindelijk begunstigde van de subsidie zijn, maar de MKB-ondernemers aan wie de kredietverstrekker krediet verschaft. Om deze driehoeksverhouding goed te kunnen regelen, zal een subsidie aan een kredietverstrekker altijd worden gevolgd door een uitvoeringsovereenkomst. In dit artikel is opgenomen dat de beschikking tot het verlenen van een subsidie aan een kredietverstrekker altijd wordt gevolgd door een uitvoeringsovereenkomst. Artikel 6 verwijst naar deze uitvoeringsovereenkomst.
Dit artikel ziet op de informatieverplichtingen voor de subsidieaanvrager. Het betreft de informatie die de kredietverstrekker moet aanleveren bij het aanvragen van de overeenkomst met de Staat. Om vast te stellen dat sprake is van een kredietverstrekker in de zin van deze regeling dient daartoe op grond van onderdeel c van dit artikel een verklaring van de Centrale Bank van Aruba dan wel de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten te worden verstrekt.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding, evaluatie en vervaltermijn van de regeling. In het algemene deel wordt ingegaan op de achtergrond van de hier gemaakte keuze voor inwerkingtreding bij besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In 2027 neemt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een besluit tot verlening of beëindiging van de subsidieregeling. De uitkomsten van de evaluatie van de subsidieregeling worden hierbij betrokken. De looptijd van de subsidieregeling hangt samen met de evaluatiecyclus van de BMKB in Nederland. De BMKB dient in 2027 te worden geëvalueerd, en er is voor gekozen om de BMKB ACS gelijktijdig te evalueren. Op deze manier kunnen de bevindingen van de evaluatie van de BMKB in Nederland indien passend ook worden doorgevoerd in de BMKB ACS-regeling.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, E. van Marum
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-22916.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.